VERGADERING VAN 28 JUNI 2006
PUNTEN VAN BEHANDELING
BLZ.
1.
Onderzoek geloofsbrieven/toelating mw. F. Stavast ...................................................................... 6
2.
Notulen van de vergaderingen van 17 en 24 mei 2006 ....................................................................... 6
3.
Ingekomen stukken ............................................................................................................................. 7
4.
Regeling van werkzaamheden............................................................................................................. 7 a. Behandelvoorstellen Presidium....................................................................................................... 7
5.
C-stukken ............................................................................................................................................ 8
B.1. Intrekking Loonkostenpremieregeling Noord-Nederland 2002 en Investeringspremieregeling Noord-Nederland 2000 (LPR 2002 en IPR 2000) (nummer 13/2006)................................................ 9 B.2. Jaarprogramma 2006 van het Kompas voor het Noorden (nummer 15/2006).................................... 9 A.1. Aanwijzing leden Algemene Vergadering van het IPO en in de Programmaraad van de Noordelijke Rekenkamer. ................................................................................................................... 9 A.2. Voorjaarsnota 2006:.......................................................................................................................... 10 Algemene beschouwingen PvdA-fractie........................................................................................... 10 Algemene beschouwingen VVD-fractie ........................................................................................... 18 Algemene beschouwingen CDA-fractie. .......................................................................................... 22 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie................................................................................. 29 Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie............................................................................... 34 Algemene beschouwingen SP-fractie ............................................................................................... 39 Algemene beschouwingen D66-fractie ............................................................................................. 46 Algemene beschouwingen PvhN-fractie........................................................................................... 48 Antwoord van gedeputeerde Calon................................................................................................... 54 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen.............................................................................................. 63 Antwoord van gedeputeerde Mulder................................................................................................. 76 Antwoord van gedeputeerde Musschenga ........................................................................................ 74 Antwoord van de Voorzitter.............................................................................................................. 76 Repliek van de PvdA-fractie. ............................................................................................................ 79 Repliek van de CDA-fractie.............................................................................................................. 80 Repliek van de VVD-fractie.............................................................................................................. 81 Repliek van de GroenLinks-fractie. .................................................................................................. 82 Repliek van de ChristenUnie-fractie................................................................................................. 84 Repliek van de SP-fractie.................................................................................................................. 84 Repliek van de D66-fractie. .............................................................................................................. 85 Repliek van de PvhN-fractie. ............................................................................................................ 86 Dupliek van gedeputeerde Calon ...................................................................................................... 87 Dupliek van gedeputeerde Gerritsen................................................................................................. 89 Dupliek van gedeputeerde Musschenga............................................................................................ 90
2
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Voorzitter: de heer J.G.M. Alders, Commissaris der Koningin Waarnemend voorzitter: de heer R.A.C. Slager Statengriffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 51 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), B.P.A. Blom (SP), mevrouw J.W.F. BoonThemmen (VVD), mevrouw A.F. Bos (GroenLinks), P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), mevrouw I.S. Bulk (SP), A.A. van Dam (CDA), mevrouw T. Deinum-Bakker (D66), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw M. Folkerts (GroenLinks), mevrouw J.M. Drees (PvdA), W. Haasken (VVD), K.J. Havinga (PvdA), J. Hilverts (ChristenUnie), mevrouw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), D.A. Hollenga (CDA), M.J. Jager (CDA), F.C.A. Jaspers (PvdA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), J.W. Kok (PvdA), J.L.H. Köller (PvdA), mevrouw C.A. de Lange (PvdA), F.F.H. Lenselink (PvdA), E.J. Luitjens (VVD), A. Maarsingh (CDA), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), L.A. Meijndert (CDA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), R.C.E. Neef (VVD), H. Nijboer (PvdA), M.L.J. Out (VVD), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), mevrouw M.J. Schouwenaar (PvdA), R.A.C. Slager (ChristenUnie), mevrouw L.K. Smit (PvdA), F.J. van der Span (CDA), H. Staghouwer (ChristenUnie), R. Stevens (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw I.L. Voogd, R. de Vries (CDA), mevrouw A.A. Waal-van Seijen (VVD), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN), W. Zorge (PvdA), E.A. van Zuijlen (GroenLinks). Afwezig met kennisgeving: W.J. Moorlag (PvdA), P.M. de Bruijne (PvdA), B. Hofman (VVD), H.C. Moll (GroenLinks) Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen, mevrouw C.A.M. Mulder, T.A. Musschenga. De VOORZITTER: Ik open de vergadering van de Provinciale Staten van de provincie Groningen van 28 juni 2006. Ik heet u allen van harte welkom en wens u een goede vergadering toe. Er zijn berichten van verhindering ontvangen van de heren Moorlag, De Bruijne, Hofman, Moll. De heer Luitjens zal ‘s middags afwezig zijn. De heer Maarsingh en mevrouw I.P.A. Mortiers arriveren later. De vorige keer heb ik vanaf deze plaats Teun Jan Zanen beterschap kunnen wensen en het is goed om hem weer in ons midden in deze vergadering welkom te heten. Dan heb ik u de afgelopen tijd een afschrift doen toekomen van een brief die ik heb mogen ontvangen van Marijke Folkerts, die ik ook in deze zaal wil voorlezen: “
Geachte voorzitter, beste Hans,
Tot mijn grote spijt moet ik je meedelen dat ik mijn Statenlidmaatschap moet opzeggen. Mijn gezondheid en privé-omstandigheden die een grote wissel op mij trekken nopen mij daartoe. Ik heb de afgelopen zeven jaar mij met heel veel plezier bewogen binnen de provinciale politiek. Dat de beleidsterreinen welzijn, sociaal beleid, cultuur en volkshuisvesting mij het meest na aan het hart liggen zal niemand ontgaan zijn. Het meeste plezier gaf het mij als ik op die terreinen kon samenwerken met groepen mensen uit de samenleving die geraakt werden door dat beleid. In het debat voelde ik me niet altijd geweldig op mijn plek, maar zo nu en dan heb ik ook daar wel plezier aan beleefd. Als commissievoorzitter voelde ik me de afgelopen drie jaar als een vis in het water, zoekend naar nieuwe mogelijkheden in het kader van het dualisme. Daarbij heb ik ook nogal eens en nooit tevergeefs een beroep op jou gedaan om te bekijken hoe het het beste zou kunnen. Ook door de medewerkers van de griffie heb ik me altijd geweldig gesteund gevoeld.
3
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De commissie heb ik misschien soms wel wat overvraagd en zo nu en dan werd het wel eens wat veel, dat getrek door de provincie en al die gesprekken met mensen in allerlei projecten en organisaties. Maar het werkplan werd met veel enthousiasme telkens weer aangepast en vernieuwd en ik kijk op de samenwerking met de collega's in de commissie met veel plezier terug. Kortom, het is echt met spijt in het hart dat ik deze stap zet, maar op dit moment is dit het verstandigste dat ik kan doen. Ik wil graag zo spoedig mogelijk afscheid nemen, zodat mijn plek ook weer snel kan worden ingevuld. Met dank aan alle collega's voor de goede samenwerking, Een vriendelijke groet, Marijke Folkerts.” Toen ik de brief ontvangen had, heb ik Marijke ogenblikkelijk gebeld en gezegd dat dit van die momenten zijn waarop je het idee hebt dat iemand die volgens mij in alles waar ze voor kiest er voluit voor wil gaan en niet dingen half wil doen, soms in botsing kan komen met die dingen die je allemaal doet en dat het ook gewoon teveel kan zijn. Die situatie doet zich voor Marijke voor. Dat heeft er ook toe geleid dat zij conclusies heeft moeten trekken en in dit geval heeft moeten zeggen: dat kan ik met al het andere wat ik moet doen, ook in mijn privé-situatie, niet combineren met het Statenlidmaatschap. En dat doet pijn bij Marijke, want wij hebben allemaal kunnen zien – ook in de debatten of juist als wij de debatten uit de weg gingen – dat bij alle vriendelijkheid er ook geweldige woede kon zijn, die dan wel heel erg ingehouden was, maar wel zichtbaar. Want het ging toch om mensen. Ik denk zeker de afgelopen tijd, waar wij hebben kunnen kijken naar hoe een commissie haar weg zocht in een nieuw duaal stelsel, waar de keuze van Marijke van begin af aan was: “Ik ga niet zitten wachten op wat er op mij afkomt, maar ik vind feitelijk dat de commissie zelf zich moet informeren en vanuit dat zelf informeren ook initiatieven moet nemen”. Dat zou ik een heel goed voorbeeld van inderdaad die zoektocht die het dualisme ook inhoudt, willen noemen. Wij mogen ook met elkaar vaststellen dat juist door die wijze van aanpak wij ook al positie hebben ingenomen in dat proces, waar anderen ook naar kunnen kijken. Daar hoort een heel groot compliment bij dat ik graag – ik ben ervan overtuigd namens alle – aan je overbreng. Dat is waardering en complimenten voor dat deel, het is ook zeker zo dat er gewoon heel grote waardering was in de contacten, de plezierigheid waarmee dat was, de geïnteresseerdheid die daarbij aan de orde was, die ook zeer gewaardeerd is. De keuze is een moeilijke, maar in volle overtuiging heb je ook die keuze weer gemaakt, want als je dingen doet, moet je ze goed doen. Mogen wij jou daar heel veel succes bij toewensen en de hoop uitspreken dat wij elkaar op tal van plaatsen nog weer tegenkomen, soms misschien wel als inspreker om weer te zeggen: “Nu moet dit toch aan de orde zijn” en ook op al die andere plaatsen. Het ga je zeer goed en dank namens ons allemaal! Mevrouw BOS: Marijke, dit is jouw laatste Statenvergadering. Het is duidelijk dat jouw gezondheid het niet meer toelaat om zorgtaken thuis met het Statenwerk hier te combineren en dat is ontzettend jammer. Jammer, omdat die Statenperiode bijna voorbij is en je het niet meer af kunt maken. De waardering voor jou is alom groot, voor je inzet, je inbreng, je enthousiasme, je was altijd op tijd, en voor jouw voorzitterschap van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid. Er is geen commissie in deze Staten die zo actief was als deze. Dat is voor een groot deel aan jou te danken. Binnen en buiten de fractie heb jij van alles georganiseerd: werkbezoeken, conferenties. Hoogtepunten voor jou waren de conferenties in de Statenzaal over armoedebeleid en marktwerking in de zorg. Wij waren nog aan denken over een nieuwe conferentie over mantelzorg. Dat jouw hart bij welzijn en zorg ligt, is bekend. Maar heel veel mensen weten misschien niet dat de Groninger taal jou na aan het hart ligt. Zo na zelfs, dat je deze winter een cursus Grunnegers hebt gevolgd. Ik het jou nog niet horen spreken, dat durf je nog niet goed, maar misschien komt dat nog wel. Ik heb ooit in deze Staten eens een keer een gedicht in het Gronings voorgedragen van Jan Boer toen het Meertmoand Dialectmoand was.
4
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 En heel vaak zei je: “Wanneer doe je dat weer eens?” Maar het kwam er gewoon niet van. Ik wil dat eigenlijk goedmaken. Dus ik heb hier een gedicht voor me liggen van Jan Boer. Het zal je niet verbazen, het heet “Wad”, gewoon “Wad”. Wad Ain glibbereg lap bragelgrond mit stille, grauwe plazzen; veurop de pielken, recht ien ’t èn, wat kaddestaarten wazzen. En op dei lieke, grieze deel, dei wied weg tot ien zee lopt, leeft van dat fiene kriebelgoud, dat daip deur tjakselg sliek kropt. En boven het verloaten veld, de wolken, roege luchten, doar dwirrelen de stippen ien van kobben, haile tjuchten. Zoo ligt dei groote, grauwe grond doar ainzoam ien gedachten op ’t hooge woater van de zee, dei overlopt, te wachten . . . Marijke, ik wil je heel hartelijk bedanken voor alles wat je voor GroenLinks gedaan hebt en voor de plezierige samenwerking. Ik wens je alle goeds voor de toekomst. Er worden jou cadeautjes gegeven, je hebt net wat gekregen. Ik hoop dat je ook nog een cadeautje krijgt van de Staten straks in de vorm van ondersteuning van ons amendement voor het Huis van de Groninger Cultuur. En ik heb nog een boekje gevonden tussen de afgeschreven boeken van een openbare bibliotheek in Groningen. Het heet Het provinciehuis, van Latijnse school tot bestuurscentrum. Het is bijna twintig jaar geleden uitgegeven met steun van de provincie Groningen en het Nieuwsblad van het Noorden. Het is dit boekje. Ik hoop niet dat je het al hebt. Zo heb je nog wel een herinnering aan dit gebouw waar je zo veel uren hebt doorgebracht. Dank je wel. Wij wensen je alle goeds! Mevrouw FOLKERTS: Voorzitter en collega’s, dit besluit heeft mijzelf ook wel wat overvallen, maar op een goed moment ben je gewoon zo ver en dan kan het ook eigenlijk niet meer anders. Wat het Gronings betreft: dat durf ‘k nog nait, maar ik was wel heel geraakt door het gedicht van Jan Boer, temeer omdat Jan Boer mij eigenlijk de klank van het Gronings in de oren heeft gegeven, omdat hij vroeger, toen ik kind was, op de openluchtschool in de Appèlbergen waar mijn vader hoofd was, als inspecteur regelmatig op bezoek kwam en wel regelmatiger dan normaal was, geloof ik, want ze konden het erg goed vinden samen. En ze spraken ook Gronings samen. Dus wat dat betreft is het wel een hele mooie. Dan kwam mevrouw Aarsen-Jansen, de wethouder van de gemeente Groningen, groot en struis als zij was het erf op met Jan Boer in haar kielzog. Mevrouw Aarsen had dan altijd nog wat katten uit te delen, maar Jan Boer was altijd de vriendelijkheid zelve. En hij had altijd prachtige verhalen uit zijn praktijk over kinderen in de klas en dat soort dingen. Daar heb ik een heel goede herinnering aan. Dan wat betreft mijn afscheid. Ik wil jullie niet lang bezighouden, want eigenlijk heb ik alles wel in de brief gezegd en ook in de mailtjes die ik aan de collega’s van Welzijn bijvoorbeeld heb gestuurd. In die zin heb ik er niet zo veel aan toe te voegen. Ik denk dat ik jullie nog wel weer tegenkom, omdat belangenbehartiging op het gebied van zorg en welzijn nu mijn hoofdactiviteit wordt.
5
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Daar kon ik die andere hoofdactiviteit even niet meer bij hebben, maar op dat gebied zal ik mij zeker actief blijven bewegen. Dat kan ook niet anders. Ik wens jullie het allerbeste en mezelf eigenlijk ook! De VOORZITTER: U weet dat de voorlaatste regel van de brief van Marijke Folkerts was dat zij het op prijs zou stellen dat wij zo snel mogelijk in haar opvolging zouden voorzien. 1.
Toelating/beëdiging mevrouw F. Stavast als lid van Provinciale Staten in de vacature van mevrouw A.M.K.D. Folkerts
DE VOORZITTER: De voorzitter van het centraal stembureau heeft bij besluit van 19 juni mevrouw Stavast benoemd verklaard tot lid van de Provinciale Staten. U weet dat, voordat dit kan, de geloofsbrieven moeten worden onderzocht. Ik benoem de heer Haasken, mevrouw De Lange en de heer Stevens tot commissie van onderzoek van de geloofsbrieven. De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven verricht haar werkzaamheden. De VOORZITTER: Het woord is aan de voorzitter van de commissie voor onderzoek van de geloofsbrieven. De heer HAASKEN: Voorzitter, wij hebben de geloofsbrieven van mevrouw Stavast onderzocht en wij hebben kunnen constateren dat zij inderdaad het Nederlanderschap heeft en dat zij vroeger ook niet de naam van haar opa heeft aangenomen. Alle geloofsbrieven die wij hebben kunnen inzien, zijn in orde. Wij stellen voor haar tot de Staten toe te laten. Dank u zeer. De VOORZITTER: Dan dank ik de commissie voor de uitgebreide wijze waarop zij haar werk verricht heeft en toegelicht heeft en stel ik vast dat mevrouw Stavast aan de voorwaarden voldoet en dat uw Staten hebben besloten om haar toe te laten. Daarvan zullen wij schriftelijk mededeling doen. Dan verzoek ik mevrouw Stavast binnen te geleiden. Mevrouw Stavast wordt binnengelaten. De VOORZITTER: Mevrouw Stavast, van harte welkom in ons midden. Ik kan u meedelen dat de Staten zojuist uw geloofsbrieven hebben onderzocht en die geloofsbrieven in orde hebben bevonden en hebben besloten om u toe te laten tot lid van de Provinciale Staten. Daarvan moet ik u schriftelijk informeren. U mag van mij aannemen dat het daar in staat. Als u schriftelijk op de hoogte bent gebracht, dat kunt u ook de eed of de belofte afleggen. Als u dat gedaan heeft, dan mag u uw werkzaamheden ook uitoefenen. U heeft kenbaar gemaakt dat u de belofte af zult leggen. Mevrouw Stavast legt in handen van de voorzitter de bij wet gevorderde belofte af. De VOORZITTER: Dan feliciteer ik u, van harte welkom. De vergadering is geschorst zodat u kennis kunt maken met uw nieuwe collega. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Aan de orde is agendapunt 2. 2.
Notulen van de vergaderingen van Provinciale Staten van 17 en 24 mei 2006
Zonder beraadslaging of stemming worden de betreffende notulen vastgesteld.
6
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 3. Ingekomen stukken Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Jaarverslag/-rekening SNN 2005; gewijzigde begroting SNN 2006 en de integrale begroting SNN 2007 (ter consultatie); de reactie van het College bij brief van 1 juni 2006, nummer 2006-09430/22/A.27, ABJ en een extract uit het verslag van de vergadering van het AB SNN van 30 mei 2006; vervolgens een staatje met daarin de gemaakte en nog te maken kosten in 2006 met betrekking tot het IT-atelier. c. Jaarverslag 2005 van de Raad voor het Landelijk Gebied, aangeboden bij brief van 18 mei 2006; d. Brief van de Nederlandse Vereniging tot bescherming van dieren van 22 mei 2006 betreffende dierenwelzijn en provinciale Statenverkiezingen; e. Mail van de raadsgriffie van de gemeente Etten-Leur van 22 mei 2006 betreffende motie humane aspecten asielzoekers; f. Brief van de Raad voor de Wadden van 24 mei 2006 betreffende adviesbrief aan de minister van VROM betreffende uitvoeringsplan Waddenfonds; g. Jaarverslag 2005 van de Stichting Natuur en Milieu, aangeboden bij brief van 2 juni 2006; h. Brief van de Minister van LNV van 29 mei 2006 betreffende Tweede Meerjarenprogramma Vitaal Platteland; i. Brief van de voorzitter van de Vereniging van Gemeentesecretarissen en de voorzitter van de Vereniging voor Bestuurskunde van 1 juni 2006 betreffende publicatie "Sterke gemeenten binden"; j. Brief van de griffier van de gemeente Ten Boer van 7 juni 2006 betreffende motie regionale televisiezenders; k. Jaarverslag 2005 van het College Sanering zorginstellingen, aangeboden bij brief van juni 2006; l. Brief van de Raad voor het Landelijk Gebied van 6 juni 2006 betreffende advies "Recht op groen". m. Brief van IVN Natuur en Milieu werkgroep Haren van 1 juni 2006 betreffende begrenzing van het Nationaal Landschap Drentsche Aa-Hondsrug. Mevrouw DREES: Voorzitter, de PvdA wil brief m. graag op de agenda van de commissie Landschap, Water en Milieu plaatsen. De VOORZITTER: Dan wordt brief onder letter m. doorgestuurd naar de commissie en zal de commissie besluiten over de behandeling. Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van Gedeputeerde Staten ter afdoening: n. Brief van de Sintcentrale te Veendam van 16 mei 2006 betreffende subsidieaanvraag t.b.v. het maken van een Sinterklaasfilm; o. Brief van het Consortium Zuiderzeelijn Nederland van 22 mei 2006 betreffende visie m.b.t. de Zuiderzeelijn; Zonder stemming wordt met inachtneming van de gemaakte opmerking ten aanzien van brief m. conform de voorstellen besloten. 4.
Regeling van werkzaamheden
a.
Behandelvoorstellen Presidium
De VOORZITTER: Kunt u instemmen met de voorstellen van het Presidium? Dan kunt u dus ook instemmen met de machtiging aan de voorzitter om in overleg met de commissievoorzitters stukken toe te voegen. Zonder beraadslaging of stemming wordt met de voorstellen ingestemd.
7
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 5.
C-stukken
Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van GS van 20 april 2006, nummer 2006-05967/16/A.14, MT, betreffende muskusrattenbestrijding, jaarverslag 2005 en jaarplan 2006; b. Brief van GS van 20 april 2006, nummer 2006-06624/16/A.16, LGW, betreffende notitie kavelruilplus; c. Brief van GS van 24 mei 2006, nummer 2006-07721a/20/A.13, MB, betreffende project flûster en dûster; d. Brief van GS van 27 april 2006, nummer 2006-06039a/17/A.14, LGW, betreffende subsidie 2006 Faunabeheereenheid Groningen; e. Brief van GS van 19 mei 2006, nummer 2006-08.258/19/A.23, MB betreffende Nota Mestvergisting; f. Brief van OV-bureau Groningen-Drenthe van 10 april 2006 betreffende Ontwerpbegroting 2007; g. Brief van GS van 27 april 2006, nummer 2006-7.468/17/A.12, VV betreffende nota Mobiliteit: stand van zaken m.b.t. maatregelenpakket voor de reductie van het aantal slachtoffers in 2010; h. Brief van de heren Hoepman en Boer van 19 april 2006 betreffende capaciteitsproblemen spoorlijn Groningen-Leeuwarden in de spitsuren; i. Brief van GS van 30 maart 2006, nummer 2006-03.266/13/A.22, MT betreffende schriftelijke vragen betreffende tijdelijke beperking vaardiepte op het Winschoterdiep plus brief van Kamer van Koophandel van 7 juni 2006 betreffende vaarweg-beperking Winschoterdiep; j. Ontwerpbegroting 2007 en jaarstukken van de Noordelijke Rekenkamer; k. Onderzoeksrapportages in het kader van de doelmatigheid en de doeltreffendheid betreffende de productgroepen: Gedeputeerde Staten, financieel toezicht op de gemeenten en communicatie/promotie en relatiemanagement; l. Verslag van het door GS uitgeoefende toezicht op de begrotingen 2006 van de Groninger gemeenten en de gemeenschappelijke regelingen; m. Brief van GS van 30 maart 2006, nummer 2006-04992/13/A.18, RP, betreffende versnelling woonplannen; n. Brief van GS van 12 mei 2006, nummer 2006-5409/19/A.24, RP, betreffende bouw zendmast op het industrieterrein Winschoterdiep/Eemskanaal te Groningen; o. Brief van GS van 1 juni 2006, nummer 2006-08602/22/A.16, RP, inzake verzoek om verklaring van geen bezwaar voor bouw pluimveestal Godlinzer Oudedijk 1 namens E.H.Bos; p. Brief van GS van 6 april 2006, nummer 2005-21.103/14/A.9, CW, betreffende vervolg ontwikkeling alternatief intersectoraal zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen; q. Brief van 28 februari 2006 van BaseGroep met betrekking tot de 4e kwartaalrapportages 2005; r. Brief van 8 maart 2006 van Leger des Heils met betrekking tot de 4e kwartaalrapportages 2005; s. Brief van 28 februari 2006 van Bureau Jeugdzorg Groningen met betrekking tot de 4e kwartaalrapportages 2005; t. Brief van GS van 19 mei 2006, nummer 2006-09.351, CW, betreffende Notitie Jeugdzorg in Groningen Stand van zaken (voorzien van rapport BM), u. Brief van GS van 24 mei 2006, nummer 2006-09521/20, CW, betreffende stand van zaken Aanvalsplan wachtlijsten; v. Brief van GS van 1 juni 2006, nummer 2006-07731/22/A.9, CW, betreffende ontwikkelingen NVP (Nederlandse Vereniging van Pleeggezinnen); w. Brief van GS van 1 juni 2006, nummer 09231/22/A.8, CW, betreffende het voorkomen van onderwijsachterstanden in de provincie Groningen; x. Brief van GS van 1 juni 2006, nummer 09291/22/A.7, CW, betreffende convenant sluitende aanpak kindermishandeling; y. Brief van 1 juni 2006 van Bureau Jeugdzorg Groningen betreffende de 1e kwartaalrapportages 2006;
8
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 z.
Brief van 1 juni 2006 van BaseGroep betreffende de 1e kwartaalrapportages 2006.
De C-lijst wordt zonder stemming of beraadslaging vastgesteld. B-stukken B.1. Voordracht van Gedeputeerde Staten van 30 mei 2006, nummer 2006-09417, ABJ, inzake de intrekking van de Loonkostenpremieregeling Noord-Nederland 2002 en de Investeringspremieregeling Noord-Nederland 2000 (LPR 2002 en IPR 2000) (nummer 13/2006) en het betreffende onderdeel uit het verslag van de vergadering van het AB SNN van 30 mei 2006. Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. B.2. Voordracht van Gedeputeerde Staten van 30 mei 2006, nummer 2006-09431, ABJ, inzake het Jaarprogramma 2006 van het Kompas voor het Noorden (nummer 15/2006) en het betreffende onderdeel uit het verslag van de vergadering van het AB SNN van 30 mei 2006. Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. A-stukken A.1. Aanwijzing leden in de Algemene Vergadering van het Interprovinciaal Overleg en in de Programmaraad van de Noordelijke Rekenkamer. In de vacatures die zijn ontstaan door het vertrek van de Statenleden Boumans en Dijkstra, zijn respectievelijk de volgende kandidaten gesteld:mevrouw A.A. Waal-van Seijen en mevrouw J.M. Drees. Als gevolg van het vertrek van mevrouw Folkerts is er nog een vacature ontstaan in de AV van het IPO. Kandidaat - na overleg tussen de fractievoorzitters - is de heer E.A. van Zuijlen. De VOORZITTER: Ik heb voor u een stembrief waarin beide stemmingen in één keer op een brief staan. Wij hebben een gok genomen op dit punt om te kijken of dat zou kunnen. Ik benoem de heer Swagerman, mevrouw Hoekzema en de heer Meijndert tot commissie van stemopneming. Ik verzoek de stembrieven uit te delen. De stemming vindt plaats zodra de stembrieven zijn uitgedeeld. Als u het eens bent met de brief, kunt u de brief ongewijzigd inleveren. Indien u zich van stemming wenst te onthouden, gelieve u de naam van de betreffende kandidaat door te halen. Als u andere kandidaten heeft, moet u de naam doorhalen en in plaats daarvan de naam noteren van het lid waar u wel uw stem op wil uitbrengen. Het staat ook toegelicht op het biljet. De commissie van stemopneming verricht haar werkzaamheden. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Swagerman als voorzitter van de commissie van stemopneming. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, wij hebben vijftig stemmen geteld. Wij hebben ook vijftig unanieme stemmen geteld. Dat betekent dat alle kandidaten die zijn voorgedragen, zijn benoemd in hun functie, te weten mevrouw Waal-van Seijen, de heer Van Zuijlen en mevrouw Drees. Ik feliciteer ze met hun benoeming en neem aan dat zij hun taak uitvoeren zoals wij dat van ze verwachten. De VOORZITTER: Daar wens ik mij als voorzitter bij aan te sluiten. Dan hebben wij ook dat besluit genomen.
9
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 A.2. Voordracht van Gedeputeerde Staten van 16 mei 2006, nummer 2006-07966, FC, betreffende de Voorjaarsnota 2006: cofinanciering Kompas (4e wijziging begroting 2006) ontwikkeling begrotingsbeeld 2006 (5e wijziging begroting 2006) voorstellen (aanvullend) nieuw beleid 2006 (6e wijziging begroting 2006) Hierbij zijn ook aan de orde: de brief van Gedeputeerde Staten van 24 mei 2006, nummer 2006-09199a, CW, betreffende Plan van Aanpak Groninger Museum; Beantwoording vragen door afdeling CF De VOORZITTER: U heeft de procedure van mij per procedurebrief ontvangen. Ik kan u meedelen dat gedeputeerde Bleker op dit moment ontbreekt. Hedenochtend of tussen de middag vindt de landelijke onderhandeling plaats tussen de minister van LNV en de provincies over het ILG. Gisteren hebben wij gezegd dat het daar om groot geld en grote belangen gaat. Wij hebben ook voor onze provincie de afweging gemaakt dat het verstandig zou zijn dat wij daar wel bij aanwezig zouden zijn. Ik hoop dat u daar begrip voor heeft. Dat betekent dat wij de heer Bleker als overige leden van het College zullen waarnemen. Voorts geef ik gelegenheid aan de heer Calon voor het doen van een mededeling die betrekking heeft op de Voorjaarsnota. De heer CALON: Voorzitter, dat is in het kader van de actieve informatieplicht. Ik heb namens het College bij de commissie Bestuur en Financiën meegedeeld dat de verwachting zou zijn – op basis van de cijfers van het accres gemeentefonds die op dat moment officieel gepubliceerd waren, terwijl dit voor de provincies later zou gebeuren – dat wij gemiddeld genomen de komende jaren € 1 miljoen meer te besteden zouden hebben dan in de Voorjaarsnota stond. Dus als u goed geïnformeerd bent en goed geluisterd had, is u dit bekend. Inmiddels zijn die cijfers voor de provincie officieel gepubliceerd. Afgelopen maandag hebben wij inzicht gekregen in hoe dat zit. Ik moet u zeggen dat het tegenvalt, want het aantal mensen in Groningen is afgenomen en het accres motorrijtuigenbelastingen waar indirect ons accres weer vanaf hangt, valt ook tegen. Ik ga er nu niet diep op in, maar im großen Ganzen is het zo dat voor 2007 er ongeveer € 1 miljoen meer is en dat loopt af tot 2010 naar bijna niets meer: € 22.000. U kunt ervan uitgaan dat het financieel perspectief op dit moment zo is zoals in de Voorjaarsnota staat en voor het komend jaar € 1 miljoen meer. Wij hebben op maandag er nog aan gedacht om een brief te schrijven. Die had u dan gisteren gekregen en als die brief te laat was geweest vandaag. Dus wij hebben ervoor gekozen om deze mededeling aan het begin van de Statenvergadering te doen. Soms leidt actieve informatieplicht ook tot dit soort bewegingen. De VOORZITTER: Voor de notulen: die bewegingen die de heer Calon aanduidde, zijn van pieken en dalen. De beraadslaging wordt geopend. De heer JASPERS: Voorzitter, voor een sociaal en economisch sterk Groningen. Dit is de titel van het collegeakkoord van deze Statenperiode, die zijn laatste jaar ingaat. Wat is er van de afspraken terechtgekomen? En hebben we ervaringen opgedaan die er toe moeten leiden voor de komende periode de accenten te verleggen? Immers zeker op het niveau van het middenbestuur zijn de marges smal. En verder: om ons heen gebeurt ook van alles en ook daar heeft de tijd niet stilgestaan. In ons land staat de “sociale kwestie” weer hoog op de politieke agenda. In onze regio zijn dit vooral de werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting. De aard van de werkloosheid is rap aan het veranderen. Jarenlang hebben we de werkloosheid vooral gezien als een volumeprobleem. Weinig banen voor veel werkzoekenden. Door vergrijzing en tegelijkertijd ontgroening bij een niet passend werkaanbod verandert de aard van de werkloosheid snel.
10
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Zo gaf de noordelijke arbeidsmarktverkenning vanaf zomer 2003 het beeld van een krachtige economische teruggang te zien, die vooral de instroom naar de arbeidsmarkt raakt. Veel jongeren die net van school kwamen (met een diploma!) en die een baan zochten, zagen de posities ingenomen door werkzoekenden met al een aantal jaren werkervaring. De instroom van jongeren in de bijstand en in de WW nam sterk toe en de jeugdwerkloosheid steeg (vooral in Oost-Groningen) sterker dan de reguliere werkloosheid. Loonkostensubsidieregelingen om deze jongeren aan een baan te helpen zijn niet erg succesvol geweest. Nu de economie aantrekt, zie je deze groep jeugdwerklozen snel in aantal afnemen, maar het probleem van de jeugdwerkloosheid is daarmee niet weg. De afgelopen jaren zijn er vele succesvolle programma’s uitgevoerd gericht op jongeren die enigszins kansen hadden. Nu hebben we het vooral over jongeren die het onderwijs niet hebben afgemaakt, geen zogenaamde startkwalificatie hebben bereikt, sociale vaardigheden missen en vaak behoren tot gezinnen waarvan de ouders ook niet of zelfs nooit hebben gewerkt. Er ontstaat daarmee een funeste gewenning aan en een duurzame afhankelijkheid van lage uitkeringen. Deze groep jongeren is zonder perspectief. Het probleem is dan niet meer jeugdwerkloosheid maar dropout-werkloosheid! Nu dreigt een nieuwe situatie: genoeg banen, maar werkzoekenden die door gebrek aan opleiding, leermoeilijkheden en gebrek aan technische en sociale vaardigheden niet gekwalificeerd zijn en geen baan weten te verwerven. Dit moeilijk te bemiddelen arbeidsaanbod zal over enkele jaren bestaan uit jongeren met onvoltooide opleidingen, oudere werklozen en herintreders met verouderde opleidingen. In het arbeidsmarktbeleid van de provincie zullen we de koers dus moeten aanpassen. Die koersverandering zal met het onderwijs, het bedrijfsleven, de arbeidsvoorziening/CWI (althans wat daar nog van over is) en andere overheden vormgegeven moeten worden. In het vervolg van het Kompasprogramma moet de aanpak van deze problematiek prioriteit krijgen. We moeten voorkomen dat we banen hebben gecreëerd, die onbezet blijven omdat het arbeidsaanbod ongeschikt is om die banen te vervullen. Waar gaat het in onze provincie om? Naast de in onze provincie oververtegenwoordigde groep chronische en structurele werklozen ontstaat in de marge van de industriële arbeidssamenleving, die wij in onze provincie nog heel goed kennen en nog sterk is, een nieuwe groep van ”werkende armen”. Mensen die wel werk hebben, maar structureel slechts inkomsten hebben rondom het bestaansminimum, en daarmee te weinig verdienen om boven de armoedegrens uit te komen. Daarnaast de chronisch werklozen die veelal niet meer bemiddelbaar zijn en die in de moderne kenniseconomie tot de groep economisch overbodig geworden burgers worden verklaard. Economische overbodigheid betekent sociale uitsluiting en verbanning naar de rand van de samenleving. En wie is er dan nog die zich om deze burgers bekommert? In ieder geval niet dit kabinet, dat met de structuuringrepen in de sociale zekerheid (zoals in de bijstandswet, de zorgverzekeringswet, de WW, de WAO/WIA, het afschaffen van de participatiebanen en het snijden in de sociale werkvoorziening) vele mogelijkheden om ook deze burgers betrokken te houden bij de maatschappij zeer moeilijk tot onmogelijk heeft gemaakt. Onze provincie ondervindt daarvan nadrukkelijk de gevolgen. Een in omvang snel groeiende groep is de groep mensen tussen 45 jaar en 65 jaar oud die werkloos worden. Naast het probleem van de leeftijd en daarmee de hoge arbeidskosten, zijn zij niet in staat de omslag te maken van de maakindustrie in onze regio naar de kenniseconomie. De mismatch tussen beroepskwalificatie en werkaanbod. En wat dit laatste betreft missen we dan ook nog voldoende passende arbeidsplaatsen. De arbeidsmarkt innoveert sneller, en tegelijkertijd veroudert de werkervaring veel sneller. Er ontstaat dus ouderenwerkloosheid op steeds jongere leeftijd. Hier ligt een geweldige opdracht om te voorkomen dat ook hier structurele en levenslange werkloosheid dreigt. Deze veranderingen op de arbeidsmarkt betekenen dat het reïntegratiebeleid opnieuw doordacht moet worden. Tot nu toe was dit beperkt succesvol. Analyses laten zien dat de successen slechts behaald werden met de werkzoekenden die nog enige aansluiting op de arbeidsmarkt hebben. De overgrote meerderheid van mensen die verder van de moderne arbeidsmarkt staan blijken nagenoeg onbemiddelbaar. Vele miljarden zijn daartoe rondgepompt zonder voldoende succes. En het afschaffen van de participatiebanen en het snoeien in de sociale werkvoorziening zijn ronduit onmaatschappelijke maatregelen geweest en zijn het nog steeds.
11
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Voorzitter, en wat is de betekenis hiervan voor onze provincie? Wij kunnen bijdragen aan nieuwe benaderingen om de problemen op te lossen. Wij denken bijvoorbeeld aan het ISV, aan nieuwe leerparken en het ter beschikking stellen van veel meer stageplaatsen. Zo komt bij het ISV 2 circa 70 miljoen euro investeringsbudget ter beschikking. Waarom daaraan niet gekoppeld, of alsnog gekoppeld, de eis dat de jonge werklozen worden ingeschakeld bij bouwprojecten? Zo ook bij de tegenhanger in het landelijk gebied: Het provinciaal meerjarenprogramma landelijk gebied zal straks 22 miljoen euro in zeven jaar beschikbaar hebben voor structuurversterking van de landbouw. Dus volgens ons kansen genoeg voor leer/werk-plekken en het aanleggen van en het verwijderen van infrastructuur in het landelijk gebied. Kan de provincie niet zelf meer passende stageplaatsen bieden, geschikt voor de mensen waar we het hier over hebben: de vroegtijdige schoolverlater, waarvan we absoluut moeten voorkomen dat het spook van blijvende werkloosheid werkelijkheid wordt? Ik denk aan de dienst wegen en kanalen en bijvoorbeeld ook de muskusrattenbestrijding. Leerparken! “Hoe kan het dan dat onze scholieren zo weinig in aanraking komen met dingen die we neerzetten?” verzuchtte vorige week een aannemer op een bijeenkomst over aansluiting onderwijsarbeidsmarkt. “Er wordt zoveel gebouwd, maar geen schoolklas te vinden op een bouwplaats”. Als we dit breder trekken wordt er eigenlijk gezegd: waarom brengen we onze jeugd niet in contact met de succesverhalen van onze provincie? Vaak zien ze alleen maar negatieve voorbeelden in hun omgeving. We zullen ook moeten bevorderen dat ze al op jonge leeftijd zien dat je ook iets kunt opbouwen, waar je letterlijk en figuurlijk zeer trots op kunt zijn. Daar moet in onze provincie toch veel meer mogelijk zijn dan tot nu toe? Bouwen aan de basis, basisvaardigheden aanleren en daarna doorgroeien in leertrajecten bij bedrijven of bij de bedrijven zelf de school binnenhalen! Een heel mooi voorbeeld is in ons land het Da Vinci College in Dordrecht dat VMBO’ers en MBO’ers in één opleidingsomgeving brengt die geheel overeenkomt met de werkplek later: een AH in de school volledig gerund door de leerlingen met behulp van de docenten, zo ook een kroeg, een kapsalon, boekenwinkel, enz. Wij hebben ook dergelijke voorbeelden van de ROC’s in onze provincie. We kunnen trots zijn op ondernemers die jongeren aan een leerervaringsplek helpen. DSW stadspark en Wedeka helpen moeilijk bemiddelbaren aan werkplekken. In de McDonalds aan het Sontplein in Groningen zijn verschillende WSW’ers aan het werk. Ook de AH in Oosterhogebrug en de Makro helpen langdurig werklozen en mensen met een handicap aan een baan. Of het Alpha- en Noorderpoort-college die verzorgenden opleiden in de instelling waar ze als groep een complete verpleegafdeling moeten runnen, als ware het hun eigen afdeling. Wij stellen om deze reden de Staten voor, voorzitter, om ondernemers die bereid zijn die categorie medewerkers op te nemen in het zonnetje te zetten. Stel daartoe een jaarlijkse prijs in! Daartoe de volgende motie. De VOORZITTER: De heer Jaspers stelt de volgende motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 28 juni 2006, overwegende dat: sociale uitsluiting moet worden bestreden; ondernemers die investeren in werkgelegenheid voor mensen die anders nagenoeg geen kansen op de arbeidsmarkt hebben een pluim verdienen; aandacht voor deze ondernemers andere bedrijven kan stimuleren hetzelfde te doen; verzoeken het College: een prijs in te stellen voor ondernemers in onze provincie die werkgelegenheid creëren voor mensen die anders nagenoeg geen kansen op de arbeidsmarkt hebben, zoals langdurig werklozen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap, en jonge mensen zonder voldoende werkervaring; en gaan over tot de orde van de dag.”
12
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De motie is ondertekend door de heer Jaspers, de heer Staghouwer, de heer Van Zuijlen en de heer Bultje. De motie krijgt nummer 1, zal worden vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer JASPERS: Voorzitter, in sommige wijken en buurten lijken de sociale problemen van werkloosheid, armoede, marginalisering en maatschappelijke uitsluiting onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn en het lijkt wel of deze overerfbaar zijn of zijn geworden. Het armoedeprobleem is daarmee structureel geworden. Armoede treft vooral eenoudergezinnen, mensen die langdurig op het sociale minimum verkeren, maar ook veel zelfstandigen (o.a. in de landbouw) en uitkeringsgerechtigden. Het armoedeprobleem is onder dit kabinet sterk toegenomen, o.a. door alle forse ingrepen in de sociale zekerheid. Het is een schandaal dat Nederland zo’n omvangrijk armoedeprobleem kent en dat er voedselbanken bestaan. Wij vinden dat onverteerbaar. In deze provincie kunnen wij echter zelf geen inkomenspolitiek bedrijven. De provincie heeft ook geen sociale dienst. Wij kunnen niet exclusief het armoedeprobleem oppakken, laat staan oplossen. In onze provincie wordt gewerkt volgens de methode van de commissie Simons om welzijnsbeleid te ontwikkelen. Een onderdeel daarin is dat wij een sociaal rapport maken waarin over dit probleem – de armoede – talloze feiten zijn opgenomen. Dit is voor mijn fractie onvoldoende, voorzitter. Feiten en conclusies moeten worden verwerkt in een plan op alle beleidsterreinen. Wat we dus wel kunnen doen is het nauwkeurig in kaart brengen, zodat het beter wordt herkend en erkend en het benutten van mogelijkheden om deze armoede te verlichten. In Limburg hebben de Staten dit gedaan. Statenrapporteurs hebben een lijvig rapport geproduceerd met aanbevelingen. Het gaat daarbij om concrete zaken: het beter benutten van voorzieningen en regelingen, voor velen hulp bij het vinden van de weg in het oerwoud van regels, een betere en snellere aanpak van de schuldenproblematiek in samenwerking met de energiebedrijven en woningcorporaties. Of kijk naar initiatieven in onze provincie zoals de gemeente Grootegast, die iedere inwoner met een laag inkomen een pakket spaarlampen heeft verstrekt. Voorzitter, daartoe dien ik de volgende motie in. De VOORZITTER: De heer Jaspers stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 28 juni 2006, overwegende dat: in de provincie Groningen veel armoede voorkomt; armoede evenwel een stil en schrijnend probleem is waarvan aard en omvang in onze provincie onvoldoende bekend is; de mogelijkheden om armoede individueel en collectief te bestrijden onvoldoende worden benut; spreken uit dat: de Staten een rapportagecommissie uit hun midden instellen die: (a) de aard, oorzaak en omvang van het armoedeprobleem in Groningen systematisch in kaart brengt; (b) in kaart brengt op welke wijze armoede beter kan worden bestreden; (c) hiervan verslag doet en aanbevelingen presenteert aan de Staten uiterlijk op 1 februari 2007; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Jaspers, mevrouw Deinum, de heer Swagerman, de heer Hilverts, de heer Hollenga, de heer Van Zuijlen, mevrouw Smit en de heer Nijboer. De motie krijgt nummer 2, zal worden vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer JASPERS: Voorzitter, wij staan de vooravond van het POP-3. Daarin bepalen we voor een langere periode hoe onze fysieke omgeving zich gaat ontwikkelen.
13
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 We gaan dit doen onder het nieuwe regime van de Wet Ruimtelijke Ordening met een nieuwe rol van de provincie. Waar mag worden gebouwd? Waar komen bedrijfsterreinen en waar windmolens? Welke plek geven we aan de natuur en landschap? En waar mogen wel of niet vakantiebungalows worden gebouwd? Vragen die centraal staan bij de belangrijke provinciale ordenende taak waar het gaat om de fysieke leefomgeving. Die taak voeren we uit na uitvoerige consultatie van de bevolking, na inspraak en in samenspraak met wat we in het jargon “gebiedspartners” noemen: gemeenten, waterschappen, gebiedsbeheerders en het maatschappelijke middenveld. Door die nadrukkelijke ordenende rol van de provincie en de intensieve samenwerking met anderen krijgen we veel voor elkaar. We stapelen groene, blauwe en rode functies, bijvoorbeeld in Meerstad en in de Blauwe Stad. Daar wordt veel toegevoegde waarde gecreëerd door wonen, natuur, werken en waterberging slim te combineren. Dat past bij de ambitie van de PvdA: we willen een ondernemende provincie zijn. Bij POP-3 moet het echter niet alleen gaan om de ruimtelijke fysieke inrichting van het gebied. We willen ook een sterke verbinding met het sociale. Uitgangspunt is een sociaal culturele impuls naast, bij of rondom de fysieke projecten. Een goed voorbeeld is de ring rondom de Blauwe Stad. Oftewel het ruimtelijke ordeningsbeleid ook gebruiken en verbinden met de ordening door middel van sociale infrastructuur op het terrein van zorg, onderwijs, diensten, economische bedrijvigheid (met name het MKB) of sociale cohesie planmatig bevorderen door het creëren van sociale ontmoetingsplaatsen (hangplekken zijn een goed voorbeeld) en arrangementen (d.m.v. bijvoorbeeld multifunctionele voorzieningen). Sociaal beleid wordt daarmee geïncorporeerd met het ruimtelijk-economisch beleid. Hoe om te gaan met de vergrijzing en de ontgroening, hoe te komen tot nieuwe verbindingen tussen lerenwonen-werken? Dat zijn de vragen die deel uitmaken van de sociale opgave en een belangrijk thema in het POP 3 moeten zijn. Wij willen naast de ruimtelijke een nadrukkelijke sociale ordenende rol. En voorzitter, wij hebben daar ideeën over. Immers als je nadenkt over een POP-3 moet je ook enigszins zelf een idee hebben over hoe de provincie er in bijvoorbeeld 2025 uit zou kunnen zien? Daarmee laat je zien wat jezelf belangrijk vindt. Mijn fractie heeft daarover nagedacht en haar gedachten en vergezichten toevertrouwd aan het papier. Graag geef ik aan u en via U aan alle leden van deze Staten een exemplaar van het essay van de PvdA-Statenfractie met als titel: “De Provincie Groningen in 2025”. U zult daarin veel van het bovenstaande herkennen. In het POP-3 zal de vraag helder beantwoord moeten worden: welke bijdrage levert POP - 3 aan de sociale samenhang en cohesie van een kwalitatief goede leefomgeving, waarbij vergrijzing en ontgroening de twee bepalende sociale thema’s zijn. Want Groningen verandert. Niet opnieuw een zo ingrijpende verandering in de functie van dorpen zoals in de zestiger en zeventiger jaren, nu zal de veranderende samenstelling van de bevolking veel bepalender zijn. De sociale en woonfunctie wordt belangrijker door de vergrijzende bevolking. Dat vertaalt zich in nieuwe vraag naar zorg, diensten, voorzieningen, cultuur en recreatie. Hoe zorgen we ervoor dat deze nieuwe vragen worden geaccommodeerd? Wij kunnen daar invloed op uitoefenen door in POP-3 ook sociaal ordenend richtingen aan te geven, ondanks het feit dat onze rol en bevoegdheden beperkter zijn dan in het ruimtelijk fysieke domein. Simultaan aan het provinciaal ontwikkelingsplan willen we dat gewerkt wordt aan wat wij noemen een Provinciaal Sociaal Ontwikkelingsplan, dat de gewenste sociale infrastructuur beschrijft en vastlegt. Een plan voor de middellange termijn. Een plan dat net zoals het POP wordt ontwikkeld in samenspraak met burgers, lokale overheden en aanbieders van zorg en private en publieke diensten; aanbieders die tegenwoordig veelal op bovengemeentelijke schaal zijn georganiseerd. We streven na dat bereikbaarheid en kwaliteit van deze voorzieningen worden verbeterd, en dat daarmee een belangrijk gevoelen van onlust van de burger wordt aangepakt. Wij kunnen onze bijdrage daarin leveren in de rol van het middenbestuur zoals wij die hebben: ontwikkelen, ondernemen, faciliteren, regie voeren, opdrachten uitzetten. Wat we ruimtelijk fysiek kunnen, moeten we ook kunnen in het sociale domein. Voorzitter, in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening wordt het formuleren van gebiedsvisies – eigenlijk structuurvisies – geïntroduceerd. Wij zullen gebiedsvisies kunnen/moeten formuleren. De PvdA wil deze ordenende taak op het vlak van de fysieke infrastructuur dus aanvullen met een ordenende taak ook op het terrein van de sociale infrastructuur. De economische betekenis van zorg, voorzieningen en recreatie neemt toe. Het genereert werk. Die kansen moeten we benutten.
