veiligheid door samenwerken
Trend signalement 2012 20 ontwikkelingen in
maatschappelijke veiligheid
trendsignalement 2012 20 ontwikkelingen in maatschappelijke veiligheid
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Utrecht, 2012
2 | ccv trendsignalement 2012
www.hetccv-trends.nl
inhoudsopgave
CCV, trendanalyse en deskundigenpanel
4
Trendbeeld
5
20 trends Geweld tegen werknemers met een publieke taak
8
Schoolveiligheid
10
Jeugdcriminaliteit en jongerenoverlast
13
Criminaliteit onder allochtone jongeren
17
Sociale onrust
20
Overlast en verloedering
23
Alcoholgerelateerde overlast en criminaliteit
27
Brand
30
Woonoverlast
33
Woninginbraken en -overvallen
36
Overvallen
39
Diefstal
42
Internetcriminaliteit
45
Drugscriminaliteit
48
Illegale prostitutie
51
Evenementenveiligheid
54
Veiligheidsbeleving
60
Krimp
63
Recessie
66
Nabeschouwing
70
Colofon
73
www.hetccv-trends.nl
ccv trendsignalement 2012 | 3
ccv, trendanalyse en deskundigenpanel Over het CCV Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) is een maatschappelijke organisatie die Nederland veilig en leefbaar maakt. Het CCV inspireert en versterkt professionals van publieke en private partijen om gezamenlijk slimme oplossingen te realiseren. Dat doen we door kwalitatief hoogwaardige kennis te delen en praktijkgerichte producten en diensten aan te bieden. Daarnaast ontwikkelt en beheert het CCV effectieve aanpakken en regelingen zoals het Politiekeurmerk Veilig Wonen en het Keurmerk Veilig Ondernemen. Trendanalyse behoort tot de kerntaken van het CCV. Als deskundige en betrokken veiligheidspartner weet het CCV wat er speelt en wat werkt. Voor trendanalyse betekent dit dat het CCV continu zicht houdt op actuele ontwikkelingen binnen het brede veld van maatschappelijke veiligheid. Op een structurele en gedegen wijze wordt informatie verzameld over trends en ontwikkelingen in praktijk en beleid, zodat risico’s en kansen zichtbaar worden.
Over trendanalyse door het CCV Sinds 2008 houdt het CCV zich intensief bezig met trends en ontwikkelingen op het terrein van veiligheid, criminaliteitspreventie, regelnaleving en handhaving. Binnen de CCV-trendanalyse worden significante veranderingen gesignaleerd en geregistreerd die zich over een bepaalde tijdsperiode hebben voorgedaan. Die veranderingen kunnen cijfermatig zijn, zoals een toe- of afname van een veiligheidsprobleem. Ook kwalitatieve ontwikkelingen, bijvoorbeeld veranderde modus operandi, worden in kaart gebracht. Daarnaast verzamelt het CCV structureel informatie over nieuwe (praktijk)aanpakken, actuele effectevaluaties, veranderende beleidsprioriteiten en technologische innovaties.
Met publicaties over trends, zoals Trends Online (www.hetccv-trends.nl) en het jaarlijkse Trendsignalemen, geeft het CCV een overzicht van actuele ontwikkelingen op het brede terrein van maatschappelijke veiligheid. De bijbehorende analyse van effectief bewezen en innovatieve aanpakken biedt veiligheidsprofessionals een gids door de wirwar van nieuwe risico’s en veelbelovende initiatieven. Veiligheidsprofessionals die vragen hebben naar aanleiding van de gesignaleerde trends kunnen bij medewerkers van het CCV terecht voor aanvullende informatie en, indien gewenst, praktijk- en beleidsondersteuning.
Over het deskundigenpanel van het CCV Vanuit zijn netwerk heeft het CCV een groep van ongeveer honderd deskundigen opgebouwd die meedenken over de resultaten van de trendanalyse. De deskundigen zijn werkzaam bij onder meer gemeenten, politie, onderzoeksinstellingen, expertisecentra, adviesbureaus, universiteiten en hogescholen. Minimaal een keer per jaar wordt hun expertise ingezet voor het valideren van de actuele ontwikkelingen die het CCV heeft gesignaleerd. Doorgaans organiseert het CCV jaarlijks een expertbijeenkomst waarin het concept-Trendsignalement besproken wordt. In het najaar van 2011 is in plaats daarvan een vragenlijstonderzoek uitgevoerd. Ruim vijftig deskundigen vulden de enquête in, en gaven in open vragen hun visie op de twintig trends in het voorliggende Trendsignalement.
<< terug naar inhoudsopgave
4 | ccv trendsignalement 2012
www.hetccv-trends.nl
trendbeeld
In het Trendsignalement 2012 zet het CCV trends en ontwikkelingen op een rij over twintig veiligheidsthema’s. De onderwerpen komen grotendeels overeen met de kwesties die in de vorige editie centraal stonden. Op die manier krijgen lezers van de jaarlijkse trendpublicaties van het CCV een duidelijk beeld van actuele ontwikkelingen in twintig veiligheidsdossiers. En kunnen ze zich een gedegen oordeel vormen over recente inspanningen om Nederland veiliger te maken. De ontwikkelingen die in het Trendsignalement 2012 de revue passeren, benadrukken nog eens hoe veelzijdig en complex het vraagstuk van maatschappelijke veiligheid is. Naast klassieke misdrijven zoals diefstal en geweld, komen ook actuele onderwerpen zoals schoolveiligheid en leefbaarheid in krimpgebieden aan bod. Ook blijken veelomvattende thema’s zoals recidive en veiligheidsbeleving nog altijd hoog op de agenda te staan van criminaliteitsbestrijdend Nederland.
Top drie Volgens deelnemers aan het CCV-deskundigenpanel behoren trends op het gebied van internetcriminaliteit en de precaire economische situatie tot de belangrijkste veiligheidskwesties van nu. Deze onderwerpen kunnen al enkele jaren op een plek in het Trendsignalement rekenen. Dat wil niet zeggen dat hun relevantie voor 2012 daardoor minder groot is: de gemiddelde levensduur van een trend is immers drie jaar. Uit de uiteenlopende visies van de ruim vijftig deskundigen die het CCV in het najaar van 2011 systematisch bevroeg over actuele vraagstukken, is af te leiden dat over digitale criminaliteit en de gevolgen van de recessie voor onze veiligheid – misschien wel meer dan ooit – een breed gedeeld gevoel van zorg bestaat. Een derde trend is de onstuitbare opkomst van de sociale media binnen de maatschappelijke veiligheid. Het Trendsignalement 2011 signaleerde het groeiend gebruik daarvan, bijvoorbeeld door de politie.
Digitale criminaliteit
www.hetccv-trends.nl
Ook de onzekere economische situatie roept een tweetal vragen op, die betrekking hebben op de veiligheidsbeleving (‘subjectieve veiligheid’) én op de criminaliteitsstatistieken (‘objectieve veiligheid’). Wat betreft de subjectieve veiligheid is het voorstelbaar dat de maatschappelijke onzekerheid over de financiële toekomst heeft geleid tot een stagnatie in de verbetering van de veiligheidsbeleving. Het lijkt er op dat veiligheid meer dan ooit fungeert als container begrip of ‘semantisch vangnet’, zoals Hans Boutellier het noemt, waarachter een breed scala aan maatschappelijke problemen schuilgaat. Een toename van die problemen werkt dan dempend op de veiligheidsbeleving. Een negatieve economische situatie roept ook zorgen op over de objectieve veiligheid. Uit onderzoek blijkt tot dusver niet dat een achteruithobbelende economie een toename van veelvoorkomende criminaliteit ten gevolge heeft. Integendeel, in deze barre economische tijden is de criminaliteit in veel geïndustrialiseerde landen juist gedaald. Toch moet een stijging in de toekomst van vormen van veelvoorkomende criminaliteit zoals geweld, inbraak en diefstal, op voorhand niet worden uitgesloten. Daarnaast kan het risico van maatschappelijke onrust en een afbrokkelende sociale cohesie vergroot worden naarmate een bredere kloof ontstaat tussen de inkomensposities en toekomstperspectieven van verschillende bevolkingsgroepen. Deskundigen waarschuwen bovendien dat de economische tegenspoed een negatieve impact kan hebben op investeringen in de veiligheidszorg. Kunnen de Veiligheidshuizen hun regierol blijven spelen als gemeenten ingrijpend bezuinigen? Wat gebeurt er met blauw (politieagenten) en lichtblauw (gemeentelijke toezichthouders) op straat in tijden van bezuinigingen? En blijven er wel voldoende aandacht en middelen voor een landelijke innovatieagenda, die er voor zorgt dat de criminaliteitsbestrijding zich blijft vernieuwen?
Sociale media Een derde ontwikkeling die betrekking heeft op een groot aantal onderwerpen in het voorliggende Trendsignalement is de opmars van sociale media in de wereld van criminaliteitspreventie, hand having en toezicht. In het onderstaande is te lezen welke kansen en risico’s deze trend met zich meebrengt. << terug naar inhoudsopgave
De aanpak van internetcriminaliteit wordt gecompliceerd doordat op twee vlakken zorgwekkende ontwikkelingen duidelijk worden. Ten eerste is er een opmars zichtbaar van digitale varianten van ‘klassieke’ delicten zoals diefstal, stalking, bedreiging en pesten. Dat roept vragen op zoals: Hebben bestaande instrumenten nog voldoende relevantie voor de aanpak van deze problematiek? Dreigen we de wapenwedloop van cybercriminals te verliezen? Ten tweede doen zich vormen van onlinecriminaliteit voor die geen offline-evenknie kennen, zoals skimmen, identiteitsdiefstal en cyberaanvallen op digitale informatiesystemen. De vraag is of bij deze typen criminaliteit ook sprake is van nog grotendeels onbekende dader- en slachtofferprofielen. Zonder kennis daarover kunnen politie, justitie, particuliere beveiliging en hun veiligheids partners niet adequaat optreden, waarschuwen deskundigen.
De economische situatie
ccv trendsignalement 2012 | 5
Ontwikkelingen in sociale media Allereerst valt op dat het aantal ‘onlineveiligheidskaarten’ inmiddels niet meer op een hand is te tellen. Op Waarstaatjegemeente.nl kan voor 418 gemeenten worden gezocht naar cijfers over de lokale veiligheid. De cijfers laten zien hoe een gemeente wat betreft overlast en veiligheid scoort in vergelijking met andere gemeenten. De site is bedoeld om gemeenten handvatten te bieden voor het ontwikkelen van beleid en om de situatie te vergelijken met overeenkomstige gemeenten. Aan Verbeterdebuurt.nl werken zo’n driehonderd gemeenten mee. Op de site kunnen burgers melding maken van buurtproblemen en ideeën aandragen om de leefbaarheid te verbeteren. Meldingen van kapot straatmeubilair, zwerfvuil of onveilige verkeerssituaties worden direct doorgestuurd aan de deelnemende gemeenten, zodat die er actief mee aan de slag kunnen. Opgeloste problemen verschijnen als groene vlag op de onlineplattegrond. Via Facebook en Twitter kunnen burgers medestanders zoeken voor hun ideeën voor wijkverbetering, zoals de aanleg van een speeltuin of groenstrook. Op websites zoals Stopdecriminaliteit.nl (in de regio Utrecht), Stopwoninginbraak.nl (van het politiekorps Brabant Zuid-Oost) en Hoeveiligismijnwijk.nl (voor de regio Haaglanden) vinden bewoners informatie over het aantal misdrijven dat in hun buurt heeft plaatsgevonden. En er is informatie te vinden over hoe zij samen met de politie criminaliteit zoals woninginbraak en autokraak kunnen voorkomen en bestrijden.
De politieapps maken duidelijk dat de digitale platforms van de politie tegenwoordig vaak gericht zijn op een actieve bijdrage van burgers. Het laagdrempelige tweerichtingsverkeer dat internet faciliteert, draagt bij aan de mogelijkheden voor dit soort burger activatie. Bijvoorbeeld: via Stopheling.nl kunnen consumenten checken of producten die worden aangeboden via onlineadvertentiesites zoals Marktplaats of Speurders gestolen zijn. De website is afkomstig uit Apeldoorn, waar de gemeente, het Openbaar Ministerie en de politie samen met ondernemers het digitale opkopersregister ontwikkelden. In 2011 stimuleerde de overheid met de campagne ‘Pak de overvaller. Pak je mobiel’ burgers om (op gepaste afstand) een overval niet alleen te melden via alarmnummer 112, maar ook te filmen of te fotograferen. De beelden kunnen op de website Nationale-recherche. nl worden geüpload. De commerciële dienst van Wijkveilig.nl brengt buurtbewoners met elkaar in contact zodat zij elkaar in noodgevallen kunnen waarschuwen of bijstaan. Met behulp van de website kunnen burgers en ondernemers snel en gericht berichten sturen naar een wijk of groep. De meldingen kunnen via het scherm worden ingevuld of auto matisch worden aangemaakt door bijvoorbeeld een alarminstallatie. De website stuurt deze automatisch door naar e-mail, Facebook, Hyves, RSS en Twitter. Twitter is dan ook een medium dat in de politiepraktijk steeds meer voet aan de grond krijgt. In augustus 2011 telde bestuurskundige Albert Meijer van de Universiteit Utrecht 483 officiële twitteraccounts bij de politie.1 De meeste accounts zijn in gebruik door enkele honderden wijkagenten, die Twitter inzetten om het contact met de buurt te intensiveren. Hoewel de politie van de bestaande sociale media Twitter vooralsnog het meest benut, heeft zij ook belang stelling voor andere technologieën. Zo bevordert de korpsleiding de verspreiding van opsporingsberichtgeving via verschillende media, waaronder YouTube.
1
6 | ccv trendsignalement 2012
http://www.spitsnieuws.nl/archives/crime/2011/08/wijkagent-tweet-meest.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Ten tweede blijkt uit andere initiatieven binnen de politie dat communicatie tussen burgers en veiligheidsprofessionals ook plaatsvindt via verschillende interactieve digitale kanalen. Op Vraaghetdepolitie.nl gaan politieagenten in gesprek met jongeren tussen de 12 en 16 jaar over bijvoorbeeld (nep)wapens, vuurwerk, loverboys, drugs, alcohol, geweld, overlast en vernieling. De verwachting is dat de chatsessies, vanwege de anonimiteit, voor de doelgroep laagdrempelig zijn en de stap om aangifte te doen kleiner maken. Daarnaast biedt de website informatie over onder meer de principes van het Nederlandse rechtssysteem, de bereikbaarheid van hulpdiensten, en werken bij de politie. Met de gratis applicatie ‘de politie zoekt’ kan worden gezien welke personen door de politie worden gezocht. De app, die in 2011 is gelanceerd voor Apple en Android, geeft een overzicht van onopgeloste zaken van zes politieregio’s die meewerken aan de website Depolitiezoekt.nl. Met de app zijn foto’s en video’s van gezochte personen te zien en blijven gebruikers op de hoogte van ontwikke lingen in onderzoeken. In de eerste week van de lancering werd de applicatie bijna 27 000 keer gedownload.
De landelijke website Politie.nl is in 2011 aangevuld met een app voor smartphones en iPads. Met de app is te zien waar het dichtstbijzijnde politiebureau ligt en zijn het politienieuws, Amber Alert en Burgernet te volgen. Met één druk op de knop kan contact gelegd worden met het alarmnummer 112 of het landelijke politienummer 0900-8844. Verder is het mogelijk om beeldmateriaal van een ernstig misdrijf direct – zonder tussenkomst van een pc, laptop of geheugenkaartje – naar de politie te uploaden. Het getuigenmateriaal komt dan rechtstreeks terecht bij het juiste politiekorps.
Ook in rechercheprocessen is de betekenis van sociale media langzaam maar zeker doorgedrongen.2 In zogenoemde digitale PD’s kan een overzicht worden aangemaakt van het Twitter-verkeer rondom een plaats delict. Daardoor kunnen mogelijke getuigen snel(ler) worden opgespoord. De politie kan netwerksites ook gebruiken om de sociale omgeving van een verdachte in kaart te brengen. Berichten op Twitter of Facebook worden dan verzameld om te onderzoeken waar mensen zijn en welke activiteiten ze ondernemen.
Kansen en risico’s van sociale media Wat betekenen bovenstaande ontwikkelingen voor de veiligheid van Nederland? Zoals het voorliggende Trendsignalement duidelijk maakt, hebben meldingen via online-veiligheidsplattegronden, websites en apps oude, vertrouwde systemen zoals M. en Burgernet allerminst vervangen. Er is eerder sprake van een uitbreiding van het arsenaal aan informatietechnologieën dat veiligheidsprofessionals ter beschikking staat om gegevens over de lokale situatie te verwerken. Zo gebruikt een aantal politiekorpsen Twitter in combinatie met Burgernet.3 Daarnaast kunnende sociale netwerken, zoals te lezen valt in de Nabeschouwing, een nieuwe impuls geven aan burgerparticipatie en publiek-private samenwerking. Deze positieve signalen betekenen niet dat de impact van sociale media op de Nederlandse veiligheidszorg eenduidig positief is. Wouter Stol, bijzonder hoogleraar Politiestudies van de Open Universiteit, waarschuwde al in 2010 voor de schaduwzijde van Twitter voor de politie-organisatie.4 Hoe draagt twitteren precies bij aan politietaken zoals handhaving van de rechtsorde? En zouden niet agenten maar juist burgers moeten twitteren, zodat de politie beter zicht krijgt op het doen en laten van potentiële daders en slachtoffers?
Bovendien kunnen sociale media zich tegen de politie richten, waarschuwen deskundigen. In 2010 bleek al uit onderzoek dat 60 000 personen in Nederland lid zijn van politie-haathyves.6 Naarmate politie en justitie steeds vaker netwerksites gebruiken om verdachten op te sporen, krijgen criminele bendes meer instrumenten in handen om de activiteiten van opsporingsinstanties te monitoren.7 En dan zijn er nog de dreigtweets. De strijd tegen het verzenden van dreigementen via Twitter vereist kostbare politie-inzet. Bovendien kunnen burenruzies die via het wereldwijde web worden uitgevochten danig escaleren.8 De ontwikkeling van sociale media brengt dan ook een ambiguïteit met zich mee voor de veiligheidssituatie in ons land.9 Soms kunnen de netwerksites fungeren als een bron van maatschappelijke betrokkenheid en collectieve wijsheid. Maar ze kunnen ook fungeren als motor achter onveiligheid en sociale verstoring. De gewelddadige rellen die in augustus 2011 in verschillende steden in Engeland uitbraken, laten deze dubbelzinnigheid duidelijk zien.10 De Blackberry Messenger bleek een sleutelrol te hebben vervuld bij het oplaaien van de onrusten en plunderingen: het mobieltje kan een versleuteld bericht broadcasten naar een grote groep mensen, waarbij het bericht alleen is te lezen door de persoon aan wie het gericht is. Tegelijkertijd gingen burgers sociale media inzetten om een tegenwicht te bieden aan de relschoppers. Zo werd er een Twitteraccount geopend dat mensen mobiliseerde om de straten in Londen op te ruimen, en werd er een account gebruikt om mensen en ideeën samen te brengen om getroffen kleine ondernemers te steunen.
2
6
3 4 5
Gerard Snel en Pieter Tops, Een wereld te winnen. Sociale media en de politie, een eerste verkenning, Politieacademie, Apeldoorn, september 2011. http://www.albert-meijer.nl/attachments/File/Eindrapport_Burgernet_en_Twitter_ (13_december_2011__definitief).pdf. Wouter Stol, Cybersafety overwogen. Een introductie in twee lezingen, Boom Juridische Uitgevers, Den Haag, 2010. http://www.depers.nl/binnenland/608704/Vr-1400-u-winkel-plunderen.html; http://www.frankwatching.com/archive/2011/10/24/bescherm-jezelf-en-jeomgeving-tegen-cybercrime-via-social-media/.
www.hetccv-trends.nl
7 8 9 10
TK 28684 nr 321, 10 juni 2011. http://www.foxnews.com/scitech/2011/05/10/officials-warn-facebook-twitterincrease-police-vulnerability/#ixzz1O6bO5zkB. http://metareporter.nl/2011/09/27/van-de-wijk-naar-het-web-digitale-onvredetussen-buren/. Gerard Snel en Pieter Tops, Een wereld te winnen. Sociale media en de politie, een eerste verkenning, Politieacademie, Apeldoorn, september 2011. http://www.frankwatching.com/archive/2011/08/09/inzet-sociale-media-bijbestrijding-rellen-in-londen/.
ccv trendsignalement 2012 | 7
<< terug naar inhoudsopgave
Inmiddels is duidelijk dat er de nodige nieuwe veiligheidsrisico’s ontstaan naarmate criminele bendes de gemakken van sociale media ontdekken. De netwerksites blijken dan een vehikel om bijvoorbeeld overvallen, inbraken, diefstallen of rellen te kunnen voorbereiden.5 Daarmee hebben het populaire crowdsourcing en crowdfunding er een crimineel broertje – crimesourcing – bij gekregen.
