Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL
[email protected] www.onderwijsinspectie.be
Verslag over de doorlichting van Provinciale Basisschool te Voeren
directeur adres telefoon fax e-mail website/URL
adres adres
adres
Instellingsnummer 15958 Instelling Provinciale Basisschool René REGGERS Hoeneveldje 1 - 3798 'S GRAVENVOEREN 04-381.91.01 04-381.91.09
[email protected] www.pbsvoeren.be Bestuur van de instelling 960096 - Provinciebestuur van Limburg Onderwijs te HASSELT Universiteitslaan 3 - 3500 HASSELT Scholengemeenschap 119875 - Zuid-Oost Limburg te RIEMST Klein Lafeltstraat 2 - 3770 RIEMST CLB 114264 - Provinciaal CLB Limburg te HASSELT Willekensmolenstraat 140 - 3500 HASSELT
Dagen van het doorlichtingsbezoek Einddatum van het doorlichtingsbezoek Datum bespreking verslag met de instelling Samenstelling inspectieteam Inspecteur-verslaggever Teamleden
19/09/2011, 20/09/2011, 21/09/2011 21/09/2011 19/10/2011
Erik Kortleven Paul Lemmens Ludo Coenen Ann Schelfhout
Deskundige(n) behorend tot de nihil administratie Externe deskundige(n) nihil
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
1
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ........................................................................................................................ 3 1.
SAMENVATTING..................................................................................................... 5
2.
FOCUS VAN DE DOORLICHTING .......................................................................... 6
2.1
Leergebieden in de focus ......................................................................................... 6
2.2
Procesindicatoren of -variabelen in de focus ............................................................ 6
3.
VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN? ..................... 7
3.1
Kleuteronderwijs: Nederlands .................................................................................. 7
3.2
Kleuteronderwijs: wereldoriëntatie............................................................................ 8
3.3
Kleuteronderwijs: lichamelijke opvoeding ................................................................. 8
3.4
Lager onderwijs: Nederlands.................................................................................... 9
3.5
Lager onderwijs: wereldoriëntatie ............................................................................. 9
3.6
Lager onderwijs: lichamelijke opvoeding ................................................................ 10
4.
BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT? ................................................ 11
4.1
Curriculum ............................................................................................................. 11
4.2
Begeleiding ............................................................................................................ 11
5.
ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL ............................................................... 12
6.
STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL ...................................................... 14
6.1
Wat doet de school goed? ..................................................................................... 14
6.2
Wat kan de school verbeteren?.............................................................................. 14
6.3
Wat moet de school verbeteren? ........................................................................... 15
7.
ADVIES.................................................................................................................. 15
8.
REGELING VOOR HET VERVOLG ....................................................................... 15
2
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
INLEIDING Dit verslag is het resultaat van de doorlichting van uw instelling1 door de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap. Het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 geeft haar de opdracht hiertoe. Tijdens een doorlichting gaat de onderwijsinspectie na of de instelling de erkenningsvoorwaarden respecteert, of ze op systematische wijze haar eigen kwaliteit bewaakt en of ze zelfstandig de tekorten kan remediëren. Het advies in dit verslag heeft betrekking op alle erkenningsvoorwaarden uitgezonderd de voorwaarden betreffende hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid. Vanaf het schooljaar 2011-2012 vindt de controle op de erkenningsvoorwaarden betreffende bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne gelijktijdig met de doorlichting plaats. Deze controle op bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne resulteert in een afzonderlijk verslag. Alle verslagen worden gepubliceerd op www.doorlichtingsverslagen.be. Het referentiekader dat de onderwijsinspectie gebruikt bij een doorlichting is opgebouwd rond de componenten context, input, proces en output: • context: de omgevingskenmerken en de kenmerken van administratieve, materiële, bestuurlijke en juridische aard die de instelling karakteriseren • input: kenmerken van het personeel en van de leerlingen of cursisten van de instelling • proces: initiatieven die een instelling neemt om output te realiseren, rekening houdend met haar context en input • output: de resultaten die de instelling met haar leerlingen of cursisten bereikt. Meer info over het CIPO-referentiekader vindt u op www.onderwijsinspectie.be. De doorlichting bestaat uit drie fases: het vooronderzoek, het doorlichtingsbezoek en de verslaggeving. Tijdens het vooronderzoek selecteert de onderwijsinspectie de onderwijsdoelstellingen en de procesindicatoren of -variabelen die het inspectieteam onderzoekt tijdens het doorlichtingsbezoek. Tijdens het doorlichtingsbezoek verzamelt het inspectieteam bijkomende informatie via observaties, gesprekken en analyse van documenten. Het resultaat van de doorlichting is het doorlichtingsverslag. Het doorlichtingsverslag vangt aan met een voor het brede publiek toegankelijke samenvatting. Het vervolgt met een beschrijving van de doorlichtingsfocus. Tijdens een doorlichting zoeken de onderwijsinspecteurs een antwoord op drie onderzoeksvragen: • In welke mate voldoet de instelling aan de onderwijsdoelstellingen? (het erkenningsonderzoek) • In welke mate onderzoekt en bewaakt de instelling op een systematische manier de kwaliteit van de processen zodat deze bijdragen tot het bereiken/nastreven van de onderwijsdoelstellingen? (het kwaliteitsonderzoek) • Is er in de instelling een algemeen beleid dat het mogelijk maakt om zelfstandig tekorten weg te werken? (het onderzoek ‘algemeen beleid’) In drie hoofdstukken geeft de onderwijsinspectie een antwoord op deze vragen.