14
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De PvdA ziet concreet kansen in het Lauwersmeergebied en in de Veenkoloniën. De combinatie van natuur en landschap, verblijfsrecreatie, zorg en toerisme kan verder worden versterkt. Daar doen zich vragen voor als: waar geven we ruimte voor recreatie en toerisme en waar krijgt de natuur de overhand? Zijn er mogelijkheden om natuur en recreatie op een goede manier te combineren? Gaan we wel of niet bouwen in buitendijks gebied? Wat doen we met de zoet/zout waterdiscussie? Met veiligheid, met waterstanden? Welke rol speelt de visserij als bedrijfsactiviteit in de toekomstige ontwikkeling van het gebied? Wordt het aantal ligplaatsen voor pleziervaartuigen in Zoutkamp en Lauwersoog (provincie Groningen) afgestemd op het aantal in Dokkummer Nieuwerzijlen en Oostmahorn (provincie Friesland)? Hoe dan ook, Groningen en Friesland zitten hier in elkaars vaarwater. Dat vraagt om afstemming en om visie, om een gezamenlijke visie. Wij willen het College nadrukkelijk uitnodigen om hier de komende tijd aan te werken. Grijp de kans die de nieuwe wet WRO daartoe biedt. Daartoe dienen we de volgende motie in. De VOORZITTER: De heer Jaspers stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 28 juni 2006, overwegende dat: er in het Lauwersmeergebied in het kader van de ruimtelijke ordening verschillende domeinen van overheidsaandacht zijn (zoals natuurontwikkeling, economische bedrijvigheid, recreatie en toerisme, waterkwaliteit en veiligheid, enz.), die ervoor pleiten te komen tot een geïntegreerde beleidsvisie voor dit gebied; ontwikkelingen in het Groningse deel van het gebied en in het Friese deel van het gebied elkaar beïnvloeden en daarom gezamenlijke beleidsvorming gewenst en noodzakelijk is; de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (WRO) provincies nieuwe mogelijkheden biedt grensoverschrijdend te werken; verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: vooruitlopend op de invoering van de WRO het initiatief te nemen tot het opstellen van een struktuur-, of gebiedsvisie voor het Lauwersmeergebied tezamen met de provincie Fryslân en de Groninger en Friese gemeenten in het gebied Provinciale Staten van Groningen en Fryslân periodiek over de voortgang te informeren en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Jaspers, mevrouw Deinum, de heer Hollenga, mevrouw Schouwenaar en de heer Luitjens. De motie krijgt nummer 3, zal worden vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw BOS: Voorzitter, ik wil hier graag een vraag over stellen. Wij hebben de motie niet ondertekend, want wij vroegen ons af wat dit nog toevoegt aan wat er al is en wat er nog moet komen. Het Lauwersmeergebied heeft allerlei etiketten: nationaal landschap, natuurbeschermingsgebied, Natura 2000gebied in Europees verband bekeken. Men is al druk bezig om daar een samenhangend geheel van te maken: beheers- en inrichtingsplan. In mijn boekenkast staat een hele rij van alles wat al gemaakt is, en ik denk dat er nog heel wat moet komen. Waarom moet dit er nog extra bij? Wat voegt het toe? Is het niet dubbel? De heer JASPERS: Voorzitter, wij hebben het niet over toevoegen aan de rij van rapporten. Het is ook niet de bedoeling om daar nog eens een extra rapport bij te maken. De bedoeling is dat wij breder kijken naar wat tot nu toe aan de gang is en wat daar op dit moment wordt gemaakt. Het beheersplan beperkt zich in eerste instantie tot het gebied van het nationaal park.
15
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Dat plan is voor dat gebied ontwikkeld, ook met alle betrokkenen. Uiteindelijk heeft ook het ministerie daarmee ingestemd. Wij trekken het nu breder, waarbij niet alleen vanuit de optiek van natuur en landschap gekeken wordt, om een integrale visie te krijgen, conform aan wat de bedoeling is wat je met gebieds- of structuurvisies wilt gaan doen in de WRO. Het lijkt ons zeer zinvol om met de gemeenten en met de provincie Friesland deze activiteit – als was het maar om te leren, maar in dat gebied is het ook nog heel nuttig om te doen – op te pakken. Mevrouw BOS: Maar ik wil hier toch nog zeggen dat zo’n beheers- en inrichtingsplan niet alleen over natuur en landschap gaat, maar ook over recreatie en al die dingen die u noemt. Al die punten komen toch aan de orde? De heer JASPERS: Maar het plangebied is daar beperkt, voorzitter, tot het nationaal park. We trekken het nu veel breder. Voorzitter, in de Veenkoloniën zien deze Staten, maar ook de PvdA goede kansen voor de combinatie van wonen, zorg, natuurontwikkeling en recreatie. Als de Blauwe Stad goed op koers ligt, is het tijd voor nieuwe initiatieven. Een mix van wonen in lage dichtheden, fraaie woonomgeving, een nieuw en modern aanbod van diensten en zorg. Er ligt daar een groot arbeidsmarktpotentieel, juist op het niveau van beroepsgerichte opleidingen en op MKB-niveau. Geen gated communities (waarom zouden we ook?), maar vrije toegankelijkheid en voorzieningen voor alle bewoners in dit gebied. Dit bijeen te brengen in een structuur-, of gebiedsvisie Veenkoloniën. Een goede opvolger van de Agenda voor de Veenkoloniën, waarbij wij dan van een projectenagenda gaan naar een integrale uitvoeringsagenda. Het koppelen van nieuwe woonvormen, werken en recreëren voor een nieuwe bevolkingssamenstelling met nieuwe werkgelegenheid in het MKB, de zorg en in de cultuur en het cultuurtoerisme. En dan meteen grensoverschrijdend: de provincies Groningen en Drenthe en ook Duitsland. De PvdA-fractie roept het College op de mogelijkheden te onderzoeken, een visie te ontwikkelen, en concepten uit te werken in goed overleg met de regio en met initiatiefnemers. Kan het College dit toezeggen? Voorzitter, tot slot resteren er nog onderwerpen die na behandeling in eerste termijn in de functionele commissies nog aandacht hier in de plenaire Staten vragen. Als eerste de jeugdzorg. Er is in de commissie uitvoerig en indringend gesproken over de effectiviteit van de jeugdzorg in onze provincie. Er zijn onderzoeken ingesteld, er zijn hoorzittingen gehouden en er komt nog een rapport van de Noordelijke Rekenkamer. Hoofdconclusies tot nu toe zijn dat (a) de doorlooptijden te lang zijn, (b) dat er procesgestuurd en sterk vanuit de optiek als hulpverleners wordt geopereerd in plaats van outputgericht te werken en (c) dat de keten op meerdere schakels rammelt. En dit niet alleen op provinciaal niveau maar ook bij de eerstelijnsvoorzieningen in de gemeenten. Het College stelt een aantal maatregelen voor, waaronder de belangrijke functie van de duvelstoejager. Aan het einde van de discussie in de commissie is van de kant van de PvdA-fractie vastgesteld dat er grote zorgen zijn. Niet over de probleemdefiniëring, als zou die niet helder zijn, niet omdat er aan (tenminste een deel van) de oplossingen wordt gewerkt – we lezen erover in de VJN –, maar wel over het feit dat het beleidskader als richtinggevend voor de uitvoering niet afkomt, met name de aanpassingen daarin gezien de nieuwe ontwikkelingen. En voorzitter, dit kan toch in zijn kern niet zo moeilijk zijn. Het aangepaste beleidskader dient simpelweg outputgericht te zijn en gemaakt te worden met definiëring van resultaten in een af te spreken tijdsspanne. En wat de Staten betreft: daarbij ook nog ruimte voor bijstelling op basis van eigen conclusies naar aanleiding van de hoorzittingen en uiteraard het binnenkort te verschijnen rapport van de Noordelijke Rekenkamer. Dan pas kunnen wij finaal beslissen. Tot dan toe zijn de voorstellen van het College in de VJN voor ons uiteraard voorlopig, wat ze altijd per definitie zijn. Ze kunnen dus nog ten finale worden aangepast. Dit zal voor mijn fractie zo rondom de begrotingsbehandeling in september/oktober zijn. En intussen? Wordt op voorstel van het College instrumenteel – en met een wel zeer forse eigen provinciale bijdrage – een groot aantal knelpunten aangepakt. Wij hebben gevraagd om een aanpassing van het beleids-, en uitvoeringskader dat binnen afzienbare termijn beschikbaar komt! Een nieuw beleidskader dat gestoeld is op beleidsconclusies aan de hand van de analyse op basis van de rapportages tot nu toe, de benchmark en de hoorzittingen.
16
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Dus nadrukkelijk ook daarin de bevindingen en opvattingen van de Staten te verwerken! De commissie heeft zelf met de hoorzittingen daartoe substantieel aan bijgedragen. De te beantwoorden vragen zijn een en andermaal in de commissie geformuleerd. Als er om de gestelde vragen te beantwoorden en het ontwikkelen van het beleidskader en de aanpassingen daarin extra middelen beschikbaar moeten worden gesteld, is wel sprake van een wel zeer zorgelijke situatie binnen het ambtelijk apparaat. Naar het inzicht van mijn fractie is het gevraagde niet van een exceptionele ingewikkeldheid. Daar dient dus te worden ingegrepen. Maar intussen is dit voor de Staten een prisoners-dilemma dat niet moet kunnen voorkomen. Er is gevraagd om extra budget om dit gevraagde beleidskader en de aanpassingen daarin op papier te krijgen en operationeel te maken. Wij stemmen in met het gevraagde extra budget voor de jeugdzorg 2006, maar maken nadrukkelijk een formeel voorbehoud voor 2007 en volgende jaren. Onze instemming met deze delen van de Voorjaarsnota laten wij afhangen van goedkeuring bij de Begroting 2007, die vergezeld zal moeten gaan van het door ons gewenst beleids-, en uitvoeringskader. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik vind het echt een prachtig verhaal. Het is heel mooi. Het is ongetwijfeld een uittreksel van het boekje dat er ligt. Maar ik vraag mij af of u kunt aangeven hoe wij in de tijd zitten, want wij gaan volgens mij de kant op van de vorige situatie, waarin ruim over de tijd heen is gegaan door de PvdA-fractie en andere fracties soms gedeeltelijk tijd hebben ingewisseld. Dus ik zou graag van u horen hoe ver de tijd op dit moment loopt. De VOORZITTER: U heeft allemaal dezelfde hoeveelheid tijd. Ik kan u echt zeggen dat de heer Jaspers nog steeds in zijn eigen tijd aan het spreken is. Dat hij langzamerhand tegen de grenzen van zijn twintig minuten aanloopt en daarmee alle tijd gebruikt heeft, dat is een keuze die u ook heeft. De heer SWAGERMAN: De heer Jaspers kan de tijd niet volgen. Als u nu aangeeft dat hij tegen zijn volledige tijd aanloopt en dat hij dus geen tweede termijn meer heeft, dan vind ik dat prima. Dat wilde ik u graag horen zeggen. De VOORZITTER: Wij zitten nog twee minuten van die twintig minuten af. Dat is dus een keuze. De heer JASPERS: Een formeel voorbehoud, voorzitter, dat kan leiden tot een amendement bij de begroting 2007. Tot slot wat betreft de duvelstoejager: de daartoe benodigde middelen stellen we beschikbaar, want er is werk te doen. Wij verzoeken het College de commissie in kennis te stellen van de opdrachtformulering van deze functionaris en over de gewenste te behalen resultaten, zodat zij daar haar gevoelen over kenbaar kunnen maken. De Zuiderzeelijn. Een belangrijke dragende peiler onder het ruimtelijk economisch structuurbeleid van onze provincie en van Noord-Nederland is en blijft een snelle variant van de Zuiderzeelijn. Wij willen onze nadrukkelijke dank uitspreken voor de inzet van het actiecomité “Hier trekken we de lijn”. Brede steun ook uit het maatschappelijk middenveld voor deze ruimtelijk economische visie is politiek van groot belang. Wij zijn blij met de initiatieven die nu ook daadwerkelijk vanuit het bedrijfsleven aan de Duitse kant van de grens worden genomen. Ten principale blijven wij kiezen voor ruimtelijk-economische voorstellen om de gewenste beleidsdoelstellingen te bereiken. Dit geldt niet alleen voor de snelle varianten van de ZZL maar ook – conform eerder gemaakte afspraken in het collegeakkoord – voor intra-, en interregionale varianten, zoals het Kolibri-project en aanpassing van de Zuidelijke Ringweg, enzovoorts. Voorzitter, mijn fractie wil opnieuw het voorstel aandragen om de snelle verbinding zelf als Noorden aan te leggen. De brief van het consortium ondersteunt dit voorstel. Immers het raamwerk van de bestuurlijke samenwerkingsovereenkomst uit 2001 is een goede basis om dit te doen. Wij pleiten dat u in de onderhandelingen met het Rijk deze variant meeneemt.
17
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 In het verlengde hiervan bepleiten wij het instellen van een Provinciaal Fonds Economische Structuurversterking (Pro-FES), te voeden met bijdragen van het Rijk en van de decentrale overheden. Doel van het fonds is besluitvorming over investeringen in regionale economische structuurversterking decentraal te plegen en uit te voeren. Dit idee sluit aan bij eerdere ideeën, ook van het IPO. Wij willen hier graag aan toevoegen investering in de kenniseconomie en kennisinstellingen in het Noorden van het land en met name in onze provincie. De VOORZITTER: Meneer Jaspers, ik moet u verzoeken om af te gaan ronden. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, ik heb een vraag over dit onderwerp. Ik zie dit voorstel als een interessante mogelijkheid. Ik heb twee vragen. De ene vraag is de voeding van de provinciale kant. Hoe ziet u die van onze kant, van Groningen? In de tweede plaats: betekent dit dat er een provinciaal fonds per provincie moet komen, of heeft u het over één landelijk provinciaal fonds? Dat is hieruit nog niet duidelijk. De heer JASPERS: Voorzitter, dat staat nog open voor ons. Primair gaat het erom dat middelen voor de provincies en ook voor de provincie Groningen beschikbaar zijn om investeringen te kunnen gaan doen. Daar kan in IPO-verband een centrale afspraak over gemaakt worden dat wij dit gemeenschappelijk doen, maar ik kan mij ook heel goed voorstellen dat dit op het niveau van individuele provincies of landsdelig wordt afgesproken. Punten die uitstekend voor verdere bespreking in de commissie zouden kunnen plaatsvinden. De heer VAN DER PLOEG: Provinciaal is dus landsdelig, in uw geval? U heeft het heel specifiek over landsdelig, dus in noordelijk verband? De heer JASPERS: Ik mag een stuk tekst niet meer uitspreken, maar ik denk primair de provincie Groningen, eerder dan landsdelig in dit geval. Voorzitter, over de fietspaden is in de commissie gesproken. Wij zouden graag de toezegging hebben dat de middelen die in het verleden ter beschikking waren, niet geheel besteed, en nu onder de algemene middelen zitten, toch de bestemmingsdoelstelling krijgen zoals die oorspronkelijk was afgesproken, zodat in de recreatieve sfeer een aantal knelpunten kan worden opgelost. Tot slot hebben wij het verzoek aan het College om op zaterdag 5 mei 2007 het Eemskanaal twee dagdelen af te sluiten om een belangrijk roei-evenement van de Nederlandse studentenroeiverenigingen mogelijk te maken. Daarmee sluit ik deze inleiding af, voorzitter. De VOORZITTER: Dank u wel. Dan heb ik even in overleg met de heer Hollenga en de heer Luitjens afgesproken dat de heer Luitjens eerst het woord voert, omdat hij eerder de vergadering moet verlaten. De heer LUITJENS: Voorzitter, dank u wel. Ook de heer Hollenga hartelijk dank voor deze plaats in de spreekvolgorde. Voorzitter, dit zijn al weer de laatste Algemene Beschouwingen in deze eerste duale Statenperiode. Een periode die nog wel geteld acht maanden duurt. Dat woord laatste geeft snel aanleiding tot een terugblik. Dit is een periode die vooral gekenmerkt wordt door het zoeken naar de duale werkwijze, die bestaat uit structuur en cultuur. Een zoektocht waar de VVD-fractie haar steentje aan heeft bijgedragen. Verder is het een periode geweest van gewoon dóén. Op vele onderwerpen kon de VVDfractie het College goed volgen. Deze bijdrage van de VVD-fractie is als volgt opgebouwd. Ik ga kort in op de actualiteit, vervolgens een vooruitblik en eindigend met een aantal concrete zaken uit de Voorjaarsnota. Actueel zijn voor de VVD-fractie de verdere ontwikkelingen rondom de ZZL. De uitspraak van de Tweede Kamer is geweest: nader onderzoek naar de haalbaarheid van de HST 3-variant in vergelijking met een compensatie- c.q. transitie-pakket. Dat pakket moet samen met de regio worden opgesteld. De VVD-fractie is erg verontrust over het vastzitten van die onderhandelingen.
18
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Dan het compensatiepakket zelf. De inhoud ervan is voor ons onduidelijk. De VVD vindt echter dat wij ons moeten blijven realiseren dat de ZZL het infrastructurele deel is van het Langmanakkoord. Infrastructuur ter versterking van de economie. De VVD is dan ook van mening dat een compensatiepakket in dat licht moet worden gezien. Knelpunten zijn ons allen bekend – en de heer Jaspers heeft er ook een aantal genoemd. Ik voeg daar nog de zeesluis Delfzijl aan toe. Vervolgens gaat het over projecten die passen bij de PIEKEN die Noord-Nederland kent. Zeker als we dat nog eens koppelen aan het nieuwsfeit wat gisteren naar buiten kwam, dat slechts 1 % van de ICES- of FES-middelen hun bestemming in Noord-Nederland vinden. Dan hebben wij nog wel een aantal pieken. Voorzitter, de genoemde vooruitblik. De VVD-fractie vindt deze Algemene Beschouwingen daar een goed moment voor om op de wat langere termijn te kijken. Zeg een periode van een jaar of tien à vijftien. Wat verwachten wij dat gerealiseerd is? Zonder volledig te zijn, stip ik daarbij een aantal onderwerpen aan. Noordelijke Ontwikkelings As(NOA). Langs deze as zijn diverse banden/integraties ontstaan op cultureel, recreatief, wetenschappelijk en economisch terrein. Het concept heeft handen en voeten gekregen. Samenwerking bleek, ook hier, mensenwerk te zijn. Was Duitsland al exportbestemming nummer 1, de export vanuit Groningen is sterk toegenomen en vooral naar dit gebied. De Randstad is via Noord-Nederland verbonden met Scandinavië. In Duitsland wordt het ontbrekende stuk in de A 22 Küstenautobahn aangelegd. De Zuidelijke Ringweg bij Groningen heeft zoveel extra capaciteit gekregen door zijn dubbeldekse uitvoering en ongelijkvloersheid dat er geen files meer zijn. De rest van de ringweg is ongelijkvloers geworden. De N33 is allang verdubbeld. De investeringen in Kolibri zijn doorgevoerd. Er is frequent openbaar vervoer op een vrije baan naar Zernike, Meerstad en het Martiniziekenhuis. De transferia zijn te klein. De kabelbaan is een succes geworden. Het landelijk gebied. Er is flink in geïnvesteerd, privaat en publiek. Investeringen ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water zijn slim gecombineerd met die voor de aankoop en ontwikkeling van natuur, het tegengaan van verdroging en het bevorderen van kavelruil. Daarnaast is er ruimte gegeven, rekening houdend met het landschap, aan de grootschalige marktgerichte melkveehouderij en akkerbouw. In 2015 zijn de hervormingen van het Europees landbouwbeleid volledig doorgevoerd. Er zijn geen productiequota meer voor melk en suiker. Dat betekent voor bijvoorbeeld de melk een productprijsniveau dat ongeveer 10 cent lager ligt dan op dit moment zoals Friesland Foods stelde in haar visie 2015. De toekomstige ondernemers moeten vanaf nu hun bedrijfsstrategie daarop gaan aanpassen om dan nog winstgevend te zijn. Zonder positieve marge kan ook het landschap niet worden onderhouden. Dit is profit voor planet. Recreatief medegebruik heeft zich ontwikkeld. Daardoor is er een goede verstandhouding gebleven tussen alle bewoners met respect voor elkaar. Daarnaast is een aantal gemengde recreatie- en zorg-landschappen tot stand gekomen in die gebieden die bijvoorbeeld voor een waterbergingsfunctie in aanmerking komen. Multifunctioneel ruimtegebruik. In het Lauwersmeergebied is een integratie van dergelijke initiatieven tot stand gekomen met het Nationale Park, de verschillende jachthavens rondom het Lauwersmeer en de haven van Lauwersoog met bijbehorende activiteiten. Ik kan u melden dat ik van tevoren geen overleg heb gehad met de heer Jaspers over dit onderwerp. Deze ontwikkelingen komen ten goede aan de dienstverlenende en andere MKB-bedrijven in het landelijk gebied. Dit geeft weer positieve impulsen aan de leefbaarheid waarbij multifunctionele centra een centrale rol spelen voor diverse publieke en private voorzieningen. Kortom er is voortgang geboekt in het landelijk gebied, gedragen door de economische dynamiek in de eigen streek maar ook door die in de Stad. Energie-Agro-Chemie. Het cluster staat er; het is opgebouwd op de successen met de innovatieve productie van mout, biodiesel en PPO, en groene methanol. De aanleiding, voorzitter, is alom bekend namelijk dat fossiele grondstoffen schaarser worden en dat de uitstoot van CO2, fijnstof, etc. moet verminderen. Zie de klimaatagenda van onze provincie. Dit wordt nog eens geïllustreerd door een uitspraak van de Energietransitie commissie van het ministerie van EZ en wel het volgende citaat: “In 2030 moet 30% van de fossiele grondstoffen vervangen zijn door hernieuwbare”. De VVD-fractie heeft al eerder naar voren gebracht dat zij Milieu, PLANET, als motor voor de economie, PROFIT, ziet. Op dit terrein levert Groningen een grote bijdrage. Energy Valley is de spil om die regionale bijdrage en spin-off nog groter te maken.
19
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Windenergie kent nog zijn beperking qua betrouwbaarheid van leverantie en efficiency. Ook zonneenergie is nog niet alles. Biomassa is nog de sleutel voor de transitie van de energievoorziening. Concurrentie met voedselproductie wordt vermeden. De Groningse biomassa behaalt, vanwege zijn relatieve hoge productiekosten, zijn waarde door de farmaceutische, voedingsmiddelen- en chemische industrie van groene grondstoffen te voorzien waarna het restant uiteindelijk nog wordt omgezet in energie bijvoorbeeld in de eerder aangehaalde groene methanolfabriek . Kortom het chemiepark Delfzijl is een groener chemiepark geworden. De nieuwe bedrijvigheid rond kennis van de Rijksuniversiteit en het UMCG, o.a. gebaseerd op de zogenaamde ‘rode biotechnologie’, is enorm uitgebouwd. Mede vanwege het Akkoord van Groningen hebben deze kenniscentra zich ontwikkeld tot kernen voor kennisintensieve bedrijvigheid. De zorgeconomie is in belang nog toegenomen vanwege de demografische ontwikkeling van onze bevolking. De zorg is nu al de grootste werkgever in onze provincie. Ik citeer het NRC van 23 juni “de grijze druk houdt, na hoogtepunt, decennialang aan”. Naast kostenverhogende aspecten voor de samenleving biedt deze ontwikkeling ook kansen. Zowel het verlenen van zorg als het verlenen van service en het bieden van ontspanning moeten de aandacht en ruimte krijgen. Er ontstaat een grotere groep ouderen met zorgvragen en -wensen. Beiden moeten kunnen worden bediend in de ‘zorg’-economie vindt de VVD-fractie. Dit leidt tot impulsen voor vernieuwing. Daarbij spelen zowel ICT-ontwikkelingen, denk aan domotica, als de eerder genoemde multifunctionele ruimtelijke ontwikkelingen een rol. Dit sluit aan bij mijn eerder genoemde recreatie- en zorglandgoederen waarvoor we in POP III de contouren kunnen laten zien. Voorgaande leidt mij tot een vraag aan het College: het is bekend dat er het initiatief is om Methanor om te bouwen tot een groene methanolfabriek na de stop van de huidige productie op 1 juli aanstaande, zaterdag. Het alternatief is ontmanteling en export van de installatie en weg unieke kans om een positie te krijgen in de innovatie van biomassavergassing en behoud van werk in Delfzijl. De VVDfractie vindt dit een belangrijk onderwerp voor de Eemsmondregio en de provincie. In september 2005 hebben wij hier dit idee ook aangedragen. Wat is de stand van zaken in het vinden van nieuwe aandeelhouders? Is er voldoende overbrugging voor de uitstel van export? Het is nu of nooit. Mensen PEOPLE. Voorzitter, ‘last but not least’ zonder voldoende gemotiveerde en gekwalificeerde mensen, waarvoor het goed leven en wonen in onze provincie is, is het voorgaande niet realiseerbaar. Voldoende handen aan het bed? Voldoende kenniswerkers? Noem al die andere activiteitenterreinen maar op. Op dat terrein is nog heel wat werk te doen. Ik hoef alleen maar de analyse die de heer Jaspers gaf in herinnering te roepen. Het Dagblad van het Noorden zegt: “Noordelijk Platteland vergrijst de komende jaren”.Niet alleen dat, maar het ontgroent en het verkleurt. De trek van de jonge generaties naar het Westen gaat verder. Die ontwikkeling van onze bevolking, de veroudering, betekent NU een uitdaging voor de arbeidsmarkt, de ondernemers en ondernemingen, om op een eigentijdse wijze in de voorziening van medewerkers te gaan investeren. De deelname aan het arbeidsproces van al diegenen die dat kunnen wordt nog belangrijker. Dit betreft natuurlijk ook de provincie zelf als werkgever. Hoe denken GS daarop te anticiperen als werkgever? Stageplaatsen? En vanuit hun arbeidsmarktbeleid? De VVD-fractie vindt dat de inwoners van de provincie tijdig en actief moeten worden betrokken bij diverse provinciale activiteiten. Niet alleen bij het POP II, POP III, maar ook bij praktische zaken als het bouwen van een nieuwe brug, een rotonde of een fietspad. Wellicht zijn er nieuwe werkvormen voor te vinden die daar nog beter op toegesneden zijn. De VVD-fractie heeft een aantal uitdagingen voor de komende jaren geschetst. Voor de periode waarin het programma ‘De Koers Verlegd’, het EU-structuurfondsenprogramma en het Waddenfonds investeringsmogelijkheden bieden. Die programma’s worden nu geschreven. Het is van groot belang om daarbij, en bij de uitvoering, de samenwerking met, en de verantwoordelijkheid van, het private domein te versterken en daarin, wellicht nu nog ongebruikelijke, allianties te laten ontstaan. Voor die uitdagingen is toekomstige financiële ruimte gelaten in de Voorjaarsnota. Daar staat de VVD achter. Ruimte om te investeren in Groningen. In waark, ien ‘t laand en ien ’t voalk. De laatste verhoging van opcenten is zichtbaar voor dit doel in de komende Statenperiode.
20
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Bij het geven van planologische ruimte gaat de nieuwe Wet op Ruimtelijke Ordening haar werking krijgen met het motto “Decentraal wat kan en centraal wat moet” en “van hindermacht naar ontwikkelkracht”. Bij diezelfde wet moet ook het provinciaal belang worden gedefinieerd. Dat kan nog een interessante discussie worden. De beide motto’s spreken de VVD-fractie echter zeer aan. We moeten er vanaf dat er gezegd wordt “het mag niet van de provincie”. Is dat een kwestie van gedrag en houding of iets anders? In de Veenkoloniën wordt die uitdaging in elk geval opgepakt om dat helder te krijgen. Dan kom ik tot de Voorjaarsnota, voorzitter. Bestuurlijke samenwerking/herindeling. In eerdere beschouwingen heeft de fractie vraagtekens gezet bij de ongeorganiseerde lappendeken als resultaat van allerlei gemeentelijke vormen van samenwerking. Recente berichten duiden erop dat er structuur gaat ontstaan. Bijvoorbeeld De Marne, Winsum en Bedum. De andere hoef ik u niet te noemen. Dat vinden wij een goede ontwikkeling. De vraag is hoe GS de verdere ontwikkeling hiervan zien. Voor de nieuwe Oldambt-gemeenten stelt het College € 200.000 beschikbaar voor proceskosten. Mijn fractie juicht het toe als het initiatief nu door de gemeenten wordt overgenomen en vraagt zich af of het beschikbaar gestelde bedrag voldoende is om het proces wat de gemeenten voor ogen hebben gesmeerd te laten verlopen. De Jeugdzorg. Met het kind centraal, houdt ook de VVD-fractie bezig. Vanwege de groeiende wachtlijsten is een quick scan uitgevoerd en zijn door de Staten rondetafelgesprekken met het veld gevoerd. Zo’n nieuwe werkvorm, die voor herhaling vatbaar is. De conclusie van dit alles is dat de keten, van preventief lokaal jeugdbeleid naar provinciale jeugdzorg, beter moet worden georganiseerd. Daar wordt ook inmiddels aan gewerkt. Uitstekend! Voor mijn fractie is het van belang dat de vaart er nu in blijft. Met de gereserveerde middelen ten behoeve van het beter organiseren stemt de VVD in. Zo pakken we het probleem aan en niet de symptomen. Er blijft voor ons echter een vraag. Die vraag heeft betrekking op de middelen die bedoeld zijn ter versterking van de provinciale afdeling Welzijn. Daarover verwachten wij, het liefst vandaag, nog een nadere onderbouwing. De TV Noord serie Boven Wotter. De provinciale bijdrage is voor een deel uit diverse budgetten gefinancierd. Eentje is de promotie van Groningen, maar dat willen we toch buiten onze provincie doen! In hoeverre is het dan zeker dat landelijke en regionale omroepen dit product afnemen? Door de vele functionele potjes vragen wij ons af welke criteria gelden voor het eindproduct? Bovendien bleek ons uit de pers dat een bijdrage van de Blauwe Stad kennelijk zeer twijfelachtig is omdat men zich daar afvraagt of het imago wat wordt neergezet met deze serie wel past bij de eigen marketingstrategie. Bovendien, voorzitter, heeft RTV Noord zelf haar exploitatie dankzij een bezuinigingsplan en ruime provinciale bijdrages net weer op orde. In welke problemen komen we terecht als dit project nu al twijfels oproept bij beoogde sponsoren? Groninger Museum. Het Groninger Museum is onbetwist van grote waarde voor Stad en provincie. De provincie betaalt dan ook elk jaar € 1,2 miljoen structurele subsidie en heeft onlangs het nieuwe depot loyaal en royaal medegefinancierd. Het exploiteren van een spraakmakend museum blijft een riskante onderneming. De toeloop van bezoekers blijft een onzekere factor. Wanneer de exploitatie in de rode cijfers zit, is het goed dat er een plan van aanpak wordt gemaakt. De VVD-fractie vindt het huidige plan echter te vaag. De beoogde bezuiniging, die moet worden gerealiseerd door veranderingen in de organisatie aan te brengen, wordt slechts als P.M. geraamd en niet nader gekwantificeerd. De VVD vindt dat hier ook doelen moeten worden gesteld. Het kan toch niet zo zijn dat alleen de provincie en de gemeente steeds voor de oplossing van de problemen moeten zorgen. De VVD-fractie wil hierover meer duidelijkheid. Voorzitter, met deze Voorjaarsnota willen GS niet over deze periode heen regeren, aan de andere kant wekt het ook de indruk “niet te veel meer doen, rustig aan, volgende Statenperiode”. In hoeverre gaat het College nog voor zaken als het starten van de verdubbeling van de N33 en het verzelfstandigen van Groningen Seaports? Hoe gaat het College de belangstelling voor de glastuinbouw in de Eemshaven faciliteren? Ons advies aan het College is strak doorgaan tot het einde.
21
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Tot slot, voorzitter: de VVD-fractie beschouwt de Voorjaarsnota als collegebeleid. Onze opvatting daarover is uit onze bijdrage duidelijk geworden. Zo voert de regering het kabinetsbeleid uit met mandaat van de Tweede Kamer. Het had het College gesierd als zij deze opvatting ook hadden gehuldigd en niet één enkele minister toch met naam genoemd in deze Voorjaarsnota. De heer HOLLENGA: Voorzitter. Op een stralende voorjaarsdag kom ik in Bourtange de plaatselijke postbode tegen. We komen in gesprek. Ik vraag hem op de man af: wat vindt u nu waar de provinciale politiek de komende tijd aandacht aan moet besteden? Zijn antwoord is duidelijk: “Dat ik mijn werk houd. Dat is de basis onder het bestaan van ons gezin. Als ik mijn werk houd dan rooien wij het wel”. “En wat verder nog?”, is mijn vervolgvraag. “Goede veilige wegen, het drukke verkeer door Vlagtwedde is niet verantwoord”. Ten slotte noemt hij nog de omgeving: “Goed beheer van natuur en landschap, dat je met plezier door het gebied rijdt, daar geniet ik van: het afwisselende landschap hier in Westerwolde met aardappelen, bieten, graan afgewisseld met bossen en koeien in de wei”. De man schetste in een paar zinnen een aantal belangrijke provinciale punten waar we ook het komende jaar als provincie onverminderd aandacht voor moeten hebben. Werk, dat was de eerste prioriteit van de postbode en dat geldt natuurlijk voor heel veel mensen in deze provincie. Het CDA zal het komende jaar weer inzetten op en steun geven aan maatregelen die bijdragen aan de versterking van het economisch klimaat van de provincie Groningen. Voorzitter, wij hebben ons de laatste twee jaar erg ingespannen om voor het vervolg op Kompas ook voor de periode 2007-2013 voldoende financiële middelen binnen te halen voor economische structuurversterking. Hoewel het kabinet in eerste instantie niet voorop liep om invulling te geven aan deze wensen is het met steun van de Tweede Kamer toch aardig gelukt. Pieken in de Delta + 120 miljoen, EFRO/EZ 237 miljoen, Europese POP-middelen circa 100 miljoen, Waddenfonds 800 miljoen. Daarmee heeft de samenwerking in SNN-verband zich, als het gaat om de lobby richting Haagse politiek, wel weer bewezen, is mijn mening. Met dit geld kunnen we ook de komende jaren weer een stevige impuls geven aan de economische versterking en transitietrajecten. Niet alleen om te zorgen dat de postbode zijn werk houdt, maar ook dat degenen die nu geen werk hebben weer aan de slag kunnen. Maar ook de beide kinderen van de postbode willen graag in Groningen werken en wonen. Daarom kiest het CDA in de eerste plaats voor versterking van het MKB. Daar ligt de grootste kans op werk. Gelukkig kan het MKB ook de komende jaren weer gebruik maken van de InvesteringsPremieRegeling (IPR). Het CDA gaat er daarbij wel vanuit dat de provincie Groningen helemaal of nagenoeg helemaal onder de steunkaart kan vallen. In hoeverre kan het College hier al iets van zeggen? Dit geheel moet nu nog gecomplementeerd worden met de realisatie van een snelle treinverbinding tussen de Randstad en Groningen via het Zuiderzeelijntracé. Op grond van de motie in de Tweede Kamer moet het ministerie voor 1 oktober twee dingen verder onderzoeken. De realisatie van een snelle verbinding, variant HST3 en een alternatief pakket. Dit alternatieve pakket zou moeten bestaan uit investering- en bereikbaarheidsprojecten voor Noord-Nederland. Uiteraard staat voor het CDA nog steeds de snelle verbinding met stip bovenaan. Maar toch wil de Tweede Kamer een alternatief pakket zien. Over dit laatste het volgende. Hiervoor heb ik reeds aangegeven met welke middelen we de komende jaren verder gaan werken aan de economie in Groningen. Als er dus toch een alternatief in beeld moet worden gebracht voor de besteding van de 2,7 miljard dan kiest het CDA heel nadrukkelijk voor een versnelling in de verbetering van de infrastructuur in deze provincie. Daar heeft onze economie heel veel belang bij. Dan zal de ontsluiting en bereikbaarheid van Groningen direct en toekomstgericht aangepakt moeten worden. Energie. Tijdens de oliecrisis in 1972 sprak Den Uyl: “Het wordt nooit meer zoals het geweest is”. Omdat we anno 2006 rekening moeten houden met een blijvend hoge olieprijs en meer nog met de eindigheid van fossiele brandstoffen is de overschakeling naar duurzame energie noodzakelijk. Dit gegeven biedt grote kansen voor onze provincie. Twee week geleden werd aan ons meegedeeld dat de partners in het energieconvenant Groningen hebben besloten het samenwerkingsverband een jaar te verlengen. In het uitvoeringsprogramma van dit convenant worden veel goede projecten uitgevoerd die een bijdrage leveren aan het terugdringen van de CO2-emissie. Daar moeten we vooral mee doorgaan.
22
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Zuinig omgaan met energie is een eerste vereiste en levert de grootste bijdrage aan de Kyotodoelstellingen. Bij energiebesparing mogen we zeker ook een beroep doen op onze eigen verantwoordelijkheid. We moeten oog hebben voor de klein- en achterkleinkinderen van de postbode. Met Energy Valley probeert Groningen zich wat betreft duurzame energie goed op de kaart te zetten. Nationaal begint Energy Valley een begrip te worden. Het moment is aangebroken dat we nu de slag maken naar concrete projecten die ook economische spin-off laten zien. Realisatie van projecten is afhankelijk van het enthousiasme en de voortvarendheid van de betrokken partijen. Daarbij willen wij drie ontwikkelingen noemen: het Energie Transitiepark in Delfzijl – de VVD refereerde er ook al aan –, de komst van een nieuwe energiecentrale en de aanlanding van LNG in de Eemshaven. Dit soort ontwikkelingen wil het CDA van harte ondersteunen. Wij verwachten van het College dat zij hun uiterste best blijven doen voor de realisatie van deze projecten. Het CDA is desondanks van mening dat er nog wel wat meer zou kunnen gebeuren. Daarbij denken we vooral ook aan de inzet van biobrandstoffen. Op dat gebied is Nederland de afgelopen jaren wel wat terughoudend geweest als het ging om stimulerende maatregelen. Dat geldt nog steeds waar het gaat om fiscale maatregelen in de vorm van accijnsvrijstelling. In landen als Duitsland en Zweden gebeurt er op dit terrein al veel meer. Het CDA vindt dat het gebruik van biobrandstoffen verder gestimuleerd moet worden. Wij zouden bijvoorbeeld graag zien dat het College het rijden op biobrandstof meeneemt in de aanbestedingen voor het openbaar vervoer, evenals de optie aardgas. Daarnaast zou Groningen voorop moeten lopen bij de aanleg van de broodnodige infrastructuur voor biobrandstof. Is het College bereid het overleg aan te gaan met marktpartijen om te bekijken waar en op welke wijze producten als biodiesel en ethanol aangeboden kunnen worden voor particulieren? De postbode noemde als tweede punt verkeersveiligheid. Hij is dagelijks bij de weg en weet dus als geen ander waar zich onveilige situaties voordoen. De verkeersveiligheid blijft voor het CDA een speerpunt in het provinciaal beleid. Een aantal recente verkeersongevallen heeft weer eens aangetoond hoe belangrijk het is dat we steeds alles uit de kast halen wat betreft de veiligheid. Maar daarbij kan in lang niet alle gevallen de verantwoording bij de overheid worden gelegd. Er gebeuren heel veel ongevallen in het verkeer die te maken hebben met het verkeersgedrag van burgers. Daarom moeten we steeds een appèl blijven doen op de verantwoordelijkheid die wij als burgers hebben als het gaat om ons gedrag in het verkeer. De overheid zal hier, zij het beperkt, ook een bijdrage aan kunnen leveren. Vanuit de provincie worden daarom ook terecht allerlei initiatieven die hier mee te maken hebben ondersteund, bijvoorbeeld de BOB-campagne via 3VO.Het CDA wil dat de eigen verantwoordelijkheid van jongeren in hun rijgedrag het komend jaar extra aandacht krijgt en verzoekt bij deze het College samen met 3VO en jongeren voor het komende jaar een bewustwordingscampagne op te zetten. De Stad. De provincie is bereid fors bij te dragen aan de ontwikkelingen, de infrastructuur en de voorzieningen in de stad Groningen. In de Voorjaarsnota wordt aangegeven dat er vanuit de reserve cofinanciering Kompas een bedrag van 2,1 miljoen is vastgelegd voor het project Oostwand Grote Markt. Het CDA heeft zich hier al eerder positief over uitgelaten. Maar het CDA vindt wel dat diezelfde stad er voor moet zorgen dat er woningen gebouwd worden. Wij lazen vandaag gelukkig positieve berichten over de sociale woningbouw en de inspanningen van de corporaties in deze provincie. Maar uit de recent verschenen Voorjaarsnota van het College van B & W van deze stad blijkt dat er de afgelopen twee jaar duizend mensen vertrokken zijn naar Assen omdat ze in Groningen geen woning konden vinden. Hier gebeurt dus te weinig. Wij vragen het College het stadsbestuur hier op te blijven aanspreken. Ik heb het al gehad over de bereikbaarheid van de stad door de aanpak van de ringweg. Maar ook de bereikbaarheid van de Beste Binnenstad van Nederland kan beter. Daarom vragen wij aandacht van het College voor de plannen van een kabelbaan in de stad. Er wordt gesproken over een systeem dat 2400 tot 2800 mensen per uur kan vervoeren van de Euroborg via IKEA naar de binnenstad. Dat zijn wel 34 bussen per uur minder. Daar zou de Oosterstraat blij mee zijn. Dan mag je toch van een revolutionaire ontwikkeling spreken. Volgens de CDA-fractie moet deze optie nadrukkelijk betrokken worden bij het openbaar vervoersconcept van Groningen en wat ons betreft krijgt dit een plaats in het Kolibri project.
23
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer RIJPLOEG: Voorzitter, zou ik de heer Hollenga mogen vragen waar die 34 bussen nu dan rijden. Het verbaast mij namelijk. De heer HOLLENGA: Die 34 bussen rijden nu in deze stad. De heer RIJPLOEG: Mensen van bijvoorbeeld Corpus-Zuid gaan dan dus eerst met een bus naar die kabelbaan, om dan vervolgens... Begrijp ik het goed? De heer HOLLENGA: De heer Rijploeg weet ook wel dat er grote parkeerterreinen bij de Euroborg zijn, dat er in de toekomst een spoorwegstation komt. Dus heel veel mensen komen van die kant naar deze stad en kunnen op deze manier op een voortreffelijke en innovatieve manier naar de binnenstad worden vervoerd. Wij vragen het College dan ook de verdere onderzoeken en haalbaarheidsstudies van dit innovatieve voorstel te steunen. Zoals afgesproken in de commissie willen we in deze AB ook nog ingaan op de extra financiële middelen ten behoeve van het Groninger Museum. In de commissie heeft het CDA zich bij monde van mijn collega Jochem Abbes al kritisch uitgelaten over de financiële gang van zaken bij het Groninger Museum. Dit zal verbeterd moeten worden. Het CDA vindt dat moet worden vastgehouden aan het huidige hoge ambitieniveau van ons Groninger Museum. Gelet op deze ambitie ontkomen wij er ook niet aan dat we ook als provincie onze subsidierelatie met het Museum bij tijd en wijle eens onder de loep nemen. Gezien het plan van aanpak en de voorwaarden die het College daaraan verbindt zal het CDA daarom instemmen met de verhoging van de structurele subsidie van de provincie. Daarbij zal het Groninger Museum zich moeten houden aan de door de provincie voorgestelde periodieke rapportages, prognoses voor het komende jaar en het periodieke overleg over deze rapportages. Wij zien dat niet als een vorm van curatele maar wel als een verscherpt financieel toezicht vanuit de provincie die de komende periode nodig is. Het Museum zal moeten bewijzen dat het de structurele verhoging van deze subsidie waard is. Het is goed dat de provincie ook laat zien dat cultuur niet alleen in de stad Groningen plaats vindt. Gelukkig merken veel inwoners van onze provincie dat ook via de regionale cultuurplannen met daarin veel aandacht voor de amateurkunst. De reservering in de Voorjaarsnota voor het Cultuurplein Winschoten past daar wat betreft het CDA bij. Wij kunnen ons vinden in het voorgestelde bedrag van € 2 miljoen, de daarbij gehanteerde onderbouwing en financiering. De heer HAVINGA: Voorzitter, mag ik het zien als een beleidslijn van het CDA dat het in algemene zin meer decentrale cultuurpleinen wil ondersteunen? De heer HOLLENGA: Ik heb het over een concreet voorstel in de Voorjaarsnota en daar geef ik vanuit mijn fractie een oordeel over. De heer HAVINGA: Goed, maar u geeft ook in algemene zin aan dat u het belangrijk vindt dat niet alleen de stad Groningen ondersteund wordt als culturele hoofdstad, maar ook in de regio dingen ondersteund moeten worden. Is dit een algemene lijn? Gaat u dat breder ondersteunen? De heer HOLLENGA: Wij zaten altijd al op die lijn. Nu u toch de culturele hoofdstad even aanhaalt, bij de Algemene Beschouwingen van 2004 heb ik namens het CDA het idee gelanceerd om in Nederland te komen tot een jaarlijkse aanwijzing van een culturele hoofdstad. Het ziet er naar uit dat in de Cultuurnota 2009-2013 er jaarlijks in Nederland een komt. Het CDA vindt, gezien het feit dat het initiatief uit Groningen is gekomen, breed gedragen door deze Staten, wij er nu alles aan moeten doen om Groningen ook als eerste in aanmerking te laten komen. Dat betekent dat provincie en Stad samen met andere partijen nu al voorbereidingen moeten treffen om de nominatie hiervoor tot een succes te maken. Wij vragen daarom het College om samen met de stad Groningen initiatief te nemen en hier werk van te maken.
24
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Vanaf 2007 hebben we te maken met een beleidswijziging wat betreft de inzet van middelen in het landelijk gebied. De afgelopen maanden is er een intensieve discussie geweest tussen de Staten en GS over de inzet en doelen van het plattelandsbeleid. Vooral ook de verschillen in benadering van het ministerie van LNV en de provincie gaf de nodige discussie. Soms riep die discussie het beeld op dat het platteland bij dit College niet in goede handen zou zijn. Als we echter kijken naar het onderdeel Karakteristiek Groningen in het koersverhaal van de Voorjaarsnota dan wordt dat beeld wat ons betreft niet bevestigd. Wij horen nog wel eens de opmerking dat het platteland bij het CDA wel in goede handen is. Daar ben ik het uiteraard mee eens. Maar als ik kijk naar de inspanningen van dit College in de afgelopen periode dan is het landelijk gebied wat ons betreft bij dit PvdA/CDA-College ook wel in goede handen. Uiteraard kan het altijd beter, maar we moeten ons wel realiseren dat we te maken hebben met een rijksbudget dat niet altijd overeenkomt met onze verlangens. De heer DIETERS: Het is prima dat het CDA zich wat dat betreft op de borst klopt, hoor. Daar heb ik niet zo gek veel moeite mee. Maar wordt die opmerking gedeeld door alle doelgroepen die met het platteland te maken hebben? Dat vraag ik mij wel eens af. De heer HOLLENGA: Wij proberen met alle doelgroepen over dit beleid en onze inzet te spreken. Wij lopen niet achter alle doelgroepen aan. Wij gaan wel met hen de discussie aan. De heer DIETERS: Dat antwoord is iets duidelijker dan u zojuist formuleerde. De heer HOLLENGA: Maar als we kijken wat er de afgelopen jaren is gebeurd in het gebiedenbeleid dan is hier ook vanuit de burgers op het platteland veel waardering voor. De heer VAN ZUIJLEN: Sorry voorzitter, ik moest het even op mij laten inwerken, die culturele hoofdstad. Ik herinner mij van twee jaar geleden dat het uiteindelijk via de IPO-delegatie in de Algemene Vergadering van het IPO is ingebracht en van daaruit verder is gegaan. Is de bedoeling van het CDA dat we de voordracht Groningen op die manier ook aan gaan kaarten? Wilt u daarvoor met initiatieven komen of wilt u dat afwachten of andere routes bewandelen? De heer HOLLENGA: Ik denk dat het een andere route is. U hebt bij de IPO-stukken gezien wat het traject is. Het ministerie komt met de Cultuurnota 2009-2013, die overigens al volgend jaar aan de orde is. Daarin zal blijken hoe dat traject gaat lopen. Dat zal ongetwijfeld een vorm zijn dat er op een gegeven moment een bericht vanuit het ministerie komt dat steden zich aan kunnen melden en zich kunnen nomineren. In dat traject hebben wij als Groningen een voorsprong en daar zullen wij dus op in moeten spelen. En dat moeten wij met z’n allen doen. Voorzitter, het College geeft terecht in de Voorjaarsnota aan dat voor het voortzetten van een aantal zaken zij dit wil overlaten aan de nieuwe Staten en het nieuwe College. Maar het CDA vindt dat de stimuleringsregelingen op het gebied van welzijn en zorg en multifunctionele centra hun nut hebben bewezen voor het landelijk gebied. Wat ons betreft gaan we daar in de volgende periode nog mee door. Wij zijn bereid om te kijken in hoeverre ook de grotere kernen en wijken in het stedelijk gebied daar behoefte aan hebben en onder welke omstandigheden zij er gebruik van kunnen maken. Met de kinderen van de postbode ging het goed zoals dat met de meeste jongeren het geval is. Maar helaas zijn er ook jongeren in Groningen die zijn aangewezen op jeugdzorg. “De jeugdsector bevindt zich momenteel in zwaar weer”, aldus het College in de Voorjaarsnota. Ook vanuit de PvdA werd hier heel nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Naast het Rijk wil ook de provincie extra geld inzetten voor het oplossen van knelpunten. Het CDA wil nogmaals benadrukken dat er vooral versterking moet komen in de voorliggende voorzieningen. Daar ligt de oplossing om de instroom in te dammen. De noodzaak van het elektronisch kinddossier, waar in nu IPO-verband aan wordt gewerkt, werd door alle partijen nodig geacht. In de commissie heeft de gedeputeerde aangegeven dat deze wens van het CDA er nu ook komt. Mogen we er vanuit gaan dat het nog dit jaar in Groningen kan worden ingevoerd?
