Verschillende soorten vragen, welke passen bij intervisie en coaching? Naar: hoofdstuk 5 uit “Collegiale consultatie en intervisie. Het stellen van vragen als middel tot probleemverheldering”, DOZ boek. Uitgave Pheadon Culemborg, 1994.
1.
Probleemverhelderende vragen
Deze vragen staan in de analysefase centraal. Het gaat om vragen die de inbrenger van een probleem stimuleren om tot een eigen analyse van wat er nu precies aan de hand is te komen, en wat hij of zij in de geanalyseerde situatie wil doen of laten. Probleemverhelderende vragen zijn van toepassing wanneer: het geformuleerde probleem onduidelijk is gesteld; er is bijvoorbeeld wel sprake van onvrede of spanning, maar wat voor de betrokkene nu het kernprobleem is, wordt niet gezegd; het problematische op een of andere manier lijkt samen te hangen met de persoon van de inbrenger; kortom, niet iedereen zou een zelfde situatie als problematisch ervaren of zou er op z’n minst niet dezelfde problemen mee hebben; het probleem wel enigszins duidelijk is, maar de aanpak of oplossing ervan om een persoonlijke keuze vraagt, er dus geen algemeen antwoord of algemene aanpak mogelijk is; wanneer een en ander afhangt van wat de inbrenger wil bereiken, van zijn normen en waarden, van wat voor hem haalbaar is gezien zijn kennis en kunde en zijn zwakke en sterke kanten; er misschien wel een algemene aanpak mogelijk is, maar de inbrenger en de vragensteller nauwelijks verschillen in knowhow met betrekking tot het onderwerp; de vragensteller met betrekking tot het probleem of de aanpak ervan zelf geen belangen heeft en dit gegeven ook voor de inbrenger duidelijk is. De contra-indicaties voor het stellen van vragen ter probleemverheldering laten zich eenvoudig uit het bovenstaande afleiden. Ter aanvulling nog het volgende. In een hiërarchische relatie ligt deze manier van vragen stellen niet voor de hand, tenzij het expliciet bij de taakverdeling van beide functionarissen behoort om problemen op deze wijze aan te pakken (bijvoorbeeld supervisie). In een hiërarchische relatie zijn er namelijk al snel te veel andere rollen en belangen, die interfereren bij het vragen stellen. En als het ‘vragen stellen’ wel lukt, dan kan het andere taken vanuit andere rollen (bijvoorbeeld beoordeling) in een later stadium beïnvloeden. Situatieverkennende vragen Bij dit soort vragen is het de vragensteller die meer duidelijkheid wil over wat er precies aan de orde wordt gesteld, om dan - in aansluiting op een nauwkeurig in kaart gebracht probleem informatie te geven. Met behulp van die nieuwe informatie kan de inbrenger zijn probleem mogelijkerwijs oplossen. Situatieverkennende vragen liggen voor de hand wanneer de vragensteller vermoedt dat de probleeminbrenger een informatietekort heeft, en dat het geven van juiste informatie hem in staat zal stellen zijn probleem op te lossen; er uitgegaan kan worden van een duidelijk verschil in knowhow of kunde tussen inbrenger en vragensteller, en dat inbrenger juist om deze reden de vragensteller heeft aangesproken. Deze benadering werkt echter niet als het probleem van de inbrenger samenhangt met zijn persoon, dus met zijn (eventueel tegenstrijdige) wensen, normen, waarden en streven. Dan zijn probleemverhelderende vragen meer op hun plaats, ook als de vragensteller meer deskundig is op het terrein waarop het probleem zich afspeelt; een ander is tenslotte nooit deskundig in wat een probleeminbrenger wil! De situatieverkennende benadering werkt overigens ook niet, wanneer de vragensteller bij nader inzien toch niet meer deskundigheid in huis heeft dan de inbrenger, of wanneer de vragensteller didactisch niet in staat blijkt de noodzakelijke kennis en kunde aan de inbrenger over te dragen.
