VERANTWOORDING De kern van dit boekje dat wij gemaakt hebben in opdracht van Unidek B.V., wordt gevormd door twintig voorbeelden van schades met isolatiemateriaal. Belangrijk is dat ook wordt aangegeven hoe met de betreffende isolaties die schades kunnen worden voorkomen. En natuurlijk ook hoe dat kan met de nieuwe producten Unidek Walker®, Unidek Runner® en Unidek Marathon®. Het is immers een boekje van Unidek. Dit betekent echter niet dat wij EPS hebben ontzien. Ook met EPS kan er van alles misgaan door een slecht ontwerp, onzorgvuldige uitvoering of verkeerd gebruik van het dak. Het is met isolatie net als met de auto’s van tegenwoordig: slechte auto’s bestaan niet en slechte isolaties ook niet. Ieder isolatiemateriaal heeft voordelen maar ook zwakke punten. Met alle bekende producten kan een goed dak worden gemaakt, áls maar rekening wordt gehouden met de specifieke eigenschappen. De schadevoorbeelden zijn beperkt tot problemen met warmdakconstructies en de belangrijkste zes isolatiematerialen: de kunststofschuimen EPS, PUR/PIR en PF en de anorganische materialen MWR, EPB en CG. Als toelichting op de schadevoorbeelden en oplossingen worden die voorafgegaan door beknopte beschrijvingen van een aantal begrippen, een beschouwing over het belang van isoleren en een overzicht van de eigenschappen van de zes isolatiematerialen. Wij wensen u een nuttig gebruik toe van dit isolatieboekje onder het motto: probleemloze isolatie bestaat niet, probleemloos isoleren wel. Prof. ir Nico Hendriks BDA Dakadvies B.V. Gorinchem
3
BELANGRIJKE BEGRIPPEN In dit boekje worden diverse begrippen gehanteerd, in het bijzonder bij de behandeling van schadevoorbeelden en oplossingen. Deze begrippen worden hieronder toegelicht. Warmtegeleidingscoëfficiënt (L) De warmtegeleidingscoëfficiënt van een bepaald materiaal is de warmtestroomdichtheid (W.m-2), die in een laag van 1 m ontstaat bij 1 K temperatuurverschil aan weerszijden van die laag, in eenheden uitgedrukt dus W.m-1.K-1. Er wordt onderscheid gemaakt in L10 (de gemeten waarde bij een gemiddelde temperatuur van 10 oC), L declared (L-waarde op basis van een statistische onderbouwing door de fabrikant) en L reken (de rekenwaarde, bepaald volgens NEN 1068). Warmtestroomdichtheid (q) De warmtestroomdichtheid is de hoeveelheid warmte die per tijdseenheid (J.s-1) per m2 door een bepaalde constructie stroomt; omdat 1 J.s-1ö6HRCDDDMGDHC6 L-2. Warmteweerstand (R) De warmteweerstand van een constructie is letterlijk de weerstand van deze constructie tegen warmte (doorgang); deze weerstand is evenredig aan de dikte en omgekeerd evenredig aan de mate van warmtegeleiding (warmtegeleidingscoëfficiënt) in eenheden uitgedrukt dus m2.K.W-1. De warmteweerstand van een isolatiemateriaal wordt meestal aangegeven als Rm en van de totale constructie als Rc. Gecorrigeerde warmteweerstand In NEN 1068 is aangegeven dat de warmteweerstand van een isolatiemateriaal moet worden gecorrigeerd, onder andere om de invloed van onvolkomenheden tijdens de uitvoering te kunnen verdisconteren en om uiteindelijk te komen tot een realistische in praktijk te verkrijgen warmteweerstand. In NEN 1068 is de correctiefactor nader gedefinieerd.
4
U-waarde De U-waarde van een constructie (warmtedoorgangscoëfficiënt ) is de reciproke waarde van de warmteweerstand van een constructie inclusief de overgangsweerstanden. De U-waarde geeft aan de hoeveelheid warmte die per oC per m2 oppervlak door de constructie gaat. De eenheid is W.m-2.K-1. Vochtinvloed Vocht kan bij isolatiemateriaal diverse effecten teweeg brengen. Vocht kan bijvoorbeeld de samenhang van isolatiemateriaal doen afnemen, maar heeft vooral invloed op de warmtegeleidingscoëfficiënt, met uitzondering van de L-waarde van cellulair glas (CG). Dit wordt toegelicht bij schadevoorbeeld 18 (bladzijde 62) waarin in een tweetal grafieken de relatie wordt gegeven tussen vochtgehalte en warmtegeleidingscoëfficiënt voor verschillende isolatiematerialen. Minder bekend is dat vocht bij sommige materialen ook invloed heeft op de druksterkte. Dit wordt getoond in figuur 1. Figuur 1 – Invloed vochtgehalte op de druksterkte van enige isolatiematerialen, zoals bepaald door BDA
5
Beloopbaarheid De beloopbaarheid van dakisolatie wordt bepaald met de BDA Beloopbaarheidstester (BDA Marathon Man Test, zie figuur 2). Met deze beproevingsmethode wordt de beloopbaarheid van het product geclassificeerd volgens tabel 1. Voor een toelichting op de proefmethode en de criteria wordt verwezen naar literatuur [12]. Tabel 1 - Beloopbaarheidsklassen
Klasse A antal Voldoet aan cycli crit erium 1) nee 0 5 ja 1 5 ja 2 10 ja 3 30
O m schrijving Niet e bloopb aar Beperkt eloopb b aar Goed beloopb aar Intensi ef e bloopb aar
1) Criterium: druksterkte na beproeving maximaal 15% lager dan initiële druksterkte
Figuur 2 – BDA Marathon Man Test
6
Tabel 2 geeft een overzicht van de beloopbaarheidsklassen van de EPS-dakisolatieplaten van Unidek B.V. Tabel 2 – Toepassing EPS-dakisolatie van Unidek B.V.
Product Unidek Unidek Unidek Unidek
® en Walker ® afschot Walker ® en Runner ® afschot Runner
® en Unidek Marathon ® Unidek Marathon afschot
1) Bel Klasse oop- Toegankelijkheid baarheid
1 2 3
beperkt
Inspecties dak bedekkin g en installaties Regelm ati g belo pen, bijv oorbeeld in verband m et fre quent onderhoud intensief Frequentbelo pen,galeri jen, dakterrassen m et te gels .d. e goed
1) Zie tabel 1 - Beloopbaarheidsklassen Delaminatiesterkte Het begrip delaminatiesterkte wordt specifiek voor isolatiemateriaal gehanteerd. Het is de treksterkte van het isolatiemateriaal, inclusief eventuele cacheerlagen, gemeten loodrecht op de dikte. Vaak is de hechting van de cacheerlaag op het eigenlijke isolatiemateriaal maatgevend. Druksterkte Onder de druksterkte van isolatiemateriaal wordt de drukspanning verstaan, gemeten bij 10% vervorming. Deze bepaling is vooral een meting voor eenvoudige productidentificatie en interne controle. Het betreft hier een eenmalige kortstondige belasting. De druksterkte zegt weinig over de beloopbaarheid, omdat die bepaald wordt door het gedrag van het materiaal onder herhaalde dynamische belasting. De druksterkte zegt ook niet veel over het gedrag onder langdurige drukbelasting. Bij de meeste isolatiematerialen is de langdurig toelaatbare drukbelasting aanzienlijk lager dan de kortstondige druksterkte.
7
Figuur 3 – Bepaling van de druksterkte van isolatiemateriaal bij 10% vervorming in de drukbank
Zie ook schadevoorbeeld 16 op bladzijde 59.
Koude-brugwerking Een koudebrug is dat relatief kleine gedeelte van een constructie dat een belangrijk lagere warmteweerstand heeft dan het grootste deel van die constructie. Het is eigenlijk beter te spreken van thermische brug, omdat het niet de koude is die wordt getransporteerd, maar juist de warmte. Koude-brugwerking speelt een belangrijke rol bij mechanisch bevestigde isolatie. De invloed van (stalen) bevestigingsmiddelen als thermische bruggen kan volgens NEN 1068: 2001 op twee manieren worden berekend. De meest nauwkeurige manier gaat met een computerberekening, uitgaande van een nauwkeurige 3-D-modellering volgens de eindige-elementenmethode.
8
Figuur 4 toont zo’n modellering, zoals uitgevoerd met het programma TRISCO.
Figuur 4 – 3-D-modellering
Inmiddels zijn voor diverse isolatiematerialen talrijke berekeningen uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn verwerkt in praktische tabellen, die de meeste fabrikanten gaarne ter beschikking stellen. Zie voor verdere toelichting ook schadevoorbeeld 17 op bladzijde 60 van dit boekje.