1
Instelling: onderwijsinstelling of CLB (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 11°). Onderwijsinstelling: een pedagogisch geheel waar onderwijs georganiseerd wordt en waaraan een uniek instellingsnummer toegekend is (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 13°).
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
3
Om de kwaliteit van de processen in kaart te brengen gebruikt de onderwijsinspectie een kwaliteitswijzer. Het inspectieteam gaat met de kwaliteitswijzer na of de instelling bij haar activiteiten aandacht heeft voor • doelgerichtheid: welke doelen stelt de instelling voorop? • ondersteuning: welke ondersteunende initiatieven neemt de instelling om efficiënt en doelgericht te werken? • doeltreffendheid: worden de doelen bereikt en gaat de instelling dit na? • ontwikkeling: heeft de instelling aandacht voor nieuwe ontwikkelingen? Meer informatie over de kwaliteitswijzer vindt u eveneens op www.onderwijsinspectie.be. Wat de instelling goed doet, wat de instelling kan verbeteren en wat de instelling moet verbeteren komt aan bod bij ‘Sterktes en zwaktes van de instelling’. Het doorlichtingsverslag eindigt met een advies dat betrekking heeft op alle of op afzonderlijke structuuronderdelen van de instelling. De onderwijsinspectie kan drie adviezen uitbrengen: • een gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de verdere erkenning van de instelling of van structuuronderdelen • een beperkt gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen als de instelling binnen een bepaalde periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het advies • een ongunstig advies: het inspectieteam adviseert om de procedure tot intrekking van de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen op te starten. Bij een ongunstig advies beoordeelt de onderwijsinspectie bovendien of de instelling de vastgestelde tekorten zelfstandig kan wegwerken. Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het definitieve verslag informeert de directeur van de instelling leerlingen, ouders en/of cursisten over de mogelijkheid tot inzage. De directeur van het centrum voor leerlingenbegeleiding informeert de centrumraad. Binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst moet de directeur van de instelling het verslag volledig bespreken tijdens een personeelsvergadering. Het bestuur van de instelling of zijn gemandateerde tekent het verslag voor gezien. Het bestuur stuurt het binnen dertig kalenderdagen na ontvangst terug naar de onderwijsinspectie en maakt eventueel melding van zijn opmerkingen. De instelling mag het verslag niet gebruiken voor publicitaire doeleinden.
Meer informatie? www.onderwijsinspectie.be en www.doorlichtingsverslagen.be
4
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
1.
SAMENVATTING
De Provinciale Basisschool in Voeren telt twee vestigingsplaatsen waaronder een geïsoleerde tweeklassige kleuterschool in Moelingen en een basisschool gelegen op de campus gedeeld met het Provinciaal Secundair Onderwijs in ’s Gravenvoeren. Ze werkt ook nauw samen met de Provinciale Kleuterschool. Er is een aanzienlijke instroom van anderstalige kinderen waarbij Franstaligen de grootste groep vormen. Om na te gaan of de school beantwoordt aan de erkenningsvoorwaarden onderzocht de inspectie de leergebieden Nederlands, wereldoriëntatie en lichamelijke opvoeding. De school kan voor Nederlands met valide en betrouwbare data aantonen dat ze voor zo veel mogelijk leerlingen de ontwikkelingsdoelen nastreeft en de eindtermen bereikt. Dat wordt bevestigd door de resultaten van de centrale eindtoets waar de school de resultaten van de referentiegroep evenaart en voor sommige domeinen overschrijdt. Voor wereldoriëntatie kan ze dat voor de lagere afdeling vooralsnog niet. Daar geven de uitslagen van de centrale toetsen nog heel wat ruimte voor leerwinst aan. De afgelopen jaren probeerde de school voor wereldoriëntatie een vernieuwingstraject op poten te zetten. Dat resulteerde tot nog toe niet in een succesvolle afronding. Er is nog veel diversiteit in de aanpak, en afspraken over belangrijke facetten ontbreken vooralsnog. Daardoor kan de school de continuïteit en de gradatie niet garanderen, hetgeen noopt tot een gunstig advies beperkt in de tijd voor dit leergebied. Voor lichamelijke opvoeding spoort een gradueel opgebouwd aanbod met de leerplannen waardoor de school voldoet aan haar maatschappelijke opdracht vervat in de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen. Het is niet denkbeelding dat zowel de huidige organisatie van zwemmen en gym als de gebrekkige accommodatie voor het kleuterturnen wegen op de optimale ontwikkelingskansen van leerlingen. Behalve het beantwoorden aan de erkenningsvoorwaarden moet de school ook haar kwaliteit bewaken. Dat laatste blijkt in het algemeen wel uit de leerbegeleiding en dan vooral uit de specifieke leerbegeleiding die zich richt tot leerlingen met zorg. De school beschikt over een groot aantal uren en lestijden die ze daarop inzet. Ongeveer twee derde ervan gaat naar ondersteunende maatregelen op school- en leerkrachtenniveau, wat resulteerde in een aantal succesvolle maatregelen en acties, zeker voor het leesonderwijs. Toch leidde dat nog niet tot een algemene mentaliteitsverandering bij leraren om permanent als eerstelijnszorgverstrekker op te treden en hun alaam aan zorginzichten en –tools te vergroten. Wel is er het succesvolle wekelijkse zorguur in de klas waarbij de klasleraar leerlingen met uitval of achterstand begeleidt. Het creëert voor die leerlingen meer kansen op een