Een laatste aandachtspunt bij de inzet van sociale media in de veiligheidspraktijk betreft privacybescherming. Websites zoals Veiligwonencheck.nl/inbrekers en Boevenvangen.nl hebben verdacht veel weg van digitale schandpalen. Een pijnpunt daarbij is dat foto’s en video’s van verdachten zonder tussenkomst van politie en justitie op het net worden geplaatst. Op die manier kan de over actieve inzet van sommige burgers om de veiligheid te verbeteren, ten koste gaan van de privacybescherming van andere burgers. De balans tussen persoonsgegevensbescherming en veiligheid is juist in een tijd waarin internetcriminaliteit nieuwe veiligheidsrisico’s oproept uiterst pregnant. En er is vanuit dat perspectief dan ook geen enkele reden om op privacy – digitaal of anderszins – te bezuinigen.
veiligheidsontwikkeling
geweld tegen werknemers met een publieke taak Het kabinet heeft in 2011 met een nieuw actieplan een impuls gegeven aan de aanpak van geweld tegen werk nemers met een publieke taak. Sinds 2007 bestaat bij zondere belangstelling voor het bestrijden van agressie en geweld tegen onder andere politie- en brandweerper soneel, stadswachten, medewerkers van gemeentelijke diensten, ambulance- en ziekenhuispersoneel, bus chauffeurs en conducteurs. Doel van het vervolgprogramma Veilige Publieke Taak is onder andere om de aanpak binnen organisaties te nor maliseren (inclusief de betrokkenheid van management en ondernemingsraden) en binnen de keten van betrok ken partijen (zoals werkgevers, politie en Openbaar Ministerie). Ook de instelling van een expertisecentrum en toezicht vanuit de Arbeidsinspectie beogen bij te dragen aan de duurzame borging van het beleid tegen agressie en geweld.
Het blijkt een taai proces te zijn om agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak te verminderen. De invoering van de aanpak bij werkgevers verloopt nog wel eens traag. Zo zijn er hardnekkige signalen dat werkgevers niet altijd enthousiast zijn over het – in hun ogen intensieve – proces van schadeverhaal op daders.13 Als reden hiervoor verwijst men meestal naar het zogenoemde kale-kipprobleem (van een kale kip kan je nu eenmaal niet plukken). Schadeverhaal loont in het licht van de daarmee gemoeide kosten niet. In het kader van het programma Veilige Publieke Taak is een instrument ontwikkeld om werkgevers te helpen schade te verhalen. In 2011 waagden werkgevers zich in niet meer dan 4 procent van de incidenten aan een poging tot schadeverhaal.14 De beperkte toepassing van schadeverhaal vindt plaats tegen de achtergrond van een onmiskenbare trend. Om daadkrachtig op te treden tegen overtreders, wordt steeds vaker geprobeerd hen in de portemonnee te raken.15
Positieve ontwikkeling
Goede samenwerking: Toezichthouders en hun werkveld
De tweemeting van agressie en geweld onder werknemers met een publieke taak toont een hoopgevende vermindering van de problematiek.11 Het percentage slachtoffers van agressie en geweld onder werknemers met een publieke taak is tussen 2007 en 2011 behoorlijk gedaald: van 66 naar 59 procent. In absolute zin gaat het om circa 30 000 tot 50 000 minder slachtoffers van agressie en geweld.
Hardnekkige problematiek
De Arbeidsinspectie controleert de aanpak van agressie en geweld van werkgevers op 11 belangrijke onderdelen. Deze onderdelen zijn verwerkt in de Zelfinspectie Aanpak Agressie en Geweld.16 Met de Zelfinspectie krijgen werkgevers het gereedschap in handen waarmee zij zelf hun aanpak van agressie en geweld kunnen toetsen en waar nodig verbeteren. De Zelfinspectie is een hulpmiddel voor organisaties om hun arbobeleid op orde te brengen.
Negatieve ontwikkeling Goede samenwerking: Professionals en burgers In november en december 2010 is een grote publiekscampagne van Veilige Publieke Taak uitgevoerd binnen de pijler Veiligheid heb je zelf in de hand.17 In dit concept krijgen getuigen van agressie en geweld vier handelingsperspectieven aangereikt: vraag anderen om hulp en spreek samen de dader aan; bel 112; blijf bij het slachtoffer; maak foto’s voor de politie en meld je als getuige. Door de campagne is het kennisniveau van de bevolking over de handelingsperspectieven toegenomen, blijkt uit een evaluatie van de campagne. Het publiek kon op Twitter, Hyves en Facebook een icoon plaatsen om steun te
13 11
12
Manja Abraham, Sander Flight, Willemijn Roorda, Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Onderzoek voor Veilige Publieke Taak 2007 - 2009 – 2011, DSP Groep, Amsterdam, 15 september 2011. Manja Abraham, Sander Flight, Willemijn Roorda, Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Onderzoek voor Veilige Publieke Taak 2007 - 2009 – 2011, DSP Groep, Amsterdam, 15 september 2011.
8 | ccv trendsignalement 2012
14
15 16 17
TK 28684 nr 321, 10 juni 2011. Manja Abraham, Sander Flight, Willemijn Roorda, Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Onderzoek voor Veilige Publieke Taak 2007 - 2009 – 2011, DSP Groep, Amsterdam, 15 september 2011. http://www.hetccv-trends.nl/halfjaarbericht-trendanalyse. http://www.zelfinspectie.nl. TK 28684 nr 321, 10 juni 2011.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Gerechtsdeurwaarders, treinpersoneel, en werknemers bij de Belastingdienst, ambulancezorg, en het primair en voortgezet onderwijs hebben anno 2011 significant minder agressie en geweld meegemaakt dan vier jaar eerder. De doelstelling van het kabinet – een percentage slachtoffers van 51 procent in 2011 – is echter niet behaald.12 Bij een aantal andere beroepsgroepen, zoals politie, brandweer en gevangeniswezen, heeft zich namelijk amper een verandering voorgedaan. En de situatie voor medewerkers van sociale diensten is enigszins veranderd: verbale agressie komt vaker voor, maar fysieke agressie is verminderd.
betuigen aan de campagne en te verklaren in te grijpen bij agressie op straat. In totaal is de icoon bijna 26 000 keer geplaatst (tegen 14 000 keer in de campagne eerder in 2010). De website is bijna twee keer zo vaak bezocht als eerder in 2010 (110 383 tegen 53 448).
Goede samenwerking: Publiek en privaat In 2011 is het expertisecentrum Veilige Publieke Taak opgericht. Hierin werkt het CCV samen met het CAOP (Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel) en Slachtofferhulp Nederland aan de praktische ondersteuning van werkgevers en publieke sectoren bij de aanpak van agressie en geweld. Dit doet het expertisecentrum door kennis te verzamelen, instrumenten te ontwikkelen en het gebruik daarvan te stimuleren. Ook is voorzien in een helpdeskfunctie, bijvoorbeeld op het gebied van schadeverhaal en praktijkhandreikingen.
Internationaal In het najaar van 2010 heeft een internationale vergelijkende quickscan plaatsgevonden naar agressie en geweld tegen mensen met een publieke taak in Zweden, Duitsland en Groot-Brittannië.18 Nederland blijkt het enige land te zijn waar specifiek beleid wordt gevoerd op dit terrein. In alle onderzochte landen is de Arbowetgeving leidend voor de manier waarop aandacht wordt besteed aan agressie en geweld. Ook blijkt dat werkgevers, sociale partners en inspectiediensten altijd de kernspelers zijn. Daarnaast zijn in alle vier landen instrumenten ontwikkeld waarmee werkgevers agressie en geweld op het werk kunnen bestrijden.
Is de aandacht voor geweld tegen werknemers met een publieke taak van voorbijgaande aard, of een blijvende beleidsprioriteit? De deskundigen aan wie het CCV deze vraag stelde, verschillen daarover van mening. Ongeveer de helft van de 54 deskundigen die het CCV in het najaar van 2011 bevroeg, denkt dat de problematiek van zodanige ernst is dat aandacht voor ‘handen af van onze helpers’ niet snel zal verminderen. Anderen benadrukken de incidentgedreven aandacht voor de problematiek, die wordt gevoed door mediaberichtgeving en publieke onvrede.
kenners aan het woord ‘Alleen vluchtige publieke aandacht is onvoldoende om de beleidsaandacht permanent vast te houden.’ – Jan Nijboer, Rijksuniversiteit Groningen.
Vraag voor de toekomst Onder de vlag van het programma Veilige Publieke Taak is de strafmaat voor geweldsdelicten tegen werknemers met een publieke taak flink verhoogd. De laatste jaren zijn steeds meer beroepsgroepen gaan vragen om dezelfde bescherming, zoals onder meer buschauffeurs, ambulancepersoneel en medewerkers van de sociale dienst. Scheidsrechters kunnen er inmiddels ook op rekenen dat het Openbaar Ministerie extra hoge straffen eist tegen geweldplegers. Welke beroepsgroepen zullen in de toekomst nog meer gaan pleiten voor strengere straffen tegen geweldplegers? Is het voorzienbaar dat álle daders van geweld binnenkort fors verhoogde strafeisen tegemoet kunnen zien, ongeacht het beroep van hun slachtoffers?
<< terug naar inhoudsopgave
18
Expertperspectief
TK 28684 nr 321, 10 juni 2011.
www.hetccv-trends.nl
ccv trendsignalement 2012 | 9
veiligheidsontwikkeling
schoolveiligheid
Schoolveiligheidsbeleid gaat anno nu niet alleen over het tegengaan van pesten, agressie en onveiligheidsge voelens. Ook schooluitval, digitale vaardigheden en multidisciplinaire samenwerking in de jeugdgezond heidszorg zijn onderwerp van de discussie over sociale veiligheid op scholen. Dat laatste onderwerp hangt samen met de ontwikke ling van de Centra voor Jeugd en Gezin. Deze realiseren een bundeling van de jeugdgezondheidszorg voor jonge ren van nul tot negentien jaar, waarbij ook veiligheid om de hoek komt kijken. Zo leggen de centra verbindingen met onder meer Veiligheidshuizen en de Zorg- en Adviesteams die op scholen actief zijn. Positieve ontwikkeling Verreweg de meeste leerlingen en docenten in het primair en voortgezet onderwijs – meer dan 90 procent – voelen zich in school veilig, blijkt uit de publicatie Ontwikkeling van sociale veiligheid in en rond scholen 2006 - 2010.19 Deze percentages zijn in de periode 2006 tot en met 2010 niet significant veranderd. Van het ongewenste gedrag dat ouders als problematisch kunnen ervaren, werd pesten in 2010 het meest genoemd. Leerkrachten en onderwijsondersteunend personeel hebben van verschillende mogelijke geweldsvormen de meeste ervaring met verbaal geweld op school (51 procent) en licht lichamelijk geweld (43 procent).
de telefoon tijdens de les om muziek te luisteren, spelletjes te spelen, sociale media te gebruiken of iets op te zoeken op internet. Een grote meerderheid van de scholen heeft geen passend, eenduidig beleid op het gebied van mobieltjes op school. En als er wel afspraken zijn gemaakt, dan worden deze slecht gehandhaafd en onvoldoende aangepast aan nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast blijkt dat het beschikbare beleid zelden tot nooit tot stand komt in overleg met betrokkenen zoals leerlingen en hun ouders. Nog zorgwekkender: het onderzoek geeft aan dat bijna de helft (42 procent) van de ondervraagde leerlingen op middelbare scholen zich wel eens schuldig heeft gemaakt aan digitaal pesten van medeleerlingen of onderwijzend personeel. Daarnaast geeft bijna een derde (28 procent) van dezelfde leerlingen aan zelf slachtoffer te zijn geweest van zulk pestgedrag. Meer dan 65 procent van de ondervraagde leerlingen zegt op de hoogte te zijn van een of meer incidenten op het gebied van digitaal pesten binnen de eigen school. Bij digitaal pesten gaat het onder meer om het opzettelijk maken van films, foto’s of geluidopnames met als doel het beschadigen van de reputatie van de medeleerling of de docent. In sommige gevallen worden de opnamen als chantagemiddel gebruikt, bijvoorbeeld om hogere cijfers af te dwingen. Cyberpesten kan ook bestaan uit identiteitsroof, of het bestoken en zelfs stalken van mensen met nare berichten om hen zo het leven zuur te maken.
Hardnekkige problematiek
19
22
Een vergelijkbaar beeld komt naar voren in de eerste landelijke tevredenheidsenquête in het voortgezet onderwijs van de VO-raad.20 Leerlingen in het voortgezet onderwijs voelen zich veilig op school en hun ouders bevestigen dat. Zowel de leerlingen als de ouders geven hun school gemiddeld een 8 voor veiligheid. Ook over de sfeer op school) zijn respondenten in 2011 tevreden: ouders geven daarvoor een rapportcijfer 7,7 en leerlingen een 7,3.
Negatieve ontwikkeling
20 21
T. Mooij en D. Fettelaar, Ontwikkeling van sociale veiligheid in en rond scholen 2006 – 2010, ITS Radboud Universiteit Nijmegen, Nijmegen, 2011. http://www.vo-raad.nl/actueel/persberichten/veiligheid-scholen-voortgezetonderwijs-in-orde. http://www.mediaenmaatschappij.nl/index.php?option=com_content&view=articl e&id=67:publicaties&catid=48:publicaties&Itemid=30.
10 | ccv trendsignalement 2012
23 24 25
http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ocw/nieuws/2011/01/26/daling-aantalvoortijdig-schoolverlaters-zet-door.html. http://www.vsvverkenner.nl/. http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/06/07/internationale-topprestatienederland-in-aanpak-voortijdig-schoolverlaten.html. http://www.onderwijsnieuwsdienst.nl/index.php?mod=relink&id=81497.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Scholen weten niet hoe ze met het mobiele telefoongebruik van leerlingen moeten omgaan. Dat blijkt uit onderzoek van de Academie voor Media en Maatschappij onder 120 scholen.21 Meer dan 67 procent van de leerlingen gebruikte in 2011 wel eens
In het schooljaar 2009-2010 stopten bijna 40 000 leerlingen in Nederland voortijdig met school. Dat is 3000 minder dan het jaar ervoor, maar nog altijd niet in lijn met de streefcijfers.22 Het is de bedoeling dat in 2015 jaar maximaal 25 000 scholieren zonder diploma de schoolbanken verlaat.23 Dat zou neerkomen op meer dan een halvering van het aantal voortijdig schoolverlaters ten opzichte van 2002, toen er nog zo’n 70 000 waren. Tot nu toe boeken vooral mbo-instellingen relatief weinig succes. Overigens zijn de recente cijfers internationaal gezien geen tegen valler. In de Europese Unie ligt het gemiddelde percentage voortijdig schoolverlaters op 14,4 procent van de totale leerlingpopulatie. In ons land lag het percentage in het schooljaar 2009-2010 op ruim 10 procent.24 Europa heeft de doelstelling geformuleerd van maximaal 10 procent voortijdig schoolverlaters.25 Het tegengaan van schooluitval is voor criminaliteitspreventie een belangrijke peiler. Voortijdig schoolverlaters vinden minder vaak
een betaalde baan dan leerlingen die wel een diploma behalen.26 En betaald werk is een beschermende factor voor een criminele loopbaan.
ten.30 In 2011 zette bijvoorbeeld 37 procent van de scholen camera toezicht in, terwijl slechts 19 procent het personeel screent.
Goede samenwerking: Toezichthouders en hun werkveld
Onderwijsprofessionals en deskundigen kunnen sinds 2011 via het onlineforum ‘Veilige School’ kennis en ideeën delen over veiligheidsthema’s.31 Het forum is opgericht door het programma Veilige Publieke Taak Onderwijs, dat scholen ondersteunt op het gebied van veiligheid. Uit de evaluatie van het programma Veilige Publieke Taak Onderwijs bleek dat bestaande kennis op het gebied van veiligheid beter bekend en benut kan worden. Iedereen die in het onderwijs werkt, kan op Forumveiligeschool.nl terecht om vakgenoten en veiligheidsexperts te ontmoeten, ideeën en ervaringen uit te wisselen en met elkaar in gesprek te gaan over veiligheidsthema’s. Experts delen hun kennis en visie over onderwerpen zoals agressie en geweld, pesten, discriminatie, incidenten en sociale media. En ervaringsdeskundigen geven antwoord op veelvoorkomende vragen.
Onderwijsinstellingen zijn verplicht om vast te stellen dat mede werkers en vrijwilligers die met leerlingen in aanraking komen, beschikken over een Verklaring omtrent het gedrag (VOG). De Inspectie van het Onderwijs kondigde in 2011 aan dat er nauwlettend gecontroleerd gaat worden of in het personeelsdossier van leerkrachten een VOG is opgenomen.27 Uit onderzoek van accountants is gebleken dat onderwijsinstellingen vaak niet kunnen aantonen dat een medewerker bij het begin van de aanstelling een VOG had. Het is de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur om erop toe te zien dat de originele VOG in het personeelsdossier wordt gearchiveerd. Deze voorwaarde geldt voor alle medewerkers in onderwijzende en onderwijsondersteunende functies, ongeacht of zij in loondienst werken of niet.
Goede samenwerking: Publiek en privaat Goede samenwerking: Professionals en burgers Scholen treffen verschillende maatregelen om de veiligheid te bevorderen.28 Deze variëren van het opstellen van gedragsregels, het formuleren van veiligheidsbeleid, het invoeren van cameratoezicht tot het samenwerken met externe partijen, het bijhouden van een incidentenregistratie en het inzetten van leerlingen als mediator. Onderzoek laat zien dat een adequaat veiligheidsbeleid op scholen staat of valt met actieve betrokkenheid van – en draagvlak onder – leerlingen, ouders en personeel. Zo waarschuwt de Onderwijsinspectie al geruime tijd dat er meer inzet nodig is op teamvorming, collectieve verantwoordelijkheid voor veiligheid en omgangsregels om ‘papieren beleid tot ervaren praktijk’ te maken.29 Succesvol gebleken veiligheidsinterventies op scholen zijn volgens de inspectie gebaseerd op gedragsregels die worden onderschreven door leerlingen en die pedagogisch ondersteund worden vanuit het personeel. Juist dit soort organisatorische maatregelen, die vaak minder kostbaar zijn dan registratie van bezoekers of screenen van personeel, ontbreken regelmatig op scholen. Dit blijkt uit onderzoek van Securitas naar veiligheid in het onderwijs in Nederland onder ruim 500 responden-
27 28 29
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/dossiers/allochtonen/publicaties/ artikelen/archief/2011/2011-3384-wm.htm. http://www.onderwijsinspectie.nl/actueel/nieuwsberichten/Aanwezigheid+VOGs+ op+alle+scholen+gecontroleerd.html. TK 29240 nr 45, 9 mei 2011. Veiligheid op school, Onderwijsinspectie, december 2010.
www.hetccv-trends.nl
30
31 32
http://www.securitas.com/nl/nl/Publiciteit/De-Nationale-Veiligheidsbarometer/; http://www.beveiligingswereld.nl/nieuws/1/3732-veiligheid_scholen__gebrek_aan_ organisatorische_maatregelen. http://www.vo-raad.nl/actueel/nieuws/online-forum-over-veiligheid-in-hetonderwijs. http://www.hetccv.nl/nieuws/2011/09/vris-voor-een-veiliger-school.html.
ccv trendsignalement 2012 | 11
<< terug naar inhoudsopgave
26
Het CCV heeft in 2011 de aanpak Veilig Rond en In School (VRIS) geschikt gemaakt voor basisscholen.32 Met het instrument, dat voor het voortgezet onderwijs al langer beschikbaar was, kunnen scholen in een aantal stappen de schoolveiligheid eenvoudig en blijvend vormgeven. Bij het VRIS maken veiligheidspartners een scan van de veiligheidssituatie en werken dit uit in een concrete aanpak van de gesignaleerde knelpunten. Scholen kunnen ook een erkenning krijgen voor hun inzet. Ze laten dan een certificatie-instelling beoordelen of zij volgens de uitgangspunten van VRIS werken. Met dit certificaat op zak, laten ze zien dat ze zich maximaal inzetten om, in samenwerking met hun partners, een veilige(r) school- en leerklimaat te realiseren. Het handboek voor de basisschool is vergelijkbaar met het handboek voor het voortgezet onderwijs. De stappen zijn identiek, maar de terminologie en de voorbeelden zijn aangepast aan de situatie op basisscholen.
Internationaal
kenners aan het woord
Uit Brits onderzoek komt naar voren dat naar schatting 1 procent van de kinderen tussen 13 en 15 jaar in het schooljaar 2009-2010 een mes droeg ter bescherming van zichzelf.33 13 procent van de kinderen in deze leeftijdsgroep gaf aan een leeftijdgenoot te kennen die voor dit doel met een mes op zak loopt. De tieners zijn zich overigens wel bewust van de risico’s van wapenbezit: 69 procent van de respondenten was het eens met de stelling dat het dragen van een mes het risico vergroot om zelf gestoken te worden. In Nederland ontbreken cijfers over wapenbezit op scholen. Des ondanks staan schoolaanslagen en incidenten met schutters volop in de belangstelling.
‘Met een incidentenregistratie moet het mogelijk worden om aan de voorkant van het probleem te komen. Kanttekening: het moet allemaal wel bekostigd worden door degenen die gekort worden op (rijks)bijdragen.’ – François Kloosterhuis, gemeente Assen.
expertperspectief
De politie heeft het steeds drukker met jongeren die via Twitter dreigen hun school op te blazen of docenten te vermoorden, melden de media in 2011.35 Een gespecialiseerd politieteam met de naam Digikids houdt sites als Hyves en Habbo, maar ook MSN en Twitter in de gaten. Het team werkt bovendien mee aan nieuwe werkinstructies voor agenten, zodat die leren hoe ze met internetbedreigingen moeten omgaan. De website Doodsbedreiging.nl verzamelde in 2010 zo’n 3000 dreig tweets. De politie raadpleegt deze database regelmatig. Vooralsnog ontbreekt inzicht in de precieze aard en omvang van onlinedreigementen, en blijkt het moeilijk om de ernst van dit soort gedragingen vroegtijdig in te schatten.
