Pabo Almere, Samenwerkingsverband van Hogeschool van Amsterdam en IPABO Amsterdam/Alkmaar Opleiding: Opleiding tot leraar basisonderwijs, bachelor Croho: 34808 Varianten: voltijd/deeltijd Visitatiedata: 20 en 21 februari 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juni 2008
2/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 29 31 34 38
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
43 44 51 55 56 59
3/59
4/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
5/59
6/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding tot leraar basisonderwijs in Almere van Hogeschool van Amsterdam (HvA) en Hogeschool IPABO Amsterdam/Alkmaar (IPABO) heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in december 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 20 en 21 februari 2008. Het panel bestond uit: De heer dr. J.H.A.M. Onstenk (voorzitter, domeinpanellid); Mevrouw C.H.H.M. Dautzenberg (domeinpanellid); De heer D. de Vries (studentpanellid); De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts (NQA-auditor); Mevrouw ing. I.J.M. de Jong (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 (brief AP/OKP/2007/46148) en de reactie van de NVAO daarop (brief NVAO/20073488/FV) is bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteit van de panels voor de visitaties van de PABO-opleidingen. In verband daarmee heeft voorafgaand aan de visitaties overleg plaatsgevonden met de NVAO over de samenstelling van de panels voor deze visitaties. Tijdens dat overleg zijn de samenstelling van de panels en de kwaliteit van de panelleden besproken. Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
7/59
1.2
Inleiding
Rond de eeuwwisseling kreeg Almere behoefte aan een eigen Pabo: de groei van de stad leidde tot een toenemend aantal basisscholen en grotere vraag naar leerkrachten. De Hogeschool van Amsterdam (HvA) en de IPABO Amsterdam/Alkmaar hebben daarop besloten een nieuwe pabo te starten in Almere. In de samenwerking is besloten dat alle personeelsleden van pabo Almere bij de HvA worden aangesteld. In 2001 is Pabo Almere gestart met een voltijd hbo-bacheloropleiding; in 2002 is daar een deeltijdopleiding bijgekomen. Daarnaast heeft de opleiding van 2002-2005 enkele cohorten zij-instromers opgeleid. In 2005-2006 is de opleiding gestart met een lichting verkorte deeltijd voor studenten met een afgeronde hbo- of wo-opleiding. Op 1 oktober 2007 heeft de opleiding 544 studenten, waarvan 315 in de voltijdvariant zitten en 229 in de deeltijdvariant. Binnen de deeltijdvariant studeren er 42 in verkorte deeltijd. De opleiding heeft 41 medewerkers (23.4 fte docenten en 7 fte ondersteunend en beheerpersoneel). 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode januari/februari 2008 inhoudelijk voor op het bezoek in februari 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
8/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. Specifieke werkwijze PABO-visitaties 2008 Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is de visitatie uitgebreid met een extra bezoekdag. Tijdens deze extra dag is dieper ingegaan op het hbo-niveau, door middel van intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken, toetsen, portfolio’s et cetera. Bovendien zijn er extra afstudeerproducten bestudeerd. Er zijn extra gesprekken gevoerd met (derde- en vierdejaars) studenten, docenten en externe begeleiders/beoordelaars. Tevens is er een extra gesprek gevoerd met docenten en externe begeleiders/beoordelaars over het gerealiseerde afstudeerniveau (zie bijlage 3: bezoekprogramma). Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde gesprekken op beide dagen is bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de vakinhoud (kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals gebruikelijk, aandacht besteed aan de docent-studentratio, het aantal contacturen, het aantal door studenten bestede uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de verbeteringen sinds de vorige visitatie. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in april 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in mei 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juni 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in juni 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
9/59
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk is gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
10/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding tot leraar basisonderwijs Voltijd Deeltijd Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Goed Goed Goed
Goed Goed Goed
Positief
Positief
Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
11/59
Doelstellingen opleiding Alle facetten bij dit onderwerp zijn voor beide varianten met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding tot leraar basisonderwijs Almere voor beide varianten derhalve positief. Programma De facetten 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.7 en 2.8 zijn voor beide varianten met goed beoordeeld. Aan facet 2.6 is door beide varianten voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding tot leraar basisonderwijs Almere voor beide varianten derhalve positief. Inzet van personeel Alle facetten bij dit onderwerp zijn voor beide varianten met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding tot leraar basisonderwijs Almere derhalve positief. Voorzieningen Alle facetten bij dit onderwerp zijn voor beide varianten met voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding tot leraar basisonderwijs Almere voor beide varianten derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Alle facetten bij dit onderwerp zijn voor beide varianten met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding tot leraar basisonderwijs Almere voor beide varianten derhalve positief. Resultaten Facet 6.1 is voor beide varianten met goed beoordeeld. Facet 6.2 is voor beide varianten met voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding tot leraar basisonderwijs Almere voor beide varianten derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
12/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
13/59
14/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De competenties van de leerkracht, zoals geformuleerd door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren, vormen de basis voor de bekwaamheidseisen die zijn vastgelegd in de Wet Beroepen in het onderwijs (Wet BIO). De opleiding hanteert deze bekwaamheidseisen als uitgangspunt voor de doelstellingen. Het gaat om de volgende zeven domeincompetenties: 1. Interpersoonlijk competent 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent 4. Organisatorisch competent 5. Competent in samenwerken met collega's 6. Competent in samenwerken met de omgeving 7. Competent in reflectie en ontwikkeling. • Landelijk zijn de hogescholen overeengekomen dat alle bacheloropleidingen tot leraar basisonderwijs werken met twee gemeenschappelijke uitstroomprofielen: profilering jonge kind en profilering oudere kind. Binnen elk profiel wordt ingezoomd op een van de specifieke leeftijdsgroepen, zowel vanuit ontwikkelingspsychologie, pedagogiek en didactiek als vanuit de specifieke vak- of leergebieden. • De opleiding heeft een Veldadviesraad (VAR) die bestaat uit negen leden met een relevante en actuele achtergrond, zo blijkt uit de cv´s die het panel heeft ingezien. Zij hebben een actieve rol bij de ontwikkeling van de opleiding. Uit notulen blijkt dat de VAR zich positief heeft uitgesproken over de competenties van de opleiding. • In samenspraak met het werkveld heeft de opleiding een eigen visie Profilering Pabo Almere (2006) op het beroepsprofiel geformuleerd, waarin de individuele ontwikkeling van het kind centraal staat. De opleiding wil leerkrachten opleiden die zich onderscheiden op vier kenmerken: Verbindt zich met kinderen, Onderzoekt, Ontwerpt onderwijs en Reflecteert en evalueert (VOOR). De opleiding werkt momenteel aan een eigen vertaling van deze kenmerken in de SBL-competenties. Het panel is positief over de keuzes die de opleiding heeft gemaakt bij de eigen profilering. • De opleiding participeert in verschillende netwerken en is aangesloten bij beroeps- en branchespecifieke organisaties, als VELON en het landelijk pabo-overleg. In het Europese project Comenius heeft Pabo Almere in mei 2007 op Malta een workshop verzorgd bij de conferentie Teacher education for responding to student diversity.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
15/59
•
Elke drie maanden vindt er overleg plaats met alle schoolbesturen in het primair onderwijs. De opleiding leidt, in overleg met de schoolbesturen, op voor de volgende denominaties: katholiek, protestants-christelijk en islamitisch. Verder is er ook overleg over de invulling van de differentiaties Daltononderwijs, Jenaplanonderwijs en cultuureducatie.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de Dublin Descriptoren en de hbo-kernkwalificaties als maatstaf voor het hbo-bachelorniveau. De opleiding heeft in een relatiematrix in het zelfevaluatierapport weergegeven hoe de Dublin Descriptoren zich verhouden tot de landelijke kwaliteitseisen en de eigen inkleuring daarvan. • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding per Dublin Descriptor weer waar het om gaat, hoe studenten dit leren en hoe het wordt beoordeeld. Per Dublin Descriptor zijn op drie niveaus (hoofdfasebekwaam, LIO-bekwaam en startbekwaam) indicatoren beschreven waaruit blijkt dat studenten aan de eisen voldoen. • De opleiding heeft op detailniveau alle Dublin Descriptoren gekoppeld aan de competenties. Uit de matrix blijkt dat alle Dublin Descriptoren in alle competenties verweven zijn. Een aantal voorbeelden: Kennis en inzicht is met name terug te vinden in de pedagogische competentie en de vakinhoudelijke en didactische competentie. Communicatie komt vooral voor in de inter-persoonlijke competentie, competent in samenwerken met een team en met de omgeving. Oordeelsvorming komt vooral voor in de pedagogische en vakinhoudelijke/didactische competentie. Leervaardigheden komen vooral voor in competent in het werken aan de eigen beroepsidentiteit. Toepassen van kennis en inzicht zit met name in de organisatorische competentie. • Het panel stelt vast dat de opleiding de koppeling met de eindkwalificaties en Dublin descriptoren adequaat heeft vastgelegd.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.