succesvolle schoolloopbaan. Een tweede aspect binnen het kwaliteitsonderzoek is de onderwijsorganisatie. Die wordt sterk meebepaald door de complexe context- en inputfactoren. Vooral de geïsoleerde en/of gedeelde infrastructuur en de instroom van veel Frans- en anderstalige leerlingen wegen op de organisatie. De school worstelt daarmee, is er zich ook van bewust, maar slaagt er nog niet in om haar onderwijsopzet zo optimaal mogelijk te laten sporen met haar eigen pedagogisch-didactische principes. Dat weegt op de efficiëntie en de doeltreffendheid. Even belangrijk voor de school, de leraren en de leerlingen is het algemene beleid. De aansturing daarvan overstijgt stilaan het directieambt en wordt ook een zaak van het zorgteam en van interne werkgroepen. Daarbij is er nog onduidelijkheid over het mandaat van die subniveaus. Teamleden zijn dan ook allen vragende partij voor voldoende sturing, opvolging en ondersteuning bij de vele prioriteiten. Het ontbreekt aan een trajectmatige aanpak bij de implementatie daarvan. Afbakenen, sensibiliseren, informeren, afspraken maken, uitvoeren, ondersteunen, opvolgen, evalueren, borgen en bijsturen bepalen nog minimaal het kwaliteitsbevorderende denken en handelen in de school. Dat reduceert de efficiënte en effectieve aanpak van vernieuwingen. Bovendien missen teamleden het permanente onderwijskundige debat om hun eigen kijk op onderwijs te richten op andere en nieuwe inzichten om de almaar groter wordende complexiteit van de onderwijs- en 15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
5
opvoedingsproblematiek doelgericht en doeltreffend aan te pakken. Gelukkig kan deze school terugvallen op gemotiveerde en hardwerkende teamleden die hun leerlingen optimale ontwikkelings- en leerkansen willen bieden. In dat verband vertrouwt de inspectie de uitdaging van dit gunstig advies voor dit schooljaar en de schooljaren 2012-2013 en 2013-2014 toe aan het team om een succesvol verbeteringstraject voor wereldoriëntatie aan te vatten.
2.
FOCUS VAN DE DOORLICHTING
Op basis van het vooronderzoek en in het kader van een gedifferentieerde doorlichting heeft de inspectie leergebieden en procesindicatoren/procesvariabelen geselecteerd voor onderzoek tijdens de doorlichtingsbezoeken.
2.1 Leergebieden in de focus Kle uteronderwijs Nederlands wereldoriëntatie lichamelijke opvoeding
Lager onde rwijs Nederlands wereldoriëntatie lichamelijke opvoeding
2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus Onderwijs Curriculum Onderwijsorganisatie Begeleiding Leerbegeleiding
6
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
3.
VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN?
Het onderzoek naar het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden levert voor de geselecteerde leergebieden het volgende op:
3.1 Kleuteronderwijs: Nederlands Voldoet
Motivering • De school kan voor Nederlands aantonen dat ze voor zo veel mogelijk kleuters de
•
•
•
•
•
•
•
•
ontwikkelingsdoelen nastreeft en de leerplandoelen realiseert. Ze baseert zich daarvoor op het kleuterwerk, de spontane en soms gerichte observaties en tests en ze verwijst naar het leerlingvolgsysteem. Ze voldoet voor dit leergebied aan de inspanningsverplichting. Eigen aan een ligging op een taalgrens, stromen heel wat anders- en tweetalige kinderen binnen. De school zet dan ook duidelijk in op taalvaardigheidsonderwijs. Dat zit verweven in allerlei activiteiten, soms zeer doelgericht toegespitst op het verwerven en het uitbreiden van de woordenschat en de schooltaal. Elk thema biedt daarbij voldoende kansen om taalactiviteiten te plannen. De kleuteronderwijzeressen zetten stevig in op het bevorderen van ‘leesplezier’. Allerlei initiatieven zoals de leesplek, de verteltassen en het werken met digitale prentenboeken dragen daartoe bij. Het schooleigen plan voor gelijke onderwijskansen is daarvoor het richtsnoer. De leerkrachten verpakken de leerinhouden in thema’s en bieden ze doorgaans geïntegreerd aan, hetgeen een grote horizontale samenhang tussen de leergebieden bewerkstelligt. Vanaf dit schooljaar werken de leerkrachten voor elk leerdomein met een leerlijn op basis van het leerplan. Ze geven aan dat ze dankzij dit ‘doelenboek’ het thematische aanbod met een doorgaande lijn in de na te streven doelen, willen optimaliseren. Voorlopig blijkt de gradatie eerder gebaseerd op informele afspraken. In hun dagplanning linken de leerkrachten elke activiteit aan een of meer relevante doelstellingen met een verwijzing naar de overeenstemmende leerplandoelen. Om met het oog op de leerplanrealisatie hun aanbod te bewaken markeren ze deze doelen om na verloop van tijd mogelijke lacunes vast te stellen en weg te werken. Hoe ze de werking met leerlijnen in de komende maanden en jaren verder aanpakken, is niet gevat in afspraken en een traject. Om leerinhouden te stofferen putten de leerkrachten uit divers bronnenmateriaal zoals zelfgemaakte themamappen, kleutertijdschriften, internet en vooral enkele onderwijsleerpakketten. Het klasbeeld en de klasinrichting zijn erg divers, soms rijk, soms eerder elementair van uitwerking. Het is onduidelijk hoe de kleuteronderwijzeressen via functionele kaders zoals onder meer pictogrammen en stappenplannen, een doorlopende lijn bewaken en hoe de inrichting en het aanwezige materiaal bijdragen tot optimale ontwikkelingskansen. Het team geeft aan dat de vorming en het aanbod dat de koepel voorziet voor de begeleiding van de aanvullende lestijden voor Rand- en Taalgrensgemeenten, sterk inspirerend en zelfs richtinggevend zijn voor het leergebied Nederlands.