De aandacht voor incidentenregistraties op scholen is de laatste jaren duidelijk geïntensiveerd, onder meer met het oog op de verplichte incidentenregistratie die in 2012 wordt ingevoerd.34 Het is de bedoeling dat het registratiesysteem scholen ondersteunt in een veiliger schoolklimaat en inzicht geeft in de landelijke ontwikkelingen van (gewelds)incidenten en veiligheid op onderwijsinstellingen. Daartoe worden incidenten anoniem geregistreerd volgens een duidige definities. Een ruime meerderheid van het CCV-deskundigenpanel denkt dat er de komende vijf jaar sprake zal blijven van een geïntensiveerde aanpak van geweld en onveiligheid op scholen. De gevoeligheid van de problematiek en de commotie die ontstaat na incidenten – zelfs als die in het buitenland plaatsvinden – vormen hierachter de drijvende krachten.
34
http://www.homeoffice.gov.uk/publications/science-research-statistics/researchstatistics/crime-research/hosb0811/hosb0811snr?view=Binary. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/07/08/ verplichte-registratie-gewelds-incidenten-voor-veiligere-scholen.html.
12 | ccv trendsignalement 2012
Vraag voor de toekomst
35
http://www.nu.nl/binnenland/2629134/politie-heeft-handen-dreigtweets.html; http://www.rtl.nl/(/actueel/rtlnieuws/)/components/actueel/rtlnieuws/2011/10_ oktober/19/binnenland/Politie_geen_flauw_benul_van_social_media.xml.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
33
‘De druk op scholen om incidenten te registreren is hoog. Wanneer er goede registraties zijn ontwikkeld, raakt het beleid geïnstitutionaliseerd. Scholen zullen hierover dan ook verantwoordelijkheid afleggen, en kunnen daar op aangesproken worden door onder meer ouders.’ – André Oostdijk, Berenschot.
veiligheidsontwikkeling
jeugdcriminaliteit en jongerenoverlast De aandacht voor jeugdcriminaliteit en jongerenoverlast in het landelijke en lokale veiligheidsbeleid is onvermin derd hoog. Zo zijn er plannen in de maak om een adolescentenstrafrecht in te voeren om de criminaliteit onder risicojongeren beter en effectiever aan te kunnen pakken. Ernstige delicten begaan door 15- tot 23-jarigen zullen dan zwaarder bestraft worden. De maximale duur van jeugddetentie wordt bijvoorbeeld verhoogd van twee naar vier jaar, en een zwaar zeden- of geweldsmisdrijf kan niet meer enkel met een taakstraf worden bestraft. Ondertussen is al fors geïnvesteerd in de aanpak van criminele jeugdgroepen.36 De bedoeling is dat alle in 2010 bij de politie geregistreerde criminele jeugdgroepen in Nederland binnen twee jaar zijn aangepakt door politie, Openbaar Ministerie en gemeenten. Individuen binnen deze groepen krijgen bijvoorbeeld een (strafrechtelijke) interventie opgelegd zodat de groepsdynamiek wordt doorbroken. De doorontwikkeling van Veiligheidshuizen is een speerpunt van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het actieprogramma Problematische Jeugd groepen van het ministerie van Veiligheid en Justitie en de doorontwikkeling van de Veiligheidshuizen wordt bijgedragen aan een dadergerichte en groepsgerichte aanpak. Daarnaast wordt er bijzondere aandacht geschonken aan sleutelfiguren binnen overlastgevende groepen. Deze groepen zouden namelijk kunnen functi oneren als kweekvijver voor criminele activiteiten. Eind 2010 waren er in ons land 89 criminele en 284 overlast gevende jeugdgroepen.
Het gaat om 7 tot 8 procent van de Nederlanders die zegt vaak overlast van jongeren te ervaren en een percentage van 22 procent dat dit soms doet. Uit de meest recente editie van de Integrale Veiligheidsmonitor (die in maart 2011 verscheen) wordt duidelijk dat de afgelopen drie jaar steeds ongeveer 11 procent van de Nederlanders overlast van groepen jongeren ervaart.38 De overlast als gevolg van jeugdcriminaliteit schommelt in de periode 2008 tot en met 2010 rond de 5 procent. Dit soort statistieken wekt de indruk dat er een discrepantie bestaat tussen de (som van de) individuele percepties en de collectieve perceptie van jongerenoverlast. Het is volgens onderzoek aannemelijk dat de berichtgeving over jongerenoverlast hierin een rol speelt.39 Er zijn overigens geen aanwijzingen bekend dat de stabiele cijfers over jongerenoverlast erop duiden dat bij omwonenden gewenning optreedt. Er lijkt in de praktijk eerder sprake van een omgekeerd verband: hoe langer een overlastsituatie blijft bestaan, hoe meer overlast wordt ervaren.40 Op het vlak van jeugdcriminaliteit zijn ook hoopgevende ontwikkelingen zichtbaar. De meest recente Monitor Jeugdcriminaliteit, die betrekking heeft op 2010, laat voor het eerst in lange tijd een daling laten zien van de criminaliteit onder jongeren van 12 tot en met 17 jaar.41 Zo is het percentage jongeren dat naar eigen zeggen een of meerdere delicten heeft gepleegd, in 2010 significant lager dan in 2005. De daling van de misdaadcijfers met betrekking tot 12- tot 17-jarigen hangt vooral samen met vermogensdelicten. Deze worden volgens de zelfrapportagegegevens door zowel minder jongens als meisjes gepleegd. Er blijkt geen dalende trend op het gebied van geweld. Volgens onderzoekers van het WODC en CBS is het sowieso riskant om van een trend te spreken, omdat de afname van jeugdige delinquenten pas recentelijk zichtbaar is. Het is dus mogelijk dat er sprake is van een eenmalige dip in plaats van een ware trendbreuk.
Positieve ontwikkeling Hoewel er een algemeen gevoel bestaat dat er sprake is van toenemende overlast van jongeren, blijkt dat niet uit de cijfers. Verschillende bronnen geven aan dat het aandeel bewoners dat overlast van jongeren ervaart al jaren nagenoeg gelijk is. Afgaande op het Woononderzoek Nederland heeft sinds 2002 een tamelijk constant percentage bewoners last van jongeren.37
37
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/05/18/minister-opstelten-pakt-criminelejeugdgroepen-steviger-aan.html; http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/persberichten/2011/10/10/ruim-40-procent-van-criminelejeugdgroepen-aangepakt.html. K. Leidelmeijer, A. Bogaerts en W. Roet, Jongerenoverlast in perspectief. Een analyse van de factoren die van invloed zijn op de overlast van jongeren, RIGO, Amsterdam, december 2010.
www.hetccv-trends.nl
Uit recent literatuuronderzoek van het WODC is naar voren gekomen dat delinquente jongens en meisjes een aantal kenmerken delen 38 39
40
41
Integrale Veiligheidsmonitor 2010, CBS, Den Haag, maart 2011. K. Leidelmeijer, A. Bogaerts en W. Roet, Jongerenoverlast in perspectief. Een analyse van de factoren die van invloed zijn op de overlast van jongeren, RIGO, Amsterdam, december 2010. K. Leidelmeijer, A. Bogaerts en W. Roet, Jongerenoverlast in perspectief. Een analyse van de factoren die van invloed zijn op de overlast van jongeren, RIGO, Amsterdam, december 2010. A.M. van der Laan en M. Blom (red.), Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010. Ontwikkelingen in zelfgerapporteerde daders, door de politie aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders op basis van de Monitor Jeugdcriminaliteit 2010, WODC, Den Haag, 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 13
<< terug naar inhoudsopgave
36
Negatieve ontwikkeling
die de kans vergroten dat ze volledig op het verkeerde pad terecht komen.42 Denk aan bepaalde persoonlijkheidskenmerken (waar onder impulsiviteit en lage intelligentie), een riskante leefstijl, een problematische gezinssituatie, delinquente vrienden en weinig binding met school. Daarnaast zijn er factoren die wel voor meisjes van belang zijn, maar niet – of in veel mindere mate – voor jongens. Het gaat dan om bijvoorbeeld psychische klachten, problemen in de relatie met de moeder, en de relatie met leerkrachten. In interventies die in Nederland ingezet worden om delinquente meisjes te behandelen, blijken gedragsproblemen, een riskante leefstijl, een risicovolle opvoedingssituatie en de situatie op school redelijk veel aandacht te krijgen. Maar een aantal belangrijke factoren wordt over het hoofd gezien: zo hebben de verschillende interventies weinig tot geen aandacht voor de domeinen van mentale gezondheid (angst, depressief gedrag en suïcidaliteit), traumatische gebeurtenissen en seksueel gedrag. Bovendien kent Nederland weinig tot geen aantoonbaar effectieve interventies die specifiek zijn ontwikkeld voor meisjes. Gelukkig lijken erkende interventies zoals Multisysteem-therapie, Nieuwe perspectieven bij terugkeer, Multidimensional treatment foster care en Workwise goed toepasbaar op de situatie van delinquente meisjes. Geheel nieuwe interventies zijn volgens het WODC dus niet direct noodzakelijk. Gezien de positie die jonge vrouwen de laatste jaren in de misdaadstatistieken hebben ingenomen, kan het zinnig zijn om meer aandacht te schenken aan de specifieke problemen van meisjes.
Hardnekkige problematiek
42
43
A. Slotboom, T.M.L. Wong, C. Swier, T.C. van der Broek, Delinquente meisjes. Achtergronden, risicofactoren en interventies, WODC/Vrije Universiteit/Boom Juridische uitgevers, Den Haag/Amsterdam/Meppel, 2011. Machteld Hoeve, Kitty Jurrius, Marion van der Zouwen, Margaretha Vergeer, Megan Voogt, Geret Jan Stams, In de schuld, of in de fout? Schuldenproblematiek en crimineel gedrag bij adolescenten en jongvolwassenen, Kohnstamm Instituut, Amsterdam, 2011.
14 | ccv trendsignalement 2012
Met enige regelmaat is de roep hoorbaar dat jongeren hun werkstraf in hun eigen woonomgeving moeten uitvoeren. Op die manier zou de gestrafte beter zichtbaar zijn voor de omgeving, wat zou kunnen bijdragen aan de strafperceptie. Maar cijfers over het aantal jongeren dat jaarlijks een werkstraf in de buurt uitvoert zijn niet beschikbaar, concludeert Amsterdams onderzoek in 2010.44 Bij bijna alle 22 vestigingen van de Raad voor de Kinderbescherming komt het voor dat jongeren een werkstraf in de buurt uitvoeren, maar dit gebeurt over het algemeen toevallig, incidenteel of uit praktische overwegingen. Een weloverwogen plaatsing in de pleegbuurt gebeurt zelden. Bovendien geven taakstrafcoördinatoren aan dat buurtbewoners niet op de hoogte worden gesteld als in hun buurt een werkstraf wordt uitgevoerd. Hen wel informeren kan negatieve effecten hebben, zoals stigmatisering van jongeren, verzwaren van de werkstraf en onrust in de buurt. Daarnaast wordt rekening gehouden met de privacy van jongeren. Vooral bij de meer zichtbare projecten in het publieke domein, zoals op stations en in de stad, voelen jongeren met een taakstraf zich soms bekeken. Sommige jongeren zijn bang dat ze door vrienden als buurtcrimineel worden gestigmatiseerd. Maar er zijn er ook die status ontlenen aan fout gedrag of vrezen voor reputatieschade als ze klussen doen die niet passen bij hun stoere imago. Over de hele linie hebben jongeren moeite met herkenbaarheid en zichtbaarheid van werkstraffen in de buurt. Het feit dat werkstraffen zich in de buurt afspelen of dat jongeren herkenbaar zijn, lijkt daarbij zeker niet het belangrijkste aspect te zijn. De persoon en werkwijze van de werkmeester, en de aard van het uit te voeren werk blijken voor de beleving van jongeren veel belangrijker.
Goede samenwerking: Professionals en burgers Politiejunioren zijn jongeren in politie-uniform die dienders helpen om aansluiting te vinden bij moeilijk bereikbare jongeren op straat. Daarmee fungeren zij als rolmodellen die een welkom tegenwicht bieden aan het wijdverspreide beeld dat de jeugd niet deugt. In verschillende korpsen blijken de politiejunioren, jongeren tussen de 16 en 23 jaar die samen met agenten de straat opgaan om jongerenoverlast te verminderen, een groot succes. Zo zijn er berichten dat het animo voor de functie van politiejunior groeit – ook onder allochtonen – en zouden sommige ervaren politiejunioren al
44
Ton Nabben, Jennifer Doekhie en Dirk J. Korf m.m.v. Marijn Everartz, Beleving van de werkstraf in de buurt door jeugdigen, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, 2010.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Al jarenlang tonen onderzoeken een verband aan tussen het hebben van schulden en het vertonen van crimineel gedrag. Adolescenten en jongvolwassenen die bovengemiddeld meer of hogere schulden hebben, zijn over het algemeen ook crimineler. De aard van de relatie tussen schuldenproblematiek en criminaliteit kan – vanwege de beperkingen van het onderzoek dat tot nu toe is verricht – nog niet worden vastgesteld.43 Een schuldenproblematiek komt in ieder geval voornamelijk voor bij kwetsbare groepen, zoals dakloze jongeren, gedetineerden en (gok)verslaafden. Daarom lijkt het van belang dat er in resocialisatie programma’s aandacht is voor de aanpak van eventuele schulden en financiële problemen.
Goede samenwerking: Toezichthouders en hun werkveld
de vervolgstap naar de politieopleiding hebben genomen. Politiekorpsen kunnen de kloof tussen agenten en jongeren ook dichten door goede contacten op te bouwen met jongere buurt kinderen. In de Amsterdamse Don Boscobuurt zijn sinds 2011 politiekids actief.45 Eén keer per maand gaan deze kinderen, die in leeftijd variëren van 7 tot en met 10 jaar, samen met de politie de straat op om te helpen, bijvoorbeeld door automobilisten aan te spreken bij gevaarlijke kruispunten of mensen op het station te waarschuwen voor zakkenrollers. Politiekids zijn niet alleen bedoeld om kinderen op een positieve manier kennis te laten maken met het politievak, maar ook om de politie contact te laten leggen met jeugdigen voordat ze een lastige leeftijd bereiken. De bedoeling is dat het project regionaal en misschien zelfs landelijk wordt uitgebreid.
beginnen op jonge leeftijd met crimineel gedrag en zorgen daardoor ondanks hun relatief kleine aantal (11 procent van cohort) voor een groot deel (33 procent) van alle overtredingen. De onderzoekers onderscheiden een aantal eigenschappen die de Australische jeugd vatbaarder maakt voor crimineel gedrag dan volwassenen. Daartoe behoren hun neiging tot risicovol gedrag (zoals middelengebruik en gevaarlijk rijgedrag), peer pressure en een relatief hoge kans op intellectuele beperkingen en psychische aandoeningen. Opvallend is de constatering dat voor sommige jongeren slachtofferschap een opmaat vormt tot daderschap. En aangezien het risico op slachtofferschap onder jongeren hoog is, zou het voorkomen van slachtofferschap een belangrijk aandachtspunt voor ons veiligheidsbeleid kunnen zijn.
Expertperspectief Goede samenwerking: Publiek en privaat Het is zinnig om binnen het veiligheidsbeleid bijzondere aandacht te schenken aan jongeren tussen de 12 en 16 jaar. Dat concludeert recent onderzoek van de Dienst IPOL van het Korps landelijke politiediensten op basis van een analyse van politieregistraties van verdachten.46 Een aanpak gericht op de jongste verdachten is namelijk het meest effectief. Want deze leeftijdscategorie pleegt relatief veel misdrijven en kan nog relatief makkelijk worden beïnvloed. Overigens blijkt uit de analyses dat geweldsdelicten niet het type misdrijf zijn dat op jonge leeftijd wordt uitgeprobeerd en waar later mee opgehouden wordt. Beïnvloeding door middel van voorlichtingscampagnes of het aanspreken van ouders zal volgens de onderzoekers dan ook weinig effect hebben. Een persoonsgerichte aanpak ligt juist meer voor de hand. En bij zo’n aanpak kunnen de multi disciplinaire Veiligheidshuizen een cruciale rol spelen.
Internationaal Australisch onderzoek naar veroordeelde jongeren laat grofweg drie criminaliteitstrajecten zien.47 Er zijn vroeg piekende overtreders die de meeste delicten plegen rond hun veertiende levensjaar. De late overtreders, die naarmate de jaren vorderen meer overtredingen begaan en pieken rond het zestiende levensjaar, vormen het grootste deel van het bestudeerde cohort. En het zijn de chronische over treders die een groot aandeel hebben in de totale criminaliteit: zij
46 47
http://www.eenveiligamsterdam.nl/meer_nieuws/nieuwsbericht/2011/mei/ politiekids-actief. Dorien van Nobelen en Wouter van der Leest, ‘Geen leeftijdseffect bij geweldsdelicten’, in: secondant, jaargang 25, nummer 1, maart 2011, p. 6-12. Kelly Richards, What makes juvenile offenders different from adult offenders? Trends & Issues in Crime and Criminal Justice no. 409, Canberra, Australian Institute of Criminology, februari 2011.
www.hetccv-trends.nl
48 49
Bart van der Aa en Susan van Oostrom-van der Meijden, ‘JOP geen garantie voor afname overlast’, in: secondant, jaargang 25, nummer 1, maart 2011, p. 46-51. http://www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl
ccv trendsignalement 2012 | 15
<< terug naar inhoudsopgave
45
De gemeente Papendrecht opende in 2009 een Jongerenontmoetings plaats (JOP) in de wijk Molenvliet. De JOP moest eraan bijdragen dat jongeren meer afleiding konden vinden op één specifieke plek, zonder dat daar activiteiten voor hen werden georganiseerd. Het gewenste effect bleef uit, blijkt uit een evaluatie uit 2010.48 De JOP werd na vier maanden in gebruik te zijn geweest door jongeren vernield. Positief aan deze trieste afloop is dat de evaluatie inzichten oplevert waar andere gemeenten hun voordeel mee kunnen doen. De evaluatie maakt bijvoorbeeld duidelijk dat alleen het plaatsen van een JOP niet leidt tot minder overlast in wijk. Tijdens de openstelling van de JOP kwamen er namelijk ongeveer evenveel meldingen van jongerenoverlast bij de politie binnen. Een van de leerpunten uit het project is volgens de onderzoekers dat alle betrokkenen (gemeente, politie, jongeren, bewoners en wijkplatform) goed met elkaar in gesprek gaan en blijven, bijvoorbeeld over de vestigingsplaats van de JOP. Ook is het raadzaam om voor een hufterproof ontwerp te kiezen en om jongeren zelf verantwoordelijk te maken voor het gebruik van de JOP. Daarbij is het van belang dat er van tevoren zicht is op de aanwezigheid van verschillende jongerengroepen en hoe ze samen gebruik kunnen maken van de JOP. Uit de themawebsite jeugdenveiligheid.nl blijkt overigens dat er volop alternatieven zijn bedacht voor de JOP.49 Bijvoorbeeld door gemeenten die hangjongeren stimuleren tot sportles of een andere positieve vrijetijdsbeleving. Daarbij is ook aandacht voor innovaties zoals groene hangplekken, mobiele ontmoetingsplaatsen en de Hang Around Award. De ervaringen in de gemeente Helmond wijzen verder uit dat het niet is toegestaan om een afgedankte JOP via Marktplaats te verkopen.
Wat vindt het CCV-deskundigenpanel van de effectiviteit van de aloude JOP? De meningen lopen sterk uiteen. Aan de ene kant staan sceptici die niet geloven dat jongeren zich naar een geïnstitutionaliseerde hangplek laten verplaatsen. Aan de andere kant is er voorzichtig optimisme over de mogelijkheid om overlast door hinderlijke jeugdgroepen aan banden te leggen. Daarbij worden wel rand voorwaarden benadrukt zoals een aanvullend activiteitenaanbod, afstemming met jongeren en hun ouders, en een aantrekkelijke locatie met voldoende toezicht.
kenners aan het woord ‘Het gaat niet om een JOP, maar om de wijze waarop geïnvesteerd wordt in een groep of jongere. Een JOP is een middel om het contact te houden met de jongeren. Maar een JOP alleen lost geen overlast op.’ – François Kloosterhuis, gemeente Assen. ‘De JOP vraagt om een genuanceerde benadering. Enerzijds biedt het jeugdgroepen een uitwijkmogelijkheid naar een plek waar hun aanwezigheid niet langer als hinderlijk wordt ervaren. Maar het kan ook een plek zijn waar een criminogene groepsdynamiek meer ruimte krijgt.’ – Gerdjan Hoekendijk, ministerie van Veiligheid en Justitie.