16/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit facet 1.1 blijkt dat de competenties van de opleiding landelijk zijn vastgesteld en dat de opleiding in overleg met de VAR werkt aan de inkleuring van de competenties voor de Pabo Almere volgens de VOOR-methodiek. • Uit facet 1.2 blijkt dat de eindkwalificaties het niveau van een hbo-opleiding weerspiegelen door de koppeling met de Dublin descriptoren. • De opleiding leidt studenten op tot leraar in het basisonderwijs. In de opleiding kunnen studenten kiezen voor de volgende denominaties: katholiek, protestants-christelijk en islamitisch. • De opleiding onderhoudt op verschillende manieren contacten met het beroepenveld. Zo is er een VAR die gesprekspartner is bij het toetsen van nieuwe plannen. De negen leden (directeuren van basisscholen en mentoren) komen gemiddeld vier keer per jaar bij elkaar, zo blijkt uit notulen. Daarnaast vindt er geregeld overleg plaats met educatieve instanties en diensten in de regio. Zo beheert de Pabo Almere samen met de regionale schoolbegeleidingsdienst een bibliotheek/mediatheek met educatieve materialen. • De verschillende vakdomeinen van de opleiding hebben contacten met externe diensten en aanbieders, bijvoorbeeld het Centrum voor Natuur en Milieueducatie, Stichting Gewoon Anders en de dienst Kunst Linie. Deze instellingen formuleren opdrachten voor studenten, verzorgen gastcolleges en excursies. • De opleiding borgt de contacten met het werkveld op diverse niveaus. Beleidsmatig en organisatorisch door het Bestuurlijk Overleg en de Veldadviesraad. Inhoudelijk en uitvoerend doordat alle opleidingsdocenten ook een rol als regiodocent vervullen. De regiodocent fungeert als relatiebeheerder tussen de opleiding en het werkveld. Hij heeft vaste scholen binnen zijn regio en bouwt op die manier een duurzame relatie op. Hij bezoekt de student in jaar 1 en 2 zeker vier keer per jaar in de praktijk. De opleiding doet daarnaast het aanbod aan de stage/ of opleidingsschool dat elke regiodocent elk studiejaar: vier keer in twee verschillende klassen de student bezoekt, vier keer een gesprek met de mentor, twee keer een gesprek met directeur of stagecoördinator, een keer een presentatie verzorgen in het schoolteam, een keer een evaluatiegesprek houden binnen de school en vier keer als coach een gesprek voeren met de student. Uit het gesprek met het panel blijkt dat de vertegenwoordigers van het werkveld tevreden zijn over het intensieve contact met de opleiding. Het panel is onder de indruk van de wijze waarop de opleiding de contacten met het werkveld onderhoudt.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
17/59
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma van de opleiding kent drie uitgangspunten: - De praktijk is leidend. Studenten ontwikkelen hun kennis zowel in de praktijk van het basisonderwijs als tijdens het onderwijs op de pabo. Stages beslaan ongeveer een derde van de opleidingstijd. - De vakdomeinen bepalen de inhoud. De inhoud van colleges wordt sterk bepaald door inhoudelijke eisen die vakdomeinen stellen, maar de inhoud sluit ook aan op vragen die van studenten komen. Het panel heeft lesmateriaal bestudeerd en stelt vast dat de kennisbasis die geboden wordt voor rekenen, taal en pedagogiek adequaat is. Vanwege de omvang van het af te dekken terrein bij specifieke vakgebieden als aardrijkskunde, geschiedenis, maatschappijleer, levensbeschouwing en geestelijke stromingen, educatievormen als verkeer, natuuren milieu- en ontwikkelingseducatie, biologie, natuurkunde, verzorging en techniek kiest Pabo Almere bij het brede domein Mens en Wereld voor een exemplarische wijze van werken. De keuze is gemaakt om meer de diepte in te kunnen gaan en om studenten de vaardigheden te laten ontwikkelen zelf snel en efficiënt de vakkennis op een bepaald terrein op niveau te krijgen. Studenten gaven in het gesprek met het panel aan dat ze nieuwe stof inderdaad snel tot zich kunnen nemen, bijvoorbeeld bij het lesgeven tijdens de stage. Een gevolg van de door Pabo Almere gemaakte keuze is, dat de vakkennis van bijvoorbeeld aardrijkskunde of geschiedenis minder direct herkenbaar in het programma is te zien. Wel is die terug te vinden in periodehandleidingen en de lesstof. Een deel van de vakkennis wordt exemplarisch aangeboden in het onderwijs, een ander deel verwerven studenten door zelfstudie. Met diagnostische toetsen kunnen studenten de tekorten in vakkennis op verschillende gebieden bepalen en aanvullen. De alumni die aangaven in het gesprek met het panel dat zij een kennisbasis op dit gebied missen, hebben niet het nieuwe aangepaste programma gevolgd. - Beroepsvaardigheden zijn dagelijkse praktijk. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden komt op verschillende manieren in het programma aan de orde: door uitwisseling van praktijkervaringen van studenten in tutor-uren en werkcolleges, feedback van mentoren, tutoren, vakdocenten, regiodocenten en
18/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
medestudenten. Door begeleiding en coaching, intervisie en videointeractiebegeleiding. De opleiding heeft een literatuurlijst waarin voor elk jaar verplichte en aanbevolen literatuur is opgenomen. De lijst wordt elk jaar geactualiseerd. De vakdocenten uit de domeinen en de opleidingscommissie spelen daarbij een belangrijke rol. De voorzitter van de examencommissie stelt de literatuurlijst vast. De literatuurlijst bevat vooralsnog geen Engelstalige- of internationale vakliteratuur. Het panel heeft de literatuurlijst bestudeerd en stelt vast dat er relevante en actuele literatuur in is opgenomen. De opleiding houdt zicht op actuele ontwikkelingen in het beroep door onder andere elk jaar themadagen en -weken voor voltijd- en deeltijdstudenten rond actuele onderwerpen te organiseren. Voorbeelden van themadagen zijn meervoudige intelligentie, jongens in het basisonderwijs, kind en media, Einsteingeneratie (verbinden met de belevingswereld van de Z@pp generatie) en de multiculturele samenleving. Verschillende vakdomeinen organiseren elk jaar voor het eerste leerjaar voltijd themaweken, zoals de reken-, taal-, veldwerk- en pedagogiekweek en voor het tweede leerjaar de theaterweek. Bij deeltijd worden deze programma’s geconcentreerd op twee avonden. Deze themaweken maken geen deel uit van het programma van de verkorte deeltijd. Maar het staat de verkorte deeltijd studenten wel vrij deel te nemen aan de themadagen en -weken. Ze maken hier ook gebruik van (bijv. pedagogiekweek). Het panel heeft het lesmateriaal bestudeerd en stelt vast dat voor een groot deel actuele thema´s in het onderwijs aan de orde komen. Voor actuele thema’s als ICT en interculturele communicatie in het onderwijs zijn geen aparte programma’s of modules. Deze thema’s heeft de opleiding veelal geïntegreerd in het reguliere onderwijs bij diverse vakdomeinen. De opleiding versterkt het contact met werkveldvertegenwoordigers door de speciale site op het intranet. De site biedt informatie en vraagt het werkveld zelf ideeën en voorstellen aan te leveren voor presentaties of (afstudeer-)onderzoeken. Naast de site onderhoudt de regiodocent contact met directeuren, stagecoördinatoren en mentoren. Hij geeft voorlichting in het schoolteam als daar behoefte aan is en evalueert jaarlijks de samenwerking. Uit het gesprek met vertegenwoordigers uit het werkveld heeft het panel vernomen dat het werkveld een grote rol speelt in de opleiding. Actualiteit wordt op deze manier als vanzelf geborgd in de opleiding. Stages beslaan een derde van het curriculum. Bij voltijd en deeltijd beslaat de stage tenminste veertig praktijkdagen, in de verkorte deeltijd zijn dat er tenminste zestig. In de propedeuse loopt de student een semester stage in de onderbouw en een semester in de bovenbouw van dezelfde school. In de hoofdfase van voltijd en deeltijd is de stage in het tweede jaar hetzelfde opgezet als in het eerste jaar, alleen kan er nu ook gekozen worden voor speciaal onderwijs. In het derde jaar specialiseren studenten zich in het jonge of oudere kind, waarbij studenten alleen stage lopen in de bouw van hun specialisatie. Ook kunnen studenten kiezen voor een denominatie (bijvoorbeeld katholiek) of voor een differentiatie (bijvoorbeeld daltononderwijs). Het eerste semester van het derde jaar kent bij voltijd en deeltijd tenminste 30 praktijkdagen. In het tweede semester hangt de omvang van de stage samen met de gekozen minor, waarbij standaard twee dagen stage/praktijk per week zijn opgenomen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
19/59
•
•
•
In het vierde jaar krijgen studenten in de LIO-stage verantwoordelijkheid voor een groep leerlingen en kiezen ze voor een blok-LIO in het tweede semester of een lint-LiO gedurende het gehele studiejaar. In beide opties beslaat de praktijk in het afstudeerjaar tenminste 90 dagen. Stagescholen hebben verschillende visies als het gaat om het opleiden van pabostudenten. Een aantal scholen kiest er voor om alleen leverancier van stageplaatsen te zijn, terwijl anderen het gericht opleiden van pabo-studenten als meerwaarde zien en hierin ook investeren door coaches op te leiden. De pabo stimuleert de intensievere vorm van samenwerken en vangt deze allemaal onder de noemer van ‘Opleiden in de school’. Deze visie op en invulling van ‘Opleiden in de school’ realiseert Pabo Almere tot nu toe binnen de bestaande kaders van bijvoorbeeld organisatie, studentbegeleiding, toetsing en beoordeling en kwaliteitszorg. Daarmee wijkt deze eigen visie af van de definitie die de Inspectie en de NVAO voor ‘Opleiden in de School’ hanteren en zijn de daarbij behorende criteria niet van toepassing. Afhankelijk van de richting van toekomstige ontwikkelingen bij de verschillende uitwerkingen van ‘Opleiden in de School’, zal Pabo Almere nagaan of tezijnertijd nieuwe kaders geformuleerd moeten worden in lijn met die van Inspectie en NVAO. Studenten leren vanaf het begin van de opleiding onderzoeken, van begeleid naar zelfstandig. De opleiding heeft bij aanvang van studiejaar 2007-2008 een doorlopende onderzoekslijn in alle jaren van het curriculum van de major geïmplementeerd. Ook tijdens de minoren doen studenten onderzoek. Zo werken zij met geselecteerde scholen aan onderwijsvernieuwing door onderzoek uit te voeren en ideeën en ontwikkelingen in de praktijk te toetsen. Het panel heeft de eerste resultaten van de versterkte onderzoekslijn in de opleiding gezien en is hier enthousiast over.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft er niet voor gekozen zelf leerdoelen af te leiden uit de competenties, wel worden voor alle competenties criterialijsten opgesteld. De student formuleert eigen leerdoelen en leervragen. De opleiding adviseert de student daarbij. Het programma biedt daarvoor genoeg ruimte middels tutorgroepen en contacten met docenten. De tutor borgt dat elke student aan alle competenties werkt. Daarnaast moet de student in het portfolio bewijs opnemen waaruit blijkt dat aan de competenties is gewerkt en de student een bepaald niveau heeft behaald. Het panel stelt op basis van gesprekken met de
20/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
studenten en tutoren en inzage in de portfolio’s vast dat de tutor goed in de gaten heeft waar studenten staan en waar ze zich nog moeten ontwikkelen. In termen van de taxonomie van Bloom benoemt de opleiding het niveau met: kennis en inzicht. Het niveau van de toepassing komt vooral aan de orde in de praktijk, waar kennis van het vakgebied gekoppeld wordt aan vakdidactiek. De opleiding wil dat studenten het niveau bereiken van synthese van vakkennis, vakdidactiek en pedagogie. Dit is niet haalbaar voor alle vakken van de opleiding, bijvoorbeeld niet voor muziek en logopedie. De opleiding heeft aangegeven op welke wijze de Dublin descriptoren in het programma aan de orde komen (vergelijk ook facet 1.2). De Dublin Descriptoren komen in het programma op verschillende wijze aan bod. Zo is ‘Kennis en inzicht’ vooral terug te vinden in hoor- / werkcolleges, begeleiding onderweg en practica. ‘Toepassen van kennis en inzicht’ gebeurt bij uitstek in de praktijk en ook bij prestaties. ‘Oordeelsvorming’ komt naar voren bij het ontwerpen en onderzoeken van onderwijs, maar ook weer tijdens de prestaties. ‘Communiceren’ heeft allereerst betrekking op de praktijk (verbinden met kinderen) en verder op de professionele communicatie met medestudenten, docenten en ouders (mondeling en schriftelijk). ‘Leervaardigheden’ zijn vooral onderwerp en doel van de reflectieoefeningen in de tutorgroep, tijdens verzilveringgesprekken en bij het werken aan het portfolio. De invulling van het eigen leertraject van de student op basis van de vastgestelde SBLcompetenties staat centraal. De opleiding biedt een ondersteunende structuur om het bachelorniveau te bereiken (propedeuse, hoofdfase- en startbekwaamheidsniveau). Voor deze drie niveaus zijn beoordelingscriteria opgesteld voor de onderdelen: (schrijf)prestaties, onderzoek en assessments. Prestaties die voldoen aan de criteria neemt de student op in het bewijsportfolio. Het panel stelt vast dat de criteria relevant zijn voor het stadium van de studie waarin studenten zich bevinden. De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport een overzicht opgenomen van de opbouw in lesstof over verschillende studiejaren gekoppeld aan de SBL-competenties. Het panel stelt vast dat er een duidelijke opbouw in moeilijkheidsgraad in de opleiding zit. In het eerste jaar werken studenten vooral aan de eigen kennis, in het tweede jaar verdiepen ze zich, in het derde jaar volgt de specialisatie en in het vierde jaar gaan de studenten zelfstandig aan de slag. Het overzicht is voor Pedagogiek, Taal en Rekenen dekkend. Bij Mens en Wereld en Kunstzinnige Oriëntatie lijkt dat minder het geval, maar de opleiding werkt hierbij vanuit een exemplarische visie waardoor de dekking minder goed zichtbaar is in het overzicht. Het panel stelt wel vast dat ook deze onderwijseenheden in het programma zijn opgenomen. Het panel heeft de uitwerking van het programma bestudeerd en stelt vast dat de eindkwalificaties terug te vinden zijn in het programma. Het panel heeft een consequente doorvoering van VOOR in het bestudeerde materiaal aangetroffen. In het eerste semester van het derde jaar volgen studenten hun keuze voor een van de twee landelijk voorgeschreven uitstroomprofielen: jonge kind of oudere kind. De inrichting van het onderwijsprogramma en de praktijk wordt daarop afgestemd. Studenten kunnen ook kiezen uit verschillende differentiaties. Studenten kunnen kiezen voor een denominatie (katholiek, protestants-christelijk of islamitisch) en voor cultuureducatie, Jenaplanonderwijs, daltononderwijs en ICT in het basisonderwijs.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
21/59
•
In het tweede semester van het derde jaar kiezen studenten een minor (30 EC’s). Zij kunnen kiezen uit vier minoren: Onderwijs Anders, Lesgeven en begeleiden in het v(mb)o, Lesgeven en begeleiden op ROC en volwasseneneducatie en Internationalisering en daarnaast uit het aanbod van de Hogeschool van Amsterdam. Uit evaluaties blijkt dat studenten behoefte hebben aan een groter aanbod van minoren. Er is vooral behoefte aan minoren die zich direct op het basisonderwijs richten, bijvoorbeeld zorg, kleuteronderwijs of een vakdomein. De opleiding beraadt zich nog over uitbreiding van het aantal minoren. Met name vertegenwoordigers van het werkveld benadrukken in het gesprek met het panel dat een minor kleuteronderwijs wenselijk is.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft doorlopende leerlijnen die in alle fasen van de opleiding terugkeren: - Praktijklijn: leren in de praktijk van het basisonderwijs. - Prestatielijn: prestaties worden door studenten in groepen uitgevoerd en in de tutorgroepen besproken. De prestaties hebben beoordelingscriteria voor propedeuse, hoofdfase en afstudeerfase. Een prestatie is een complexe opdracht over een inhoudelijk thema dat de student veelal zelf kan kiezen. Het betreft een onderwerp of vraagstuk waarmee de student in zijn praktijk van het basisonderwijs geconfronteerd wordt en dat zijn interesse opwekt of motivatie tot bestudering vergroot. Elke prestatie kent een praktijk- en een theorie- component. Studenten verantwoorden zich bij de presentatie van hun prestatie en bij de kennisdeling over de inhoud, de relatie met theorie en literatuur, de relatie met de praktijk en toepasbaarheid in die praktijk en over het leer- en samenwerkingsproces en de reflectie erop. Een prestatie heeft gedurende de hele opleiding een omvang van drie credits, alleen de eerste twee prestaties die studenten uitvoeren in het eerste jaar zijn twee credits. - Schrijflijn: schrijfprestaties/opdrachten in alle fasen van de opleiding. Bij een schrijfprestatie voeren studenten een literatuurstudie uit en oefenen zij in het zakelijk en doelgericht schrijven. - Onderzoekslijn: onderzoek is in alle fasen van de opleiding ingevoerd in een doorgaande lijn en wordt verder doorontwikkeld (vergelijk facet 2.1). - Reflectielijn: reflectie vindt plaats in het tutoraat in alle fasen van de opleiding. - Inhoudelijke domeinlijn: uitlijning van vakinhouden door vakdomeinen in alle fasen van de opleiding. - Portfolio en assessmentlijn: In deze leerlijn is de opbouw naar drie beoordelende assessments in alle fasen van de opleiding leidend. Daarbij is een passend bewijsportfolio verplicht.