9
HET BELANG VAN ISOLEREN Een bekend misverstand is dat het aardgasverbruik lineair afhangt van de isolatiedikte. In werkelijkheid is namelijk het verband tussen de Rc-waarde en het energieverbruik niet lineair. Dat komt omdat het transmissieverlies evenredig is aan de warmtedoorgangscoëfficiënt, de U-waarde. De U-waarde is de reciproke waarde van de warmteweerstand en dus omgekeerd evenredig daaraan en daarom is het verband tussen isolatiedikte en aardgasverbruik niet lineair. Het verband tussen dikte, warmteweerstand en warmtedoorgangsscoëfficiënt (waaraan het aardgasverbruik dus evenredig is) wordt gegeven in figuur 5. Figuur 5 – Verband tussen dikte, warmteweerstand en warmtedoorgangscoëfficiënt
10
Exploitatiefase Het energieverlies door een bouwdeel zoals het dak, is evenredig aan de U-waarde. Als vuistregel kan worden aangehouden dat het aardgasverbruik overeenkomt met 10 keer de U-waarde. Op die manier zou uit figuur 5 volgen dat wanneer Rm wordt verhoogd van 2,5 naar 4,0 de besparing 37,5% zou bedragen. Dat is echter niet meer dan een indicatie omdat er diverse factoren zijn die het werkelijke gasverbruik in gebouwen beïnvloeden, zoals: lHMGNTCDMNOODQUK@JSD lNQH²MS@SHD lQDMCDLDMSU@MCDHMRS@KK@SHD lFK@RODQBDMS@FDDMFK@RRNNQS lFDAQTHJU@MCDAHMMDMQTHLSD lSXODFDUDKDMSXODC@J lDUDMSTDKDJNDKHMRS@KK@SHD Bij een gebouw van 10.000 m3 en 1000 m2 dakoppervlakte bijvoorbeeld en een eenvoudige verwarmingsinstallatie op basis van een HR-ketel bedraagt het gasverbruik voor een gemiddelde Rc van 2,5 m2.K.W-1 circa 3100 m3 per jaar. Bij verhoging van de Rc-waarde naar 4,0 m2.K.W-1 daalt het gasverbruik met ruim 1000 m3 aardgas naar circa 2000 m3 per jaar. Bouwbesluiteis Volgens het Bouwbesluit moet de Rc van een scheidingsconstructie minimaal 2,5 m2.K.W-1 bedragen, waarbij ook rekening is gehouden met koudebrugwerking door bevestigers. Wie zich niet houdt aan het Bouwbesluit – en dat geldt dus ook voor dakdekkers! – begaat een economisch delict en is strafbaar. Het is de verantwoordelijkheid van leveranciers hieromtrent goede voorlichting te geven.
11
Milieuwinst door isoleren Isolatiefabrikanten willen graag veel isolatiemateriaal verkopen. Dus als ze beweren dat door dikker isoleren milieuwinst behaald kan worden, dan wordt dat al gauw met enige argwaan bekeken. Meer isolatiemateriaal betekent immers een grotere milieubelasting door de productie. Dat is ontegenzeggelijk waar. Maar, door meer te isoleren vermindert ook het energiegebruik en dus meestal ook het gasverbruik tijdens de exploitatiefase. En verlaging van het gasverbruik betekent verlaging van de milieubelasting, omdat ook bij de productie van gas sprake is van milieubelasting. Heel belangrijk daarbij is dat de milieubelasting door de productie van isolatiemateriaal eenmalig is, terwijl de milieubelasting door gasproductie gedurende het hele leven van een bepaald gebouw plaatsvindt vanwege het stoken. Dit betekent dat besparing op het gasverbruik elk jaar een bijdrage levert aan de verlaging van de milieubelasting. Milieubelasting kan niet in één getal worden uitgedrukt omdat het om diverse sterk verschillende aspecten gaat. Bij levenscyclusanalyses wordt in het algemeen een tiental aspecten beschouwd. De vier belangrijkste zijn: energiegebruik, broeikaseffect, verzuring en zomersmog. In figuur 6 wordt voor deze vier aspecten het verschil in milieubelasting gegeven bij Rm = 2,5 m2.K.W-1 en Rm = 4,0 m2.K.W-1, zoals berekend voor het isolatiemateriaal en het gasverbruik in 25 jaar. Uit figuur 6 blijkt heel duidelijk dat de besparing op milieubelasting door verhoging van de Rc-waarde van 2,5 naar 4,0 m2.K.W-1 enorm is.
12
Figuur 6 – Verschil in milieubelasting voor verschillende Rm-waarden
Energetische recycling De meeste isolatiefabrikanten hebben zich de laatste 10 jaar ingespannen om technologieën te ontwikkelen voor de recycling van hun producten. Zo is het bij geëxpandeerd polystyreen zelfs mogelijk het schuimmateriaal te recyclen tot styreen, dat weer gebruikt kan worden als grondstof voor EPS. Hoewel deze ontwikkelingen vaak succesvol zijn geweest, blijkt in de praktijk dat de meest praktische en efficiënte manier voor een aantal isolatiematerialen energetische recycling is. Dit geldt ook zo voor geëxpandeerd polystyreen. Energetische recycling komt er op neer dat de energie-inhoud van de isolatie wordt teruggewonnen door verbranding. De milieuwinst is dat hierdoor minder fossiele brandstoffen hoeven te worden gewonnen.
13
EIGENSCHAPPEN VAN ISOLATIEMATERIALEN Geëxpandeerd polystyreen (EPS)
Volumieke massa (R) : 12 – 45 kg.m-3 Soortelijke warmte (c) : ± 1470 J.kg-1.K-1 Warmtegeleidingscoëfficiënt (Lreken) : 0,030 – 0,040 W.m-1.K-1*) L is afhankelijk van volumieke massa**): L10 l-4lR-1 Hygrisch gedrag : weinig hygroscopisch en niet capillair Diffusieweerstandsgetal (µ) : µ = 35 + 2,1 (R - 15)**)
*) Bron: lit. [1] **) Vuistregel (Bron: lit. [2])
14
Geëxpandeerd polystyreen (EPS) Mechanisch gedrag Druksterkte bij 10% vervorming 50 - 250 kPa. Lange-duur druksterkte: maximaal 25% van druksterkte bij kamertemperatuur. Bij hogere temperaturen neemt de kruip toe. Beloopbaarheidsklasse, afhankelijk van type: 1 (beperkt beloopbaar), 2 (goed beloopbaar) of 3 (intensief beloopbaar). Temperatuurinvloed Uitzettingscoëfficiënt (Al-6 K-1. Boven 70 °C is vervorming irreversibel; boven 80 °C begint insmelting (zonder cacheerlaag). Vochtinvloed Goed bestand tegen vocht. Vocht als gevolg van inwendige condensatie heeft pas bij grote hoeveelheden een substantiële invloed op de warmtegeleidingscoëfficiënt (zie ook de toelichting bij schadevoorbeeld 18 op bladzijde 62). Vormstabiliteit Ondanks dat de isolatieblokken geruime tijd worden opgeslagen is enige ‘geboortekrimp’ na de verwerking niet uitgesloten. Door altijd kimfixatie toe te passen kan het ‘wandelen’ van de isolatieplaten niet optreden (zie ook de toelichting bij schadevoorbeeld 8 op bladzijde 42). Brandgedrag EPS wordt door de Stybenex leden voor de bouw standaard brandvertragend gemodificeerd. Brandklasse: Euroklasse E. Bijdrage tot brandvoortplanting: klasse 1. Brandwerendheid moet verkregen worden door constructie als geheel. Overige aantasting Teer- en vluchtige olieproducten lossen EPS op.
15
EIGENSCHAPPEN VAN ISOLATIEMATERIALEN Polyurethaan- en polyisocyanuraatschuim (PUR/PIR)
Volumieke massa (R) : 30 - 32 kg.m-3 Soortelijke warmte (c) : ± 1470 J.kg-1.K-1 Warmtegeleidingscoëfficiënt (Lreken) : 0,019 – 0,027 W.m-1.K-1*) L is afhankelijk van volumieke massa**): L10 = 0,112 + 1,86l10-3lR + 2,362 -1 R Dit zijn gemiddelde eindwaarden na veroudering. Hoe snel dit verouderen gaat hangt onder andere af van de diffusieweerstand van de cacheerlagen. Hygrisch gedrag : weinig hygroscopisch en niet capillair Diffusieweerstandsgetal (µ) DWO lR)**)
*) Bron: lit. [1] **) Vuistregel (Bron: lit. [2]) 16
Polyurethaan- en polyisocyanuraatschuim (PUR/PIR) Mechanisch gedrag Druksterkte bij 10% vervorming bij een volumieke massa van 30 kg.m-3 en gemeten bij 20 °C 150 - 250 kPa. Deze waarde neemt bij stijgende temperatuur iets af. Lange-duur druksterkte: maximaal 25% van druksterkte bij kamertemperatuur. Bij hogere temperaturen neemt de kruip toe. Beloopbaarheidsklasse: 3 (intensief beloopbaar). Temperatuurinvloed Uitzettingscoëfficiënt (A l-6 K-1. Boven circa 100 °C is er vervorming voor PUR en boven 130 °C voor PIR verliest het schuim zijn structuur. Vochtinvloed PUR en PIR zijn goed bestand tegen vocht. Wel kan door vocht de vorminstabiliteit sterk toenemen (zie ook schadevoorbeeld 12 op bladzijde 51). Vocht als gevolg van inwendige condensatie heeft pas bij grote hoeveelheden enige invloed op de warmtegeleidingscoëfficiënt. Bovendien neemt het schuimmateriaal maar heel langzaam vocht op (zie ook de toelichting bij schadevoorbeeld 18 op bladzijde 62). Vormstabiliteit De vormstabiliteit is een zeer belangrijk aandachtspunt bij de toepassing van polyurethaanschuim. Gebleken is dat dit vooral een rol speelt bij dikten > 80 mm. PUR-isolatieplaten moeten dan ook vóór het mechanisch aanbrengen van de dakbedekking additioneel bevestigd worden (zie ook schadevoorbeeld 10 op bladzijde 47). Brandgedrag Bijdrage tot brandvoortplanting: klasse 2 (vlamuitbreiding klasse 1, vlamoverslag klasse 2). !Q@MCVDQDMCGDHCUNKFDMR-$-øLHMTSDMHMCHJSDM vanaf 60 mm. Celgas De samenstelling van het celgas moet voldoen aan de overheidsvoorschriften inzake stoffen die de ozonlaag aantasten en/of het broeikaseffect bevorderen. 17
EIGENSCHAPPEN VAN ISOLATIEMATERIALEN Phenolformaldehydeschuim (PF)
Volumieke massa (R) : 40 kg.m-3 Soortelijke warmte (c) : ± 1470 J.kg-1.K-1 Warmtegeleidingscoëfficiënt (Lreken) : 0,019 W.m-1.K-1 *) rekenwaarde L10 = 0,020 W.m-1.K-1 Hygrisch gedrag : weinig hygroscopisch en niet capillair Diffusieweerstandsgetal (µ) : 50 - 60
*) Bron: lit. [1]
Mechanisch gedrag Druksterkte bij 10% vervorming minimaal 120 kPa. Lange-duur druksterkte: maximaal 25% van druksterkte bij kamertemperatuur. Bij hogere temperaturen neemt de kruip toe. Het schuim heeft een bros karakter. Het gevolg hiervan is dat het kan worden ingedrukt bij intensief belopen. Bovendien is het gevoelig voor breuk bij ongelijke ondersteuning (zie ook schadevoorbeeld 5 op bladzijde 36). Beloopbaarheidsklasse: niet bepaald. 18
Phenolformaldehydeschuim (PF) Temperatuurinvloed Uitzettingscoëfficiënt (Al-6 K-1. Vochtinvloed PF, ook wel aangeduid als resolschuim, is in zekere mate gevoelig voor vocht. Bij opname van vocht zet het schuim uit en bij droging ontstaat krimp. Het krimp- en uitzettingsgedrag is bij het huidige product echter reversibel (herstellend) van aard. Voorkomen moet worden dat tijdens verwerking of in de gebruiksfase grote hoeveelheden vocht in de isolatielaag komen. Vormstabiliteit Bij de tegenwoordige productie van PF-platen vindt een thermische nabehandeling plaats, waardoor de eigenschappen sterk zijn verbeterd. Toch is het nog steeds zo dat vooral door vocht de vorminstabiliteit sterk toeneemt (zie ook schadevoorbeeld 10 op bladzijde 47). Corrosie Door ingesloten vocht ontstaat in combinatie met bepaalde stoffen in het PF-schuim een agressief milieu. Hierdoor kunnen stalen bevestigingsmiddelen en stalen onderconstructies aangetast worden door corrosie (zie ook schadevoorbeeld 2 op bladzijde 30). Brandgedrag Van alle kunststof schuimen is het brandgedrag van PF-isolatie het gunstigst. Binnen de CE-markering is de hoogst haalbare brandklasse B behaald. Bovendien rookt en smelt het nagenoeg niet bij verbranding. Celgas De samenstelling van het celgas moet voldoen aan de overheidsvoorschriften inzake stoffen die de ozonlaag aantasten en/of het broeikaseffect bevorderen.