25
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De voorzieningen op het platteland zijn afhankelijk van een goed woon- en werkklimaat. Daarom bepleit het CDA voldoende ruimte voor woningbouw en economische ontwikkelingen in het landelijk gebied. We moeten het landelijk gebied jong en vitaal houden. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter, over de jeugdzorg. Ik begrijp uit het verhaal van de heer Hollenga dat hij het accent legt op de voorliggende voorzieningen. Daar valt wat voor te zeggen, maar dat valt eigenlijk niet zozeer onder het provinciale beleid. Heeft het CDA ook nog iets te vertellen over het provinciale instelling of moeten wij vooral denken aan wat de gemeenten moeten doen? De heer HOLLENGA: Ik heb aangegeven – en dat is ook vanuit het CDA in de commissie meerdere keren aangegeven – dat die voorliggende voorzieningen ook in de preventieve sfeer ontzettend belangrijk zijn om die instroom in te dammen. Dus moet daar het een en ander gebeuren. Het College geeft in de nieuwsbrief die wij krijgen over jeugdzorg, maar ook in de Voorjaarsnota, aan dat daar het nodige moet gebeuren. De heer VAN ZUIJLEN: Ja, maar dat is primair een gemeentelijke taak. Wat moet de provincie doen? De heer HOLLENGA: De provincie moet zorgen dat die gemeentelijke taken goed worden uitgevoerd en dat zaken goed gecoördineerd en afgestemd worden. Leest u de Voorjaarsnota waar de knelpunten zitten. Daar ligt een heel belangrijke taak voor het College. De heer VAN ZUIJLEN: De provinciale onderdelen van de jeugdzorg komen in beginsel na die voorliggende voorzieningen. Dat je zorgt dat die keten op orde komt, kan ik heel goed begrijpen. Daar gaat het ook om, maar in beginsel komt de provincie pas aan bod na die voorliggende voorzieningen. Heeft u als CDA-fractie ook nog iets te zeggen over waar de bulk van de provinciale aandacht zou moeten liggen? De heer HOLLENGA: Het moet gewoon opgelost worden! Wij hebben een geweldig probleem als het gaat om de jeugdzorg. Er kan niet genoeg benadrukt worden dat daar het nodige moet gebeuren, zowel bij de uitvoering – bij de jeugdzorg zelf – als in de voorliggende voorzieningen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik wil daar graag nog een aanvullende vraag over stellen. Bent u dan ook eventueel bereid als u zo helder constateert waar het probleem ligt, dat verderop ook in grote mate doorwerkt, om daar mogelijk een financiële bijdrage in te doen, ook al is het een gemeentelijke verantwoordelijkheid? De heer HOLLENGA: Ik sluit dat niet uit. Er komen miljoenen vanuit het Rijk om het probleem van de jeugdzorg op te lossen. Wij steken er zelf ook geld in. Dan moet niet direct worden gediscussieerd over wie wat krijgt. Er moet worden gekeken hoe men het het beste oplost. Men moet niet altijd zeggen: “Dat is niet mijn pakkie an”. Even kijken waar ik gebleven was. O ja, dat ging over de voorzieningen op het platteland. Dat betekent dat jonge mensen, zoals de dochter van de postbode, er een woning moeten kunnen vinden. Dus betaalbare woningen voor starters en jonge gezinnen. Maar ook de senioren moeten hun woonplek, desnoods met enige aanpassingen, kunnen houden zolang zij dat willen. Voor wat betreft de werkgelegenheid bepleiten wij meer mogelijkheden van startende en innoverende ondernemers in het landelijk gebied. Voor ondernemers in de ICT en de dienstverlening hebben we geen grootschalige bedrijventerreinen nodig en dus kunnen zij een belangrijke bijdrage leveren aan het woon- en werkklimaat in het landelijk gebied.
26
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Als het gaat om natuur en landschap in Groningen dan blijft voor het CDA het motto: kwaliteit gaat boven kwantiteit. Het CDA kan zich in dit verband heel goed vinden in het voorstel uit de Voorjaarsnota om ten behoeve van de noodzakelijke inpassing van grotere bouwblokken te gaan werken met een landschapsarchitect. Begin deze maand bezocht ik een prachtige Oldamtster boerderij, enkele jaren terug gekocht door een Brabantse boer, door hem en zijn vrouw opgeknapt, inclusief erf en Engelse slingertuin. Prachtig! Daarbij heel mooie nieuwe stallen voor 3500 varkens, werkelijk een groot bedrijf. Een totaal bouwblok van ruim 1,5 ha maar goed passend in het landschap. De heer BLOM: Mag ik de heer Hollenga er op wijzen dat er in het verleden wel vijftien verschillende actiegroepen hebben bestaan tegen intensieve veehouderij in Groningen? Hij begon zijn verhaal heel mooi met luisteren naar de bevolking in Bourtange. Is de heer Hollenga op dit punt ook bereid om naar de bevolking te luisteren? De heer HOLLENGA: U heeft mijn nog niet horen afsluiten. Ik gaf dus even aan hoe dat bedrijf erbij ligt, hoe het is ingepast in het landschap. Conclusie mijnerzijds en gedeeld door mijn fractie: schaalvergroting en intensieve veehouderij passen in het Groninger landschap. Ik heb het met eigen ogen gezien, en ik nodig u uit om met mij mee te gaan. De heer BLOM: In het verleden hebben dat soort dingen geleid tot de oprichting van heel veel actiegroepen, dat bewoners die op zich helemaal niet zo bereid zijn om actie te voeren wel vijftien verschillende actiegroepen oprichtten om hun mening daarover te uiten. Dus het is toch iets wat heel erg leeft. De heer HOLLENGA: Ik zal dus nog meer met die actiegroepen de boer op moeten. Ik denk dat ze verkeerde beelden hebben van deze provincie. Mevrouw BOS: Wie heeft een verkeerd beeld van deze provincie? De heer HOLLENGA: Als je ziet hoe grootschalige landbouw, zelfs intensieve veehouderij, ingepast kan worden in het Groninger landschap, dan denk ik dat ook actiegroepen die tegen dat soort ontwikkelingen zijn, daar begrip voor zullen kunnen opbrengen en zeggen: “Ja, zo kan het ook!” Mevrouw BOS: Nou, ik denk dat er tot nu toe geen actiegroep is geweest die blij was met die kippenschuren en varkensschuren. De heer HOLLENGA: Nee. Ik nodig ze dus ook uit om dit soort bedrijven wat meer te bezoeken. De VOORZITTER: Wij gaan nu discussie voeren over intensieve veehouderij, terwijl dit ging over de inpassing van de gebouwen. Mevrouw BOS: POP II komt nog aan de orde, gelukkig... De VOORZITTER: Even heel serieus. De opmerking die gemaakt werd in zijn tekst ging over de inpassing in het landschap. Vervolgens gaan wij de discussie voeren over de acceptatie van de intensieve veehouderij. Dat moeten wij even uit elkaar houden. De heer Hollenga heeft het woord. De heer HOLLENGA: Maar soms is enige hulp van een landschapsarchitect gewenst. Zowel voor de inpassing maar ook om de angst bij provinciale en gemeentelijke bestuurders en ambtenaren weg te nemen. Deze aanpak moet leiden tot minder regels en belemmeringen en meer verantwoordelijkheid bij burgers en maatschappelijke organisaties.
27
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Bij de opstelling van een nieuw omgevingsplan (POP) komen de hiervoor genoemde aspecten zeker weer terug. Mevrouw Bos refereerde er al aan. Het CDA is er voor om dit weer te doen via een interactief proces met de inwoners van deze provincie en de vele maatschappelijke organisaties die in het gebied worden gedragen door de bewoners. Daarbij zou het CDA die organisaties niet alleen willen uitnodigen om mee te doen aan door de provincie misschien weer georganiseerde “Kom maar op-avonden”. Nee, we zouden wel wat verder willen gaan door die organisaties bij het voortraject van het nieuw op te stellen POP te ondersteunen om samen met de burgers zelf met initiatieven en concrete voorstellen te komen die vertaald kunnen worden in het nieuwe POP. Ook dorps- en wijkraden zouden hierbij een belangrijke rol kunnen spelen. Mevrouw SCHOUWENAAR: Voorzitter, ik wil de heer Hollenga op dit punt graag even een vraag stellen, want wij weten dat – wij hebben laatst die discussie ook gehad bij de Begroting – als het gaat om uitvoering van dorpsdeelvisies met allerlei concrete projecten en initiatieven, er dan geen geld is. Als de heer Hollenga nu de mensen wil uitnodigen om in het kader van het POP daar nog een keer een verlanglijstje bovenop te zetten, is het dan niet mensen een worst voorhouden en zeggen: “Maak maar een verlanglijstje voor Sinterklaas of de Kerstman”, maar die komt nooit langs? De heer HOLLENGA: Ik denk dat de consequenties van mijn opmerking ongetwijfeld zijn dat wij bereid moeten zijn om die mensen ook te faciliteren. En als u zegt dat niet te willen, dan moeten wij kijken of wij dat toch... Mevrouw SCHOUWENAAR: Maar dit betekent dus dat u eigenlijk zegt dat wij voor de komende periode geld moeten gaan vrijmaken om de mensen in het kader van POP III te gaan helpen met het uitwerken van al deze concrete initiatieven en projecten. De heer HOLLENGA: Ja, daar komt het op neer. Kijk, wij zitten te wachten op een startnotitie. Dan krijgen wij opnieuw de discussie. In die startnotitie zal ook aangegeven worden hoe vanuit het College aangekeken wordt tegen het traject. Wij nemen daar op dit moment een voorschotje op door te zeggen dat wij meer met de mensen willen doen. Mensen vertrouwen geven om zelf ook mee dat proces in te gaan. Dat hebben wij vier jaar geleden gedaan, wij willen dat opnieuw doen en wij willen dat zelfs wel versterken. Als de PvdA dat niet wil, moet u dat zeggen, maar ik kan mij dat niet voorstellen. Mevrouw SCHOUWENAAR: Wij willen heel veel. Wij weten zelf allemaal wat voor discussie wij hebben met Den Haag omdat daar een kabinet zit dat zeker voor onze provincie te weinig doet, maar wij willen wel met de benen op de grond blijven staan en mensen geen lege briefjes voorhouden, want als wij zeggen “Kom maar op” dan weet ik heel goed dat er een waslijst aan ideeën en projecten ligt, waar op dit moment al geen geld voor is. De heer HOLLENGA: Toch zullen wij moeten kijken wat wij als provincie alsnog kunnen doen. Mevrouw SCHOUWENAAR: Dat ben ik helemaal met u eens. De heer HOLLENGA: Ik kom tot een afronding, voorzitter. Waar het volgens het CDA op aan komt is een politiek die de moed heeft om mensen te vertrouwen ... De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, de heer Hollenga heeft het eerder in zijn betoog gehad over de vraag of het platteland in goede handen is bij het CDA. Ik heb daar wel eens een enkel moment twijfel over gehad, maar ik heb die gedachte altijd dan toch weer weg geschud.
28
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Maar nu u het heeft gehad over het onderwerp natuur en landschap, bekruipt mij toch weer enige twijfel, want als ik u nu namens het CDA hoor spreken over natuur en landschap, dan hoor ik u praten over grote stallen, varkens, intensieve veehouderij, inspraak bij burgers over het POP, maar ik hoor u niet over natuur en ook niet over landschap. Is dat nu symptomatisch of is dit alleen maar omdat u binnen de tijd wil blijven. De heer HOLLENGA: Nee, het zit bij u niet goed tussen de oren. Ik sluit aan bij datgene wat de voorzitter heeft gezegd, de relatie die ik legde met het landschap. De heer VELUWENKAMP: En de natuur? De heer HOLLENGA: En de natuur! De heer VELUWENKAMP: Maar die natuur komt in uw verhaal helemaal niet voor. De heer HOLLENGA: Misschien dat ik een volgende keer twee pagina’s over natuur ga doen. Ik ben voorzitter geweest van een onderzoek naar natuur en landschap, dus wat dat betreft kan ik er wel over meepraten, dat is het probleem niet. De heer KÖLLER: Of een andere postbode. De VOORZITTER: Ik stel echt voor dat de heer Hollenga zijn betoog afrondt. De heer HOLLENGA: Ik ben met de laatste zinnen bezig. Voorzitter, waar het op aankomt volgens het CDA een politiek die de moed heeft om mensen te vertrouwen in hun vermogen om de samenleving samen gestalte te geven. Dat is niet overdreven idealistisch. Het is ook niet romantisch. Dagelijks zorgen mensen in gezinsverband voor elkaar en voor hun kinderen. Tienduizenden zetten zich in deze provincie in voor het verenigingsleven, voor de school, voor ouderen en gehandicapten, voor natuur en landschap, etc. Ook een provinciale overheid moet met die vindplaatsen van saamhorigheid en waardeoverdracht rekening houden, er ruimte voor geven en zij moet leren met die burgers samen te werken in een modern partnerschap. Voorzitter, ik ben begonnen met die postbode uit Bourtange die door een enkele opmerking ons aangeeft wat burgers in deze provincie van ons verwachten. Het CDA wil ook het komende jaar weer een open oor en oog zijn voor die burgers. De betekenis van het Evangelie inspireert ons daarbij in de vertaalslag naar ons politiek handelen. De VOORZITTER: Ik schors de vergadering tot 12.00 uur voor de koffiepauze. De vergadering is geschorst. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan mevrouw Bos. Mevrouw BOS: Voorzitter, volgend jaar zijn er niet alleen Statenverkiezingen, maar vinden ook landelijke verkiezingen plaats. Knarsetandend zien we hoe het kabinet Balkenende nog steeds aan het afbreken is in plaats van opbouwen. Het kabinet denkt dat de markt een prima middel is om schaarse goederen te verdelen en dat het marktmechanisme een weerspiegeling is van de wensen van burgers. Maar de markt biedt vooral keuzevrijheid aan goed geïnformeerde mensen met een dikke portemonnee. De vraag zou moeten zijn welke mix van overheid en markt het meest effectief is en of een en ander zo kan worden geregeld dat ook de mensen aan de onderkant van de samenleving aan hun trekken komen. Dat het CDA aan de afbraak meewerkt is voor velen een teleurstelling, het is toch altijd een partij geweest die maatschappelijke uitsluiting wil bestrijden en de mensen die het nodig hebben, een vangnet wil bieden.
29
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Een teleurgestelde CDA’er in Leeuwarden zei voor de televisie: “Ze hebben het niet meer over solidariteit maar over zelfredzaamheid”. Dit kabinet laat het Noorden in de steek en trekt het Westen voor als het om aandacht en geld gaat. Dat werd gisteren nog weer eens bevestigd door nieuw onderzoek over het Fonds Economische Structuurverbetering. Dat gedane rijksbeloftes niet worden nagekomen is voor mijn fractie de belangrijkste drijfveer geweest om voor het eerst serieus na te gaan denken of we mee moeten betalen aan een snelle spoorverbinding met het Westen. Velen zijn naar Den Haag gereisd. Weer thuis liepen de reacties uiteen van hoop tot gematigd optimisme. Laten we eerlijk zijn, veel zekerheid hebben we niet gekregen. Dat de PvdA en de coalitiepartijen diep teleurgesteld zijn in hun partij begrijpen we, maar GroenLinks vindt nog steeds dat het College en de meerderheid van deze Staten op het verkeerde paard hebben gewed en te lang met oogkleppen op hebben gelopen. De heer OUT: Voorzitter, kan mevrouw Bos nog een keer duidelijk aangeven wat het standpunt van de Tweede Kamerfractie van GroenLinks geweest is over het onderwerp Zuiderzeelijn in het laatste debat? Mevrouw BOS: Ja, dat zal ik zeggen. Zij hebben heel duidelijk gezegd dat zij voor een snelle verbinding van Groningen met het Westen zijn, en ik moet eerlijk zeggen, zij hebben een beetje in het midden gelaten of dat nu een Hanzelijn is of een Zuiderzeelijntracé. De heer OUT: Er werd wel meer in het midden gelaten door de fractie van GroenLinks in hun bijdrage in die beschouwingen, voorzitter. Mevrouw BOS: Ja, net als alle andere partijen, denk ik. Dat het Rijk nu weer schijnt na te denken over een MZB tussen Amsterdam en Almere en dat ook nog wil betalen, verhoogt de verwarring en getuigt van een onbetrouwbare overheid. Door de decentralisatie van taken naar de lagere overheden worden de verantwoordelijkheden van de provincie steeds groter. Neem als voorbeeld de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening die al in 2007 in werking treedt. De heer Calon reageerde enthousiast op deze nieuwe wet, maar zei tegelijkertijd hoe belangrijk het is een en ander op de juiste manier toe te passen. Vooraf normen en toetsingscriteria vaststellen opdat daarover later geen enkele twijfel kan bestaan. Dat zijn zaken waar mijn partij altijd voor heeft gepleit en die we in POP I en II niet terugzagen. Dat vergt inderdaad een cultuuromslag, die tijd nodig heeft. Natuurlijk blijven de afwegingen een politieke keuze. Daarbij zijn volgens het Ruimtelijk planbureau vier waarden voor de langere termijn van belang: welvaart, sociale rechtvaardigheid, duurzaamheid en belevingswaarde. De ervaring leert dat het belang van die waarden wisselt door de jaren heen. Mijn fractie wil in deze Algemene Beschouwingen die vier waarden niet alleen op de ruimtelijke ordening toepassen, maar ook op de andere beleidsvelden. Laten we met welvaart beginnen. Met name werk draagt bij aan de welvaart van het land en het welzijn van mensen. Het creëren van arbeidsplaatsen en het zorgen voor een goede afstemming tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt vraagt om creativiteit, met name als het om de jeugd gaat. Een van de meest creatieve ideeën voor het bestrijden van de jeugdwerkloosheid is de introductie van speeddating tussen werkgevers en schoolverlaters. Ik weet er geen goed Gronings woord voor, misschien Jan Köller. Op verschillende plaatsen in het land is het al uitgeprobeerd: MKB-werkgevers zitten ieder achter een tafel en jongeren gaan van tafel naar tafel om met de werkgevers in gesprek te gaan. De heer KÖLLER: Mevrouw Bos, misschien kunnen wij het het beste vertalen met ‘frontale botsing’. Mevrouw BOS: We zullen het er nog over hebben, Jan. Speeddating betekent: geen stapels sollicitatiebrieven, maar direct contact. Zowel de werkgevers als de jongeren zijn zeer enthousiast. GroenLinks stelt voor dat de provincie in onze regio het voortouw neemt bij het organiseren van dergelijke speeddating-bijeenkomsten. Het College wil zich bij het arbeidsmarktbeleid richten op het faciliteren van marktpartijen, en speeddating is daarvan een creatief en effectief voorbeeld. Wij hebben hier een motie over.
30
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De VOORZITTER: Mevrouw Bos stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 28 juni 2006, constaterende dat: de jeugdwerkloosheid al jaren een probleem is, ook in de provincie Groningen; de landelijk werkende taskforce jeugdwerkloosheid het instrument speeddating gebruikt om werkgevers uit het MKB en schoolverlaters bij elkaar te brengen; dit instrument elders in het land met succes wordt toegepast; overwegende dat: het College van GS in het arbeidsmarktbeleid erop is gericht faciliterend te werken voor de marktpartijen; het nemen van een initiatief om marktpartijen via speeddating bij elkaar te brengen bij uitstek een voorbeeld is van faciliterend optreden; verzoeken aan Gedeputeerde Staten: om op korte termijn een of meerdere bijeenkomsten voor speeddating te laten organiseren en daartoe contact op te nemen met organisaties van het MKB en de onderwijsinstellingen (met name de ROC'S en het AOC). en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Bos, de heer Jager, de heer Staghouwer, de heer Zanen, de heer Van Zuijlen, mevrouw Deinum, de heer Nijboer, de heer Swagerman en de heer Out. De motie krijgt nummer 4, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw BOS: Deze motie sluit ook heel mooi aan bij wat de PvdA zei. Je kunt het bijvoorbeeld ook voor stageplaatsen gebruiken. En wat ook heel goed aansluit, is het voorstel van de PvdA over de ondernemersprijs. Wij hebben ooit in het verleden ook zo’n voorstel gedaan, maar toen is het niet van de grond gekomen. Wij hebben zo’n prijs toen de ‘Fré Meis-prijs’ genoemd. Wij zijn zelfs zo ver gegaan dat wij aan de vrouw van Fré Meis vroegen of zij daarvoor toestemming wilde geven. Dat staat nog steeds. Dus het is maar een suggestie. Misschien kunnen wij daar iets mee met elkaar. Een van de vier waarden waar ik het over had, is beleving, beleving van natuur, landschap en cultuur bijvoorbeeld. Het waardevolle van een landschap zit vaak in subtiele elementen, structuren of reliëf. Fysisch geograaf Jan Delvigne zei onlangs in een lezing over Middag-Humsterland: “Hoe meer je over dit landschap weet, hoe meer je het gaat waarderen”. Dat heeft met bewustwording te maken. Daar had de gedeputeerde naast mij het ook al over. Mijn fractie vindt dat de provincie daar veel meer aan moet en kan doen. Een groter bewustzijn zal het Groninger landschap uiteindelijk ten goede komen, want wat het CDA ook zegt over hoe mooi het landschap en al die grote schuren, etc. zijn, heel veel mensen zijn het daar niet zo mee eens. Dat kan en moet beter. Wij stellen voor dat het College het voortouw neemt voor een project, bijvoorbeeld “Lezen van het landschap” of “Leestekens in het landschap”. Er kan een film of tv-serie worden gemaakt waarin de ontstaansgeschiedenis van het Groninger landschap wordt verteld aan de hand van landschapselementen, verhalen van bewoners, archeologie. In Friesland is al zo’n project aan de gang. Ik wil graag een reactie van College en van de andere partijen hierop. Wij hebben nog een idee. Dat is het gebruik maken van moderne elektronische middelen, zoals een GPS met een reisgids zodat de bezoeker via een kleine handcomputer informatie kan krijgen over een bepaald element in het landschap waarin hij zich bevindt. Bijvoorbeeld zou een deel van het geld voor het nationaal landschap Middag-Humsterland daaraan kunnen worden besteed. Hoe denkt het College hierover en is het bereid hier geld voor uit te trekken?
31
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Overigens moet ons nog een ding van het hart nu we het over Middag-Humsterland hebben en dat is de rondweg rond Noordhorn. Dit zal een behoorlijke domper zetten op allerlei positieve ontwikkelingen in dat gebied. Groenlinks is bereid daarover een stevige discussie aan te gaan met het College als het zo ver is, net zoals dat in de gemeenteraad van Zuidhorn zal gebeuren. Jammer dat de gedeputeerde Bleker er niet is. Toen hij de portefeuille natuur, landschap kreeg, verkondigde hij met verve dat het maar eens afgelopen moest zijn met nota’s schrijven, nu kwam het op de uitvoering aan! Het blijkt inmiddels dat de materie weerbarstiger is dan hij toen dacht, vooral wat de EHS betreft. De heer CALON: Mevrouw Bos, wij hebben afgesproken dat u tegen mij uw goede dingen, maar ook uw gram kwijt kunt en dat ik dan zal reageren. Mevrouw BOS: Nou, u staat wel stevig in uw schoenen. In de Voorjaarsnota staat dat het College, uitgaande van het rijksbod, genoodzaakt is de gestelde realisatiedoelstellingen met 35% bij te stellen wat de EHS betreft. Dus dat betekent realisatie in 2025 in plaats van 2018 en/of de natuurdoelstellingen voor de inrichting bij te stellen. De gedeputeerde zei echter – hij heeft dat dus beloofd – zich in te willen blijven zetten voor de milieukwaliteit en voor de deadline van 2018. Wij zullen hem daaraan houden! Hij verkondigde dat in dit stadium geld niet meer het belangrijkste is, maar onwillige boeren die midden in de EHS zitten met hun bedrijf van soms 60 ha. Dat is het natuurlijk niet alleen, ook door particulier natuurbeheer in te schakelen wordt de uitvoering onnodig vertraagd door die wachttijd van 1 jaar. Gedeputeerde, het komt nu inderdaad op daden aan. Wat zijn uw woorden waard? Onteigenen? Om hoeveel laatste hectares gaat het dan? Of gaat u als een boer niet wil verkopen hem de mogelijkheid aanbieden voor groene en blauwe diensten te betalen? De afgelopen maanden zijn er verschillende bijeenkomsten over weidevogelbeheer geweest, want – zoals u allen weet – het gaat niet goed met de weidevogels, vooral met de grutto is het zeer droevig gesteld. Ook minister Veerman vindt dat het weidebeheer beter moet. Hij kwam met een nieuw plan, maar de meningen bleken daarover meteen weer verdeeld te zijn. Het is ook een complexe materie. Het wordt tijd dat de discussie ook in deze Staten intensiever wordt gevoerd en dat we ons beter in de weidevogelproblematiek verdiepen. Om een eerste aanzet te geven hebben we een aantal deskundigen geïnterviewd over het huidige en wenselijk weidevogelbeheer- en beleid. We willen deze bundel graag in de commissie Landschap, Water en Milieu bespreken, met de bedoeling in de herfst rondetafelgesprekken te houden – net als bij jeugdbeleid –, opdat we goed beslagen ten ijs komen als het College met nieuwe voorstellen komt, bijvoorbeeld in het kader van de volgende Toestand van natuur en landschap in Groningen. Dat is de echte afrekening van gedeputeerde Bleker. We hopen op de steun van de andere partijen. De heer Bleker had mij al gebeld dat hij niet aanwezig zou zijn en wij hebben afgesproken dat ik het eerste exemplaar niet aan de heer Calon, maar onze voorzitter overhandig. De VOORZITTER: Dat laatste moet u altijd doen, want dan komt het ook in behandeling, want daar gaat het hier om. Wat gedeputeerden allemaal lezen wil niet zo veel zeggen. Maar ik zal zorgen dat het dan ook in de commissie aan de orde komt. Dat zeg ik u toe. Mevrouw BOS: Dank u wel. Ik noemde vier waarden, beleving was daar één van. Beleving heeft ook met cultuur te maken. We kunnen concluderen dat het Huis van de Groninger Cultuur een succes is geworden. Steeds meer organisaties kloppen bij het Huis aan, maar het blijkt dat de pot veel te snel leeg is! In de commissie is al aangekondigd dat we graag ondersteuning van de andere fracties willen om € 35.000 extra voor het Huis van de Groninger Cultuur te reserveren. Daarvan is € 25.000 bedoeld voor extra mogelijkheden voor incidentele subsidies en € 10.000 voor secretariële ondersteuning. Zoals het nu wordt voorgesteld wordt die ondersteuning uit eigen zak betaald en dat is niet terecht. Het is sowieso de bedoeling dat er in de toekomst meer geld naar het Huis van de Groninger cultuur gaat en daar willen we op deze manier alvast op vooruit lopen. Wij hebben daartoe een amendement ingediend.
32
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De VOORZITTER: Dat amendement zal zo spoedig mogelijk worden rondgedeeld. Mevrouw BOS: Over het Groninger Museum is vanmorgen al meer gesproken. De provincie heeft de bijdrage aan het museum structureel verhoogd. Terecht, want het museum slaagt er steeds weer in spraakmakende tentoonstellingen te organiseren waar heel veel mensen uit het hele land – zelfs uit het buitenland – op af komen. Wat wij ook heel belangrijk vinden als fractie van GroenLinks, is dat ook jongeren het Groninger Museum bezoeken. Wij hadden daar een idee over hoe wij dat vorm zouden kunnen geven. De SP had daar ook een idee over. Onze ideeën hebben wij wat door elkaar gehusseld en de motie daarover dient de SP straks in. Ons leek het namelijk leuk om een museumnacht voor jongeren te organiseren. Ik ben onlangs met mijn kinderen in Keulen geweest. Daar was zo’n museumnacht voor jongeren georganiseerd, in het Ludwig-museum, dat was geweldig. Zoiets, dacht ik, moeten wij in Groningen ook hebben. Sociale rechtvaardigheid was een van de vier waarden die ik in het begin heb genoemd, daar valt ook de jeugdzorg onder. We zijn blij dat het College zich inzet op versterking van de bestuurlijke en ambtelijke activering van de jeugdzorg. Al eerder constateerden wij dat Bureau Jeugdzorg niet optimaal functioneert. In de onlangs gehouden rondetafelconferenties is onder meer gebleken dat Bureau Jeugdzorg te weinig toekomt aan zijn kerntaken. Daarvoor is een aantal redenen te noemen. Allereerst besteedt het bureau te veel aandacht aan overbruggingshulp voor kinderen die wel een indicatie hebben gekregen, maar die nog geen plek hebben bij de zorgaanbieders. Hoe begrijpelijk ook, dit is niet de taak van het Bureau Jeugdzorg. In de tweede plaats blijkt dat het Bureau Jeugdzorg het werk overdoet dat al door andere voorzieningen is gedaan. De wens werd geuit dat een vertegenwoordiger van het Bureau Jeugdzorg naar de lokale zorgteams zou worden gestuurd. Dat ondersteunen wij, daarmee wordt de deskundigheid van Bureau Jeugdzorg lokaal beter benut en is er een indicatie nodig, dan kan dat heel snel gebeuren. Voor de provincie liggen er taken in het helpen wegwerken van de wachtlijsten bij de zorgaanbieders. Als de projectleider die GS willen aannemen kan bijdragen aan het versterken van de doorstroming in de zorg zelf, dan kan het in Groningen nog wel eens goed komen met de jeugdzorg. Twee weken geleden hebben de gemeenten met overgrote meerderheid tijdens de Algemene Ledenvergadering van de VNG een motie aangenomen waarin de VNG werd opgedragen bij het kabinet en de Tweede Kamer te pleiten voor een ruimhartiger pardon voor asielzoekers die voor 1 april 2001 hun eerste asielaanvraag hebben ingediend en nog steeds in Nederland verblijven. De PvdA en GroenLinks hebben hierop landelijk al positief gereageerd. Ook wij maken ons grote zorgen over deze groep ‘oude’ asielzoekers. Mijn fractie stelt voor dat ook de provincies zich gezamenlijk achter deze motie scharen op het eerstvolgende IPO-congres in Groningen. De VOORZITTER: Mevrouw Bos stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 28 juni 2006, constaterende dat: de Nederlandse gemeenten op hun onlangs gehouden VNG-congres met een overweldigende meerderheid van stemmen het kabinet hebben opgeroepen tot een ruimhartige pardonregeling voor mensen die nog onder de oude Vreemdelingenwet vallen; overwegende dat: de provincie en de gemeenten helaas moeten vaststellen dat nog altijd geen sluitende oplossing voor de problematiek van deze ‘oude’ asielzoekers bestaat; daardoor velen van hen inmiddels onder slechte omstandigheden illegaal in Nederland verblijven; een deel van hen - waaronder minderjarigen en kinderen, een ander deel nog altijd in onzekerheid verkeert over de afloop van hun asielaanvraag;
33
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 dragen de leden van de IPO-delegatie op: om voorbereidingen te treffen voor het IPO-congres van september 2006 om een motie van gelijke strekking als de VNG-motie ter beoordeling aan de vergadering voor te leggen; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Bos, de heer Hilverts, mevrouw Smit, de heer Zanen, mevrouw Deinum en de heer Swagerman. De motie krijgt nummer 5, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw BOS: In het geval van jeugdwerkloosheid is een snelle flitsende aanpak succesvol. Ik heb het al over speeddating gehad. Maar bij allochtone vrouwen werkt dat vaak andersom. Er is juist veel meer tijd en aandacht nodig voor het in beeld brengen van kansen en het wegwerken van vooroordelen, misverstanden en achterstanden. De werkwijze van de ambassadeurs van de Stichting Pafemme kan daarbij inspirerend en stimulerend werken. Deze stichting komt voort uit de werkzaamheden van de commissie PAVEM (Participatie van Allochtone Vrouwen uit Etnische Minderheden), met Paul Rosenmöller en Máxima. Onlangs heeft de stichting een conferentie voor gemeenten gehouden over strategieën en methoden om de arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen te bevorderen, onder andere met behulp van gemeentelijke participatieteams. Er zal een netwerk van lokale participatieteams komen die een voorbeeldfunctie moet vervullen voor allochtone vrouwen en meisjes bij opleiding, beroep en carrière. Wij nodigen de gedeputeerde uit hierin een stimulerende rol te vervullen. Bijvoorbeeld door Pafemme uit te nodigen om in de provincie Groningen lokale participatieteams op te richten. Dit in samenwerking met het CMO en de gemeenten. Duurzaamheid is de vierde en de laatste waarde waar ik het over wil hebben. Vier jaar geleden heeft GroenLinks samen met D66 de IPO-menukaart gepresenteerd, maar nog steeds worden niet alle activiteiten hieraan getoetst. Duurzame energie zit klaarblijkelijk nog niet echt tussen de oren. Wel hebben we nu gelukkig zonnepanelen op het provinciale dak. We zouden in de hal toch een informatiepaneel krijgen? Die hebben wij nog niet gezien en wij willen graag weten hoe ver het daarmee staat. Het College heeft de keuze gemaakt niet meer leaseauto’s te gebruiken, maar zelf dienstauto’s te kopen. Op zich hoeft daar niets mis mee te zijn, maar we vragen ons wel af of rekening wordt gehouden met het aspect duurzaamheid en aan welke vorm van alternatieve brandstof het College heeft gedacht. Van ons hoeft het niet per se op koolzaadolie, maar er komen steeds meer hybride auto’s op de markt. Dit is nog een nieuwe techniek maar biedt wel perspectief in de toekomst. Is het misschien verstandiger nog even te wachten met de aanschaf? Er worden allerlei plannen ontwikkeld voor energieaanvoer en elektriciteitsproductie in de Eemshaven. Voor GroenLinks is het hierbij steeds de vraag of deze plannen zullen passen in een toekomstige duurzame energievoorziening voor de regio. Een ander criterium is ook of natuur en landschapswaarden worden aangetast. Bij de productie van elektriciteit uit kolen gaan we ervan uit dat innovatieve vergassingstechnieken worden gebruikt, waarbij het CO2 uit het rookgas wordt verwijderd en wordt opgeslagen, bijvoorbeeld in gebruikte gasvelden. Het aanleggen van nieuwe bovengrondse hoogspanningsleidingen in dit gebied vinden wij niet nodig en landschappelijk gezien ongewenst. Ik kom tot een afronding. De Statenverkiezingen volgend jaar zijn een reden voor het College om terughoudend te zijn met beslag te leggen op de algemene middelen, behalve voor zaken die echt nodig zijn. We kunnen die grote lijn onderschrijven. Toch hebben we geprobeerd nog wat extra’s toe te voegen aan onderwerpen die wij belangrijk vinden. Vanuit noordelijk perspectief bekeken hopen we dat dit kabinet volgend jaar niet weer terug komt. Daar is iedereen het hier vast wel over eens. Een linkse lente als alternatief voor de koude rechtse winter in Nederland. Het kan wel, kijk maar naar het College in de stad Groningen en er zijn nog meer goede voorbeelden. Het is ook zeker mogelijk op provinciaal niveau! De heer SLAGER: Dit is alweer de laatste keer in deze Statenperiode van vier jaar dat we onze Algemene Beschouwingen houden. Daarmee vertel ik niets nieuws, dat wist iedereen hier al.
34
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 En de laatste keer van deze periode zal worden gevolgd door een eerste keer in de nieuwe Statenperiode. Zo is dat al een lange reeks van jaren geweest en zo zal het nog wel even doorgaan. “Er is niets nieuws onder de zon”, schreef de samensteller van het Bijbelboek Prediker al, enkele tientallen eeuwen geleden. Omdat de Voorjaarsnota mij deze keer niet veel inspiratie bood voor de Algemene Beschouwingen, ben ik even gaan bladeren in de beschouwingen die wij de afgelopen jaren in deze Staten hebben gehouden. Dat voordeel heb je als je al wat langer in de Staten zit, dan zijn de dossiers over de verschillende onderwerpen wat dikker, misschien wel te dik geworden. Bijvoorbeeld 1991 – voor de slechte rekenaars onder ons: dat is inmiddels vijftien jaar geleden. Het centrale thema van de Algemene Beschouwingen van de GPV-fractie was toen: meer werk, een leefbaar platteland en een schoon milieu. Er werd onder andere aandacht besteed aan goede bereikbaarheid van de stad Groningen, maar ook van het platteland, verbetering van de fietsvoorzieningen – het rechtsafje van Co de Vries –, railvervoer, vaarverbindingen en er was ook aandacht voor verkeersveiligheid. Dus, meneer Hollenga, vijftien jaar geleden hadden wij al aandacht voor de problemen van uw postbode! Inzake het milieu werd aandacht gevraagd voor de noodzaak van integraal beleid. En de baanverlenging van Eelde komt aan de orde: de totale kosten worden geraamd op 38 miljoen gulden, maar het Rijk zal dit bedrag niet volledig ter beschikking stellen, dus de provincie zal ook op zoek moeten gaan naar een financiële bijdrage. Inderdaad, voorzitter: “Er is niets nieuws onder de zon”. Vijf jaar later, in 1996 ging het over een dichtslibbende Zuidelijke Ringweg, het teruglopen van de voorzieningen op het platteland en werd de toenmalige CdK geciteerd die in een tijdschrift had beweerd dat de provincies steeds nadrukkelijker aan het begin van het beleid komen te staan als tegenmacht voor Den Haag en Brussel. Ook toen al stond het Middenbestuur in het centrum van de belangstelling. Nogmaals: “Geen nieuws onder de zon”. De heer HAVINGA: Voorzitter, als het leidmotief van de ChristenUnie is dat er niets nieuws onder de zon is, waarom worden er dan nog beschouwingen gehouden en waarom men zich dan nog zo uit om dit soort dingen hier te verwoorden? Het is toch niets nieuws. De heer SLAGER: Ik vervolg mijn bijdrage. Voor dat u nu gaat denken dat wij met het voorstel komen om de Algemene Beschouwingen met ingang van de volgende Statenperiode volledig af te schaffen: nee, dat is niet de bedoeling. Alsof ik wist dat u het zou gaan zeggen. Er zijn nog steeds voldoende onderwerpen om opnieuw de aandacht op te vestigen of voor het eerst aandacht voor te vragen. Maar het geeft tevens aan dat je als Statenlid moet beschikken over een ruime mate van geduld om het met enthousiasme lang vol te houden. Zonder de indruk te willen wekken om volledig te zijn, hebben we voor dit jaar een aantal onderwerpen geselecteerd om wat nader bij stil te staan. Onderwerpen die soms ook al in een afgelopen periode aan de orde zijn geweest, maar die het onverminderd waard zijn om aandacht aan te blijven besteden. Overigens in een tamelijk willekeurige volgorde. De Waddenzee. Dat is en blijft een onderwerp van zorg. Waar de noordelijke provincies in meerderheid de Waddenzee min of meer het voordeel van de twijfel geven en liever geen risico nemen om er te laat achter te komen dat het inmiddels te laat is, drukt Den Haag dit onderwerp gewoon door. Het lijkt een beetje op: “Geef ons dat gas nou maar, dan krijgen jullie er een paar centen voor terug en dan moet je verder niet zeuren”. Onder het motto: “Het Wad is van ons allemaal” wordt het waardevolle aardgas onder de Waddenzee omgeruild voor een Waddenfonds van beperkte omvang, maar Den Haag gaat vervolgens bepalen wat er met het geld mag worden gedaan. Wij houden ons hart vast over de afloop. Als wij het dan toch over het motto “het Wad is van ons allemaal” hebben, dan kunnen we wel wat anders doen naar de mening van de ChristenUnie, bijvoorbeeld streven naar een buitendijks fietspad. Uiteraard “Van Lauwerszee tot Dollard tou”, maar nog beter van bijvoorbeeld het monument op de Afsluitdijk tot aan de visafslag van Esbjerg, een internationale kustfietsroute van allure. De ondergrond is al aanwezig, de route ligt al vast en het uitzicht is magnifiek. De heer HAVINGA: Is dat dan met waterfietsen?
35
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer SLAGER: Over de dijk, zei ik. Denkt u dat het een saaie route wordt? Dan vermoed ik dat u ter plaatse niet bekend bent. Het is een ideale omgeving om tot rust te komen en het gebied kan wel een paar fietsliefhebbers aan. Mensen die bijvoorbeeld van Passau naar Wenen hebben gefietst of een rondje rond de Bodensee hebben gemaakt, gaan over een paar jaar langs de Waddenkust van Harlingen naar Denemarken of omgekeerd. Ik zie het al helemaal voor mij en meld mij graag aan als een van de eerste deelnemers aan. Voorzitter, wij willen net als vorig jaar stilstaan bij het onderwerp duurzame energie, naar de overtuiging van de ChristenUnie-fractie een van de belangrijkste zaken voor zowel de huidige als de toekomstige generaties. Noord-Nederland speelt al een belangrijke rol op de energiemarkt. Ambities om het verder uit te bouwen krijgen onze hartelijke steun. Een van de voordelen is, dat het gaat om gezamenlijke projecten van de overheid en diverse marktpartijen. Een geweldige uitdaging om van deze samenwerking iets moois te maken. Op de Dag van de Verantwoording heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor de combinatie van landbouwzaken enerzijds en duurzame dan wel alternatieve energie anderzijds. Misschien moet ik juist wel zeggen dat het ontbreken van voldoende aandacht voor deze combinatie ons nog wat zorgen baart. Wij kunnen in dit verband gelukkig constateren dat, in het Eemsmondgebied bijvoorbeeld, nog voldoende ruimte aanwezig is om opslag en overslag van biomassa en ook de verwerking ervan te realiseren. Daar ligt het dus niet aan. Maar ook kleinschalige initiatieven van de agrarische sector op het terrein van duurzame energie moeten de ruimte krijgen om zich verder te kunnen ontwikkelen. Daar ligt naar onze mening ook een taak voor de provincie. Wij krijgen een beetje de indruk dat het College op dit dossier wat achter de feiten aanloopt. Het is aan het College om die indruk van ons wet te nemen. Wij verwachten van het College op dit punt een initiërende rol en wij verwachten niet dat het College in dezen wacht tot het Rijk eventueel mogelijkheden biedt, want dan kunnen we net zo lang wachten tot er geen initiatieven meer zijn. Voorzitter, wij spreken al jaren over de verzelfstandiging van Groningen Seaports. Ik heb zelf twaalf jaar in het Algemeen Bestuur mogen zitten en ook toen al werd er over dit onderwerp gesproken. Vele plannen kwamen voorbij, maar tot daadwerkelijke invulling is het nog steeds niet gekomen. Begrijp mij goed, dit is niet bedoeld als verwijt, maar het is een realiteit die ik constateer. Als het College spreekt over invulling gedurende deze collegeperiode dan komen er bij ons wat vraagtekens bij ons boven. Een helder voorstel hoe het er straks allemaal moet uitzien hebben we nog steeds niet gekregen en als dat dan vervolgens in het komende halfjaar nog moet worden gerealiseerd, dan hebben we daar zo onze twijfels bij. Gezien het traject van de afgelopen jaren is een goede oplossing alleen te bereiken op een zorgvuldige manier en in overleg met de betrokken gemeenten en dat betekent dus dat het er niet even doorgedrukt moet worden. Wat ons betreft iets wat ook in de volgende collegeperiode wel opgelost mag worden, maar dan in een keer goed en zorgvuldig. Jeugdzorg. Voorzitter, met betrekking tot jeugdzorg gaat het nog niet helemaal zoals we dat wensen. Vanuit Provinciale Staten is de laatste tijd het nodige gedaan om de problematiek helder te krijgen en om te zien of, door gezamenlijk de schouders eronder te zetten, een aantal van de huidige problemen kan worden opgelost. We hebben de indruk dat ook van de zijde van de Jeugdzorg met veel inzet aan deze problematiek wordt gewerkt. Al te veel willen we daar niet over zeggen op dit moment: we moeten elkaar daarmee ook niet voor de voeten lopen. De Noordelijke Rekenkamer komt binnenkort met een rapport over dit onderwerp en er zijn meer fracties al op dit onderwerp verder ingegaan. Maar als we het over de jeugd hebben maken we ons ook zorgen over het drinkgedrag van de jeugd. In een artikel in het Dagblad van het Noorden werd onlangs aandacht besteed aan het drankgebruik onder jongeren. Het lijkt er zelfs op dat de Nederlandse jeugd het meest drinkt van alle westerse landen en dat op er steeds jongere leeftijd tot regelmatig drankgebruik wordt overgegaan. Hoe moet dat goed komen op latere leeftijd, denk je dan. We zouden er voor kunnen pleiten om ouders te stimuleren dat hun kinderen bijvoorbeeld voor de leeftijd van 16 jaar niet over gaan tot regelmatig drankgebruik. Dat is ook een mooie manier om bij de opvoeding kinderen bij te brengen dat er grenzen zijn waaraan je je hebt te houden.
36
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Maar als de ouders zelf er geen kwaad in zien dat kinderen van bijvoorbeeld 12 jaar al regelmatig alcoholhoudende drankjes drinken en zelf ook het slechte voorbeeld geven, wat moeten wij dan als provinciale overheid? In de horeca geen alcohol onder de 18 jaar (vergelijkbaar met de regels in de Verenigde Staten, in sommige staten zelfs 21 jaar)? Het is en blijft een heel moeilijk onderwerp. In het concept-verkiezingsprogramma van de ChristenUnie voor de komende Statenperiode zal waarschijnlijk komen te staan in de zin van dat de ChristenUnie wil dat de provincie preventie centraal stelt in de strijd tegen alcoholmisbruik en drugsgebruik, met name bij jongeren. Maar zo’n zin neerschrijven is veel gemakkelijker dan er daadwerkelijk inhoud aan geven. Kan het College aangeven welke mogelijkheden zij ziet om het beleid op dit punt te intensiveren? Heeft de provincie op dit gebied mogelijkheden, bijvoorbeeld door een ruime aandacht aan dit onderwerp bij opvoedingsondersteuning in de jeugdzorg te geven? Het CBS heeft onlangs cijfers gepubliceerd die wijzen in de richting van een afname van de bevolkingsgroei en vergrijzing van het platteland van Groningen. Een hoogleraar uit het Zuiden van het land profeteerde daar de afgelopen maanden ook het een en ander over met betrekking tot OostGroningen. Met name het platteland van Groningen behoort nu en in de toekomst tot de meest vergrijsde gebieden van Nederland. Ouderen zijn geneigd om in hun eigen omgeving te blijven wonen en niet naar de stad te trekken en jongeren trekken juist wel weg uit hun geboorteomgeving omdat elders passende werkgelegenheid voorhanden is. De vraag is dan vervolgens: wat doen wij met dit gegeven? Hebben deze cijfers een reële onderbouwing en moeten we de bakens verzetten? Of zijn het voorspellingen van broodetende profeten die meer belangstellig hebben voor publiciteit dan voor de waarheid en niets anders dan de waarheid? Heeft het College zich al een mening over deze materie gevormd? Dan denk ik even aan de mededeling die gedeputeerde Calon deed voordat wij met deze discussie begonnen. Heeft het gevolgen bijvoorbeeld voor ons woningbouwprogramma of voor andere onderdelen van het provinciale beleid? Voorzitter, met name als het gaat over de Zuidelijke Ringweg krijgen wij in toenemende mate de indruk dat de oplossing van de knelpunten de laatste tijd stagneert. Dat er een probleem is, erkent eigenlijk iedereen, maar van een oplossing van het probleem merken wij de laatste tijd maar weinig. Een paar jaar geleden is in de zomerperiode een tunnel onder de weg aangelegd om het verkeer uit de richting Haren naar de binnenstad onder de weg door te geleiden, maar na die zomer is, naar wij hebben begrepen, de tunnel volgestort met zand en daar is het tot nu toe bij gebleven. Wekenlang overlast voor het verkeer, maar tot nu toe zonder tastbaar resultaat. De vorige herfst zijn er vanaf de sportvelden in de omgeving van het Gasuniegebouw tot en met en rond het Julianaplein veel bomen en struiken weggekapt omdat er nieuwe wegen zouden worden aangelegd (een extra afslag bij de Gasunie en bij Laan Corpus den Hoorn), maar tot op heden hebben wij nog geen nadere activiteiten waargenomen. Gaat het niet door? Is het uitgesteld? Zijn er onverwachte tegenvallers? Waarom duurt het allemaal zo lang? Of verschillen de Stad en de provincie nog steeds van mening over een gewenste oplossing? Voorzitter, wij zijn bang dat wij als het zo door gaat in de Algemene Beschouwingen van het jaar 2021 nog steeds over de verkeersdrukte op de Zuidelijke Ringweg spreken. Na het aanbieden van de nota van de PvdA zal ik daar overigens 2025 van maken, dat past wat beter in dat geheel. De heer NIJBOER: Voorzitter, mag ik daar een vraag over stellen? Waar is het op gebaseerd dat u denkt dat wij er in 2020 er nog net zo voor staan met die Ringweg? Wij hebben ook als PvdA-fractie een discussie gehad in de fractiecommissie. Het schoot een paar jaar geleden niet op. De Stad en de provincie stonden met de ruggen tegen elkaar aan, leek het af en toe wel. Nu zijn ze bezig een netwerkanalyse voor de minister uit te voeren en lijkt het toch de goede kant op te gaan. Waar baseert u nu die ongerustheid op die u nu uit? De heer SLAGER: De ongerustheid baseer ik op wat ik net zei: het duurt allemaal zo lang. De voortgang is er niet. Ik wil graag van het College horen wat er op dit moment gebeurt, want ik merk er zo weinig van en ik hoor er zo weinig over. Het feit dat ik het jaartal 2021 noem, heeft te maken met het feit dat ik aan het begin van mijn bijdrage zestien jaar terugging, dus ik ben nu even een aantal jaren vooruit gegaan. Maar u mag daar elk jaartal invullen. Het is om mijn zorg onder woorden te brengen.