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
7
3.2 Kleuteronderwijs: wereldoriëntatie Voldoet
Motivering • De thematische aanpak met sterke horizontale samenhang, de vele waarnemingen en
het gebruik van een doelenboek van de koepel onderbouwen in voldoende mate dat de kleuterafdeling de ontwikkelingsdoelen voor wereldoriëntatie nastreeft en de respectieve leerplandoelen realiseert. Informatie uit spontane en gerichte observaties en het werk van de kleuters onderbouwen dat. De leerkrachten bieden leerinhouden via thema’s geïntegreerd aan, hetgeen een grote samenhang tussen de leergebieden verzekert en nauw aansluit bij de werkelijkheid. Vanaf dit schooljaar voert het team voor elk leerdomein een leerlijn in die geënt is op het leerplan. Volgens de leerkrachten putten ze uit dit ‘doelenboek’ met de bedoeling het thematische aanbod en een doorgaande lijn in de na te streven doelen te optimaliseren. Voorlopig blijkt de gradatie eerder gebaseerd op informele afspraken. De leerkrachten baseren elke activiteit op een of meer relevante doelstellingen waarvoor ze in de dagplanning verwijzen naar de overeenstemmende leerplandoelen. Om hun aanbod te bewaken in functie van leerplanrealisatie duiden ze deze doelen aan om op termijn eventueel over- of onderaanbod te detecteren en weg te werken. Hoe ze de werking met leerlijnen in de komende maanden en jaren verder aanpakken, is niet gevat in afspraken en een traject. Voor de themakeuze laten de leerkrachten zich grotendeels leiden door de jaarkalender met de bedoeling aan te sluiten bij de leef- en belevingswereld van de kleuters. Om een thema te stofferen putten de leerkrachten uit divers bronnenmateriaal zoals zelfgemaakte themamappen, kleutertijdschriften, internet en enkele onderwijsleerpakketten. Elk thema is doorspekt met waarnemingsmomenten waarbij kleuters ruime kansen krijgen tot het exploreren van de werkelijkheid. Daartoe zijn er geregeld leeruitstappen of komen ‘experts’ op bezoek zodat de kleuters de nodige kansen krijgen om de hen omringende wereld te verkennen en te begrijpen. Het klasbeeld en de klasinrichting zijn erg divers, soms rijk, soms eerder elementair van uitwerking. Het lopende thema is al dan niet sterk uitgewerkt in de aankleding van de klas. De school participeert aan het project Milieu op School en zet vanuit de werkgroep ook acties en activiteiten op die kaderen in een schooleigen gezondheidsbeleid. Hiervoor werken de leerkrachten samen met de Provinciale Kleuterschool.
• •
•
•
•
•
•
•
3.3 Kleuteronderwijs: lichamelijke opvoeding Voldoet
Motivering • De school organiseert met behulp van een bijzondere leermeester lichamelijke
opvoeding wekelijks twee lestijden kleutergym. Bronnenboeken met concordantietabellen die verwijzen naar ontwikkelings- en leerplandoelen zijn een gids bij het uitwerken van die lessen. Daarenboven plannen de kleuteronderwijzeressen intentionele en occasionele bewegingsmomenten in de klas. Die aanpak garandeert in voldoende mate dat de school haar inspanningsverplichting nakomt. • De kleuters kunnen beschikken over veel rollend materiaal. Vooral tijdens de pauzemomenten maken ze daar intensief gebruik van. Ook het aanwezige klim- en klautermateriaal – in en buiten de klas – verhogen de kansen voor kleuters om grootmotorische vaardigheden te ontwikkelen.
8
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
• Kleinmotorische vaardigheden krijgen aandacht tijdens dagelijkse activiteiten zoals
knippen, scheuren, schilderen, rijgen, tekenen, boetseren. De kleuteronderwijzeressen gaan ook na in welke mate de kleuters die vaardigheden onder de knie hebben. • De onaangepaste accommodatie voor de kleuters en het ontbreken van specifiek materiaal hypothekeren de vlotte organisatie van de lessen lichamelijke opvoeding en daardoor de optimale invulling van de gymactiviteiten. Het gezamenlijke gebruik van de gymzaal en het zwembad met de school voor secundair onderwijs en de huidige strakke organisatie beknotten potentiële kansen voor lichamelijke opvoeding en watergewenning of zweminitiatie.