19
EIGENSCHAPPEN VAN ISOLATIEMATERIALEN Steenwol (MWR)
Volumieke massa (R) : 140 - 160 kg.m-3 Soortelijke warmte (c) : ± 840 J.kg-1.K-1 Warmtegeleidingscoëfficiënt (Lreken) : 0,032 – 0,044 W.m-1.K-1 *) L is afhankelijk van volumieke massa**): L20 = 0,0331 +3,2l10-5lR + 0,221l -1 R gemeten bij een gemiddelde temperatuur van 20 °C Hygrisch gedrag : steenwol is weinig hygroscopisch. De platen zijn echter wel capillair. Het hydrofobe bindhars maakt ze waterafstotend. Diffusieweerstandsgetal (µ) : 1,2 – 1,5
*) Bron: lit. [1] **) Vuistregel (Bron: lit. [2])
20
Steenwol (MWR) Mechanisch gedrag De druksterkte bij 10% vervorming hangt af van de samenstelling van de steenwol die kan bestaan uit 1, 2 of 3 verschillende dichtheden. De druksterkte kan daardoor aanzienlijk variëren en bedraagt bij 10% vervorming 40 - 80 kPa. Het materiaal is weinig bestand tegen langdurige drukbelastingen. Door frequent belopen loopt de druksterkte eveneens terug (zie ook ‘beloopbaarheid’ op bladzijde 6 ). Ook vocht heeft invloed op de druksterkte (zie schadevoorbeeld 15 op bladzijde 56). Beloopbaarheidsklasse, afhankelijk van type: 1 (beperkt beloopbaar) of 2 (goed beloopbaar). Temperatuurinvloed Uitzettingscoëfficiënt (Al-6 K-1. Irreversibele vormverandering komt niet voor. Steenwol is zeer goed temperatuurbestand. Wel kan vanaf 250 °C het bindhars verdampen. Vochtinvloed Op zichzelf is steenwol vochtongevoelig. De bindingshars is dit echter niet. Dit betekent dat voorkomen moet worden dat bij de uitvoering of tijdens het gebruik vocht onder de isolatie kan komen, hetgeen vervolgens in het materiaal zal condenseren. Het materiaal neemt bij inwendige condensatie door zijn lage diffusieweerstand zeer snel vocht op, terwijl ook de warmtegeleidingscoëfficiënt reeds bij lage vochtgehaltes zeer snel stijgt (zie ook de toelichting bij schadevoorbeeld 18 op bladzijde 62). Brandgedrag Het brandgedrag van MWR is uitstekend. De eigenlijke steenwolvezels zijn onbrandbaar. Dit geldt echter niet voor de hars. Bij een harsgehalte onder de 4 gew.% verdampt het bij verhitting, daarboven brandt het.
21
EIGENSCHAPPEN VAN ISOLATIEMATERIALEN Geëxpandeerd perlietboard (EPB)
: 150 kg.m-3 Soortelijke warmte (c) : ± 840 J.kg-1.K-1 Warmtegeleidingscoëfficiënt (Lreken) : 0,051 W.m-1.K-1 *) Hygrisch gedrag : weinig hygroscopisch en niet capillair Volumieke massa (R)
Diffusieweerstandsgetal (µ)
*) Bron: lit. [1]
22
:7
Geëxpandeerd perlietboard (EPB) Mechanisch gedrag De druksterkte bij 10% vervorming > 200 kPa. Lange-duur druksterkte: maximaal 50% van druksterkte bij kamertemperatuur. Temperatuur heeft geen invloed op de druksterkte. Beloopbaarheidsklasse: 3 (intensief beloopbaar). Temperatuurinvloed Uitzettingscoëfficiënt (Al-6 K-1 Vochtinvloed Matig bestand tegen vocht. Als een dak bouwfysisch onjuist functioneert of vocht in de dakbedekkingsconstructie komt (bouwvocht of lekkage) kan het materiaal zijn samenhang voor een deel verliezen (zie ook schadevoorbeeld 15 op bladzijde 56). Vormstabiliteit Door wisseling van vochtgehalte kan geëxpandeerd perlietboard een vormverandering ondergaan. Bij de huidige toegepaste bitumen dakbedekkingssystemen met een polyestermat drager levert dit in de praktijk geen problemen op. Brandgedrag EPB is onbrandbaar. Brandklasse: Euroklasse A1.
23
EIGENSCHAPPEN VAN ISOLATIEMATERIALEN Cellulair glas (CG)
: 100 - 500 kg.m-3 Soortelijke warmte (c) : ± 840 J.kg-1.K-1 Warmtegeleidingscoëfficiënt (Lreken) : 0,040 – 0,050 W.m-1.K-1 *) L is afhankelijk van volumieke massa**): L20 = l-4lR - 100) gemeten bij een gemiddelde temperatuur van 20 °C Hygrisch gedrag : niet hygroscopisch. . Diffusieweerstandsgetal (µ) : 5000 – 70000 schatting, M-waarde is met klassieke diffusieproef niet te meten. Volumieke massa (R)
*) Bron: lit. [1] **) Vuistregel (Bron: lit. [2])
24
Cellulair glas Mechanisch gedrag Druksterkte bij bezwijken 500 – 1000 kPa. Lange-duur druksterkte: maximaal 30% van kortstondige druksterkte. Temperatuur heeft geen invloed op de druksterkte. Beloopbaarheidsklasse: 3 (intensief beloopbaar). Temperatuurinvloed Uitzettingscoëfficiënt (Al-6 K-1 Geen irreversibele vormverandering. Vochtinvloed CG is water- en dampdicht. Toch is vochtinvloed mogelijk. Door zagen worden de oppervlaktecellen doorgesneden, waardoor waterindringing mogelijk is. Bij vorst doet dit de cellen springen. Dit proces kan zich herhalen. Vormstabiliteit De vormstabiliteit is uitstekend. Ook is er nauwelijks effect door temperatuurverschillen vanwege de lage uitzettingscoëfficiënt. Brandgedrag Brandklasse: Euroklasse A1.