37
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer NIJBOER: Maar voorzitter, de voortgang is er wel. U weet namelijk dat een dezer weken of misschien maanden de netwerkanalyse klaar is. Dan zien wij wat de Stad en de provincie van plan zijn met die ring en met Kolibri en alles wat ermee samenhangt. Als er dan iets ligt wat nergens op lijkt, heeft u reden tot zorg. Maar ik zou zeggen dat men nu voortvarend bezig is. Waar baseert u uw zorg toch op? De heer SLAGER: De gedeputeerde zei net, zonder dat iemand het hoorde, dat die netwerkanalyse al klaar is. Dat gaat hij ongetwijfeld vanmiddag ook in de beantwoording van mijn bijdrage herhalen. Ik hoop dat hij dan de zorg die ik nu uitspreek, bij mij weg kan nemen. Die kans geef ik hem graag. Nederlandse kunstschilders hebben prachtige schilderijen gemaakt en maken ze nog. Er wordt veel tijd en inspanning aan besteed. Maar op een gegeven moment legt een schilder zijn penseel neer en dan is het werk af. Als het een waardevol werkstuk is geworden hangen wij dat in een museum en kan het grote publiek ervan genieten. Anders gaat het met het Groninger Museum. Daar is blijkbaar het werk nooit af. Voor de bouw van het depot heeft de ChristenUnie trouwens van harte ingestemd met het bedrag daarvoor beschikbaar moest worden gesteld. Maar kort daarna kwam het museum met een verzoek om een bijdrage in de exploitatie van het depot. Mijn fractiewoordvoerder heeft dat toen bedelen genoemd in de commissie. Nu ligt er opnieuw een voorstel om de provinciale subsidie met € 150.000 structureel te verhogen, maar de onderbouwing van het voorstel – bijvoorbeeld met betrekking tot de te verwachten bezoekersaantallen, hoe moeilijk dat ook is – is naar onze mening boterzacht. Wij vragen ons in toenemende mate af hoelang wij hier op deze wijze mee door moeten gaan. Het begint langzamerhand een klein beetje op de spreekwoordelijke bodemloze put te lijken en de bedragen die wij aan het Groninger Museum besteden komen soms in een wat scheve verhouding te staan ten opzichte van andere instellingen waarvoor wij ook bedragen beschikbaar stellen. In dit verband denk ik aan het Huis van de Groninger Cultuur. Zij hebben de afgelopen jaren hun eigen plaats veroverd in onze provincie. Ze organiseren veel activiteiten en worden ook door instellingen en organisaties gevraagd om mee te helpen om activiteiten te organiseren. Al deze activiteiten kosten tijd en geld en veel van het werk wordt door vrijwilligers gedaan, met ondersteuning van de medewerkers van het Huis. Daarom voelt de ChristenUnie-fractie er wel voor om het subsidiebedrag te verhogen en ook extra middelen beschikbaar te stellen voor een administratieve kracht. Dat lijkt ons een betere besteding dan nogmaals een structurele aanvulling voor het Groninger Museum, eindeloos doorgezet. Daarmee heb ik de vraag van mevrouw Bos beantwoord over haar amendement. De heer HOLLENGA: Voorzitter, begrijp ik goed dat u dat – want u steunt het voorstel van mevrouw Bos – gaat financieren door de structurele subsidie van het Groninger Museum daarop te korten met hetzelfde bedrag? De heer SLAGER: Nee, dat is niet de bedoeling. De heer HOLLENGA: Ik zit even te zoeken waar de dekking vandaan moet komen. U legt die relatie zo nauw, dat ik dacht dat dit zo geregeld was. De heer SLAGER: Dat misverstand moet er niet zijn. De dekking die mevrouw Bos heeft aangegeven is een andere dan een bedrag onttrekken aan het Groninger Museum en dat toespelen aan het Huis van de Groninger Cultuur. In de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid van 21 juni heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor de telefonische hulpdienst. Steeds meer jongere en oudere Groningers vereenzamen en doen een beroep op de telefonische hulpdienst. Daarom zal de telefonische hulpdienst niet alleen vlees op de botten moeten hebben – zoals de Voorjaarsnota dat omschrijft –, maar ook campagne moeten voeren om hun dienst bekendheid te geven onder de Groningers, zodat iedereen weet waar hij in geval van nood terecht kan. De plannen van het College, c.q. de toezegging van de gedeputeerde om voor het volgende jaar te zoeken naar extra middelen voor de telefonische hulpdienst heeft onze instemming en mijn fractie ziet de verdere invulling met belangstelling tegemoet.
38
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Een punt dat bij de behandeling van de Voorjaarsnota niet helemaal naar tevredenheid is afgehandeld wat ons betreft. In de Voorjaarsnota worden ook een aantal opmerkingen gemaakt over life sciences. Dat klinkt indrukwekkend. Als je het in het Nederlands niet goed onder woorden kunt brengen – dat hebben wij vandaag eerder gemerkt – dan zeg je het gewoon in het Engels en dan wordt het opeens een stuk interessanter. Maar wat is precies de bedoeling? Welke rol gaat de provincie hierin spelen; over wat voor bedragen hebben we het en op welke termijn gaat het spelen? Eergisteren, maandag, stond er een bericht op de Groninger Internet Courant over een Gronings life science-bedrijf dat met behulp van biotechnologie aan de productie van huidverzorgingsproducten in Amerika meewerkt, je zou dus kunnen zeggen een cosmeticaproduct uit Groningen voor de Amerikaanse markt. Dat is prachtig, maar is dat niet meer het werkterrein van bijvoorbeeld de NOM, vragen we ons dan af? Graag een nadere toelichting op de rol die de provincie in dit verband graag wil spelen. Voorzitter, u hoeft geen briefje voor mij te schrijven, ik kom tot de afsluiting. Ik haalde in het begin een bekende tekst aan uit het Bijbelboek Prediker: “Er is niets nieuws onder de zon”. Prediker is een Bijbelboek met prachtige relativerende opmerkingen. De mensen die mij wat beter kennen, weten dat ik dat ook wel eens doe, relativeren, wel eens te veel misschien. Het boek is niet bedoeld om alles wat er staat letterlijk te nemen, maar om je aan het denken te zetten. Alleszins de moeite waard als u het niet kent, om eens een keer door te lezen en te overdenken, bijvoorbeeld in de komende vakantieperiode. Het zijn maar een stuk of tien bladzijden, dus dat kan nooit een probleem zijn. Er staan zelfs opmerkingen over het gedrag van ambtenaren in (in hoofdstuk 5). En in de afsluiting van het Boek lezen wij: het lezen van veel stukken mat het lichaam af. Dat is toch iets wat Statenleden aanspreekt, neem ik aan. En dat terwijl het boek al zo’n 2500 jaar oud is. Maar daarnaast komt ook steeds weer de oproep terug om de leefregels die God aan de mensheid heeft voorgehouden, niet uit het oog te verliezen. En om te beseffen dat we niet de eigenaar van de aarde zijn, maar dat Hij ons alles voor een bepaalde tijd in beheer heeft gegeven en dat we er daarom met zorg mee moeten omgaan. En ook dat we, als we alleen maar zwoegen en ploeteren en niet genieten en plezier hebben, verkeerd bezig zijn. De fractie van de ChristenUnie spreekt de wens uit dat allen die op de een of andere manier bij de provincie Groningen zijn betrokken, ook de komende periode onder Gods zegen hun werk met heel veel plezier mogen verrichten. Dank u wel, voorzitter. De VOORZITTER: Als ik zie dat iedereen eigenlijk besluit om de hele tijd in de eerste termijn te benutten, moet ik vrezen dat wij dan een heel eind verderop zijn. Dus ik neig er nu toe om nu de vergadering te schorsen voor de lunch, na de lunch nog drie beschouwingen te hebben, de theepauze te houden, zodat het College zich kan voorbereiden en dan met de beantwoording te beginnen. De vergadering is geschorst. De vergadering is geschorst van 12.50 - 13.45 uur. De heer SWAGERMAN: Ja, voorzitter, u denkt misschien: “Wat is die man frivool gekleed. Voelt hij zich jonger dan hij in werkelijkheid is?” Ik heb het lekker fel oranje gemaakt en dan hoop ik ook dat het u qua blik een beetje van de klok houdt, dan kan ik misschien iets verder gaan dan u misschien had gewild. Ik kom hier verderop in mijn verhaal op terug. Voorzitter, met voorliggende Voorjaarsnota 2006 kan de SP-fractie in grote lijnen goed uit de voeten, heb ik in de commissie ook al opgemerkt. Zoals afgesproken is er sprake van werk in uitvoering en in geringe mate ontwikkeling van nieuw beleid. Ik heb schertsend in de commissie al aangegeven dat het geloof van de SP in het collegeprogramma is gestegen van 80% naar 85% en gedeputeerde Calon wist mij zelfs nog een ophoging naar 90% te ontfutselen. Ik wil nog wel enig voorbehoud bij die laatste 5% maken. Ik behoud mij het recht voor om daar eventueel nog op terug te komen. Voorzitter, er blijft dus ook nog wel enige percentages ruimte over voor wat kritische noten, maar aangezien de SP bekend staat om haar positieve insteek begin ik met wat positieve opmerkingen. Wij hebben gezien dat er al een reservering van rentegelden met betrekking tot het provinciaal accommodatiefonds plaatsvindt in deze begroting.
39
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Dat versterkt onze hoop over het ook werkelijk opzetten van een provinciaal accommodatiefonds. Wij kunnen ook instemmen met de toewijzing van extra gelden aan het Bureau Jeugdzorg en wij ondersteunen de instelling van het College dat de Groninger jeugd niet de dupe mag worden van onzekerheid met betrekking tot wel op niet ophogen van de rijksuitkering. Tevens hopen wij dat het Bureau Jeugdzorg er dan in zal slagen om de wachtlijsten tot het door het College van GS gestelde minimum terug te dringen, het liefst natuurlijk nog verder, want ook negen weken is nog steeds voor deze mensen een erg lange periode. Het is hoog tijd dat de boel nu snel op goed gang komt en dat de duvelstoejager snel aan de slag kan en even snel zo niet nog sneller met goede resultaten zal komen. Het CDA heeft het punt rondom energie al aan de orde gesteld en wij willen daar nog een kleine opmerking aan toevoegen. Groningen zet als provincie in op energie. Als energieprovincie moeten wij wel voorbeelden gaan stellen om de ambitie op energiegebied waar te kunnen maken. Energie is in en als wij niet uitkijken, worden wij aan alle kanten voorbij gestreefd. Vorig jaar is € 125.000 overgebleven die uitgegeven had kunnen worden aan projecten zoals wij die hadden afgesproken in het Energieconvenant. Hoewel het Wonen++-project nu naar ongeveer acht gemeenten is uitgebreid, zou de SP graag willen dat er meer gemeenten toe zouden treden, zodat het daarvoor bestemde geld in elk geval ook uitgegeven kan worden. Wij hebben ook een vraag bij de reële indexering regionale omroepen, zoals het College van GS die wil gaan toepassen. Wij vragen ons af of de indexering moet worden opgehoogd naar het gekozen percentage. Zeker in Groningen, waar net een nieuw pand en nieuwe apparatuur in gebruik is genomen en de meerjarige contractkosten redelijk vastliggen, zou je tot vrij exacte indexering moeten kunnen komen. De vraag aan het College is of dat niet een voorkeur heeft als blijkt dat het minder ophoging zou betekenen en dus een besparing. Verder vragen wij ons af of het College vooruitloopt op andere provincies bij het toepassen van deze indexering. Naast de extra € 373.314 die via die indexering in 2007 bij besteed gaat worden aan de omroep, ligt er ook nog het plan om € 300.000 beschikbaar te stellen voor een soap, Boven Wotter genaamd. Voorzitter, mijn fractie is het principieel oneens met deze toewijzing van subsidie voor dit programma en het opnemen in de begroting. Wij hebben een verplichting en verantwoordelijkheid in de richting van de regionale omroep. Op grond van deze verplichtingen stellen wij een bedrag beschikbaar op basis van een ingediende begroting van RTV Noord. Deze begroting zou alle voorgenomen programmering ook moeten dekken. Ik wil mij niet begeven in een discussie of het wel of niet commercieel succesvol zou kunnen zijn. Dat is toch je reinste koffiedikkijkerij of zo’n serie veel bekeken wordt en of die wel of niet landelijk verkocht kan worden. RTV Noord doet er wel alles aan om het College bij voorbaat tevreden te stellen door de gekozen opnamelocaties, want die zullen niemand vreemd voorgekomen zijn: Blauwe Stad en andere door de provincie onderhouden subsidierelaties, zoals het Groninger Museum, Groningen Airport Eelde, etc. Onze fractie vindt dat wij ons in de bestaande verhouding tussen RTV Noord en de provincie Groningen geen inhoudelijke bemoeienis met programmering kunnen veroorloven. Wij zouden dat niet moeten willen. Dan hebben wij het ook nog over de extra structurele bijdrage aan het Groninger Museum. En dan komt ik op mijn shirt, voorzitter. Uit mijn shirt mag blijken dat Groningen super popular is, want dat staat hier namelijk. Heel veel super en popular. Dat komt voor een deel – zo niet een groot deel – door het Groninger Museum. Dit shirt herkent u misschien niet, maar het dateert uit de tijd van Frans Haks. Nu is er een overeenkomst tussen het Groninger Museum in de tijd van Frans Haks en het Groninger Museum onder de heer Van Twist op dit moment, namelijk: ook hij had financieel wel eens wat problemen en ook toen werd iedereen opgeroepen om flink bij te dragen. Qua exposities hebben zij allebei erg veel succes gehad, dus daar zullen wij niets van zeggen. Voorzitter, wij verwachten, nee wij eisen dan ook van het College dat het, indien deze bijdrage beschikbaar wordt gesteld, zeer nauwkeurig zal volgen wat er bij het Groninger Museum op financieel gebied gebeurt. Niet alleen bij een spoedige vaststelling van een plan van aanpak – zij hebben al aangegeven dat er een beter plan moet komen – maar dat ook de uitvoering voldoet aan wat wij van hen verwachten. Wij verwachten ook dat er dan kritisch zal worden gevolgd wat er gebeurt en dat ook de directie zal worden aangepakt als er dingen gebeuren die niet hadden mogen gebeuren. Dan denk ik bijvoorbeeld aan het beschikbaar stellen van een kredietgarantie op persoonlijke titel, wat nadrukkelijk niet was toegestaan en wel is gebeurd.
40
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Voorzitter, wij stemmen dus wel in met de toewijzing van dit geld – ook al is er in mijn fractie enige onenigheid over dit verhaal, maar zoals u weet, de meerderheid beslist – dus willen wij nog wel graag de volgende motie indienen ter ondersteuning van het landelijk SP-beleid om rijksmusea gratis toegankelijk te maken – wij weten dat dit geen rijksmuseum is, maar wie weet is het toch een duwtje – en om een speciale doelgroep daarvoor in te schakelen. De VOORZITTER: De heer Swagerman stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 28 juni 2006, kennis genomen hebbende van de Voorjaarsnota 2006 en van het voornemen om te komen tot een verhoging van de structurele bijdrage aan het Groningen Museum overwegende dat: het Groninger Museum voor deze provincie van een grote economische, toeristische en culturele waarde is; deze Staten regelmatig gevraagd wordt om extra bedragen beschikbaar te stellen ten gunste van het Groninger Museum; enige tegenprestatie mag worden verwacht; er voor het Groninger Museum een duidelijke taak is met een educatieve doelstelling; dit ook specifiek van toepassing is voor de jeugd in het algemeen; over te gaan tot: het instellen van een jaarlijkse museumnacht voor jongeren. Vragen het College van Gedeputeerde Staten; deze motie kenbaar te maken aan de directie van het Groninger Museum en in overleg uit te laten voeren; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman en mevrouw Bos. De motie krijgt nummer 6, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw BOON: Het gaat over museumdag of -nacht. Is het niet handiger om dat dan in elkaar te schuiven? U heeft het dus over een museumdag. De heer SWAGERMAN: Nee, het gaat om een museumnacht. De heer KOK: Voorzitter, ik ben verrast. Ik wil graag een toelichting op dit voorstel, want een week of twee, drie geleden hebben wij in onze commissie ook gesproken over het Groninger Museum. Wij hebben lang gediscussieerd over de vraag of wij ons wel of niet mochten bemoeien met het beleid van het Groninger Museum. Ik heb ervoor gepleit om dat op hoog abstractieniveau te doen. Wat u nu doet is op een heel laag detailniveau. Dus ik ben verrast en ik wil graag een toelichting over die ommezwaai. De heer SWAGERMAN: Het is maar de vraag wat je een laag detailniveau noemt. Als je de redenen leest die wij aanvoeren waarom dit door zou moeten gaan, dan praten wij over een vrij groot deel van de bevolking, waar ik begrijp inderdaad dat tussen de PvdA en andere fracties wat meningsverschil was over de vraag of die mensen wel of niet naar het Museum zouden gaan dan wel naar FC Groningen. Dat oordeel wil ik hier niet over vellen. Wij willen gewoon graag die mensen ertoe brengen om het museum te bezoeken.
41
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Een museumnacht is in binnen- en buitenland een uitermate succesvol gebleken gebeurtenis. Wij hopen trouwens dat andere musea daar ook aan mee zullen gaan doen, want dan wordt het een echt Gronings feest. De heer KOK: Maar nu gaat u niet in op mijn vraag. Wij zijn niet het bestuur van het Groninger Museum, wij subsidiëren. U stelt nu eigenlijk voorwaarden aan die subsidie. De heer SWAGERMAN: Nee, wij hebben gezegd dat wij vinden dat er best eens iets tegenover zou mogen staan en dat wij verwachten dat dit College met deze motie naar het bestuur gaat. Zij zijn vaak overtuigend genoeg, dus zij kunnen dit denk ik ook regelen zonder verplichtend over te komen. De heer JASPERS: Voorzitter, het is toch een voorwaarde die de SP verbindt aan een subsidie? Zij moeten toch iets doen als tegenprestatie om deze subsidie van u te kunnen krijgen? Dat zouden wij toch niet doen, want wij zouden ons daar toch verre van houden? De heer SWAGERMAN: Nee, de ophoging zoals die nu structureel wordt voorgesteld, wordt door ons ondersteund. Dus daar zullen wij niet om tegen stemmen als dit niet gaat. Het leek ons alleen een goed idee, aangezien het idee door het museum zelf niet naar voren is gebracht en het blijkt succesvol te kunnen zijn, om dat hier dan naar voren te brengen. Het is net zo’n idee als ‘culturele hoofdstad’ dat door de heer Hollenga naar voren is gebracht. Dit voegt daar ook een stukje aan toe. Wie weet worden wij wel wat gemakkelijker gekozen tot culturele hoofdstad, omdat wij ook dit uitvoeren. De heer JASPERS: Nog een keer, want u verbindt in mijn optiek aan de subsidie het idee om ietsvan te organiseren met elkaar. Dat betekent dus dat er kosten gemaakt moeten worden om dat idee van u – een museumnacht – te kunnen organiseren. Eigenlijk zegt u: wij vinden dat een tegenprestatie – volgens mij formuleert u het ook bijna letterlijk zo – voor de subsidie. De heer SWAGERMAN: Nee. Ik wil nog wel een keer zeggen dat wij zeggen dat wij deze structurele bijdrage goed zullen keuren. Wij willen graag dat er statenbreed een dergelijke motie wordt ondersteund, want als het museum zakelijk goed bezig is, meneer Jaspers – en dat wilt u ook – dan zorgen zij dat met dit idee misschien ook nog wel eens wat geld verdiend gaat worden door bijvoorbeeld een museumwinkel open... De heer JASPERS: Nee, voorzitter. Nu citeer ik en parafraseer ik het Dagblad van het Noorden: “Houd je er buiten, Swagerman!”, want dan zou ik zeggen: wij geven die € 150.000 subsidie en daarnaast heb ik nog een ander punt, want het lijkt mij een goed idee dat in de performance en voor de promotie van het Groninger Museum goed zou zijn en daar geef ik u ook nog een keer € 50.000 voor om dat te organiseren. Dat moet u dan doen. De heer SWAGERMAN: Dat is uw mening. Wij tellen de boel bij elkaar op en kijken naar wat er allemaal al staat. Blijkbaar is het ook moeilijk voor ons om dingen goed te doen, want als wij zeggen: de maat is bereikt en wij willen niet meer, is het niet goed. Nu zeggen wij: wij gaan ermee akkoord dat er wat extra gebeurt... De heer JASPERS: Voorzitter, ik heb nog een idee dat ik in overweging mee zou willen geven. Neem dit op in de docu-soap van de provincie Groningen. Het is een goede promotie van het Groninger Museum door de museumnacht in de soap op te nemen. De heer SWAGERMAN: Ik laat het aan u over om daar misschien ook een motie over in te dienen, maar voorlopig houden wij het even bij deze stelling.
42
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Mevrouw BOS: Voorzitter, ik wil hier even iets aan toevoegen. Het gaat er gewoon om dat wij vinden dat ook jongeren meer in het Groninger Museum of in musea komen. Als je er zelf af en toe komt, denk je: “Daar kan wel iets aan verbeterd worden”. Dat is gewoon een algemeen uitgangspunt. Hoe kun je dat op een leuke manier doen? Ik dacht dat jullie dat allemaal wel moest aanspreken: een museumnacht voor jongeren. Dat hoeft niet eens zo heel veel geld te gaan kosten. Je kunt die jongeren ook inschakelen. Wij hebben een kunstacademie, wij hebben studenten kunstgeschiedenis. Die kunnen zelf uitleg geven, die kunnen zelf mensen naar binnen laten. Er zijn zo veel mogelijkheden. Dat moet je dus ook in overleg doen. Het heeft alleen een heel grote meerwaarde. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik verlaat dit onderwerp en pak het volgende. Bij de ondersteuning fusie Blauwe Stad-gemeenten worden al vast bedragen gereserveerd die aan de lage kant lijken. Mijn fractie kan niet beoordelen wat er van deze bedragen bekostigd moet en hoort graag van de gedeputeerde wat hij daarvan denkt te gaan doen. Dus ik hoop dat de heer Calon daar ook van op de hoogte is. Wij willen tevens de noodzaak van de fusie nogmaals aan de kaak stellen als wij weten dat 80% van de Blauwe Stad gelegen is in de gemeente Scheemda en er via gronduitruil of herschikking vrij gemakkelijk een andere oplossing denkbaar is. De gemeente Winschoten bijvoorbeeld beslaat maar enige procenten van het oppervlak. In hoeverre heeft het College hier naar gekeken en wat waren de overwegingen om het niet zo op te lossen? Immers, bij Meerstad wordt ook een instrument aangegeven, van grondruil bijvoorbeeld. De SP-fractie wil nogmaals benadrukken dat de gekozen manier van aanpak door het College voor deze herindeling een hoog ‘doordrukgehalte’ heeft. Het motiveert burgers natuurlijk niet om naar voorlichtingsbijeenkomsten te komen indien de besluitvorming al vast ligt. Dit is niet een loze uitspraak, dat is al gebleken bij een eerdere bijeenkomst. Wij zullen er samen met de betrokken SPafdelingen dan ook alles aan doen de burgers optimaal van informatie te voorzien en erop toezien dat zo veel mogelijk voorzieningen voor de betrokken dorpen op niveau blijven, mocht de herindeling doorgaan. Voorzitter, als laatste punt zou ik nog de dienstauto’s ter sprake willen brengen. Indien er wordt gekozen voor aanschaf in plaats van lease omdat dit voordeliger zou zijn, dan kunnen wij daar natuurlijk alleen maar mee instemmen. Als er wordt gekozen voor een duurzamere oplossing, is dat natuurlijk ook een goede insteek. Wij hopen dat dit ook zal gebeuren. Bij gekozen autotypes heb ik nog wat vragen gesteld, maar ik ben niet echt een autoliefhebber, dus ik kijk eigenlijk alleen naar omvang en grootte van die wagens. Ik zie bijvoorbeeld een Toyota Avensis rijden en de grootste variant daarvan is volgens mij een stuk goedkoper dan een BWM of een Volvo. Kijk, dan hebben wij natuurlijk misschien toch weer een bezuinigingsmogelijkheid. Voorzitter, ik wil overgaan naar mijn Algemene Beschouwingen. Ik heb het nog een beetje ouderwets gedaan, omdat het mijn eerste Algemene Beschouwingen zijn en dan wordt het wat helderder wat mijn verhaal is en waar het op slaat. Mijn eerste Algemene Beschouwingen en tegelijk de laatste van deze zittingsperiode. De vorige drie zijn nog door mijn voorganger Hennie Hemmes uitgesproken op de hem welbekende manier: deskundig en met humor! Hopelijk weet ik u ook zo te boeien, alhoewel ik vraagtekens zet bij de humor, maar dat doet u waarschijnlijk ook. Wat heeft de regering er zoal van gebakken in verband met onze provincie? Gebleken is dat er niet al te veel aandacht en zeker niet al te veel geld voor onze fraaie provincie is weggelegd in Den Haag. Kijk alleen maar naar de nota Pieken in de Delta met zijn Randstedelijke benadering en de manier waarop met door Brussel beschikbaar gestelde gelden voor Groningen wordt omgesprongen. Gelukkig heeft de Tweede Kamer zijn stem laten horen en lijken we toch het bedoelde bedrag tegemoet te mogen zien. Af en toe denk je het geld te hebben en zo ben je het soms weer kwijt. Het lijkt wel wat op de manier waarop met de meningen van de heer Heertje is omgegaan. Daar hebben wij het eerder al over gehad. Daarnaast hebben we dan nog onze volksvertegenwoordigingen waartoe partijen behoren die de Zuiderzeelijn het ene moment afschieten en dan ook nog menen de toegezegde gelden weer terug te moeten halen.
43
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Dat is een momentopname, want op het ene moment zijn er zwalkende partijen die dit zeggen en het volgende moment zeggen ze in mei terug te gaan naar wat ze in januari hebben gezegd, want de PvdAKamerfractie gaat voluit voor een HST – terwijl de ZZL niet meer zo’n prioriteit was, dachten wij – en de CDA-fractievoorzitter geeft aan dat het geld voor het Noorden beschikbaar moet blijven. Daar waren wij natuurlijk wel heel blij mee. De heer HOLLENGA: U suggereert daarmee dat de PvdA-fractie in de Tweede Kamer zwalkend was. Hebben zij dat geld dan ook eens een keer in de binnenzak gestoken? De heer SWAGERMAN: Dit is een onderdeel van de totale uiting over de ZZL, want de ZZL is wel ook eens een keer... De heer HOLLENGA: U bedoelde meer de PvdA dan het CDA... De heer SWAGERMAN: Dat heb ik u net, dacht ik, aangegeven. Gegeven dit zwalkgedrag kunnen wij natuurlijk twee dingen doen. Wij kunnen afwachten wat er vanuit Den Haag alsnog op ons af gaat komen en dan opnieuw langjarig in de wachtkamer terecht te komen of zelf het initiatief nemen om volledig te gaan voor het beschikbare geld. Ik hoor daar niemand over, dus ik leg dat hier toch een keer op tafel. Want in de discussie zoals die tot nu toe wordt gevoerd door het College en door andere partijen in deze Staten is het beschikbare geld nadrukkelijk buiten beeld gebleven en focussen wij ons na de magneetzweefbaan nu op de HST! Sterker nog: we zijn ondertussen ook bereid er nog eens bijna 250 miljoen euro in te steken. Door het Critical Review Team – niet iedereen is een fan van deze mensen, heb ik begrepen – onder voorzitterschap van de heer Kist, die is aangesteld door minister Peijs om onderzoek te doen naar de haalbaarheid van de Zuiderzeelijn, is nadrukkelijk gesteld dat zij constateren dat de Zuiderzeelijn nooit rendabel te krijgen valt en dat de samenhangende prognose over de hoeveelheid arbeidsplaatsen discutabel is. Ik zet hier een punt, ik heb niet zo veel spreektijd. Ik begrijp dat daar een andere mening over mogelijk is. Maar hetzelfde Critical Review Team geeft ook aan dat het door de regering toegezegde bedrag van € 2,73 miljard beschikbaar moet blijven voor het Noorden. Minister Peijs heeft aangegeven dat zij deze aanbeveling overneemt. Een voorzichtige schatting zou betekenen dat er ruim € 1 miljard voor de provincie Groningen beschikbaar zou komen. Opgeteld met de reeds gereserveerde € 245 miljoen Groningse bijdrage aan de Zuiderzeelijn is er dan een bedrag in de provincie te besteden van € 1.245.000.000 en wij hebben veel goede onderbouwde ideeën met betrekking tot projecten die we willen uitvoeren! Er is er al een aantal genoemd. Ik noem ook nog even een paar: zeesluizen bij Delfzijl, uitbreiding Eemshaven, vervolmaking EHS, volledige uitvoering Kolibri, Regiovisie Groningen-Assen, enz. En wat constateren wij bij deze projecten? Ook daar komt het geld van het Rijk dat wel is toegezegd, moeizaam los. Gaan wij voor het geld, dan komt het voor de volle honderd procent in de provincie Groningen terecht en heeft de volledige bevolking er baat bij. Een dergelijke opzet zou tevens voorkomen dat er door diverse andere parijen populistische taal wordt uitgeslagen over afsluiten gaskranen, het eigen belastingstelsel invoeren en tevens het zonder enig historisch besef ervoor pleiten dat Groningen het Catalonië van Nederland moet worden en wat dies meer zij! Voorzitter, Catalonië en Groningen met elkaar vergelijken is – nu ja, het is hiervoor wat onfatsoenlijk gezegd, ik zal het hier niet herhalen... De heer ZANEN: Voorzitter, ik zou de heer Swagerman willen vragen waar hij die vergelijking heeft gehoord. De heer SWAGERMAN: Die heb ik onder andere gelezen in ons fameuze Dagblad en ik heb uw partijblaadje van vier A4’tjes gelezen, waarin ook Catalonië werd genoemd als een bestuursvoorbeeld voor hoe je eventueel in het noordelijke landsdeel zou kunnen omgaan... De heer ZANEN: Juist, het gaat dus niet over Groningen, maar het gaat over het noordelijk landsdeel.
44
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer SWAGERMAN: Nee, maar wij zijn – gelukkig, zou ik haast zeggen – nog geen onderdeel van een noordelijk landsdeel. In uw redenering maken wij er wel onderdeel van uit. Dus als u zegt: de noordelijke drie provincies vergelijk ik met Catalonië, dan neem ik aan dat u daar ons ook mee bedoelt. De heer ZANEN: Nu ja, zo benadert de nationale overheid de drie noordelijke provincies soms ook. Als landsdeel hebben zij daar gesprekken mee. In die zin is dat dus een reële optie, denk ik. Die hoeft u niet zomaar weg te vagen. De heer SWAGERMAN: Dat noem ik dus historisch besef dat blijkbaar mankeert, want als u kijkt naar Catalonië en hoe Catalonië tot stand is gekomen, wat dat in het verleden is geweest, daar hebben wij helemaal niets mee te maken. Het is de geschiedenis van een volk dat bijna al ouder is dan Groningen bestaat. De heer KÖLLER: Meneer Swagerman, u heeft wel degelijk humor. De heer SWAGERMAN: Dank u, ik zal proberen dat vol te houden. Voorzitter, ik wil van de andere partijen in deze Staten wel eens horen hoe zij uit gaan leggen aan de bevolking van Groningen dat deze kans gemist wordt, want wij zien het er naartoe gaan dat wij straks noch een ZZL hebben noch geld. Ik heb geconstateerd dat het geld richting Almere nu al drie keer is uitgegeven, terwijl zij volgens onze berekeningen alleen maar recht hebben op € 700 miljoen en niet op € 2,7 miljard. Een ander onderwerp dat mijn fractie erg bezig houdt is de uitspraak van het College dat zij niet veel nieuw beleid meer uitstippelen en dat veel aan een volgend College wordt over gelaten. Op zich is dit natuurlijk een prima idee want als er een ander College komt van een echt linkse signatuur zal het bestedingspatroon nog al af gaan wijken, mag je aannemen. Maar hoe verhoudt zich dat idee met de al lopende verplichtingen van dit College? Immers, er is al heel wat op stapel gezet door dit College waarvan het een en ander doorloopt in meerjarenplannen. Het College is zo vriendelijk geweest om daar een overzicht van te geven in de Voorjaarsnota 2006 op pagina 135. Ik noem daar even een paar van. Glastuinbouw Eemsmond investering € 350 miljoen; nog te dekken € 15 miljoen. Ik heb daar een vraag over gesteld. Het antwoord was redelijk helder. Die € 350 miljoen hoeven wij niet te betalen, die € 15 miljoen mogelijk wel, maar dat ligt in een later stadium. Costa Due 2e fase investering € 3 miljoen; nog te dekken € 1,5 miljoen. Voor Blauwe Stad staat nog voorfinanciering van € 90 miljoen. Ik weet van het College dat zij vinden dat dit geen risico is, maar zolang het er staat, wil ik het een beetje zo inschatten. Noordelijke vaarverbinding Blauwe Stad investering € 11 miljoen; nog te dekken € 1,9 miljoen. Ik hoop niet dat er ook geld gehaald gaat worden bij die gemeenten die bij de herindeling betrokken zijn, want dan hebben wij daar misschien een nog groter probleem. Overige recreatieve vaarverbindingen met een investering van € 31,4 miljoen; nog te dekken € 4,1 miljoen. Kolibri totaalinvestering € 350 miljoen; nog te dekken via Regiovisie slechts € 561.600, dus dat is eigenlijk peanuts zou je zeggen. En dan blijven er nog wat kleinere posten waar heel veel p.m. staat. P.M. betekent volgens mij pro memorie. Dat kan heel weinig zijn, maar zou ook best heel veel kunnen worden. Voorzitter, dit betekent toch wel enige beperking in de speelruimte voor een volgend College en dan druk ik mij voorzichtig uit. Uiteraard staat er bovenaan de pagina dat er nog niets besloten is, maar sommige dingen zijn onomkeerbaar wel al in gang gezet. Tevens wordt aangegeven dat de gegeven bedragen niet limitatief zijn en potentiële claims bevatten. Daar wordt ik ook niet echt rustiger van. Gegeven die lijst denkt mijn fractie wel te kunnen concluderen dat een en ander omhoog zal gaan en dat er mogelijk altijd potentiële claims zullen volgen. Voorzitter mijn fractie komt dan tot de conclusie dat, als je dat zou willen, de gehele lijst grote projecten kunt uitvoeren als wij die € 1,245 miljard van de Zuiderzeelijn aan dergelijke thema’s zouden besteden. Sterker nog, er blijft geld over om ook een heleboel andere projecten nog uit te voeren. Mogelijk kunnen we deze pot met geld van Kist de Kist-gelden gaan noemen en de Langman-gelden vergeten, want die zijn toch voorbij.
45
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Voorzitter, naar de mening van de SP-fractie moeten we toe naar projecten waarvan de burger van Groningen in zijn algemeenheid meer voordeel terug ziet in zijn directe omgeving en waar ook het bedrijfsleven van mee kan profiteren. Mevrouw DEINUM: Voorzitter, ik begin met een blik op zomaar een paar beelden uit de krant van een zaterdag begin juni hier in de provincie Groningen: In Grijpskerk achter de gasopslag van de NAM genieten een paar duizend mensen van zang, muziek en acrobatiek op het familiefestival Ruigeland. In Hoogezand-Sappemeer en Veendam maken honderden sporters, vrijwilligers, begeleiders en supporters een groot succes van de Special Olympics. En tot vreugde van alle voetbalfans in onze provincie, maakt Arjen Robben –afkomstig uit Bedum– het eerste doelpunt voor Oranje bij het WK voetballen. Toen was er nog hoop! Vandaag, hier in het provinciehuis, op deze laatste woensdag in juni, praten we als politieke partijen over de toekomst van onze provincie, over de mensen die er wonen en werken, en over het geld dat nodig is om het een en ander mogelijk te maken. Uitgangspunt voor D66 bij deze beschouwingen is de vraag hoe het beleid uitpakt voor de mensen in onze provincie. Mensen, zoals bij de activiteiten van dat weekend in juni. Het gaat om de participatie van onze inwoners, sporters, muzikanten, ondernemers, werkenden en vrijwilligers. Het gaat om cultuur, om zorg voor ouderen en jongeren, om zorg voor het milieu, om het behoud van rust en de ruimte en een dynamische ontwikkeling van Stad en Ommeland. Helaas kan de burger ook vandaag dit debat alleen maar volgen door hier in persoon aanwezig te zijn. Ondanks de snelle opmars van alle ICT-mogelijkheden en de inzet van D66 om het uitzenden van de Statenvergadering via internet mogelijk te maken, is het ons vorig jaar niet gelukt een meerderheid van de Staten achter ons voorstel te krijgen om dit te realiseren. Met het gevolg dat de provincie Groningen straks – als ze niet oppast – op het gebied van bestuurlijke transparantie in de achterhoede speelt. Voorzitter, wij hebben er voor gekozen om vandaag een verhaal op hoofdlijnen te houden en wel over een duurzaam en toekomstgericht Groningen met als uitgangspunt: liberaal waar het kan, sociaal waar het moet. D66 staat voor een provincie waarin mensen hun creativiteit en inventiviteit kunnen laten spreken, maar ook hun ogen open houden voor het aanpakken van de sociale noden en het scheppen van rechtvaardigheid. Het College kiest er in deze Voorjaarsnota met het oog op de provinciale Statenverkiezingen in 2007 voor om niet alles voor de komende jaren vast te leggen, maar om ook financiële ruimte te houden voor nieuw beleid, voor een nieuw College en de nieuwe Provinciale Staten. Dankzij een paar financiële meevallers is er niet alleen voldoende geld om het bestaande beleid uit te voeren. Maar dat wordt nu alweer wat anders hebben wij vanmorgen gehoord. Voor 2007 gaat het nog, maar dan wordt het weer minder. Maar is er toch ook nog geld voor nieuw beleid. Feit is natuurlijk wel dat veel zaken gewoon doorlopen, en dat niet na maart 2007 opeens alles anders is in Groningen. Of er moet wel een hele grote politieke omwenteling in de provincie plaatsvinden, zoals de heer Swagerman eigenlijk graag zou willen. Maar zelfs dan moeten de wegen onderhouden worden, om maar een voorbeeld te noemen. De stevige inzet van de bestuurders in Noord-Nederland heeft er wel voor gezorgd dat er de komende jaren toch € 237 miljoen Europees geld voor nieuwe banen naar het Noorden komt. Daar staat tegenover – en dat is hier deze dag ook al heel vaak genoemd – dat de discussie over de Zuiderzeelijn nog heel wat voeten in de aarde zal hebben. Daar komt ook nog bij dat nu een recent onderzoek ook nog laat zien hoe weinig het Noorden verhoudingsgewijs profiteert van het FES. Conclusie: wij hebben als NoordNederland dus de komende maanden nog een stevig robbertje te vechten met Den Haag! Voorzitter, als een ding zeker is, dan is het wel dat een goed sociaal en economisch beleid van belang is voor de toekomst van alle inwoners – oud en jong – in onze provincie. Maar voor kinderen en jongeren in het bijzonder, want zij zijn onze toekomst. Zij moeten worden uitgedaagd om het beste uit zich zelf te halen, door het onderwijs en de begeleiding naar werk zo in te richten dat het onderwijs en de arbeidsmarkt op elkaar aansluiten. Daarom moet de provincie er voor zorgen dat vernieuwende en innoverende onderwijsprojecten een kans krijgen. Ook dit heeft D66 vorig jaar bepleit. De steun die er nu vanuit de provincie komt voor de uitbreiding met vijf werkplaatsen bij de Technasiumscholen bevestigt ons in de mening dat zoiets goed is.
46
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Door als provincie te faciliteren en te stimuleren, geef je zulke vernieuwende initiatieven een duw in de zo noodzakelijke goede richting. Maar als er iets voor D66 een duw in de goede richting nodig heeft, dan is het wel de jeugdzorg. De jeugdsector bevindt zich momenteel in zwaar weer, zo stelt het College in het koersverhaal. Er zijn meer jongeren die hulp nodig hebben en de financiën van het rijk houden geen gelijke tred met dit gegeven. Dit is een feit. Daar kan geen partij hier omheen en de partijen die hier gesproken hebben, zeggen ook allemaal hetzelfde. De ronde tafelgesprekken die deze maand op initiatief van de Statenleden gehouden zijn, laten een beeld zien van allemaal welwillende mensen, die het er over eens zijn dat het anders moet. Maar als het er op aan komt, wijzen ze vaak eerst naar elkaar, om te kijken wie dat dan als eerste zou moeten doen. Dit moet dus inderdaad heel snel anders! We zeggen het maar weer een keer: het kind is belangrijker dan het organisatieproces. Er moet de komende tijd alles maar dan ook alles aan gedaan worden om de gesignaleerde problemen te doorbreken. Het is tijd voor een duurzame oplossing. De behoedzame, maar doelgerichte stappen van gedeputeerde Mulder – zowel binnen de provinciale jeugdzorg, maar ook om te komen tot een betere aansluiting met het gemeentelijke jeugdbeleid – hebben onze waardering. Nu komt het er op aan om creatief en met lef door te zetten. D66 vindt de voorgestelde maatregelen in deze Voorjaarsnota een goede aanzet om de problemen in de hele keten van jeugdzorg en jeugdbeleid te tackelen. U kunt van ons verwachten dat wij de uitvoering van deze maatregelen kritisch zullen volgen, om te zien of de inzet van extra geld en menskracht inderdaad het gewenste resultaat heeft. Voorzitter, in de provincie Groningen neemt de Stad onmiskenbaar een centrumfunctie in. De Stad draagt zo bij aan een goed cultureel en economisch klimaat in onze hele provincie. Zonder cultuur geen goed economisch klimaat. Wij vinden dit van groot belang. Vandaar dat wij onze steun hebben gegeven aan het voorstel om het Groninger museum in de benen te houden. Met het argument: “Twente doet het, Friesland doet het, en daar is het een succes”, stelt het College voor om de plannen van RTV Noord voor een Groningstalige dramaserie met € 300.000 te steunen. D66 vindt het van groot belang om de Groninger taal levend te houden. Als een dramaserie waar in het Gronings de hoofdrol speelt daarbij kan helpen, dan zijn wij daar niet op tegen. Voorzitter, een echte soap gaat over relaties en emoties. Echter, de schrik sloeg ons om het hart, toen wij de anderhalve pagina in de Voorjaarsnota lazen over alle voorwaarden voor de toekenning van deze subsidie. Wij kunnen, na dat gelezen te hebben, echt niet anders dan de makers van deze serie heel veel creativiteit toewensen, om toch een Groningse dramaserie te maken die de mensen echt in het hart raakt. Voorzitter, naast de Stad ligt er veel perspectief in de rust en ruimte van het Ommeland. Niet alleen voor toerisme en recreatie, maar ook voor wonen en werken. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik wil even terug naar de afsluiting van het vorige onderwerp. U werd wat kritisch, maar betekent dit dat u alsnog wel gewoon de € 300.000 kunt ondersteunen? Mevrouw DEINUM: Ja, ik kan de € 300.000 ondersteunen, omdat het Gronings in de hoofdrol is, meneer Swagerman. Dat is een van de doelen die wij willen. Ik hoop dat het lukt om die voorwaarden eigenlijk te omzeilen en er toch iets heel moois van te maken, zodat het mensen raakt en men het Gronings tussen de oren heeft en denkt: “In alle lagen van de bevolking kun je gewoon Gronings praten!” In de soap in Twente gebeurt dat tenminste en dat komt goed over. De heer HILVERTS: Het doet me deugd om dat van een Friezin te horen. Mevrouw DEINUM: Daar ga ik niet op in. Eén ding is zeker: Nederland vergrijst en de provincie Groningen niet minder. Wij hebben hier in februari in deze Staten een uitgebreide discussie gevoerd over het provinciale beleid met betrekking tot de vergrijzing. Dat zal niemand zijn ontgaan. Wij zijn het er over eens dat er een toekomstgerichte visie moet zijn op het gebied van wonen, welzijn en zorg met betrekking tot ouderen. D66 heeft in februari jongstleden – maar ook vorig jaar bij onze Algemene Beschouwingen – gepleit voor een meer gevarieerd aanbod op het gebied van wonen en wellness voor senioren.
47
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Helaas bleef de discussie in februari hangen op de argumenten van het College: “Wij willen geen gated communities of seniorengetto’s, of alleen bouwen voor rijke ouderen”. D66 is juist voor een divers aanbod voor alle ouderen en vindt het een gemiste kans en weinig toekomstgericht om zo snel de kansen die deze welgestelde doelgroep ook onze provincie biedt – zoals op het gebied van werkgelegenheid en economie – van tafel te vegen. Vandaar dat we dit punt hier nog eens ter sprake brengen. Een zo breed mogelijk aanbod op de woningmarkt voor senioren maakt het niet alleen voor autochtone Groningers, maar ook voor niet-Groningers aantrekkelijk om hier te wonen. Dat levert niet alleen werkgelegenheid op in de zorg, welzijn, cultuur en dienstverlening, maar vergroot ook de levendigheid van het platteland. En daar profiteren alle mensen van. Om een voorbeeld te noemen: wat te zeggen van wonen in de Veenkoloniën in de buurt van een manege met aantrekkelijke ruiterpaden en in de naaste omgeving ook nog Stadskanaal en Drenthe om de hoek? Voorzitter, VNO/NCW Noord heeft in maart jongstleden in Groningen een congres gehouden om de mogelijkheden te onderzoeken om in Noord-Nederland te komen tot wat zij een Care Valley noemen. Hun conclusie was dat niemand tot nu toe het voortouw neemt om deze kans te grijpen. Wij verzoeken het College om samen met zorgpartners, ondernemers en corporaties eens serieus te kijken hoe we deze kansen in Groningen kunnen verzilveren om de uitkomsten van dit overleg mee te nemen in de verdere uitwerking van visie op de vergrijzing, die ons in februari is toegezegd. D66 heeft een naam hoog te houden als behartiger van milieubelangen. Wij doen dat vanuit de overtuiging dat de duurzaamheidsbenadering geen modieus verschijnsel is maar noodzaak om de aarde leefbaar te houden. Daarin past ook de aandacht voor duurzame energie, of het nu gaat om windenergie, biomassa, energiebesparing of het zoeken naar nieuwe technieken op het gebied van zonne-energie. Als er iets toekomstgericht is dan is het wel de transitie naar een duurzaam energiebeleid en energiereductie. Doen wij dat dan niet in Groningen? Nee, dat zult u ons niet horen beweren. Wij geloven dat de intenties goed zijn, wij voeren als provincie een klimaatbeleid, doen ook in 2007 mee aan het Energieconvenant Groningen, werken mee aan het Blow-akkoord en participeren in Energy Valley, om maar een paar zaken te noemen. Maar we worden ook steeds weer door de feiten ingehaald. De opwarming van de aarde voltrekt zich sneller dan verwacht. Dit is het oordeel van een gezelschap van wetenschappers o.a. van de Universiteit van Wageningen. Het elektriciteitsgebruik in Nederland stijgt, kopt de krant. En stroom en gas worden weer duurder. Dus is er meer power nodig om dit beleid versnellen. “Energiebesparing is voor de provincie de eerste stap in de Trias energetica”, zo antwoordt u een bezorgde inwoner van Groningen op zijn zienswijzen bij POP II. Daarover zijn we het eens. En ook over stap 2, gebruik maken van duurzame energie, en stap 3, efficiënt gebruik maken van fossiele bronnen. Maar weten de inwoners wat de provincie op dit gebied doet? Dat er bijvoorbeeld subsidie beschikbaar komt voor energiebesparing voor huishoudens met een laag inkomen? Wij denken dat dit niet het geval is. Dat het gas uit Groningen komt weet iedereen. Wij zijn de energieprovincie van Nederland. Maar “Groningen als het energiekenniscentrum van Nederland, met Energy Valley als één van de aanjagers”, wat zegt dat onze inwoners? Het communicatiebeleid van de provincie wil de Groningers informeren over wat de provincie zoal doet, en ze daar meer interactief bij betrekken, staat in het koersverhaal. Daar zijn wij het van harte mee eens. Voorzitter, Groningen bruist van de energie. Groningen, de energieprovincie voor een duurzame toekomst. Hier ligt volgens ons een actueel thema dat veel mensen aan het hart gaat, want veel mensen maken zich zorgen om de veranderingen van het klimaat. Door in huis of op kantoor of binnen de industrie energie te besparen, of door in het verkeer het nieuwe rijden toe te passen kun je er zelf wel een steentje aan bijdragen om de CO2-uitstoot te verminderen. Transitie naar duurzame energie levert werkgelegenheid op en is een uitdaging voor wetenschappelijk onderzoek. Door innovatieve technieken toe te passen, krijgen bijvoorbeeld agrariërs nieuwe kansen voor hun bedrijfsvoering. Goede voorlichting en achtergrond informatie over al die zaken waar we ons in Groningen op duurzaamheidgebied mee bezig houden moet mensen uitdagen om mee te doen. Maar het geeft bovenal een gevoel van trots dat wij dat hier in Groningen allemaal voor elkaar krijgen. Voorzitter, wij pleiten er voor dit thema al eerste bij de kop te pakken bij de verdere uitwerking van het interactieve beleid in de provincie en verzoeken het College dit verder uit te werken.