22/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
•
•
•
•
Pedagogiek is leidend bij de invulling en afstemming van het onderwijs in elke periode. Bij de start van elk blok verzorgt de vakgroep pedagogiek een kaderstellend hoorcollege. De pedagogische invalshoek is de rode draad in het blok. Het panel beoordeelt dit positief. Met dit startcollege bevordert de opleiding de onderliggende samenhang tussen theorie en praktijk. De samenhang in het programma wordt bevorderd doordat elke periode of semester een centraal thema heeft. Enkele voorbeelden van deze thema’s zijn: Lesgeven, Kinderen, Rijke leeromgeving, Didactiek van actief leren en Geïntegreerd onderwijs’. De student stelt zelf een werkconcept op waarmee hij grip krijgt op de te volgen leerroute en samenhang creëert in de eigen opleiding. De SBL-competenties en de domeinen zijn hierbij het uitgangspunt. Uit studenttevredenheidsonderzoeken blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang in de opleiding. Ook in het gesprek met het panel geven studenten aan goede samenhang te ervaren in de opleiding.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het onderwijs is in elk jaar verdeeld over vier periodes of twee semesters. Waarbij per periode een studielast van 15 EC behaald moet worden. • De voltijdopleiding kent elke periode zes tot zeven onderwijsweken en een praktijkweek. De laatste twee weken zijn voor periodetoetsen, reflectie en afronding. De deeltijdopleiding kent een vergelijkbare opbouw, maar heeft drie afrondingsweken. De verkorte deeltijd is opgebouwd uit vier semesters die (verkort) de opbouw volgen van de voltijdopleiding: propedeuse, het reguliere tweede jaar, de specialisatie uit jaar drie en het afstuderen uit jaar vier. • Aan het begin van het studiejaar verschijnen de studiegids en de praktijkgids. De opbouw en verdeling van elk jaar is uitgewerkt in leerplanschema´s met studiepuntenverdeling. Tevens is aan het begin van het studiejaar voor iedere groep studenten bekend op welke dagen ze geacht worden beschikbaar te zijn voor opleiding en praktijk. Elke groep heeft een roostervrije dag in de week. • Studenten krijgen binnen vier weken na een tentamen de toetsresultaten. Ze worden aangeleverd en verwerkt in VOLG+. Elke student krijgt na afloop van de periode binnen vier weken een overzicht van de behaalde studieresultaten. • Het panel heeft in de gesprekken geen opmerkingen over struikelvakken vanuit de studenten vernomen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
23/59
•
•
•
•
•
•
Eigen vaardigheid rekenen/wiskunde en Nederlands zijn al jaren struikelvakken. Ze zijn als specifieke eis opgenomen in het Bindend Afwijzend Studieadvies (BAS). Door invoering van de landelijke toetsing van rekenen/wiskunde in 2006-2007 en Nederlands in 2007-2008 is niet het niveau dat de opleiding eist verzwaard, maar wel de tijd om dat niveau te bereiken. Die is namelijk ingekort van twee naar één studiejaar. De opleiding heeft schematisch weergegeven hoeveel contacturen er per jaar per variant gegeven worden. De lesuren zijn meegenomen zoals ze in het rooster gepland zijn. De lessen van 45 minuten gelden als 1 uur, een praktijkdag van de student op de basisschool geldt als volledige werkdag van 8 uur. Voor directe begeleiding van docenten in de wandelgangen en per e-mail is 1 uur per week gerekend. Voor voltijd in 2006-2007 geldt: jaar 1: 23.4 contacturen per week jaar 2: 23.2 contacturen per week jaar 3: 25.1 contacturen per week jaar 4: 22.3 contacturen per week Voor deeltijd in 2006-2007 geldt: jaar 1: 15.5 contacturen per week jaar 2: 15.5 contacturen per week jaar 3: 19.5 contacturen per week jaar 4: 20.5 contacturen per week Uit een onderzoek uit 2006 blijkt dat zowel voltijd- als deeltijd studenten toen gemiddeld ongeveer 32 uur per week aan hun studie hebben besteed. In de deeltijdopleiding wordt meer dan in de voltijd een beroep gedaan op zelfstudie. Studenten zijn over het algemeen redelijk tevreden over de studeerbaarheid van de opleiding, blijkt uit tevredenheidsonderzoeken. In het gesprek met het panel geven studenten aan dat de studielast soms veel is, maar dat de studie (indien goed gepland) wel te doen is in de tijd die er voor staat.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de wettelijk vastgestelde toelatingseisen. Studenten moeten beschikken over een diploma havo, vwo of mbo niveau 4. Studenten die deze vooropleiding niet hebben en ouder zijn dan 21 jaar kunnen een 21+-toets afleggen. In dit toelatingsonderzoek moeten zij Nederlands (begrijpend lezen, spelling en schriftelijk formuleren) en rekenen met een voldoende op havo-5 niveau afsluiten. In geval van twijfel over de motivatie van de student volgt een intakegesprek om achtergrond, motivatie en attitude van de student te toetsen.
24/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
Bij de voltijdopleiding zijn de meeste instromers afkomstig van havo of mbo. Bij deeltijd zorgt de categorie 'overig' (21+, buitenlands diploma, hbo-propedeuse, hbo/wo-diploma) voor het grootste aandeel. Studenten die met een afgeronde hbo- of wo-opleiding in de deeltijd instromen, starten het eerste jaar met een oriëntatie op het beroep, leggen eigen vaardigheidstoetsen Nederlands en rekenen af, werken aan hun portfolio en bereiden zich voor op het propedeuseassessment. Als zij het assessment niet halen volgen zij het reguliere deeltijdtraject. Als zij het assessment wel halen bestaat de mogelijkheid in het tweede semester een op maat samengesteld programma te volgen. Het te doorlopen curriculum verschilt per student. In een tijdsbestek van in totaal twee jaar kunnen ze een eigen leerroute doorlopen, waarbij hun ontwikkeling en voortgang op dezelfde wijze worden getoetst als bij reguliere studenten. In drie beoordelende assessments voor propedeuse, hoofdfase en als afsluiting startbekwaamheid tonen ze aan over alle benodigde competenties te beschikken. Docenten van de opleiding werken in verschillende vakdomeinen samen met ROC Flevoland aan inhoudelijke afstemming. Het vak rekenen maakt inmiddels deel uit van de opleiding voor onderwijsassistenten en er worden werkmiddagen georganiseerd voor onderwijsassistenten. De onderwijsassistenten (niveau 4) kunnen instromen in het tweede jaar, mits zij voldoen aan het ingangsassessment en de toetsen eigen vaardigheid met een voldoende hebben afgesloten. Ongeacht de vooropleiding beginnen studenten de opleiding allemaal op dezelfde manier. Door diagnostische toetsen, ondersteunende colleges en het bestuderen van literatuur kunnen ze achterstanden inlopen of zich verder bekwamen. In de eerste periode van het studiejaar oriënteren studenten zich op de praktijk, de opleiding en de competenties van een leerkracht basisonderwijs. De opleiding spreekt expliciet de verwachting uit dat studenten eventuele hiaten zelf inlopen in de loop van de eerste twee jaar. Er worden door de opleiding deficiëntieprogramma’s aangeboden. Er bestaat een versnellingsprocedure voor studenten die meer willen en aantoonbaar kwaliteit leveren. Studenten kunnen de studie een half jaar tot een heel jaar eerder afronden. De opleiding waardeert daarbij eerder verworven kennis en vaardigheden niet op voorhand, zodat deze ook niet automatisch tot vrijstellingen leiden. Als vervolgens blijkt dat studenten over het vereiste niveau beschikken kunnen ze sneller door de studie gaan. De opleiding werkt niet met EVC en kent geen EVC-procedure. Uit het gesprek met studenten blijkt, dat studenten met een mbo-achtergrond meer moeite hebben met de overgang naar de pabo. Studenten geven daarbij ook aan dat de opleiding hen goed begeleidt en dat ze kunnen bijspijkeren als dat nodig is.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
25/59
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Zowel de voltijd als de deeltijdopleiding voldoen aan de formele eis van 240 EC’s voor de omvang van een hbo-bacheloropleiding. Het onderwijs is verdeeld over vier jaren van elk 60 EC’s, 60 EC’s voor de propedeuse en 180 EC’s voor de hoofdfase. In de hoofdfase wordt 30 EC’s besteed aan een minor.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het didactisch concept van de opleiding vloeit voort uit de sociaalconstructivistische visie op onderwijs en is vastgelegd in Pijlers van competentiegericht leren, HvA. Leren wordt beschouwd als een proces waarin studenten persoonlijke kwaliteiten ontwikkelen, een kennisbasis opbouwen en kennis en inzichten op eigen wijze toepassen in de praktijk. Naarmate de studie vordert in de opleiding neemt de verantwoordelijkheid van de student voor het leerproces toe. De opleiding wil de student eigenaar maken van het leerproces. Het panel heeft materiaal van studenten bekeken en studenten gesproken en stelt vast dat studenten voor een groot deel hun eigen leerproces sturen, binnen de gestelde kaders. • De opleiding hanteert de pijlers van competentiegericht leren van de HvA: kernvraagstukken uit beroep of wetenschap zijn vertrekpunt voor leeractiviteiten, studenten leren zelfstandig te leren, de opleiding faciliteert en begeleidt, studenten leren in geïntegreerde leer- en werkomgevingen, reflectieve en onderzoeksmatige activiteiten zijn onderdeel van het curriculum. • De opleiding hanteert verschillende werkvormen: praktijk, prestaties, onderzoeken, hoorcolleges, werkcolleges, practica, tutorbijeenkomsten, themaweken en themadagen, schoolbezoeken, zelfstudie en reflectie. • De opleiding heeft geconstateerd dat vooral voltijdstudenten soms moeite hebben met het leggen van een link tussen de praktijk en de colleges op de opleiding. Dat heeft geleid tot een vermindering van het collegebezoek. Uit gesprekken die de opleiding daarover met studenten heeft gevoerd, blijkt dat docenten een deel van de studenten overschat als het gaat om het zelfstandig leggen van een relatie tussen theorie en praktijk. Het panel heeft studenten gesproken en stelt vast dat de opleiding actie heeft ondernomen. Studenten geven aan dat de colleges (en het startcollege aan het begin van elk blok, zie facet 2.3) inspirerend en nuttig zijn. Collegestof maakt onderdeel uit van de toetsen. • Uit tevredenheidsonderzoeken en het gesprek met het panel blijkt dat studenten van beide varianten tevreden zijn over de werkvormen die de opleiding toepast.