3.4 Lager onderwijs: Nederlands Voldoet
Motivering • De school toont op valide en betrouwbare wijze aan dat ze de eindtermen voor
•
•
•
•
Nederlands bereikt en via leerplanrealisatie de leerplandoelen voor dit leergebied verwezenlijkt. Dat blijkt onder meer uit de resultaten van de schooleigen toetsen, de tests van het leerlingvolgsysteem en wordt bevestigd door de resultaten van de centrale koepelgebonden eindtoets waar deze school de resultaten van de referentiegroep evenaart en voor sommige domeinen overschrijdt. De planningsdocumenten en vooral de gebruikte leerpakketten garanderen een continue en graduele lijn voor dit leergebied. De leraren voorzien een evenwichtig aanbod van de domeinen binnen Nederlands. Lezen krijgt bijzondere aandacht. Rekening houdend met de taalspecificiteit van de leerlingen zet de school sterk in op allerhande leesbevorderende initiatieven. Dat die aanpak opbrengsten garandeert, leiden de leraren af uit de toegenomen leesmotivatie en de betere leesresultaten. Taalvaardigheidsonderwijs is een bewuste schoolkeuze binnen het gelijke onderwijskansenbeleid. Heel wat acties relateren daaraan. Ook de aanvullende lestijden voor Rand- en Taalgrensgemeenten worden ingebed in de zorgwerking en ingezet op het verhogen van de taalvaardigheid van de leerlingen. Niet altijd en overal sluit het didactische handelen van de leraren aan bij functioneel taalonderwijs. Motiverende taaltaken en betrokkenheidsverhogende taalopdrachten zijn daar minder uitgangspunt waardoor les- en inoefenmomenten wegen op de leerstimulans van de leerlingen.
3.5 Lager onderwijs: wereldoriëntatie Voldoet niet
Motivering • De school slaagt er niet in om aan te tonen dat ze voor wereldoriëntatie beantwoordt
aan haar resultaatsverplichting en in voldoende mate de eindtermen via leerplanrealisatie bereikt. De resultaten van relevante toetsen tonen aan dat – in vergelijking met de referentiegroep – er voor meerdere domeinen nog leerwinst in zit. • De evaluatie van het leergebied wereldoriëntatie richt zich sterk op reproductieve kennis. Vooral de ‘kennis’ en de ‘kunde’ staan daarbij voorop. Minder duidelijk en zeker divers toetsen de leraren ook naar transfergerichte kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes. • De school boogt vooralsnog niet op een uitgeklaarde visie op wereldoriënterend onderwijs. De kerngedachten bij de eindtermen en het leerplan zijn geen instrumenten om een gelijkgerichte kijk op wereldoriëntatie te onderbouwen. Daardoor is er veel verscheidenheid bij de invulling van de lessen en krijgen onder meer de
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
9
•
•
•
•
•
multiperspectiviteit, de cursorische opbouw en de techniek een erg leerkrachtafhankelijke invulling. De afgelopen jaren probeerde de school via de kennismaking met diverse leerpakketten een invulling te geven aan dit leergebeid. Dat leidde tot een erg verscheiden aanpak. Mede daardoor mangelt het in dit leergebied aan een doorgaande lijn. Binnen de graden is er wel een zekere gelijkgerichtheid, maar tussen de graden ontbreken leerlijnen, gradatie en continuïteit. Het huidige aanbod vertoont weinig consequente aandacht voor een evenwichtig en harmonisch scala van de domeinen. Afhankelijk van de gebruikte methode of de eigen professionaliteit en de vakaffectie van de klasleraar, krijgen bepaalde domeinen sterke of minimale aandacht. Afspraken over de aankleding van het klasbeeld met functionele tijd-, ruimte- en andere kaders en het gebruik daarvan zijn er nauwelijks. In meerdere klassen zijn er dan ook amper geografische kaarten en andere ondersteunende contexten aanwezig. Voorts ontbreekt over het algemeen de actualiteit als een belangrijk uitgangspunt voor wereldoriënterend onderwijs en zijn lopende thema’s divers opspoorbaar in de klasaankleding. De school neemt deel aan het project Milieu op School (MOS). Verder zijn er ook acties die focussen op een schooleigen gezondheidsbeleid in de kleuterafdeling. Verkeersopvoeding en sociale educatie (MEGA) krijgen dan weer een rol toebedeeld door de samenwerking met de locale politie. Geregeld zijn er leeruitstappen in de nabije of verdere omgeving. Ook hier varieert het aan kwantiteit en kwaliteit. Wel weet de school goed te verwoorden welke doelstellingen zij nastreeft tijdens de extramurosactiviteiten (bosklassen). De voorbereiding en de uitwerking daarvan zijn een voorbeeld van goede praktijk.
3.6 Lager onderwijs: lichamelijke opvoeding Voldoet
Motivering • De school toont aan dat het aanbod voor de lessen lichamelijke opvoeding de
•
•
•
•
eindtermen en de leerplandoelen omvat. Bronnenboeken met concordantietabellen die verwijzen naar eindtermen en leerplandoelen zijn een gids bij het uitwerken van die lessen. De bijzondere leermeesters lichamelijke opvoeding pretenderen dat alle leerlingen de doelen in voldoende mate bereiken. Het aanbod getuigt van een brede en harmonische invulling waarbij de meervoudige en veelzijdige bewegingsbekwaamheid aan de orde is. Er is aandacht voor de motorische competenties, een gezonde en veilige levensstijl en het sociaal functioneren van de leerlingen. De school organiseert twee lestijden lichamelijke opvoeding per week. Eén lestijd daarvan gaat naar het zwemonderricht in het schoolzwembad. Daarvoor boogt de leermeester op een uitgewerkte en gradueel opgebouwde planning. Alle kinderen bereiken de eindterm zwemmen. De klasleraren besteden in mindere mate aandacht aan lichamelijke opvoeding. Soms zijn er bewegingstussendoortjes, maar het intentioneel inbedden van doelen voor lichamelijke opvoeding in de dagdagelijkse klaspraktijk is niet aan de orde. Leerlingen kunnen tijdens de pauzemomenten wel beschikken over rollend materiaal. Leerlingen die wegens omstandigheden niet konden participeren aan de lessen lichamelijke opvoeding, kregen geen alternatieve (onderwijskundige) of compenserende activiteiten aangeboden.