Jongerenbuurtbemiddeling groeit gestaag. De methodiek, die in 2008 en 2009 in pilots werd beproefd, is gericht op het oplossen van conflicten tussen jongeren en buurtbewoners. De vrijwillige bemiddelaars zijn zelf ook jongeren en worden aangestuurd door een professionele coördinator jongerenbuurtbemiddeling. Eind 2011 waren er vijftien projecten actief, verspreid over het hele land en in zowel grote als kleine gemeenten. In zes gemeenten, waaronder Amersfoort, Ede en Barendrecht, gingen jongerenbuurtbemiddelaars aan de slag. Dat is in tijden van recessie geen slechte score. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor financiering van projecten voor jongerenbuurtbemiddeling en moeten daarvoor budget vrij maken uit begroting voor jeugd & veiligheid of jongerenwerk. Jongerenbuurtbemiddeling, dat wordt ondersteund vanuit het CCV, is duidelijk een instrument met groeipotentieel. Daarbij kan de methodiek van buurtbemiddeling, dat in 2011 het vijftienjarige bestaan vierde en in 2010 de magische grens van 150 projecten bereikte, als lichtend voorbeeld dienen.
buurtbemiddeling per gemeente stand van zaken op 31-12-2011
Vraag voor de toekomst
50
Bron: CCV
M.L. Koemans, Ten strijde tegen overlast. Jongerenoverlast op straat: is de Engelse aanpak geschikt voor Nederland?, Politie & Wetenschap/Universiteit Leiden, Apeldoorn/Leiden, 2010.
16 | ccv trendsignalement 2012
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Bij de ontwikkeling van de Wet maatregelen bestrijding voetbal vandalisme en ernstige overlast, die in 2010 in werking is getreden, is herhaaldelijk gekeken naar de anti-social behaviour order (ASBO) die in Engeland wordt gebruikt. Nederlandse onderzoekers die de ASBO vergeleken met het FF Kappe-bevel en de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, denken dat harde maatregelen in het algemeen niet effectief zijn bij overlast. 50 Er zouden zelfs onbedoelde neveneffecten kunnen optreden. Zo zeggen critici van de ASBO dat de maatregel kan leiden tot isolatie van jongeren, wat de overlast uiteindelijk alleen maar zal verergeren. De van oorsprong typisch Nederlandse combinatie van sociaal beleid en repressief reageren als dat echt noodzakelijk is, lijkt dan ook een betere keuze. Toch bestaat in ons land de neiging om steeds strenger te willen optreden – en de regelgeving daarop aan te passen. Daarom is het de vraag of we in de toekomst, al dan niet via wijzigingen van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, nieuwe regels tegen overlastgevende jongeren tegemoet kunnen zien.
veiligheidsontwikkeling
criminaliteit onder allochtone jongeren In de afgelopen jaren stonden jongeren met een her komst in verre landen zoals Marokko, Suriname en de Nederlandse Antillen nogal eens in de belangstelling van crime fighters. Hoogleraren, outcome monitors en actie programma’s gingen zich specifiek richten op deze risicogroepen. Ondertussen dient zich van dichterbij een nieuwe groep potentiële probleemjongeren aan. Want aan jonge arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa kleeft het imago van alcoholgerelateerde overlast, vermogens criminaliteit en zelfs mensenhandel. Etnisch specifiek veiligheidsbeleid lijkt nu uit de mode. Zo zullen gemeenten die kampen met overlast en crimi naliteit door Marokkaanse en Antilliaanse jongeren niet langer extra budgetten krijgen van de rijksoverheid om de problematiek te bestrijden.51 Want het is de bedoeling dat de aanpak vorm krijgt binnen het reguliere lokale veiligheids- en jeugdbeleid. Positieve ontwikkeling Criminaliteit gepleegd door daders uit Midden- en Oost-Europa is niet zo zeer toe te schrijven aan arbeidsmigranten, maar aan mensen die louter met een crimineel motief naar Nederland komen. Dat concludeert de parlementaire commissie die in 2011 onderzoek deed naar de recente arbeidsmigratie van MOE-landers.52 Criminele bendes uit Polen, Roemenië en Bulgarije bezorgen de arbeidsmigranten, van wie het merendeel zich niet schuldig maakt aan overlastgevend of crimineel gedrag, een slecht imago. Bulgaren en Roemenen zijn bovendien in veel gevallen geen dader maar slachtoffer van mensenhandel. Met het oog op het terugdringen van dit soort criminaliteit adviseert de parlementaire commissie onder meer om aandacht te besteden aan de mogelijkheid om een gedeelte van een straf voorwaardelijk op te leggen, onder de voorwaarde dat een overtreder terugkeert naar het eigen land.
Negatieve ontwikkeling
of vaak problemen te hebben met Marokkaans-Nederlandse jongeren op het gebied van hinderlijk, overlastgevend of crimineel gedrag. Uit recenter onderzoek in 22 gemeenten waar veel MarokkaansNederlandse jongeren wonen, blijkt dat deze jongeren nog altijd zijn oververtegenwoordigd in de cijfers over werkloosheid en schooluitval.54 Ook vertonen zij bovengemiddeld vaak hinderlijk, overlastgevend of crimineel gedrag. De kern van de problemen met Marokkaans-Nederlandse jongeren bestaat volgens Diederik Samsom, die een jaar lang als parttime straatcoach en gezinsbezoeker over de vloer kwam bij overlastveroorzakers in Amsterdam, uit een reëel en hardnekkig probleem. Wie probeert om met statistieken de overlast te bagatelliseren, miskent de harde realiteit op straat, schrijft Samsom op basis van zijn ervaringen.55 De problemen liggen niet zozeer in het aantal problematische jongeren, als wel in de aard van de overlast die zij veroorzaken: die is volgens het Kamerlid steeds indringender en crimineler geworden. De sleutel tot een oplossing ligt volgens Samsom in eerder ingrijpen (‘nog voordat de eerste kruimeldiefstal is gepleegd’), minder hulp verlening en meer correctie. In de meeste gezinnen zou geen klassieke hulpverlening nodig zijn, maar iemand die aan jongeren en hun ouders duidelijk maakt dat er geen enkel excuus bestaat voor wangedrag op straat.
Hardnekkige problematiek De geweldsproblematiek onder Antilliaans-Nederlandse jongeren lijkt niet van de ene op de andere dag op te lossen. De focus van de aanpak, die onder meer wordt gepromoot via een wegwijzer voor gemeenten die in 2011 verscheen, ligt op het bieden van kansen op het gebied van onderwijs en werken, en op het tegengaan van voortijdig schoolverlaten.56 Deze structurele interventies moeten uiteindelijk bijdragen aan het verhogen van kansen voor maatschappelijk – in plaats van crimineel – succes. Vooralsnog bestaat een brede zorg over het feit dat AntilliaansNederlandse risicojongeren bovengemiddeld hoog scoren in een fors aantal misdaadstatistieken (zoals die over geweld, maar ook vermogensmisdrijven, verstoringen van de openbare orde, verkeersover tredingen en drugsdelicten). Vooral vermogens- en geweldsdelicten komen relatief vaak voor. Antilliaans-Nederlandse verdachten leveren bovendien een flink aandeel aan de veelplegerproblematiek. 54
51
55
52 53
Kamervragen 7, 5 augustus 2011. TK 32680, nummer 4, 2011. Myriam Vandenbroucke, Huub Braam, Trees Pels, Majone Steketee, Gemeentelijk beleid voor Marokkaans-Nederlandse jongeren. Rapportage over de wenselijkheid van specifiek doelgroepenbeleid, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht, oktober 2008.
www.hetccv-trends.nl
56
J. de Boom, A. Weltevrede, P. van Wensveen, M. van San, P. Hermus, Marokkaanse Nederlanders 2010. Een nulmeting van hun positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit in 22 gemeenten, Erasmus Universiteit, Rotterdam, september 2010. http://nu.pvda.nl/berichten/2011/09/Diederik-samsom-pauw-en-witteman-embed. html. Antilliaans-Nederlandse risicojongeren en de subcultuur van geweld. Wegwijzer voor en door gemeenten, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, april 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 17
<< terug naar inhoudsopgave
Het Verwey-Jonker Instituut bracht in 2008 van 44 gemeenten de problemen met Marokkaans-Nederlandse jongeren in kaart.53 Zo’n 60 procent van de gemeenten geeft in dit onderzoek aan regelmatig
Volgens deskundigen is criminaliteit onder Antilliaans-Nederlandse jongeren te verklaren als voortzetting van een leefwijze en delinquentie in het land van herkomst. Factoren zoals (jeugd)werkloosheid, armoede, voortijdig schoolverlaten, een ‘vaderloze gezinsstructuur’ en tienermoederschap staan financiële onafhankelijkheid en een legale loopbaan in de weg. Voor dit soort structurele achterstanden is een quick fix natuurlijk niet voorhanden. Dat wil niet zeggen dat repressief optreden achterwege kan blijven. Gemeenten kunnen bij criminaliteit en ernstige overlast van alle jeugdige daders – ongeacht hun herkomst – een beroep doen op bijvoorbeeld de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, de Opiumwet, de Wet Wapens en munitie en de Wet investeren in jongeren. Het Openbaar Ministerie heeft aanpakken binnen het bestaande beleid ter beschikking, met name (super)snelrecht.
Goede samenwerking: Professionals en burgers
Goede samenwerking: Toezichthouders en hun werkveld
In een groot deel van de Marokkanen- en Antillianengemeenten legt het beleid voor deze risicogroepen de nadruk op drie speerpunten: preventie van vroegtijdige schooluitval, het voorkomen van werkloosheid, en het terugdringen van criminaliteit en recidive. Dat concludeert Nicis Institute in een onderzoek naar effectieve interventies gericht op risicojongeren.61 Opvallend genoeg blijkt uit het onderzoek dat veel interventies en projecten zich richten op leerprestaties en arbeidskansen, en dat er betrekkelijk weinig aandacht bestaat voor het bestrijden van criminaliteit en het terugdringen van recidive. Van een persoons gebonden en gezinsgebonden preventieve aanpak is in de praktijk nauwelijks sprake. Veel gemeenten geven daarnaast aan dat er voor de groep (hardnekkige) overlastgevers en criminelen van boven de 24 jaar nauwelijks beleid is ontwikkeld: zij vallen net buiten alle beleidsvelden vanwege hun leeftijd. Publiek-private samenwerking kan juist bij dit soort vraagstukken haar waarde bewijzen. De handreiking voor de lokale aanpak van Marokkaans-Nederlandse 12-minners die de rijks overheid in 2011 publiceerde geeft hier informatie over.62
Binnen de aanpak van Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren vervullen de straatcoach en gezinsmanager een centrale rol. De 22 gemeenten die kampen met een bovengemiddeld aantal Marokkaanse overlastplegers zijn de laatste jaren door het rijk financieel gestimuleerd om straatcoaches in te huren. Als gevolg daarvan is het aantal gemeenten met straatcoaches sinds 2009 flink toegenomen.57 Een klein aantal van de 22 gemeenten kiest specifiek voor coaches met een Marokkaanse achtergrond, vanuit de gedachte dat zij gemakkelijker in contact kunnen komen met Marokkaanse probleemjongeren en bovendien een voorbeeldrol hebben. In alle gemeenten vervullen de straatcoaches een belangrijke signaalfunctie voor de gemeente, de politie en zorg- en welzijnsorganisaties. De straatcoach wordt gezien als spil tussen jongerenwerk en politie, en kan daarmee bijdragen aan het verminderen van het zogenoemde handhavingsgat tussen burgers en ondernemers aan de ene kant en politie aan de andere kant.58
Onderzoek van Nicis Institute concludeert dat alle 22 Antillianenen Marokkanengemeenten een topprioriteit toekennen aan een integrale aanpak van de problematiek.59 De steden willen bovendien steeds vaker andere instanties betrekken bij de aanpak. De komst van de Veiligheidshuizen voorziet in een behoefte om meer integraal en persoonsgebonden te werken. Maar de ouders, die een belangrijke beschermende factor kunnen betekenen, zijn daarmee nog niet bereikt. Buurtvaders en buurtcoaches kunnen dan ook van door slaggevende betekenis blijken. Al in 2009 bleek uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat deze vormen van informeel toezicht een veelbelovend instrument zijn in de strijd tegen overlast.60
Goede samenwerking: Publiek en privaat
59
57
58
Peter van der Loos, Inge Besten, Jesse Hoogenbosch, Yermo Wever, Quickscan aanpak Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren. Eindrapportage, B&A Consulting, Den Haag, 1 juni 2010. Anton van Wijk, m.m.v. Bo Bremmers, Tom van Ham, Nathanja Kerhof, Antoon Smulders, Geen werk voor watjes. Een evaluatieonderzoek naar de inzet van straatcoaches in Den Bosch, Bureau Beke, Arnhem, 2011.
18 | ccv trendsignalement 2012
61
62
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
60
Marianne van den Anker, Femke Bax en Merel Quekel, Effectieve aanpak van risicojongeren. Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament, Nicis Institute, Den Haag, 2011. Lonneke van Noije en Karin Wittebrood, Overlast en verloedering ontsleuteld: veronderstelde en werkelijke effecten van het Actieprogramma overlast en verloedering, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, september 2009. Marianne van den Anker, Femke Bax en Merel Quekel, Effectieve aanpak van risicojongeren. Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament, Nicis Institute, Den Haag, 2011. http://www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl/marokkaans_nederlandse_ risicojongeren/landelijk/brochure-aanpak-van-marokkaans-nederlandse-12minners.
Internationaal
Vraag voor de toekomst
Jongeren die overlast veroorzaken moeten volgens het kabinet stevig worden aangepakt. Maar het is niet mogelijk om allochtone over treders hun Nederlandse nationaliteit te ontnemen.63 Met landen die partij zijn bij het zogenoemde Europees Verdrag inzake nationaliteit wordt wel gesproken over mogelijkheden om in de toekomst te regelen dat veroordelingen voor zware misdrijven aanleiding kunnen zijn om de nationaliteit in te trekken.
Politiekorpsen investeren steeds meer in internetsurveillance. Daarbij is de jeugd, die natuurlijk bijzonder actief is op internet, een speerpunt.64 Politiekorpsen proberen via het web criminele activiteiten op te sporen en een beeld te krijgen van wat er binnen jeugdgroepen speelt. Hoewel internetsurveillance zich volgens het Korps landelijke politie diensten nog in een verkennende fase bevindt, is er al enig succes geboekt met de opsporing van daders via filmpjes op YouTube. Een uitdaging voor de toekomst is hoe internetsurveillance ook door andere – publieke en private – partijen kan worden gebruikt om vroegtijdig te kunnen inspelen op criminele trends.
Expertperspectief De aanpak van criminaliteit onder allochtone jongeren is de laatste jaren duidelijk geïntensiveerd, bijvoorbeeld wat betreft MarokkaansNederlandse jeugdgroepen. Volgens een kleine meerderheid van de respondenten van de CCV-deskundigenraadpleging heeft etnisch specifiek veiligheidsbeleid voorlopig nog wel een zekere aantrekkingskracht. Dat hangt samen met bijvoorbeeld het politieke klimaat en de ogenschijnlijke hardnekkigheid van de problematiek. Over de effectiviteit van het beleid zijn deskundigen verdeeld.
kenners aan het woord ‘De trend in etnisch specifiek beleid is niet heel duidelijk. Er is enerzijds veel aandacht voor etniciteit. Anderzijds zijn er ook geluiden dat registreren van de derde generatie allochtonen onwenselijk is.’ – Dineke de Ruiter, Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Kamervragen 7, 5 augustus 2011.
www.hetccv-trends.nl
http://www.binnenlandsbestuur.nl/Home/all/politie-houdt-op-internet-jeugd-inde-gaten.705223.lynkx.
ccv trendsignalement 2012 | 19
<< terug naar inhoudsopgave
64 63
veiligheidsontwikkeling
sociale onrust
Het voorkomen van maatschappelijke onrust is een belangrijke gedachte achter nieuwe ontwikkelingen in de sanctietoepassing en het strafrecht in ons land. Zo wordt binnen het promotie- en degradatiesysteem voor gevangenen, dat in 2012 landelijk wordt ingevoerd, aandacht geschonken aan de risico’s van maatschappe lijke onrust.65 In het voorgestelde systeem moeten gede tineerden faciliteiten die boven op het standaardaanbod komen, zoals scholing, gedragstraining of verlof, zelf gaan verdienen. Of er sprake is van promoveren naar deze extra faciliteiten, of dat het gedrag en de motivatie van de gedetineerde aanleiding zijn om naar het stan daardprogramma te degraderen, is onderdeel van een persoonsgerichte beoordeling door het Multi Disciplinair Overleg in de detentie-inrichting. Bij de beslissing worden toetsingselementen mee gewogen zoals de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict, de mate van recidive van de gedetineerde, en de detentie duur. Maar ook maatschappelijke aspecten spelen een rol, zoals het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers of nabestaanden en het risico van sociale onrust. Juist vanwege die aspecten geldt voor gedeti neerden die een ernstig gewelds- of zedendelict hebben begaan, sowieso het standaardaanbod. Ook bij recente initiatieven in snelrecht spelen de risi co’s van maatschappelijke onrust en publieke veront waardiging een rol. Er is een wetsvoorstel in behandeling dat snelrecht introduceert voor verdachten van gewelds misdrijven in de publieke ruimte of geweld tegen perso nen met een publieke taak.66 Het kabinet heeft hiertoe besloten omdat deze geweldsmisdrijven kunnen leiden tot sociale onrust en verontwaardiging. Door de ver dachte in hechtenis te houden totdat de snelrechtzitting heeft plaatsgevonden, wordt aan de verdachte en aan de samenleving duidelijk gemaakt dat ernstig geweld niet wordt geaccepteerd. Daarmee kunnen mogelijk escala ties van gevoelens van angst, onzekerheid of veront waardiging worden voorkomen.
Positieve ontwikkeling Het lijkt er op dat Nederland niet gevrijwaard is van rellen waarbij jongeren confrontaties zoeken met de politie – met alle materiële schade van dien. Dat zijn de incidenten die de laatste jaren tijdens iedere jaarwisseling plaatsvinden.67 Geweld, vernieling en brandstichting zijn kennelijk zodanig onderdeel geworden van oud & nieuw dat we de incidenten nauwelijks meer als grootschalige onrusten ervaren. Een lichtpuntje is dat de omvang van de problemen tijdens de jaarwisseling de laatste jaren gestaag minder wordt.68 Tijdens de jaarwisseling van 2010-2011 hebben minder incidenten plaatsgevonden dan het voorgaande jaar, en het geweld tegen werknemers met een publieke taak is tussen 2009 en 2010 met bijna de helft gedaald.
Negatieve ontwikkeling Deskundigen achten de kans dat stedelijke rellen in verschillende delen van het land uitbreken, zoals in 2011 in Engeland het geval was, niet heel groot. Op Hollandse bodem zijn armoede en sociale uitsluiting beperkt, en is de verhouding tussen politie en publiek niet zo verhard als in bijvoorbeeld de buitenwijken van Parijs. Het is natuurlijk niet uit te sluiten dat op kleinere schaal onlusten ontstaan, zoals de laatste jaren is gebeurd in onder andere Hoek van Holland, Culemborg, Amsterdam-Slotervaart en Utrecht-Ondiep. Volgens een model van socioloog Godfried Engbersen zijn dit soort rellen het gevolg van een explosieve mix van zeven factoren.69 Er kan zich bijvoorbeeld een ernstig incident voordoen dat fungeert als aanleiding voor onrust. Er kan sprake zijn van sociaaleconomische uitsluiting (in het bijzonder jeugdwerkloosheid en armoede). Jongeren die opgroeien in een samenleving van gelijke rechten en gelijke kansen, ontdekken dat de alledaagse realiteit anders is. Verschillende bevolkingsgroepen kunnen ressentimenten koesteren jegens elkaar. Rellen kunnen tot groepsvorming leiden, die zich vervolgens tegen de gemeenschappelijke vijand richten. Media kunnen door hun aanwezigheid en verslaggeving een bijdrage leveren aan de voort zetting van rellen. Ten slotte kunnen er spanningen leven in de relatie tussen politiepersoneel en burgers. Als deze zeven elementen bij elkaar komen, ontstaat een vruchtbare voedingsbodem voor stedelijke rellen. Volgens een model van geweldsdeskundige Otto Adang spelen (ook) vier andere elementen een rol bij het ontstaan van grootschalig
66
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/11/05/ teeven-wijzigt-systeem-externe-vrijheden-gevangeniswezen.html. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/11/11/ kabinet-verdachten-vaker-vast-na-geweldsmisdrijf.html.
20 | ccv trendsignalement 2012
68 69
Otto Adang, ‘Kan het ook in Nederland gebeuren?’, in: Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, oktober 2011, p. 28-29. TK 32500 VI nr 88, 7 maart 2011. Godfried Engbersen, ‘Stedelijke rellen als maatschappelijke splijtstof’, in: Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, oktober 2011, p. 26-27.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
67 65
intergroepsgeweld.70 Het gaat hierbij om een tegenstelling of vijandschap tussen verschillende groepen; een incident, misverstand of gebeurtenis die verontwaardiging oproept bij een of meerdere groepen; een geweldsescalatie die wordt gevoed door een breder gedeelde verontwaardiging; en een situatie waarin gelegenheid bestaat om ongestraft geweld te plegen.