26/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De directeur en het managementteam zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van toetsing en beoordeling. In de OER zijn alle relevante regelingen en eisen rondom toetsing en examinering opgenomen. • De directie heeft een examencommissie, toetscommissie, en afstudeercommissie aangewezen en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden ervan vastgesteld. Tussen de drie commissies vindt geregeld overleg plaats. • De examencommissie bestaat uit drie docenten en neemt een onafhankelijke positie in ten opzichte van de directie. De commissie moet lacunes in toets- en afstudeerbeleid constateren en signaleert problemen in de uitvoeringspraktijk. • De opleiding heeft een toetscommissie ingesteld voor de ontwikkeling en implementatie van het toetsbeleid en de verbetering van de toetspraktijk. De commissie bestaat uit docenten uit alle basisteams en een onderwijskundig adviseur. De commissie houdt zich bezig met het evalueren van het toetsbeleid, signaleert problemen, werkt het toetsbeleid uit, onderhoudt contact met de examen- en afstudeercommissie en rapporteert eens per zes weken aan de directeur. • De afstudeercommissie bestaat uit twee opleidingsassessoren en twee externe veldassessoren. De afstudeercommissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het startbekwaamheidsassessment. • De opleiding heeft in de Notitie Toetsbeleid, 2007 vastgelegd hoe de opleiding toetst of een student de criteria van het programma heeft gerealiseerd. In de notitie wordt het toetsprogramma, de toetsvormen, de positie van de toetscommissie en de kwaliteitsborging beschreven. Het panel is positief over de wijze waarop de opleiding het toetsbeleid heeft ingericht. • Het toetsprogramma bestaat uit integrale competentietoetsen en programmagebonden toetsen. De integrale competentietoetsen zijn verdeeld in ontwikkelingsgerichte verzilveringen (gesprek over competentieontwikkeling en studievoortgang) en normatieve assessments. In de assessments worden competenties integraal getoetst. Het assessment bestaat uit een veldassessment, portfoliobeoordeling, en het criteriumgericht interview. Programmagebonden toetsen horen bij de diverse programmalijnen van de opleiding: praktijk, prestaties en leren in vakdomeinen. De periodetoets in de eerste twee jaar toetst de kennisbasis van Nederlands, rekenen/wiskunde en pedagogiek. Met periodeopdrachten toetst de opleiding de domeinkennis bij Mens en Wereld, respectievelijk de practica van Kunstzinnige oriëntatie in de eerste twee jaar van de opleiding. De periodeopdrachten hebben over het algemeen betrekking op vakdidactische toepassingen. Bij alle opdrachten wordt nagegaan of de vakkennis adequaat wordt toegepast, of de vakkennis wordt
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
27/59
•
•
•
•
•
•
•
verantwoord vanuit de kerndoelen en of er aangesloten wordt bij de leerlijnen en de ontwikkellijnen van het kind. Het panel heeft kennistoetsen en periodetoetsen bekeken en stelt vast dat de toetsen relevant en passend bij de stof zijn. Studenten moeten naar aanleiding van realistische casussen integrale vragen beantwoorden, waarbij de vragen verschillende leergebieden bestrijken zoals pedagogiek, didactiek en rekenen. Het panel heeft op basis van het bestudeerde materiaal vastgesteld dat er diagnostische toetsen voor de vakkennis van Mens en Wereld zijn. In het propedeuseassessment wordt getoetst of de student adequaat is omgegaan met het resultaat van deze diagnostische toetsen. Ook voor Kunstzinnige oriëntatie geldt een dergelijk systeem. In de eerste twee jaar wordt gebruik gemaakt van een diagnostische toets voor kunstgeschiedenis. In de hoofdfase wordt de vakkennis voorondersteld en indirect getoetst bij de periodeopdrachten. In het hoofdfaseassessment zijn de kernbegrippen, die door elk vak zijn opgesteld, sturend voor de beoordeling. De begrippen zijn abstract, zoals beeldvorming, bronnen, erfgoed en de tijdvakken bij geschiedenis. Bij de toets moet de student aantonen dat hij in (exemplarische) situaties adequate keuzes heeft gemaakt. De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport schematisch weergegeven hoe de niveauassessments in elkaar zitten. De criteria zijn verwoord, de vorm is uitgewerkt en duidelijk wordt wie het assessment afnemen. Bijvoorbeeld bij het propedeuse-assessment is er de praktijkbegeleider, de regiodocent en een assessor van de opleiding bij het assessment betrokken. De opleiding schakelt meerdere beoordelaars in om subjectiviteit in de beoordeling te vermijden. Begeleiding en beoordeling van de student zijn zoveel mogelijk losgemaakt. Het panel is positief over de wijze waarop de opleiding objectiviteit in de beoordeling borgt. Het propedeuse-, hoofdfase- en startbekwaamheidsniveau wordt getoetst in assessments, waar integraal competenties beoordeeld worden. Het assessment bestaat uit een veldassessments, portfoliobeoordeling en een criteriumgericht interview. In het portfolio moeten bewijzen (producten, evaluaties, feedbackverslagen, lesvoorbereidingen en cijfers), reflecties en overzichten en toelichtingen worden opgenomen. Het panel heeft verschillende portfolio´s bestudeerd en stelt vast dat de SBL-competenties als basis dienen voor de opbouw van het portfolio. Studenten gebruiken relevante bewijslast en verantwoorden hun keuzes. De tutor stelt de praktijkbeoordeling vast en baseert zich daarbij op een advies van de praktijkbegeleider/mentor en de regiodocent. Zij formuleren hun advies op grond van praktijkervaringen en een praktijkmap. Ze vullen een praktijkbeoordelingsformulier in, dat ontleend is aan de SBL-competenties. Studenten presenteren de door hen uitgevoerde prestaties in de tutorgroep en begeleiden zelf de interactie over de inhoud ervan. Evaluatie en beoordeling vinden plaats op de inzet van theorie, de toepasbaarheid van de prestatie in de praktijk, de wijze van presenteren en de verantwoording van de prestatie en leerproces. Er vindt peer-evaluatie plaats. Voor elke fase van de opleiding zijn criteria geformuleerd waaraan prestaties moeten voldoen. Studenten voeren tijdens hun opleiding tenminste vier keer een schrijfprestatie uit.
28/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
•
Uit het gesprek met studenten en uit tevredenheidsonderzoeken blijkt dat zij vinden dat meeliften niet goed genoeg wordt voorkomen door de opleiding. Studenten kunnen wel terecht bij de tutor met klachten. Meelifters vallen, aldus de studenten, door de mand bij het propedeuse-, hoofdfase, of startbekwaamheidsassessment.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding maakt in het personeelsbeleid geen onderscheid tussen voltijd en deeltijd. De docenten zijn voor beide varianten beschikbaar. Het personeelsbeleid is erop gericht onderwijzend personeel aan te nemen in de functie van opleidingsdocent. Elke docent wisselt drie rollen af die van vakdocent op het eigen gebied, die van tutor en die van regiodocent. De docenten onderhouden zelf een directe relatie met het werkveld door intensieve contacten met het werkveld, vergelijk facet 1.3. • Medewerkers participeren in beroepsverenigingen, expertnetwerken en dragen bij en nemen deel aan congressen. Ook ontwikkelt de opleiding in overleg met het basisonderwijs een professionaliseringsaanbod. De opleiding was de afgelopen jaren een van de eerste Pabo´s met een competentiegericht curriculum en heeft regelmatig workshops gegeven aan collega-Pabo´s en het werkveld, zoals Velon-congres, Landelijke Pabo-conferentie en HvA-conferentie en op vakcongressen en studiedagen. • De opleiding heeft, op basis van de door de HvA beschreven competenties voor medewerkers, een eigen set van zes kerncompetenties samengesteld voor alle medewerkers: 1. Sturen op zelfsturing, 2. Inspireren, 3. Werken in teamverband, 4. Werken in een brede context, 5. Reflecteren en ontwikkelen en 6. Kwaliteit verbeteren. Bij de competenties zijn handelingsbekwaamheden geformuleerd. De selectie van de competenties heeft plaatsgevonden in overleg met het personeel en geldt voor zowel onderwijsgevend personeel als onderwijsondersteunend personeel. • Uit het gesprek met studenten en studenttevredenheidsonderzoeken blijkt dat zij tevreden zijn met de praktijkgerichtheid van de docenten. In de lessen wordt gebruik gemaakt van ervaringen van de docenten uit de praktijk en worden actuele thema´s besproken. • Uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek blijkt dat docenten tevreden zijn over de actuele kennis in het team. • Het panel heeft de cv’s van de docenten bestudeerd en stelt vast dat de docenten relevante en actuele werkervaring hebben.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
29/59
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een formatie van 23,4 fte aan onderwijzend personeel (OP) en 7,0 FTE aan onderwijsondersteunend personeel (OBP). • Uitgangspunt voor de jaarlijkse personeelsbegroting is de norm van de HvA: docentstudentratio 1:30 bij voltijd en 1:40 bij deeltijd. In de praktijk vertoont deze ratio elk jaar een lichte schommeling, afhankelijk van de ruimte voor externe inhuur en detachering van medewerkers. In oktober 2007 is de docent-studentratio (OP) 1:24. • De opleiding verdeelt de beschikbare onderwijsformatie voor 1 fte als volgt: 30% voor tutorbegeleiding, 30% voor vakinhoud, 10% voor toetsing/assessments, 10% voor begeleiding in de praktijk, 10% voor ontwikkeling/coördinatie en 10% voor scholing. In het gehele team is 2,5 fte gereserveerd voor contractactiviteiten en/of externe projecten. • Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2006 blijkt dat docenten sinds de vorige meting positiever zijn geworden over de werkdruk. Nog steeds waardeert driekwart van het personeel de werkdruk te hoog. Uit het gesprek met het panel blijkt dat de werkdruk wel te hanteren is. Een aantal docenten geeft aan dat werkdruk ook te wijten is aan extra opleidingen die de docenten zelf doen. Om meer zicht te krijgen op de aard van de beleefde werkdruk heeft de opleiding bijeenkomsten rond werkdruk en werkplezier georganiseerd. Daarop is een aantal verbeteracties uitgevoerd. De taaktoedeling is transparanter geworden, in het rooster is tijd ingeroosterd om inhoudelijk overleg te voeren. Ook is gekeken naar hoe het onderwijsbureau en serviceteam de docenten beter kunnen ondersteunen en hoe processen efficiënter kunnen verlopen. • Uit het gesprek met studenten blijkt dat docenten goed bereikbaar zijn en dat vragen snel beantwoord worden.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de cv´s van de docenten blijkt dat 48% van de docenten een Master heeft afgerond, waarvan twee gepromoveerd en 52% heeft een Bachelor afgesloten. Alle docenten beschikken over een onderwijsbevoegdheid, waarvan 58% een eerstegraadsbevoegdheid heeft, 18% een tweedegraads bevoegd, 18% een pabo bevoegdheid en 6% een didactische aantekening. Het panel stelt vast dat het personeel gekwalificeerd is voor de realisatie van de opleiding.