25
OVERZICHT SCHADEVOORBEELDEN Nr. Schadevoorbeeld Is olati e- Probleem m aterialen 1
Aantasting door
EPS
oplosmiddel
Door oplosmiddel (bijvoorbeeld voorsmeerlaag f bij o ben zine lekkage w ordt isolatie aang
2
Aantasting door vocht MWR
enEPB
Door(langdurige ) vochtin w erking als gevolg van lekkage nee samenhang van de isolatie f;ook kan corr osie ontstaan
3
Beschadiging cacheerlaag EPS,PUR/PIR en PF
Door uitvoeringsomstandigh is de cacheerlaag beschadi gevolgen voor het isolatie materiaal/of ende dakbedekkin
4
Blaasvorming in de
EPS,PUR/PIR,PF Blaasvorming door (volledig )
dakbedekking
en CG
geklee fde dakbedekking op gesloten isolatie
5
Breuk in isolatie
PF,EPB enCG
Brosse breuk door ongelijke ondersteuning
6
Delaminatie van het
MWR
enEPB
isolatiemateriaal
Delaminatie isolatiemateri gevolg van pelkrachten - uit oefend door (volledig ) geklee fde dakbedekking (bij hoge)w indbelasting
7
Insmelten van het
EPS
isolatiemateriaal
Insmelten isolatie door op methode en ongeschikte cachering
8
Krimp, gepaar d met
EPS enPF
plooivorming
Bij koud - of slecht geklee fde isolatie krimpnaden langs dakranden gecombineer d met plooivorming in de
9
Krimpnaden tussen
EPS enPF
isolatieplaten
dakbed
Door krimp van de isolatie zijn naden ontstaan tussen isolatieplaten
10 Kromtrekken
PUR/PIR enPF
Kromtrekken door inhomogene structuur/of envochtinvloed
11 Loslaten cacheerlaag EPS,PUR/PIR en PF
Als gevolg van slechte hec (productie fout) laat cacheerla los
12 Naschuimen bij de randen PUR/PIR enPF van de isolatieplaten
Isolatiemateriaal w ordt(meestal aan de randen ) dikker door ’naschuimen ’
26
OVERZICHT SCHADEVOORBEELDEN Nr. Schadevoorbeeld Is olati e- Probleem m aterialen 13 Penetratie dakbedekking MWR
enEPB
door bevestigers
Als gevolg zachter van gewor den isolatie (door belopen /of en vochtinvloed) zijn de schroefkoppen van de beves s door belopen door de dakbedekking gedrukt
14 Vermindering druksterkte MWR
Door te geringe weerstand loopbelasting neemt de
door (intensief) belopen
druksterkte van het isolatiemateriaal door (in belopen aan zienli jk af 15 Vermindering druksterkte MWR
enEPB
door vochtinvloed
Door vochtinvloed (als gev inwendige condensatie , die weer het gevolg kan zijn van lekkage neemt de samenhang en daar de druksterkte van de isol
elatief r hoge 16 Vermindering druksterkte EPS, PUR/PIR,PF Bij langdurige en dikte door langdurige en MWR
belasting neemt de drukste
belasting 17 Vermindering
EPS, PUR/PIR,PF, Stalen bevestigingsmiddele
warmteweerstand door MWR
enEPB
bevestigers
de warmte weerstand van de
(koudebrugwerking) 18 Vermindering
vormen koudebruggen , waardoor
constructie als geheel afn EPS, PUR/PIR,PF, Door vochtinvloed (als gev
warmteweerstand door MWR
enEPB
vochtinvloed
inwendige condensatie , die weer het gevolg kan zijn van lekkage neemt de warmteweerstand . a Dit eff ect is sterk verschil j de diverse materialen
19 Vermindering
MWR
windweerstand door
Bij mechanisch bevestigde systemen wordt door de
vermoeiing
drukplatenj windbelasting bi e dynamische belasting uitge op het isolatiemateriaal , waardoor de druksterkte daarvan en daarmee de windweerstand afneemt
20 Verpakkings- en opslagschade
EPS, PUR/PIR, Beschadiging door transpor PF,MWR, EPB
opslag , klembanden.d. e
en CG
27
Schadevoorbeeld 1 Probleem: aantasting door oplosmiddel Isolatiemateriaal: EPS Schadebeeld 1: aangetaste geëxpandeerd polystyreen isolatie door oplosmiddel in voorsmeerlaag
Schadebeeld 2: detail aangetaste geëxpandeerd polystyreen isolatie door oplosmiddel in voorsmeerlaag
Kenmerken Door overvloedig gebruik van voorsmeermiddel, gecombineerd met onvoldoende tijd om het voorsmeermiddel te laten drogen wordt EPS, vooral bij beschadigingen in de cacheerlaag aangetast door het oplosmiddel in de voorsmeerlaag.
28
Schadevoorbeeld 1 Probleem: aantasting door oplosmiddel Oorzaak Geëxpandeerd polystyreen is oplosbaar in diverse middelen. Alle koude kleefstoffen en voorsmeermiddelen, nodig om een goede hechting tot stand te brengen bij het gebruik van warme bitumen, bevatten oplosmiddelen, waartegen EPS weinig bestand is. Wanneer voorsmeermiddelen in (te) grote hoeveelheden wordt aangebracht en onvoldoende tijd wordt aangehouden om te drogen, dan wordt het oplosmiddel langdurig opgesloten tussen de cacheerlaag van de EPS-isolatie en de onderconstructie. Hierdoor wordt de EPS-isolatie aangetast, vooral bij beschadigingen in de cacheerlaag. Dit probleem doet zich overigens alleen voor bij gekleefde isolatiesystemen op betonnen onderconstructies.
Oplossing l 5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l /@RAHIADSNMMDMNMCDQBNMRSQTBSHDRAHIUNNQJDTQKNRKHFFDM de en geballaste systemen toe en gebruik daarbij isolatiematerialen die daarvoor geschikt zijn, zoals de Unidek Walker®, de Unidek Runner® en de Unidek Marathon®.
29
Schadevoorbeeld 2 Probleem: aantasting door vocht Isolatiematerialen: MWR en EPB Schadebeeld 1: corrosieve aantasting van stalen bevestiger door vocht in het isolatiemateriaal
Schadebeeld 2: aantasting van het isolatiemateriaal door vocht en corrosieve aantasting van de stalen onderconstructie
Kenmerken Door ingesloten bouwvocht of lekkagevocht ontstaat, vooral onder winterse omstandigheden, inwendige condensatie in het isolatiemateriaal. Alle bevestigers en de geprofileerde stalen dakplaten vertonen (ernstige) corrosieverschijnselen. Bij aanzienlijke inwendige condensatie gaat bovendien de samenhang van het isolatiemateriaal verloren.
30
Schadevoorbeeld 2 Probleem: aantasting door vocht Oorzaak Geëxpandeerd perlietboard isolatie is in het algemeen vochtgevoelig. Dit wordt veroorzaakt door de toegepaste bindmiddelen. Dit betekent dat als een dak bouwfysisch onjuist functioneert of vocht in de dakbedekkingsconstructie komt (bouwvocht of lekkage), het materiaal zijn samenhang voor een deel kan verliezen. De mate waarin dit gebeurt is afhankelijk van de kwaliteit van het materiaal en de hoeveelheid vocht en de tijdsduur dat het vocht in isolatiemateriaal aanwezig is. Vocht veroorzaakt in combinatie met bepaalde stoffen in het EPB een corrosief milieu. Dit betekent dat stalen bevestigingsmiddelen die geen bijzondere weerstand tegen corrosie bezitten, aangetast worden door roestvorming. Ditzelfde geldt voor stalen onderconstructies.
Oplossing l 5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l 6DQJGDSHRNK@SHDL@SDQH@@KCHQDBSM@GDS@@MAQDMFDM@ELDS een waterdichte laag. l 5NDQQDFDKL@SHFNMCDQGNTCTHS@@MGDSC@JNLGDSQHRHBN van lekkage zo klein mogelijk te maken. l6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMV@@QAHIGDSQHRHBNU@MUNBGS aantasting zo klein mogelijk is, bijvoorbeeld de Unidek Walker®, de Unidek Runner® of de Unidek Marathon®. 31
Schadevoorbeeld 3 Probleem: beschadiging cacheerlaag Isolatiematerialen: EPS, PUR/PIR en PF Schadebeeld 1: beschadiging van losse overlappen bij gecacheerde geëxpandeerd polystyreen isolatie
Schadebeeld 2: beschadiging cacheerlaag door gasfles
Kenmerken Door uitvoeringsomstandigheden is de cacheerlaag beschadigd met gevolgen voor het isolatiemateriaal en/of de dakbedekking. In beide voorbeelden moet de dakbedekking nog worden aangebracht, maar het is duidelijk dat bij gebruik van dergelijke beschadigde isolatieplaten de dakbedekking niet optimaal kan functioneren.
32
Schadevoorbeeld 3 Probleem: beschadiging cacheerlaag Oorzaak Isolatieplaten, of ze nu gecacheerd zijn of niet, moeten met zorg worden verwerkt, want ieder isolatiemateriaal is in meer of mindere mate kwetsbaar. Beschadigingen zoals getoond in de schadevoorbeelden zijn veroorzaakt door ruwe uitvoeringsomstandigheden. Bij gecacheerde EPS-isolatieplaten met brede overlappen is het risico van beschadigen van deze overlappen extra groot. Het risico van beschadigen door vallende voorwerpen zoals een gasfles bij de brossere kunststof schuimen (PUR/PIR en PF) is groter dan bij de wat elastischer types (EPS). Ook speelt de kwaliteit en sterkte van de cacheerlaag een grote rol.
Oplossing l5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l 6DQJGDSHRNK@SHDL@SDQH@@KCHQDBSM@GDS@@MAQDMFDM@ELDS een waterdichte laag. l6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMV@@QAHIGDSQHRHBNU@MADRBG@CHFDM zo klein mogelijk is, bijvoorbeeld de Unidek Walker® of de Unidek Runner® die geen losse overlappen hebben die beschadigd kunnen worden of de Unidek Marathon® die slechts een kleine overlap heeft (20 mm) en bovendien een extra sterke cacheerlaag.
33
Schadevoorbeeld 4 Probleem: blaasvorming in de dakbedekking Isolatiematerialen: EPS, PUR/PIR, PF en CG Schadebeeld 1: ernstige blaasvorming in volledig op het isolatiemateriaal gekleefde dakbedekking
Schadebeeld 2: ernstige blaasvorming in volledig op het isolatiemateriaal gekleefde dakbedekking
Kenmerken In de (meestal bitumen) dakbedekking is sprake van (ernstige) blaasvorming. Blaasvorming komt alleen voor bij isolatiematerialen met een gesloten afwerking (gecacheerd kunststofschuim) of een gesloten structuur (cellulair glas). Dit soort blaasvorming betreft vrijwel altijd volledig gekleefde dakbedekkingssystemen.