48
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Tot slot. Wij zijn terug bij het uitgangspunt van ons verhaal: de participatie van de inwoners bij hun eigen woon- en leefomgeving in onze mooie provincie Groningen. Daar zullen wij ons als D66-fractie ook de komende periode voor inzetten. Dank u wel. De heer ZANEN: Allereerst wil ik de mede-Statenleden, de GS-leden en ook de griffie hartelijk bedanken voor de bloemen en de prachtige kaart die u mij heeft toegestuurd. Het is toch zo dat zoiets als je ziek bent geweldig helpt. Dus in voorkomende gevallen moeten wij die traditie zeker voortzetten. Ikzelf kreeg een acute longontsteking. Die duurde wat langer dan gepland, vandaar dat ik even afwezig ben geweest. Maar gelukkig ben ik er weer. Het was wel zo dat ik de kans had toen ik in het UMCG lag, dat instituut te bestuderen en eens te kijken hoe dat in elkaar zat. Het begon namelijk al met het ambulancevervoer. Met gillende sirenes vloog ik naar dat ziekenhuis toe. Dat maakte het mogelijk om ook eens goed te kijken naar de kwaliteit van die kant van de dienstverlening. Er gebeurt veel goeds en er gebeurden ook dingen niet helemaal goed in zo’n ziekenhuis. Niet goed was bijvoorbeeld dat een kamergenote van mij – Eva Kloppenburg, die heeft nogal publiciteit gekregen omdat haar pony aan Zweden was verkocht. Die is terug gehaald voor iemand, een kind dat in een terminale fase was. Dat bleek zij te zijn. Zij is sinds mijn ontslag uit het ziekenhuis zelfs overleden en wij hebben haar vorige week zaterdag begraven. Dat ging dus fout, maar goed, dat was niet te wijten aan het ziekenhuis. Het was wel mede een ontwikkeling die je daar zag gebeuren en in de behandeling zelf zaten toch ook wel foutjes. Maar Frans Jaspers, ik zou je willen feliciteren met jouw fantastische job, dat jij aan dat instituut mee leiding mag geven. De positie van de provincie staat dezer dagen flink ter discussie. Ik denk bijvoorbeeld aan de nota van minister Remkes over het middenbestuur. Maar ook aan de woede van vele noorderlingen over de wijze waarop de noordelijke provincies gepiepeld worden door de rijksoverheid. Dan denk ik aan boren in de Waddenzee, de Zuiderzeelijn, het bijkans geheel schrappen van het regionaal beleid, de onbeschaamdheid van de rijksoverheid om zelfs te trachten het Europa onmogelijk te maken om de noordelijke regio nog van regionale steun te blijven voorzien. In die nota van Remkes wordt gespeeld met het idee van middenbestuur. Meer dan de politieke partijen in deze Staten en zelfs meer dan hun voorzitter de heer Alders tot nu toe hebben gedaan. Het zijn de geleerden Geelhoed en Toonen die de minister daarbij in hun nota’s wat ruimte hebben verschaft. Voor wat de huidige omvang van de provincies betreft, die is naar mijn idee lang niet meer adequaat. Maar niet alleen naar mijn idee. Je ziet ook dat de minister daar mee bezig is. Als hij het bijvoorbeeld heeft over een grote Randstadprovincie vormen of een kleine stadstaat of een noordvleugel-provincie, en zo nog een aantal zaken. En ook zet hij naast de vormen die hij noemt, waar hij mee speelt, ook de taken die daar neergelegd zouden kunnen worden, ook vanuit de rijksoverheid. Bevoegdheden die aan die organen zouden kunnen worden opgedragen, zouden kunnen worden ‘geattribueerd’, zoals hij dat noemt. Als het om Noord-Nederland gaat laat Remkes het overigens toch ook een beetje afweten. Hij zegt: alles is pais en vree in die verre gewesten, behoudens dat ze in Groningen en Friesland nog eens een flinke ronde van gemeentelijke herindeling zouden moeten entameren. Maar, dat de tijden zijn veranderd, kan hij niet ontkennen en ontkent hij ook niet. Hij zegt bijvoorbeeld over Europa het volgende: “Provincies en gemeenten ondervinden in toenemende mate invloed van de Europese regels en programma’s op het gebied van onder meer milieu, water, natuur, dienstenverkeer, EMU-saldo, staatssteun, aanbestedingen en structuurfondsen. De kaderstellende besluitvorming vindt steeds meer op EU-niveau plaats, de beleidsruimte op centraal en decentraal overheidsniveau wordt daardoor ingeperkt, de verhoudingen tussen Rijk en decentrale overheden kunnen door de verschuiving van taken en bevoegdheden van de nationale staat naar de EU onder druk komen te staan...” Misschien dat deze door Remkes gesignaleerde ‘bestuurlijke drukte” inderdaad noopt tot andere verhoudingen, bijvoorbeeld tot het opdelen van Nederland in vier à vijf regio’s die in verregaande mate de taken ‘geattribueerd’ krijgen die nu in Den Haag de aandacht vragen. Dat gebeurt inderdaad ook in andere Europese landen, bijvoorbeeld in Spanje, de heer Swagerman had het daar al over. Dat gebeurt in Groot Brittannië, in Italië, in België.
49
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Tony Blair heeft in het begin van zijn administratie gezegd: devolution (want dat is het Engelse begrip voor regiovorming) is modernisering en democratisering van bestuur. Overigens val ik Remkes bij als hij stelt dat hij, wat het middenbestuur betreft, streeft naar een heldere bestuurlijke organisatie, met een integraal bestuur over een breed en dynamisch takenpakket, dat ook in democratisch opzicht optimaal gelegitimeerd dient te zijn via een direct gekozen vertegenwoordigend lichaam en een directe verantwoordingsrelatie van het bestuur ten opzichte van het gekozen lichaam. Hij zou het bijvoorbeeld kunnen hebben over een noordelijk parlement in relatie tot een te scheppen landsdelig bestuur! Hij stelt expliciet de vorming van bijvoorbeeld ‘landsdelen’ naast gemeenten, provincies en rijk niet uit te sluiten. Dit laatste brengt mij bij het SNN. Dit zou je kunnen betitelen als een hulpstructuur. Dat is het woord dat minister Remkes gebruikt. Deze hulpstructuur toonde lange tijd de neiging uit te groeien tot een nieuwe structuur, tot een landsdeelachtige structuur. Vandaar ook de worsteling van de drie noordelijke Provinciale Staten omtrent een goede legitimatie van die samenwerking. Dat lijkt te zijn mislukt of te mislukken op dit moment. Ik denkt aan het IT-atelier, het rapport van de Noordelijke Rekenkamer op het punt van het MKB, ik denk ook aan het afhaken van de SP uit deze samenwerking, het strikt beperken door de Colleges van GS van de samenwerking tot de formeel benoemde taken van de Gemeenschappelijke Regeling. In die zin is het SNN-experiment, ook met de nieuwe constructie van het AB, mislukt. En dat ziet Remkes blijkbaar nog niet. Hij stelt ergens in zijn notitie: “De noordelijke provincies zijn aan de kleine kant (qua bevolkingsomvang), wat echter wordt gecompenseerd door een goede interprovinciale samenwerking”. Nee dus. Dat is dus niet zo. De Partij voor het Noorden wil de vorming van een regio/landsdeel Noord-Nederland, met inderdaad een dagelijks bestuur of een regering – hoe je het ook wilt noemen – met ruime bevoegdheden, dat/die gecontroleerd wordt door een direct gekozen noordelijk parlement. De bevolking van Groningen, Friesland en Drenthe zou eigenlijk, nu dat nog niet zo ver is, toch nog deze zittingsperiode de gelegenheid moeten krijgen om zich eens over dit idee uit te spreken! Als er dan geen referendum over de Zuiderzeelijn meer nodig is – want daar hebben wij het heel lang over gehad met elkaar –, dan maar over de vorming van één regio Noord-Nederland! Kom op Provinciale Staten, toon eens wat lef en smoor niet alle discussie over nieuwe ontwikkelingen in de kiem. Daar wil ik nog iets bij zeggen. Er was door de PvhN een bijeenkomst georganiseerd... De heer RIJPLOEG: Voorzitter, mag ik een vraag stellen? Dit verhaal is natuurlijk niet nieuw, dit horen wij gewoon elke keer en bijna elke Statenvergadering. Wat dat betreft is het tamelijk afgezaagd. Maar kan de heer Zanen ook eens een indruk geven waar het dan over moet gaan? Want het is natuurlijk alleen maar ‘geneuzel’ over structuren waar hij het over heeft: wij moeten in een groter landsdeel, gemeenten moeten groter of kleiner en het is te vergelijken met Catalonië, wat natuurlijk niet op enigerlei wijze te vergelijken is qua schaal, dat is tien keer zo groot, groter dan Nederland als geheel. België is natuurlijk al helemaal geen goed voorbeeld, omdat het geen culturele eenheid is met twee talen. Waar moet zo’n regering over gaan? Wat zou die voor andere besluiten moeten nemen dan die nu genomen worden? Welke fouten worden hier in het Noorden gemaakt die niet gemaakt zouden worden volgens de heer Zanen als wij een landsdeel zouden hebben, waarover wij dan in de Staten ruzie zouden maken in plaats van tussen de Colleges. De heer ZANEN: Dit is een wat veelomvattende vraag en interruptie, maar ik zal u zeggen dat wij juist op dit thema afgelopen december in Assen een congres hebben georganiseerd waar wij interessante sprekers bij hadden, onder andere de heer Toonen. Daar ging het precies om het onderzoeken naar wat op het gebied van het middenbestuur, op het gebied van regiovorming ook vergelijkenderwijs in Europa de mogelijkheden zijn, wat de tekortkomingen zijn, wat de ontwikkelingen zijn. Wij hebben helaas moeten vaststellen dat daar de participatie uit de Staten minimaal is geweest. Buiten de PvhN was vanuit de PvdA bijvoorbeeld Klaas-Jan Havinga aanwezig, maar verder hield het op. Dat is jammer, want daar vond die discussie plaats. Ik weet dat in sommige partijen die discussie ook plaatsvindt. Ik kreeg bijvoorbeeld een artikel in handen van het blad – en ik zeg niet ‘blaadje’ en ik zeg niet vier A4’tjes – van de Statenfractie van de PvdA wat ook over dit onderwerp handelde. Het was meen ik uit april.
50
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Daar stonden interessante bijdragen van collega’s die ook dat thema heel nadrukkelijk aan de orde stelden en zich afvroegen of het niet zinnig was om na te denken over landsdeelvorming. Ik denk dus dat wij die discussie – maar niet op dit moment – zeker moeten voeren. De heer RIJPLOEG: Het gaat nu weer over de structuur. Welke conflicten spelen er op dat niveau die hier dan in de Statenzaal van onze drie provincies tot uiting zouden kunnen komen? Welke conflicten ziet u dan voor zich? Want dat is natuurlijk wat er in het parlement moet gebeuren: er moeten conflicten botsen en dan kun je tot overeenstemming komen, dan kun je compromissen sluiten, en dat soort dingen, dan komt er weer een nieuw conflict, een nieuwe these en antithese die tot synthese groeien. Welke zijn dat dan? Welke conflicten zijn hier anders dan in Den Haag en anders dan nu op het Statenniveau? De heer ZANEN: Ik heb net een paar punten genoemd die speelden: IT-atelier, het rapport van de Noordelijke Rekenkamer over het MKB, het afhaken van de SP en de beperking van de samenwerking tot een gemeenschappelijke regeling en niet verder. Dat zijn conflicten of tegenstellingen – of hoe je het ook wilt noemen – die niet kunnen worden opgelost binnen de huidige structuur. Die vragen inderdaad om daarover na te denken en te kijken wat daaraan anders gedaan moet worden. De heer RIJPLOEG: Het is met dergelijke voorbeelden glashelder dat het dus niet nuttig is om te gaan samenwerken, begrijp ik. De heer ZANEN: Voorzitter, ook dat punt is al even door anderen aangeduid, een eigen belastinggebied voor landsdelen of misschien nu al wel voor de provincies op dit moment. Als te zijner tijd de weg naar eigen belastingmiddelen via opcenten op de motorrijtuigenbelasting wegvalt, dient een andere vorm van belastingheffing te ontstaan, denk ik. Anders kunnen de provincies helemaal niets meer. Het gevecht met het rijk hierover, zeker als het om een progressieve, inkomengerelateerde belasting zou gaan, heeft iets te maken met het streven naar meer autonomie en het tot leven wekken van de provinciale politiek. In het blad Provincies.nl doet Henk Nijboer van de Groninger PvdA-fractie daarover een leuke duit in het zakje, nog overtroffen in mijn ogen overigens door de door Kees Vendrix van Groen Links in dat artikel gekozen benadering. Het is de discussie denk ik meer dan waard. Dan, voorzitter, de aardgasbaten. Daar is ook vandaag al het een en ander over gezegd. We weten nu – en dat is publiciteit van een paar weken geleden – hoe die verkwanseld zijn geworden en eigenlijk in enkele bodemloze putten in de Randstad verdwenen zijn. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb toch wel wat aantekening te vragen bij het woord ‘verkwanselen’, want als wij kijken wat er in dit land – en dan bedoel ik even dit land – gebeurt met die aardgasbaten, dan kun je toch moeilijk stellen dat het geld ‘verkwanseld is’. Je kunt hooguit vinden dat er meer hier terecht had moeten komen, maar wij hebben natuurlijk net zo goed meegedeeld in de opbrengsten van dat gasveld als de rest van het land. De heer ZANEN: Voorzitter, ik heb hier voor mij een artikel uit de Volkskrant van 13 juni van dit jaar liggen, met als kop: “Miljoenen uit aardgas mogelijk in bodemloze put gestort”. Het gaat daar om een rapport waarin is uitgezocht hoe dat feitelijk in zijn werk is gegaan met de besteding van dat Fonds Economische Structuurversterking, hoe ambtenaren daarmee om zijn gegaan, hoe het regime van jaarlijkse besteding heeft gedwongen om snel projecten in aanmerking te laten komen voor financiering. Wij weten sinds gisteren dat dit er onder andere toe heeft geleid dat het aantal projecten dat in het Noorden speelt, uiterst beperkt – minimaal – is. Dus daar doel ik op. Als ik dat ‘verkwanselen’ noem, dan lijkt mij dat toch – dan denk ik bijvoorbeeld ook aan de Betuwelijn – niet helemaal onterecht. Voorzitter, het is nog niet te laat om ons aandeel in die aardgasbaten op te eisen. We zijn halverwege de Slochteren-bel, dus we hebben nog even te gaan. De Partij voor het Noorden denkt daarbij – wij hebben dat eerder tot uitdrukking gebracht – dat 25% van de aardgasbaten toe zouden moeten vloeien naar de drie noordelijke provincies. Waarom hebben wij dat ook in het verleden gezegd?
51
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Omdat wij als drie noordelijke provincies een kwart van het grondgebied van Nederland uitmaken. Als die middelen in principe vooral waren bedoeld en zijn bedoeld – nu in iets mindere mate – voor infrastructuur, dan heeft omvang en ruimte daar dus alles mee te maken. Het is om die reden dat je zegt: een evenredig aandeel. Dat komt dan wellicht neer op 25%. Die zou je eigenlijk moeten laten toevloeien naar die noordelijke provincies, temeer daar de financiering van het regionaal economisch ontwikkelingsbeleid stil is gevallen – niet helemaal, maar toch in grote mate. Voor zover het er nog is gaat dat niet meer op een Kompasachtige wijze, maar op de wijze van Pieken in de Delta. Dat er toch nog iets nodig is wat betreft die regionale economische structuurontwikkeling zegt de Europese Commissie, die in een gevecht met de Nederlandse overheid het als het ware voor elkaar heeft gekregen dat er toch middelen beschikbaar blijven in Noord-Nederland voor het doel van de economische structuurversterking door onszelf mede programmatisch en systematisch georganiseerd. Voorzitter, als wij nu nog 25 jaar daarmee een structurele financiering zouden kunnen regelen voor die activiteiten, dan zou dat niet zo gek zijn. Wellicht moet je daar een fonds voor vormen, zoals ook dat landelijke fonds. Vanochtend is dat ter sprake gekomen. De PvdA heeft dat in de... De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik word toch een beetje moe van deze egocentrische benadering, want ik wil wel eens horen hoe de heer Zanen dan denkt dat de rest van het land met deze noordelijke landsdelen omgaat als het gaat om andere dingen dan die welke wij zo nodig zelf zouden kunnen doen, zoals allerlei nationale faciliteiten die er zijn, zoals een verdedigingsmacht. Dan zullen zij ons gewoon vragen om daar maar voor te gaan betalen. Dan wil ik nog wel eens zien – en dat vind ik niet eens onterecht – wat er dan van die 25% overblijft. Dan kan het wel eens zijn dat wij op -5% uitkomen, terwijl u nu het punt brengt dat er 25% in de plus zullen komen. De heer ZANEN: Het lijkt alsof u het voorbeeld van Catalonië inderdaad bestudeerd heeft, want daar zit in het compromis tussen de deelstaatregering en de nationale overheid inderdaad dat van de totaal opgebrachte belastingmiddelen – gewoon de belasting zoals die geheven wordt onder de burgers in Catalonië – 50% ter vrije besteding overgedragen wordt aan de Catalaanse regering en 50% toevloeit naar de nationale regering die daarmee onder andere de defensie organiseert en allerlei andere taken die op dat niveau liggen. De heer SWAGERMAN: Dan kom ik toch terug op het feit dat Catalonië – wat de heer Rijploeg al zei – een beduidend andere entiteit is, alleen al qua omvang en qua historie. De heer ZANEN: Dat is waar. Maar is niet wat ik aan de orde heb gesteld. Ik heb de relatie gelegd met de aardgasbaten en niet met de belastingmiddelen. Ik heb wel belasting gehad, maar dat is een ander chapiter. Voorzitter, ik wilde reageren op het punt van de PvdA. Die heeft het gehad over een fonds dat ook in IPO-verband is genoemd als mogelijkheid: een provinciefonds economische structuurversterking. Daar mis ik een beetje het element van het samen optrekken als Noord-Nederland in, maar je zou wellicht met Friesland en Drenthe daar tot overeenstemming kunnen komen en een gezamenlijke positie kunnen formuleren. Misschien is dat dan een mogelijkheid. Wij hadden een motie voorbereid op dit punt. Ik wil haar graag indienen, opdat andere fracties daar ook op kunnen reageren. We moeten kijken hoe de discussie verder verloopt over ook de inbreng van de PvdA en de reactie van het College. Dat kan dan ook direct over deze motie. De VOORZITTER: De heer Zanen stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 28 juni 2006, overwegende: dat Noord-Nederland nauwelijks profiteert van de aardgasbaten die reeds tientallen jaren de rijksoverheid ten deel vallen;
52
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 -
noch direct – doordat geen deel van die baten de noordelijke provincies structureel ter beschikking wordt gesteld; noch indirect – doordat de jaarlijks door de regering deels in het Fonds Economische Structuurversterking gestorte aardgasbaten niet of nauwelijks in Noord-Nederland zijn besteed; en dat de huidige regering het regionaal beleid gericht op de economische structuurversterking van Noord-Nederland bijna geheel heeft afgebouwd;
constateren dat: met het wegvallen van een systematisch regionaal ontwikkelingsbeleid door de rijksoverheid de noordelijke provincies nu zelf voor die taak staan, maar dat de daartoe benodigde middelen ontbreken; zijn van mening dat: structureel een evenredig deel van de aardgasbaten door de rijksoverheid aan de samenwerkende noordelijke provincies ter beschikking moet worden gesteld, opdat die provincies de hierboven genoemde taak zelf kunnen uitvoeren; verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om samen met hun collega’s uit Fryslân en Drenthe met de rijksoverheid in onderhandeling te treden om het bovenstaande te realiseren; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Zanen en mede ondertekend door mevrouw Hoekzema, krijgt nummer 7, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer ZANEN: Voorzitter, dat punt van een evenredig deel is ook mede vrucht van een gesprek met D66 en GroenLinks, want aanvankelijk stond daar iets van die 25% in, maar het gaat om de ontwikkeling en de beweging, dus vandaar dat wij dat idee hebben overgenomen om het een evenredig deel te laten zijn. Voorzitter, dan een paar punten vanuit de Voorjaarsnota waar ik iets over wil zeggen. In de eerste plaats jeugdzorg. De Partij voor het Noorden raadt de Staten af om nu reeds te beslissen om tot en met 2009 extra middelen te reserveren ter bestrijding van de tekorten in de jeugdzorg. Een paar anderen hebben daar ook al iets over gezegd. Naar ons idee is het zo dat het niet altijd om geld moet gaan. Gebleken is dat de voorliggende voorzieningen, het Bureau Jeugdzorg en de zorginstellingen veel kunnen winnen door, geredeneerd vanuit het hulpvragende kind en zijn ouders, gezamenlijk te komen tot een veel integraler beleid. Laten we nu alleen over 2007 beslissen en daarnaast de ontwikkelingen nauw en actief volgen en dan zo nodig besluiten tot financiering voor nieuwe zaken. Een tweede puntje uit de Voorjaarsnota, voorzitter, gaat over de overdracht van de Folkingestraatsynagoge naar de stichting Oude Groninger Kerken. Wat dreigt te gebeuren bij de overdracht, is dat de culturele programmering – want die synagoge wordt ook gebruikt als een culturele instelling waar veel activiteiten plaatsvinden – in het water dreigt te vallen. Voor de beroepskracht die daar dat werk deed, lijkt geen plaats meer in deze constructie te zijn. Maar het kan toch niet zo zijn dat de provincie, die net als de gemeente Groningen jaarlijks tot nu toe de activiteiten mee financierde en de organisatiekosten daarvan ook subsidieerde, nu de culturele invulling van dit gebouw gewoon laat schieten. Dus daarvoor moeten nog middelen geraamd worden voor de komende jaren. Ik zou graag van de gedeputeerde horen hoe hij dat ziet. Een derde puntje van de Voorjaarsnota gaat over de internationale samenwerking. Daar staat een post geraamd op € 15.000 per jaar, te beginnen vanaf nu. De hoogte van dat bedrag is naar mijn idee een absurditeit. Eén Noord-Corridor-diner en je bent door je budget heen. Dit bedrag moet omhoog, en flink omhoog, misschien wel met een factor 10, misschien nog wel meer.
53
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Maar niet dan nadat er door GS naar mijn idee een behoorlijk plan komt over de samenwerking met in elk geval Niedersachsen en Bremen, met de aan Groningen grenzende Kreisen Ostfriesland en Emsland, met de zusterstad van de stad Groningen Oldenburg, en met instellingen als de Ostfriesische Landschaft, en dat alles, wat het grensnabije betreft, uiteraard mede in samenspraak met de Eems-Dollard-regio. Wat het Interregprogramma betreft, dat behoeft wellicht van de betrokken provincies en van Niedersachsen de komende jaren ook de nodige co-financieringsmiddelen. En die moeten er dan zeker komen van de provincie. Daar zou ik graag iets over horen. Dat kan nooit uit die € 15.000. De aanschaf van nieuwe dienstauto’s, voorzitter. Het College heeft – los van die dienstauto’s – besloten om het project “Leren voor duurzame mobiliteit in Noord-Nederland” verder te steunen en uit te breiden. Dat is een interessant initiatief dat uit de provincie Friesland en de gemeente Leeuwarden komt die vorig jaar een zeer succesvolle beurs hebben georganiseerd met het tonen van allerlei gebruiksmogelijkheden van alternatieve brandstoffen. U weet dat wij als Partij voor het Noorden vorig jaar in de Staten een motie hebben ingediend over dit onderwerp. Dat ging over het gebruik van het wagenpark van de provincie zelf. Ons idee was: ga starten met een experiment om een deel van het wagenpark op PPO te laten rijden. Wij hebben in de discussie toen uiteindelijk die motie aangehouden, omdat gezegd werd dat dit misschien het moment is, dat misschien moest worden gekeken wat het project dat wij onder handen hadden en wat voor de zomer van 2006 op tafel zou liggen, uitwijst. Dan kunnen wij daarmee die motie opnieuw terugbrengen. Ik zou die motie graag opnieuw terughalen, voorzitter, haar op tafel leggen en willen bekijken. In de eerste plaats zou ik een reactie van het College willen horen en wellicht kijken wat wij daarmee doen. De VOORZITTER: Die motie wordt dus weer toegevoegd aan de agenda en om vandaag geen misverstand te laten bestaan zal die motie in de nummervolgorde nummer 8 krijgen en dus niet het oude nummer waarmee zij in omloop kwam. De motie wordt zo dadelijk uitgedeeld. De heer ZANEN: Voorzitter, nog drie kleinigheidjes. De aangekondigde veerdienst van AG Ems DelfzijlEmden is ons uit het hart gegrepen. Het is misschien wel het begin van een vaste oeververbinding. Op de Zuiderzeelijn ga ik op dit moment niet in, ook gezien de tijd. Van de moties van de PvdA moet ik zeggen dat wij niet mee ondertekend hebben, niet omdat wij dat niet wilden – bij twee moties hebben wij dat zeker gewild – maar omdat wij niet op de hoogte waren door een technisch probleem bij de PvdA van die moties. Dank u wel. De VOORZITTER: Dan stel ik voor dat wij nu pauzeren voor de theepauze. De vergadering wordt geschorst. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan gedeputeerde Calon. De heer CALON: Voorzitter, gelukkig heb ik ook spreektijd van de heer Bleker. De VOORZITTER: U weet, ik heb u geschreven dat het College een gezamenlijke spreektijd heeft, dat is het verschil. De heer CALON: Dat is dus ook die van de heer Bleker. Voorzitter, ik moest even mijn papieren ordenen, want ik heb ongelofelijk veel opgeschreven deze keer. Dat wil niet zeggen dat wij heel lang zullen praten. Eigenlijk werd ik door drie dingen erg getriggerd, al tijdens de Algemene Beschouwingen en ook nu. Ik kan er niets aan doen, maar dat zijn toch de woorden van Rudi Slager uit Prediker. Ik ken dat Boek niet zo goed als Rudi Slager, ik zal niet proberen te doen alsof ik dat zo goed ken, want dat is niet zo. Ik heb van hem wel de laatste versie van de Bijbel gekregen. Ik heb daar zelfs in gekeken, maar ik heb niet Prediker gelezen. Wat hij zei, waren – naast passages over over ambtenaren en het citaat “Het lezen van veel stukken mat het lichaam af” – twee dingen die ik goed onthouden heb.
54
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Wij moeten beseffen dat wij niet de eigenaar van de aarde zijn – ik citeer niet volledig – en dat wij de aarde in beheer hebben en dat wij daar met zorg mee moeten gaan. Dat was eigenlijk de eerste stelling en daar kom ik zo op terug. Het tweede was dat wij als wij alleen maar zwoegen en ploeteren en niet genieten en plezier hebben, verkeerd bezig zijn. Toen dacht ik aan wat Eisse Luitjens een half uur daarvoor zei: de grijze druk houdt na het hoogtepunt decennialang aan. Toen dacht ik: dan kom je wel in een ongemakkelijke positie. U begrijpt: de katholiek en de PvdA’er, de genieter en de ploeteraar of zwoeger, strijden om voorrang in mijn persoon. Maar het beheren en het genieten .... met name het beheren speelde ook door mijn hoofd toen uit vele bijdragen bleek... Frans Jaspers begon ermee. Hij noemde het ordenen, maar eindigde op een gegeven moment met de ondernemende provincie. Vele fracties hebben gezegd dat wij moeten ontwikkelen, ondernemen en dat de WRO ertoe leidt dat er meer verantwoordelijkheden bij de provincie komen en bij de gemeente op een lager niveau. Frans Jaspers zei: “Je moet het fysieke domein en het sociale, culturele en zorgdomein aan elkaar koppelen in de POP-discussie straks”. Wij zijn het daarmee eens en wij zullen proberen in die startnotitie – een toezegging! – die domeinen in het debat over het POP aan elkaar te koppelen. Maar wij moeten wel twee zaken in het oog houden, namelijk dat de bevoegdheden in het fysieke en ruimtelijke domein van een andere orde zijn dan de bevoegdheden in het sociale, het zorg- en het welzijnsdomein. Daar ligt meer bij gemeenten en meer bij de Staat der Nederlanden en helaas is het zo dat er een verschil is in ministers en ook in ministeries. Ik zeg dat omdat ik straks nog wel even op mevrouw Verdonk terugkom. Dat was de minister – waar de heer Luitjens aan refereerde – die wij nog hadden genoemd in deze Voorjaarsnota. Ik was het alweer vergeten, ik had het alweer verdrongen, maar het staat er inderdaad in. Het is namelijk zo dat VROM uitblinkt in het decentraliseren van taken naar beneden toe, verantwoordelijkheden bij ons legt en bij gemeenten legt. Dat is niet bij alle departementen zo. U ziet dat het bij EZ anders is. Daar zien wij de laatste jaren een tendens naar centralisatie en in andere domeinen kan het ook anders zijn. Maar het is dus een toezegging dat wij proberen te koppelen. In de herfst komen wij er op terug. Beheer houdt ook in dat wij verplichtingen die wij aangegaan zijn, doorzetten, althans als het aan dit College ligt, en wij zitten tot aan de verkiezingen van volgend jaar en daarna komt er een ander College. Dat lijkt mij niet meer dan fatsoenlijk bestuur. Maar wij willen ook zo veel mogelijk ruimte overlaten voor het volgende College en daarmee ook voor de volgende Staten. Ik hoor tot mijn grote genoegen dat geen enkele fractie daar kanttekeningen bij plaatst, zoals eigenlijk nauwelijks kanttekeningen geplaatst worden bij de financiële vertaling en lange lijnen in de Voorjaarsnota. Dat was niet zo in de commissiebehandeling van de diverse commissies en dat is niet zo in deze Statenvergadering. Ik hecht eraan te zeggen dat het College en het ambtelijke apparaat u daarvoor dankbaar zijn, want blijkbaar is het werk zo goed gebeurd dat er weinig gaten in geschoten worden, althans in eerste termijn is daar weinig van gebleken. Nu de nuance over dat beheer. Attie Bos kijkt al verlangend. Het kan immers niet zo zijn dat als je een ontwikkelende provincie wordt, alles overal maar kan. Dan kom ik even op de bijdrage van Douwe Hollenga: minder regels, meer bouwen. Ik vertaal het wat vrij, vergeef mij meneer Hollenga. Het zal ook gewoon nog zo zijn dat wij beleid vastleggen en dat beleid controleren. Sterker nog: er is al beleid vastgelegd, namelijk milieubeleid in Nederland. Daar hebben wij ons aan te houden. Als er te veel lawaai is bij een locatie, kan er geen huis worden gebouwd. Of als er milieuregels zijn over stof of over enge gevaarlijke stoffen, dan kan dat gewoon niet gebeuren. Dus laten wij met elkaar niet – en dat was iets wat mij bekroop, en daarom spraken die woorden van Rudi Slager mij zo aan – de schijn naar buiten toe wekken dat straks alles overal kan. Dat is niet zo. Want die postbode van meneer Douwe Hollenga in dat dorp zei ook dat hij wilde genieten van een mooi landschap. En van dat mooie landschap kun je alleen maar genieten als dat mooi blijft en niet verbraggeld wordt – dat is mijn terminologie – met romni-loodsen die we links en rechts langs de weg neerzetten, zoals in andere provincies wel eens gebeurt. Deze provincie moet met name die beheerstaak goed vervullen. Ook dat debat zullen wij bij de POPdiscussie voeren. Frans Jaspers vraagt voor de Veenkoloniën en het Lauwersmeergebied een structuurvisie of een gebiedsvisie. Wij zijn het eens met de onderbouwing die Frans Jaspers daarvoor heeft aangebracht. Het gaat om meer dan een Nationaal Park, om meer dan alleen maar water, het gaat om leefbaarheid. Je ziet dat die leefbaarheid daar onder druk staat in dat gebied en buiten dat gebied.
55
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Probeer nu integraal in dat gebied en de ring daaromheen – hij gebruikte ook dat voorbeeld bij de Blauwe Stad – die leefbaarheid goed te maken. Maar ik formuleer het hier heel scherp. Ik heb de handicap dat ik redelijk goed in de WRO zit. Een structuurvisie is een wettelijk document dat zelfbinding heeft. Volgens mij is dat ook in tegenspraak met wat Frans Jaspers bracht – althans de PvdA-fractie en Frans verwoordde dat – dat wij moeten ontwikkelen. In het interruptiedebat bleek ook wel dat er niet nog een nieuw document moet komen naast alles wat al op de boekenplank staat van Attie Bos, maar dat wij moeten kijken hoe wij dat nu in dat gebied doen, welke opgave er ligt. Dus ik zou die motie en de aanzet van de PvdA-fractie willen vertalen: maak een gebiedsopgave voor het Lauwersmeergebied, samen met de Friezen. Analyseer de ‘oude’ rapporten – oud tussen aanhalingstekens, want het is allemaal relatief nog jong, dat heeft mevrouw Bos ook gezegd – en kijk gewoon wat er moet gebeuren, ga samen met de provincie Fryslân en de gemeenten aan weerskanten in overleg en zorg dat die dingen die moeten gebeuren, ook gebeuren. Dus niet meer papier produceren in mijn terminologie, maar ‘de handjes laten wapperen’ als overheden. De ondernemende en ontwikkelde provincie. Datzelfde zouden wij ook wel op willen pakken voor de Veenkoloniën of – zoals de heer De Bruijne altijd zegt de Veenkolóniën. Het is ook een goede suggestie om dat samen met Drenthe en met Duitsland te doen. Ik wil wel een nuance plaatsen of wij dat gelijk al in september/oktober voor elkaar hebben – want wij hebben al wel wat ‘inleidende beschietingen’ gehad met het College van GS van Friesland. Wij gaan op 10 oktober samen op excursie in dat gebied – of wij dat in het hele POP-traject moeten gaan doen. Het zou onze voorkeur hebben om hier af te spreken dat wij dat gaan doen om het vervolgens verder te implementeren in het POP III-traject. Dat zal dan het debat zijn met de bevolking in dat gebied en ook in Friesland. Wij moeten natuurlijk goed zwaluwstaarten met Friesland om dat dan vervolgens in 2007/2008, als het POP vastgesteld wordt, te gaan uitvoeren. Dat is de reactie daarop. Van een ander punt in het POP zei Douwe Hollenga: wij willen met burgers – burgerinitiatieven, heb ik maar even vertaald – kijken wat er kan. Wij willen burgerorganisaties gaan subsidiëren om te kijken of daar iets kan. Wij zijn bezig met de startnotitie van het POP. Die zal als het goed is in september tot u komen. Ik moet u wel zeggen dat ik al overleg gehad heb met de voorzitter van de Vereniging van Groninger Dorpen, de heer Wigboldus. Ik hem voorgesteld of wij in het POPtraject niet in de herfst een aantal gebied of dorpen die zij aangeven kunnen kijken wat daar aan zelfrealisatie zou kunnen gebeuren binnen de wettelijke kaders die er gelden en ook binnen de normen die politiek – let goed op de formulering – nu gelden en/of straks door de Staten worden vastgesteld. Dat zou dus betekenen – hij was het daar hartgrondig mee eens – dat als de Staten zeggen dat het landschap heel kwetsbaar is – uw eigen woorden en mevrouw Bos heeft daar ook iets over gezegd – en zij niet overal ‘puistjes’ aan dorpen willen, dat dan ook betekent dat wij die normen (niet overal ‘witte puistjes’ aan dorpen) daarop toe moeten passen. Ik heb het gevoel dat het maatschappelijk middenveld en het provinciaal bestuur daar waarschijnlijk helemaal niet zo ver uit elkaar lopen. Ik ben niet van mening dat je dat heel breed moet doen voor alle organisaties die er zijn, want er komt in die startnotitie hoop ik – ik heb deze nog helemaal niet gezien – een opzet van hoe wij communiceren met onze burgers. Wat mij betreft zal dat ook weer een tournee zijn, maar zul je veel meer moeten doen via het internet, de moderne media, en veel meer moeten doen met de jeugd. Je kunt zo’n traject ook inzetten met een paar geselecteerde organisaties, dan kunnen wij deze herfst diep gaan en kunnen wij ook heel genuanceerde feiten boven tafel krijgen aan het eind van de herfst en het begin van het voorjaar om daar het politieke debat over POP III over te voeren. Dus voor een deel nemen wij de suggestie van Douwe Hollenga over op dat punt. Het geld. Ik heb geen algemene lijn in mijn verhaal, dus zal ik het punt voor punt doen. Het ProFES-punt en het verhaal van de aardgasinkomsten en het eigen belastinggebied en de bestuurlijke herindeling en de centen in het Oldambt. Dat laatste is heel simpel, omdat ik daar gisteravond ook met veel mensen over gesproken heb en zonet nog even met mijn collega Henk Bleker. Kijk, wij hebben € 200.000 beschikbaar gesteld voor proceskosten, een beetje geld om te zorgen dat het proces daar goed loopt. De vraag van een van de fracties – ik dacht dat het de SP was – was of dat wel genoeg is, of daar niet meer bij moet. Laten wij met elkaar afspreken dat als blijkt dat het niet genoeg is, wij dan daarover nadenken en als wij vervolgens vinden dat er meer bij moet, wij bij u terugkomen. Maar op dit moment hebben wij niet het beeld dat het niet genoeg is. Daarom denken wij ook niet: gooi daar maar het dubbele bij. Dat is één, dat zijn de proceskosten. Twee.
56
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Als die gemeenten gefuseerd zijn, dan kan er een probleem zijn. Het waren in het verleden namelijk drie art.12-gemeenten. Het zijn gemeenten met veel plattelandswegen, grote opgaven. Je voegt drie apparaten samen. Het is niet denkbeeldig dat daar een moeilijke financiële situatie ontstaat. Volgens de normen van BZK zou het zo moeten zijn dat er dan maximaal € 4 miljoen beschikbaar is. Wij vinden dat het daar niet op vast mag zitten. Collega Bleker is al op BZK geweest en het College zegt hier aan degenen die dat gevraagd hebben toe – want dat hebben wij ook naar buiten toe gezegd op die burgeravonden en ook naar de bestuurders – dat wij het initiatief nemen om bij het ministerie van Binnenlandse Zaken te kijken of daar meer geld voor beschikbaar kan komen als dat nodig is. Wij kunnen dat nu niet beoordelen. Garanties – heb ik gisteravond gezegd – kunnen wij niet geven. Wij kunnen wel een inspanningsverplichting geven, want wij vinden dat als zo’n samenvoeging, c.q. zo’n fusie er komt, dat het niet zo mag zijn dat zo’n gemeente na een paar jaar tijd weer in de gevarenzone komt, de art.12-status. Je moet een goede start hebben. Wij gaan niet voor een pleidooi langjarig structureel een hogere uitkering uit het gemeentefonds, want dat is een kansloze missie. Gevechten die je gaat verliesen, mag je af en toe wel aangaan, maar dat moet je niet te veel doen. De heer HAASKEN: Voorzitter, wij hebben enige tijd geleden ook de discussie gevoerd naar aanleiding van de brief van het College over de gemeentelijke herindeling. Ik heb geen behoefte om die discussie over te doen, maar op dit moment worden de voorlichtingsavonden gehouden. Ik geloof dat nog deze week de laatste avond in dat kader wordt gehouden. Ik heb een aantal van die avonden bezocht en ik ben eigenlijk wel benieuwd of naar aanleiding van die avonden ook een evaluatie komt. Er worden nogal wat uitspraken gedaan over de breedte van de herindeling, die ook iets verder gaat dan alleen de drie Blauwe Stad-gemeenten. Ik ben wel benieuwd naar de bevindingen van het College en de drie gemeentebesturen hierover. De heer CALON: Het antwoord op uw vraag of er een evaluatie van komt is ja. Het betreffende stuk is gisteren aan de orde in het College geweest. Als alles goed gaat, gaat de tweede versie volgende week door GS heen. Dus dat is er dan nog voor de zomer. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, de heer Calon is denk ik wat aan de optimistische kant als je kijkt naar die oplossing, want de gemeente Reiderland is natuurlijk nog niet zo heel veel jaren geleden tot stand gekomen als zijnde de gemeente Reiderland. Wij zitten daar al met een ontwikkeling die heeft plaatsgevonden, waar ongetwijfeld hetzelfde verhaal bij heeft gehoord als wij nu horen, dat wij nu iets gaan doen om te voorkomen dat wat daar is gebeurd, weer gebeurt. Dat is nu net ook het probleem bij die bevolking. Die zegt: wij hebben dit nog niet zo lang geleden meegemaakt, wij hebben die verhalen toen ook gehoord. Wat is er nu van terecht gekomen? Er is dus wel noodzaak om zeer overtuigend naar die mensen toe te zijn dat wij niet weer in dezelfde valkuil terechtkomen. De heer CALON: U formuleert “er is noodzaak om zeer overtuigend naar die bevolking over te komen dat we niet weer in diezelfde valkuil terechtkomen”. Dat deel ik met u. Maar wij kunnen geen resultaatsgarantie afgeven. Wat wij wel kunnen doen is constateren dat die noodzaak er is – dat hadden wij zelf ook wel gedaan, dat hoeft niet uit die bevolking te komen – en een inspanning op ons nemen – dat doen wij dus ook, daar zijn de eerste bijeenkomsten voor geweest – om tegen BZK te zeggen dat die gemeenten hier heel consciëntieus mee aan de gang gaan. Er waren in het verleden problemen. Wij kunnen niet hebben dat we straks gefuseerde gemeenten hebben die binnen een paar jaar tijd weer in de gevarenzone komen. Laten wij daarom heel goed kijken wat het samenvoegen van die apparaten en het afslanken van het samengevoegde apparaat betekent, mede gezien de grote opgave die de gemeente Reiderland heeft. Wij moeten een gesprek hebben over een eenmalige bijdrage om die startpositie van die gemeenten in een gefuseerde situatie zo goed mogelijk te laten zijn. Dat deel ik met u. Ik deel ook met u dat wij goed moeten communiceren naar de bevolking toe dat wij daarvoor een uiterste inspanning zullen doen.
57
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer HAVINGA: Deze discussie loopt al een tijdje. Je krijgt ook allerlei geluiden over de ruimte die er is binnen de gemeenten om nog weer keuzes te maken naar verschillende dorpen. De laatste discussie gaat over Nieuweschans, waar de gemeente Reiderland zelf aanbiedt aan zo’n dorp om maar te kiezen. Is dat nu de lijn die GS ook aan zichzelf oplegt of is die ruimte er niet? De heer CALON: Ik geloof niet dat het citaat van “u kiest maar” helemaal is wat daar gewisseld is. Ik was daar niet bij, maar wij communiceren in GS wel heel intensief daarover. Volgens mij is daar gezegd door de burgemeester van Reiderland dat hij bereid is om daar een opiniepeiling over te houden. Dat is iets anders dan “u kiest maar” en dan gebeurt dat dus. De inzet van GS is – en u vraagt met permissie toch naar de bekende weg, want het staat gewoon in het stuk – dat er een fusie komt tussen die drie gemeenten. Voorzitter, financiën en het ProFES-verhaal. Het is zo – dat is fantastisch uitgezocht door het instituut voor overheidsfinanciën – dat er maar heel klein beetje geld van dat gas uit het FES in NoordNederland terechtkomt, namelijk 1%. Het is niet zo dat wij kunnen zeggen: wij hebben 25% van de oppervlakte of 563.000 mensen in Groningen, dat delen wij even door elkaar en dan komt er zoveel. Zo werkt het niet. Het heeft wel een relatie met de projecten die aangedragen worden. Het heeft ook een relatie met investeringen die van rijkswege gedaan worden en van lagere overheidswege. Daar gaat de komende tijd toch wel een redelijk stevig en hard debat worden, denk ik. Waarschijnlijk hier in de Staten, maar zeker ook in de landelijke verkiezingscampagnes en misschien zelfs wel binnen politieke partijen. In elk geval is het bij het IPO zo dat wij geconstateerd hebben dat er een landelijk FES-fonds is, dat wij geconstateerd hebben dat ruimtelijke economische ontwikkelingen in toenemende mate een taak wordt – niet helemaal, daar wijken wij dus af van de heer Teun Jan Zanen die zegt: doe het maar helemaal in Noord-Nederland – van regionale en gemeentelijke overheden, dus lagere overheden in onze terminologie. Dat betekent dus ook dat je ten aanzien van die middelen die nu in Den Haag uitgegeven worden voor economische structuurversterking ook een betoog kunt houden dat daar minder uitgegeven moet worden en dat bij de lagere overheden – de provincies of de regio’s – meer uitgegeven moet worden. Een verschuiving van FES-middelen van Den Haag naar de regio. De regio definiëren wij dan ook net zo breed: dat kan een provincie zijn, dat kan een regio zijn. Wij zijn er namelijk nog helemaal niet uit hoe wij over vijf jaar verder leven in SNN-verband of in regionaal verband en hoe onze relaties zijn. Dat is ook een proces van continue ontwikkeling. Daar is dat ProFES voor. Het komt eigenlijk rechtstreeks uit de ruimtelijk-strategische agenda van het IPO, die gekoppeld was en is aan de Nota Ruimte, waar een aantal grote opgaven in staan, waarover wij als twaalf provincies gezegd hebben dat dit de opgaven zijn waar wij voor staan. Dat soort zaken worden op nationale schaal gefinancierd door het Rijk uit het FES-fonds. Er liggen steeds meer taken op provinciale schaal, ook investeringstaken. Kijk maar naar de N33, een tram hier in de Stad waarover gesproken wordt, de Zuidelijke Ringweg, OV – u kent ze allemaal nog veel beter dan ikzelf –, bruggen, aquaducten die sommige mensen willen. Dan is het ook redelijk om in die nieuwe filosofie niet te zeggen dat er meer belasting moet worden geheven op lager niveau, maar het is in die filosofie redelijk om te zeggen: wij verschuiven een stuk van dat investeringsgeld van Den Haag naar beneden. Daar komt natuurlijk het debat – vandaar dat ik dat net ook zo scherp neerzette – wie gaat er nu eigenlijk over? Regelen wij alles vanuit Den Haag en zijn gemeenten en provincies uitvoeringsloketten? Of doen wij wat in de VROM-filosofie erg sterk doorspeelt – althans in de WRO en de Nota Ruimte – dat wij proberen om het op een zo laag mogelijk niveau te organiseren? Dat betekent dus ook dat gemeenten en provincies daar meer geld voor moeten hebben. De debatten gaan komen over de OZB-discussie bij de gemeenten en de opcentendiscussie en of wij daar wel de volledige zeggenschap over blijven houden en of dat dit ook gemaximeerd wordt in stijgingspercentages. In de filosofie van decentraal en zo dicht mogelijk op de werkvloer werken – die filosofie hangen wij een beetje aan – zal duidelijk zijn dat wij zeggen: een ProFES zijn wij zeer voor en wij zijn dan ook bereid om dat de cofinancieren. Wiebe van der Ploeg vroeg waar dat dan vandaan komt. Dat weten wij niet, dat zou kunnen uit ESFI. Wij hebben er nog helemaal geen beeld van hoe je dat zou moeten doen. De filosofie is dus: dingen die je vroeger centraal deed, moet je nu decentraal gaan doen. Dat is het antwoord op het ProFES, Daar zit dus een heel verhaal achter, maar ook een heel groot politiek gevecht.
58
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Andere departementen, bijvoorbeeld van financiën, zeggen: “Ik ga precies aangeven hoeveel u die belastingen omhoog mag doen, gemeenten!” Bij de provincie begint dat ‘gedoe’ ook al. De heer JASPERS: In onze bijdrage hadden wij natuurlijk bewust nog twee andere aspecten genoemd, want het FES nu, dat gevoed wordt uit aardgasbaten, wordt niet alleen gebruikt in het kader van de Nota Ruimte en voor ruimtelijk-economische infrastructurele projecten, maar er worden ook vele miljarden uit geput, onder andere via het innovatieplatform voor het stimuleren van de kenniseconomie en van de kennisinstellingen. Die aspecten waar ook heel veel geld naar toegaat in samenhang met wat er in Europa gebeurt, zouden wij ook nadrukkelijk in die discussie willen betrekken. Het tweede aspect dat wij hebben, is – en dat slaat ook een beetje op dat Volkskrant-artikel waar Teun Jan Zanen het over had – dat het op dit moment ambtenaren zijn die het doen. Daarvóór was het het kabinet. Het is nu bij de politieke lijn weg. Er is ook een hele discussie aan de gang in de Tweede Kamer of de Tweede Kamer eigenlijk niet dat fonds zou moeten gaan beheren. Dan wordt het ook heel interessant – dan sluit ik aan bij wat u zegt – dat in de verhouding tussen de centrale overheid en de decentrale overheden daar ook nog wel eens een robbertje gevochten kan worden wat onze positie daar dan in is. De heer CALON: Ik ben het helemaal met u eens. Alleen dan grijp ik ook terug op het verleden, over het POP: wij zouden best wel – en dat hebben wij helemaal niet uitputtend bediscussieerd, maar ik schat dat zo in en meestal hoeven wij elkaar maar aan te kijken en weten wij hoe wij erover denken – uw suggestie om dat ook op die kennisintensieve projecten te doen en daar wat breder te trekken, dus niet alleen voor de fysieke hardware, maar ook de software, willen volgen. Maar wij moeten wel constateren dat wij op het fysieke domein heel veel bevoegdheden hebben en dat over software – als het bijvoorbeeld gaat over onderwijs – bijna niets te vertellen hebben. Dat zit gewoon in Den Haag. Daar liggen de verhoudingen dus anders. Ik ben het wel met u eens als u zegt: zet daarop in, koppel dat en probeer ook daar de zeggenschap over te krijgen, maar ik heb aan willen geven dat op dit moment daar tussen departementen verschillen zitten en wellicht ook in het kabinet. De departementen gedragen zich verschillend, de mensen die zich bezig houden met het PMJP weten daar alles van. De heer JASPERS: Ik geloof, voorzitter, dat wij niet een lange discussie hoeven voeren. Het komt toch allemaal bij de fondsbeheerders terecht, en dat is EZ, linksom, rechtsom, het komt altijd daar terecht. Het is dat traject dat je wel kunt beïnvloeden, zodanig dat men een andere richting op gaat. De heer CALON: U wilt geen lange discussie, maar daar kun je heel genuanceerd over praten, want het is Financiën, het is EZ, het is Verkeer & Waterstaat waar het meeste geld zit. Hoeveel geld gaan wij dan vanuit centraal doen? Je kunt ook wel een discussie voeren dat je moet doen als de commissie Brinkman. Doe als regio’s maar meer, breng maar geld van die begroting van Verkeer & Waterstaat naar beneden, naar provincies. Het is dus niet alleen maar EZ, het zijn heel veel departementen. Het is dus een ‘knokpartij’ met departementen en ook in het kabinet. Het is een heel zware politieke discussie in mijn ogen – maar nu ik ga ik wat verder dan wat in deze Voorjaarsnota staat en in deze Algemene Beschouwingen misschien zou mogen, maar de voorzitter grijpt wel in als het niet mag – is het debat of wij een meer centraal geleid staat willen in Nederland of een meer decentraal geleide staat in Nederland. Het Leitmotiv van dit College dat het zich niet laat leiden door wettelijke taken en bevoegdheden, maar door kansen en problemen. Uit ons gedrag de laatste jaren in verschillende dossiers kunt u afleiden dat wij meer bij de types horen die een meer decentraal geleide staat willen en dus eigenlijk meer geld vanuit Den Haag naar beneden willen hebben om dat integraal in te zetten. Daar delen wij dus uw mening. Ik heb alleen willen aangeven dat de tendensen de laatste jaren op sommige departementen andersom zijn. Zie het debat over de OZB, de maximering van de stijgingspercentages. Zie het debat dat er aan zit te komen over maximering stijgingspercentages opcentenmotorrijtuigenbelasting. De heer ZANEN: Daarnet werd het ministerie van Economische Zaken ten voorbeeld gehouden dat die wel decentraal zaken...