30/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
De opleiding organiseert regelmatig bijeenkomsten voor het personeel. Naast het jaarlijkse bedrijfsuitje worden inhoudelijke lunches georganiseerd. De opleiding faciliteert kennisdeling en vermeerdering onder andere door een driewekelijkse cyclus van basisteam, vakdomein en intervisiebijeenkomsten. Daarnaast organiseert de opleiding gemiddeld één keer per maand een algemene medewerkersbijeenkomst, bijvoorbeeld over tutorbegeleiding, onderzoek, coaching en video-interactiebegeleiding. De opleiding heeft het personeel verdeeld in multidisciplinaire basisteams. Een basisteam is verantwoordelijk voor onderwijs en begeleiding van alle voltijd- en deeltijdstudenten in een leerjaar. Bij de verdeling wordt rekening gehouden met vakdomeinen en competenties van docenten. Naast deze ordening heeft de opleiding ook gekozen voor verticale overleggroepen, die dwars door de basisteams lopen. Ze richten zich op ontwikkeling en uitvoering van beleid op thema´s als beoordeling, kwaliteit en praktijkbegeleiding De teamleider van het basisteam voert functionerings- en beoordelingsgesprekken met de docenten. Docenten gaven in het gesprek met het panel aan dat zij tevreden zijn over deze gesprekken, ze voelen zich gehoord door de leidinggevende als het gaat om bijvoorbeeld scholing. In het persoonlijk ontwikkelingsplan leggen de teamleider en de medewerker de gemaakte afspraken vast. Het panel is positief over het actieve professionaliserings- en scholingsbeleid van de opleiding. De opleiding haalt regelmatig externe expertise de opleiding binnen. Korthagen heeft op verzoek van de Pabo in 2007 onderzoek gedaan naar de beleving van het onderwijs door docenten en studenten. Daarin werden een aantal kritische kanttekeningen geplaatst bij de bestaande praktijk in termen van inspiratie en mate van zelfsturing van studenten. De opleiding heeft deze ter harte genomen en is op kernpunten bezig aan verbetering, met name door nadrukkelijker praktijkproblemen centraal te stellen en te streven naar verdieping van reflectie hierover door verbinding met de theorie. Het hele team heeft de basiscursus kernreflectie gevolgd. Daarnaast hebben 14 docenten een verdiepingscursus kernreflectie gevolgd en 6 docenten een training video-interactiebegeleiding. Een aantal docenten volgde hierop gerichte scholing (kernreflectie). De thematiek komt ook regelmatig terug in stafvergaderingen. Studenten tonen zich in het gesprek met het panel tevreden met de kwaliteit van de docenten. Ook in tevredenheidsonderzoeken komt een positief beeld naar voren.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
31/59
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is gevestigd in het centrum van Almere en goed bereikbaar met het openbaar vervoer, de fiets en de auto. Volgens planning zal de opleiding in 2009/2010 verhuizen naar nieuwbouw, ongeveer 100 meter verderop. Het hoger onderwijs in Almere wordt gezamenlijk in dit pand gevestigd. • Het gebouw beschikt over multifunctionele lokalen en vaklokalen voor beeldende vormgeving, drama en muziek, natuur en techniek en schrijven. Er zijn verschillende spreekkamers en projectruimtes en er is een collegezaal met 150 plaatsen. In een aantal ruimtes is een vaste beamer geplaatst, voor de andere lokalen kunnen docenten of studenten een losse beamer reserveren. Ook foto- en videocamera´s kunnen bij de opleiding gereserveerd worden. Het panel heeft tijdens de rondleiding een enkel digitaal schoolbord aangetroffen. Het panel is van mening dat studenten met deze middelen moeten kunnen werken zodra ze afgestudeerd zijn. • Voor studenten is een studielandschap ingericht waar studenten kunnen studeren, overleggen en samenwerken. Er staan dertig computers en er zijn voldoende print- en kopieerfaciliteiten. Studenten tonen zich in tevredenheidsonderzoeken tevreden met de beschikbaarheid van computers. • Het Kennis Centrum Onderwijs (KCO) beschikt over een mediatheek die in beheer is van de opleiding en de IJsselgroep (schoolbegeleidingsdienst). Studenten kunnen literatuur, onderwijsmateriaal, basisschoolmethodes, handleidingen, digitaal materiaal en toetsmaterialen voor het basisonderwijs raadplegen. Studenten hebben daarnaast toegang tot de digitale mediatheek van de HvA en daarmee ook tot die van de UvA. Studenten hebben ook een verplicht abonnement bij de Openbare Bibliotheek Almere. • Het panel heeft tijdens een rondleiding de mediatheek gezien en stelt vast dat de meest actuele literatuur in de mediatheek aanwezig is. • Voor medewerkers zijn flexplekken ingericht, die zijn uitgerust met PC, internet en printeraansluitingen. In een stilteruimte kunnen docenten ook op concentratiewerkplekken werken. Alle docenten hebben een verrijdbare koffer met hun materiaal, zodat ze flexibel kunnen werken. • In de samenwerkingsovereenkomst tussen HvA en IPABO is vastgelegd dat Almere alle diensten van de HvA afneemt. Naast huisvesting gaat het onder andere om ICTvoorzieningen, mediatheek, audiovisuele voorzieningen, catering, bedrijfshulpverlening en beveiliging. • Studenten zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen die de opleiding biedt. • Het panel beoordeelt dit facet met voldoende, omdat naar het oordeel van het panel studenten te weinig kennis maken met digitale toepassingen (digitale schoolborden en smartborden) in het onderwijs. Wellicht is dit in de nieuwbouw aan te passen. In een reactie op het rapport laat de opleiding weten dat inmiddels is gestart met maatregelen om dit voor studiejaar 2008-2009 aan te passen en daarmee niet te wachten tot in de nieuwbouw.
32/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Elke student neemt elk jaar deel aan een tutorgroep van ongeveer vijftien leden. Het tutoraat vormt de rode draad door de opleiding. In de eerste drie jaar van de opleiding vindt halverwege het studiejaar telkens een wisseling van tutor plaats, zodat elke student in de loop van het studiejaar twee tutoren heeft. In de tutorgroep bespreken studenten wekelijks hun ervaringen in de praktijk en op de opleiding, vormen ze prestatie of onderzoeksgroepen en reflecteren ze op hun eigen functioneren in de praktijk, op de opleiding en op hun competentieontwikkeling. Uitgevoerde prestaties en onderzoeken worden in de tutorgroepen aan elkaar gepresenteerd. • De tutor is het eerste aanspreekpunt bij vragen of problemen van studenten en hun directe adviseur bij het opstellen van het portfolio en persoonlijke ontwikkelingsplannen. • Op de basisschool neemt de mentor de (dagelijkse) begeleiding in de competentieontwikkeling van de student voor zijn rekening. De opleiding heeft daarvoor een heldere handleiding (de praktijkgids) geschreven. • De student informeert de tutor in de tutorgroep en bij de verzilvering over zijn ontwikkeling, de mentor doet dat via een praktijkbeoordelingsverslag. De tutor is eindverantwoordelijk voor de praktijkbeoordeling van de student. In principe volgt de tutor hierin het advies van de mentor, bij twijfel vindt overleg plaats tussen de mentor en de regiodocent. • Studenten die vastlopen in hun studie of privé kunnen een beroep doen op de studentendecaan. Die geeft informatie, advies of begeleiding over onderwerpen die samenhangen met de studieloopbaan of persoonlijke omstandigheden. De studentendecaan is wekelijks op een vaste dag op locatie aanspreekbaar voor studenten. De studentendecaan houdt ook exitgesprekken met studenten die de studie staken of opschorten. • Studenten kunnen informatie over hun opleiding vinden in de studiegids, praktijkgids, periodehandleidingen, intranet en e-mail. In de OER zijn regelingen en voorschriften verwoord omtrent toetsing en beoordeling. In het studentenstatuut staan de rechten en plichten van studenten. Mededelingen over ziekmeldingen en roosterwijzigingen staan op intranet, e-mail en op het flatscreen in de hal. • Studenten krijgen na afloop van elk kwartaal een overzicht met de tot dan toe behaalde studieresultaten. Op boomonline kunnen studenten op elk moment de actuele stand van zaken van hun studievoortgang bekijken.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
33/59
•
Uit tevredenheidsonderzoeken blijkt dat studenten tevreden zijn met de begeleiding die zij krijgen. De begeleiding bij het portfolio wordt minder positief ervaren, dit is een probleem dat zich hogeschoolbreed voordoet. De opleiding wil in de tutorbijeenkomsten hier meer aandacht aan besteden. Vanwege het belang van de kwaliteit van het portfolio bij de beoordeling is dit, aldus het panel, terecht een punt van aandacht. Het panel komt tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding werkt binnen het kwaliteitskader van de HvA en hanteert drie met elkaar samenhangende kwaliteitscycli, de interne audits en accreditatie, planning en control en onderzoek. • Pabo Almere participeert in het door de HvA vastgestelde audit- en accreditatietraject: om de drie jaar uitvoeren van een interne audit of accreditatie. Referentiekader bij zowel audit als accreditatie is het NVAO beoordelingskader. De eerste interne audit van de opleiding vond plaats in 2005. • De HvA heeft de afgelopen jaren het Onderzoekshuis opgebouwd, dat bestaat uit tevredenheidsmonitoren onder alle stakeholders. Organisatie en coördinatie ervan zijn in handen van de afdeling Bestuurlijke Informatie. Pabo Almere neemt deel aan dit Onderzoekshuis. Evaluatie-instrumenten zijn: De jaarlijkse Studenten Tevredenheids Monitor (STM) en de tweejaarlijkse Medewerkers Tevredenheids Monitor (MTM), Alumni Tevredenheids Monitor (ATM), Werkgevers Tevredenheids Monitor (in ontwikkeling) en Exit Tevredenheids Monitor (ETM). • Naast deze hogeschoolbrede evaluaties voert Pabo Almere jaarlijks eigen kwantitatieve en kwalitatieve evaluaties. Instrumenten zijn periode- of semesterevaluaties gevolgd door focusdiscussies met studenten, open discussies met studenten en docenten over actuele thema’s, zoals de kwaliteit van colleges, toetsing en beoordeling of curriculum. In het maandelijkse overleg met de Opleidingscommissie en in het tutoraat worden elke maand kwaliteitsaspecten geagendeerd. Eens per jaar vindt een kwalitatieve evaluatie met de praktijkscholen plaats. • Voor kwantitatieve evaluaties die de mate van tevredenheid van een stakeholder meten, geldt dat de score 3 (op een vijfpunt schaal) een voldoende oplevert. Bij een score beneden die waarde vindt aanvullend onderzoek plaats en worden zo nodig verbeteracties ingezet. De opleiding streeft naar een score van minimaal 3.5.