Klaver Coaching en Training
Vragen buiten het probleem om De vragensteller reageert niet speciaal of alleen op het ingebrachte probleem, maar stelt allerlei vragen daar buiten om — zoals een nieuwe dokter eerst naar iemands verzekering, adres en eerdere aandoeningen vraagt, alvorens op de actuele klacht in te gaan: de zogenoemde inschrijf- of intakeprocedure. Het gaat dan om informatie die van belang is voor het instituut waar de vragensteller werkt. Dit soort vragen kan ook worden gesteld door een onderzoeker die uit is op het aantonen van bepaalde verbanden, of door een deskundige die vanuit een bepaalde theorie werkt, zoals de meeste homeopaten. In beide gevallen zijn dergelijke vragen tevens situatieverkennende vragen. Een waarschuwing bij het gebruiken van dit soort vragen: ze bevorderen een houding van passiviteit bij de probleeminbrenger. Deze wordt immers niet meer aangemoedigd om zelfstandig na te denken. Hij behoeft slechts te wachten op de volgende vraag; een vraag naar feiten die vanuit zijn gezichtspunt onvoorspelbaar is. (De vragensteller die vervolgens wil overschakelen op vragen die het denken van de probleeminbrenger moeten stimuleren, doet er goed aan zo’n overgang te markeren om de aandacht en activiteit van de probleeminbrenger opnieuw te wekken.) Overigens dient een vragensteller altijd toe te lichten waarom en hoe lang hij vragen buiten het probleem om zal gaan stellen. Didactische vragen Deze vragen zijn bedoeld om het leren van de deelnemers te vergemakkelijken of om overdracht van leerstof mogelijk te maken. De vragen worden gesteld op initiatief van de docent, om doelen te bereiken die de docent voor de deelnemer heeft bedacht, en zijn dus geen reactie op een probleeminbreng. De vragen zijn te onderscheiden in de volgende soorten. Voorwaardenscheppende vragen Het gaat hierbij om vragen die de aandacht en de wil tot leren van de deelnemers moeten richten op de komende leerstof en op de doelen die door middel van de leerstof en leeractiviteiten bereikt moeten worden. Bijvoorbeeld: de docent noemt een probleem of vraagstelling die slechts kan worden opgelost met de te behandelen leerstof; de deelnemer behoeft niet te antwoorden, de vraag is retorisch; de docent stelt vragen om kennis uit voorafgaande lessen dan wel werk- en levenservaringen van deelnemers boven tafel te krijgen, om hier vervolgens andere en nieuwe leerstof aan te kunnen koppelen. Vragen ter verwerking van aangeboden leerstof Dit zijn vragen gericht op doelen die de docent door middel van onderwijs wil verwezenlijken: ‘Wat is het verband tussen X en Y’, ‘Geef ons een voorbeeld van X’, ‘Welke deelaspecten kun je onderscheiden aan Y’, ‘Maak zelf eens een plan voor X met behulp van Y’, ‘Wat is de betekenis of waarde van X voor Y?’ Doorvragen op en doorspelen van antwoorden van deelnemers op denkvragen Daarbij gaat het niet om zelfreflectie, maar om deelnemers aan te zetten de leerstof verder intellectueel te doordenken of de voor de docent al heldere bijdrage van student A nog eens te doen expliciteren ten behoeve van andere deelnemers. Thematisering van ervaringen van deelnemers Aan een of meer deelnemers worden vragen gesteld over door hen ingebrachte praktijkervaringen en praktijkproblemen — niet met het oogmerk deelnemers aan te zetten tot reflectie op hun gedrag of hun doelen, maar om één van de inbrengers losstaande casuïstiek boven tafel te krijgen; een casuïstiek waaraan theoretische inzichten kunnen worden gekoppeld, bijvoorbeeld ter verklaring van de verschijnselen, of om een handelingsstrategie op te zetten ten behoeve van ‘zulke’ situaties. Met zijn vragen is de docent er op uit om ten minste die informatie te verkrijgen die nodig is om theorie en casussen met elkaar te kunnen verbinden. Het kan dan gaan om informatie die, gezien vanuit de beleving van de deelnemer, niet de meest wezenlijke informatie is.