Goede samenwerking Het Nationaal CrisisCentrum (NCC) zal in Nederland de communicatie van de overheid aansturen als er bij grootschalige rellen landelijk opgeschaald wordt. Het NCC stelt dan ook kaders voor communicatie op lokaal en regionaal niveau. Volgens het NCC zijn de aandachtspunten die bekend zijn uit de crisiscommunicatie, ook van toepassing op communicatie tijdens maatschappelijke onrusten.71 Denk aan beginselen zoals: werk vanuit het doel om schade te beperken; neem de informatiebehoefte van de betrokkenen en maatschappij als uitgangspunt; betrek crisiscommunicatieprofessionals vanaf het begin; en voer afstemming met andere communicerende partijen over ieders rol, duiding, boodschap en timing. Daarbij is ook van belang dat alle betrokken partijen zich bewust zijn van het risico dat het een self-fullfilling prophecy kan betekenen om een lokaal probleem uit te vergroten. Met andere woorden: uitvoerige, ongenuanceerde berichtgeving over lokale incidenten kan leiden tot de escalaties die de communicatie nu juist wilde voorkomen.
Goede samenwerking: Professionals en burgers Vaak voelen gemeenten zich overvallen als er rellen of onlusten uitbreken. Ze vragen zich vertwijfeld af wat ze moeten doen om de rust terug te brengen. De handleiding Bouwstenen voor sociale stabiliteit die Forum in 2011 publiceerde, beschrijft stap voor stap wat gemeenten kunnen doen bij dreigende en onderhuidse spanningen, en bij spanningen die al zijn geëscaleerd.72 Volgens de handreiking ontstaan maatschappelijke spanningen niet zomaar: vaak is er sprake van incidenten of sluimerende maatschappelijke onvrede. En terwijl gemeenten wel rampenplannen voor fysieke calamiteiten hebben klaarliggen, bereiden ze zich zelden voor op sociale onrusten.73 Bouwstenen voor sociale stabiliteit helpt
71 72 73
Otto Adang, ‘Kan het ook in Nederland gebeuren?’, in: Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, oktober 2011, p. 28-29. Janine Odink en Martin Scholtz, ‘Rellen! En nu?’, in: Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, oktober 2011, p. 30. Bouwstenen voor sociale stabiliteit. Een handleiding voor omgaan met lokale maatschappelijke spanningen, Forum, 2011. Bouwstenen voor sociale stabiliteit. Een handleiding voor omgaan met lokale maatschappelijke spanningen, Forum, 2011.
www.hetccv-trends.nl
Goede samenwerking: Publiek en privaat Gemeenten zijn verplicht om rampenplannen op te stellen die zijn gericht op fysieke calamiteiten, zoals branden, ontploffingen en natuurrampen. Weert was de eerste Nederlandse gemeente die een sociaal-calamiteitenplan en een sociale-risicokaart opstelde, naar aanleiding van de dreigende situatie die ontstond toen er een aantal hennepkwekerijen waren ontmanteld. Het plan is bedoeld om een beter beeld te krijgen van potentiële bronnen van onrust en biedt een handleiding voor de aanpak van maatschappelijke onrust, zoals etnische rivaliteit, grootschalige vechtpartijen, zinloos geweld, familiedrama’s en rellen. In 2010 bleek uit een oefening met het sociaal-calamiteitenplan onder meer dat de input van het welzijnswerk erg waardevol was, omdat zij contacten hebben in de wijken en met moeilijke gezinnen.74 Vanuit dat perspectief is er heel wat te zeggen voor een nauwere samenwerking tussen publieke en private partijen bij de preventie van sociale onrust.
Internationaal De kans op sociale onrust neemt toe door de hoge werkloosheid in de Europese Unie. Het risico is vooral hoog in Griekenland, Portugal, Spanje, Estland, Frankrijk, Slovenië en Ierland. Dat staat in een rapport dat de Internationale Organisatie voor Arbeid (ILO) in oktober 2011 naar buiten bracht.75 De ILO becijferde dat er in de komende twee jaar wereldwijd 80 miljoen banen – waarvan 4,6 miljoen in de Europese Unie – nodig zijn om de werkloosheid terug te brengen naar het niveau van 2007. Maar zoals de economie er nu voor staat, komen er maar 40 miljoen banen bij. Een double dip op de arbeidsmarkt vergroot het risico op sociale onrust, aldus de ILO. Een index over sociale onrust van de ILO laat zien dat de Europese Unie en de Arabische landen al te maken 74 75
Janny Groen, ‘In sociale noodsituaties is er soms maar een kans’, in: de Volkskrant, 12 augustus 2011. http://www.ilo.org/global/about-the-ilo/press-and-media-centre/news/ WCMS_166395/lang--en/index.htm.
ccv trendsignalement 2012 | 21
<< terug naar inhoudsopgave
70
maatschappelijke spanningen te signaleren en te duiden, geeft tips voor het voorkomen en omgaan met spanningen, en zet werkzame instrumenten op een rij. Een belangrijk element van een effectieve aanpak blijkt de samenwerking met burgers. Gemeenten doen er goed aan de heterogeniteit van bevolkingsgroepen te erkennen: niet iedereen met dezelfde achtergrond of etniciteit kijkt op dezelfde manier tegen een conflict aan. Dit biedt kansen voor gemeenten die zich geconfronteerd zien met spanningen of onrusten, want burgers die buurtbewoners aanspreken op hun gedrag kunnen sterke bondgenoten zijn.
hebben met een toename van ontevredenheid over baanverlies en boosheid vanwege de perceptie dat de lasten van de crisis niet eerlijk verdeeld worden.
Expertperspectief Na de hevige rellen in Londen en andere steden in Groot-Brittannië in augustus 2011, wordt de discussie actueel of dergelijke incidenten zich ook in Nederland kunnen voordoen. Diverse bronnen schetsen het beeld dat dergelijke rellen in Nederland eerder op internet dan op straat zullen worden uitgevochten. Toch is de rol van internet verre van eenduidig, blijkt uit de deskundigenraadpleging die het CCV in het najaar van 2011 uitvoerde. Rellen zullen misschien sneller escaleren door internet, maar onrust op straat zal daarmee niet vanzelf verdwijnen.
kenners aan het woord ‘De straat blijft een aantrekkelijke arena om te rellen of te plunderen. De toenemende werkloosheid en de kloof tussen haves en have-nots worden daarbij al gauw als excuus gebruikt. Of er kunnen etnische rellen ontstaan, zoals bijvoorbeeld tussen Molukkers en Marokkanen, of tussen Koerden en Turken.’ – Jaap Mesdag, gemeente Den Haag.
Vraag voor de toekomst Het is natuurlijk onmogelijk om alle incidenten te verhinderen, maar het is wel mogelijk om te voorkomen dat incidenten uitgroeien tot grootschalige of langdurige rellen die leiden tot een brede maatschappelijke onrust.76 In preventieve zin is het van belang om gespitst te zijn op gespannen of vijandige relaties. Als er toch sprake is van een incident, is het van belang om ruimte te geven aan nietgewelddadige uitingen van gevoelens van verontwaardiging. Tegelijkertijd zijn tactieken nodig om de gelegenheden om ongestraft geweld te plegen te verminderen, zonder verontwaardiging verder te voeden.77 Inzichten uit crisisbeheersing bij rampen die bruikbaar zijn voor de Nederlandse situatie, hebben ons al veel geleerd over het voorkomen en bestrijden van sociale onrust. Desondanks zijn er volgens deskundige Otto Adang nog geen pasklare antwoorden beschikbaar voor vragen zoals: in hoeverre zijn politie en andere instellingen op de hoogte van wat er leeft in wijken met een hoog risico op spanningen en conflicten; hoe kan vroegtijdig worden gesignaleerd dat een incident het risico van escalatie met zich meebrengt; wat is de effectiviteit van bestaande tactieken om de gelegenheid voor het ongestraft plegen van geweld te verminderen?
‘Rellen op straat gaan niet verdwijnen, maar internet gaat wel een steeds grotere rol spelen bij dergelijke zaken. Burgers zullen hun onvrede niet alleen op straat uiten, maar ook via digitale weg. En juist voor de generaties die opgroeien met internet en de verwevenheid met het dagelijks leven zullen digitale acties gewoon zijn.’ – Rutger Leukfeldt, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.
77
22 | ccv trendsignalement 2012
Otto Adang, ‘Kan het ook in Nederland gebeuren?’, in: Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, oktober 2011, p. 28-29. http://www.nationaalcrisiscentrum.nl/document/gouden-tips-voorcrisiscommunicatie.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
76
veiligheidsontwikkeling
overlast en verloedering
Volgens de landelijke Integrale Veiligheidsmonitor 2010 is het aandeel Nederlanders dat sociale overlast ervaart sinds 2008 nagenoeg gelijk gebleven.78 De cijfers over overlast van buren, dronken mensen op straat en groe pen hangjongeren laten in de periode 2008 tot en met 2010 nauwelijks veranderingen zien. Wel maakt de Integrale Veiligheidsmonitor verbeterin gen zichtbaar in de problemen met fysieke verloedering. Dat betekent onder meer dat een kleiner percentage burgers naar eigen zeggen vaak last heeft van graffiti in de woonbuurt, zwerfvuil op straat of vernieling van straatmeubilair zoals telefooncellen, bus- of tramhokjes. Overigens behoort hondenpoep op straat ondanks posi tieve ontwikkelingen nog altijd tot het meest genoemde overlastprobleem.
Positieve ontwikkeling Kunstprojecten hebben bijgedragen aan een verbetering van de leefbaarheid in aandachtswijken. Die conclusie dringt zich op bij het lezen van recent onderzoek van de Stichting Cultuurimpuls in samenwerking met Nicis Institute.79 De waardering van bewoners voor de leefbaarheid is in aandachtswijken mét kunst en cultuur meer omhoog gegaan dan in aandachtswijken zonder deze voorzieningen, aldus De kracht van cultuur. Effectieve cultuurimpulsen in de wijk. De toegenomen waardering van burgers levert een positieve bijdrage aan de vastgoedontwikkeling in de aandachtswijken. De aanwezigheid van kunst leidt volgens de berekeningen tot vermogensvorming in de wijk en een extra vastgoedwaarde van gemiddeld 1000 euro per woning per jaar. Woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren hebben daar natuurlijk profijt van. Want een verbeterde leefbaarheid kan ertoe leiden dat woningen makkelijker kunnen worden verhuurd of verkocht, en dat minder sloop en nieuwbouw nodig zijn. Daarnaast zijn er collectieve baten doordat publiektrekkende kunst activiteiten de buurt levendiger maken, de onderlinge verbanden tussen bewoners verbeteren, en de reputatie en de omzet van ondernemers vergroten.
Negatieve ontwikkeling Verschillende gemeenten maken zich zorgen over ontwikkelingen in de wijken uit de jaren zeventig en tachtig. In totaal maken deze 35 bloemkoolwijken 20 procent van de Nederlandse woningvoorraad uit.80 De angst bestaat dat deze woonerfwijken in de nabije toekomst vervallen tot probleemwijken. Er doen zich volgens onderzoek van Nicis Institute nog geen omvangrijke problemen voor, zoals in de veertig aandachtswijken.81 Maar de woonerfwijken krijgen langzaam maar zeker te maken met verslechterende leefbaarheid en achterblijvende woningprijzen. Daardoor kan preventief beleid nu een must zijn. De huidige problemen in woonerfwijken hebben onder andere te maken met achterstallig onderhoud in de openbare ruimte en een gebrek aan voorzieningen voor jongeren die de wipkip en de glijbaan ontgroeid zijn. Ook wijkvoorzieningen zoals bibliotheken en consultatiebureaus staan, als gevolg van schaalvergroting en gezins verdunning, onder druk. Daarnaast levert de gestapelde laagbouw en de mix van experimentele woningtypen een weinig aantrekkelijk woningaanbod op. Bloemkoolwijken zijn daardoor weinig in trek bij huizenzoekers en trekken bewoners aan die overlast veroorzaken. Sociale problemen concentreren zich in enkele buurtjes, en trekken vervolgens het imago van de wijk – inclusief de woningwaarden – naar beneden. En dat is een spiraal die de huidige aandachtswijken maar al te goed kennen.
Goede samenwerking: Toezichthouders en hun werkveld
80 81 78 79
Integrale Veiligheidsmonitor 2010, CBS, Den Haag, maart 2011. http://www.cultuurimpuls.nl/#itemid=156.
www.hetccv-trends.nl
82
http://www.sunarchitecture.nl/catalogue/categori/urbanism/ bloemkoolwijken_9789461051691.html. Frank Wassenberg en Tineke Lupi, Sterke woonerfwijken. Voorkomen is beter dan herstructureren, Nicis Institute, Den Haag, september 2011. http://www.depers.nl/binnenland/586569/Jacht-op-hufters-is-geopend.html.
ccv trendsignalement 2012 | 23
<< terug naar inhoudsopgave
Sinds de invoering van de bestuurlijke strafbeschikking en bestuurlijke boete in 2009 is het voor gemeenten gemakkelijker om overlast op straat direct aan te pakken, aldus berichtgeving in de media.82 Het voordeel van de nieuwe boetebevoegdheid is dat bonnen die buitengewoon opsporingsambtenaren uitschrijven, direct worden geïnd via het Centraal Justitieel Incassobureau. Dat scheelt de gemeente administratieve rompslomp. Volgens het Centraal Justitieel Incassobureau maakten in 2011 al 165 gemeenten gebruik van de bestuurlijke strafbeschikking. In de eerste zes maanden van 2011 werden bijna 17 000 bestuurlijke beschikkingen uitgedeeld om op te treden tegen overlast. De meeste boetes zijn opgelegd aan hondeneigenaren die zich niet aan de regels houden. Ook worden het te vroeg of verkeerd aanbieden van afval, het drinken van alcohol op straat en wildplassen veel beboet.
Goede samenwerking: Professionals en burgers Utrechtse burgers zijn geen watjes als het gaat om ingrijpen in lokale overlastsituaties. Dat kan worden geconcludeerd op basis van een analyse van cijfers over de ontwikkeling van 74 Utrechtse buurten over een periode van tien jaar.83 Het onderzoek laat zien dat bewoners meer bereid zijn om in te grijpen in ernstiger problemen, bijvoorbeeld als iemand zich verdacht gedraagt in de buurt van een auto, dan in minder ernstige problemen, zoals rondhangende kinderen. De verwachting die een individuele bewoner heeft over gedrag van andere buurtbewoners blijkt de belangrijkste voorspeller van de bereidheid om actie te ondernemen om een overlastprobleem op te lossen. Als de bewoner verwacht dat anderen in actie zullen komen, is de bewoner zelf ook meer geneigd om in te grijpen. Meer inzicht in de bereidheid van burgers om op te treden tegen buurtoverlast is van belang om een negatieve spiraal te doorbreken. In een wijk met veel overlast zijn meer verhuizingen, en dat kan leiden tot een afname van het aantal mensen dat zich inzet voor veiligheid en leefbaarheid. Omdat op die manier het gemeenschapsgevoel verzwakt, versterkt overlast zichzelf.
Goede samenwerking: Publiek en privaat
83
84
Wouter Steenbeek, Social and physical disorder. How community, businesses presence and entrepreneurs influence disorder in Dutch neighborhoods, Universiteit Utrecht, Utrecht, 2011. http://www.hetccv.nl/instrumenten/Gedragscodes/div.-gemeenten---evaluatieprojecten-gedragscodes.
24 | ccv trendsignalement 2012
Internationaal Brits onderzoek naar de lokale aanpakken van antisociaal gedrag laat zien dat doorgaans reactief wordt opgetreden.85 Er wordt vooral gereageerd naar aanleiding van specifieke klachten en meldingen, terwijl een goed begrip van lokale problemen ontbreekt. Proactieve en preventieve maatregelen, zoals situationele criminaliteitspreventie of environmental design, komen nauwelijks aan bod. En is al dat reactieve optreden dan effectief? Onderzoeker Karen Bullock vindt dat moeilijk te zeggen, omdat het grootste deel van de onderzochte aanpakken niet systematisch geëvalueerd is. Volgens het onderzoek is een duurzame oplossing voor problemen met antisociaal gedrag in ieder geval zelden te vinden in uitsluitend handhavende maatregelen zoals anti-social behaviour orders. Een ASBO is gebaseerd op de premisse dat overlast wordt veroorzaakt door een beperkte groep individuen die vatbaar zijn voor de pressie die uitgaat van verbodsbepalingen. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat dit werkelijk zo uitpakt. Een duurzame oplossing voor een omvattend probleem zoals anti sociaal gedrag is dan ook niet een kwestie van één soort interventie kiezen. De problematiek vraagt om een mix van maatregelen die worden afgestemd op de aard van de specifieke lokale omstandigheden.
85
Karen Bullock, ‘Responding to anti-social behaviour: analysis, interventions and the transfer of knowledge’, in: Crime Prevention and Community Safety, 13, 2011, p. 1-15.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Tussen 2008 en 2010 maakten zes buurten in Leeuwarden, Maastricht, Middelburg, Roosendaal, Velsen en Weert kennis met gedragscodes. Een gedragscode bestaat uit afspraken over de gewenste omgangsvormen in een wijk of buurt, die op vrijwillige basis worden opgesteld door bewoners en andere betrokkenen. Gedragscodes zijn een hulpmiddel om de normen, waarden en dagelijkse omgang in een woonbuurt te verbeteren, en kunnen de zelf redzaamheid van bewoners stimuleren. Voor professionals kan het werken aan een gedragscode een praktische aanpak blijken om de wijk veilig en prettig leefbaar te maken. Van belang is dat een gedragscode van onderop wordt ontwikkeld: het proces van samenwerken en de discussie over waarden, normen, omgangsvormen en grenzen zijn misschien wel even belangrijk als het formuleren van een gedragscode. Uit een procesevaluatie die het CCV in 2010 en 2011 uitvoerde, blijkt dat deelnemende buurtbewoners en projectgroepen positief zijn over gedragscodes.84 Het project krijgt van hen een rapportcijfer 7. Volgens bewoners en professionals is de sfeer in de wijk significant verbeterd. Over de effecten op overlast, fysieke verloedering, vernielingen en vandalisme in hun buurt, zijn bewoners minder te spreken. Velen
vinden dat zij zelf wel bijdragen aan het tegengaan van deze buurtproblemen, maar dat anderen de buurtafspraken niet nakomen. Over het algemeen zijn leden van de projectgroepen die de gedragscodes begeleidden tevreden over het resultaat van hun inspanningen. Het stappenplan dat projectgroepen ondersteunt bij het opzetten van gedragscodes lijkt in de praktijk ook prima te werken. De ervaringen in de zes pilotbuurten leert dat een succesvolle toepassing van gedragscodes aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Zo zijn onder andere draagvlak bij alle betrokkenen, verwachtingenmanagement, en een actieve bijdrage van bewoners tijdens het gehele proces een must. Daarnaast blijken gedragscodes niet geschikt voor het aanpakken van grote of complexe problemen in een wijk. Naar aanleiding van het onderzoek zijn enkele aanpassingen in het stappenplan voor projecten met gedragscodes doorgevoerd. Zo bleek het draagvlak onder bewoners te kunnen worden vergroot door een bekende buurtbewoner in te schakelen als gastvoorzitter. En zou het opstellen van een speciale gedragscode voor kinderen, als aanvulling op de gemaakte buurtafspraken, een aanrader kunnen zijn.
Expertperspectief
Vraag voor de toekomst
Kunnen straatcoaches een effectieve bijdrage leveren aan het bestrijden van overlast en verloedering? De vraag laat zich, ondanks het groeiende aantal straatcoaches dat door gemeenten wordt ingehuurd, moeilijk beantwoorden. De overheid heeft de inzet van straatcoaches (financieel) gestimuleerd in de 22 zogenoemde Marokkanengemeenten.86 De beroepsgroep kreeg vooral bekendheid door omstreden optreden in Amsterdam. Systematische evaluaties van de kosten en effecten van deze bijzondere particuliere beveiligers, die vooral worden ingezet om de overlast van groepen jongeren te verminderen, liggen nog altijd niet voor het oprapen. Het is wel duidelijk dat de straatcoaches vooral repressief optreden en geïsoleerd van de hulpverleningsketen opereren. Daardoor kunnen zij weinig betekenen voor het verbeteren van het zorgaanbod voor en de opleidings- en arbeidskansen van overlastgevende jongeren. Volgens het CCV-deskundigenpanel zijn straatcoaches een hype en zeker geen toverformule. De inzet van dit soort toezichthouders kan persoonlijk contact met probleemgroepen verbeteren, en sociale controle versterken. Maar de kwaliteit van de particuliere beveiligers verschilt nog al eens, en de maatregel is meestal tijdelijk en kostbaar.