59
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer CALON: Nee, VROM. Het ministerie van EZ doet juist het omgekeerde. De heer ZANEN: Dan is het goed. De heer CALON: Dus dit is ook interessant voor de toekomst om daarover te knokken. Dit heeft dus ook wel een relatie met die laatste motie van Teun Jan Zanen, ik dacht motie 7. Wij gaan niet zeggen dat er een evenredig deel (moet komen) dat wij dan kunnen koppelen aan het aantal inwoners of landsdeel en wij gaan ook niet zeggen dat alle economische beleid hier moet gebeuren of dat wij een aparte staat zouden moeten zijn. Wij zeggen ook niet: het gas is voor de Groningers of voor de Friezen. Wij zeggen dat je die investeringsgelden eigenlijk zo veel mogelijk zo laag mogelijk in de organisatie zou moeten bepalen. Maar ‘zo veel mogelijk’ impliceert dus niet ‘allemaal’. Er zullen ook dingen in Den Haag sectoraal blijven gebeuren. Dat is ook de reden dat wij het niet helemaal met die motie van Teun Jan Zanen eens zijn. Het landelijk gebied. Daar hebben heel veel fracties iets over gezegd. Eisse Luitjens schetste een bijna utopisch vergezicht over... wij waren heel ver weg en keken dan terug. Het zou fantastisch zijn als dat allemaal gebeurd was. Attie Bos zegt dat er bewustwording moet komen van het landschap, van landschapselementen. Wij zijn dat helemaal met haar eens. Het is ook zo dat dit ook in een van de doelen staat van ons PMJP in de tweede versie. Ik mag ook aannemen dat het ook in de derde versie staat. Wij zullen uw idee – dat wij een goed idee vinden – daarbij verder uitwerken. Mevrouw BOS: Welk idee? Ik had namelijk meerdere. De heer CALON: Het idee om mensen zich bewuster te laten worden van het landschap en van landschapselementen. Ik zeg u nog niet toe dat wij dat idee van die GPS en die zakcomputer concreet gaan doen, als uw vraag daarop doelde. Mevrouw BOS: Ik had nog een idee genoemd, maar daar kunnen wij het dan nog wel uitgebreid over hebben. Over het lezen het landschap, om iets te doen met leestekens. De heer CALON: Precies, wij nemen dat mee bij de uitwerking van dat doel. ‘Nemen mee’ betekent hier niet dat wij het meenemen, in onze zak steken en er niets aan doen. Het betekent dat wij het als een van de doelen hebben geformuleerd. Wij proberen daar zo optimaal en zo veel mogelijk invulling aan te geven. Over de EHS. U citeert mijn collega Bleker. Ik was daar niet bij. Hij zou gezegd hebben dat geld nu geen probleem is. Als je ‘nu’ vertaalt in ‘vandaag om 15.55 uur’ dan klopt dat wel. Maar in de toekomst zou dat zo kunnen zijn. Hoe zit het nu eigenlijk met die Ecologische Hoofd Structuur? Ik werd erop geattendeerd dat het misschien wat vaag in het koersverhaal zou staan dat wij eventueel de doelen bij zouden willen stellen van de EHS. Dan hebben wij dat niet goed opgeschreven, want dat zijn wij niet van plan. Wij vinden dat de doelen met het ambitieniveau dat erachter zat, moeten blijven staan en dat de zaak in 2018 uitgevoerd moet zijn. Ik krijg hier net een geel briefje dat afgesproken is tussen de minister en de gedeputeerde landelijk gebied dat de EHS in 2018 gerealiseerd moet zijn. Als dat niet afgesproken was, dan had ik hier gezegd dat als dat in gevaar komt – want dat kan altijd natuurlijk nog, want volgend jaar zit er weer een ander kabinet, of het ‘spul’ wordt duurder en lastiger – ons standpunt redelijk simpel is. Wij hebben een ambitieniveau met elkaar afgesproken en een deadline waarop het geregeld moet zijn. Dat hebben wij met het Rijk afgesproken. Wij zijn wel uit het hout gesneden dat afspraak afspraak is, dus als dat niet gehaald kan worden, zal er geld bij moeten van het Rijk, mevrouw Bos. Mevrouw BOS: Ja, maar het Rijk houdt zich niet altijd aan afspraken. Wat dan? De heer CALON: Nee, ik kan ook niet garant staan voor het Rijk. Het enige wat ik kan is zeggen dat als die doelen niet gehaald worden met het geld dat beschikbaar zou zijn, wij alles op alles zullen zetten om geld erbij te krijgen.
60
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Collega Bleker heeft net met Kees Veerman afgesproken dat de EHS met de doelen en de ambitie die daarbij horen in 2018 gerealiseerd moet zijn. Maar in 2018 is Kees Veerman waarschijnlijk ook geen minister van Landbouw meer. In 2017 ook niet. De heer VELUWENKAMP: Staat, voorzitter, op het gele briefje ook dat de minister het daartoe benodigde geld erbij legt? We horen namelijk de afgelopen maanden en misschien wel jaren – ik geloof dat ik aansluit op mevrouw Bos – niet anders dan dat de ambities onveranderd staan blijven en dat 2018 op de agenda blijft staan, maar tegelijkertijd dat de middelen daartoe steeds verder afbrokkelen. De vraag is dus of de minister de benodigde centen er ook heeft bijgelegd. De heer CALON: Dat staat niet op het briefje. Dat was uw vraag, dus ik zou hier kunnen stoppen. Er staat wel op het briefje dat er eventueel geschoven kan worden tussen provincies bij een Midterm Review. Maar: in 2018, 2017, 2016 zal noch Henk Bleker, noch Marc Calon, noch dit College, noch Kees Veerman in de race zijn. Wellicht u hier ook niet meer. Wij zeggen: dat ambitieniveau hebben wij geformuleerd. Die doelstellingen zijn geformuleerd. Daar wijken wij niet vanaf. Die deadline hebben wij ook geformuleerd. Als op een later moment blijkt dat er onvoldoende geld is, voorzitter, dan zullen wij het uiterste doen om meer geld bij het Rijk daarvoor los te krijgen. Wij zullen dus niet zeggen: doelen naar beneden of tijd naar achteren. De heer HAASKEN: Voorzitter, ik kijk toch nog even naar de Voorjaarsnota zelf. Ik hoor net dat de heer Calon uitspreekt dat de ambities en de doelen overeind zullen blijven. Maar als ik dit zo zie, zie ik toch staan dat het College uitspreekt dat wij genoodzaakt zijn de gestelde realisatiedoelstellingen bij te stellen. De heer CALON: Ja. Dat is precies waar ik mee begon, dat wij dat in de Voorjaarsnota – en collega Bleker schijnt dat ook al gezegd te hebben – niet goed hebben opgeschreven. Het is zo bedoeld dat als het Rijk er geen geld meer bij doet en het te duur is, die deadline naar achteren schuift. U moet dit lezen als: “Wij accepteren dat niet”. Wij hebben dat niet goed opgeschreven. Dat werd expliciet net gecheckt. Mevrouw BOS: Ik ben blij met deze expliciete uitspraak, want daarom begon GroenLinks er weer over. De heer Bleker is helaas niet altijd even duidelijk. Nu weten wij het zeker. De heer CALON: Deze tekst die ik net uitsprak is met de heer Bleker doorgesproken en die is daar net zo duidelijk over als ik. De heer MAARSINGH: Voorzitter, mag ik een vraag stellen? Ik vind dat de heer Bleker wel duidelijk is geweest in de laatste commissievergadering. Ik ben ook heel erg blij dat die afspraak eruit komt waarbij wij ons goed moeten realiseren dat elk kabinet zijn eigen kabinet is. Wat kun je nu meer dan de afspraak maken die je hier hebt toegezegd? Mijn vraag, voorzitter is – en ik denk dat wij daar wel heel goed op moeten letten – dat van die zogenaamde Midterm Review waar geschoven kan worden tussen de provincies, hebben wij in de commissie gezegd: Groningen ligt voorop, andere provincies liggen veelal achter. Het kan niet zo zijn dat, mocht er een verschuiving komen tussen middelen tussen provincies omdat andere provincies achter liggen, Groningen daar het slachtoffer van wordt. Dat zal niet geaccepteerd worden. Maar dat staat ook niet op uw briefje. Ook dat heeft de gedeputeerde gezegd en ik denk dat hij daar gewoon aan vasthoudt. Dat wilden wij natuurlijk graag weten. Dat is namelijk ook een heel belangrijk punt. De heer CALON: Dat is een mooie bijdrage van de heer Maarsingh, voorzitter. De heer Bleker zei ook dat nu het geld niet het probleem was. Dat is dit jaar. Wij hadden volgens hem met de Staten een afgesproken taakstelling van 270 ha voor 2006. Daar is inmiddels 180 ha van verworven en zit 90 ha in de pijplijn. Zijn verwachting was dat wij ook die met u afgesproken taakstelling dit jaar zullen gaan halen.
61
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Ook is met u afgesproken om deze herfst met een notitie – ik weet de titel niet – ‘aanvalsplan’ EHS te komen waar dan deze herfst met u als Staten weer over gesproken zou worden. Dus ik zeg u niet: “Ga maar rustig slapen, want er gebeurt verder niets”. Ik zeg u dat wij op dit moment op koers liggen. Om even de woorden van de heer Bleker te gebruiken die hij vaak spreekt en ook wel tegen u gezegd zal hebben: het laaghangend fruit is geplukt, het wordt nu een beetje moeilijker. Wij moeten dus wat verder reiken, maar dat wil niet zeggen dat het niet lukt. Blijft u de Stad achter de broek zitten over de woningen? Dat vroeg de heer Hollenga. Ja, die blijven wij achter de broek zitten over de woningen. Het zal niet van de ene dag op de andere dag beter gaan, maar ik heb wel het idee dat zij daar een beetje harder aan het werk zijn op dit punt. Het POP en de intensieve veehouderij. Voorzitter, daar gaan wij volgende week een debat over voeren, dus staat u mij toe dat wij dat volgende week doen, dat lijkt mij gezien de tijd iets efficiënter. De bevolkingsontwikkeling en de heer Derks. De heer Hollenga vroeg hoe dat zit. Komt dat allemaal wel goed? Er is namelijk een geleerde uit Maastricht die zegt dat Groningen ontvolkt en er was iemand anders die zei dat je het nu al kunt zien, want de gegevens geven aan dat er minder mensen komen. Dat is zo. Ik heb ook wel eens aan collega Bleker gezegd: “Straks komt het nog zo ver dat wij daar persoonlijk iets aan moeten gaan doen”, maar als het zover komt, dan bedanken wij voor die eer. Beste mensen van de Staten, het is zo dat die analyse van de heer Derks – en ik ken hem bijna uit mijn hoofd, vooral bladzijde 58 – toch wel hout snijdt. Wij moeten niet denken dat er niets aan de hand is. Er is wel degelijk iets aan de hand. Er worden minder kinderen per vrouw geboren. Dat los je ook niet op door immigratie, want in de tweede of derde generatie krijgen immigranten net zo weinig kinderen als wijzelf. Dat is dus een tijdelijk effect. Het is niet zo dat Groningen helemaal ontvolkt. In de analyses van de heer Derks stijgt het Regiovisie-gebied nog behoorlijk, maar het is wel zo dat hij zegt – en dat is de kern van zijn betoog – dat er minder mensen komen in de westerse wereld door de stijging van het welvaartsniveau. Mensen gaan op een gegeven moment ook een keer dood. Dat duurt wel langer, maar zij gaan een keer dood. Dan ontstaat er concurrentiekracht tussen regio’s voor mensen die werken. Dan zie je een heel mooi fenomeen. Dan zie je dat het inwonersaantal met name aan de oostkant – in Heerlen, ook al in Geleen dat iets meer in het binnenland ligt, maar ook in Maastricht, een stad die een redelijke centrumfunctie heeft, al jarenlang daalt. In de Provinciale Staten van Limburg is gesproken over planning for decline, of positiever geformuleerd: smart shrinking, oftewel slimme krimp, want het hoeft niet altijd ellende te zijn. Als je daar in Limburg geweest bent, kun je begrijpen dat een paar leuke parkjes tussen die betongetto’s de leefbaarheid wel degelijk kan verbeteren. Dus sloop maar wat, dat ziet er mooier uit. Wij hebben hier meer groen, dus hier speelt dat minder. Wij hebben wel een analyse laten maken door ABF over de toekomst van de woningbouwbehoefte in Groningen. Wij maken ons daar ook wel zorgen over, want in Groningen is precies hetzelfde aan de hand. Die Regiovisie Groningen-Assen concurreert met zijn omgeving en dat is eigenlijk na de Randstad en na Brabant-Stad de enige regio in de analyse van Derks die nog groeit. Als je daar dieper op ingaat, dan blijkt dat dit komt door het type werkgelegenheid dat hier zit. Dat groeit namelijk nog. Procesindustrie daalt, landbouw daalt; kennis, diensten, verzorging – u heeft het ook gezegd – stijgen. De heer Derks zegt op bladzijde 58 dat regio’s met elkaar concurreren op de werkers en dat elke regio het zal afleggen tegen de Randstad. Dat kun je alleen maar voorkomen door snelle verbindingen aan te leggen, onder andere de Zuiderzeelijn. Maar hij schat in dat dit niet gebeurt. Dat is precies waarvoor wij de laatste jaren pleiten. Wij gaan morgen een ambtelijke conferentie houden met de heer Derks om te kijken hoe dat precies zit. We gaan diep. Wij gaan met het bouwheerschap op excursie naar Limburg en daar staat het thema ook op de agenda. Het is zo dat diegenen – onder andere de heer Jaspers, maar ook anderen – die gezegd hebben dat daar rekening mee moet worden gehouden met de startnotitie POP en de discussie over het POP, gelijk hebben. Dit wordt een thema in het POP: hoe ga je met die verschillende ontwikkelingen om, ook in onze regio? Ik kan u wel zeggen dat in het Oosten van de provincie er al een langere tijd een lagere behoefte aan woningen aan het ontstaan is. Sterker nog, in Bellingwedde is het zo dat er sociale huurhuizen over zijn. Die worden niet meer verhuurd. In dat dossier had ik mij namelijk heel erg verdiept, dat kunt u wel begrijpen. Voorzitter, Cees Swagerman zegt dat wij toch wat over ons graf heen regeren. Ik ken niet al die posten uit mijn hoofd, voorzitter en meneer Swagerman, dus ik kan niet elke post langslopen.
62
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Ik weet wel dat het Kolibri een breed gedragen project is waar wij ook in Regiovisie-verband van hebben gezegd dat wij in 2009 een besluit gaan nemen om te kijken of er meer geld bij moet. Daartoe dient de netwerkanalyse, de business case Kolibri. De voorfinanciering bij de Blauwe Stad is, met permissie, de interne rente die wij hier ook kwijt zijn, dus het kost ons per saldo geen geld van de algemene middelen. Het is in feite een financiële facilitering. Ik plaats dus toch enige nuance bij het stellen dat het College over zijn graf heen regeert. Het College heeft geprobeerd bij deze Voorjaarsnota, voorzitter, – en dat is de kern van de Voorjaarsnota – te zeggen: dat is de koers waarvan wij denken dat die gevaren moet worden. Wij moeten het laatste jaar strak uitvoeren, wij moeten zelf nu geen nieuw beleid meer verzinnen, wij moeten de ontwikkelingen voor na ons aangeven, zodat wij die inzichtelijk maken, zodat politieke partijen, maar ook Staten na ons kunnen zien wat er voorspeld was en wat er in de toekomst staat te gebeuren. Daaruit komt voort – en dat werd ook in heel veel bijdragen aangegeven – dat er veel geld beschikbaar moet zijn voor cofinanciering van projecten die de werkgelegenheid stimuleren. Dat is de kern van de Voorjaarsnota. Twee: voor zaken die echt onontkoombaar zijn – zorg, Ineke Mulder zal er zo op ingaan – doen wij geen concessie, daar schuiven wij geen besluiten naar achteren, want het is bitter noodzakelijk dat dit nu gebeurt. Drie: onderhandelingstoestanden met het Rijk waar college Bleker net in zat, het bod van het PMJP, daar moeten wij minimaal dat bieden wat nodig is om het bod van het Rijk te cofinancieren. Dat is de kern van de Voorjaarsnota. Ik heb niet zo veel mensen die kern van de Voorjaarsnota aan horen vallen en daar zijn wij erg tevreden over. De Trias Energetica van Tet Deinum. Die nemen wij mee bij de start van het POP. Dank u wel. De heer GERRITSEN: Voorzitter, een aantal punten bij de economische dossiers en een aantal punten bij de culturele dossiers. De postbode van de heer Hollenga komt met zijn eerste prioriteit: werk. Dat is en blijft de inzet van dit College. Gedeputeerde Calon heeft net genoemd dat de inzet in deze Voorjaarsnota is om voldoende cofinaniering te houden, te realiseren voor al die programma’s die gaan om werkgelegenheid. Wij hebben daar de afgelopen tijd hard aan gewerkt. De centralistische tendens in Den Haag werd al gemeld. Dat is gisteren nog eens extra duidelijk geworden door de bestedingen van het FES. Er is wat gezegd over de systematiek, hoe dat gebeurt – achterkamertjes – maar ook hoe dat neerdaalt en waar het niet neerdaalt, waar het wel vandaan komt. Dat zijn al met al redenen om door te gaan met die inspanningen om te zeggen dat daar waar wij mogelijkheden hebben om die economische ontwikkeling te realiseren, waar wij ook plannen hebben, waar wij ook potenties hebben, wij recht van spreken hebben. Dan zal die ontwikkeling ook moeten plaatsvinden. Wij zijn daar stappen in verder gekomen. Het Pieken in de Delta-dossier was ongelofelijk lastig. Wij hebben daar via de Kamer gelukkig nog een deel van de financiering gerealiseerd. Wij hebben afgelopen maandag met de staatssecretaris gesproken over de voortgang in dat dossier. Er spelen nog twee problemen. Het ene is een inhoudelijk probleem. De staatssecretaris wil dat heel graag naar haar toe trekken in de zin van de Pieken. Dan gaat het om de sterke punten. Wij hebben gezegd dat er twee kanten aan dat programma zitten: die pieken, maar ook de transitie. Bij die transitie horen zaken als innovatie in het MKB – het CDA en anderen hebben daarover gesproken, belangrijk ook voor het landelijk gebied – maar ook een aantal stuwende sectoren die misschien landelijk nog niet zo van belang zijn, maar die regionaal van belang zijn. Dat hebben wij neergelegd in De Koers Verlegd. De staatssecretaris zegt ook dat die sectoren die van belang zijn om die transitie te realiseren, ook de ruimte moeten krijgen. Dat is belangrijk. Het tweede probleem dat wij nog hebben, is de organisatie. Voor het Europese programma is het zo dat wij een decentrale organisatie krijgen, maar de organisatie voor het transitieprogramma zou wat meer centraal moeten, met een programmacommissie. Wij hebben gezegd dat wij een klantgerichte organisatie willen, korte doorlooptijden, overzichtelijke procedures en de staatssecretaris gevraagd of wij niet tot een model kunnen komen dat werkt, dat in de regio speelt, dat voldoet aan de decentralisatie. Ook gedeputeerde Calon heeft daarover gesproken. Hoe staat dat? Dat is nog in onderhandeling. Inhoudelijk is er een aantal lijnen zichtbaar. Daar hoort bijvoorbeeld ook het heel goede plan van Care Valley van VNO/NCW bij. Dat zal ook een uitwerking vinden in die lijn. Wij zullen eraan trekken.
63
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Wij vinden dat een heel belangrijk perspectief. Daar hoort ook het aspect van de life science bij. Ook dat zal wat ons betreft aan de orde komen. De manier waarop de VVD erover heeft gesproken, dat het ook meer een private invalshoek moet hebben, dat het niet overheidsgedreven zijn maar door de markt gedragen worden, is iets wat ons aanspreekt. Ook het vergezicht in economische zin van de heer Luitjens kunnen wij ons heel veel bij voorstellen. Ik zeg u wel dat wij nog in onderhandeling zijn, dat wij er nog over in gesprek zijn. De inrichting van dat Europese programma is ook nog punt van overleg, bijvoorbeeld op het punt van de IPR. De heer Hollenga heeft er over gesproken als ware het allemaal al geregeld. Er komt de komende € 237 miljoen aan EFRO-middelen. De indeling daarvan zal nog over gesproken moeten worden. Daar zou ook een IPR-regeling in kunnen vallen, maar dat moeten wij nog wel politiek en bestuurlijk regelen. De kaders zijn er echter voor geschapen. De heer Hollenga heeft ook gesproken over de steunkaart. U moet zich realiseren dat het percentage voor de steunkaart naar beneden is gegaan van 15% naar 7,5%. Het is niet mogelijk om daar alle provincies in noordelijk verband onder te brengen. Wij zetten in op de kernzones. Dat zal ook nog een heel harde dobber worden, want er zijn ook andere kapers op de kust die ook aanspraken maken op die steunkaart. Dat is de inzet van het SNN en dat hebben wij afgelopen maandag ook met de staatssecretaris gecommuniceerd. Daar vinden de gesprekken verder over plaats. Bij die inzet op die economische programma’s hoort een goed en sterk arbeidsmarktprogramma. Daar zijn wij mee bezig met een ESF-programma om te zorgen dat er verhoudingsgewijs meer middelen naar het Noorden komen om die transitie ook mogelijk te maken. Het betoog van de heer Jaspers sprak ons bijzonder aan waar het gaat om de verschuiving in dat arbeidsmarktbeleid. Het was eerst een volumeprobleem, jeugdwerkeloosheid. Doordat de economie aantrekt, zien wij dat het van karakter gaat veranderen. Wij zien ook dat gemeenten in dat re-integratiebeleid eerst – de term is al gevallen – ‘laaghangend fruit’ hebben behartigd. Het is ook een financiële noodzaak voor gemeenten om dat te doen. Daar ligt wel het sociale vraagstuk bij dat het echt zal moeten gaan om dat wat moeilijker is, groepen in een achterstandsituatie. Daarvoor zullen wij ons ook moeten inspannen in dat ESF-programma, want daar gaat het om. Het is niet zozeer een punt van jeugdwerkeloosheid, maar drop-out – dat vond ik een heel mooi beeld. Dus het gaat er ook om – en gedeputeerde Mulder is daar met diverse programma’s mee bezig – te zorgen dat mensen die school af gaan maken. Wat daar cruciaal is, is dat het aspect van doen gecombineerd wordt met het leren en dat het niet alleen gaat om kennis, maar dat je ook zorgt dat mensen kunnen leren. De PvdA-fractie heeft ook een aantal situaties beschreven waarin mensen in de praktijk aan het werk zijn en dan weer aanhaken en gaan doorleren. Dat zijn zaken die ons geweldig aanspreken. De PvdA-fractie heeft gezegd dat daar een prijs zou moeten komen. Dat idee nemen wij heel graag over, want ik denk dat die initiatieven vanuit de markt absoluut beloond moeten worden. Daar moeten wij mee verder, op zo’n manier komen mensen echt aan de slag en weten zij daar ook werkelijk iets mee te doen. Dat zijn zaken die wij heel graag in gang gaan zetten. Arbeidsmarktbeleid zal in de volgende periode, maar ook nu al in ons eigen arbeidsmarktbeleid, ook op die groepen gericht moeten zijn: jongeren maar ook oudere werknemers waarbij een risico bestaat dat zij niet meer kunnen aanhaken in die snelheid van die ontwikkeling en die informatie. Daar moeten wij meer doen aan scholing. Dat hebben wij al gedaan, wij hebben veel ESF-middelen naar het Noorden gehaald in de afgelopen periode. Daar moeten wij nu ook absoluut mee verder. Mevrouw BOS: Voorzitter, mag ik vragen hoe de gedeputeerde denkt over onze suggestie om dat de Fré Meis-prijs te noemen? De heer GERRITSEN: Laten wij dat nu eens bij de PvdA-fractie neerleggen, want zij is nu met dit mooie idee begonnen. Dat laat ik aan de PvdA-fractie. Dat die prijs er moet komen, zijn wij het volledig mee eens. Over de naam van die prijs gaat u onderling nog eens goed in overleg. U herinnert mij er wel aan dat ik het punt van het speeddaten nog moet behandelen. Wij hebben tussen de middag heel hard gedokterd op een Groningstalige term. Een ‘rap gebeuren’, wat ook niet helemaal goed is. Ik weet zeker dat er verder in het debat nog wel een suggestie wordt gedaan. Wij nemen het idee over. Wij hebben al contact gehad met de gemeenten Groningen, maar ook met de Taskforce Jeugdwerkeloosheid. Wij gaan ermee aan de slag. Wij zullen dat gaan organiseren, misschien een paar keer achter elkaar.
64
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Ik geloof absoluut in dat idee, want dan komen mensen direct met elkaar in contact. Dan weet je ook direct wat voor vlees je in de kuip hebt. Gedeputeerde Mulder zal iets zeggen over het initiatief voor werkgelegenheid voor allochtone vrouwen. Methanor is aan de orde gesteld. Dat is ook een dossier dat ons al vanaf vorig jaar oktober bezighoudt. Daar speelt de vraag hoe het nu verder gaat. Zijn er alternatieven te vinden? Er heeft daar een haalbaarheidsstudie plaatsgevonden. Er is op dit moment een aantal verschillende initiatieven, groepen die zeggen daar misschien een toekomst te kunnen vinden in de vorm van een productiefabriek, die daar dan kan blijven bestaan. Gelijktijdig dreigt er een verkoop, want men wil in elk geval voor het eind van deze maand een bod hebben. Het gaat er dus om dat er ook een bod komt van zo’n groep die daar ook een haalbaar businessplan kan realiseren. Wij zijn daarbij betrokken. Wij hopen dat het in overleg met de aandeelhouders – waar wij ook mee gecommuniceerd hebben – ook zo gestroomlijnd kan worden dat het in Delfzijl kan blijven, dat het een alternatief gaat worden. Hoe dat gaat uitpakken, weten wij niet. Wij doen er alles aan om te zorgen dat die mogelijkheden die daar voorliggen, een kans krijgen. Er is een aantal vragen gesteld met betrekking tot duurzame energie. De heer Slager heeft gesproken over biomassa. Dat is een punt dat wij in het kader van actieplan Biomassa in het landbouwdossier veel aandacht geven, maar ook als het gaat om de duurzame energie-initiatieven in het kader van het BANS-akkoord. Daar gaan wij zeker voortvarend mee verder. De SP sprak over overgebleven middelen. Die zijn nog beschikbaar in het Energieconvenant, dat is dus geen geld dat vrijgevallen is. Het wordt nu ook met voorrang ingezet op een aantal goedlopende projecten. Een daarvan heeft u genoemd: Wonen++. Dat is afkomstig van Lewenborg in het Zonnetje, waar aan klimaatbeheersing en energiebesparing in de bestaande bouw wordt gedaan. Dit is uitgebreid naar een achttal gemeenten. Wij zullen dat ook verder uitbreiden, daar hebben wij ook extra geld voor beschikbaar. Dat geldt ook voor een ander initiatief, dat erg aansluit bij wat D66 noemt: het Tele-initiatief. Dit betreft energiebesparingsmaatregelen voor lagere inkomens. Ook dat zetten wij sterker in de verf, want dat is een succesvol project: heel direct, dicht bij de mensen. Het heeft ook een heel goed inkomenseffect. Wij zullen kijken – dat is denk ik een heel goede suggestie – in dat Energieconvenant op welke punten er interactief meer mogelijk is. Ik geloof dat daar zeker mogelijkheden liggen die misschien nu nog onvoldoende benut worden. Er moet gekeken worden hoe dat past bij het project, om te kijken hoe wij mensen daarbij betrekken. Dat is in elk geval al wel het geval bij het project Wonen++, Lewenborg in het Zonnetje, maar wij zullen kijken hoe wij dat verder gaan uitwerken. Dat neem ik graag mee om te gaan doen. Ten aanzien van de verzelfstandiging Seaports kan ik alleen maar herhalen dat wij er veel aan doen om – zoals de heer Slager zegt – zorgvuldig en in overleg met de gemeenten daar een oplossing voor te vinden. Het is onverkort een ambitie voor ons College, omdat wij denken dat op deze manier Seaports beter bestuurd kan worden, maar wij wensen dat wel zorgvuldig te doen. Wij gaan proberen om daar in deze collegeperiode verder mee te komen. Er is vanuit de PvdA-fractie een opmerking gemaakt over de fietspaden. Dat is ook in de commissie aan de orde geweest. De PvdA heeft ook in de commissie aangegeven dat er al veel gebeurt. Dat is ook het geval. Wij hebben de afgelopen vijf jaar € 4,2 miljoen uitgegeven aan utilitaire fietspaden en € 3,2 miljoen aan recreatieve fietspaden. Dat gebeurt. De PvdA maakte zich zorgen over de vraag of er dan wel voldoende cofinanciering beschikbaar is. Wij zullen die cofinanciering de komende jaren zeker besteden. Wij gaan ook door met het aanpakken van de knelpunten. Ik kan u toezeggen dat als daar ergens problemen ontstaan, wij dan naar u toekomen om aan te geven dat er extra geld voor gerealiseerd moet worden. U kunt ervan op aan dat wij doorgaan met een actief beleid op het punt van fietspaden. Als er extra mogelijkheden moeten zijn, dan voegen wij ons graag bij u om dat te realiseren, want het beleid moet doorgaan. Het is ontzettend van belang. Er zijn grote groepen die daar gebruik van maken. Voorzitter, dan een aantal dossiers op het punt van cultuur. De synagoge in de Folkingestraat. Daar is het zo dat de subsidie die wij geven voor dezelfde doelen in stand blijft. De stichting Oude Groninger Kerken respecteert ook volledig – en werkt daar ook aan mee – de besteding van onze subsidie. Op dat punt vindt er dus van onze kant totaal geen wijziging plaats. Het kan zijn dat daar een ontwikkeling is die wij niet kennen. Dan gaan wij daar in elk geval achteraan om uit te vinden hoe dat allemaal precies zit.
65
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Maar wat wij aan het doen zijn, is een overdracht. Dat gaat puur om het onderhoudend beheer. Onze culturele subsidie blijft gewoon in stand. Op dat punt blijven wij dezelfde koers varen. De heer ZANEN: Voorzitter, ik dacht dat de Voorjaarsnota daaromtrent laat zien dat er een einde is aan een bepaalde subsidiëring. Vandaar ook de vraagstelling. De heer GERRITSEN: Daar heeft u gelijk in, dat is waar. Die subsidie wordt verlegd van die stichting naar de stichting Oude Groninger Kerken, maar wel met precies dezelfde doelen en precies dezelfde activiteiten. Dat heeft de stichting Oude Groninger Kerken ook gegarandeerd. De heer ZANEN: Expliciet de culturele activiteiten naast de kwestie van de financiering van de stichting Oude Groninger Kerken op het gebied van onderhoud? De heer GERRITSEN: Enerzijds een incidentele subsidie voor die overdracht en anderzijds is er een bestaande culturele subsidie naar de stichting Folkingestraat Synagoge. Die wordt verlegd naar de stichting Oude Groninger Kerken. De doelen, de activiteiten blijven precies hetzelfde. De heer ZANEN: En de gemeente doet daar op dezelfde wijze aan mee? De heer GERRITSEN: De gemeente geeft ook een subsidie voor die overdracht. De heer ZANEN: Maar niet voor het culturele gedeelte? De heer GERRITSEN: Volgens mij doen zij ook iets in culturele zin, maar daar heb ik geen bedrag van paraat. Maar dat blijft ook ongewijzigd, dat staat er los van. Culturele hoofdstad. Wij zijn ons ervan bewust dat er een regeling zit aan te komen. Wij hebben daar ook in IPO-verband op aangedrongen en aan gewerkt. Wij zullen dat nauwlettend volgen. Het ziet ernaar uit dat het gaat gebeuren en dat het Rijk ook middelen ter beschikking gaat stellen voor zo’n initiatief. Dan zal een stad, een provincie natuurlijk ook mee moeten doen. Wij vinden dat een goed initiatief. Wij denken dat het kansen biedt. Wij zullen met de Stad in overleg treden – dat hebben wij ook al gedaan, wij hebben het idee gesondeerd en gevraagd hoe men daar tegenaan kijkt. Wij zullen kijken hoe wij dat kunnen voorbereiden, dat als het gaat gebeuren, wij daar dan als eerste bij zijn. Ik zeg u er wel bij dat wij dan eerst ook overleg willen met het veld over die zaken, want ik vind niet dat wij dat hier vanuit het provinciehuis en het stadhuis moeten gaan bepalen dat het allemaal moet. Het is geen bestuurdersfeestje. Het moet echt iets zijn van het veld hier, dat is wel een voorwaarde die ik erbij zet. Wij gaan in overleg met het veld en op grond daarvan zullen wij zo’n initiatief nemen. Ik houd u daarvan graag op de hoogte. Het Huis voor de Groninger Cultuur. U ziet in ons doorkijkje hoe wij op dat punt over het graf heen aan het regeren zijn en zeggen dat dit intensiever moet. Dan is er eigenlijk ook geen enkele reden waarom dat niet al in 2007 zou kunnen. Wij nemen het amendement van GroenLinks daarom heel graag over. Boven Wotter. Het is heel mooi hoe D66 daar heel veel voorwaarden aan verbonden ziet. Zo is dat niet bedoeld. Het is meer om aan te geven hoe belangrijk het allemaal is. Het zijn niet allemaal voorwaarden, dus dat valt allemaal reuze mee. Het gaat om die Groninger taal en cultuur, het beeld van Groningen. In de promotie zal het een rol spelen doordat het gaat rouleren. De regionale omroepen hebben daar afspraken over gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat dit heel goed en zonder al te veel regelgeving van onze kant gaat lopen. Mevrouw DEINUM: Voorzitter, begrijp ik uit het antwoord van de gedeputeerde dat het allemaal opgeschreven is om het geld beschikbaar te stellen, maar dat het er verder niet toe doet? De heer GERRITSEN: Nou, er niet toe doet... Het is een nadere motivatie.
66
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Mevrouw BOON: Ik neem aan dat als geld uit bepaalde potjes komt, er bepaalde criteria worden gehanteerd. De heer GERRITSEN: Er wordt uit andere budgetten geld beschikbaar gesteld. Er zijn criteria voor om dat te doen. Ik zeg u toe dat ik naga dat er geen extra eisen uit voortvloeien, want anders wordt het onmogelijk om zoiets te doen. Dat is de zorg van mevrouw Deinum. Mevrouw DEINUM: Voorzitter, ik ben wel blij met het antwoord van de gedeputeerde dat in elk geval de creativiteit alle kans krijgt. De heer GERRITSEN: Dat lijkt mij echt de opzet. De heer HAASKEN: Voorzitter, ik heb toch behoefte om daar op door te gaan. Er is – en daar hebben wij ook op gewezen in eerste termijn – in de pers een verklaring van de kant van de Blauwe Stad verschenen dat zij eigenlijk niet eens zo gelukkig zijn met dit initiatief, hoewel dit initiatief er feitelijk van uitgaat dat het dient ter promotionele waarde van de Blauwe Stad zelf. Hoe verhoudt zich dat met elkaar? De heer GERRITSEN: Ik denk dat de Blauwe Stad een locatie is waar het deels gaat plaatsvinden. Dat men binnen de Blauwe Stad zegt dat zij de promotie op een andere manier aanpakken, kan ik mij iets bij voorstellen. Maar het moet natuurlijk niet strijdig zijn, dat lijkt mij heel helder. Het is een eigen afweging voor een extra onderdeel van dat budget, niet binnen die drie ton, maar daarbuiten, dus daar kan men die afweging maken. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb nog een tweetal vragen. Hij gaat niet in op mijn principiële vraagstelling of die... Hij is het er blijkbaar mee eens dat die drie ton erheen moet, dus ik neem aan dat dit ook betekent dat hij over mijn bezwaren heen zal stappen met betrekking tot die basisrelatie die wij hebben met RTV Noord. Het is hetzelfde als dat in Hilversum, waar ook een budget is voor de NPS en een onderverdeling naar de andere ledenorganisaties, deze organisaties ineens zouden zeggen een grootschalige bankgiroloterijachtig iets te gaan ontwikkelen en daar extra geld voor hun begroting voor gaan vragen. Dat is wat u nu eigenlijk wel doet, terwijl het op dat niveau niet eens plaatsvindt. Daarnaast bent u niet ingegaan op het feit dat de indexering wel of niet misschien wat lager zou kunnen uitvallen, dan wel of u vooruitloopt of wij de eerste provincie zijn die dit gaat toepassen. De heer GERRITSEN: De provincie doet een behoorlijke bijdrage in het totaal. RTV Noord zal uit andere bronnen de andere subsidie binnen moeten halen. U heeft ook nog het punt van de inhoudelijke programmering genoemd. Wij hebben ook afgesproken dat als zij met het plan komen, wij kunnen oordelen wat wij ervan vinden en daar eventueel geld voor beschikbaar stellen, maar het is hun plan. Er is geen inhoudelijke bemoeienis van onze kant. De indexering zou gedeputeerde Calon voor zijn rekening nemen. De heer SWAGERMAN: Het is een financieel onderwerp, maar het gaat over de... wie het beantwoordt, maakt in wezen natuurlijk niet zo veel uit. De heer Calon heeft het in elk geval niet gedaan, dus dacht ik dat het bij u terecht zou zijn gekomen. De heer GERRITSEN: Ik denk dat het goed is dat gedeputeerde Calon, omdat hij ook betrokken is bij de onderhandelingen, even op de indexering ingaat. Mevrouw BOON: Voorzitter, ik heb toch goed begrepen dat als andere sponsoren of overige sponsoren op gegeven moment niet mee mochten doen, het dan niet de bedoeling is dat de provincie ook nog in dat gat gaat springen. Dat lijkt mij helemaal...
67
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer GERRITSEN: Dat lijkt mij ook niet, nee. Dit is onze bijdrage. Het Groninger Museum. Wij hebben een uitvoerige discussie gehad in de commissie. Het plan van aanpak ligt daar aan ten grondslag. Sommige van u staan daar anders in. De ChristenUnie blijft spreken over een bodemloze put. Ik neem echt afstand van dat beeld, zeker nu wij daar afspraken over hebben gemaakt. Ik vind ook dat wij heel nadrukkelijk afspraken hebben gemaakt, zowel binnen de meerjarenbegroting als over het plan van aanpak waar het gaat om financiële inspanningen van de kant van het museum. Heel concreet gaat het in 2006 vanuit de meerjarenbegroting om € 73.000 structureel en in 2007 om € 208.000. Voor het plan van aanpak geldt voor dezelfde jaren € 93.000 en € 195.000. Dat zijn afspraken, en die lopen ook door in de jaren daarna. Dat zijn heel concrete financiële targets. Daar heeft het museum zich aan verbonden, zowel in de voorbereiding van het plan van aanpak – dus dat gaat om die meerjarenbegroting – maar ook in het plan van aanpak zelf. Aan onze kant doen wij zeker een stap, maar dit is een voorwaarde. Een andere voorwaarde – een aantal van u heeft daarover gesproken – is scherp en duidelijk financieel toezicht en ook handhaving daarvan en adequate rapportages daarover. U kunt het vergelijken met de situatie die wij twee jaar geleden hebben gehad bij RTV Noord. Wij zullen hier een scherpe bewaking doen uitvoeren in overleg met de gemeente. Er ligt een plan en dat plan moet wel uitgevoerd worden. Een scheve verdeling met andere instellingen. Dat is ook een politiek punt. Wij leggen een heel duidelijke politieke keuze bij het Groninger Museum, want wij vinden dat buitengewoon van belang, cultureel, maar ook voor de uitstraling van de Stad en de provincie. Daar leggen wij dus een heel duidelijk beleidsmatig accent en dat is dus een politieke keuze. Het punt van de museumnacht. De SP en GroenLinks hebben dat in een motie voorgelegd. Ik wil er twee dingen over zeggen. Ik heb er nog niet een definitief oordeel over. Het eerste is dat ik niet vind dat dit opgehangen moet worden aan de subsidie. De subsidieverhoging staat daar absoluut los van. Het tweede is dat ik uitspraken daarover zie in termen van advisering, suggesties van uw Staten, omdat ik vind dat noch u, noch ik op de stoel moet gaan zitten van de directie van het Museum. Als u dit uitspreekt, zie ik dat als een advies waar de directie vervolgens een standpunt over kan innemen, want zo zie ik de verhoudingen. Voorzitter, ik zie wel hoe het verder gaat met die motie. De motie over de prijs kan de motie omarmen, net zoals de motie over speeddaten. Dat geldt ook voor het amendement voor het Huis van de Groninger Cultuur. Motie 6 laat ik even voor wat zij is, want op dit punt kan ik met bepaalde formuleringen in de motie niet echt uit de voeten. Ik heb mijn opvattingen daarover gegeven. De heer ABBES: Voorzitter, ik ben enigszins van de verbazing bekomen, vandaar dat ik iets later een vraag ga stellen over het amendement van GroenLinks over het Huis van de Groninger Cultuur. Het verbaast mij enigszins, omdat wij naar mijn idee in de commissie voortdurend een andere lijn hebben aangehouden. Die lijn hield in dat wij gezegd hebben dat wij ons zouden houden aan de budgettaire kaders van de Cultuurnota voor deze periode. Daar is al eerder sprake van geweest. Ik dacht dat het College daar ook eenstemmig op geantwoord heeft. Ik ben er dus in eerste instantie verbaasd over. Mijn vraag aan u is: schept dit geen precedent – om de bekende uitdrukking maar even te gebruiken? Ik denk namelijk dat er nog wel meer instellingen zijn die dergelijke extra bedragen ook op grond van dezelfde criteria in aanmerking komen. In de tweede plaats vraag ik mij af... Er staat ook letterlijk in het amendement: “Op deze manier lopen we vast vooruit op het voorstel om de provinciale bijdrage structureel te verhogen tot € 350.000 met ingang van 2008”. Het is naar mijn gevoel ook zo dat u dan ook een voorschot neemt op die discussie. Ik wil mijn verbazing uiten en vraag u om een reactie. De heer GERRITSEN: Op het laatste punt kan ik de verbazing wegnemen, want dat is totaal niet aan de orde. Wij kunnen sowieso geen uitspraken doen over 2008. Het enige wat wij zeggen is dat wij voor die € 35.000 nadere afweging hebben gemaakt, wij vinden dat in de rede liggen, daar kunnen wij mee uit de voeten. Wij zien ook bij het Groninger Museum dat je op punten kunt afwijken van de Cultuurnota, maar daar liggen af en toe gewoon voorstellen voor. Maar dan is de vraag: “Kan uw fractie daarmee uit de voeten?” Dat is natuurlijk de politieke vraag die voorligt. Wij kunnen dat niet zomaar overnemen. De Staten zullen er ook iets van moeten vinden.
68
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer ABBES: Maar nu het eerste punt over die verhoging van € 10.000 en € 25.000, het argumenten daarvoor. Die precedentwerking die ik net noemde, ziet u dat ook of is het onzin wat ik zit te verklaren? De heer GERRITSEN: Dat lijkt mij niet, dat zijn steeds aparte afwegingen die gemaakt kunnen worden. Er zal per project een afweging gemaakt worden voor wijziging of verhoging. Het oordeel daarover is aan u. De heer OUT: Voorzitter, het andere onderwerp ging net over de motie van GroenLinks en de SP en de museumnacht. U gaf aan dat u wat vraagtekens had bij het dictum en de rol waarin je iets kunt adviseren. Heeft u deze motie nodig? Dat vraag ik u in verband met het stemgedrag van de VVD-fractie. Heeft u deze motie nodig om dit onderwerp aan te kaarten bij het bestuur van het museum? Oftewel: bent u bereid om deze suggestie over te brengen zonder deze motie? De heer GERRITSEN: Voorzitter, ik heb in principe geen motie nodig. Als het echter de wens van de Staten is – maar ik wil weten of dat zo is – dan kan ik natuurlijk die suggestie overbrengen, maar niet meer dan een advies zoals ik heb aangegeven. Mevrouw BOON: De gedeputeerde had het over de targets en doelen die bereikt moesten worden bij het plan van aanpak voor het museum. Die targets gingen – heb ik begrepen – over de personele invulling, over de vacatures die nu al ingepland staan. Ik heb eigenlijk gemist dat u het had over de targets die zouden voortvloeien uit de organisatorische veranderingen die gepland stonden. Daarvan hebben wij gezegd dat het eigenlijk jammer is dat daar niet een bepaalde kwantificering bij staat. Dat was u in de commissie ook met mij eens. De heer GERRITSEN: Ik zal u een precies antwoord geven. Er zijn financiële targets waar het gaat om die meerjarenbegroting en dat plan van aanpak. U vroeg ook of er wel specifieke targets zijn. Dit zijn ze, ik heb ze precies genoemd. Het tweede betreft efficiency-maatregelen. Dat doet men zonder ontslagen, et cetera, dus men gaat gewoon op een andere manier werken. Zo zit de lijn naar het Groninger Museum in elkaar. Mevrouw BOON: Maar een andere manier werken heeft dus geen financiële consequenties, begrijp ik. De heer GERRITSEN: Efficiënter werken is met hetzelfde personeel anders en beter en meer dingen doen. Ten aanzien van het andere heb ik u aangegeven dat er heel duidelijke financiële targets in het plan van aanpak zitten. Mevrouw BOON: Dat efficiënter werken had niet eens in dat plan van aanpak hoeven te staan als dat geen financiële consequenties heeft. De heer GERRITSEN: Het is allemaal gerelateerd om te zorgen dat... Mevrouw BOON: Gerelateerd aan de personele invulling? De heer GERRITSEN: Ja. De VOORZITTER: Wij moeten oppassen dat wij dit laten lopen, want als wij dit dadelijk bij alle onderwerpen gaan doen... Naar mijn beste weten is er zeer uitgebreid in de commissie gesproken over de situatie bij het Groninger Museum en hoe daar mee om te gaan. Wat wij hier vandaag doen is niet meer dan de financiële afronding daarvan. Als dat niet goed besproken is, moet men het er in de commissie opnieuw over hebben, want anders gaat de Voorjaarsnota een verkeerd karakter krijgen.