34
Schadevoorbeeld 4 Probleem: blaasvorming in de dakbedekking Oorzaak Wanneer op een gesloten ondergrond zoals gecacheerd kunststofschuim of cellulair glas een (bitumen) dakbedekking volledig wordt gekleefd met bitumen, dan is het vrijwel onmogelijk om vuil, vocht- of luchtinsluiting te voorkomen. Dit betekent dat in de kleeflaag tussen de gesloten ondergrond en de eerste laag dakbedekking op sommige plaatsen rondom afgesloten ruimten zijn ontstaan, gevuld met (vochtige) lucht. Bij zonbelasting ontwikkelen zich op deze plaatsen blazen, die geleidelijk aan steeds groter worden. Bij PUR/PIRplaten bestaat het risico dat door de hitte van de aangebrachte kleefbitumen het gas in de cellen van het isolatiemateriaal expandeert en door de celwanden breekt, om vervolgens opgesloten te worden tussen de cacheerlaag en het dakbedekkingsmateriaal, hetgeen eveneens tot blaasvorming leidt.
Oplossing l /@RNOFDRKNSDMNMCDQFQNMCDMYN@KRFDB@BGDDQCJTMRSRSNE schuim bij voorkeur geen volledig gekleefde bedekkingen toe. l 'DSQHRHBNU@MAK@@RUNQLHMFHRAHILDBG@MHRBGADUDRSHFCD systemen en geballaste systemen vrijwel nihil. l 6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMCHDTHSFDROQNJDMFDRBGHJSYHIMUNNQ mechanisch bevestigde systemen zoals Unidek Walker® of de Unidek Runner® dan wel voor geballaste dakbedekkingen, zoals de Unidek Walker®, de Unidek Runner® en de Unidek Marathon®. 35
Schadevoorbeeld 5 Probleem: breuk in isolatie Isolatiematerialen: PF, EPB en CG Schadebeeld 1: breuk in isolatieplaten van cellulair glas
Schadebeeld 2: breuk in isolatieplaten van phenolformaldehydeschuim
Kenmerken Door een niet vlakke ondergrond worden de brosse isolatiematerialen ongelijkmatig ondersteund. Bij (meestal) loopbelasting breken daardoor de isolatieplaten. Dit kan gevolgen hebben voor de functionaliteit van het dakbedekkingssysteem.
36
Schadevoorbeeld 5 Probleem: breuk in isolatie Oorzaak Bij intensief loopverkeer of belasting van de dakbedekkingsconstructie met een isolatie van bros schuimmateriaal, kan zowel tijdens de bouwfase als in de gebruiksfase breuk optreden. Het risico hierop is het grootst bij ongelijke of nietvlakke ondergronden. Als bros schuimmateriaal niet gelijkmatig is ondersteund dan ontstaat bij belasting in het materiaal een buigend moment. Het gevolg hiervan is dat zowel tussen de steunpunten (aan de onderzijde) als boven de steunpunten (aan de bovenzijde) trekspanningen ontstaan, waartegen dergelijke materialen slecht bestand zijn, zodat breuk optreedt.
Oplossing l5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l#HSADSDJDMSNMCDQLDDQC@SRODBHEHDJDDHRDMFDRSDKC moeten worden aan de vlakheid van de ondergrond, afhankelijk van het al dan niet brosse karakter van het isolatiemateriaal. l 6 DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMV@@QAHIGDSQHRHBNU@MAQNRRDAQDTJ zo klein mogelijk is, bijvoorbeeld de Unidek Walker®, de Unidek Runner® of de Unidek Marathon®; brosse breuk kan hierbij niet plaatsvinden.
37
Schadevoorbeeld 6 Probleem: delaminatie van het isolatiemateriaal Isolatiematerialen: MWR en EPB Schadebeeld 1: delaminatie van steenwol isolatie door windbelasting
Schadebeeld 2: delaminatie van geëxpandeerd perlietboard isolatie als gevolg van windbelasting
Kenmerken Bij zogenoemde direct mechanisch bevestigde isolatiesystemen wordt het isolatiemateriaal mechanisch bevestigd aan de onderconstructie en het dakbedekkingssysteem volledig gekleefd op het isolatiemateriaal. Als gevolg van de relatief lage delaminatieweerstand van het isolatiemateriaal treedt bij windbelasting delaminatie op in het isolatiemateriaal, meestal vlak onder de dakbedekkingslaag.
38
Schadevoorbeeld 6 Probleem: delaminatie van het isolatiemateriaal Oorzaak Zoals toegelicht bij schadevoorbeeld 4 (blaasvorming) is het bij het aanbrengen van een volledig gekleefd dakbedekkingssysteem onvermijdelijk dat er plaatsen in de kleeflaag zijn waar geen of nauwelijks hechting is met het isolatiemateriaal. Dit betekent dat bij direct mechanisch bevestigde isolatieplaten, waarop de dakbedekking is gekleefd, er bij windbelasting pel- en delaminatiekrachten worden uitgeoefend. Isolatiematerialen met een lage delaminatieweerstand zijn hier niet tegen bestand, met als gevolg dat over soms grote oppervlakten delaminatie optreedt in het isolatiemateriaal, vlak onder de dakbedekking.
Oplossing l6DQJAHIUNNQJDTQLDSHMCHQDBSADUDRSHFCDHRNK@SHDC@J bedekkingssystemen. Dat wil zeggen dat de mechanische bevestiging plaatsvindt door (de eerste laag van) het dakbedekkingssysteem. l5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMLDSDDMFNDCDCDK@LHM@SHD weerstand, bijvoorbeeld de Unidek Walker® of de Unidek Runner®, specifiek ontwikkeld voor toepassing in indirect mechanisch bevestigde dakbedekkingsconstructies.
39
Schadevoorbeeld 7 Probleem: insmelten van het isolatiemateriaal Isolatiemateriaal: EPS Schadebeeld 1: “ingezakte” dakbedekking op geëxpandeerd polystyreen isolatie, die is ingesmolten bij het branden van de dakbedekking
Schadebeeld 2: gesmolten geëxpandeerd polystyreen isolatie als gevolg van branden dakbedekking
Kenmerken Bij “standaard EPS-dakisolatie” wordt een eenlaags mechanisch bevestigd bitumen dakbedekkingsconstructie aangebracht volgens de brandmethode. De lichte cacheerlaag geeft onvoldoende bescherming aan de EPS-isolatie tegen de hitte van de propaanbrander, als gevolg waarvan de EPS-isolatie insmelt.
40
Schadevoorbeeld 7 Probleem: insmelten van isolatiemateriaal Oorzaak Geëxpandeerd polystyreen isolatie met een “standaardcachering” is weinig bestand tegen de warmtebelasting die ontstaat door de open-vuurmethode voor het aanbrengen van specifiek eenlaagse bitumen dakbedekkingssystemen. Zowel bij langs- als dwarsoverlappen ontstaat een dermate grote warmtebelasting dat het EPS-materiaal insmelt, hetgeen onder meer ten koste gaat van de functionaliteit. De relatief grote warmtebelasting ontstaat door de plaatselijk dikkere laag bitumen die de warmte lang vasthoudt en overbrengt naar het onderliggende EPS, waardoor dit insmelt.
Oplossing l/@RAHIDDMK@@FRDAHSTLDMC@JADCDJJHMFRRXRSDLDM aangebracht volgens de brandmethode uitsluitend isolatiematerialen toe, die daarvoor geschikt zijn, zoals de Unidek Marathon®. l/@RDDMSVDDK@@FRC@JADCDJJHMFRRXRSDDLSNDGDSYHI (indirect) mechanisch bevestigd, hetzij losliggend en geballast op een daarvoor geschikt isolatiemateriaal, bijvoorbeeld de Unidek Walker® of de Unidek Runner®.
41
Schadevoorbeeld 8 Probleem: krimp, gepaard met plooivorming Isolatiematerialen: EPS en PF Schadebeeld 1: plooivorming in de dakbedekking als gevolg van krimp in de onderliggende isolatieplaten
Schadebeeld 2: door krimp in de isolatieplaten ontstaan plooien in de dakbedekking boven de onderliggende naden
Kenmerken Bij koud- of slecht gekleefde isolatieplaten die krimpneiging vertonen ontstaan specifiek langs de dakranden grote krimpnaden, gecombineerd met plooivorming in de dakbedekking, verdeeld over de rest van het dak. Vaak manifesteren de plooien zich boven de plaatnaden.
42
Schadevoorbeeld 8 Probleem: krimp, gepaard met plooivorming Oorzaak Phenolformaldehydeschuim en geëxpandeerd polystyreen isolatie kunnen door verschillende oorzaken krimp vertonen. Bij PF ontstaan krimpverschijnselen door wisselend vochtgehalte, dat wil zeggen dat wanneer de platen bij het aanbrengen relatief vochtig waren ze daarna door droging krimpen. Bij EPS kan sprake zijn van zogenoemde geboortekrimp. Geboortekrimp is de verkorting in afmetingen die ontstaat direct na het fabriceren als gevolg van het afkoelen, ontvochtiging en druknivellering met omgevingslucht. Bij koud- of slecht gekleefde isolatieplaten, die krimpneiging vertonen, ontstaat het zogenoemde wandelen van de isolatieplaten. Dit wordt gekenmerkt door het lostrekken van de dakbedekking ter plaatse van de dakranden en schuinwegtrekkende plooien op de hoeken van het dakvlak. Tegenwoordig komt dit verschijnsel veel minder voor, omdat koudkleven vrijwel niet meer wordt toegepast.
Oplossing l/@R@KSHICLDBG@MHRBGDJHLEHW@SHDSNDCNNQCDDDQRSD strook of laag dakbedekking. l/@RAHIUNNQJDTQLDBG@MHRBGADUDRSHFCDKNRKHFFDMCDDM geballaste dakbedekkingssystemen toe. l/@RDDMSVDDK@@FRC@JADCDJJHMFRRXRSDDLSNDGDSYHI (indirect) mechanisch bevestigd, hetzij losliggend en geballast op een daarvoor geschikt isolatiemateriaal, bijvoorbeeld de Unidek Walker® of de Unidek Runner®.