Er is toenemende aandacht voor communicatie over overlast en verloedering.87 De ervaringen hebben geleerd dat beleid gericht op het tegengaan van overlast en verloedering juist ook de beleving van de problematiek in de hand kan werken. Dat geldt vooral als het beleid of de aanpak een hoge mate van zichtbaarheid heeft. Die zichtbaarheid is prima als daarmee burgers worden bereikt die al het gevoel hebben dat er een echt probleem is. Maar het tegenovergestelde effect treedt op als onder burgers dat probleembesef nog niet bestaat, omdat dan hun aandacht naar de mogelijke problematiek wordt getrokken. Het positief beïnvloeden van percepties van overlast en verloedering is dan ook geen sinecure. Het bestaande onderzoek geeft aan dat klassieke grootschalige manieren om te communiceren in toenemende mate tekort schieten. Er is vooral veel te verwachten van vormen van communicatie die zich kenmerken door tweezijdigheid, geloofwaardigheid en aansluiting op media die de doelgroepen al gebruiken. Maar het is nog niet bekend hoe deze communicatie, waarin sociale media ongetwijfeld een centrale rol spelen, precies een invulling kan krijgen. In 2012 starten pilots die specifiek zijn gericht op de inzet van (sociale) media bij de aanpak van overlast en verloedering.
kenners aan het woord ‘Ik hoor van wijkagenten dat de permanente aanwezigheid en beschikbaarheid van straatcoaches effectief zijn. Je kunt als politie en justitie zo een betere inschatting maken van de ontwikkelingen in een jeugdgroep. De zogenaamde meelopers kunnen dan eerder bereikt worden. Maar de meeste gemeentes zetten straatcoaches pas in als de overlast groot is. En de inzet is vaak tijdelijk, terwijl de begeleiding van jongeren blijvend aandacht verdient.’ – Bennie Beuvink, politie Twente. ‘Straatcoaches kunnen door het directe contact dat ze hebben met de doelgroep meer bereiken, waardoor het een effectieve aanpak zou kunnen zijn.’ – Laura Moerenhout, Korps landelijke politiediensten.
86
Peter van der Loos, Inge Besten, Jesse Hoogenbosch, Yermo Wever, Quickscan aanpak Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren, B&A Consulting, Den Haag, 1 juni 2010.
www.hetccv-trends.nl
Marnix Eysink Smeets, Hans Moors, Koen van ’t Hof, Esther van den Reek-Vermeulen, Omgaan met de perceptie van overlast en verloedering. Een beknopt advies voor de bestuurspraktijk, IVA, Tilburg, februari 2010; Marnix Eysink Smeets, Hans Moors, Ton Baetens, Schaken op verschillende borden. Evidence-based strategieën voor communicatie over overlast en verloedering, maatschappelijke onrust, polarisatie en radicalisering. Een onderzoek naar de (on)mogelijkheden, IVA, Tilburg, 2009.
ccv trendsignalement 2012 | 25
<< terug naar inhoudsopgave
87
Het lijkt er op dat veiligheidsprofessionals in de strijd tegen overlast en verloedering steeds vaker een positieve insteek kiezen. Zoals het succes van Bob-campagnes heeft laten zien kan het belonen van regelnalevers – naast het straffen van overtreders – een bijdrage leveren aan de lokale veiligheid. Op deze manier komen burgers die het goede voorbeeld geven steeds meer in beeld. Aan innovaties op dit terrein is geen gebrek. De praktijkvoorbeelden variëren van positieve communicatie over huisregels in het openbaar vervoer tot afvalpieten die rond 5 december zwerfvuil opruimen.88
http://www.qbuzz.nl/over+ons/nieuws/cDU60-a3347_Cool+dat+je+je+muziek+niet +te+hard+zet.aspx http://www.rtvdrenthe.nl/nieuws/58937/qbuzz-plaatsthuisregels-in-de-bus; http://cms3.enschede.nl/ariadne/loader.php/sites/enschede/ repository/08454.
26 | ccv trendsignalement 2012
Studenten van de Universiteit van Tilburg lanceerden in 2011 het prototype van de, een grote bak waar de hondeneigenaar volle poepzakjes in deponeert, waarna er hondenbrokjes uitkomen.90 De eigenaren krijgen een persoonlijke pas waarmee ze kunnen sparen voor belastingkorting of kans kunnen maken op speeltjes voor de hond. Belastingkorting en het spel zouden een goede stimulans kunnen zijn om hondenpoep, dat in Nederland al jarenlang overlastprobleem nummer één is, op te ruimen.
89 90
http://www.rotterdam.nl/papier_hoort_in_de_papierbak_charlois. http://uvtapp.uvt.nl/fsw/spits.npc.ShowPressReleaseCM?v_id=3963608065278187.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
88
Daarnaast delen gemeenten tassen met een hip design uit waarmee burgers worden gestimuleerd om thuis papier en karton te verzamelen en vervolgens naar de papierbak te brengen.89
veiligheidsontwikkeling
alcoholgerelateerde overlast en criminaliteit Er zijn plannen in voorbereiding om geweldsdelicten begaan onder invloed van alcohol of drugs, zwaarder te bestraffen.91 De maatregel is bedoeld om een hardere vuist te maken tegen geweld dat onder invloed is gepleegd en om recidive tegen te gaan. Om alcohol en drugs te kunnen aanmerken als straf verzwaringsgrond, is het nodig dat de politie het gebruik ervan bij geweldsincidenten registreert. Het kabinet heeft aangekondigd hiervoor het Wetboek van Strafvor dering te willen aanpassen. Daarmee wordt geregeld dat de politie de bevoegdheid krijgt om drugs- en alcohol testen af te nemen bij verdachten van geweld. De risico’s van alcoholgerelateerde overlast staan ook in de belangstelling van gemeenten, die onder de nieuwe Drank- en Horecawet een sleutelrol gaan vervullen in het toezicht op de regels voor de verkoop van alcohol aan jongeren. Positieve ontwikkeling Steeds meer scholen organiseren alcoholvrije schoolfeesten, signaleert het STAP Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid.92 In 2005 was 24 procent van de schoolfeesten geheel alcoholvrij; in 2011 ligt het aandeel scholen dat alcoholvrije feesten organiseert op 44 procent. De scholen die tijdens schoolfeesten wél alcohol toestaan, hanteren bijna zonder uitzondering de regel dat leerlingen onder de 16 jaar geen alcohol mogen drinken. Anno 2011 is op 75 procent van de scholen alcoholgebruik tijdens werk- of kampweken een no-go.
Negatieve ontwikkeling Het aantal kinderen en jongeren dat wordt opgenomen in het ziekenhuis met een acute alcoholoverdosis is in 2010 flink gestegen ten opzichte van het jaar ervoor. Kinderartsen registreerden volgens het Nederlands Signaleringscentrum Kindergeneeskunde in 2010 684 gevallen van comazuipen.93 Dat is een stijging van 37 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Gemiddeld zijn kinderen die in het ziekenhuis belanden 15 jaar oud en liggen ze 3 uur in coma. Bij 85 procent van de opgenomen jongeren
92
93
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/03/25/geweldplegers-onder-invloedzwaarder-bestraft.html. I. Verhoef, Drinken op school 2011. Landelijk scholierenonderzoek naar de alcoholverstrekking en het alcoholgebruik binnen het voortgezet onderwijs en op schoolfeesten in 2011, STAP Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid, Utrecht, juni 2011. http://www.rdgg.nl/index.php?id=5054.
www.hetccv-trends.nl
Hardnekkige problematiek Het aandeel Nederlandse automobilisten dat met te veel drank op achter het stuur zit, ligt tegenwoordig lager dan het Europese gemiddelde. Dat blijkt uit onderzoek in 19 Europese landen.94 Minder dan 1 procent (0,7 procent) van de Nederlandse automobilisten rijdt wel eens met 0,5 promille of meer alcohol in het bloed. Het gemiddelde percentage voor de Europese Unie ligt met 1,5 procent tweemaal zo hoog. Het onderzoek laat volgens de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid zien dat bestuurders die met een slok te veel op in de auto stappen nog steeds een veel groter probleem zijn dan Nederlanders die rijden onder invloed van drugs. De SWOV schat dat in de praktijk bij 20 procent van de verkeersdoden in Nederland alcohol in het spel is: in 17 procent van de gevallen gaat het alleen om alcohol en in 3 procent om gecombineerd gebruik van alcohol en drugs.
Goede samenwerking: Toezichthouders en hun werkveld De Drank- en Horecawet, die bedoeld is om gezondheidsschade en verstoring van de openbare orde door alcoholgebruik te voorkomen, wordt aangescherpt om drankmisbruik door jongeren beter aan te kunnen pakken. Een van de wijzigingen betreft de decentralisering van toezicht. Het toezicht op naleving van de regels in de Drank- en Horecawet verschuift van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit naar de gemeente. Nu controleert de NVWA of bedrijven zich aan deze wet houden, spoort strafbare feiten op en treft waar nodig maatregelen. Als de NVWA een boete oplegt bij een overtreding kan een gemeente een bestuurlijk handhavingstraject starten. Dat kan gaan om een schriftelijke waarschuwing en uiteindelijk intrekking van de vergunning. In 2008 en 2009 hebben 38 gemeenten – met de nodige tevredenheid – in pilots beproefd hoe zij het toezicht op de Drank- en Horecawet uitoefenen.
94
http://www.swov.nl/NL/Actueel/persberichten/110927_DRUID.html.
ccv trendsignalement 2012 | 27
<< terug naar inhoudsopgave
91
was het noodzakelijk een infuus aan te leggen. Autochtone jongeren zijn zwaar oververtegenwoordigd. Comazuipen lijkt overal in het land voor te komen: kinderartsen uit 81 van de 98 Nederlandse ziekenhuizen rapporteerden opnames van kinderen en jongeren met een alcoholvergiftiging. Ook zijn er geen sekseverschillen: onder de opgenomen comazuipers bevinden zich evenveel jongens als meisjes.
Goede samenwerking: Professionals en burgers Steeds meer slijterijen laten de leeftijd van kopers van alcohol op afstand controleren via een videoverbinding, waarna een operator de leeftijd beoordeelt. Dit zogenoemde Ageviewer-systeem helpt op die manier de beschikbaarheid van alcohol voor jongeren te beperken. Vooral in de supermarkt biedt de Ageviewer volgens de producent volop kansen. Voor sportkantines en grootschalige evenementen is het systeem niet geschikt, omdat daar grote groepen klanten tegelijkertijd aan de bar staan. In die gevallen ligt het gebruik van de ID-swiper meer voor de hand. Dit pinautomaatachtige apparaat berekent aan de hand van een paspoort of identiteitskaart de leeftijd van een jongere, en toont deze op de display. Met zowel optische als geluidssignalen maakt de ID-swiper duidelijk of iemand de minimumleeftijd heeft om alcohol te mogen kopen.
de alcoholconsumptie en het uitgaansgedrag van jongeren.97 Vooral ouderen en mensen die zelf niet uitgaan lijken een positief effect te verwachten.98 Diezelfde conclusies dringen zich op bij het zien van recente evaluaties van vroege sluitingstijden in horecagebieden. Bijvoorbeeld: het invoeren van een uiterste toegangstijd waarop bezoekers uitgaans gelegenheden nog binnen kunnen in elf Noord-Hollandse gemeenten, bleek na een jaar weinig effect te hebben gehad op criminaliteitscijfers en de veiligheidsbeleving.99 Wel is er een verschil waarneembaar in de tijdstippen waarop overlast en incidenten zich voordoen. Het Trimbos-instituut concludeerde bovendien in 2011 dat er onvoldoende onderzoek beschikbaar is om vast te stellen welke gevolgen beperkingen van de openingstijden van kroegen hebben op agressie- en geweldsdelicten in het uitgaansleven.100
Internationaal Goede samenwerking: Publiek en privaat Niet iedereen die tijdens het uitgaan alcohol gebruikt, wordt daar agressief van – en niet elke vorm van agressief gedrag in het uitgaansleven is het gevolg van overmatig alcoholgebruik. Dat stellen Nederlandse onderzoekers op basis van een actuele literatuur studie.95 Toch vergt het tegengaan van uitgaansgeweld volgens het onderzoek duurzame samenwerkingsverbanden tussen GGD’s en instellingen voor verslavingszorg, vooral op het gebied van preventie. Het CCV en het Trimbos-instituut maken zich al enkele jaren sterk voor samenwerking tussen organisaties in de zorgsector en partijen die zich vanuit criminaliteitspreventie om alcoholgebruik bekom meren. Met het Centrum voor Veilig en Gezond Uitgaan, dat sinds 2010 bestaat, ondersteunen beide organisaties Nederlandse gemeenten bij het ontwikkelen en uitvoeren van een integraal uitgaansbeleid, dat zowel veiligheids- als gezondheidsincidenten in het uitgaansleven tegengaat. Al jaren geleden concludeerde Nederlands onderzoek dat er geen duidelijke ontwikkeling te ontdekken valt in de effecten van sluitingstijdenregimes (vroegere sluitingstijden, vrijgeven van sluitingstijden, of strenger handhaven van sluitingstijden) op overlast in uitgaansgebieden.96 Enquêtes onder jongeren lieten zien dat het vervroegen van de sluitingstijden weinig effect heeft op
Het verband tussen alcoholgebruik en geweldspleging is niet nieuw. Toch wisten onderzoekers uit de Verenigde Staten en IJsland in 2011 een nieuwe ontdekking te doen. 101 Hun onderzoek onder 84 000 Europese jongeren van 15 en 16 jaar, laat zien dat een hoge mate van alcoholgebruik niet noodzakelijkerwijs leidt tot veel geweldpleging. Zo blijken Nederlandse jongeren, in vergelijking met jongeren uit andere Noord-Europese landen, relatief veel te drinken. Samen met Duitsland, Tsjechië, Denemarken en Oostenrijk behoort Nederland tot de top vijf als het gaat om alcoholgebruik onder jongeren. Toch vecht de Hollandse jeugd volgens het onderzoek níet vaak. Volgens de onderzoekers kan dit opmerkelijke gegeven verklaard worden door factoren zoals het gezelschap en de omgeving waarin wordt gedronken. Nuchtere personen kunnen een kalmerende invloed op de rest van het gezelschap hebben. En als in uitgaans gelegenheden toezicht plaatsvindt op de alcoholconsumptie, bijvoorbeeld door barpersoneel, leidt dronkenschap minder snel tot agressie dan in huiskamers of drankketen zonder ouderlijke supervisie.
97
99 95 96
N. van Hasselt, N. van Bunningen en R. Bovens, ‘Alcohol en agressie: een complexe relatie’, in: Justitiële Verkenningen, nummer 4, 2011, p. 65-81. B. Bieleman, S. Biesma, M. Jetzes, Sluitingstijdenregimes in Nederlandse gemeenten, Groningen, Intraval, 2002; Evert Dekker (red.), Beleid onder invloed. Alcoholpreventiebeleid in Nederland, STAP, Utrecht, 2006.
28 | ccv trendsignalement 2012
100
101
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
98
Robert Turk en Marnix van Gisbergen, Jongeren, Alcohol & Openingstijden in Nederland. In opdracht van Koninklijke Horeca Nederland, Young Votes, Nijmegen, augustus 2009. Layla Leerschool en Jaap Bouwmeester, Draagvlak eerder uitgaan in Friesland, In opdracht van Vroeg op stap, I&O Research, Hoorn, juni 2009. Kim Franx en Jaap Bouwmeester, Effecten van de vervroegde toegangstijden in de horeca. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Programmabureau Integrale Veiligheid Noord-Holland Noord, I&O Research, Hoorn, februari 2011. S.A. Onrust, P.A.M. Speetjens, M. Melchers, J.E.E. Verdurmen, Agressie en geweld; Weten wat helpt. Een overzichtsstudie van preventieve interventies tegen geweld in de openbare ruimte, Trimbos-instituut, Utrecht, 2011. http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/j.1745-9125.2011.00239.x/abstract.
Expertperspectief
Vraag voor de toekomst
Zal er de komende vijf jaar sprake blijven van een geïntensiveerde aanpak van geweldsdelicten begaan onder invloed van alcohol of drugs? Een nipte meerderheid van de 55 deskundigen aan wie het CCV deze vraag voorlegde, denkt van wel. Tegelijkertijd roepen zij de vraag op of er voldoende aandacht blijft voor preventie. Hoewel een stevige aanpak van geweld – ongeacht of deze wordt begaan onder invloed van middelen – een must blijft, kan een gezonde mix van repressie en preventie volgens deskundigen meer effect sorteren.
Een morele vakantie. Zo noemen onderzoekers van het Wageningen University & Research centre de weekends waarin plattelands jongeren zich in de kroeg bezatten.102 Hun onderzoek onder ruim 5000 jongeren tussen de 14 en 22 jaar wijst namelijk uit dat plattelandsjongeren in vergelijking met jongeren in verstedelijkte gebieden meer alcohol drinken en vaker een kroeg bezoeken. Bovendien is er bij hen een sterker verband gevonden tussen alcoholgebruik in het weekend en geweldpleging. Dezelfde hoeveelheid alcohol leidt bij plattelandsjongeren tot een grotere kans op gewelddadig gedrag dan bij jongeren in verstedelijkte gebieden. Deze problematiek doet de vraag rijzen: is het nodig om alcohol beleid te ontwikkelen dat zich specifiek richt op de plattelandsjeugd?
kenners aan het woord ‘Zwaarder straffen zonder een integrale aanpak is in het verleden niet effectief gebleken. De vraag is waarom er meer gedronken wordt en waar de agressie vandaan komt. Die oorzaken gezamenlijk en in de volle breedte aanpakken is effectiever.’ – Bennie Beuvink, politie Twente. ‘De maatschappij accepteert geweldmisdrijven niet – en al helemaal niet als gevolg van drugs en alcohol.’ – Michiel Jansen, Factor Veiligheid.
www.hetccv-trends.nl
D. Weenink, ‘Geweld en de alcoholcultuur van plattelandsjongeren’, in: Justitiële Verkenningen, nummer 4, 2011, p. 43-64.
ccv trendsignalement 2012 | 29
<< terug naar inhoudsopgave
102
veiligheidsontwikkeling
brand
Het nieuwe Bouwbesluit, dat naar verwachting in 2012 in werking treedt, brengt de nodige veranderingen met zich mee voor de brandveiligheidspraktijk. Als het wets voorstel tot regionalisering van de brandweer door de Eerste en Tweede Kamer wordt aangenomen, dan wor den alle taken van de brandweer voortaan door de Veiligheidsregio uitgevoerd. Daarmee is regionalisering van de brandweerzorg een feit en komt er een einde aan de gemeentelijke brandweer.103 Ook andere juridische ontwikkelingen hebben hun uit werking op de brandweer en haar partners. Zo is het de bedoeling dat een aantal wettelijke taken op het terrein van de fysieke veiligheid gebundeld worden in één organisatie, het Instituut Fysieke Veiligheid. De in 2010 in werking getreden Wet Veiligheidsregio’s formaliseert zaken zoals de opkomsttijden van brand weervoertuigen, de bezetting van het eerste voertuig, en de competenties van een aantal operationele functiona rissen. Met het nieuwe Bouwbesluit komt voor veel bedrijven de verplichte doormelding naar de brandweer te vervallen. De verplichting blijft wel bestaan voor gebouwen met gebruikers of bewoners die zelf moeilijk kunnen vluchten, zoals het geval is bij onder andere zorginstellingen, hotels zonder permanente bewaking en kinderdagverblijven. Positieve ontwikkeling In 2010 zijn bijna 41 000 branden geregistreerd; dat zijn er 6 000 minder dan in 2009. Bij deze branden vielen in 2010 65 dodelijke slachtoffers. Dat is iets meer dan in 2009, maar bezien over een langere periode ligt het aantal dodelijke slachtoffers steeds op een relatief laag niveau.104 Overigens gaat het al jarenlang bij een groot deel van de meldingen bij de brandweer om loos alarm. Loos alarm maakte in 2010 met 66 000 geregistreerde meldingen 44 procent uit van het totale aantal meldingen.105
Het merendeel van de loze brandmeldingen is afkomstig van automatische brandmeldinstallaties. Al enkele jaren blijkt uit onderzoek van de VEBON dat gecertificeerde brandmeldinstallaties significant minder nodeloos alarm opleveren dan niet-gecertificeerde.106
Negatieve ontwikkeling Het aantal gewonden bij brand is in 2009 met 16 procent gestegen tot ongeveer 1000.107 Het grootste deel van de slachtoffers valt bij een van de 7000 binnenbranden die jaarlijks in ons land plaats vinden. Binnenbranden zijn vaak te wijten aan brandstichting, roken en een defect of verkeerd gebruikt apparaat. Buitenbranden zijn in het grootste deel van de gevallen het gevolg van brandstichting en vandalisme, blijkt uit cijfers van het CBS en Verbond van Verzekeraars.108
Hardnekkige problematiek Het aantal grote branden waar verzekeraars mee te maken krijgen, ligt de laatste jaren steeds rond de 100.109 In 2007 waren het er 108, in 2008 96 en in 2009 105. Een lichtpuntje: de schade als gevolg van deze ernstige branden is in 2008 en 2009 gedaald: van 491 miljoen naar 369 miljoen. Een vergelijkbare trend is zichtbaar in de binnenbranden die in gezondheidszorggebouwen plaatsvinden. In 2010 registreerde het CBS een recordaantal branden in zorginstellingen: 1133. In 2005 lag dit aantal nog op ruim onder de duizend.110 Overigens is ook hier sprake van een dalend schadebedrag: de schade als gevolg van brand is voor het eerst sinds 2005 gedaald tot onder een miljoen euro. Uit onderzoek naar fatale woningbranden die hebben plaatsgevonden in de jaren 2003, 2008, 2009 en 2010 blijkt dat roken in elk van deze jaren een van de drie belangrijkste oorzaken van fatale woningbranden is.111 In 2010 was bij acht branden van de 25 onderzochte niet-opzettelijke woningbranden, dat wil zeggen de branden waarvan vaststaat dat geen sprake was van brandstichting, moord of zelfmoord, sprake van roken.112
106 107
109 103
104 105
http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/bzk/documenten-en-publicaties/ persberichten/2011/03/18/taken-brandweer-van-gemeenten-naarveiligheidsregio-s.html. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/veiligheid-recht/publicaties/publicaties/ archief/2011/brandweerstatistiek-2010.htm. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/veiligheid-recht/publicaties/publicaties/ archief/2011/brandweerstatistiek-2010.htm.