34/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
•
• •
•
•
•
De directeur beheert de portefeuille kwaliteitszorg in het managementteam. Elke twee weken overlegt zij met de kwaliteitsmedewerker en onderwijskundige die samen het managementteam adviseren. Beide stafmedewerkers ondersteunen het proces van kwaliteitsbewaking in onder andere de rol van beleidsadviseur, adviseur van docententeams en opleidingscommissie. De kwaliteitsmedewerker stelt jaarlijks een Kwaliteitsplan op, dat dient als leidraad voor de te ondernemen evaluaties onder studenten, docenten, alumni en werkveld. Het panel heeft het Kwaliteitsplan 2007-2008 ingezien en stelt vast dat het document een korte en bondige beschrijving bevat van de doelen van kwaliteitszorg, de organisatie en inrichting van kwaliteitszorg en de verantwoordelijkheden van personen en docententeams in relatie tot kwaliteitszorg. Tevens bevat het plan een overzicht van aandachtspunten voor het verbeteren van het kwaliteitsmanagement (ervaringen met uitvoering van kwaliteitszorg in voorgaande jaren). Bijvoorbeeld: het invullen van (digitale) evaluaties tijdens tutorbijeenkomsten levert een hoge respons op, maar legt een groot beslag op de tutortijd. Om die druk – vooral bij deeltijd – te verlichten, heeft Pabo Almere eind 2006-2007 de geplande evaluatie na periode 3 vervangen door een semesterevaluatie na periode 4 met terugblik op het afgelopen semester. In het jaarlijkse managementcontract formuleren directeur en Bestuur van Pabo Almere resultaatafspraken, over: Onderwijs en Kwaliteit – doeltreffendheid primair proces, Personeel en Organisatie – inzet van mensen en middelen, Markt en Omgeving – buitenwereld, Financiën – productiviteit en doelmatigheid. Uit evaluaties (STM 2007) onder studenten (voltijd en deeltijd) blijkt dat studenten tevreden zijn over kwaliteitszorg (score tussen 3 en 3,4). Docenten tonen zich zeer tevreden (MTM 2006). De wijze van onderwijsevaluatie (4.2) en de informatie over uitkomsten van evaluaties (4.4) scoren hoog. Pabo Almere heeft ‘kwaliteit verbeteren’ opgenomen in de kerncompetenties die gelden voor elke medewerker. Kwaliteit verbeteren maakt op deze manier deel uit van het personeelsbeleid (zie facet 3.1). Pabo Almere spreekt alle medewerkers aan op kwaliteitsgericht denken en handelen. Het panel beoordeelt dit positief.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Pabo Almere legt uitkomsten van kwantitatieve en kwalitatieve evaluaties op drie niveaus vast: o de individuele medewerker legt bevindingen vast in een Spiegelschrift of Persoonlijke Ontwikkelingsplan (pop); o basisteams en verticale groepen leggen in verbeterplannen of deel-R&A-plannen vast welke acties worden ondernomen;
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
35/59
op het niveau van de organisatie zijn het Resultaten- en activiteitenplan (R&A-plan 2007-2008) en de kwartaalrapportages (IRAP) van belang. De kwaliteitsmedewerker levert een samenvatting van onderzoeksresultaten aan, een aanduiding van te verbeteren punten en mogelijke prioritering, of een format verbeterplan. De verantwoordelijkheid voor Spiegelschrift, pop en afgesproken resultaten ligt bij elke medewerker in samenspraak met diens leidinggevende. De teamleiders en trekkers van verticale groepen zijn verantwoordelijk voor R&A- en verbeterplannen en voor het behalen van de daarin afgesproken resultaten. De verantwoordelijkheid voor de opleiding ligt bij directie / managementteam, die ook de samenhang en het behalen van het resultaat in alle trajecten bewaken. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de opleiding besluiten neemt naar aanleiding van evaluaties en rapporteert over verbeteracties. Zo verscheen er een Verbeterplan audit na de laatste audit (2005) met de stand van zaken per 31 december 2006 en een update van december 2007. Verbeteracties na het eerste semester van het studiejaar 2006 zijn vastgelegd in Verbeterplan semester 1 2006-2007 en voor de minoren zijn verbeteracties opgenomen in het Verbeterplan minoren Pabo Almere 2006-2007. Het panel heeft rapportages ingezien en stelt vast dat de opleiding in het IRAP rapporteert over kwantitatieve ontwikkelingen (instroom, financiën, rendement, personele bezetting, behaalde studiepunten) en over de voortgang van verbeteracties. De audit van 2005 is een kritische doormeting van de kwaliteit van de opleiding (het accreditatiekader is daarvoor het uitgangspunt). De stand van zaken rapportages over de audit van 2005 geven een goed inzicht in de activiteiten die de opleiding heeft ondernomen. Het R&A-plan van 2007 geeft inzage in de activiteiten die er per organisatorische eenheid ondernomen worden/zijn en wie verantwoordelijk is voor het behalen van resultaten. Het panel constateert dat de opleiding veel verbeteracties uitvoert. Voor een jonge opleiding is ontwikkelen en bijstellen op basis van evaluaties een vanzelfsprekende activiteit. Er is gewerkt aan het ontwikkelen van toetsbeleid, en in relatie daarmee het verhogen van het niveau van het programma. Vanaf 2005-2006 heeft de pabo onder andere gewerkt aan het versterken van de vaardigheden van studenten op het terrein van taal, logisch denken, structureren en rapporteren. Vanaf 2006-2007 zijn de prestaties in alle jaren zwaarder gemaakt door verhoging van het aantal studiepunten van 2 naar 3 en de verplichting tot het opstellen van een plan van aanpak, het inwinnen van consult bij vakdocenten en verantwoording van literatuur en bronnen. De opleiding heeft gewerkt aan het versterken van de rol van de tutor (scholing). De opleiding heeft vanaf 2007-2008 de onderzoekslijn in het curriculum versterkt. Hierbij is een groter en herkenbaar aanbod aan workshops onderzoeksvaardigheden geïntroduceerd en is de begeleiding en beoordeling van onderzoeken overgeheveld naar een getrainde groep docenten. Doel is onderzoek een duidelijker plaats te geven in het curriculum en meer begeleiding te bieden en diepgang te creëren bij prestaties, praktijklessen, onderzoeken en afstudeeronderzoek.
o •
•
•
•
•
•
•
36/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
•
• •
•
•
Na de interne audit (2005) heeft Pabo Almere haar visie op de vereiste kwaliteit van startbekwame leerkrachten verder gespecificeerd in een profiel, dat richting geeft aan de visie op de ideale leerkracht (zie onderwerp 1). Naar aanleiding van eigen evaluaties en de interne audit heeft Pabo Almere het toetsprotocol verder aangescherpt (zie 2.8). Het panel heeft van zowel studenten, docenten als het werkveld vernomen dat de opleiding goed reageert op vragen en opmerkingen. De opleidingscommissie meldt dat de opleiding goed geluisterd heeft naar zaken die de OC heeft aangekaart. De Veldadviesraad (VAR) noemt met name de begeleiding van studenten in het veld en de begeleiding van de mentoren (mentortraining). De kwaliteit van mentoren is aldus de VAR sterk verbeterd door informatie en training. Docenten beoordelen de vertaling van evaluaties naar verbetermaatregelen met een 3.9. Een grote sprong voorwaarts ten opzichte van 2004 en een vol punt boven hetzelfde oordeel van collega‘s van alle opleidingen van de HvA (MTM 2006). De opleiding Pabo Almere is gestart na de laatste landelijke visitatie van de opleidingen leraar basisonderwijs. Het zelfevaluatierapport van de Pabo Almere geeft inzicht in verbeteracties sinds de oprichting van Pabo Almere.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft op basis van gesprekken en inzage in verslagen (waaronder het IRAP en teamvergaderingen) en evaluatieonderzoeken kunnen vaststellen dat de opleiding medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld betrekt bij de uitvoering van haar kwaliteitszorgbeleid (zie ook facet 5.1) • Het panel illustreert dit met de volgende voorbeelden en observaties. Kwaliteitszorg staat regelmatig op de agenda van medewerkersbijeenkomsten en overleg van basisteams. Elk basisteam organiseert twee keer per jaar een focusdiscussie met studenten van elke jaarlaag. Verslagen ervan zijn beschikbaar op intranet. Regelmatig voert Pabo Almere open discussies met docenten en studenten zoals over de kwaliteit van hoor- en werkcolleges, toetsing en beoordeling en studielast en studeerbaarheid. • De kwaliteit van opleiding en organisatie zijn onderwerp van gesprek tussen directeur, kwaliteitsmedewerker en opleidingscommissie (OC). De OC overlegt ten minste zes keer per jaar met de directie. De OC en de Instituutsmedezeggenschapsraad (IMR), waarin naast enkele personeelsleden ook studenten zitting hebben adviseert gevraagd en ongevraagd.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
37/59
•
•
•
•
•
•
Individuele studenten kunnen de opleiding ongevraagd adviseren met een KICK Klachten, Ideeën en Complimenten Kaart -. De KICK-procedure is beschreven in de studiegids. In oktober 2007 zijn voor het eerst evaluatiegegevens voor Pabo Almere beschikbaar gekomen in de Alumni Tevredenheids Monitor ATM. In periodiek georganiseerde bijeenkomsten voor alumni vraagt Pabo Almere respons op vernieuwingen en om advies. Het intranet is opengesteld voor alumni en werkveldvertegenwoordigers. Speciaal voor hen is relevante informatie over Pabo Almere geselecteerd en toegankelijk gemaakt via de ingang educatieve partners. De kwantitatieve praktijkevaluaties onder directeuren, stagecoördinatoren en mentoren van basisscholen die Pabo Almere tot 2007 uitvoerde, geven een globaal beeld over samenwerking met het veld. Vanaf medio 2007 zijn hiervoor kwalitatieve evaluaties in de plaats gekomen. De regiodocent neemt aan de hand van een vragenlijst zaken door met de basisscholen en legt uitkomsten vast in een dossier per basisschool. De Veld Advies Raad (VAR) wordt door Pabo Almere op de hoogte gehouden van plannen en ontwikkelingen. Vertegenwoordigers van het werkveld (waaronder VARleden) met wie het panel sprak, spraken hun waardering uit voor de wijze waarop de opleiding de basisscholen actief betrekt bij de opleiding. Daarbij wordt vooral het feit gewaardeerd dat de opleiding geen kant en klaar samenwerkingsmodel oplegt, maar per basisschool een eigen werkwijze ontwikkelt. Pabo Almere deelt de uitkomsten uit het Onderzoekshuis, kwantitatieve en kwalitatieve evaluaties met alle belanghebbenden. Uitslagen van STM en MTM plus samenvattingen en belangrijke of opmerkelijke bevindingen verschijnen op intranet voor studenten, docenten en medewerkers. Dat is ook zo bij uitslagen van periode-, praktijk- of regiodocentenevaluaties. De resultaten uit docenten- en tutorenevaluaties blijven in de kring van individuele medewerker en leidinggevende. Er wordt, aldus het zelfevaluatierapport, nog te weinig gecommuniceerd welke verbeteractie waarom is ingezet. Hierdoor zien studenten veranderingen, vernieuwingen of verbeteringen die op grond van evaluaties en focusdiscussies zijn uitgevoerd, niet altijd als zodanig terug. Studenten zien verbeteringen die doorgevoerd worden vaak zelf niet, maar de lichting die na hen komt wel. Het panel stelt vast dat studenten, als ze dat willen, wel kennis kunnen nemen van de informatie op intranet.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Goed
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