Klaver Coaching en Training
De legitimiteit van vragen De diverse soorten vragen kunnen slechts in een beperkte context als legitiem beleefd worden. De legitimiteit van vragen wordt bepaald door het impliciete dan wel expliciete contract tussen beide partijen. De docent die vragen stelt ter verwerking van de door hem aangeboden leerstof, heeft daarvoor geen speciaal contract nodig, indien zijn programma eenmaal aanvaard is door de deelnemers. Als een docent echter op een vergadering met collega’s vragen gaat stellen ter verwerking van zijn verhaal, dan zal hij ergernis oproepen, tenzij er een voor die situatie expliciet contract wordt aangegaan. Zo zal een deelnemer zich genomen voelen en zich mogelijk wreken, wanneer een docent hem tijdens een les en temidden van zijn groepsgenoten langdurig probleemverhelderende vragen stelt. Dat is niet het vanzelfsprekende contract tussen docenten en deelnemers tijdens de lessen. Of het soort vragen dat een docent aan een deelnemer of een collega zal stellen aanvaard wordt, hangt dus af van de doeleinden die moeten worden bereikt en van de betrekking, het contract tussen de gespreksdeelnemers. Zolang doel en betrekking onvoldoende duidelijk zijn, wordt eerst dáár over gesproken, voordat met het inhoudelijke wordt verder gegaan. Het oefenen in het stellen van vragen In deze intervisiemodule en in intervisie-subgroepjes zullen veel vragen gesteld worden. Dat kun je op verschillende manieren doen. Door de manier waarop je een vraag stelt; oefen je invloed uit op de ander niet alleen op zijn denkproces, maar ook op zijn ervaring op dat moment. beïnvloed je de reactie van de ander op jouw vraag. geef je feedback aan de ander, je vertelt impliciet hoe het verhaal van de ander op je overkomt. Verschillende categorieën van vragen Je kunt vragen onderverdelen in verschillende categorieën. Je kunt in het algemeen ook aangeven welke soorten vragen “beter” zijn in een intervisiesituatie en welke vragen “minder succesvol” zijn. Het gaat er in de intervisie om dat je iemand helpt zijn eigen oplossing voor een leervraag/ probleem te vinden. Je kunt daarvoor de volgende stelregel hanteren: “EEN ZELF GEVONDEN OF ZELF GEKOZEN OPLOSSING WERKT BETER DAN EEN DOOR EEN ANDER AANGEDRAGEN OF OPGEDRONGEN OPLOSSING.” Dat betekent dat in een intervisiegroep consultvaardigheden belangrijker zijn dan adviesvaardigheden. Bepaalde soorten vragen passen beter bij een consultgesprek dan bij een adviesgesprek.
Klaver Coaching en Training
2.
De “betere” soorten vragen
De “betere” soorten vragen zijn explorerende vragen. Ze beginnen in het algemeen met hoe, wat, waar, wie en in mindere mate wanneer. Deze vragen geven diepgang aan het gesprek. Zij nodigen uit om het aangesneden probleem verder te onderzoeken. Dat zijn de zogenaamde E-vragen. De betere vraag blijft in eerste instantie binnen het gebied wat de ander als probleem aangeeft. Dat zijn de zogenaamde “in” vragen. Bij de incident- en Balint-methode gebruik je deze vragen om zicht te krijgen op het probleem. E-in F. Exploratie van de Feiten. (Wat is er precies gebeurd?) E-in E.
Exploratie van Emoties. (Hoe heb je dat ervaren?)
Met behulp van deze WB-vraag geef je weer, wat je vermoedt dat iemand ervaart. Dit wordt ook wel een actief-luister boodschap genoemd. W.B. Weergave van Beleving. (Het lijkt alsof je daar zeer door verrast was?) Over het algemeen kun je stellen dat open vragen beter zijn dan gesloten vragen. In de bovenstaande categorieën zie je twee soorten open vragen en één soort gesloten vraag. Met deze gesloten vraag wordt nagevraagd of de interpretatie juist is.
3.