30 | ccv trendsignalement 2012
110 111 112
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
108
http://vebon.org/Documenten/0289.pdf. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/veiligheid-recht/publicaties/artikelen/ archief/2011/2011-3351-wm.htm. Verzekerd van cijfers 2011, Verbond van Verzekeraars, Den Haag, 2011. http://www.verzekeraars.nl/sitewide/general/nieuws. aspx?action=view&nieuwsid=1089. Binnenbranden in gezondheidszorggebouwen nog nooit zo hoog geweest, IbMZ Incidentbeheersing Management Zorginstellingen, Delft, 27 oktober 2011. K. Groenewegen, M. Kobes, W. Vos, Fatale woningbranden 2003, 2008, 2009 en 2010. Een vergelijking, Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid, Arnhem, juni 2011. K. Groenewegen, M. Kobes, W. Vos, Fatale woningbranden 2010, Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid, Arnhem, 23 juni 2011.
Goede samenwerking
Goede samenwerking: Publiek en privaat
Bedrijven in Nederland zijn onvoldoende beveiligd tegen bliksem inslag. Dat blijkt uit onderzoek uitgevoerd door UNETO-VNI, de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche.113 In meer dan 50 procent van de gebouwen ontbreekt de bliksembeveiligingsinstallatie of voldoet deze niet aan de huidige eisen. UNETO-VNI waarschuwt dat de kans op schade door blikseminslag de komende jaren fors groter kan worden. Reden is dat het aantal onweersbuien mogelijk gaat toenemen als gevolg van de klimaat verandering, terwijl veel bedrijven niet beschikken over een adequate bliksembeveiliging. Daarnaast groeit de afhankelijkheid van elektrische installaties. Volgens de Vakgroep Bliksembeveiliging van UNETO-VNI kan schade aan gebouwen en inventaris worden voorkomen door meer bekendheid te geven aan de nieuwe Europese normering voor bliksem beveiligingsinstallaties. Ontwikkelaars, adviseurs en gebouw eigenaren en -beheerders, huurders en gebruikers doen er goed aan om deze norm te bekijken.
In een maatschappelijke kosten-batenanalyse naar drie projecten op het gebied van brandveiligheid, die werd uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie, is het project Brandveilig Leven naar voren gekomen als maatregel met de meest positieve kosten-bateneffecten.115 Het project, dat zich richt op het beïnvloeden van het veiligheidsbewustzijn bij bewoners in risicowijken en dat bestaat uit het afleggen van huisbezoeken met voorlichtings materiaal, is vergeleken met een stimuleringsregeling voor rook melders (die burgers een subsidie van 50 procent geeft voor de aanschaf van een rookmelder) en met de verplichte installatie van woningsprinklers in nieuwbouwwoningen (waarvoor aanpassing van het Bouwbesluit nodig is). Het positieve saldo van het project Brandveilig Leven bedraagt 40 miljoen euro. De belangrijkste baten zijn het voorkomen van dodelijke slachtoffers en het voorkomen van materiële schade. Brandveilig Leven komt vooral gunstig uit de bus in vergelijking met de verplichting in de bouwregelgeving voor de installatie van woningsprinklers in nieuwbouwwoningen. Zo’n regeling voor woningsprinklers zou maatschappelijke kosten van ongeveer 4,8 miljard euro met zich mee brengen. Dit komt met name door de kosten van de installatie van woningsprinklers, die veel hoger zijn dan de kosten van een rookmelder.
Goede samenwerking: Professionals en burgers Contra-intuïtief of niet: voorlichting over brandveiligheid is vooral effectief kort ná een brand. Dat zegt de Brandweer AmsterdamAmstelland op basis van pilots met deze methode.114 Dankzij de voorlichting neemt de kennis over brandveiligheid toe en zijn mensen zich meer bewust van het gevaar van brand. Hun houding ten opzichte van brandveiligheid verandert en daarmee neemt de bereidheid toe om brandveiligheidsmaatregelen te nemen. Korpsen die het project willen overnemen krijgen de beschikking over een werkmap, werkbeschrijving, standaardpresentatie en andere communicatiemiddelen, zoals posters, brieven en pers berichten. Aan het project kan uitvoering worden gegeven met een minimum aan training. In pilots die zijn uitgevoerd in het kader van Brandveilig Leven is overigens naar voren gekomen dat het soort voorlichting wordt afgestemd op de behoefte van de doelgroep en de wijze waarop zij het best aangesproken kan worden. Dit kan voorlichting vóór de brand zijn, maar ook erna.
Internationaal Experimenten met woningbranden in de Verenigde Staten hebben aangetoond dat hedendaags meubilair en matrassen een zeer snel brandverloop veroorzaken.116 Vlamoverslag (flash-over) vond bij een brandtest met hedendaags meubilair al na drieënhalve minuut plaats, terwijl dat bij dezelfde testopstelling met meubilair in 1975 ongeveer zeventien minuten duurde en met meubilair uit de jaren vijftig zelfs ongeveer dertig minuten. De brandbare stoffen in meubilair en matrassen hebben een drastische uitwerking op de toch al geringe vluchttijd die bestaat bij woningbranden.
113 114
http://www.beveiligingnieuws.nl/nieuws/13259/Bedrijven_onvoldoende_ beschermd_tegen_blikseminslag.html. Innovatie 2011, NVBR, Arnhem, september 2011.
www.hetccv-trends.nl
116
I. Akker, L.A.W. Tieben, J.G.H. Bos, M.J. van der Veen, Investeren in brandveiligheid. Maatschappelijke kosten-batenanalyse woningbrand, SEO Economisch onderzoek/ COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, Amsterdam/Den Haag, december 2010. J.P.A. Linssen, Brand in huis. Overleven of overlijden, Hanzehogeschool Groningen, Groningen, 1 oktober 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 31
<< terug naar inhoudsopgave
115
In de Veiligheidsregio Haaglanden is al een automatisch nevelblussysteem uitgevonden waarbij water door spruitstukken tot een mist wordt verneveld.119 Het is in het bijzonder geschikt voor branden in bijvoorbeeld parkeergarages, containers, stallen, portiekwoningen en moeilijk toegankelijke objecten. Het systeem verlengt de evacuatietijd en voorkomt flash-overs en back drafts. Watermist beperkt de water- en brandschade en vormt een fysieke barrière bij brand. Daarnaast draagt het bij aan veiligheid van brandweermensen omdat er geen binnenaanval hoeft te worden uitgevoerd. Mogelijke maatregelen om de overlevingstijd bij brand in woonhuizen te verlengen moeten eenvoudig zijn uit te voeren, effectief zijn, economisch haalbaar zijn en door bewoners geaccepteerd worden.120 Vijf maatregelen voldoen aan deze criteria: de introductie van brandveilig meubilair, matrassen en stoffering en de brandveilige sigaret; promoten van rookmelders; toepassing van woningsprinklers en de inzet van vluchtmaskers.
Expertperspectief Anno 2011 hebben mensen bij een woningbrand gemiddeld drie minuten de tijd om het huis uit te vluchten. Dertig jaar geleden duurde het nog zeventien minuten voor een brand zich door het huis had verspreid. Doordat bouwmaterialen en meubels steeds meer brandbare stoffen bevatten, is die tijd drastisch ingekort, aldus de Brandwondenstichting.117 Diverse bronnen schetsen het beeld dat voorlichting over woningbranden ná een brand een effectieve bijdrage kan leveren aan brandpreventie. Deelnemers aan het CCV-deskundigenpanel zijn er niet van overtuigd. Is preventie voorafgaand aan een brand niet belang rijker bij een potentieel ontwrichtende gebeurtenis als brand? Aan de andere kant: juist na een brand kunnen de urgentie en noodzaak van preventiemaatregelen overtuigend over het voetlicht worden gebracht. Wat dat betreft lijkt voorlichting voor én na een woningbrand de beste strategie.
Het aantal certificaten dat inspectie-instellingen uitreiken voor brandblusbeveiliging is de afgelopen jaren fors toegenomen. Voldeden in 2008 nog 3445 installaties aan de normen uit het CCVinspectieschema VBB, in 2009 was dat opgelopen tot 4935 en in 2010 lag het aantal op 5443.
kenners aan het woord ‘Bewustwording is de start voor het nemen van acties zoals preventieve maatregelen. En voorlichting draagt bij aan die bewustwording.’ – Johan de Wit, Siemens Nederland.
certificaten brandblusbeveiliging
‘Na een brand is iedereen in voor een advies. Maar brandvoorlichting moet ook meer bij de bouw en verbouw van een woning worden geaccentueerd’. – Egbert IJzerman, BCC.
op jaarbasis 2008-2010 2008
Vraag voor de toekomst
6000
Volgens het Brandpreventieforum zijn watermistsystemen, zuurstofreductie en brandventilatie preventiemaatregelen die in de toekomst steeds belangrijker worden.118 Watermistsystemen, waarbij waterdruppels worden verdampt om zuurstof bij de brand te verdrukken, kunnen een goed alternatief zijn voor sprinklerinstallaties, omdat ze minder schade berokkenen.
5500
2009
2010
5443
5000
4935
4500 4000 3500
3445
3000 Bron: CCV
118
119
140 http://www.brandwondenstichting.nl/page/666. http://pressrelease.perssupport.nl/pressrelease/detail.do?pressId=50623&type=today 120 &searchKey=1c1fa9e8-23b3-11e0-b19b-a5fb127ab0a6&languageId=NL&pageIndex=1.
120
Innovatie 2011, NVBR, Arnhem, september 2011. J.P.A. Linssen, Brand in huis. Overleven of overlijden, Hanzehogeschool Groningen, 120 Groningen, 1 oktober 2011. 108
100
32 | ccv trendsignalement 2012
81 71
80 60 40
43
36
88 87
114
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
117
veiligheidsontwikkeling
woonoverlast
Het kabinet heeft in 2011 een nieuwe versie van de Handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering gepu bliceerd.121 Daarin wordt onder andere uitgelegd hoe gemeenten overlast rond woonschepen, kamerverhuur panden en recreatiewoningen kunnen bestrijden. Naast deze nieuwe onderwerpen zijn sommige bestaande onderwerpen van de handreiking geactualiseerd, zoals bijvoorbeeld de relatie met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In de strijd tegen woonoverlast die wordt veroorzaakt door tijdelijke arbeidsmigranten uit Midden- en OostEuropa, scherpt het kabinet een aantal regels aan.122 Deze gaan over bijvoorbeeld betere registratie in de Gemeente lijke Basis Administratie en terugkeer naar het eigen land als mensen niet werken. Het kabinet spoort daarnaast corporaties en gemeenten aan om afspraken te maken om in het ontwikkelen van lokaal woningaanbod meer reke ning te houden met huisvesting van arbeidsmigranten. Positieve ontwikkeling De parlementaire commissie die in 2011 onderzoek deed naar de recente arbeidsmigratie van Midden- en Oost-Europeanen signaleert dat overlast als gevolg van tijdelijke arbeidsmigratie op macroniveau beperkt is.123 Wel doen zich lokaal problemen voor, met name als gevolg van overbewoning. Ook kan in sommige gevallen sprake zijn van dakloosheid, verslaving en lichte criminaliteit. In de periode tot 2015 zal het aantal arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa waarschijnlijk toenemen.
Het blijkt in de praktijk nauwelijks mogelijk om nieuwe Skaeve Huse te ontwikkelen en een aantal lopende projecten is zelfs stopgezet, constateert de SEV. Gemeenten vinden het lastig om locaties aan te wijzen voor de (structurele) huisvesting van overlastgevende huurders.
Hardnekkige problematiek Volgens de Integrale Veiligheidsmonitor 2010 is het percentage Nederlanders dat overlast ervaart van de woonomgeving de afgelopen jaren nauwelijks veranderd.125 In de periode 2008 tot en met 2010 schommelt het percentage burgers dat zegt vaak last te hebben van overlast door omwonenden rond de 5 procent.
Goede samenwerking: Toezichthouders en hun werkveld De VROM-Inspectie heeft in het najaar van 2010 tijdens onderzoek bij bijna de helft van de gemeenten geconstateerd dat een fors aandeel (92 van de 188) kampt met woonoverlast.126 Tegelijkertijd gaven in totaal 19 gemeenten aan dat zij knelpunten ervaren bij de aanpak van de problematiek. De Wet Victoria, die kan worden ingezet tegen ernstige woonoverlast, wordt soms als lastig toepasbaar gezien. Toch zijn er geen plannen om de wet aan te passen. Volgens het kabinet bevat de geactualiseerde Handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering namelijk volop praktische aanwijzingen voor het gebruik van het instrumentarium, en vereist de zwaarte van het instrument nu eenmaal een aantal specifieke waarborgen.
Goede samenwerking: Professionals en burgers Negatieve ontwikkeling
121 122 123 124
http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/bzk/nieuws/2011/06/27/ actualisatie-aanpak-woonoverlast-en-verloedering.html. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/szw/nieuws/2011/04/14/regelsarbeidsmigratie-binnen-europa-aangescherpt.html. TK 32680, nummer 4, 2011. Integratie en woonstijlen, Het Experiment, jaargang 27, nummer 1, april 2011, p. 18-19.
www.hetccv-trends.nl
De aanpak van woonoverlast in huurwoningen kwam de afgelopen jaren steeds meer in de belangstelling te staan. Bijvoorbeeld vanuit de gedachte dat het screenen van potentiële huurders kan helpen om woonoverlast te voorkomen. In Utrecht is zelfs gestart met het screenen van zittende huurders, met als doel overlastplegers in het uiterste geval uit huis te kunnen zetten.127 Inmiddels komen ook overlastgevende bewoners van koopwoningen in de spotlights te staan. Woningcorporaties verkopen in toenemende mate huurwoningen in de veronderstelling dat de nieuwe eigenaren zich meer verantwoordelijk voelen voor hun woning en woonomgeving. In de praktijk valt dat nogal eens tegen. Dat bleek 125 126 127
Integrale Veiligheidsmonitor 2010, CBS, Heerlen, 2011. Kamervragen 2192, 3 februari 2011. Charlotte Huisman, ‘Utrecht legt nieuwe huurders onder de loep’, in: de Volkskrant, 12 mei 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 33
<< terug naar inhoudsopgave
Hoewel uit een evaluatie van Skaeve Huse blijkt dat de zogenoemde asowoningen door bewoners en omwonenden over het algemeen positief worden ontvangen, neemt het aantal projecten af. Dat signaleert de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, dat Nederlandse experimenten evalueerde.124 Aan het experiment, waarbij kleinschalige modulaire woonunits voor overlastveroorzakers worden gevestigd op plekken waar weinig of geen omwonenden zijn, namen 27 projecten deel in vijf gemeenten.
bijvoorbeeld in Venserpolder, een Amsterdamse wijk in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Daar merkten woningcorporaties De Key en Ymere dat een aantal verkochte woningen gebruikt werden als wietplantage of illegaal pension. Om in Venserpolder een negatieve spiraal te voorkomen, ontwikkelde de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting samen met de corporaties en het Verwey-Jonker Instituut, adviesbureau Urbannerdam en gerechtsdeurwaarderkantoor Van der Hoeden/Mulder een toolkit voor sociaal beheer.128 Daarin zijn verschillende preventieve en repressieve instrumenten bij elkaar gebracht, zoals een risicoscan waarmee corporaties kunnen inschatten in hoeverre het risicovol is om huurwoningen te verkopen. De toolkit, die natuurlijk ook bruikbaar is in andere buurten en gemeenten, bevat ook informatie over de screening van aspirant-kopers en over juridische stappen die Verenigingen van Eigenaren kunnen nemen tegen overlastgevende kopers.
Goede samenwerking: Publiek en privaat Woningcorporaties zouden vaker woonruimte voor arbeidsmigranten moeten regelen. En gemeenten die kampen met een huisvestingsproblematiek van tijdelijke werknemers uit Midden- en Oost-Europa doen er goed aan om shortstay-voorzieningen te bieden. Dat staat in het parlementair onderzoek Lessen uit recente arbeidsmigratie.129 De aanbevelingen maken duidelijk dat de aanpak van woonoverlast die wordt veroorzaakt door arbeidsmigranten, een integrale, multidisciplinaire samenwerking vereist. Het project Kompas uit WestFriesland geldt op dit gebied als best practice. Kompas is een bestuurlijk interventieproject rond de huisvesting van arbeidsmigranten, waarbij een aantal gemeenten samenwerkt met partijen zoals de Belastingdienst, UWV, Arbeidsinspectie, de Sociale Verzekeringsbank, SIOD en de GGD. Een interventieteam controleert verblijfslocaties voor arbeidsmigranten waarvan het vermoeden bestaat dat daar illegaal wordt gehuisvest. Het is de bedoeling dat uiteindelijk wordt voorzien in huisvesting die past binnen de wettelijke kaders en arbeidsmigranten een fatsoenlijk onderdak biedt. Daartoe voeren gemeenten overleg met werkgevers en corporaties over geschikte huisvesting.
129
http://www.verwey-jonker.nl/vitaliteit/publicaties/leefbaarheid/sociaal_beheer_ in_gemengde_koop_huur_complexen. TK 32680, nummer 4, 2011.
34 | ccv trendsignalement 2012
Expertperspectief Het CCV heeft op basis van een bijeenkomst met praktijkdeskundigen een aantal leerpunten voor de aanpak van woonoverlast op een rij gezet.130 Zo blijkt communiceren over wat je doet en hoe je het doet minstens zo belangrijk als het handhaven zelf. De signaal- en waarschuwingsfunctie van een systeem met gele en rode kaarten, zoals dit bijvoorbeeld in Rotterdam wordt toegepast, werkt in veel gevallen ook goed. Daarnaast kunnen Verenigingen van Eigenaren een belangrijke preventieve rol spelen: door deze verenigingen bewust te maken van bijvoorbeeld onderhoudsverplichtingen en huishoudelijke reglementen, kan in een later stadium handhaving op zaken zoals woonoverlast worden voorkomen.
Vraag voor de toekomst Een afdoende antwoord op de problematiek rond overlastgevende MOE-landers is nog niet beschikbaar. Bij de vele nieuwe inspan ningen op het gebied van huisvesting van deze arbeidsmigranten is het vinden van alternatieve huisvesting van voldoende kwaliteit een aandachtspunt. Deskundigen zijn het er wel over eens dat de afhankelijkheidsrelatie van een arbeidsmigrant met de werkgever, die onder meer betekent dat uitzendbureaus en andere werkgevers zowel wonen als werken regelen, een risico voor uitbuiting vormt. Maar het kernprobleem is wat er precies ná huisuitzettingen van overlastgevende of illegaal wonende arbeidsmigranten gebeurt.
130
http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/congres/woonoverlast/lessons_ learned_uitgelicht_bijeenkomst_woonoverlast.pdf.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
128
Inmiddels kennen steeds meer gemeenten, waaronder Rotterdam en Schiedam, interventieteams die zich bezighouden met een operationele, handhavende aanpak van overlast door arbeidsmigranten. De inzet richt zich nu vooral op zaken zoals huisvestingsvormen, registratie in de Gemeentelijke Basis Administratie en gemeente belasting. Daar kunnen in de toekomst nog integratie, gezondheid en onderwijs bij komen.
Buurtbemiddeling wordt in steeds meer gemeenten toegepast.131 In 2007 waren er 81 projecten in 77 gemeenten; in 2008 waren er 108 projecten in 106 gemeenten; in 2009 waren er 135 projecten in 148 gemeenten; in 2010 waren er 150 projecten in 164 gemeenten. In 2010 leverden 100 organisaties van buurtbemiddeling cijfers aan bij het CCV. Zij ontvingen gezamenlijk in totaal 8972 aanmeldingen. Daarvan was 79 procent geschikt voor buurtbemiddeling en 16 procent ongeschikt. 5 procent was na de jaarwisseling nog in behandeling. Ruim 64 procent van de bemiddelingen was geslaagd. Dit oplossingspercentage is al drie jaar stabiel. De meest gehoorde klachten zijn net als in 2009 overlast door personen (26 procent) en geluidsoverlast veroorzaakt door apparatuur/audio (10 procent).
buurtbemiddeling: projecten en gemeenten op jaarbasis 2007-2010 2007
2008
2009
2010
200 175 164
150
150
148 135
125 108 106
100 81 77
75 50
PROJECTEN GEMEENTEN
Bron: CCV
140 120
120
108
100 81 71
80
114
88 87
60 40
43 34
36 30
20 0
2005
2006
2007
2008
<< terug naar inhoudsopgave
131
2004
http://www.hetccv.nl/nieuws/2011/09/bekendheid-buurtbemiddeling-groeit. html?reference=instrumenten/Buurtbemiddeling/index/index; http://www.hetccv. nl/instrumenten/Buurtbemiddeling/landelijk---buurtbemiddeling-in-perspectiefeen-praktijkevaluatie.
www.hetccv-trends.nl
ccv trendsignalement 2012 | 35
veiligheidsontwikkeling
woninginbraken en -overvallen
Wat betreft woninginbraak zijn de criminaliteitsstatis tieken uitermate grillig. Na het piekjaar 1995 lieten de cijfers eerst een positieve ontwikkeling zien, maar de laatste jaren nemen de geregistreerde en ondervonden woninginbraken toe. De aanpak van de problematiek wordt bemoeilijkt door nieuwe modus operandi van het inbrekersgilde. De actieve betrokkenheid van burgers en bedrijven bij preventie en opsporing is dan ook geen overbodig luxe. Positieve ontwikkeling Het aantal woningovervallen is gedaald van 841 in 2009 naar 767 in 2010. Dat komt neer op een daling van 9 procent. Wel steeg het aantal woningovervallen op 55-plussers met 16 procent.132 De overvallen op senioren zijn extra zorgwekkend omdat zij zich vaak assertief opstellen jegens overvallers, wat leidt tot een grotere kans op letsel.