69
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Mevrouw BOON: Er lag een toezegging van de gedeputeerde om daar in deze vergadering op terug te komen. De heer GERRITSEN: Dat doe ik nu dus op deze manier. De VOORZITTER: Ook dat moeten wij dus met elkaar voorkomen. Het woord is aan gedeputeerde mevrouw Mulder. Mevrouw MULDER: Voorzitter, het gaat goed en het kan beter. Zo heet het BMC-rapport. Toch hebben wij gemeend te moeten zeggen dat wij in zwaar weer verkeren als het gaat om de jeugdzorg. In de commissie is afgelopen week druk gesproken over de verbeteracties die al gaande zijn, trajecten die landelijk of in de provincie lopen en daarnaast het BMC-rapport, waar duidelijk aangegeven wordt wat nog verbeterd kan worden. De inkt van de wet is nog niet droog en wij moeten de LVG-sector nog per juni 2007 in gaan voeren. Ondertussen loopt de evaluatie van de wet. In IPO-verband en VNG-verband hebben wij in elk geval naar de minister en de staatssecretaris aangegeven dat wij niet zitten te wachten op een stelselwijziging en ook niet op een structuurwijziging, maar dat wij door willen gaan met verbeteringen op inhoud, op de ketens voor de zorg en daar een grote slag willen maken. Daarbij hebben wij wel – ook gezamenlijk als IPO en VNG – aangegeven dat wij willen dat er extra gelden komen, met name voor het voorliggend traject die de gemeenten moeten gaan uitvoeren in het kader van de WMO, het prestatieveld jeugdbeleid. Wij menen dat daar de kracht moet komen te liggen, zo vroeg, zo dicht en zo lokaal mogelijk om uiteindelijk de druk die wij nu ervaren op de jeugdzorg en bij de toegang tot de zorg, te kunnen verlichten. Dat zal niet in een keer kunnen. Je kunt niet zeggen: “Provincies, hevel dan het geld maar over naar de gemeenten”. Er zal eerst dubbel ingezet moeten worden om uiteindelijk te komen tot minder kinderen in de zware zorg. Wij willen hier in Groningen verder aan het werk. Zeker als GS hebben wij gezegd dat wij overgaan tot acties om uiteindelijk toch het glas wat misschien nu halfvol is, helemaal vol te krijgen. Daar is haast bij. Wij hebben gekeken naar de problemen. Ze zijn ook al genoemd: wachtlijsten bij de jeugdbescherming, wachtlijsten bij de zorg, doorlooptijden, aanbodgerichte indicering in plaats van vraaggerichte indicering aansluitend bij de vraag van de cliënt, verbreding van het aanbod dat te beperkt is als wij kijken naar vraaggerichte indicering vanuit de cliënt en een afstemming binnen de keten, maar ook een afstemming met de voorliggende voorzieningen en de nazorg, met name dus het jeugdzorgtraject en nazorg op gemeentelijk niveau. Afgelopen week hebben wij ook een conferentie gehad met de portefeuillehouders die de jeugd in hun portefeuille hebben op gemeentelijk niveau. Wij hebben geconcludeerd: dat wij verbetertrajecten ingegaan zijn en dat je kunt zeggen dat daar vorderingen worden gemaakt. Toen wij begonnen waren er heel veel witte vlekken, je ziet dat langzamerhand een aantal zaken goed opgevuld gaat worden, maar wij zijn er nog niet. Wij hebben ook beide uitgesproken dat ieder gaat voor de taak waar hij voor staat. Dat betekent ook dat wij de taken van de gemeente niet over gaan nemen. Wel zal er nog geïnvesteerd moeten worden, met name bij dat voorliggende veld, in de aansluiting, in het meer outreachend werken van Bureau Jeugdzorg, want ook zij zijn een onderdeel van de preventie-units en de zorgadviesdienst en de zorgnetwerken waar uiteindelijk gekeken moet worden of een kind doorverwezen moet worden naar een het voorliggend veld of naar de geïndiceerde zorg. Wij kunnen hier nog heel lang alles wat wij in de commissie besproken hebben – want het is natuurlijk wel een punt dat zwaar weegt, ook in deze Voorjaarsnota – gaan herhalen, maar dat zal ik niet doen. Er ligt nu een actieplan, maar men heeft vandaag gevraagd hoe het zit met ons beleidskader en mijn mededeling dat ik daar een aanvulling op zou geven, omdat wat wij in 2004 neergelegd hebben, niet meer actueel is voor de stand van zaken nu. Ik zeg toe – en dat heb ik in de commissie ook al gezegd – dat ik kom met een uitwerking van dit actieplan, waarin alle ruimte is, ook voor de Staten, om de zaken die in de rondetafelgesprekken aan de orde zijn geweest en het rapport van de Rekenkamer, maar ook het onlangs verschenen rapport van Frank de Grave en Operatie Jong – want los van de structuurdiscussie staat in Operatie Jong ook een aantal elementen waarvan je denkt: “Dat kan mooi meegenomen worden” – om dat in te brengen, zodat er geen gaten vallen in het beleid. Dan kan alsnog een bijstelling plaatsvinden van het financieel kader zoals dat nu aangegeven is.
70
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer JASPERS: Voorzitter, mag ik een vraag stellen? De gedeputeerde doet de toezegging dat het bestaande beleidskader 2004 geactualiseerd wordt, ook op basis van wat er nu allemaal gebeurt en bij elkaar komt, wat er nog gaat gebeuren. Kan zij ook toezeggen dat het heel concreet vertaald wordt naar een uitvoeringsagenda met de benoemde resultaten en op welke termijn wij die dan behalen, zodat wij een directe verbinding zien tussen wat wij belangrijk vinden dat er moet gebeuren – ook voor wat betreft de Staten – en dat dit leidt tot heel concrete afspraken met tevens de termijn wanneer die resultaten behaald moeten zijn. Mevrouw MULDER: Ja, bij dezen zeg ik dat toe, want niet alleen bij jeugdzorg, maar ook bij welzijn moet er zo smart mogelijk gewerkt worden. Er moet dus ook gewerkt worden naar resultaten, zodat het ook meetbaar is. De heer HILVERTS: Voorzitter, kunt u dan ook aangeven in wat voor termijnen wij dan moeten denken? Voor de begrotingsbehandeling? Mevrouw MULDER: Voor de begrotingsbehandeling. Het Elektronisch Kind Dossier. De heer Hollenga vroeg al hoe ver het nu staat met dat Elektronisch Kind Dossier. Dat zit in eerste instantie niet zozeer bij de provincie om daar het initiatief te nemen. De staatssecretaris heeft het voornemen gehad op 1 januari 2007 met name op dat lokale niveau aansluitend bij de jeugdgezondheidszorg en de gemeente te starten met het Elektronisch Kind Dossier. Dat uiteindelijk jeugdzorg en de geïndiceerde jeugdzorg – Bureau Jeugdzorg – daarbij zal moeten aansluiten, is duidelijk, maar zij begint op gemeentelijk niveau. De heer BROUNS: Voorzitter, zou ik hier iets over mogen vragen. De gedeputeerde zegt nu dat het initiatief bij de staatssecretaris ligt en direct door naar de gemeenten toe en dat zij daar gaat beginnen. Dat laat toch onverlet dat wij als provincie parallel kunnen zeggen dat als dat bij gemeenten per 1 januari wordt ingevoerd, wij ernaar streven om met ingang van 1 januari daar direct bij aan te sluiten, zodat die keten gesloten is? Mevrouw MULDER: Ja, alleen het traject, want er loopt nu een aantal proefprojecten. Het traject is nog niet helemaal duidelijk. Maar natuurlijk doen wij het aanbod, want dat past ook bij de aansluiting van de keten om daarbij ook betrokken te raken. Alleen zeg ik dat het met name aan de gemeenten is om in eerste instantie te kijken hoe die zaak geïmplementeerd moet worden in hun gemeente. Dat is dus aan het gemeentebestuur en de jeugdgezondheidszorg. De ChristenUnie over het drankgebruik van jongeren. Dat is een groot probleem en er is veel over gepubliceerd. Ik denk ook dat daar ook nog veel aandacht aan besteed moet gaan worden. Het is in eerste aanleg de verantwoordelijkheid van de gemeenten en de GGD ondersteunt hun daarin. Verder weet ik dat er trajecten lopen bij het onderwijs die met name de informatievoorziening rondom drankgebruik uitzetten. Wat ik u kan toezeggen, is eens te vragen bij de gemeenten – want ik kom ze tegen in de gebieden; ik heb binnenkort een gesprek met de GGD – welke trajecten er zijn, wat er loopt in Groningen – want ik heb daar ook geen idee van – en of zij daar nog een rol voorzien van de provincie. Soms zijn er trajecten of zaken die uitgezet worden en die dan een subsidie vragen, bijvoorbeeld bij het Stimuleringsfonds Zorg. Ik ga daar naar vragen. GroenLinks had het over de inzet van de lokale zorgadviesdienst. Hoe zit het nu met de gemeenten? Er zijn drie gemeenten waarvan je kunt zeggen dat er nog geen zorgadviesteams zijn van 0 tot 12 jaar: Marum, Stadskanaal en Bedum. Het is wel de bedoeling dat ook Bureau Jeugdzorg aansluiting vindt – en dat is de opzet ook – bij de zorgadviesdienst. Dan een vraag van de VVD waar de fte voor nodig zijn als het gaat om de organisatie in dit Huis. Dat is tweeledig. Als wij kijken naar de oude taken die wij hadden, dan was dat met name adviserend. Wij waren een soort subsidieerder van eenduidig één zorgaanbod. Wij hebben daarnaast een stuk verbreding gehad. Wij hebben de jeugdbescherming erbij gekregen. Wij krijgen de LVG-sector er nog bij als het gaat om het aanbod. Daarnaast hebben wij ook de indicering voor de GGZ en voor Accare.
71
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Wij willen ook graag dat de externe aanjager – want zo noem ik hem maar – aan de slag gaat. Die gaat met name op het aantal speerpunten dat ik net heb genoemd, aan de slag. Dat betekent wel dat dit alles – wij zijn zelf onderdeel van een van die speerpunten – een vertaling moet hebben in de verbetertrajecten van het provinciale takenpakket. Wij hebben ook gezegd dat wij voor de toekomst helemaal niet weten hoe wij dat nu verder op lange termijn willen organiseren, dat wij dat dus vooral tijdelijk willen doen. Mevrouw De WINTER: Mag ik een vraag stellen? De aanjager zal zijn voor het provinciale traject, dus die zal niet richting gemeenten... U zegt dat er taken zijn die bij de gemeenten liggen. Zal hij niet de overbruggingsrol coördineren als het gaat over gemeentelijk beleid en provinciaal beleid? Mevrouw MULDER: Ja, die gaat juist extern ook kijken hoe de keten sluitend kan zijn. Die zal ook overleg voeren met diverse andere organisaties in het veld om uiteindelijk een aantal zaken die ik net genoemd heb, voor elkaar te krijgen. Daarnaast is hier in Huis door dat bredere takenpakket ook een andere manier van monitoring, een andere manier van inkopen, een andere manier van het in de gaten houden en bijhouden van processen. Wij hebben dus andere kwaliteit maar ook kwaliteit nodig om dat te kunnen doen. Mevrouw De WINTER: Krijgen wij de taakomschrijving ook nog voor de begrotingsbehandeling? Mevrouw MULDER: Een taakbeschrijving en een functiebeschrijving, dat zit haast op het P&O-vlak, dat is aan de binnenkant, maar met name de opdracht... Mevrouw De WINTER: Zo kun je het ook omschrijven, de opdracht. Mevrouw MULDER: ...richting die man of vrouw, hoort eigenlijk bij het uitgebreide actieplan. Dan was er een vraag over de aanwas van personeel en hoe dat zat in het Huis hier. Daarvan kan ik zeggen dat wij wel met stagiaires werken. Er komen ook verzoeken binnen, die zo veel mogelijk gehonoreerd worden. Er is nu wel gezegd dat wij meer met elkaar kunnen. Als wij dan vinden dat er zoveel BPV-plekken moeten komen buiten het provinciehuis en wij spreken allen daarop aan, dan zouden wij hier ook nog een slag kunnen maken. Daar zijn plannen voor. Wij willen in elk geval één stagiaire per afdeling. Wij willen kijken of er contactpersonen kunnen zijn per afdeling, zodat die stagiaires ook goed begeleid kunnen worden. Meer structurele contacten met opleidingsinstituten. Tegenwoordig werkt het onderwijs ook met opdrachten. Laatst hebben zij daar een voorlichting over gegeven. Dat betekent dat onderwijs heel erg zoekt naar praktijkgerichte opdrachten van korte duur, die uitgevoerd kunnen worden door de stagiaires of door de leerlingen. Wij gaan daarmee aan de slag. Er is nog een vraag over de allochtone vrouwen en de trajecten die zij zouden kunnen doen om uiteindelijk een plek op de arbeidsmarkt te kunnen krijgen. In de pauze sprak ik net een mevrouw die zei lid te zijn van zo’n groep die dat met de gemeente doet. Ik stel voor dat ik in G6-verband – want als wij het hebben over minderheden, zit met name bij de G6 de groep minderheden; wij hebben in G6-verband ook minderhedenbeleid – aan de orde stel en kijk of het CMO daar een ondersteunende rol in kan geven. Het is met name weer de gemeente die hier primair mee aan de slag zou moeten. Dan heb ik nog iets over duurzaamheid. Ik heb goed nieuws: wij hebben onlangs een intentieverklaring duurzaamheid getekend waar het gaat om het inkopen hier in het provinciehuis. Dat is op 21 juni ondertekend. Dat wil zeggen dat wij kijken naar een aantal eisen van duurzaamheid bij het inkopen van de zaken hier in Huis. Aan het informatiepaneel is nog niets gebeurd, maar daar zal nu actie op ondernomen worden. Over de auto’s. Daarvan kan ik mededelen dat wij in september van dit jaar een scan gaan uitvoeren onder leiding van Ecofys. Dat is gepland in september en gaat over ons wagenpark. Er wordt daar gekeken naar een aantal zaken met betrekking tot het park dat er nu is. Aan de hand van de resultaten van de wagenparkscan moet er gekeken worden hoe wij hier in huis daarmee verder zullen gaan. Het is dus nog te prematuur om uitspraken te doen over een distributienet voor PPO.
72
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Mevrouw DEINUM: Voorzitter, een onderzoek van Ecofys is leuk. Als je zuinig wilt rijden, is dat dan ook een onderdeel van dat plan? Zijn de mensen die in de auto’s rijden daar al op getraind? Mevrouw MULDER: Er zit een aantal zaken bij, als: inzetbaarheid van de verschillende brandstoffen, investeringen, biodiesel, bio-ethanol, beschikbaarheid van voertuigen. Zo zijn er veel elementen waar die scan over plaatsvindt. Mevrouw DEINUM: Voorzitter, het is natuurlijk aardig om dat allemaal te hebben, maar de manier waarop je rijdt, kan ook heel erg veel verschil maken. Ik denk dat dat ook belangrijk is. Mevrouw MULDER: Het wordt – voor mij in elk geval – heel erg technisch. Wij zullen u nog op de hoogte houden van wat deze scan inhoudt en hoe wij daarmee verder zullen gaan. De heer ZANEN: Voorzitter, ik ben blij met deze mededeling van de gedeputeerde. Alleen, wat die nieuwe auto’s betreft, dat is een toevoeging aan je wagenpark. Wellicht kun je daar dus bij voorbaat zorgen dat je daar een duurzame, vernieuwbare brandstof gebruikt in plaats van fossiele brandstof. Dat lijkt mij een mogelijkheid die je hebt. Ook de merken die zijn genoemd, bieden wat dat betreft mogelijkheden. Dat zou een goede stap zijn in uw beleid. Mevrouw MULDER: Wij houden het proces dat er nu gaande is en de ontwikkelingen die er gaande zijn rondom dit geheel in de gaten. Wij weten ook dat het distributienet van die brandstof ook niet overal in heel Nederland is. Wij gaan door heel Nederland. Wij spelen zelfs met Costa Due een duidelijke rol daarin. Het is dus niet de onwilligheid, maar de vraag is wel of het mogelijk is. Dat houden wij goed in de gaten. Laatste nieuws, speciaal voor de heer Zanen en ook goed nieuws voor de anderen: het bestuur van de GGD heeft besloten de ambulancedienst over te dragen aan de ambulancezorg in Groningen. Dat betekent dat wij nu echt één dienst hebben. Wij zullen dus ook goed bediend gaan worden. De heer ZANEN: Ik hoop er geen gebruik meer van te maken, trouwens. De heer JASPERS: Voorzitter, in aansluiting op de mededeling van gedeputeerde Gerritsen had ik verwacht dat de gedeputeerde Mulder ook zou reageren op onze voorstellen met betrekking tot de aanpak van het armoedeprobleem. Mevrouw MULDER: Onze reactie op motie 2. Het is natuurlijk een initiatief van de Staten. Dat realiseren wij ons. Wij vinden het ook een mooi initiatief. Ik wil nog twee dingen meegeven. Dan moeten wij kijken of nog aanpassingen van onze kant noodzakelijk zullen zijn. Wij brengen in elk geval – en zo hebben wij het ook afgesproken – eind dit jaar het sociaal rapport uit. Daarin zal de omvang van de armoedeproblematiek ook aan de orde komen. Wij komen – en dat heb ik toegezegd – in het najaar met een actieprogramma voor 2007/2008. Nu is dat een kwestie van tijd. Ik vraag ook aan de Staten of wij misschien ook gezamenlijk kunnen kijken of die toezegging van mij en het initiatief dat de Staten hebben wat op elkaar kan aansluiten. De heer JASPERS: Voorzitter, als de Staten dadelijk de motie aanvaarden dat er uit hun eigen kring een werkgroep komt die dat punt gaat oppakken, lijkt het niet meer dan logisch dat eerst dat gebeurt, en dat erna op basis van de conclusie in de Staten pas een actieprogramma van GS komt, zodat die conclusies meegenomen kunnen worden. Het zijn dezelfde discussies die wij net hadden bij de jeugdzorg. Op die manier kunnen de bevindingen van de Staten en hun conclusies verwerkt worden in het actieprogramma.
73
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer MUSSCHENGA (gedeputeerde): Voorzitter, een aantal onderwerpen liggen er nog, gelukkig niet zo veel. Ik begin bij de bijdrage van de heer Jaspers die het in het begin van zijn bijdrage heeft gehad over werk/leer-trajecten die wij bij provinciale projecten zouden moeten betrekken. In de laatste commissie vergadering hebben wij daar ook een debat over gehad. Inmiddels hebben wij dat neergelegd, ook bij het ambtelijk apparaat, om te kijken wat daar de mogelijkheden voor zijn. De opmerkingen ten aanzien van de Zuiderzeelijn zullen door de voorzitter behandeld worden, omdat het nu gaat om de krantenartikelen op grond waarvan je hier alleen maar goed mededelingen kunt doen als je erbij hebt gezeten. Ten aanzien van de niet-uitgesproken tekst van de heer Jaspers – hij had er geen tijd meer voor – met betrekking tot de roeiregatta: ik zal daar nadrukkelijk naar kijken om te zien welke problemen wij daar tegenkomen, zeker ten aanzien van de beroepsvaart, en kijken of het mogelijk is zoals u dat daar gemeld heeft. Ik zal dat dus meenemen. De bijdrage van de VVD-fractie gaf een prachtige vooruitblik – het was net POP I, daar staat ook zo’n vooruitblik in naar 2030. Hoe wij toen gefilosofeerd hebben, heeft de VVD-fractie nu ook gedaan. Ik moet zeggen dat er veel herkenbaars in zit van datgene waar wij nu mee bezig zijn. Als ik er bij langs ga, dan denk ik dat in dit tijdsbestek het meeste ook gerealiseerd zal zijn. Er wordt namelijk heel hard aan een groot aantal van dit soort projecten gewerkt en er zijn heel veel zaken in voorbereiding voor de uitvoering daarvan. Ik vond het een mooie opsomming. Dan sta je er nog eens een keer bij stil waar je allemaal mee bezig bent. De heer Luitjens gaf ook aan – natuurlijk is dit het laatste stuk van deze periode – dat het niet zo moet zijn dat het College nu niets meer gaat doen en achterover gaat leunen. Dat zal absoluut niet aan de orde zijn. Hij relateerde dat aan de N33. Ik heb deze week nog overleg over de voortgangszaken, met Rijkswaterstaat over met name het MER-traject. Wij moeten daar uiteraard de wettelijke zaken doorlopen, maar dat gaat gestaag door en wij werken op alle fronten gewoon gestaag door, want het is bestaand beleid. Dat moet je simpelweg voor elkaar maken en dan netjes overdragen aan een ander College. Zo gaat het met dit soort bestaande zaken. Als ik kijk naar wat de CDA-fractie heeft gesuggereerd ten aanzien van biodiesel en aardgas, om dat mee te nemen in de aanbesteding van het OV, dan is dat vanzelfsprekend. Mevrouw Mulder heeft het zo-even ook al aangegeven. Vandaag de dag moet je bij deze mogelijkheden die je krijgt, kijken wat de ontwikkelingen zijn, hoe het ingevuld kan worden, of het goed ingevuld kan worden zodat je het milieu daar een dienst mee bewijst. Wij zijn er in het OV-bureau druk mee bezig om te kijken wat op dit moment het beste is. Dat wil niet zeggen dat het dan alleen maar om het een of om het ander gaat. De ontwikkelingen gaat heel erg ver. De branchevereniging van de vervoerders, Mobis, heeft daar onlangs over heeft gesproken. Op zich zijn wij het daar wel mee eens: het gaat er niet om het type bus – bijvoorbeeld een aardgasbus – voor te schrijven. U weet, wij kunnen van alles voorschrijven. Wat ons betreft gaat het met name om de energie. Dat is het belangrijkste, daarin moeten wij de keuzes gaan maken. Dat zullen wij ook doen. Ten aanzien van het onderdeel verkeersveiligheid van de CDA-fractie zegt de heer Hollenga dat het niet alleen maar aan de infrastructuur ligt als je kijkt naar ongelukken die er gebeuren. Dat is terecht. Ook de wegberijder is daar debet aan. Hij wil graag dat een bewustwordingscampagne voor jonge automobilisten wordt gestart met het 3VO. Dat klinkt mij niet gek in de oren, omdat wij twee jaar geleden zelf een project hebben gehad – Traffic Experience – op het circuit in Assen. Ik wil wel stellen dat het niet alleen maar de jonge automobilist is die soms gekke dingen doet op de weg. Het is wel een categorie die daar wel uit te halen is. 18 tot 25 jaar is de categorie en je kunt het vaak zelfs aan de auto zien als die eraan komt. Dat is nu een keer zo. Dat is heel kenmerkend, maar negen van de tien keer heb je gelijk. Dat betekent dat je daar wel aan moet gaan werken. Nu op dit moment loopt er een project in Drenthe, Trials genaamd, ongeveer hetzelfde als wat Traffic Experience was. Dat project volgen wij op dit moment. Ik heb afspraken met mijn Drentse collega dat wij direct na de zomer de evaluatie van dat project onder de loep zullen nemen en zullen proberen dat in noordelijk verband voor elkaar te krijgen. Dat betekent dat je in noordelijk verband feitelijk weer opnieuw van start moet gaan met zo’n bewustwordingscampagne. Uiteraard is 3VO daarbij, want dat zijn de partners waar wij altijd met dit soort projecten mee rond de tafel zitten.
74
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Het is echter niet eenvoudig, want daar waar je nog steeds te maken hebt met vrijblijvendheid – dat men vrijblijvend daar naartoe kan komen en er dan voor moet betalen – betekent dat je het heel goed kunt opstarten, dat de eerste groepen enthousiast zijn, maar dat het dan af zakt. Dat hebben wij met Traffic Experience ook gehad. Vandaar mijn pleidooi steeds – ook landelijk – dat je er op een gegeven moment meer een verplichtend karakter in onder moet brengen, dat men na het behalen van het rijbewijs – en volgens de minister is het dan geen rijbewijs, maar is het een bewijs dat je je op de weg mag begeven – aanvullende zaken moet doen voordat je het echte rijbewijs krijgt. Wij zijn van plan om dat landelijk toch weer aan te kaarten. Ook in de Kamer wordt gevraagd om een vrijwillige terugkomdag. Als je die vrijwilligheid erin houdt, dan blijft het daar steken. Dat is het probleem. Wij moeten proberen om daar verder in te komen. Ik zal u na de zomer op de hoogte houden van de voortgang van dat project. Het is mij er veel aan gelegen om dat goed voor elkaar te krijgen. Voorzitter, er staan tegenwoordig interessante artikelen in de krant over een nieuw soort vervoer. Of het nu recreatief gaat worden of OV, is nog steeds de vraag. Is de kabelbaan OV? Is het een recreatief iets? Daar wordt over gediscussieerd. Als het OV is, dan zijn wij in elk geval als provincie natuurlijk een van de partners die daar een zegje over moeten gaan doen, omdat het weer consequenties heeft voor je huidige concessie en voor toekomstige aanbestedingen, want dan stappen mensen in de kabelbaan, die anders met de bus reisden. Dat betekent nogal wat voor bijvoorbeeld het Kolibri-project. Wat betekent dat echt? Kun je dan nog wel dezelfde cijfers hanteren voor de tramvariant van het hoofdstation naar het Zernike? Dat zijn dan dingen die om de hoek komen kijken. Wij zijn zeer benieuwd naar de uitkomst van de studie die nu loopt. Wij zullen daar ongetwijfeld op een heel intensieve manier bij betrokken worden, omdat deze vragen gaan spelen. Wij zullen het dan op zijn merites gaan beoordelen of wij er wel of niet iets mee kunnen. Op dit moment kun je er moeilijk iets over zeggen. Het lijkt, zoals u stelt, heel mooi als je 2400 tot 2800 mensen per uur kunt vervoeren via de kabel. Dan kun je ook van alles zien. Al die onderwerpen van de Stad die hier vandaag voorbij gekomen zijn, bekijk je dan eens vanuit een ander gezichtspunt. Dat is ook wel eens leuk. Hoe het precies ingevuld moet worden, is op dit moment bij het College niet bekend. De stad Groningen heeft subsidie verstrekt voor het onderzoek. De ondernemers zijn daar mee bezig. Ik heb laatst met de ondernemers afgesproken dat hij, zodra het er ligt, bereid is om aan te schuiven om te kijken hoe wij daar in verder zouden moeten en wat wij tegenkomen en hoe wij daar mee om moeten gaan. Ten aanzien van de opmerkingen van de zijde van de ChristenUnie, voorzitter. De tekst die de heer Slager uitsprak, was een bekende tekst. Die hebben wij in de laatste commissievergadering ook zeer uitvoerig besproken. Toen was de zorg bij de ChristenUnie er ook al dat men denkt dat er stagnatie is in de ontwikkelingen ten aanzien van uitvoering van plannen bij met name de Zuidelijke Ringweg. Ja, uiteraard ziet u op een gegeven moment de bomenkap. Daar wordt veel over geschreven. Waar heeft dat mee te maken? Ik zal u dat vertellen. Er zijn twee dingen aan de hand. Het ene gedeelte met de bomenkap, met de tunnel die vol met zand ligt, heeft te maken met de Langman II-maatregelen. De Langman II-maatregelen hebben wij drie jaar geleden hier gehad. Ze zijn twee jaar opgeschoven en moeten klaar zijn in 2009. Ze hebben dus nog even te gaan. Wat dat betreft zitten ze op schema. De stad Groningen doet de bypasses die inmiddels gereed zijn en Rijkswaterstaat is nu druk bezig met de voorbereiding voor de uitvoering van die Langman II-maatregelen. Dan zal ook de tunnel open gaan. Overigens, voorzitter, die tunnels zijn er toen ingelegd omdat wij de Zuidelijke Ringweg twee keer open hadden liggen. Toen hebben wij bij Rijkswaterstaat bewerkstelligd om dat er alvast in te leggen, omdat het anders na drie jaar weer open gehaald moest worden. Op die manier moet u dat zien. Ik begrijp wel dat het merkwaardig lijkt dat de tunnel is afgesloten. Het heeft alles te maken met de uitvoering van die plannen. Ook de infrastructuur achter die tunnels moet aangepast worden. Ook daar moeten dan weer gelden voor zijn. Dit hebben ze al naar voren moeten halen. Uw opmerking dat de provincie Groningen en de stad Groningen met de ruggen naar elkaar toe zouden staan: in de laatste commissievergadering heb ik uitvoerig verteld dat dit niet het geval is, integendeel. Wij proberen om nog voor de zomer een gezamenlijk standpunt in te nemen als beide Colleges ten aanzien van de Zuidelijke Ringweg. De netwerkanalyse komt in de discussie nog voor de vakantie.
75
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Wij hebben vanochtend hier aan tafel de laatste teksten gezien en gekeken of de wijzigingen die wij hebben voorgesteld, goed vertaald zijn. Die ligt dus voor een groot gedeelte klaar. De studie van de Zuidelijke Ringweg idem dito: deze is men ook bezig af te ronden. Op basis daarvan kunnen wij – zowel de Stad als de provincie en ook in Regiovisie-verband – straks besluiten nemen hoe wij daar mee om zullen gaan. Dus wat dat betreft ligt het niet stil, het ligt niet achter, het gaat voortvarend. Wij gaan nu toe naar invulling van dat geheel, waarbij ik moet opmerken dat als je gelden moet besteden aan de Zuidelijke Ringweg, het om heel veel geld gaat dat wij op dit moment niet in de portemonnee hebben. Daarvoor zullen wij dus naar de minister moeten. Op 5 oktober is er weer landsdelig overleg. Daar zal dit een van de onderdelen zijn die op de agenda staat om die in de volgende fase in het MIT opgenomen te krijgen. Op basis kun je verder werken en kun je ook gelden claimen. Die worden dan ook ingevuld. Daar is de netwerkanalyse voor nodig, want die moet aangeven wat de noodzaak daarvan is. Wij zijn al jaren ervan overtuigd dat de noodzaak heel erg groot is. Ik heb al eens betoogd dat als wij dat niet oplossen de middenstand in de binnenstad de deuren kan sluiten – even gechargeerd – want dan komt er niets meer in, dan zit het allemaal volkomen vast. Dan gaat men naar de omliggende plaatsen toe. Dat kan niet de bedoeling zijn van deze stad. Wij hebben dus te maken met een ring – u kent de Westelijke Ringweg, het noordelijk gedeelte, de Noordzeebrug krijgt u een voorstel voor, de Oostelijke Ringweg, allemaal ongelijkvloers, dus de Zuidelijke Ringweg zal ook moeten. Daarnaast is een goed concept om met het OV de binnenstad in te komen nodig. Alleen op die manier kunnen wij deze stad en onszelf van dienst zijn. Dat is de inzet. Daar gaan wij volop voor, voorzitter. Dat ligt wat ons betreft op schema. Dank. De heer ALDERS (voorzitter GS, CdK): Dank u wel. Een paar korte opmerkingen nog. In de eerste plaats is er een aantal opmerkingen gemaakt over de Zuiderzeelijn waarin men zich afvroeg of het proces vastzit, hoe men het nu precies moet doen, of men het zelf moet doen, et cetera. Daar een paar opmerkingen over. De Kamermotie is bekend. Er moet nu gekeken worden naar de HST 3. Dat gebeurt op dit moment ook door de projectorganisatie onder leiding van de minister van Verkeer en Waterstaat. De bereidheid aan die kant om te praten over de problematiek van de MKBA – wat er wel in zit en wat er niet in zit, welke waarden men aan welk element toekent – is er volstrekt niet. Het opnieuw wegen van nut en noodzaak bestaat evenmin bereidheid toe. Wij hebben als Stuurgroep ook tegen de minister gezegd dat wij zelf wel daar materiaal over zullen leveren, zowel aan de minister als aan de Kamer. Het gaat niet alleen over de Zuiderzeelijn, maar ook over de alternatieve pakketten – zoals dat zo mooi heet. Dat bestaat uit twee delen: het ene deel is regionale infrastructuur. Dan heb je het dus over de Zuidelijke Ring, dan heb je het over Kolibri, de haak bij Leeuwarden, dat soort projecten. Over hoe dat alternatieve infrastructuurpakket er uit zou zien, wordt gesproken. De heer Hollenga heeft daar een opmerking over gemaakt waar hij dan zijn zwaartepunt neerlegt. Als je nu goed luistert naar het Rijk, dan meent men dus dat men, als de regionale pakketten komen, tot een zekere verdeling van de € 2,73 miljard zou moeten komen. Ik zal daar dadelijk nog wat over zeggen, want de heer Swagerman heeft zo zijn eigen inschatting gemaakt waar welk deel dan toevalt. Wat precies de verdeling is, dat weten wij op dit moment niet. Wij hebben daar in de gesprekken wel naar gevraagd, maar daar is nog geen uitsluitsel over. Dat betekent dus dat het deel dat nu in de infra zit en wat toegedeeld zou worden aan Noord-Nederland gebruikt zou kunnen worden voor regionale infrastructurele projecten. Dan is er een derde deel. Dat heet het transitiepakket. Dat zou dan een zekere som geld uit de FES-middelen zijn die voor economische pieken zouden kunnen worden ingezet. De heer Swagerman dacht dat hij uit kon rekenen dat dan ongeveer € 1 miljard toe zou vallen aan Groningen. Zo ver ben ik nog niet eens gekomen, want voorlopig denk ik dat de hoofdinzet is dat de € 2,73 miljard beschikbaar moet zijn voor Noord-Nederland. Wij hebben in het gesprek er ook op gewezen dat het opvalt dat van de zijde van het Rijk wel herinnerd wordt aan de eigen bijdrage van NoordNederland, maar dat er met geen woord meer gerept wordt over het feit dat destijds gezegd is dat ook noordvleugel financieel zou moeten bijdragen, of nog sterker, in de stukken aan de Kamer over de IJmeerverbinding staat dat de IJmeer-verbinding gefinancierd zou moeten worden door de baathebbers. Ik had het woord daarvoor nog nooit gehoord, maar inmiddels hebben ik mij dat eigen gemaakt. De baathebbers zouden dus zorg moeten dragen voor de extra financiering van het IJmeer, dus als het over de toedeling gaat, moeten ook dat soort elementen erin betrokken worden.
76
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Ik kan mij soms niet aan de indruk onttrekken dat het sommetje in Den Haag eenvoudiger is: de helft de ene kant heen, de helft de andere kant uit, maar hardop wordt het niet gezegd. Dan is er nog een probleem naar de FES-middelen toe, want dit alles leidt tot een aardig spelletje. Dat is overigens al een hele tijd aan de gang, dat als er bijvoorbeeld van de universiteit of het UMGC een project wordt ingediend dat voldoet aan de FES-criteria, vervolgens gezegd wordt: “U komt niet in aanmerking, want Noord-Nederland heeft zelf geld”. Dan krijg je dus ofwel een verwijzing naar Pieken-geld, ofwel EFRO, ofwel het Waddenfonds, ofwel wat in dit kader nog moet komen. En dat element – en dat is overigens al van vele jaren, maar het is op dit moment weer heel driftig op de agenda – betekent gewoon een verschuiving. Dus projecten die normalerwijze gewoon zouden scoren omdat ze voldoen aan de criteria, worden desalniettemin niet in behandeling genomen vanwege die verwijzing. Wij moeten dus heel alert zijn op die punten. Dat zal de komende tijd nog de nodige aandacht vragen, kan ik u wel zeggen. De bedoeling is dat op 29 september het resultaat in de ministerraad voorligt en dat op 1 oktober de Kamer geïnformeerd wordt over de uitkomst, waarna wij dus weer de fase van het Kamerdebat (aanbreekt). De tweede serie opmerkingen die ik zou willen maken betreft alles wat rond de Eemshaven op dit moment aan de orde is: energiecentrales – velen hebben daarover gesproken –, LNG-aanlanding maar ook het Energietransitiepark. De heer Hollenga heeft daar ook over gesproken. Dat Energietransitiepark is natuurlijk een poging om juist in deze fase waarin er nog heel veel onduidelijkheid is over hoe precies de toekomstige ontwikkeling van bio-energie eruit gaat zien, welke waarden waaraan moeten worden toegekend, wat echt de toekomstige ontwikkelingen zijn, een heleboel van die mogelijkheden naast elkaar te hebben om daar ook tot een doorontwikkeling te komen. Het valt iedereen namelijk op dat al die bioinstallaties in de kleinschaligheid blijven zitten. Als de sprong naar de grotere schaal niet gemaakt wordt, dan hebben wij echt een probleem, ook met het verduurzamen van energieopwekking, et cetera. Daar zit een groot probleem. Sommigen van u, waaronder de heer Luitjens, spreken over Methanor. Daar is net al op geantwoord. Als dat gebeurt, dan is dat een andere soort ontwikkeling dan de ethanolontwikkeling: dan gaat het om methanolontwikkeling en gaat het dus niet naar de benzinepomp toe, maar wordt een toevoegmiddel geproduceerd dat bij de huidige brandstoffen gevoegd wordt om die brandstoffen te verduurzamen. Al die ontwikkelingen zijn op dit moment nog gaande, waardoor het ook zo moeilijk is om vandaag al te zeggen: “Ik gok op dit, want dan zal er wel het volgende distributienetwerk in Nederland ontstaan”. Het is in de fase waarin wij op dit moment zitten, niet goed mogelijk. Als wij Energy Valley willen zijn, dan moeten wij heel sterk bijdragen aan die doorontwikkeling van wat er op dat punt gebeurt en zou in die samenhang ook een heleboel tot stand kunnen komen. Ik vraag er ook aandacht voor om er op die manier in die brede zin naar te kijken en zich niet af en toe te fixeren op bijvoorbeeld ethanol. Eén garantie kan ik u geven: Nederland zal nooit een op grote schaal uitgerold pakket van ethanol hebben. Wij hebben eenvoudigweg de grondoppervlakte niet om het te leveren. Op die manier moet je ook bij de verduurzaming blijven kijken hoe die ontwikkeling op zichzelf zou kunnen plaatsvinden. In dat kader is het ook heel spannend – u vroeg daar ook naar – hoe wij bedrijven – bijvoorbeeld de Nederlandse en internationale aandeelhouders van Methanor – zover kunnen krijgen om voor wat daar potentieel mogelijk is de tijd te overbruggen om dat te doen. Dat is een heel spannende fase, want wat kan weten we, maar er zijn ook kapers op de kust, want je kunt de installatie in Delfzijl ook kopen, afbreken en in Rusland of China opbouwen. Dan ben je redelijk goedkoop uit. Dan gaat het weer tussen korte termijneffecten en misschien op langere termijn durven te denken. De vraag is voortdurend in heel veel van die overleggen of wij die ruimte kunnen krijgen. Dat is eigenlijk datgene wat er gebeurt. Mevrouw Deinum zei dat wij in de Begroting wat gezegd hebben over het interactieve beleid en dat er gekeken moest worden naar de beleidssectoren. U heeft daar energie als voorbeeld genoemd. Ik neem aan dat dit zich name richt op de plaatsen waar interactiviteit ook zinvol is. Maar dit is zeker een zaak die wij in de uitwerking op dat punt zullen meenemen. Tot zover de beantwoording in eerste termijn. Ik weet dat er behoefte is aan enige schorsing. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik wilde graag nog even ingaan op uw reactie als dat mag. Teruggaand in de tijd is de noordvleugel in de vroege Zuiderzeelijn-discussie nooit betrokken geweest. Die hebben wij er bij mijn weten zelf bij gehaald, omdat wij dachten daar voordeel bij te kunnen hebben.
77
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Dan is achteraf natuurlijk pijnlijk dat dit een nadeel blijkt te worden, althans zo lijkt het. Vervolgens: de eigen bijdrage was tot op zekere hoogte bij voorbaat gereguleerd tot een magneetzweefbaan. Daarna hebben wij de discussie gehad in hoeverre u de mogelijkheid zou hebben om die mee te nemen in de andere optie. Daar is heel hard gekozen voor die eigen bijdrage. Mijn stelling was dat door niet te kiezen voor het geld en dus te lang vast te blijven houden aan alleen maar dat idee van die snelle verbinding over die lijn nu dreigt – voor een deel eigen schuld, denk ik dan, door keuzes te maken die verkeerd uitpakken, maar goed dat is achteraf altijd gemakkelijk praten – dat je misschien een keuze moet gaan maken voor het geld. Ik begrijp dat dit een moeilijke keuze is als je ettelijke jaren hebt gepleit voor die ene variant, maar er moet ergens een omslagpunt komen, omdat ik nu echt zie gebeuren dat wij niets meer hebben. De heer ALDERS (voorzitter GS, CdK): Er zijn twee dingen. In de eerste plaats de benadering van de heer Jaspers. Dat is wat wij eerder aan de orde hebben gehad. Wij hebben eerder al tegen het Rijk gezegd: “Als u het nu niet meer durft, laten wij dan afspreken dat het bedrag beschikbaar komt voor de regio en dat de regio aangevuld met eigen middelen en met de partners in de markt het project realiseert”. Dat is nu niet voor het eerst aan de orde, dat is ook eerder aan de orde geweest. Op het moment dat je dat serieus aan de orde stelt, wordt het heel snel afgewezen, kan ik u zeggen. De angst alleen al dat het een keer zo zou gebeuren. Wat dat betreft moet je er wel heel serieus naar blijven kijken. Het tweede is van een heel andere orde. Het is waar dat de Zuiderzeelijn opnieuw op de agenda is gekomen, dankzij de interventie van de Kamer. De manier van denken eromheen op het ministerie was al dat dit een gepasseerd station was. Inmiddels hebben wij kennis kunnen nemen van het uitwerkingsplan voor de noordvleugel van de Randstad. Ik denk dat men op het allerlaatste moment ’s avonds er nog een paar woorden tussen gevoegd heeft dat er straks nog definitieve besluitvorming over de Zuiderzeelijn komt, maar daar is het geld al toegedeeld. De lijn liep oorspronkelijk van Schiphol via de Hollandsebrug naar Groningen toe. De geldmiddelen waren beschikbaar voor het hele traject. Je mag dus terug redeneren naar het traject. Vervolgens zijn er allerlei toevoegingen gekomen als de IJmeer-verbinding. Nu begint iedereen te vergeten dat dit wel via baatdragers gefinancierd zou moeten worden. In het overleg heeft het kabinet op zijn minst weer toegegeven dat men dat even uit het oog verloren was en dat het opnieuw hernomen moet worden. Dat is dan relevant voor het bedrag. Ik geef u net een aanduiding wat mijn inschatting is – en ik luister heel goed daar – hoe de onderhandelingsinzet van de andere kant zal zijn. Wat de onze was heb ik ook gezegd. Maar voortdurend is natuurlijk toch die vraag aan de orde, want het ging er ons in de hele discussie uiteindelijk van het begin af aan om, om die stappen te doen in het brede pakket van Langman – waarvan de Zuiderzeelijn er één was – om daardoor te komen tot een versterking van de ruimtelijke economische structuur. Anders krijgt het namelijk een soort geïsoleerde benadering en dan trappen wij in alle vallen die er tegelijkertijd zijn. Dat brengt wel met zich mee dat je heel goed moet opletten op welk moment je op het schaakbord datgene moet doen waar ik u om gevraagd heb. Maar dat is ook het eigenaardige wat u nu doet, want die spagaat is nu volop aanwezig: in één en dezelfde operatie praten over het nog steeds doorgaan van de Zuiderzeelijn in de vorm van de HST 3 en op hetzelfde moment praten over een regionaal pakket infrastructuur als compensatie en daar bovenop mogelijkerwijze een transitiepakket. Daar moet je heel scherp aan de wind zeilen en daarin tussenoplossingen, zoals u ze beschrijft, ook nog eens meenemen. Dat maakt het niet eenvoudig, kan ik zeggen, maar wij moeten wel bij de les blijven op dat punt. Dan stel ik vast dat wij nu bij de vraag komen voor schorsing voor de tweede termijn. Deze keer moeten wij met elkaar vaststellen dat bijna alle fracties bijna alle tijd benut hebben. Dat wil zeggen dat de PvdA, het CDA, GroenLinks, ChristenUnie en de PvhN de gehele spreektijd hebben benut. Dat de VVD nog vier minuten heeft, de SP nog vier minuten en dat D66 nog vijf minuten heeft. Dit is het moment waarop een voorzitter weet dat hij een ordevoorstel krijgt. Ik stel voor dat u mij toestemming geeft om even met de fractievoorzitters te overleggen hoe zij denken dat met mij op te lossen en vervolgens over te gaan tot een schorsing. Ik schors de vergadering. De vergadering wordt geschorst.
78
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Voordat wij gaan beginnen is het zo dat ik u meedeel dat het overleg tussen de fractievoorzitters en mij ertoe heeft geleid dat die fractievoorzitters die door hun tijd heen waren de spreektijd voor één blaadje papier hebben gekregen, anderhalve regelafstand. Dat is drie minuten. De drie fractievoorzitters die nog tijd over hadden mogen twee blaadjes papier uitspreken, dat is dus zes minuten. Dat is de afspraak die wij hebben gemaakt. Wij zullen er op letten. Voordat wij gaan beginnen geef ik het woord aan de heer Swagerman voor een mededeling over motie op stuk nummer 6. De SWAGERMAN: Voorzitter, de politieke realiteit gebiedt ons wat aanpassingen te doen in de motie. Dat houdt in dat wij in het hoofdstukje “overwegende, dat” het tweede en het derde streepje laten vervallen. Dus het eerste, vierde en vijfde streepje worden dan het eerste, tweede en derde streepje. En na “vragen het College van Gedeputeerde Staten:” staat “deze motie kenbaar te maken aan de directie van het Groninger Museum”. Daar zetten wij een punt en laten de rest van de tekst vervallen, zodat de heer Gerritsen het ook werkelijk uit kan gaan voeren. De heer JASPERS: Voorzitter, naar aanleiding van de uitstekende beantwoording waar wij zeer content mee zijn een paar punten. Het eerste is dat wij vaststellen dat mevrouw Mulder heeft toegezegd dat wij de jeugdzorg met de actualisering van het beleidskader, en van het uitvoeringskader dat daarbij hoort, alsmede de formulering van de opdracht, ter behandeling krijgen. De eerste stukken uiterlijk bij de Begroting en de opdracht voor de duvelstoejager eerder. Het tweede is dat het armoedeactieplan afgestemd wordt nadat de Staten zelf hun werk hebben gedaan en wij ook gebruik hebben kunnen maken van de nieuwe nota, het sociaal rapport dat eind dit jaar verschijnt. Wat betreft de gedeputeerde Gerritsen zijn wij zeer dankbaar voor de uitstekende beantwoording van de punten over de nieuwe accenten wat betreft het arbeidsmarktbeleid en het nieuwe karakter van de jeugdwerkeloosheid en ook de toezegging over de fietspaden. Dan kom ik bij de moties en het amendement, voorzitter. Motie 1 van ons: uiteraard zullen wij nog nadenken over de naam. Over motie 2 heb ik net aangegeven dat wij het actieprogramma graag met GS maken als wij ook het werk van onze eigen Statenwerkgroep hebben afgerond. Motie 3: ik denk niet dat het een semantische discussie is, maar ik hoop ook niet dat het principieel is. De gedeputeerde heeft het over ‘gebiedsopgaven maken’. Wij hebben heel bewust gekozen voor de term ‘structuurvisie’ omdat ‘structuurvisie’ ook een juridische opdracht bevat en instrumenten kan bevatten voor het provinciaal bestuur, uiteraard in goed overleg met alle gebiedspartners, gemeenten, enzovoorts, om aanwijzingen te geven die een formeel-juridische status hebben. Dat is wat anders dan bij ‘gebiedsopgaven’. Als wij inhoudelijk met elkaar hetzelfde bedoelen, dan bedoelen wij hetzelfde, maar uiteindelijk moet het leiden tot iets waar wij ook iets mee kunnen. Daarom de term ‘structuurvisie’. Motie 4 is overgenomen door GS, begrijp ik. Die zouden wij anders steunen. Motie 5 over de asielzoekers zullen wij uiteraard ook steunen. Dan komen wij bij motie 6 van GroenLinks en de SP, die nu ook gewijzigd is. Eigenlijk is die overbodig geworden, omdat de gedeputeerde heeft aangegeven dat hij de boodschap wil overbrengen aan de directie van het Groninger Museum, maar dat de verantwoordelijkheid primair ligt bij het Groninger Museum. Daar zijn wij het mee eens, hoewel wij van de andere kant zo’n initiatief wel positief willen ondersteunen. Dus wat dat betreft: de inhoud van de motie is eigenlijk wat er wordt uitgevoerd. Ik zou de suggestie in overweging willen geven om de motie in te trekken. Dan kom ik op motie 7 van de PvhN. Daarbij volgen wij de redenering van het College en zullen om die reden op dit moment deze motie niet steunen. Voor wat betreft motie 8: daarvoor is het eigenlijk ook te vroeg. Daar geldt hetzelfde voor. Tot slot, voorzitter, het amendement van GroenLinks. Wij interpreteren de toezegging en de overneming zoals de gedeputeerde het zei in dit kader zo dat het College bereid is voor 2006 en 2007 die € 35.000 extra ter beschikking te stellen voor het Huis van de Groninger Cultuur.