De “minder succesvolle” vragen
Deze vragen hebben vaak als effect dat er niet verder over het probleem nagedacht wordt maar dat het gesprek verder gevoerd wordt over de aangedragen oplossing van de ander. Ook kan de vraag tot gevolg hebben dat het gesprek afdwaalt van het ingebrachte probleem. Dat zijn de zogenaamde E-ex. vragen. Het gesprek sluit niet meer aan bij het gedachtenspoor van de ander. Gesloten vragen en/of multiple-choice vragen horen ook tot deze categorie. E-Ex. Exploratie buiten het referentiekader of het gedachtenspoor van de spreker. (Als het over een probleem met Jantje in de klas gaat, wordt er een vraag over de ouders van Jantje gesteld) It.
Interpretatie. (Volgens mij heb je geen zin in dat soort lessen)
V.
Veronderstelling. (Ik vind jou niet iemand om daar problemen mee te hebben)
Wa.
Waardering/Beoordeling. (Volgens mij hebben ze dat heel leuk gevonden) (Dat heb je niet juist gedaan)
Z.M. Zelf Mededeling. (Ik zou het heel anders aangepakt hebben) G.
Geruststelling. (Als je langer voor de klas staat, leer je daar vanzelf mee omgaan)
Je kunt het ook anders zeggen: De betere vragen zijn in het algemeen “ontwikkelingsgericht” en de mindere vragen zijn vaak te snel “oplossingsgericht”. Bewaak tijdens het gesprek in een intervisie-setting de manier van praten met elkaar. Stel dat zonodig aan de orde.
Klaver Coaching en Training
4.
Oefenblad verschillende soorten vragen
Hoe zou jij reageren als iemand de volgende problemen aan je voor legt in een intervisiegroep? Schrijf je reactie op en probeer vervolgens je reactie in een van de categorieën in het onderstaande schema onder te brengen: 1.
Probleem Soms denk ik, de kinderen zullen wel niet zoveel behoefte hebben om vragen te stellen; ik vind het zelf ook fijn om rustig te luisteren. Maar aan de andere kant vraag ik me af wat ze er nu van begrepen hebben. Als er weinig reactie van hun kant komt, heb ik de neiging om zelf nog meer te gaan vertellen. Ik stort bij wijze van spreken alle stof over hen heen. Mijn reactie: Categorie:
2.
Probleem Ik vind het goed, dat er veel zorg wordt besteed aan de ouderparticipatie. Maar soms loopt het de spuigaten uit. We steken er zo veel energie in terwijl de ouderavonden slecht bezocht worden. Ik denk dat ouders, die willen komen toch hun weg wel vinden; degenen, die niet komen hebben dan ook kennelijk geen behoefte. Zonde van de moeite, denk ik dan. Mijn reactie: Categorie:
3.
Probleem Ik bereid me goed op de teamvergaderingen voor. Dan kan ik de vergadering beter leiden. Maar het is nu al een paar keer gebeurd dat twee teamleden, die hier al langer werken, met elkaar in discussie raken. De anderen zitten er gewoon bij en luisteren. Eigenlijk vind ik dit deel van de vergadering zonde van de tijd, maar ik weet niet goed hoe ik de discussie af kan breken. Iedereen luistert naar het gesprek, ook al komt er weinig uit. Mijn reactie: Categorie:
4.
Probleem Als ik iets uitleg over rekenen zie ik Elsbeth steeds uit het raam kijken. Ik vraag haar een paar keer op te letten, maar haar gedachten dwalen steeds af. Ze snapt eigenlijk niet wat ik zeg en begint zich te vervelen. Ze doet steeds minder haar best om het wel te begrijpen, volgens mij legt ze zich er bij neer, dat ze niet kan rekenen. Als ik het haar nog eens uit kom leggen, doet ze heel erg haar best om de juiste antwoorden te geven, maar ze neemt niet de tijd om na te gaan wat ze nu wel en wat ze niet snapt. Ze wil dat ik snel weer verder loop. Mijn reactie: Categorie:
Klaver Coaching en Training
Een oefening om verschillende soorten vragen in te delen. Soort
Open
Gesloten
Meerkeuze
E-in Feiten E-in Emoties Weergave van beleving E-extern Interpretatie Vooronderstelling Waardering/beoordeling Zelf-mededeling Geruststelling
Klaver Coaching en Training