38/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Pabo Almere toetst de realisatie van beoogde eindkwalificaties in voltijd en deeltijd met een startbekwaamheidsassessment. In dat assessment toont de student van Pabo Almere aan over de competenties van de startbekwame leraar te beschikken en op bachelorniveau te functioneren. Alle studenten (voltijd, deeltijd en versnellers) ondergaan dezelfde assessementprocedures en worden volgens dezelfde criteria beoordeeld. • Het startbekwaamheidsassessment bestaat uit drie delen: afstudeeronderzoek, veldassessment en portfolio. Elk van deze delen moet met ten minste een voldoende worden beoordeeld. De opleiding streeft naar een optimale intersubjectiviteit: er zijn dan ook vijf verschillende beoordelaars betrokken bij de beoordeling van het assessment. • De toelatingsprocedure en de procedure, normering en beoordeling van elk onderdeel ervan zijn beschreven in de notitie ‘Afstuderen Pabo Almere’, die jaarlijks geactualiseerd wordt. Het panel heeft de notitie ingezien en stelt vast dat het een duidelijke beschrijving is van hetgeen er van de student verwacht wordt. • De opleiding laat studenten toe tot de afstudeerfase als zij hun hoofdfase-assessment hebben behaald. Een succesvol afgerond hoofdfase-assessment is voorwaarde om een LIO te kunnen starten. Als beoordeling van de LIO-periode voldoende is en de student geen studieachterstand heeft, vraagt de student het startbekwaamheidsassessment aan samen met de directeur van de LIO-school en de tutor van de pabo. • Het afstudeeronderzoek bestaat uit het uitvoeren van een onderzoek en de schriftelijke verslaglegging ervan in een scriptie. De student bepaalt het onderwerp van het onderzoek in samenspraak met de LIO-school. Het afstudeeronderzoek wordt beoordeeld door de directeur van de LIO-school en een vakdocent van de pabo. • Het veldassessment bestaat uit drie onderdelen: een paper als voorbereiding op de praktijktoets, met daarin lesontwerp en toelichting, een praktijktoets (de les) en een reflectiegesprek. De student maakt het startbekwaamheidsniveau zichtbaar van de volgende SBL-competenties: de inter-persoonlijke, pedagogische, vakinhoudelijk en didactische en organisatorische competentie en van de competentie reflectie en ontwikkeling. Het veld-assessment wordt afgenomen door een opleidings- en een veldassessor. Beiden zijn getrainde assessoren en niet betrokken bij de begeleiding van de student. • Het portfolio bevat het bewijs dat de student voldoet aan bekwaamheidseisen van een startbekwaam leraar. In het portfolio toont de student hoe hij zich na de hoofdfase heeft geprofileerd en is doorgegroeid. Hij toont de kennisbasis aan die past bij de profilering. Ook bevat het portfolio een beschrijving van de belangrijkste transformatiepunten tijdens de opleiding en een competentieprofiel. Het portfolio wordt beoordeeld door de tutor. • De student is geslaagd als veldassessment, afstudeeronderzoek en portfolio als voldoende of goed zijn gekwalificeerd. Er vindt dan een overgangs- of eindgesprek plaats met de eigen tutor in de vorm van een ontwikkelingsgericht interview. • Het panel heeft voorafgaand aan het visitatiebezoek van tien studenten afstudeeronderzoek ingezien en het verslag van het veldassessment. Het panel constateert dat het assessment en de beoordeling van de scriptie verloopt via vaste formats. Het panel stelt vast dat de afstudeerwerkstukken voldoen aan het
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
39/59
•
•
•
•
•
•
•
bachelorniveau. Er worden relevante opdrachten uitgevoerd en voor de uitvoering ervan wordt gebruik gemaakt van relevante literatuur. Het panel heeft op de visitatiedag inzage gehad in afstudeerwerk van tien studenten die recent zijn afgestudeerd. Het panel stelt vast dat deze werkstukken qua stijl en opzet systematisch de handleiding voor afstudeerwerk volgen. Dit recente werk heeft, meer dan de tien werkstukken van voorgaande cohorten die het panel ter inzage heeft gehad, het karakter van een onderzoeksverslag met kritische reflectie op onderzoek en conclusie. Het panel stelt vast dat de verbeteracties van de opleiding bij de ontwikkeling van een onderzoekslijn, de toetsing en het niveau daadwerkelijk hun vruchten afwerpen. De verantwoording van de gebruikte onderzoeksmethode en het kritisch reflecteren op resultaten van onderzoek (conclusies en aanbevelingen) komen nu systematischer en diepgaander aan bod. Het panel heeft met docenten, management en werkveld het afstudeerniveau besproken. Het niveau staat op de agenda van het overleg met het werkveld. Op de opleidingsscholen staat lesgeven centraal en onderzoek komt dan soms op de tweede plaats, zo vernam het panel. Door met het onderzoek aan te sluiten op schoolontwikkelthema’s vindt onderzoek ook in het belang van de basisschool plaats. Ook de training van mentoren in het beoordelen draagt bij aan het bewaken van het eindniveau. De opleiding heeft voor de borging van het eindniveau de afstudeercommissie in het leven geroepen. In deze commissie hebben naast docenten van de pabo ook vertegenwoordigers uit het praktijkveld zitting. Gezamenlijk bewaken zij het niveau van het afstuderen door regelmatig de verschillende onderdelen van het startbekwaamheidsassessment onder de loep te nemen. Het panel stelt vast dat de opleiding de juiste lijnen uitzet om het eindniveau te bewaken: inhoudelijk via de onderzoekslijn en het verder ontwikkelen van het toetsbeleid en organisatorisch door afspraken te maken met het werkveld over de onderzoekscomponent van de opleiding en scholing van mentoren. Afgestudeerden van Pabo Almere zijn tevreden over het niveau van de opleiding en het geleerde. In ATM 2007 geeft 83% aan het niveau ‘precies goed’ te vinden. Ook zijn de alumni tevreden over de bijdrage die de opleiding heeft geleverd aan ontwikkeling van hun kwalificaties. De respons van alumni op de ATM is helaas nog beperkt (n=13). Uit reacties van de veldadviesraad en individuele contacten uit het veld blijkt dat het praktijkveld tevreden is over het niveau van afgestudeerden van Pabo Almere. Opmerkingen vanuit het praktijkveld over een deels tekortschietende kennisbasis hebben, aldus de opleiding, veeleer betrekking op stagiaires, die nog in opleiding zijn, en niet op afgestudeerden. Het panel heeft dit voorgelegd aan afgestudeerden en ontving hierop een wisselend antwoord: sommigen hadden meer vakkennis willen opdoen tijdens de studie, anderen vinden dat er voldoende mogelijkheden zijn om de kennis te verdiepen. Afgestudeerden zijn wel van mening dat ze de vaardigheid hebben ontwikkeld om snel kennis bij te spijkeren. Circa 85% van de afgestudeerden van 2007 heeft een betaalde baan gekregen op de school waar zij ook de LIO hebben gelopen, of bij een school van hetzelfde bestuur.
40/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
Docenten geven in MTM 2006 met een score 3.7 aan tevreden te zijn over het eindniveau van de vaardigheden van studenten. Het niveau (moeilijkheidsgraad) van de opleiding beoordeelt driekwart van hen als precies goed en een kwart als te laag. Deeltijdstudenten bevestigen in STM 2007 de trend dat driekwart van de populatie het niveau precies goed vindt en een kwart te laag. Twee derde van de voltijdstudenten vindt het niveau goed en een derde te laag. Volgens studenten heeft de opleiding het afgelopen jaar de nodige niveauverzwaringen ingevoerd die het percentage ‘precies goed’ op zullen stuwen. Of dit zo is, is pas aantoonbaar in 2008 als nieuwe STM gegevens beschikbaar zijn. Verder vinden de studenten zelf, dat velen absoluut niet ‘het onderste uit de kan halen’. Een deel van de docenten is nog te weinig dwingend in het eisen van diepgang en excellentie. Veel voltijdstudenten zijn te weinig zelf-kritisch en te snel tevreden. Tot slot is nog vermeldenswaard dat in 2007 opleidingsassessoren, kwaliteitsmedewerkers en onderwijskundigen van de pabo’s van Arnhem, Nijmegen en Almere een uitwisseling hebben georganiseerd. In drie wederzijdse bezoeken hebben zij de startbekwaamheidsassessments van de drie pabo’s vergeleken op het voldoen aan het bachelor niveau. In november 2007 is deze benchmark met een uitgebreide evaluatie afgesloten. De toetsing en borging van het eindniveau van Pabo Almere komt daaruit positief naar voren. Het panel stelt vast dat de opleiding studenten aflevert op hbo-niveau en werkt aan het steeds beter definiëren en het beoordelen van het eindniveau.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Omdat de hoeveelheid afgestudeerden van Pabo Almere nog beperkt is, is het slechts met de nodige terughoudendheid mogelijk conclusies te trekken over relevante onderwijsrendementen. • Pabo Almere heeft streefcijfers geformuleerd voor het rendement van de voltijd: Propedeuserendement na 1 jaar: 50% Propedeuserendement na 2 jaar: 70% Studierendement na 4 jaar: 50% Studierendement na 5 jaar 63% • Voor deeltijd zijn de streefcijfers aangepast: Propedeuserendement na 1 jaar 46% Propedeuserendement na 2 jaar 60% Studierendement respectievelijk 40% (na vier jaar) en 50% (na vijf jaar).
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
41/59
•
• •
•
• •
•
•
Uitval van studenten wordt gedefinieerd als het percentage studenten van een cohort dat stopt met de studie. Na uitval met een Bindend Afwijzend Studieadvies, uitval zonder propedeuse (exclusief BAS) of uitval met propedeuse. De opleiding verzamelt sinds de start van de opleiding in 2001 gegevens om het rendement van de opleiding te monitoren. Het zelfevaluatierapport bevat overzichten die trends weergeven van de instroom, doorstroom en uitstroom. Hieruit blijkt dat de streefnorm voor het propedeuserendement (voltijd) na twee jaar voor de cohorten (2001-2004) gerealiseerd wordt. Het zelfde geldt voor de streefnorm voor het studierendement na vier jaar (cohorten 2001 en 2002). Het studierendement na vijf jaar bedraagt 57% (cohort 2001). Het propedeuserendement (voltijd) na één jaar daalt gestaag van 53% (cohort 2001) naar 19% (cohort 2005). De trend is dat steeds meer studenten er twee jaar over doen om de propedeuse te halen. Het studierendement na vier jaar voor de deeltijd bedraagt 44%. Het propedeuserendement van de deeltijd scoort overwegend onder de norm. Vanaf 2002-2003 volgt de opleiding de rendementscijfers met behulp van het instrumentarium van de Hogeschool van Amsterdam (rendementen voor propedeuse en studie, pijplijngrafieken e.d.). Pabo Almere heeft in 2006-2007 een rendementsfoto gemaakt en de kengetallen geanalyseerd. Met deze rendementsfoto kan de opleiding zich vergelijken met andere opleidingen van de HvA. Het rapport Rendementsanalyse Pabo Almere geeft trends weer en beschrijft oorzaken van uitval en afwijkingen van de streefnormen. Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat de opleiding over goede informatie beschikt om het rendement te monitoren. Tevens blijkt dat de opleiding deze gegevens serieus analyseert en maatregelen treft om het rendement te bevorderen (of uitval zo veel mogelijk te beperken tot het begin van de studie). Zo heeft aanscherping van eisen geleid tot verschuiving van uitval vanuit de hoofdfase naar de propedeuse en tot verhoging van de uitval na één jaar studie. Dit effect wordt versterkt door de invoering van de landelijke toets rekenen in 2006-2007. Pabo Almere verwacht dat de invoering van die voor Nederlands in 2007-2008 een vergelijkbaar effect laat zien. Over de uitval gerelateerd aan vooropleiding zijn nog niet veel harde conclusies te trekken, of het moet zijn dat uitval onder voltijd- en deeltijdstudenten met een mbo-vooropleiding gemiddeld percentueel hoger ligt dan bij die met havo of vwo. Dit leidt er onder andere toe dat de opleiding gerichte acties onderneemt in 2007-2008: bijspijkercursus rekenen op ROC, “vertragers” nauwlettend volgen en begeleiden, intensivering tutorbegeleiding. Juist in de begeleiding van de student door tutor en regiodocent is winst te boeken, aldus de Pabo in het zelfevaluatierapport. Het panel stelt vast dat de Pabo streefnormen heeft geformuleerd en het onderwijsrendement goed monitort. De opleiding voldoet deels wel en deels niet aan de streefnormen. Het panel komt tot het oordeel voldoende.
42/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
43/59
Bijlage 1:
44/59
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
45/59
46/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
47/59
48/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
49/59
50/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA Mevrouw ing. I.J.M. de Jong
X
Panellid NQA De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts
Panellid: Mevrouw C.H.M.M. Dautzenberg
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer D. de Vries
Panellid: De heer dr. J. Onstenk
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer dr. J. Onstenk De heer Onstenk is ingezet vanwege zijn ervaring in het domein van pedagogiek en opleidingskunde en zijn vakdeskundigheid op het gebied van pabo-ondewijs. Hij is vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen op de vakgebieden pedagogiek en lerarenopleidingen eerstegraads en tweedegraads in maatschappijleer, en tweedegraads in mens en maatschappij, waarbij hij in het domein pedagogiek tevens over internationale deskundigheid beschikt. Daarnaast is de heer Onstenk vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing op het niveau van de te beoordelen opleiding (en hoger) op het gebied van opleiding tot leraar basisonderwijs, opleidingskunde, hogere kaderopleiding pedagogiek en pedagogiek, vakgebieden waarop hij tevens beschikt over relevante werkveld-deskundigheid en internationale deskundigheid. Voor deze visitatie is de heer Onstenk individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
51/59
Opleiding 1980 1981 1997
Gymnasium B Doctoraal Sociologie, Universiteit van Amsterdam. Specialisatie: Sociologie van Arbeid en Organisatie Promotie Sociale wetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen.