79
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Ik stel om technische redenen voor dat dit in een begrotingswijziging bij de Begroting of bij de Integrale Bijstelling voor 2006 wordt verwerkt en dat het College het ook verwerkt voor 2007 in de Begroting 2007 in september. Het ware mij lief als dat zo kon. Dank u wel, voorzitter. De heer HOLLENGA: Voorzitter, dank aan het College voor de uitgebreide beantwoording en het van een positieve houding voorzien van een aantal punten dat wij ingebracht hebben. De heer Musschenga is uitvoerig ingegaan op het onderdeel verkeersveiligheid en het verkeersgedrag. Wij zijn blij met het feit dat hij zegt dat het College ook inziet dat je daar misschien opnieuw aandacht moet besteden, in aansluiting op wat een paar jaar geleden al is gebeurd. U heeft zelf ook gezegd dat je het op een gegeven moment weer weg ziet zakken bij de jongeren. Dat geeft ook aan dat je moet blijven investeren in jongeren als het gaat om bewustwording op dit terrein. U wilt dat in noordelijk verband doen. Dat is op zich goed. Mocht dat niet lukken, dan denk ik dat je het als Groningen zelf moet oppikken. U schuift op korte termijn aan bij het project kabelbaan als nadere onderzoeken naar de haalbaarheid op tafel liggen. Wij zijn daar blij mee, want wij zien daar goede mogelijkheden in. Natuurlijk is de culturele hoofdstad niet alleen een aangelegenheid voor overheidspartijen, daar moeten zeker ook andere partijen – private partijen, instellingen – in deze stad bij betrokken worden. Ten aanzien van de jeugdzorg sluit ik mij aan bij datgene wat de heer Jaspers constateerde in aanvulling op de toezeggingen van de gedeputeerde. Wat betreft het Elektronisch Kind Dossier: het primaat zou misschien liggen bij de gemeenten. U heeft zelf aangegeven dat u als provincie daar dan ook in meegaat. Wij zouden het bijzonder op prijs stellen wanneer de provincie stimulerend op gaat treden naar de gemeenten toe om dat zo snel mogelijk hier in Groningen te realiseren. Er is al vaak genoeg vanuit onze fractie op aangedrongen en aangegeven waarom het zo belangrijk is. Tot slot. De heer Calon heeft aangegeven hoe in het kader het voortraject van het POP dorps- en wijkraden – althans burgers – daarbij betrokken zouden kunnen worden en hij is bereid om ook te experimenteren. Ik denk dat dit een goede zaak is. Dan kom ik bij de moties. De eerste motie gaat over de werkgelegenheidsprijs. Dat is een interessante motie. Wij hebben die ook mede ondertekend, wij zullen daar zeker mee instemmen. De vraag was in hoeverre – maar dat zou bekeken kunnen worden – je dit kunt combineren met de ondernemersprijs die er al is. Je zou het misschien op dezelfde avond kunnen uitreiken, dan kun je mooi meeliften qua kosten. Wij hebben geen naam voor de prijs. Je moet je altijd afvragen of je het aan een persoon moet koppelen. Gisteravond was ik in de Euroborg bij de oprichting van de Ondernemerssociëteit. Daar hoorde ik JanPeter Balkenende heel lovend over initiatieven als ondernemers die ook dit soort groeperingen in dienst namen. Toen dacht ik even aan de J.P. Balkenende-prijs. De commissie zal zich daar nog over beraden. Ik heb altijd moeite om iets aan personen te koppelen. Motie 2 over het armoedeprobleem hebben wij mede ondertekend. De gedeputeerde heeft een aantal zaken opgemerkt. Ik denk dat het goed is dat die meegenomen worden, dat je samen optrekt. Dat betekent ook dat je misschien eerder klaar bent dan 1 februari. Wij gaan akkoord met motie 3 over de gebiedsvisie. De heer Calon zal daar nog op reageren, denk ik, met betrekking tot de interpretatie. Wij zullen niet instemmen met motie 5 betreffende de asielzoekers. Wij hebben die discussie hier eerder gehad. Ik kan wel opnieuw emotioneel worden. Als het gaat over minderjarige kinderen in detentie, dan is dat schandalig. Dat mag niet voorkomen. Alleen lost een generaal pardon dat niet op. Er zullen altijd dit soort situaties blijven. Wij zullen er alles aan moeten doen om dat te voorkomen, terwijl ook via de individuele behandeling er op dit moment gelukkig heel veel goede zaken gebeuren. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter, ik zal de heer Hollenga niet uitnodigen om alsnog emotioneel te worden. Bent u zich ervan bewust dat op het VNG-congres de verhouding in de stemming iets van 450 tegen 7 was? Dat betekent dus dat bijna alle CDA’ers die daar waren voor deze motie hebben gestemd. De heer HOLLENGA: Ja, ik ben mij daarvan bewust. Motie 6 is aangepast. Wij kunnen daarmee instemmen.
80
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Met motie 7 zullen wij niet instemmen, dat geldt ook voor motie 8. Het amendement is overgenomen. Dank u. De heer HAASKEN: Voorzitter, wij in eerste termijn begonnen wat perspectieven te schetsen voor de middenlange termijn en dat ook te doen met beide benen op de grond. Zo kent u ook de VVD. Andere partijen gaan dan toch door naar 25 tot 30 jaar, wij hebben dat beperkt tot ongeveer 10 tot 15 jaar. Ik heb gemerkt dat wij toch vrij veel instemming hebben gevonden. Voorzitter, het punt van het landschap. GroenLinks heeft gevraagd om opmerkingen te maken over het landschap. Marc Calon is daar ook op ingegaan. Ik heb het gevoel dat het landschap in dezen wat wordt verengd tot de cultuurhistorie. Dat kan volgens ons niet de bedoeling zijn. Zoals mevrouw Bos daarover gesproken heeft, heeft zij daar vooral over gesproken in termen van cultuurhistorie. De heer Calon heeft dat ook benadrukt, maar ik denk dat dit toch een te enge benadering is van het begrip landschap. Als wij het dan gaan hebben over het Veenkoloniale gebied waar met name de PvdA op is ingegaan, is een dergelijk enge benadering denk ik niet goed bij de ambities die daar ook zijn uitgesproken. Mevrouw BOS: Voorzitter, mag ik dit even verduidelijken? Dat heeft u niet helemaal goed begrepen. Cultuurhistorie is een belangrijk punt daarbinnen, maar ik heb ook gezegd dat het ook kan aan de hand van verhalen van bewoners die daar in het gebied gewoond hebben, ik heb archeologie genoemd, ik heb landschapselementen genoemd. Het kan van alles zijn. Ook reliëf. Dus het is heel breed. Dat alles bepaalt het landschap. De heer HAASKEN: Ja, dat bepaalt ook het landschap. Maar u heeft het daartoe beperkt en u heeft niet het landschap benaderd vanuit een meer dynamische houding. Die is ook noodzakelijk. Die heb ik wel gemist. De heer Calon heeft uw woorden weliswaar onderstreept en ik heb die dynamische houding ook wel gezien bij de heer Calon, maar ik heb die houding meer nog gezien bij de heer Jaspers, daar waar het ging over de benadering van het Veenkoloniale gebied en de ambities die daar in liggen. Daar voel ik mij toch meer bij thuis, omdat het een minder conserverende houding uitstraalt. Er zit meer een ontwikkelingsrichting in en daar voelen wij ons beter bij thuis. De ordenende taak op het vlak van de fysieke infrastructuur wil men aanvullen met een ordenende taak op het terrein van de sociale infrastructuur. Dat is de voorbode op de motie over het Lauwersmeergebied. Bij dergelijke zinsneden beginnen wij ons toch enige zorgen te maken. De heer Calon heeft dat ook wel weer wat uiteen gehaald, uiteen gerafeld, en ook gezegd dat de provincie met name in die ordening een rol heeft, in de fysieke ordening een rol heeft, en dat het toch iets anders zit waar het gaat om de sociale ordening. Ik heb ook gemerkt in de motie dat dit aspect ook niet terugkomt. De heer JASPERS: Voorzitter, waar het bij ons om gaat is dat we uiteraard met partijen in die regio’s – dat geldt voor de Veenkoloniën, dat geldt ook voor het Lauwersmeergebied – komen tot een definiëring van wat daar moet gebeuren en dat wij dat eventueel over provinciegrenzen heen doen. Dat betekent dat wij met elkaar tot een akkoord komen over de opgaven die in dat gebied moeten worden uitgevoerd, die agenda. Het punt dat ik extra maak – en over de aanzet in mijn Algemene Beschouwingen heb gemaakt; en dat is de ruimte die wij zouden willen hebben, misschien dat het dan in de commissie verder opgepakt moet worden – is dat het zo kan zijn dat daar dingen uit komen die wij met elkaar afspreken, ook wat betreft de sociale infrastructuur, dat daarin aanwijzingen moeten worden gegeven dat wij dat met elkaar vinden en dat het ook zo gaat gebeuren en dat partijen daar niet doorheen kunnen fietsen om alles weer ter discussie te krijgen. Dan is middel van een gebiedsvisie het juridische middel om dat te doen. Het zou kunnen zijn dat wij die ruimte voor deze twee – maar met name het Lauwersmeergebied, dat is dan uitgewerkt in een motie – over zouden willen houden. Het zou kunnen zijn – om die discussie niet nu uitvoerig te voeren – dat die nog in de commissie wordt gevoerd.
81
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer HAASKEN: Nu ja, ik vind het prima. Ze worden op dit moment zoals ik het lees in uw tekst wel erg bindend aan elkaar gekoppeld. Voorzitter, wij hebben ook in eerste termijn uitgesproken dat wij af en toe toch een houding tegenkomen – ik bespeur dat bij gemeentebestuurders – die meer te maken heeft met cultuur en gedrag, in de zin van ‘het mag niet van de provincie’. Dat is iets wat wij bij herhaling wel bij gemeentebestuurders tegenkomen. Dat is iets waarvoor wij willen waarschuwen. In het huidige POP zitten niet zo veel beleidsregels waarvan je kunt zeggen ‘het mag niet van de provincie’, maar er gaat toch kennelijk een dermate schaduwwerking vanuit dat dit geluid steeds vaker naar voren komt. Mevrouw SCHOUWENAAR: Voorzitter, mag ik de heer Haasken op dit punt een vraag stellen? Het was ook al een onderdeel van het verhaal van de heer Luitjens vanochtend, in de trant van ‘het mag niet van de provincie’. Dat horen wij wel vaker, maar is de VVD er dan een voorstander van om alles maar vrij te geven? De VVD heeft toch ook ingestemd met het POP en de richtlijnen die daar in staan en de beperkingen die daar aan bepaalde ontwikkelingen worden gesteld, onder andere voor behoud van het landschap. De heer HAASKEN: Ik heb ook al gezegd dat het POP niet eens zo veel beleidsregels kent waarvan je kunt zeggen “nee” of “ja”. Maar er zit kennelijk zo veel beleidsruimte in, waar zo veel schaduwwerking vanuit gaat, dat je die opmerking met regelmaat hoort. Mevrouw SCHOUWENAAR: Ja, maar als men zo’n opmerking hoort kan men zich, met alle respect, wel afvragen of die opmerking ook terecht is. Om een voorbeeld te geven: wij hadden hier de vorige vergadering de discussie over ‘Bellingwedde mag niet bouwen’. Bellingwedde mag nog 67 woningen bouwen. Alleen ze doen het niet, omdat ze andere plannen hebben. Dat is een discussiepunt. Wie maakt dan de beeldvorming? De heer HAASKEN: Wij hebben ook de vraag gesteld of dat een kwestie is van gedrag en houding van betrokkenen. De tv-serie Boven Wotter. Wij blijven kritisch, zowel met betrekking tot de inhoudelijke opzet alsook met betrekking tot de financiële opzet ervan. Wij zullen dat terugzien bij de voordracht. Het Groninger Museum. Wij zijn voor die bijdrage. Wij zullen dat ook scherp financieel willen blijven volgen en wij hebben geen behoefte aan een inhoudelijke bemoeienis. De N33, voorzitter, is even langsgekomen. Waar wij geen zicht op hebben, is een planning. Er is sprake van een MER, maar er volgt daarna ook nog het nodige. Wat wij nodig hebben, is een vrij concrete planning van wat er na de MER volgt tot en met het verdubbelen zelf. Dan de moties. Motie 1 is overgenomen, wij zijn daar ook mee akkoord als die tenminste niet de Fré Meis-prijs of Jan-Peter Balkenende-prijs gaat heten. Mogelijk zou ook nog kunnen zijn de Emil Ratelband-prijs, maar ik neem aan dat daar ook geen meerderheid voor zal komen. Waar ik wel voor wil waarschuwen is dat je niet te veel van dit soort prijzen op de markt moet hebben. Motie 2 zullen wij ondersteunen. Motie 3 hebben wij mede ondertekend. Motie 4 zijn wij ook positief over. Wij zullen tegen motie 5 stemmen. Het is een herhaling van de discussie die eerder is gevoerd. Wij wijzen motie 6 op dit moment af, maar ik heb begrepen dat er een ander dictum komt. Wij zijn tegen de moties 7 en 8. Dank u zeer. Mevrouw BOS: Eerst even kort over de voorstellen waarmee het College heeft ingestemd. Daar zijn wij blij mee. Over de voorstellen over bewustwording, gebruik elektronische middelen/GPS met reisgids en projecten als ‘lezen van het landschap’...
82
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer CALON: Voorzitter, dat laatste heb ik niet toegezegd. Wij moeten even scherp blijven. Ik heb daarvan gezegd dat wij die bewustwording van dat landschap zouden doen en dat ik uw GPS-systeem met uw zakcomputer niet kon toezeggen. Dat heb ik expliciet gezegd. Mevrouw BOS: Goed. In elk geval heeft u ervan gehoord, wie weet komt het nog onverwacht weer boven als u ermee bezig bent. Ik denk dat ik wel kan zeggen dat het voorstel wordt meegenomen over het stimuleren van de participatiemogelijkheden voor allochtone vrouwen met Pafemme en lokale participatieteams. Daar zijn wij ook blij mee. Motie 1. Wij gaan niet verder discussiëren over de naam, als deze in elk geval maar niet Jan-Peter Balkenende wordt. Wij pleiten nog steeds voor de naam van onze oud-collega Fré Meis. Redt jullie daar maar mee, zou ik zeggen. Motie 2. Deze ondersteunen wij, dat hebben wij al gezegd. Motie 3 vind ik ingewikkeld, ook zoals die discussies plaatsvinden. Er staat wel of er een keuze is tussen een structuurvisie of gebiedsvisie. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat wij het daar later uitgebreid over moeten hebben wat het dan precies wordt. Ik weet ook niet hoe ver de onderhandelingen zijn met de provincie Friesland en de Groninger en Friese gemeenten. Ik heb begrepen dat het eigenlijk om de voormalige LEADER-gebieden gaat. Is dat ook zo? Wij hebben dus een beetje onze twijfels daarover. Mevrouw SCHOUWENAAR: Voorzitter, mag ik mevrouw Bos even helpen? Het is een groter gebied dan het voormalige LEADER-gebied. Het gaat om de gemeenten Dongeradeel, De Marne, een klein stukje Zuidhorn en Kollumerland. Die gebieden. Misschien zou je daar nog een stukje van Eemsmond bij moeten pakken. Mevrouw BOS: Wij zien de concrete voorstellen te zijner tijd met belangstelling tegemoet. Dan zullen wij wel zien of er concreet wat uit komt. Motie 4 over het speeddaten. De ideeën over een naam komen binnen. Een Nederlandse naam van Jan Köller die ik wel leuk vond, is ‘snelkoppeling’. Maar wij zijn blij dat het College daar ook mee instemt. Motie 5. Het CDA is tegen. Wij hebben nog niet van iedereen gehoord wat het wordt, maar dat horen wij nog wel. GroenLinks en de SP over die motie van het Groninger Museum. De veranderingen heeft u gekregen. Ik wil nog even opmerken, voorzitter, als u mij toestaat: de gedeputeerde zei: “Als de Staten het erover eens zijn, willen wij de boodschap overbrengen”. Hij heeft niet concreet gezegd dat hij het overneemt. Dus wij willen nog wel weten wat de Staten willen. Motie 7. Wij hebben altijd de nadruk gelegd op het feit dat de aardgasgelden gebonden moesten zijn aan het transitieproces naar duurzame vormen van energie. Dat vinden wij hier niet terug. Daar stemmen wij niet mee in. Wij stemmen ook niet in met motie 8, want wij willen liever hybride auto’s. Als dat niet kan, dan moet het nog maar even worden uitgesteld. Wij zijn blij dat het College het amendement heeft overgenomen. GroenLinks gaat ervan uit dat het College dat in de Begroting op zal nemen. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, voor ons goede begrip, motie 6. Er staat: “Over te gaan tot het instellen van een jaarlijkse museumnacht”. Betekent dit dat wij met deze motie aangeven dat Provinciale Staten een jaarlijkse museumnacht voor jongeren zullen instellen? Mevrouw BOS: Nee. Het betekent dat wij het advies aan het Groninger Museum geven om jaarlijks een museumnacht voor jongeren in te stellen. Dat werkt stimulerend. Dan gaat het museum zeggen wat zij ermee doen en of zij het overnemen. Wij geven alleen een boodschap over, meer is het niet. De heer VELUWENKAMP: Goed, het is niet wat er staat, maar ik accepteer dan uw interpretatie. De VOORZITTER: Misschien kunnen beide indieners erover nadenken of wij daar dan mogen lezen: “bevelen aan”. Dat is in feite wat u doet. Dat zou misschien het beste zijn. Als beide indieners het daarmee eens kunnen zijn, dan zouden wij die vraag op die manier kunnen beantwoorden.
83
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer SLAGER: Voorzitter, nog een paar opmerkingen. Wij zijn blij met de opmerkingen van gedeputeerde Calon over de bevolkingsontwikkelingen. Hij noemde het zelf ‘de analyse van Derks’. Hij noemde zelfs het bladzijdennummer erbij. 58 was het? Ik zal het nazoeken, voorzitter. De heer CALON: Daar ging het over de Zuiderzeelijn, daarvoor stond ook heel veel wat... De heer SLAGER: Goed, ik zal de rest dan ook lezen. Ik heb vandaag ook leesadviezen gegeven, dus ik moet mij daar zelf ook aan houden. Waardevol, voorzitter, omdat het in grote lijnen overeenkomt met de discussie zoals wij die daar in de fractie ook over hebben gehad. Ik hoef daar nu verder niet over uit te wijden, want veel van deze onderwerpen zullen in de toekomst wel weer aan de orde komen. Gedeputeerde Gerritsen is nog nader ingegaan op life sciences. Ik had toen ik in eerste termijn dat punt noemde, gezegd dat het iets is wat is blijven hangen uit de behandeling van de Voorjaarsnota. Wij waren nog niet helemaal tevreden over de beantwoording. Het spijt mij te moeten zeggen dat dit nu ook nog niet het geval is. Blijkbaar is het op dit moment niet mogelijk om onze vragen concreet beantwoord te krijgen. Dat is op zich niet erg, dan stellen wij de vragen op een geschikt moment nog een keer weer. Dat komt wel een keer weer terug. Ik heb hem ook horen zeggen dat wij voortvarend verder gaan met biomassa. Ik had het zelf iets anders onder woorden gebracht, maar misschien bedoelde hij wel hetzelfde. Ik had gezegd: “Loopt het College een beetje achter de feiten aan of is het uw bedoeling om initiërend bezig te zijn?”. Dat is dan net iets anders dan: “Wij gaan voortvarend verder”. Misschien kan hij daar nog even op reageren, want hij zou het best goed bedoeld kunnen hebben. Zijn opmerkingen over Groningen Seaports stem ik uiteraard mee in. Ik heb er wel in eerste termijn aan toegevoegd dat als ‘zorgvuldig’ betekent dat het dan niet meer lukt in deze Statenperiode, het wat ons betreft ook wel in de volgende periode mag. Als het maar zorgvuldig gebeurt. Voorzitter, u heeft gemerkt dat wij in eerste termijn moeite hadden met het concreet invullen van het drankgebruik onder jongeren. Ik heb dat ook zo onder woorden gebracht. Ik ben blij met de toezegging van gedeputeerde Mulder dat zij bereid is om eens te inventariseren bij gemeenten of bij GGZ wat er op dit moment voor trajecten lopen en of de provincie daar eventueel een rol in kan spelen. Wij horen te zijner tijd wel wat dat heeft opgeleverd. Gedeputeerde Musschenga is wat uitgebreider ingegaan op de stand van zaken rond de Zuidelijke Ringweg. Ik heb in de schorsing van de vergadering ook nog even met hem daarover gesproken. De situatie is mij op dit moment volledig duidelijk. Ik constateer alleen dat waar bijvoorbeeld gedeputeerde Calon vandaag eerder heeft gezegd dat je af en toe ook de handjes moet laten wapperen, er op dit moment weinig handjes wapperen, maar het betekent niet dat er niets gebeurt. Voorzitter, verder hebben wij geconstateerd dat het College niet heeft gereageerd op onze suggestie om een fietsroute langs de Waddenzee aan te leggen. Misschien moet het College daar nog even over nadenken, het kan als een schok overgekomen zijn. Maar wij willen toch wel graag dat het College daar nog even op reageert. Wat de moties betreft, voorzitter, daar kan ik heel kort over zijn. Wij hebben een aantal mee ondertekend. Motie op stuk nummer 6 is van tekst gewijzigd, ik neem aan dat daar zo meteen nog wel een nadere toelichting op wordt gegeven. Mevrouw Bos heeft dat al gedaan. In deze nieuwe samenstelling van de tekst kunnen wij ermee instemmen. De beide moties waar ‘Partij voor het Noorden’ boven staat, zullen wij niet ondersteunen, maar dat zal u niet verbazen, want dat hadden wij de voorgaande jaren, toen die moties ook al werden ingediend, ook al opgemerkt. Dus dat is oud nieuws. Ik had al eerder aangekondigd dat wij het amendement ondersteunen. Dank u wel. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik ga proberen ook nu weer tijd over te houden, want ik denk dat iedereen daar blij mee zal zijn. Dat moet ook kunnen. Wij hebben op onze vragen antwoord gekregen van het College. Wij zijn niet met elk antwoord blij geweest, maar dat hadden wij ook niet verwacht. Uiteraard is het standpunt van ons nog steeds zo dat wij de soap niet zullen steunen in deze situatie zoals deze hier staat. Ik heb uitgelegd waarom wij dat niet doen, dus dat zal ik niet nog een keer doen.
84
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Er was één vraag blijven liggen, die heeft de heer Calon in de pauze zojuist aan mij meegedeeld, dus mocht u zelf het antwoord ook nog willen weten, wil hij dat misschien nu ook nog wel even doorgeven. Verder wil ik eigenlijk alleen maar iets zeggen over de moties die voorliggen. Over motie 1 stelde de heer Hollenga voor om het op één avond te doen om kosten te besparen. Dat is ook onze overweging, want een prijs gaat meestal ook met geld en eventuele festiviteiten gepaard. Waarom nemen wij de bestaande prijs niet en stellen de tekst zoals die hier staat: “Verzoeken het College” als eerste voorwaarde “tot het uitkeren van dezelfde prijs”. Dan bereiken wij ons doel ook, als dat tenminste zou kunnen binnen de bestaande prijs die er is. In het andere geval is het natuurlijk een uitermate sympathieke manier, maar wij zouden graag zien dat het in elk geval zo kostenneutraal mogelijk wordt uitgevoerd. Motie 2 ondersteunen wij, die hebben wij mede ondertekend. Motie 3 hebben wij niet ondertekend, maar zullen wij wel steunen, gegeven de ook voor ons begrijpelijke uitleg van de heer Jaspers, alhoewel de heer Calon nog wat twijfel zaait over wat wij nu precies moeten lezen. Motie 4 hebben wij ook ondertekend en stemmen wij dus ook mee in. Hetzelfde geldt voor motie 5. Motie 6 willen wij toch wel handhaven, wij hebben de nodige aanpassingen aangebracht. De laatste aanpassing is zojuist ook gedaan en “over te gaan tot” is veranderd in “om aan te bevelen aan”, waarmee de hele dwangsituatie er uit is. Ik neem aan dat vrijwel iedereen dat moet kunnen steunen. Wij zijn niet voor motie 7 en noch voor motie 8. Het amendement kunnen wij volgen. Mevrouw DEINUM: Voorzitter, wij hebben het vanmorgen over twee Valleys gehad. Allereerst de Care Valley. Ik begrijp nu van gedeputeerde Gerritsen dat er een kentering in het denken gekomen is bij het College. In elk geval bent u er bij het SNN heel enthousiast over. Dan zal het toch ook wel hier in de provincie terugkomen? Dat wachten wij af. Dan over het energiebeleid, de duurzaamheid en de communicatie en het belang daarvan. Voorzitter, u zei dat wij interactiviteit belangrijk zullen vinden. Dat vinden wij ook. Ik denk dat het name straks bij POP III nadrukkelijk aan de orde zal komen. Wij hebben ook al de toezegging van gedeputeerde Calon dat het daar in elk geval een van de punten is. Wij zullen zelf natuurlijk ook bij de startnotitie straks nog onze inbreng hebben. Wij waren de gasprovincie. Dat is bekend. Het is eigenlijk niet bekend dat wij willen naar een energiekennisintensieve provincie. Als je het nu hebt over Energy Valley, dan is dat een heel bekend merk in Nederland, denk ik. Het is hier bekend bij een select groepje ondernemers en politici, maar in Den Haag is het een heel sterk merk. Iedereen die hier komt, of het nu een staatssecretaris is of zoals gisteravond de heer Balkenende, Energy Valley kent iedereen. Onze vraag is of de Groningers zelf wel wat hier gebeurt en kunnen zij daar trots op zijn? Ik herinner mij dat ik een paar jaar geleden op een avond naar een vergadering hier in de stad moest. Toen was er op de Grote Markt een heel groot festival. Dat was de start van Energy Valley. Het ging gepaard met veel muziek. Ik leg het idee hier maar neer. Hoe kunnen wij de Groningers – dat hoeft de provincie niet alleen te doen, maar meerdere partijen – laten zien wat hier allemaal op dat gebied gebeurt? De ChristenUnie stelde geen reactie te hebben gehad op die fietsroute langs de Wadden. Ik wil in elk geval zeggen dat wij het een leuk idee vinden. De moties. Motie 1 betreft de prijs voor de ondernemers. Ik vond het een heel goed voorstel van de SP om het misschien mee te nemen in het hele verhaal over de provinciale onderneming van het jaar. Dan heb je meteen een hele zaal vol ondernemers en heb je veel pr. Misschien zou dat helpen. De naam zegt ons niet zo veel, alhoewel wij niet echt staan te juichen bij de suggestie van de heer Hollenga. Er zullen nog voorwaarden komen hoe je in aanmerking komt voor deze prijs. Ik denk dat dit heel belangrijk zal zijn voor de statuur die zo’n prijs heeft. Het moet echt iets bijzonders zijn. Motie 2 gaat over armoede. Wij zijn het eens met datgene wat voorgesteld is. Er komt een sociaal rapport, er komt een rapportagecommissie en met name de rondetafelgesprekken. Wij hopen in elk geval als D66 dat dit ook bij de uitwerking meegenomen wordt en dat er dan een goed actieprogramma op termijn komt.
85
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Dan de gebiedsopgave Lauwersmeer. Ik denk dat daar genoeg over gezegd is. Wij hebben het ondertekend en wij kijken wat daar uit komt. Ik vind het wel van heel veel belang dat het over de provinciegrenzen heen gebeurt. Ik denk dat dat ook de intentie is van deze motie. Motie 4 gaat over speeddating. Dat vinden wij een leuk initiatief, het is ook overgenomen en komt er. Met motie 5 zijn wij het ook eens. Motie 6: het is geen voorwaarde meer voor de subsidie om een jaarlijkse museumnacht (te organiseren). Het lijkt ons een verschrikkelijk leuk idee om dat eens uit te proberen. Jammer dat wij niet meer tot de doelgroep behoren. Motie 7 van de Partij voor het Noorden. Daar zitten wij meer op het idee van het College voor een toekomstig ProFES of een evenredig deel naar het Noorden, maar in elk geval niet op de manier zoals het hier in uw motie wordt voorgesteld. Motie 8 is aangehouden, heb ik begrepen, maar dat zal de heer Zanen misschien straks zelf nog aangeven. Wij zijn het ook eens met het amendement. Dank u wel. De heer ZANEN: Voorzitter, kort een paar puntjes. Op de jeugdzorg is gereageerd door de gedeputeerde, zodanig dat wij naar mijn idee in de discussie zowel over het initiatief van de Staten zelf als het beleid van GS heel goed verder uit de voeten kunnen. De opstelling die ik had gekozen, laat ik schieten voor wat er nu als beleid in de Voorjaarsnota staat. De opmerking van de heer Gerritsen over de synagoge is duidelijk en helder geweest, waarvoor dank. Internationale samenwerking had ik nog genoemd, daar is niet op gereageerd, maar in de pauze is wel duidelijk geworden dat dit een extra fonds is dat benut wordt om die samenwerking met het nabijgelegen Niedersachsen weer wat inhoud te geven. Dat is dus ook een duidelijke zaak. Dan de aanschaf van de dienstauto’s en het algemene punt dat te maken heeft met motie 8. Gedeputeerde Mulder heeft laten weten dat er een scan van het wagenpark van de provincie gaat komen. Dat zal in september zijn, als ik het goed heb gehoord. Op grond daarvan zal zij zich ook tot de Statencommissie wenden om inzicht te geven hoe het heeft uitgepakt en waar het toe leidt. Dat betekent, voorzitter, dat naar mijn idee de motie zoals die er ligt het beste kan worden ingetrokken en dat wij bij gelegenheid van die behandeling verder over die zaak kunnen discussiëren. Het enige is dat – dat wil ik tussendoor als tip meegeven – bij die aanschaf van die auto’s rekening gehouden zou moeten worden met de mogelijkheden voor alternatieve brandstof. Motie 7. Ik vind het onbegrijpelijk dat deze Provinciale Staten – want alle fracties hebben zich nu uitgesproken – tegen dit voorstel stemmen. Naar mijn idee was het de bedoeling om daar ook een discussie en een debat over te hebben op de dag nadat duidelijk werd dat ook bij de besteding van de FESgelden Noord-Nederland volkomen de boot mist. Wat je daaruit voelt aan weerstand tegen wat er in Den Haag gebeurt – ik heb het genoemd: “Wij worden in Noord-Nederland gepiepeld” –... Wij krijgen niets van die zaken terug die hier worden gewonnen, en zo wordt dat ook gevoeld. Als je mensen daarover op straat aanspreekt, dan wordt dat spontaan ook naar voren gebracht. Ik heb toevallig gisteren ’s middags de KRO-radio gehoord, die op een aantal plaatsen mensen daarover interviewde. Dat leek er echt op. Ik vind wat de ChristenUnie heeft gezegd – “Ja, die motie hebben wij al zeven keer gezien dus stemmen wij er weer tegen” –, is helemaal niet waar. Die heeft u nooit gezien. In het gesprek met D66 en GroenLinks vandaag is overwogen om bijvoorbeeld die 25% eruit te halen en daarvoor “een evenredig deel” in de plaats te zetten. Dat evenredig deel is dan een zaak die je nader in overleggen moet vaststellen. De heer SLAGER: Voorzitter, ik begrijp dat de heer Zanen ons duidelijk wil maken dat de bijdrage die hij in eerste termijn heeft geleverd overliep van unieke opmerkingen die nog niet eerder hier aan de orde zijn geweest. De heer ZANEN: Ik heb naar voren willen brengen wat naar mijn idee politiek gezien uiterst noodzakelijk is voor deze provincie van Noord-Nederland. Ik vind het heel jammer dat ik uw steun daarbij mis. Ik had u daartoe opgeroepen inderdaad. Dat geldt ook voor de andere partijen. Maar goed, wij zien elkaar nader. Dank u wel.
86
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De VOORZITTER: Ik geef het woord aan gedeputeerde Calon. De heer CALON (gedeputeerde): Met betrekking tot een vraag van de SP die ik vergeten was, zou ik zeggen: zie het verslag van de commissie Bestuur en Financiën. Daar staat het in. Ik heb het net iets uitgebreider uitgelegd aan de SP. Dat geldt ook voor het puntje van Niedersachsen van Teun Jan Zanen. Op de vraag van de heer Jaspers of het verwerkt kan worden in de Begroting 2006, Begroting 2007 luidt het antwoord: “Ja”. Ten aanzien van die motie over de structuurvisie wordt het iets ingewikkelder. Wij hebben in de commissie Omgevingsbeleid en Wonen vrij uitvoerig informatie gegeven over de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening. Als wij nu een structuurvisie maken voor het Lauwersmeer, kunnen wij daar geen aanwijzingen voor geven. Dat kunnen wij ook niet onder de nieuwe WRO. Heel kort: je maakt een structuurvisie, dan is de vorm vrij en die heeft alleen zelfbinding, niet binding naar anderen. Je maakt vervolgens een verordening. Op basis van die verordening kun je aanwijzingen geven. Dus dan had er moeten staan: verordening. Ik ga hier geen ‘techneutenspel’ doen. De bedoeling van de PvdA-fractie en de heer Jaspers is: “Zorg dat er dingen gebeuren”, hoor ik letterlijk zeggen. In samenwerking met Friesland en de gemeenten om het Lauwersmeer heen. Dat is één. Ik heb dat “gebiedsopgave” genoemd. Twee: als de PvdA zegt dat zij ook een instrument wil om aanwijzingen te geven, dan suggereer ik om niet vooruitlopend op de WRO een eigen structuurvisie voor dat gebied te maken, want wij moeten dat toch al doen binnen het POP – dat gebeurt dus in 2007, 2008 – en daar zal ook een verordening aan zitten. Die maken wij voor de hele provincie. Op basis daarvan kun je dan aanwijzingen geven. Voordat die WRO in werking is – 2007, 2008 – heeft die structuurvisie qua aanwijzing helemaal geen zin en werkt zij gewoon niet. Dus ik denk dat wij deze technische discussie maar in de commissie verder moeten voeren. De commissie heeft overigens ook afgesproken – de leden die er in zitten, weten dat – dat in september dat ook zal gebeuren. Ik interpreteer de motie zo – en dat is even heel scherp – dat er daar dingen moeten gebeuren in samenspraak met de provincie Friesland en de gemeenten die om het Lauwersmeer heen liggen. Eén: schrijf dat op. Twee: informeer ons daarover. Drie: maak een juridisch kader, zodat je later ook dingen af kunt dwingen als mensen dat niet willen. Voorzitter, zo zou ik het willen interpreteren en ik kijk naar de PvdA-fractie of zij daarmee in zou kunnen stemmen. De heer JASPERS: Daar stemmen wij mee in, voorzitter. De discussie wat betreft de techniek zal verder in de commissie worden gevoerd. De heer CALON: Prima. Het derde punt: de VVD en “het mag niet van de provincie”. Vergeef me, ik had gedacht het even in een halve minuut te doen. Maar het zal nooit zo zijn – en dat heeft u goed begrepen uit mijn eerste termijn – dat alles mag van de provincie. Daarom heb ik dat ook zo zwaar aangezet. Het beheer van Rudi Slager – Prediker –, het rentmeesterschap van het CDA. Er zijn drie niveaus waarop wij werken. Dat is door u vastgesteld beleid in het Provinciaal Omgevings Plan. Daar staan essentiële zienswijzen in en inmiddels nog maar één concrete beleidsbeslissing. Van die essentiële zienswijzen kan niet afgeweken worden, alleen maar als u daar toestemming voor geeft. Een mooi voorbeeld: camping De Bouwte. Dus wij kunnen niet zomaar zeggen: “Het mag wel van de provincie” als u daar beleid voor geformuleerd heeft, anders zouden wij ‘stout’ zijn. Overigens heb ik inmiddels tientallen voorbeelden op mijn spreekuur gehad waarbij burgers aangeven een huis te willen bouwen, maar dat dit niet van de provincie mag. Dan kijken wij of het wel mag van de provincie. Dan schrijven wij zelfs brieven, dan bellen daarover en is het ook stil aan de andere kant – de gemeentelijke kant. De heer OUT: Voorzitter, maar dit is nu precies waar de VVD-fractie aan refereert. Er mag blijkbaar meer dan de mensen percipiëren. Hoe komt het nu dat al die mensen het idee hebben dat het van de provincie niet zou mogen, terwijl het wel kan en ook de verordeningen zo zijn dat het wel kan. U kunt zeggen dat het heel leuk is, omdat er dan heel veel mensen komen, heel veel voorbeelden, en dat u dan mag zeggen dat het wel van de provincie mag. Het is heel vervelend dat daarvoor een verkeerd beeld is ontstaan. Hoe komt dat beeld nu in de wereld? Hoe zorgen wij ervoor dat het beeld vervolgens uit de wereld raakt?
87
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 De heer CALON: Voorzitter, door daarover goed te communiceren, dat dus ook te weerspreken en het is inderdaad niet zo dat alles mag van de provincie. Dit was het eerste deel van mijn antwoord: door u vastgesteld beleid. Maar vervolgens het tweede deel, op dit moment nog geldig en straks onder de nieuwe WRO bij de gemeenten: wij zijn gewoon ook gehouden om een bestemmingsplan te toetsen of daar voldaan wordt aan de vogelrichtlijn, habitatrichtlijn, de kaderrichtlijn water, de milieuwetgeving, de geluidwetgeving. En dan mogen sommige dingen inderdaad niet. Wij toetsen dat en zeggen dan “nee” want de commissie Bestemmingsplannen waar de Rijksheren in zitten, geven ons het advies. Er zijn soms ook voorbeelden te verzinnen waarbij dat heel goed is. Ik heb afgelopen halfjaar nog meegemaakt dat er een bestemmingsplan werd gemaakt in de gemeente Eemsmond voor een bedrijf dat Theo Pouw heet, waarin een weg zat die niet openbaar was. Wij hebben hier gezegd dat het bestemmingsplan niet deugt, dat wij dat zo niet goedkeuren, omdat het dan individuele bedrijvensteun zou worden. Daar hebben wij direct en indirect een hoop ‘gejank’ over gehoord uit Eemsmond. En het is maar goed dat het bestemmingsplan aangepast is, want vervolgens kwam een procedure voor de Raad van State, en juist omdat dit aspect in het bestemmingsplan goed was geregeld door onze ingreep is dat gewonnen, voorzitter. De heer OUT: Voorzitter, het betoog van de heer Calon is helder. De rol die de provincie heeft, is door de VVD vandaag niet ter discussie geplaatst, ook niet de rol die zij heeft in de bestemmingsplannen, zoals nu wordt aangegeven. Wat wij nogmaals hebben willen aangeven, is dat het uitermate vervelend is dat mensen een ander beeld hebben van de provincie dan de werkelijkheid. Daar moet hard aan gewerkt worden. De heer CALON: Die communicatie, dat ben ik helemaal met u eens. Daar werken wij hard aan. Maar ik zeg u ook dat het nooit zo zal zijn dat dat soort geluiden verdwijnen, want het zal altijd zo zijn – zolang u hier beleid vaststelt of er landelijke of Brusselse regels zijn – dat dingen ook niet mogen van de provincie. Dan zal het altijd zo zijn dat mensen daar de pest over in hebben. En dan zal het ook altijd zo zijn dat er een aantal mensen zijn die zeggen: “Hai het doan!” Maar wij gaan aan de grenzen van de regelgeving, meneer Out. Als u daar voorbeelden van wilt hebben, dan kan ik u deze ook geven. De heer DIETERS: Voorzitter, ik wil niet reageren op de gedeputeerde, maar wel op de VVD-fractie. Het is constant aan de Statenleden om dat ook in de provincie te melden. Ik zie ook heel vaak dat Statenleden het omgekeerde doen en dan versterk je dat beeld. Maar wij hebben wel samen dit beleid vastgesteld, dus dat betekent ook een opdracht aan ons om dat ook verder te brengen. De heer CALON: De indexering van de regionale omroepen staat in het verslag, maar ik wil het hier ook wel uitleggen. Het was zo dat vroeger een deel van het geld bij de provincie zat en dat volgde onze interne accressensystematiek. Dat was per provincie verschillend. Daarnaast zat een deel via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Dat deel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is naar het Provinciefonds toegekomen. Toen is er afgesproken – ik dacht in 2004 – dat er een reëel accres zou worden vastgesteld voor de verhoging van die bijdrage aan de regionale omroepen. Wij hadden hier met RTV Noord ons eigen accres afgesproken. Ik kan het rustig zeggen: wij hadden ze aardig afgeknepen, Hans Gerritsen en ik namens het College en weer namens u. Ons eigen interne accres is namelijk lager dan wat er landelijk gehanteerd wordt en ook wat het accres van het Provinciefonds is. Dat heeft ook wel voordelen, want dan houdt je in de loop der tijden wat geld over. Die onderhandelingen tussen de vertegenwoordiging van de regionale omroepen, ROOS, en de vertegenwoordiging van het IPO zijn vorig jaar muurvast gelopen. In de brief van de Kamer bij de overdracht van die gelden stond dat er voor een bepaalde tijd een reëel accres afgesproken zou moeten worden. De ROOS-mensen zeiden: “Het is ons accres”. Dat zijn de CAO’s landelijk en die liggen behoorlijk hoog. Onze vertegenwoordigers zeiden: “Nee, dat doen wij niet”. CPB, heel ingewikkelde formules waar ik niet mee zal vermoeien. Dat lag veel lager. Toen het vastliep hebben Harry van Waveren en mijn persoon dat conflict uiteindelijk opgelost.
88
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Wij hebben zware onderhandelingen gevoerd en gezegd: “Wij gaan uit van het provinciale accres met daarbij een opslag de komende jaren”. Die opslag loopt af tot 2009. Dan gaan wij kijken hoeveel van die opslag erop moet blijven zitten. Dat betekent dat wij af zijn van die landelijke accressen van ROOS. Dat doet heel veel pijn, met name bij omroepen in Brabant, in het Westen, want die zaten op hogere accressen. Bij ons intern hadden wij al een lager accres afgesproken met RTV Noord. De vraag van de SP was of wij hiermee vooruitlopen op andere provincies. Nee, want alle provincies in IPO-verband hebben gezegd dat zij dit ondersteunen – althans de Colleges van GS. U kunt nu dus zeggen dat wij dit niet doen, maar wij hebben als Colleges van GS gezegd dat wij dat wel doen en alle regionale omroepen hebben ermee ingestemd. Dat wordt dus één uniform accres over heel Nederland. RTV Noord heeft dan mazzel of had de pech dat wij ze eerder al wat ‘afgeknepen’ hadden – in mijn terminologie – en nu zit er dus een gaatje tussen en krijgen ze iets meer. Mooi voor RTV Noord, jammer voor onze begroting. Maar ik vind het wel een heel goede oplossing die hier uiteindelijk uitgekomen is. Er zit nog heel veel techniek achter. De heer GERRITSEN: Voorzitter, enkele punten die nog zijn blijven liggen. Ik had het allemaal helder uitgelegd over de Folkingestraat-synagoge. Nog even een aanvulling en precisering ten aanzien van de gemeentelijke subsidie. Het is zo dat de gemeente haar subsidie niet verlengt, maar de bruidsschat aan de stichting Oude Groninger Kerken kapitaliseert in de gemeentelijke bijdrage. Daarmee wordt hun subsidierelatie beëindigd, maar het is dus wel een bijdrage in de overdracht. Wij gaan door met de culturele relatie. De heer ZANEN: Betekent dat dan dat er toch sprake zal zijn van een terugloop van culturele activiteiten of bent u genegen als provincie om dat op te vangen? De heer GERRITSEN: Ik zal nagaan hoe dat precies uitpakt. Dat zal ik u via de commissie laten weten. Het fietspad buiten de dijk. Er is er wel een over de dijk en met ook een prachtig uitzicht. Dat is een internationale North Sea Cycle-route, dat is de LF1 (de Noordzeeroute) en de LF10 (de Waddenzeeroute). Dit fietspad is in totaal 6000 km lang. Die route is beschikbaar en ik adviseer u sterk om dat te gaan doen. Misschien moeten wij ook samen stukjes doen. De heer STEVENS: Voorzitter, maar die fietsroute langs en vooral achter de dijk heeft niet het uitzicht op het Wad. U kent waarschijnlijk de situatie op Ameland, waar je op een prachtige manier buitendijks of soms bovenop de dijk het zicht hebt op het Wad en soms ook op het landschap achter de dijk. Dat is een situatie waarvan wij vinden dat die goed past in het uitgangspunt van ‘het Wad is voor ons allen’. Met een Waddenfonds dat in opkomst is, zien wij hierin een heel mooie mogelijkheid om een verbinding te maken tussen het land en het Wad op de grens van land en water. De heer GERRITSEN: Die routes zijn beschikbaar en op vele punten is het mogelijk om even het Wad te gaan aanschouwen. Op dit moment denk ik niet dat daar grote aanpassingen hoeven te gebeuren aan de route. Ik denk dat er ook punten zijn waar je heel goed over de dijk het Wad kan zien. Maar ik ben gaarne bereid om daar bij gelegenheid met u en de heer Slager langs te fietsen. Er is de suggestie gedaan om de prijs te combineren. De ondernemersprijs wordt elk jaar uitgereikt. Er worden nominaties gedaan en daar wordt dan een keuze uit gemaakt. U zegt dat het misschien goed is om dat te combineren. Dat kan ik in elk geval aan het bestuur voorleggen. Op zichzelf is het natuurlijk een fantastisch forum om ook die gedachte bij het bedrijfsleven beter onder de aandacht te brengen. Voorzitter, een aantal fracties heeft ook over de dramaserie gesproken. In elk geval is het zo dat hier in deze Voorjaarsnota besloten wordt over dat bedrag van € 150.000 dat uit de algemene middelen komt. Op andere budgetten vindt op geëigende manier besluitvorming plaats. De heer Slager kent enig ongeduld rond de life science-ontwikkeling. Ik ook. Ik vind dat het vanuit de sector moet gaan gebeuren. Ik heb u het tijdpad geschetst. Meer dan wat er nu is, kan ook niet gemeld worden, maar het zal uitgewerkt worden. Ik heb een brief toegezegd hoe dat verder uitgewerkt gaat worden.
89
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 Dit najaar zal dat zijn weg vinden hoe wij dat gaan aanpakken, hoe de sector dat gaat aanpakken, budgetten, enzovoorts. Hier en daar is dat ook allemaal nog niet definitief bekend. Biomassa. Daar sluit ik mij graag aan bij wat in de Voorjaarsnota zelf staat. Er komt een meerjarenprogramma biomassa waar wij kijken wat de mogelijkheden voor de sector zijn en waar nodig zullen wij ook dingen faciliteren. De heer MUSSCHENGA: Voorzitter, de VVD vraagt naar de planning van de N33. Die zal ik de Staten zo snel mogelijk doen toekomen, zodat wij weten waar wij het over hebben de komende jaren. De VOORZITTER: Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de beantwoording in tweede termijn. Kunnen wij overgaan tot besluitvorming? Dat is het geval. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Dan loop ik eerst met u de moties en amendementen door om te kijken of wij elkaar goed begrepen en wat wij precies wel of niet in stemming moeten brengen. Bij het amendement heb ik begrepen dat het College heeft meegedeeld dat het in elk geval voor het lopende jaar bij de daartoe geboden gelegenheid en voor de Begroting 2007 tot wijziging zal overgaan. Mevrouw Bos heeft vervolgens als indiener van het amendement gezegd dat zij aanneemt dat dit zo is. Dat is bevestigend beantwoord. Andere fracties verzetten zich er niet tegen. Ik neem aan dat het amendement daarmee ingetrokken is. Dan heb ik de motie op stuk nummer 1. Als ik daar goed geluisterd heb, was er de bereidheid van het College om de motie over te nemen. Als ik goed geluisterd heb, heb ik gehoord dat alle fracties op zichzelf ermee instemmen. Als die conclusie juist is, dan kan de motie inderdaad worden overgenomen. Dat is een juiste conclusie? Dan is motie 1 overgenomen en maakt dadelijk geen deel uit van de stemming. Motie 2 gaat over het voornemen dat u zelf heeft. Die brengen wij dadelijk in stemming. Motie 3 – daar is discussie over geweest – komt dadelijk in stemming. Er is een afspraak gemaakt over die precieze uitwerking van die juridische consequentie, om dat in de commissie te hernemen. Met die interpretatie komt de motie in stemming. De heer JASPERS: Met de interpretatie van het College, waar wij mee instemmen, komt de motie in stemming. De VOORZITTER: Dat betekent dat de toelichting die is gegeven door de heer Calon de manier is waarop het dictum gelezen moet worden. Ten aanzien van motie 4 heb ik begrepen van het College dat deze wordt overgenomen. Uit de Staten heb ik begrepen dat u allen zich kunt vinden in de motie. Dat zo zijnde is de motie overgenomen en wordt niet in stemming gebracht. Motie 5 komt in stemming. Motie 6: daar stellen wij vast dat de indieners hebben meegedeeld dat bij de overwegingen de tweede en de derde overweging geacht zijn geschrapt te zijn. Dat is dus: “Deze Staten regelmatig gevraagd wordt om extra bedragen beschikbaar te stellen ten gunste van het Groninger Museum.” en: “Enige tegenprestatie mag worden verwacht.” Beide overwegingen zijn geschrapt in de motie. Dan leest de motie aldus. “Overwegende dat” en dan gaan wij naar het deel “Over te gaan tot”. Dat komt te vervallen en lezen wij dan “Bevelen aan te komen tot het instellen van een jaarlijkse museumnacht voor jongeren.” “Vragen het College van Gedeputeerde Staten deze motie kenbaar te maken aan de directie van het Groninger Museum.” Dat is dan de tekst van de motie zoals die in stemming komt. Dan hebben wij de motie 7. Motie 8 is ingetrokken. Dan gaan wij over tot de stemming over de moties. In stemming wordt gebracht motie nummer 2. Motie nummer 2 is met algemene stemmen aangenomen.
90
VERGADERING VAN 28 JUNI 2006 In stemming wordt gebracht motie nummer 3. Motie nummer 3 is met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie nummer 5. Motie nummer 5 is aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd de fractie van het CDA en de fractie van de VVD. In stemming wordt gebracht motie nummer 6. Motie nummer 6 is met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie nummer 7. Motie nummer 7 is verworpen. Voor de motie heeft gestemd de PvhN. Dan is aan de orde de besluitvorming over de Voorjaarsnota. Ik stel daarbij vast dat de fractie van de SP aantekening verlangt bij de verwerking daarvan in bijlage 2A van de Voorjaarsnota, pagina 114, betreffende de voorstellen nieuw beleid, af te wegen in de Voorjaarsnota 2006 onder het onderdeel ‘welzijn, sociaal beleid en cultuur’, het onderdeel 5, dramaserie Boven Wotter. Met die aantekening kom ik bij de besluitvorming. Dat heeft te maken met de Voorjaarsnota. Tot de Voorjaarsnota behoren dan ook – en u treft dat aan vanaf de pagina’s 137 – de vierde, vijfde en zesde wijziging van de Programmabegroting. Als u instemt, stemt u ook daarmee in. Met de aantekening van de SP zijn de Voorjaarsnota en de aanliggende besluiten overgenomen. Dan stel ik nog vast dat u bij de Voorjaarsnota de brief van 24 mei 2006 betreffende het plan van aanpak Groninger Museum en de beantwoording van de vragen over de Voorjaarsnota had gekregen, die wij hier zouden behandelen. Ik neem aan dat beide stukken voor kennisgeving aangenomen kunnen worden, gegeven de behandeling. Dat is het geval. De vergadering wordt gesloten om 19.00 uur.
91