10
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
• Het gedeelde gebruik van de schooleigen gym- en de zwemaccommodatie door het
basis- en het secundair onderwijs die een campus delen en de stringente planning wegen deels op de organisatie van lichamelijke opvoeding.
4.
BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT?
Het onderzoek naar de kwaliteit en de kwaliteitsbewaking van de geselecteerde procesindicatoren of -variabelen levert het volgende op:
4.1 Curriculum 4.1.1
Onderwijsorganisatie
De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor: - ontwikkeling. Motivering • De schoolspecifieke situatie met onder meer een bijzondere leerlingeninstroom, twee
•
•
•
• •
vestigingsplaatsen en een sterke infrastructurele verankering met het secundair onderwijs op dezelfde campus, beïnvloeden de complexiteit van de onderwijsorganisatie. De school stemt bepaalde keuzes daarop af. Die zijn voor de teamleden niet altijd even duidelijk en transparant. De school kan voor een aantal keuzes niet aantonen of de wijze waarop ze haar onderwijs organiseert, de meest doelgerichte is. Vaak worden de keuzes en de keuzecriteria onderbouwd vanuit externe factoren. Dat is onder meer zo voor de organisatie van de lichamelijke opvoeding en het zwemmen in het lager onderwijs, het al dan niet opsplitsen of samenvoegen van grote of kleine klasgroepen en het groeperen van anderstaligen en zittenblijvers in de parallelklassen. De school besteedt eerder summiere aandacht aan de overgang van de kleuter- naar de lagere afdeling. Er zijn enkele didactische en methodische afspraken. Naar het voortgezet onderwijs zijn er ook een aantal drempelverlagende initiatieven. Er is nogal wat verscheidenheid bij de opmaak van de lessenroosters. Er gelden hiervoor geen duidelijke criteria op basis van onder meer de leerplanrichtlijnen en de schooleigen visie. Wel zeggen sommige leraren dat de organisatie van de lessen Frans weegt op de evenwichtige invulling van het lessenrooster. Sommige werkvormen lopen succesvol doorheen de hele organisatie. Het hoekenwerk en de acties binnen het beleid voor gelijke onderwijskansen zijn daar voorbeelden van. De school heeft niet de gewoonte om na te gaan of alle teamleden doordacht worden ingezet en de doeltreffendheid van de organisatie te onderzoeken. Wel geven sommige leraren aan in moeilijke omstandigheden te moeten werken, hetgeen weegt op hun welbevinden.
4.2 Begeleiding 4.2.1
Leerbegeleiding
De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor: - doelgerichtheid - ondersteuning - doeltreffendheid. Motivering
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
11
• In de dagdagelijkse onderwijspraktijk sturen vooral de leerpakketten het pedagogisch-
didactische handelen van de leraren. Zij gaan ervan uit dat de voorgeschreven methodiek helpt om een onderwijsleerklimaat te garanderen, waarbij ze zo veel als mogelijk op maat van de leerlingen kunnen werken. Sommige leerpakketten bieden voldoende differentiatiemogelijkheden daarvoor aan, zo menen de leraren. Er is nogal wat verscheidenheid in het onderwijskundige handelen van de teamleden waarbij sommige eerder sturend onderwijzen en andere dan weer een meer initiatiefbevorderend en leerlingenactief onderwijsklimaat scheppen. Over het algemeen zijn de inzet en de beroepsernst van de teamleden voldoende groot, hetgeen een gunstig onderwijsleerklimaat onderbouwt. De school heeft een uitgeschreven zorgvisie die aangeeft dat leerlingen met een moeilijk lopend leerproces recht hebben op een aangepaste begeleiding. Daarvoor kan het team beschikken over een groot aantal zorglestijden dat aan de basis ligt van een gestructureerde en planmatige aanpak via afspraken, procedures en documenten. Zo zijn er 40 uren voor zorgcoördinatie, 24 lestijden voor gelijke onderwijskansen en 7 voor rand- en taalgrensgemeenten. Ongeveer twee derde van dat zorgpakket wordt gebruikt op schoolniveau, een derde is leerlingbetrokken. De afgelopen jaren waren er veel wissels in het zorgteam waardoor de continuïteit wat wegviel hetgeen volgens de teamleden zijn gevolgen heeft voor de zorgaanpak. Nog niet alle leraren delen de zorgvisie die haar beslag krijgt in een zorgcontinuüm waarbij de klasleraar de eerste hulpverstrekker is voor kinderen met lichte leeruitval. Daar schuilt nog enige diversiteit bij de concretisering van de zorgaanpak waarbij de ene leraar al vlugger dan de andere verwijst naar zorgbegeleiding door klasexternen. De lagere afdeling werkte een systeem uit waarbij de klasleraar één lestijd per week kinderen bijwerkt of begeleidt bij taken. De klas wordt dan opgevangen door een leerkracht muziek. Leraren zeggen dat deze aanpak effecten sorteert. Om de teamleden bij te staan bij hun zorgtaak beschikt de school over een gedigitaliseerde zorgmap met heel wat informatie over de leerlingen en de zorginterventies. Technisch functioneert die nog niet optimaal. Verder maken de teamleden gebruik van het leerlingendossier, toetsen, screenings en observaties die de schoolloopbaan en vorderingen van de leerlingen in kaart brengen. Om die vaststellingen om te zetten in een doelgerichte zorgaanpak organiseert de school regelmatige en door de betrokken leraren voorbereide multidisciplinaire overlegmomenten. Die zijn aanleiding om bijzondere zorgtrajecten of handelingsplanningen voor bepaalde leerlingen uit te werken. Voor diepere of meer specifieke zorgvragen valt de school terug op de expertise van het zorgteam. Die leraren remediëren individuele leerlingen of kleine groepjes dan meestal klasextern. Een aantal leerlingen krijgt ondersteuning op basis van een handelingsplan of geniet van stimulerende, compenserende of dispenserende maatregelen. Twee leerlingen krijgen ook externe begeleiding via geïntegreerd onderwijs. Voor een aantal kinderen verwijst de school naar externe expertise. Expliciete aandacht gaat naar de anderstalige kinderen die een aanzienlijk deel van de schoolpopulatie uitmaken. In de kleuterafdeling en de eerste graad van het lager onderwijs begeleidt een bijzondere leermeester die leerlingen bij het verhogen van de taalvaardigheid, woordenschatuitbreiding in het bijzonder. De klasleraren zelf zetten nogal verscheiden in op die taaldiversiteit. Sommige klasleraren wensen meer ondersteuning en zijn vragende partij voor deskundigheidsbevordering.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