Werkervaring: 01/77 – 08/79 10/79 – 10/80 11/81 – 06/82 10/82 – 01/83 02/83 – 11/84 08/84 – 12/84 12/84 – 11/85 1985 – 1991 1991 – 1998 08/98 – 09/99 09/99 – heden
Kandidaatsassistent (UvA), Sociologisch Instituut, werkgroep arbeidssociologie. Adjunct-wetenschappelijk ambtenaar (UvA) t.b.v. sociologieonderwijs aan andragogen Docent arbeidssociologie aan de Sociale Academie Amsterdam Docent personeelswerk aan de Haagse Sociale Academie Beleidsmedewerker van het Studium Generale aan de Technische Hogeschool Delft Docent sociologie aan de Sociale Academie CICSA Aspirant-onderzoeker bij SCO (UvA) Onderzoeker en projectleider bij SCO-Kohnstamm Instituut (UvA) Senior Onderzoeker en projectleider bij SCO Kohnstamm Instituut (UvA) Accountmanager/senior onderzoeker bij SCO Kohnstamm Instituut (UvA) Senior onderzoeker/projectmanager CINOP Centrum voor Innovatie van Opleidingen (Den Bosch) 04/04 – heden Lector geïntegreerd pedagogisch handelen in de grootstedelijke samenleving (Hogeschool INHOLLAND)
Panellid mevrouw C.H.M.M. Dautzenberg Mevrouw Dautzenberg is ingezet als panellid vanwege haar werkvelddeskundigheid op het gebied van didactiek en pedagogiek van het jonge kind. Daarnaast is zij ingezet vanwege haar onderwijsdeskundigheid door haar ervaring als kleuterleidster en in managementfuncties. Mevrouw Dautzenberg beschikt over auditdeskundigheid vanwege haar ervaring als lid van de visitatiecommissie PABO. Momenteel is zij directeur van een nieuw opgezette basisschool in Utrecht Leidsche Rijn. Voor deze visitatie is mevrouw Dautzenberg aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA Opleiding: 1976 1977 2002
KLOS Hoofdakte Master Degree Bovenschools management
Werkervaring 1977 1985 1990 2000 2004 – heden
Hoofdleidster kleuterschool Adjunct Basisschool Directeur Basisschool Interim directeur Start nieuwe basisschool Leidsche Rijn. Zie website: www.obswaterrijk.nl
52/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Panellid student de heer D. de Vries De heer De Vries is ingezet als studentpanellid. Hij is vderdejaars pabostudent aan Hogeschool Domstad te Utrecht. Naast zijn opleiding zit de heer De Vries in de medezeggenschapsraad. De heer De Vries beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen tot leraar basisonderwijs. Daarnaast is hij representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. De heer De Vries heeft de NQAvisitatietraining hoger onderwijs bijgewoond. Daarnaast is hij aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 2000 MAVO, Ashram college, Alphen aan den Rijn 2004 CIOS opleiding sport en bewegen, NOVA College, Haarlem 2005 – heden Pabo, Hogeschool Domstad, Utrecht Werkervaring: 2000 – 2005 Zomer 2004 2004 – 2006 2006 – 2007 2007 – heden
Postkamer, verkoop, reisuitvoering, Peter Langhout Reizen, Alphen aan den Rijn Badmeester, zwembad ‘de Hoorn’, Alphen aan den Rijn Judo/jiu jitsu leraar, budoschool Arashi, Alphen aan den Rijn Barman, Poolcafe Friendship, Alphen aan den Rijn Alphahulp, Aveant, Utrecht
De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts: De heer Horrevorts is ingezet als panellid NQA. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij INK en Lloyd’s Register. Door zijn ervaring heeft de heer Horrevorts tevens deskundigheid in de beoordeling van afstandsonderwijs. In 2000 volgde hij de postgraduate course ‘Institutional Management and Change in Higher Education’ aan het Centre for Higher Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland. Opleiding: De heer Horrevorts studeerde Metaalkunde aan de HTS te Utrecht en Sociale Geografie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Werkervaring: Na de studie HTS werkzaam als ontwikkelingswerker / leraar in het technisch beroepsonderwijs op de Filippijnen. Van 1985 tot 1992 werkzaam als projectleider ‘ontwikkelingseducatie’ in een project van de stichting Tool, HBO-raad en Nuffic. Ontwikkelen van educatief materiaal in samenwerking met HTS-en. Thema: Techniek en samenleving / internationalisering / ontwikkelingssamenwerking. Van 1993 tot 2000 was de heer Horrevorts werkzaam bij de Nuffic als programmamedewerker hoger (beroeps)onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Hij beheerde onderwijsprojecten aan universiteiten in de Filippijnen, India en Bangladesh. Van 2000 tot 2003 was hij werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Hij was secretaris van diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater, Tuinbouw en Akkerbouw en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor bij de Netherlands Quality Agency (de verzelfstandigde afdeling Kwaliteitszorg van de HBO-raad).
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
53/59
Panellid mevrouw ing. I.J.M. de Jong Mevrouw De Jong is ingezet als NQA-auditor. Sinds 2005 heeft zij ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Daarnaast is zij medeverantwoordleijk voor het samenstellen van panels. Mevrouw De Jong heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs. Opleiding 2000 – 2004
Educatie- en Kennismanagement in de Groene Sector aan de Stoas Hogeschool te Den Bosch.
Werkervaring 2000 – 2004 2003 – 2004
Diverse stages in het Middelbaar Beroepsonderwijs als docent en lesstofontwikkelaar. Afstudeerstages: Onderzoek naar de adviesbehoefte van stagebieders binnen de bloemenbranche. Uitkomsten in een onderzoeksrapport gepresenteerd aan Aequor. Nieuwe structuur aangebracht in avondopleiding voor Dutch Flower Arranger en de daarbijbehorende docenten- en studentenhandleidingen geschreven. 2004 – 2005 Essent, dossieranalist, afdeling debiteuren en incasso. Sogeti Nederland B.V., administratief medewerker, afdeling offerteafhandeling. 2005 – 2007 Netherlands Quality Agency, junior-auditor. 2008 – heden Netherlands Quality Agency, auditor.
54/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Woensdag 20 februari 2008 Lokatie: ruimte A 3.24 09.00 – 11.15 11.15 – 11.30 11.30 – 12.30 12.30 – 13.15 13.15 – 14.15 14.15 – 15.15 15.15 – 15.30 15.30 – 16.30 16.30 – 17.30
Donderdag 21 februari 2008 Lokatie: ruimte A 3.24 9.30 – 12.30 12.30 – 13.30 13.30 – 14.30
Ontvangst en materiaalbestudering Rondleiding Gesprek management Lunch Gesprek studenten Gesprek docenten Pauze Gesprek werkveld & alumni Paneloverleg
Materiaalbestudering en vergadering panel met name extra scripties en toetsen bestuderen Lunch Gesprekken met (derde-) en vierdejaarsstudenten en alumni (max. 8) Thema het Hbo-bachelor niveau: over het studentendossier (alle onderdelen van het afstuderen): • verzilvering lio-praktijk • afstudeeronderzoek • veldassessment • portfolio
14.30 – 15.30
Gesprek met docenten / afstudeerbegeleiders / veldassessoren / directeuren die bij de geselecteerde studentendossiers betrokken zijn. Thema het Hbo-bachelor niveau: • verzilvering lio-praktijk • afstudeeronderzoek • veldassessment • portfolio
15.30 – 16.30 16.30 – 17.00
Paneloverleg Tweede gesprek management & afronding
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
55/59
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Sleuteldocumenten - Pabo Almere op weg naar de top - Profilering Pabo Almere - Onderzoekshandleiding - Notitie Toetsbeleid - Parallel ontplooien en ontwikkelen - R&A-plan 2007 - Pabo-intranet - Tutorhandleiding - Kwaliteitszorgplan 2006 – 2007 - Verbeterplan Interne Audit december 2006 - Afstudeernotitie 2006 – 2007 - IRAPS 2006 – 2007
Bij hoofdstuk 1 1 2 2 3 3 4 4 5 5 6 6
Titel document
Documentnummer
Profilering Pabo Almere, 2006 Overzicht studiemiddagen en deskundigheidsbevordering Rapport Enthousiast, Overdacht en Onbelast, Van der Wolf,K en Huizenga, P, 2006 R&A-plan 2008 Bestuurscharter Leraren Opleiding, oktober 2006 VAR namenlijst leden Studiegids 2007-2008 Praktijkgids 2007-2008 Literatuurlijst 2007-2008 Periodehandleidingen 2007-2008 Overzicht themadagen en themaweken Pabo Almere LIO- informatieboekje Pabo Almere – intranet Visiestuk Opleiden in de School Notulen Veld AdviesRaad STM 2007 Semesterevaluatie 2006-2007 MTM 2006 Notitie onderzoek Schrijfprestaties Onderzoek en prestaties bij Pabo Almere Notitie Toetsbeleid Focusdiscussie, open discussie hoor- werkcolleges febr.2007 Contacturen Pabo Almere 2006-2007 ETM 2007 OER 2007-2008 Notitie verkorte deeltijd 2007-2008 Draaiboek voorlichting 2007-2008 Voorlichtingsmarkten Flevoland, lijst M&C Notulen decanenoverleg
56/59
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Curriculumvergelijking Pabo Almere – ROC Flevoland niveau 4 Onderwijs Assistent Afspraken met ROC Flevoland en ROC Amsterdam/Gooi en Vechtstreek Notulen decanenoverleg-wiskundesectie, vo scholen Rapportage SBO-project, september 2007 Procedure versnellen 2007-2008 Analyse BAS 1e en 2e jaars, augustus 2007 Evaluatie open dagen Pijlers van competentiegericht leren van de HvA Verbeterplan semester 1, 2007 Toetsprotocol Pabo Almere Examen-, toets- en afstudeercommissie Parallel ontplooien en presteren, 2006 Competentiebibliotheek HvA CV’s personeel Pabo Almere, 2007 Vlootschouw Pabo Almere Dieptepilot Opleiden in de school Overzicht deelname aan (intern)nationale bijeenkomsten Handleiding regiodocent 2007-2008 Beleidsplan professionaliseringsactiviteiten Ratio docent/student 2007-2008 Toelichting taaktoedeling 2007-2008 Taaktoedeling 2007-2008 (spreadsheet) Rapport werkdruk en werkplezier, 2006 Verslag gesprekken OP en OBP over werkdruk 2006-2007 Procedure Functionerings- en Beoordelingsgesprekken 2007-2008 Inwerkplan nieuwe docenten Anders en Beter: Inspirerend onderwijs op Pabo Almere Notulen kickoff huisvesting nieuwbouw hoger onderwijs Almere Tutorhandleiding 2007 Studentenstatuut 2007-2008 Studentendecanaat (op intranet) Cahier 4 Studie- en loopbaanbegeleiding Kwaliteitsplan 2006-2007 Intern auditrapport december 2005 Managementcontract 2007 Kwartaalrapportages (IRAP) 2006-2007 Verbeterplan audit per 31 december 2006 Verbeterplan minoren Pabo Almere 2006-2007 KICK, Klachten, Ideeën en Complimenten Kaart ATM (Alumni Tevredenheids Monitor) 2007 Format interview praktijkscholen Agenda bovenschools bestuursoverleg Afstuderen Pabo Almere 2007-2008 Verslag afstudeercommissie Rapportage uitwisseling assessoren 2007 Pijplijngrafieken Rendementsfoto Pabo Almere Rendementsanalyse Pabo Almere Onderzoek periodetoets
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
57/59
58/59
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl domein Educatie Opleidingscompetenties: Profilering Pabo Almere, 2006
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam/Hogeschool IPABO, Pabo Almere (vt/dt)
59/59