43
Schadevoorbeeld 9 Probleem: krimpnaden tussen isolatieplaten Isolatiematerialen: EPS en PF Schadebeeld 1: bij koud weer tekenen (vooral ’s-morgens) de naden tussen de isolatieplaten duidelijk af.
Schadebeeld 2: ernstige krimpnaden tussen phenolformaldehydeschuim isolatieplaten
Kenmerken De (mechanisch bevestigde) isolatieplaten vertonen rondom krimpnaden in de orde van 5 mm tot soms wel meer dan 10 mm. Soms gaat dit ook gepaard met enige plooivorming in de dakbedekking (zie ook schadevoorbeeld 8) maar bij een goede fixatie van het isolatiemateriaal blijft in het algemeen de dakbedekking vlak.
44
Schadevoorbeeld 9 Probleem: krimpnaden tussen isolatieplaten Oorzaak Zowel bij het productieproces van PF-schuim als van EPS ontstaat enig vocht in het schuim. Daarnaast heeft specifiek PF-schuim de neiging vocht op te nemen door oorzaken als bouwvocht, inwendige condensatie en lekkage. Bij verandering van het vochtgehalte ondergaat het schuim een volumeverandering: bij vochttoename zet het materiaal uit en bij uitdroging ontstaat krimp. Omdat bij dit schadevoorbeeld meestal sprake is van mechanische bevestiging zullen de isolatieplaten niet gaan “wandelen” zoals in schadevoorbeeld 8. De dakbedekking blijft daardoor redelijk vlak. Vooral bij brede naden (> 5 mm) ontstaan er door de naden extra warmteverliezen.
Oplossing l6DQJLDSHRNK@SHDL@SDQH@KDMV@@QU@MCDJQHLOBNMENQLCD specificatie van de fabrikant minimaal is. l/@RAHIUNNQJDTQLDBG@MHRBGADUDRSHFCDKNRKHFFDMCDDM geballaste dakbedekkingssystemen toe. l/@RDDMSVDDK@@FRC@JADCDJJHMFRRXRSDDLSNDGDSYHI (indirect) mechanisch bevestigd, hetzij losliggend en geballast op een daarvoor geschikt isolatiemateriaal, bijvoorbeeld de Unidek Walker® of de Unidek Runner®.
45
Schadevoorbeeld 10 Probleem: kromtrekken Isolatiematerialen: PUR/PIR en PF Schadebeeld 1: kromgetrokken phenolformaldehydeschuim isolatieplaten
Schadebeeld 2: kromgetrokken polyurethaanschuim isolatieplaten met naschuimverschijnselen aan de randen (zie ook schadevoorbeeld 12)
Kenmerken Het verschijnsel van kromtrekken komt relatief het meeste voor bij isolatieplaten die dikker zijn dan 80 mm. Het kromtrekken kan variëren van enkele millimeters tot meer dan 20 mm. In het algemeen is ook vocht van invloed, specifiek geldt dit voor het kromtrekken bij PF-isolatie. 46
Schadevoorbeeld 10 Probleem: kromtrekken Oorzaak Zoals ook bij de schadevoorbeelden 9 en 10 aangegeven is PF-schuim gevoelig voor veranderingen in vochtgehalte. De drogingskrimp die bij dit materiaal kan optreden wordt in de lengte en breedterichting geremd door de cacheringen. Doordat er over de dakisolatie vrijwel altijd een temperatuurgradiënt aanwezig is, zal ook het vochtgehalte over de dikte niet hetzelfde zijn. Het gevolg hiervan is dat ook de krimp aan beide zijden van het materiaal verschillend is, waardoor de platen kromtrekken. Bij PUR-isolatie ontstaat kromtrekken vooral door een onvoldoende vormstabiliteit. De vormstabiliteit wordt kritischer bij het toenemen van de dikte, waardoor namelijk het verschil in schuimkwaliteit tussen boven- en onderzijde groter wordt.
Oplossing l6@MMDDQGDSQHRHBNNOJQNLSQDJJDMDDMFDFDUDMHRLNDSDM additionele bevestigingsmiddelen worden toegepast en moeten de isolatieplaten zodanig aan de onderconstructie worden bevestigd dat dit risico wordt geëlimineerd. l5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMLDSDDMFNDCDUNQLRS@AHKHSDHSDM een geringe vochtgevoeligheid, bijvoorbeeld de Unidek Walker®, de Unidek Runner® of de Unidek Marathon®.
47
Schadevoorbeeld 11 Probleem: loslaten cacheerlaag Isolatiematerialen: EPS, PUR/PIR en PF Schadebeeld 1: de aluminium cacheerlaag van de polyisocyanuraatschuim isolatieplaat laat los vanwege het vrijwel ontbreken van hechting
Schadebeeld 2: de cacheerlaag van het phenolformaldehydeschuim laat (plaatselijk) los
Kenmerken Als gevolg van slechte hechting van de cacheerlaag op het isolatiemateriaal (productiefout) laat de cacheerlaag gemakkelijk los. Dit kan vooral tot problemen en schade leiden bij gekleefde systemen. Bij EPS-isolatie wordt hierdoor het risico van insmelten vergroot.
48
Schadevoorbeeld 11 Probleem: loslaten cacheerlaag Oorzaak Cacheerlagen worden bij EPS-isolatie apart aangebracht door verkleving met bitumen of streepsgewijze aangebrachte polyurethaanlijm. Specifiek bij bitumen als kleefmiddel geldt dat de temperatuur niet te hoog mag zijn om insmelten te voorkomen. Daardoor kan het wel eens voorkomen dat de temperatuur te laag is om een goede hechting tot stand te brengen. Bij PUR/PIR-isolatie en PF-isolatie vormen de cacheerlagen een essentieel onderdeel in het continue productieproces. De hechting tussen het schuim en het materiaal van de cacheerlaag hangt af van diverse factoren zoals schuimreceptuur, hechtingseigenschappen van de cacheerlaag en productietechniek. Wanneer deze factoren niet optimaal op elkaar afgestemd zijn komt een minder goede hechting tot stand en kan de cacheerlaag gemakkelijk losraken.
Oplossing l/@RHRNK@SHDL@SDQH@KDMSNDLDSDDMADVDYDMFNDCD delaminatiesterkte, zoals vastgelegd in een relevant KOMO-attest-met-productcertificaat (CTG). l 6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMV@@QAHIGDSQHRHBNNOKNRK@SDMU@M de cacheerlaag zo klein mogelijk is doordat een zeer betrouwbare lijmmethode is toegepast, bijvoorbeeld de Unidek Walker®, de Unidek Runner® of de Unidek Marathon®.
49
Schadevoorbeeld 12 Probleem: naschuimen bij de randen van de isolatieplaten Isolatiematerialen: PUR/PIR en PF Schadebeeld 1: door naschuimen zijn de randen van de isolatieplaten dikker geworden, hetgeen zich duidelijk aftekent in de dakbedekking
Schadebeeld 2: polyurethaanschuim isolatieplaten met dikker geworden randen als gevolg van naschuimen
Kenmerken Het verschijnsel van naschuimen komt net als kromtrekken relatief het meest voor bij isolatieplaten die dikker zijn dan 80 mm. Het gevolg is dat de isolatieplaten aan de randen (aanzienlijk) dikker zijn dan in het midden van de plaat. In het algemeen is vocht van invloed, specifiek op het naschuimen bij PUR/PIR.
50
Schadevoorbeeld 12 Probleem: naschuimen bij de randen van de isolatieplaten Oorzaak Bij schadevoorbeeld 10 is behandeld dat kromtrekken bij PUR-isolatie vooral ontstaat door onvoldoende vormstabiliteit. Kromtrekken gaat vaak gepaard met naschuimen aan de randen en soms wordt dit ook met elkaar verward. Het naschuimen bij PUR-isolatie wordt vaak veroorzaakt door vochtinvloeden, hetgeen natuurlijk ook met de uitvoeringsomstandigheden te maken kan hebben. Minder stabiel PURschuim heeft de neiging onder invloed van vocht na te schuimen, waardoor het materiaal dikker wordt. Dit vindt vooral plaats in de omgeving van plaatnaden waartussen vocht getransporteerd kan worden.
Oplossing l 5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMLDSDDMFNDCDUNQLRS@AHKHSDHSDM een geringe vochtgevoeligheid, bijvoorbeeld de Unidek Walker®, de Unidek Runner® of de Unidek Marathon®.
51
Schadevoorbeeld 13 Probleem: penetratie dakbedekking door bevestigers als gevolg van zacht geworden isolatie Isolatiematerialen: MWR en EPB Schadebeeld 1: bevestiger van onderliggende steenwol isolatie heeft de PVC-dakbedekking vrijwel gepenetreerd
Schadebeeld 2: ook na reparatie vindt opnieuw penetratie van de dakbedekking plaats door de schroefkop
Kenmerken Als gevolg van zachter geworden isolatie zijn de schroefkoppen van de bevestigers door het belopen door de dakbedekking gedrukt. Wanneer alleen volstaan wordt met het repareren van de beschadigingen treedt vaak na korte tijd opnieuw ter plaatse van de reparaties dezelfde beschadiging op. Het verschijnsel wordt op den duur vaak erger vanwege de optredende lekkages en de invloed van vocht op de druksterkte (zie ook schadevoorbeeld 15). 52
Schadevoorbeeld 13 Probleem: penetratie dakbedekking door bevestigers als gevolg van zacht geworden isolatie Oorzaak Bij steenwol isolatie in “standaard” kwaliteit is de beloopbaarheid soms slecht (klasse 0). Het materiaal verliest bij herhaald belasten een deel van zijn druksterkte en wordt zachter. Wanneer de bevestigers niet geborgd zijn in de drukverdeelplaat worden bij het belopen in de omgeving van de bevestigingen, de schroefkoppen door de dakbedekking gedrukt. Hierdoor ontstaat lekkage, wat na enige tijd het verschijnsel alleen maar versterkt (zie ook schadevoorbeeld 15). Bij EPB-isolatie kan de isolatie zacht worden door vochtinvloed (zie ook schadevoorbeeld 2) met vergelijkbare gevolgen.