5.
ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL
Het onderzoek naar het algemeen beleid van de school levert volgende vaststellingen op:
12
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
• De school werkt op organisatorisch, administratief en onderwijskundig vlak nauw
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
samen met de Provinciale Kleuterschool waarvan het team onder meer participeert aan teamvergaderingen, werkgroepen en diverse kind- en oudergerichte activiteiten. Naast de directeur en het zorgteam zijn er heel wat werkgroepen die in min of meerdere mate het pedagogisch-didactische handelen van de teamleden richting geven. Vaak zijn de werkgroepen actief op het vlak van de organisatie, soms hebben ze ook een onderwijskundige taak. Niet altijd even duidelijk en transparant is het mandaat van die werkgroepen, hetgeen weegt op de doeltreffendheid. Het zorgteam heeft een betekenisvolle impact op het onderwijskundige beleid van de school. Het neemt heel wat initiatieven op school-, leraar- en leerlingenniveau waardoor er een zekere sturing, ondersteuning en opvolging van uitgaat. Ook hier is het voor heel wat teamleden niet echt duidelijk welke autoriteit het zorgteam heeft. Er is uitgezonderd voor sommige zorgacties, weinig intentionele en intensieve opvolging, sturing en begeleiding van de aangevatte prioriteiten. De school geeft veel autonomie aan de individuele leraren en valt terug op hun verantwoordelijkheidsgevoel en professionaliteit. Daardoor lopen vernieuwingstrajecten niet altijd doelgericht. De meeste teamleden verwoorden de nood aan opvolging, ondersteuning en begeleiding. De school zet stevig in op tweede- en summier op derdetaalonderwijs. Zo zit de aandacht voor Frans structureel verankerd in de lessenroosters vanaf het derde leerjaar en krijgen de leerlingen van de zesde klas een half uur Duits, dit op vraag van het schoolbestuur. De nabijheid van de Waalse en de Duitse taalgrens is hier niet vreemd aan. Hoewel de school boogt op meerdere uitgeschreven onderwijsvisies – ze beschikt onder meer over een pedagogisch project, een school -, een zorg- en een gezondheidsvisie – zijn sommige louter een document in plaats van een instrument. Daaruit blijkt geen gedragen en gelijkgerichte kijk op wat de school met haar onderwijs wil en hoe de leraren daar optimaal op kunnen inspelen. Het ontbreekt in de school aan een permanent onderwijskundig debat om te komen tot een gedragen pedagogisch-didactische visie die zich vertaalt in gezamenlijke doelgerichtheid. Heel wat teamleden geven dan ook een eigen invulling aan onderwijskundig denken en handelen. Exemplarisch daarvoor zijn de afspraken die verwateren of vernieuwingstrajecten die worden stopgezet om weer met een andere innovatie te starten. Dat belast de efficiëntie en de effectiviteit. De school kan terugvallen op structuren waar de teamleden in overleg informatie kunnen uitwisselen en tot beslissingen kunnen komen. Velen delen echter de mening dat die overlegmogelijkheden vooral inzoomen op de organisatorische problematiek. De teamleden ervaren ook een zekere inefficiëntie bij de besluitvorming, waardoor afspraken niet altijd even transparant zijn en de opvolging niet altijd accuraat verzekerd is. Een aantal parallelleraren heeft ook de kans om tijdens een gezamenlijke kindvrije lestijd te overleggen. De agenda is vrij en de leraren ervaren vooral een meerwaarde op het vlak van klasafspraken en -organisatie. Soms is er ook ervaringsuitwisseling. Ze verwijzen ook naar de vele informele overlegmomenten die naar hun aanvoelen waardevol zijn. Of de school toekomstgericht het overleg meer wil formaliseren en afstellen op onderwijsinhoudelijke problematiek en daardoor een meer ontwikkelingsgerichte beleidstool creëert, is niet duidelijk. De school neemt initiatieven om de kwaliteit van onderwijsaspecten na te gaan. Zo deed de directeur bij de teamleden een bevraging (Bottom Up Appreciation) over zijn eigen functioneren en participeert de school jaarlijks aan de koepelgebonden toetsen. De resultaten van beide werden nog niet uitvoerig besproken op schoolniveau. De school boort veel prioriteiten aan. Meestal ontbreekt het aan een trajectmatige aanpak waarbij afbakenen, sensibiliseren, informeren, afspraken maken, uitvoeren,
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
13
opvolgen, evalueren, borgen en bijsturen aan de orde zijn. Dat belemmert de efficiënte en effectieve aanpak. • Hoewel de school over heel wat data beschikt, is dit amper een aandachtspunt voor het optimaliseren van de eigen kwaliteitszorg. Opbrengsten worden veelal vanuit de perceptie ingeschat. Het is geen gewoonte om de eigen praktijk en de leerwinst daarvan op leerjaar-, leerkracht- of schoolniveau cyclisch en systematische te analyseren en te interpreteren om het goede eventueel te verankeren en wat nodig is bij te sturen.