Oplossing l /@RADODQJSADKNNOA@QDHRNK@SHDL@SDQH@KDMJK@RRD uitsluitend toe in daken die weinig belopen worden. Overweeg hierbij bevestigingsmiddelen toe te passen met een borging tussen de bevestiger en de drukverdeelplaat. l 5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l 6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMLDSDDMADKNNOA@@QGDHCHMDDM klasse die overeenkomt met het verwachte gebruik van het dak, bijvoorbeeld de Unidek Walker® (klasse 1), de Unidek Runner® (klasse 2) of de Unidek Marathon® (klasse 3). 53
Schadevoorbeeld 14 Probleem: vermindering druksterkte door (intensief) belopen Isolatiemateriaal: MWR Schadebeeld 1: bij belasten is de onderliggende steenwolisolatie gemakkelijk indrukbaar
Schadebeeld 2: monstername van schadebeeld 1 laat zien dat steenwolisolatie nog wel samenhang heeft, maar duidelijk zacht is geworden
Kenmerken De dakbedekkingsconstructie voelt bij belopen zacht aan. Vaak is sprake geweest van een periode van (intensief) loopverkeer, bijvoorbeeld door (nieuwbouw) uitvoeringsomstandigheden en het ontbreken van beschermingsplaten. De isolatie behoudt vaak nog wel de samenhang, zij het dat ook soms de dikte nogal afneemt, maar loopt in druksterkte aanzienlijk terug.
54
Schadevoorbeeld 14 Probleem: vermindering druksterkte door (intensief) belopen Oorzaak Zoals aangegeven bij schadevoorbeeld 13 verliest steenwol isolatie in “standaard” kwaliteit bij herhaald belasten een deel van zijn druksterkte en wordt het zachter. Dit blijkt ook uit beloopbaarheidstesten (zie bladzijde 7 van dit boekje). Het criterium voor beloopbaarheidsklasse 1: “beperkt beloopbaar”, is dat na vijf belastingcycli de druksterkte met niet meer dan 15% mag zijn afgenomen. Hieraan kan in principe voldaan worden met steenwol dat aan de boven-zijde is voorzien van een extra harde laag, de standaard kwaliteit voldoet soms niet aan deze eis.
Oplossing l /@RADODQJSADKNNOA@QDHRNK@SHDL@SDQH@KDMJK@RRD uitsluitend toe in daken die weinig belopen worden. l 5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l 6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMLDSDDMADKNNOA@@QGDHCHMDDM klasse die overeenkomt met het verwachte gebruik van het dak, bijvoorbeeld de Unidek Walker® (klasse 1), de Unidek Runner® (klasse 2) of de Unidek Marathon® (klasse 3).
55
Schadevoorbeeld 15 Probleem: vermindering druksterkte door vochtinvloed Isolatiematerialen: MWR en EPB Schadebeeld 1: het isolatiemateriaal is door en door vochtig geworden door inwendige condensatie en voelt bij belopen zacht aan
Schadebeeld 2: bij nader onderzoek blijkt dat zich onder de isolatie vocht bevindt op de dampremmende laag
Kenmerken Door ingesloten bouwvocht (schadebeeld 2) of lekkagevocht ontstaat, vooral onder winterse omstandigheden, inwendige condensatie in het isolatiemateriaal. Dit heeft na enige tijd tot gevolg dat de druksterkte (aanzienlijk) terugloopt. De uitvoeringsomstandigheden spelen bij dit soort schadegevallen bijna altijd een grote rol.
56
Schadevoorbeeld 15 Probleem: vermindering druksterkte door vochtinvloed Oorzaak Steenwol isolatie is door hars- en olieachtige bestanddelen op zichzelf hydrofoob, dat wil zeggen waterafstotend. Dit betekent dat wanneer onder uitvoeringsomstandigheden het isolatiemateriaal door regen nat wordt, het vocht in dat stadium nauwelijks invloed zal hebben op de eigenschappen van het materiaal. Datzelfde vocht komt echter ook onder het materiaal terecht en kan aldus worden opgesloten. Door het dampdrukverschil dat onder winterse omstandigheden aanwezig is over het isolatiemateriaal, ontstaat inwendige condensatie in een mate die uiteraard sterk afhangt van de hoeveelheid ingesloten vocht. Hierdoor neemt de samenhang en daarmee de druksterkte van de isolatie af. Uit onderzoek is gebleken dat deze teruggang op kan lopen tot 20% à 30%. Bij EPB-isolatie kan door ernstige inwendige condensatie als gevolg van lekkagevocht de samenhang zelfs helemaal verloren gaan (zie ook schadevoorbeeld 2).
Oplossing l 5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. Dit betekent onder meer dat grote aandacht moet worden gegeven aan het droog opslaan en verwerken van isolatiemateriaal en het zorgvuldig afsluiten van de dagproductie. l 6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMV@@QAHIGDSQHRHBNU@MUNBGSHMUKNDC op de druksterkte zo klein mogelijk is, bijvoorbeeld de Unidek Walker®, de Unidek Runner® of de Unidek Marathon®. 57
Schadevoorbeeld 16 Probleem: vermindering druksterkte en dikte door langdurige belasting Isolatiematerialen: EPS, PUR/PIR, PF en MWR Schadebeeld 1: door langdurige belasting is ter plaatse van de ondersteuningen van de glazenwassersinstallatie de onderliggende isolatie ingedrukt en plaatselijk de dakbedekking beschadigd
Schadebeeld 2: detailopname ter plaatse van de betonnen ondersteuning
Kenmerken Bij langdurige (plaatselijk) drukbelasting op een “normale” warm-dakconstructie (isolatie met daarop dakbedekking) neemt geleidelijk de indrukking toe, waardoor op den duur ook schade kan ontstaan aan de dakbedekking met lekkage als gevolg. Bovendien kan de stabiliteit van de ondersteunende constructie in gevaar komen.
58
Schadevoorbeeld 16 Probleem: vermindering druksterkte en dikte door langdurige belasting Oorzaak De druksterkte van isolatiemateriaal wordt in een kortdurende drukproef bepaald bij 10% vervorming of bezwijken. Voor alle isolatiematerialen, behalve cellulair glas, geldt dat de weerstand tegen langdurige relatief hoge drukbelasting (maar wel lager dan de kortstondige druksterkte) aanzienlijk lager is dan de kortstondige druksterkte. In de meeste gevallen mag niet meer dan 25% van de kortstondige druksterkte worden toegelaten. Bij hogere belastingen neemt door kruip de vervorming langzaam toe. Op den duur is het gevolg dat de dakbedekking wordt beschadigd en lekkage ontstaat. Ook kan er gevaar ontstaan voor de stabiliteit van de op de dakbedekking rustende constructie.
Oplossing l 'NTCAHINMCDQRSDTMHMFRBNMRSQTBSHDRYN@KRUNNQFK@YDM wassersinstallaties zorgvuldig rekening met de toegelaten lange duur drukbelasting van het isolatiemateriaal. l 5DQK@@FCDCQTJRO@MMHMFHMCHDMMNCHFLDSCQTJUDQCDDK platen. l 6DQJHMBNLAHM@SHDLDSCDADMNCHFCDCQTJUDQCDKHMFLDS isolatieplaten met een hoge druksterkte en een gunstig lange termijn gedrag, bijvoorbeeld de Unidek Marathon®.
59
Schadevoorbeeld 17 Probleem: vermindering op warmteweerstand door bevestigers (koudebrugwerking) Isolatiematerialen: EPS, PUR/PIR, PF, MWR en EPB Schadebeeld 1: bij koud weer tekenen (vooral ’s-morgens) de stalen bevestigingsmiddelen zich af in de dakbedekking
Schadebeeld 2: aftekening van stalen bevestigingsmiddelen in onafgewerkte APP-gemodificeerde bitumen bedekking
Kenmerken Stalen schroeven en stalen drukverdeelplaten vormen in combinatie met een onderconstructie van geprofileerde stalen dakplaten koudebruggen in de constructie, waardoor per bevestigingspunt extra warmteverlies ontstaat. Afhankelijk van het aantal bevestigers per m2 heeft dit een bepaald effect op de equivalente warmteweerstand van de constructie.
60
Schadevoorbeeld 17 Probleem: vermindering op warmteweerstand door bevestigers (koudebrugwerking) Oorzaak De verbinding tussen de relatief grote stalen drukverdeelplaten en de stalen onderconstructie door stalen schroeven zorgt voor een, ter plaatse van het bevestigingspunt, aanzienlijk hogere warmtestroom dan die door het isolatiemateriaal. Hoe lager de warmtegeleidingscoëfficiënt van de isolatie hoe groter het relatieve effect van deze koudebruggen, welk effect uiteraard ook afhangt van het aantal bevestigers per m2. Afhankelijk van deze factoren kan de invloed op de equivalente warmteweerstand (Rc;eq) oplopen tot in de orde van 10%. Bij toepassing van kunststof drukverdeelplaten wordt het effect al gauw teruggebracht tot 1% à 2%.