6.
STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL
6.1 Wat doet de school goed? Wat betreft de erkenningsvoorwaarden: • De
school kan aantonen voldoende inspanningen te leveren om de ontwikkelingsdoelen voor de leergebieden Nederlands, wereldoriëntatie en lichamelijke opvoeding in de kleuterafdeling na te streven. • De lagere afdeling slaagt erin om de eindtermen voor Nederlands en lichamelijke opvoeding via leerplanrealisatie bij zoveel mogelijk leerlingen te bereiken. Vooral voor lezen zijn er op school heel wat succesvolle acties. Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen: • De school kan terugvallen op teamleden met veel inzet en beroepsernst hetgeen een
gunstig onderwijsleerklimaat onderbouwt. • Evenwel gehypothekeerd door de wissels in het zorgteam waardoor de continuïteit wat wegviel, slaagt het team er toch in een structurele zorgaanpak te verankeren en geslaagde zorginterventies op te zetten. Wat betreft het algemeen beleid: • Het is goed dat de school kansen creëert voor een gedeeld leiderschap waarbij
teamleden mee verantwoordelijkheid nemen voor het algemene beleid van de school.
6.2 Wat kan de school verbeteren? Wat betreft de erkenningsvoorwaarden: • In de kleuterafdeling hypothekeren de onaangepaste accommodatie voor de kleuters
en het ontbreken van specifiek materiaal de vlotte organisatie van de lessen lichamelijke opvoeding. • De school dient zich te bezinnen over een meer afdoend gebruik van de gemeenschappelijke accommodatie en de gevoerde strakke organisatie met het oog op een meer geoptimaliseerd en evenwichtig aanbod lichamelijke opvoeding. Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen: • Om vernieuwingen meer kans op slagen te geven, is het aangewezen om prioriteiten af
te bakenen en ze te vatten in een langetermijntraject dat voorziet in sensibilisering, ondersteuning, begeleiding, opvolging, evaluatie en bijsturing. • De eerstelijnszorgwerking kan nog sterk verbeteren door in te zetten op deskundigheidsbevordering bij de teamleden.
14
15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
Wat betreft het algemeen beleid: • De school kan inzetten op het voeren van een permanent onderwijskundig debat om te
komen tot een actuele en gedragen pedagogisch-didactische visie op onderwijs die de gezamenlijke doelgerichtheid aanstuurt. • De school kan nog beter de eigen kwaliteit bewaken door geregeld en meerjarig de eigen resultaten te analyseren en te interpreteren om het goede te verankeren en wat nodig is bij te sturen.
6.3 Wat moet de school verbeteren? Wat betreft de erkenningsvoorwaarden: • De school kan voor het lager onderwijs onvoldoende aantonen dat ze de eindtermen
voor wereldoriëntatie bij zoveel mogelijk leerlingen bereikt. Het mangelt aan verticale samenhang en de diversiteit van het aanbod is groot. Daardoor dringt zich ook een uitgeklaarde visie op dit leergebied op.
7.
ADVIES
In uitvoering van het Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 is het advies voor erkenning GUNST IG voor kleuteronderwijs.
BEPERKT GUNSTIG Lage r onderwijs om wille van onvoldoende bereiken van de leergebiedgebonden eindterm en of nastreven van de attitudinale eindterm en voor wereldoriëntatie
8.
REGELING VOOR HET VERVOLG
Het bestuur van de instelling moet vanaf 21 september 2014 kunnen aantonen dat de tekorten met een beperkt gunstig in voldoende mate werden geremedieerd. Namens het inspectieteam, de inspecteur-verslaggever
Erik Kortleven Datum van verzending aan de directie en het bestuur van de instelling: Voor kennisname Het bestuur of zijn gemandateerde
René Reggers 15958 - Provinciale Basisschool te Voeren
15