Oplossing l 6 DQJAHIHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSDDMQDK@SHDEK@FDV@QLSD geleidingscoëfficiënt bij voorkeur met kunststof drukverdeelplaten. l 'NTCQDJDMHMFLDSGDSJNTCDAQTFDEEDBSU@MRS@KDM bevestigingsmiddelen door dit te berekenen conform NEN 1068 en/of gebruik daarbij de op dit punt specifieke documentatie van de fabrikant, zoals Unidek. l /@RGDS@KCTRNMSVNQODMADUDRSHFHMFRRXRSDDLSNDNODDM daarvoor geschikt isolatiemateriaal, bijvoorbeeld de Unidek Walker® of de Unidek Runner®.
61
Schadevoorbeeld 18 Probleem: vermindering warmteweerstand door vochtinvloed Isolatiematerialen: EPS, PUR/PIR, PF, MWR en EPB Grafiek 1: invloed vocht op de warmtegeleidingscoëfficiënt van polyurethaanschuim en geëxtrudeerd polystyreen, zoals bepaald door BDA
Grafiek 2: invloed vocht op de warmtegeleidingscoëfficiënt van steenwol isolatie en geëxpandeerd polystyreen isolatie, zoals bepaald door BDA
Kenmerken Door vochtinvloed als gevolg van inwendige condensatie, die op zichzelf weer het gevolg kan zijn van lekkage, neemt de warmtegeleidingscoëfficiënt van isolatiemateriaal toe. Hierdoor neemt de warmteweerstand van de dakbedekkingsconstructie af. Dit effect is sterk verschillend bij de diverse materialen, zoals aangegeven in beide grafieken.
Schadevoorbeeld 18 62
Probleem: vermindering warmteweerstand door vochtinvloed Oorzaak De warmtegeleidingscoëfficiënt van isolatiemateriaal wordt bepaald door de mate waarin warmtedoorgang plaatsvindt en die is afhankelijk van: l V@QLSDFDKDHCHMFCNNQCDONQH²MV@MCDMNEUDYDKR l V@QLSDFDKDHCHMFCNNQGDSKTBGS DMNEF@RLDMFRDKHMCD poriën of holle ruimten; l V@QLSDNUDQCQ@BGSCNNQRSQ@KHMFU@MCDDMDM@@QCD@MCDQD zijde in poriën of holle ruimten; l V@QLSDNUDQCQ@BGSCNNQKTBGSADVDFHMFBNMUDBSHDHMCD poriën of holle ruimten. Wanneer door inwendige condensatie er vochtopname plaatsvindt in de poriën of holle ruimten heeft dit vooral effect op de warmtegeleiding in de poriën. Dit effect is sterk verschillend bij de diverse isolatiematerialen omdat de verschillen in waterdampgeleidbaarheid door de poriënwanden of vezels erg groot zijn.
Oplossing l 9NQFUNNQDDMANTVEXRHRBGITHRSNMSVDQOU@MCD dakbedekkingsconstructie, waardoor zo weinig mogelijk inwendige condensatie zal plaatsvinden en er in ieder geval onder zomerse omstandigheden voldoende droging plaatsvindt. l 5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l 6DQJHMBNLAHM@SHDLDSDDMFNDCANTVEXRHRBGNMSVDQO met isolatieplaten die weinig vochtgevoelig zijn, zoals de Unidek Walker®, de Unidek Runner® of de Unidek Marathon®. 63
Schadevoorbeeld 19 Probleem: vermindering windweerstand door vermoeiing Isolatiemateriaal: MWR Foto 1: onderzoek aan de combinatie dakbedekking, bevestiger, isolatie en onderconstructie door middel van een wisselende dynamische belasting
Foto 2: de resultaten van een dergelijke test worden sterk beïnvloed door de mate waarin het isolatiemateriaal bestand is tegen vermoeiing
Kenmerken Bij mechanisch bevestigde systemen wordt door de drukplaten bij windbelasting een dynamische belasting uitgeoefend op het isolatiemateriaal. Bij een relatief lage vermoeiingsweerstand van dit isolatiemateriaal loopt de druksterkte terug en daardoor neemt de windweerstand van de dakconstructie af, waardoor windschade kan ontstaan.
64
Schadevoorbeeld 19 Probleem: vermindering windweerstand door vermoeiing Oorzaak Parallel aan de effecten van (intensief) belopen bij steenwol isolatie in standaard kwaliteit (schadevoorbeelden 13 en 14) loopt ook bij de wisselende windbelasting onder drukverdeelplaten de druksterkte bij MWR terug. Hierdoor is het materiaal op den duur steeds minder in staat om tegendruk te leveren aan de drukverdeelplaat die scheefgetrokken wordt door de opbollende dakbedekking. Als gevolg hiervan loopt de windweerstand geleidelijk aan terug. Dit effect is overigens nauwkeurig bekend en talloze malen gemeten in de BDA Windtester. Serieuze schade treedt dan ook alleen op wanneer het aantal bevestigers minder is dan conform de interpretatie van een dergelijke windtest het geval moet zijn.
Oplossing l 5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen, alsmede het eventueel van toepassing zijnde KOMO-attest-met-productcertificaat (CTG). Hierin staan duidelijke aanwijzingen over typen en aantallen bevestigingsmiddelen bij mechanisch bevestigde dakbedekkingssystemen. l 6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMLDSDDMFNDCDVDDQRS@MCSDFDM dynamische belasting in combinatie met het juiste type en het juiste aantal bevestigingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld vastgesteld voor de Unidek Walker® en de Unidek Runner®. 65
Schadevoorbeeld 20 Probleem: verpakkings- en opslagschade Isolatiematerialen: EPS, PUR/PIR, PF, MWR, EPB en CG Schadebeeld 1: situatie op het dak voordat het werk begint. Het risico van beschadigen is in dit soort situaties heel groot
Schadebeeld 2: voorbeelden van beschadigingen: gescheurde flappen en ingedrukte isolatie
Kenmerken Verpakkings- en opslagschade kan allerlei oorzaken hebben, waarvan de belangrijkste is dat onzorgvuldig wordt omgegaan met het isolatiemateriaal, dat haast per definitie kwetsbaar is. Voorbeelden zijn: insnoering door klembanden, gescheurde losse flappen (bij EPS), beschadiging door de lepels van een vorkheftruck, indrukking door ander materiaal dat is gestapeld op het isolatiemateriaal enz.
66
Schadevoorbeeld 20 Probleem: verpakkings- en opslagschade Oorzaak Alle soorten isolatiemateriaal zijn in meer of mindere mate kwetsbaar. De materialen bestaan immers voor het grootste deel uit lucht en hele dunne poriënwanden of vezels. Het is daarom van het grootste belang dat isolatiemateriaal zorgvuldig wordt verpakt, vervoerd en opgeslagen. Relatief geringe belastingen zoals uitgeoefend door klembanden (zonder hoekbeschermers!), dakrollen en pallets kunnen al leiden tot behoorlijke beschadigingen die de functionaliteit van het isolatiemateriaal nadelig beïnvloeden.
Oplossing l 5DQVDQJHRNK@SHDL@SDQH@KDMLDSFQNSDYNQFDMBNMENQLCD verwerkingsvoorschriften van de fabrikant en/of de aanwijzingen in het BDA Dakboekje 2008 of de relevante BDA Praktijkbladen. l 9NQFAHICDNORK@FNOGDSC@JUNNQDDMFNDCD gelijkmatige en daardoor ook overzichtelijke verdeling van de isolatieplaten. l 6DQJLDSHRNK@SHDOK@SDMV@@QAHIGDSQHRHBNU@MADRBG@CHFDM zo klein mogelijk is, bijvoorbeeld de Unidek Walker® of de Unidek Runner® die geen losse overlappen hebben die beschadigd kunnen worden of de Unidek Marathon® die slechts een kleine overlap heeft (20 mm) en bovendien een extra sterke cacheerlaag. Bovendien worden de Unidek isolatiematerialen professioneel verpakt waardoor het materiaal goed wordt beschermd. 67
LITERATUUR [1] [2] [3]
[4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11]
[12] [13]
[14]
68
NII-specificatiebladen, NII, Nieuwkoop, datum onbekend. Hens, H.: ’Toegepaste Bouwfysica’, Acco, Leuven/Amersfoort, 1999. Meijden, C.W. van der e.a.: ’Dakisolatiematerialen’, Hoofdstuk C 4000, Handboek Daken, Ten Hagen & Stam, Den Haag 2000. Versluis, R.: ’Minerale wolisolatie (MWR)’, Dakenraad nr. 45, december 2001. Meijden, C.W. van der: ’Polyurethaanschuim (PUR)’, Dakenraad nr. 46, februari 2002. Meijden, C.W. van der: ’Geëxpandeerd perliet (EPB)’, Dakenraad nr. 48, juni 2002. Versluis, R.: ’Gecacheerde polystyreenisolatie (EPS)’, Dakenraad nr. 49, september 2002. Versluis, R.: ’Phenolformaldehydeschuim (PF)’, Dakenraad nr. 52, februari 2003. Versluis, R.: ’Cellulair glas (CG)’, Dakenraad nr. 56, oktober 2003. Hout, A.F. van den e.a.: ’BDA Dakboekje 2008’, BDA Dakadvies B.V., Gorinchem 2003. Hendriks, N.A.: ‘New test method to assess the walkability of roof insulation boards’, Paper presented at the 12th International Roofing and Waterproofing Conference, Lake Buena Vista, Florida, USA, 25-27 September 2002. Hendriks, N.A.: ’De beloopbaarheid van daken opnieuw bekeken’, Dakenraad nr. 62, oktober 2008. Hennig, E.M.: ‘The human foot during locomotion – applied research for footwear’, lecture given at the University of Hong Kong, October 2002. Zee, K. van en N.A. Hendriks: “Bepaling beloopbaarheidsklassen Unidek Walker®, Unidek Runner® en Unidek Marathon® dakisolatie”, rapport nr. 04-L-0122, BDA Keuringsinstituut B.V., Gorinchem 2008.
NOTITIES
69
NOTITIES
70