Negatieve ontwikkeling Volgens de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is het totaal aantal geregistreerde woninginbraken de laatste jaren gestegen: 70 245 in 2008, 73 855 in 2009 en 81 925 in 2010.133 Het aantal geregistreerde woninginbraken steeg in 2010 met 10 procent ten opzichte van het jaar ervoor. De pakkans na een inbraak is met 7 procent nog altijd betrekkelijk klein. Een deel van de stijgende cijfers kan worden verklaard uit een groei in het aantal woningen. Daarnaast zijn er signalen van serie- inbrekers die soms wekenlang iedere nacht meerdere woningen te grazen nemen.134 Volgens de Integrale Veiligheidsmonitor 2010, die gebaseerd is op slachtoffergegevens, is het percentage woninginbraken de afgelopen drie jaar nauwelijks veranderd.135 In 2008, 2009 en 2010 kreeg steeds ongeveer 2,5 procent van de Nederlandse bevolking te maken met inbraak of een poging tot inbraak.
133 134 135
http://www.hetccv.nl/nieuws/2011/02/woningoverval-vaak-chaotisch.html. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/veiligheid-recht/publicaties/artikelen/ archief/2011/2011-3462-wm.htm. http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/ detail/1868429/2011/04/01/Aantal-woninginbraken-flink-gestegen.dhtml. Integrale Veiligheidsmonitor 2010, CBS, Den Haag / Heerlen, 2011.
36 | ccv trendsignalement 2012
In 2010 beschikten meer dan 2 op de 3 huishoudens (70 procent) over extra hang- en sluitwerk om inbrekers tegen te houden. Dat is een lager aandeel dan in het jaar ervoor, blijkt uit cijfers van het CBS.136 Andere maatregelen die burgers kunnen treffen om woninginbraak te voorkomen zijn de laatste jaren onveranderd populair. Zo kiest al enkele jaren ongeveer 79 procent van de Nederlandse huishoudens voor buitenverlichting. Luiken voor ramen en deuren (16 procent) en een alarminstallatie (12 procent) komen in 2010 aanzienlijk minder vaak voor dan verlichting en sloten. Dat kan te maken hebben met het beleid van woningcorporaties, die bij huurwoningen verantwoordelijk zijn voor een aantal preventieve beveiligingsmaatregelen. Het CCV waarschuwt dat woninginbrekers steeds vaker met speciaal gereedschap de cilinder uit het voordeurslot trekken.137 Daarom zijn voor het Politiekeurmerk Veilig Wonen sinds augustus 2011 sloten verplicht die tegen deze techniek bestand zijn. Overigens stijgt de toepassing van het Politiekeurmerk Veilig Wonen de laatste jaren minder snel.138 In 2008 kregen 58 000 woningen het certificaat dat ze aan alle veiligheidseisen voldoen, in 2009 waren dit er 40 000 en in 2010 32 000. In de periode 2004 tot en met 2005 werden er nog circa 60 000 PKVW-certificaten per jaar behaald. In totaal zijn in Nederland nog altijd zo’n half miljoen huizen met PKVW-certificaat. De stagnatie komt voor een deel door de afname van de productie van nieuwbouwwoningen. Daarnaast speelt mee dat veel gemeenten het PKVW niet in hun beleid hebben opgenomen, waardoor projectontwikkelaars en corporaties onvoldoende worden aan gemoedigd om bij nieuwbouwprojecten en renovaties de huizen optimaal te beveiligen. Het CCV, dat het PKVW beheert, pleit al enige tijd voor een fiscale maatregel die de beveiliging van woningen deels aftrekbaar maakt. In België en Duitsland bestaat zo’n regeling al. Daarnaast maakt het CCV zich hard voor het stimuleren van PKVW in de bestaande bouw. Bijvoorbeeld in woningen uit de jaren negentig die niet voldoen aan de hedendaagse inbraakpreventie-eisen.
136 137 138
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/veiligheid-recht/publicaties/publicaties/ archief/2011/2011-criminaliteit-rechtshandhaving-pub.htm. Charlotte Huisman, ‘Politie wil hulp burger bij diefstal uit huis’, in: de Volkskrant, 26 juli 2011, p. 9. Kamervragen 176, 23 augustus 2011.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
132
Hardnekkige problematiek
Goede samenwerking: Professionals en burgers Burgernet krijgt een steeds beter bereik. Het samenwerkingsverband tussen burgers, gemeente en politie om de veiligheid in de woon- en werkomgeving te bevorderen, telde in 2011 al meer dan 600 000 deelnemers.139 Burgernet is een veelbeproefd hulpmiddel bij de opsporing van inbraken en overvallen. Burgernet wordt de laatste jaren vooral ingezet bij vermissingen en bij tijdkritische incidenten zoals woninginbraak, straatroof en overvallen. In toenemende mate maakt de politie ook gebruik van het alerteringssysteem om niet-tijdkritische acties onder de aandacht van burgers te brengen, zoals bij een aanvullend buurtonderzoek van de recherche. Door informatie van deelnemers kan de politie in gemiddeld 10 procent van de gevallen een Burgernetactie succesvol afsluiten. De bedoeling is dat Burgernet uitgroeit tot een overkoepelende alerteringsdienst, die ook kan worden ingezet door de brandweer of de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen. Daarnaast zouden Amber Alert en SMS-Alert in Burgernet kunnen worden geïntegreerd. De verwachting is dat dit systeem in 2012 in totaal een miljoen deelnemers in 325 gemeenten heeft.
Goede samenwerking: Publiek en privaat In het bedrijfsleven wordt het RAAK-principe al langere tijd gebruikt bij overvaltrainingen en voorlichting over overvallen. Het devies van RAAK is: rustig blijven, accepteren (speel niet de held), afgeven van bezittingen, en kijken naar de dader. Het RAAK-principe is een geëigend middel om mensen ervan te overtuigen dat hun veiligheid en gezondheid belangrijker zijn dan hun bezittingen. De politie adviseert inmiddels om RAAK ook toe te passen bij een woningoverval. Het CCV heeft het principe dan ook opgenomen in de voorlichting over woningovervallen. De CCV-publicaties Verklein het risico op een woningoverval, Senioren & Veiligheid en Woon veiliger met het PKVW zijn in 2011 aangevuld met informatie over het RAAK-principe.
Internationaal
139 140
http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/venj/nieuws/2011/12/12/uitrol-burgernetsuccesvol.html. http://www.frankwatching.com/archive/2011/10/24/bescherm-jezelf-en-jeomgeving-tegen-cybercrime-via-social-media/.
www.hetccv-trends.nl
Expertperspectief In 2011 startte Vereniging Eigen Huis een website waarop inbrekers te kijk worden gezet met als doel hen het werk zo moeilijk mogelijk te maken. De website publiceert beeldmateriaal dat de organisatie anoniem heeft ontvangen en beelden van inbrekers en inbraak pogingen die burgers zelf kunnen uploaden. Naast naming & shaming van inbrekers richt Veiligwonencheck.nl/inbrekers zich ook op voorlichting over inbraakpreventie. Mede naar aanleiding van het initiatief van Vereniging Eigen Huis heeft het College bescherming persoonsgegevens voorgesteld om een nationale website in te richten met beelden van mensen die van een misdrijf worden verdacht.141 Burgers kunnen dan beelden van overvallers of inbrekers op zo’n onlineprikbord plaatsen nadat ze zijn bekeken en gecontroleerd door de politie. Vereniging Eigen Huis plaatst foto’s en filmpjes van burgers op voorwaarde dat zij een kopie van een aangifte meesturen, maar zonder tussenkomst van de politie. Een overweldigende meerderheid van de deskundigen die het CCV in het najaar van 2011 raadpleegde, denkt dat naming & shamingwebsites die zijn gericht op woninginbraken de komende vijf jaar populair blijven. En dat niet alleen: ook voor andere vormen van criminaliteit behouden digitale schandpalen hun populariteit, bedenkt men. Die ontwikkeling past in een maatschappelijk klimaat waarin een groeiend internetgebruik en een toenemende roep om vergelding samengaan met een verminderde bekommernis om privacybescherming. Dat wil volgens de deskundigen overigens niet zeggen dat de effectiviteit en wenselijkheid van online naming & shaming vanzelfsprekend zijn.
kenners aan het woord ‘Naming & shaming werkt alleen bij brave burgers.’ – Jan Nijboer, Rijksuniversiteit Groningen. ‘Crowd-enforcement heeft de toekomst.’ – Michael van der Velden, AEF. 141
http://www.eigenhuis.nl/actueel/Pers-2010/misdrijfwebsite-is-prima-idee/.
ccv trendsignalement 2012 | 37
<< terug naar inhoudsopgave
Sociale media spelen in verschillende soorten misdrijven een rol. In een top tien van misdrijven die door sociale media worden gefaciliteerd, die internetgids Frankwatching in 2011 publiceerde, staat woninginbraak met stip op nummer één.140
In Nederland wordt niet bijgehouden of een inbraak het gevolg is van een bewoner die via Twitter of Hyves vertelt op vakantie te zijn. Uit een onderzoekje onder vijftig oud-inbrekers in Engeland komt naar voren dat 78 procent sociale media gebruikt als onderdeel van het ‘vak’. Hoewel vragen gesteld kunnen worden over de betrouwbaarheid van dit onderzoek, is het preventieve signaal niet verkeerd: let op met het plaatsen van informatie over waar je je bevindt op sociale media, want het inbrekersgilde kan meelezen.
Vraag voor de toekomst De lijst van misdrijven die mede mogelijk worden gemaakt door het gebruik van internet groeit gestaag. Niet alleen op het vlak van woninginbraak en inbraak in computersystemen doen zich nieuwe risico’s voor, ook bij (woning)overvallen wordt steeds handiger gebruik gemaakt van de directe communicatiemogelijkheden van het wereldwijde web. Zo hebben de flashmob en het crowdsourcen al misdadige evenknieën gekregen.142 Bij crimesourcing worden internetgebruikers, zonder dat ze zich er bewust van zijn, gerekruteerd als dekmantel voor een overval. De vraag is hoe publieke en private veiligheids organisaties, al dan niet samen met risicogroepen zoals onervaren internetgebruikers en oudere woningbezitters, preventieve acties kunnen nemen tegen dit soort verfijnde misdrijfmethoden.
Op initiatief van de Taskforce Overvallen en het CCV is in 2010 een pilotactie gestart om burgers te informeren over het risico van woningovervallen.143 Bewoners in onder andere Arnhem, Heerlen, Heusden, Utrecht en Wageningen worden huis aan huis gewezen op het gevaar van woninginbraak, babbeltrucs en woningovervallen. Na afloop van het gesprek krijgen de bewoners een kierstandhouder of een deurspion gemonteerd. In 2010 werden op die manier in totaal 190 kierstandhouders aangebracht. Er zijn in 2011 ook nog eens meer dan 220 kierstandhouders uitgedeeld om babbeltrucs en woning overvallen tegen te gaan en om het veiligheidsgevoel van bewoners te vergroten.
143
woninginbraken en -overvallen op jaarbasis 2010-2011 2010
2011
% - of +
Totaal aantal woningen
767
768
0%
Ouderen
184
173
-6%
Particulier
426
440
+3%
Beroepsmatig
157
155
-1%
Bron: KLPD
<< terug naar inhoudsopgave
142
Daarnaast zijn ruim 317 kierstandhouders uitgedeeld om woning overvallen en babbeltrucs onder senioren zoveel mogelijk te voor komen. Dit als onderdeel van een project dat het CCV in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie en samen met belangenorganisatie ANBO uitvoerde. In bijeenkomsten voor senioren over de preventie van woningovervallen en veilig wonen kregen de deelnemers informatie over wat een overval is, de mogelijke gevolgen voor slachtoffers en de werkwijze van daders. Daarnaast kregen de deelnemers laagdrempelige tips om veilig te wonen, informatie over eenvoudige bouwkundige maatregelen, zoals de kierstandhouder, en vaardigheden hoe om te gaan met een overval.
http://www.depers.nl/binnenland/608704/Vr-1400-u-winkel-plunderen.html. http://www.hetccv.nl/nieuws/2010/12/project-beveiligde-woning.html.
38 | ccv trendsignalement 2012
www.hetccv-trends.nl
veiligheidsontwikkeling
overvallen
Hoewel de laatste jaren een lichte daling zichtbaar is in het aantal overvallen op ondernemers, is de aandacht voor de problematiek allerminst tanende. De Taskforce Overvallen, die in 2009 is ingesteld, blijft nog actief tot en met 2013. De vier private partijen die deelnemen aan de taskforce (Detailhandel Nederland, Koninklijke Horeca Nederland, VNO-NCW en MKB-Nederland) gaan zich inzetten om ervoor te zorgen dat meer bedrijven preven tieve maatregelen tegen overvallen nemen. Het doel? Dat in 2014 ten minste 85 procent van de bedrijven aan overvalpreventie doet. Er zijn nog volop andere streefcijfers.144 De bedoeling is dat in 2014 het aantal overvallen is teruggebracht naar maximaal 1900 per jaar. In 2010 werden er nog 2572 over vallen geregistreerd. Daarnaast moeten de ophelderings percentages voor overvallen stijgen naar 40 procent en moet een groter aantal daders (minstens 30 procent) ook daadwerkelijk bestraft worden. Om het overvallers moeilijker te maken, wordt niet alleen ingezet op preventie. Het wetsvoorstel waarmee het kabinet minimumstraffen wil invoeren, heeft ook betrekking op ernstige vermogenscriminaliteit.145 Het wetsvoorstel, waarmee de ministerraad in 2011 heeft ingestemd, regelt dat overtreders een zwaardere straf krijgen als zij binnen 10 jaar opnieuw een misdrijf plegen waarop een maximum gevangenisstraf staat van 8 jaar of meer. Binnen het voorgestelde beleid zou dat bijvoor beeld betekenen dat recidiverende winkelovervallers die het slachtoffer zwaar lichamelijk letstel toebrengen minimaal 6 jaar gevangenisstraf tegemoet kunnen zien. De rechter kan alleen in zeer specifieke gevallen van een minimumstraf afwijken, en hij is dan verplicht uit te leggen waarom de straf lager uitvalt.
volgens de politie met name het gevolg zijn van de geïntensiveerde aanpak van overvallen. In alle politieregio’s zijn overvallenteams actief, die snel in actie kunnen komen na een overval.147
Negatieve ontwikkeling Sinds 2007 is sprake van een zeer sterke toename van overvallen op juweliers, blijkt uit onderzoek.148 In 2010 werden in Nederland 81 overvallen op juweliers gepleegd. Nooit eerder werden in één jaar zoveel juweliers overvallen. Eén op iedere achttien juweliers in Nederland had toen te maken met een overval. Statistisch gezien maken juweliers, tabakszaken en videotheken binnen de detailhandel de grootste kans een overvaller over de vloer te krijgen.149 Recente cijfers van Raad van Korpschefs laten zien dat er ook een toename is van overvallen op apotheken. De laatste tien jaar zijn geen grote verschuivingen opgetreden in de wijze waarop overvallen op juweliers plaatsvinden. Wel komen ramkraken, die enkele jaren geleden nog een groot probleem vormden, naar verhouding nog maar weinig voor. Preventie door middel van antirampaaltjes heeft hieraan waarschijnlijk een belangrijke bijdrage geleverd.
Hardnekkige problematiek Vergeleken met 2009 is de pakkans voor bijna alle typen vermogensmisdrijven in 2010 nagenoeg onveranderd gebleven, aldus het CBS.150 De pakkans voor overvallen daalde echter van 33 naar 26 procent. Jaarlijks wordt gemiddeld een kwart van alle geregistreerde misdrijven opgehelderd. De pakkans verschilt sterk per soort misdrijf: van 60 procent voor gewelds- en seksuele misdrijven tot 12 procent voor vermogensdelicten. Een lichtpuntje is dat de pakkans van overvallen op juweliers de laatste jaren relatief hoog ligt.151 In 2006 en 2007 werd steeds ruim een kwart opgelost; in 2008, 2009 en 2010 was dit percentage gestegen naar respectievelijk 44,4 procent, 49,3 procent en 37,8 procent.
Goede samenwerking Positieve ontwikkeling
144 145 146
TK 28684 nr 305, 9 februari 2011. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/venj/nieuws/2011/09/16/minimumstrafbij-herhaling-van-zware-misdrijven.html. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/venj/nieuws/2011/02/09/daling-aantalovervallen.html.
www.hetccv-trends.nl
Volgens het Hoofdbedrijfschap Detailhandel wordt binnen de Nederlandse detailhandel steeds meer gebruik gemaakt van de 147 148 149 150 151
http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/venj/nieuws/2011/05/17/ overvalcriminaliteit-20-procent-gedaald-door-verscherpte-aanpak.html. Ben Rovers, ‘Als de goudduivels langskomen. Overvallen op juweliers’, in: Justitiële Verkenningen, jaargang 37, nummer 3, 2011, p. 21-32. http://www.hbd.nl/pages/3991/Onderwerpen/Bestrijding-van-winkelcriminaliteit/ Persbericht-Premire-online-training-Laat-je-niet-overvallen-op-ROCs-.html. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/veiligheid-recht/publicaties/artikelen/ archief/2011/2011-3462-wm.htm. Kamervragen 113, 15 juli 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 39
<< terug naar inhoudsopgave
Het totale aantal overvallen is in 2011 met 12 procent gedaald ten opzichte van 2010. In absolute aantallen vonden in 2011 2272 over vallen plaats, tegenover 2572 in 2010. Het is voor het eerst sinds jaren dat een daling in het aantal overvallen is ingezet.146 De daling zou
Slachtofferhulp Detailhandel. De slachtofferhulp is gericht op snelle opvang voor slachtoffers van overvallen, omdat daarmee langdurige gezondheidsklachten en verzuim kunnen worden voorkomen.152 De Slachtofferhulp Detailhandel biedt een vangnet met een professionele eerstelijnshulpverlening. Die bestaat uit een telefonische alarmcentrale die 24 uur bereikbaar is voor het registreren van de gegevens, het bieden van de eerste hulp en het maken van afspraken. Binnen twee uur zijn professionele hulpverleners ter plaatse om ondersteuning te bieden, inclusief praktische ondersteuning zoals het uitbesteden van werkzaamheden. Op de eerstvolgende werkdag begeleiden de hulpverleners de medewerker of medewerkers zo nodig naar het werk. Ten slotte is er nog telefonisch contact om vast te stellen of verdere opvang nodig is. Uit cijfers over 2011 blijkt dat supermarkten, mode zaken en juweliers het meeste gebruikmaken van de regeling, die aanvullend is op het werk van Slachtofferhulp Nederland.153 Ter preventie van overvallen heeft het Hoofdbedrijfschap detailhandel in 2011 de onlinetraining ‘Laat je niet overvallen’ gelanceerd.154 De training is specifiek gericht op aankomend en beginnend winkel personeel, en introduceert onder meer het bekende RAAK-principe.
Goede samenwerking: Professionals en burgers In de strijd tegen overvallen op bedrijven krijgen burgers en onder nemers een steeds belangrijkere rol. Zo worden burgers aangemoedigd om (op gepaste afstand) een overval te filmen of te fotograferen met hun mobiel.155 Het moment en de plaats van de overval zijn belangrijk om de pakkans van overvallers te vergroten. Burgers en bedrijven kunnen beelden van overvallers uploaden op de website www.nationale-recherche.nl. Bij tijdkritische incidenten zoals overvallen toont ook Burgernet zijn waarde.156 Het samenwerkingsverband tussen burgers, gemeente en politie om de veiligheid in de woon- en werkomgeving te bevorderen wordt overigens ook in toenemende mate ingezet voor niet-tijd kritische acties, zoals preventieve voorlichting en aanvullend buurtonderzoek. Het is de bedoeling dat Burgernet uitgroeit tot een overkoepelende alerteringsdienst, die kan worden ingezet door politie, brandweer en GHOR.
153 154 155 156
http://www.hbd.nl/pages/870/Bestrijding-van-winkelcriminaliteit/Agressie-engeweld/Slachtofferhulp-Detailhandel.html. Detailhandel maakt vaker gebruik van slachtofferhulp, Hoofdbedrijfschap detailhandel, Den Haag, 28 oktober 2011. http://www.hbd.nl/pages/3991/Onderwerpen/Bestrijding-van-winkelcriminaliteit/ Persbericht-Premire-online-training-Laat-je-niet-overvallen-op-ROCs-.html. http://www.nederlandveilig.nl/pakdeovervaller/. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/01/21/ groei-burgernet-draagt-bij-aan-veiligheid.html.
40 | ccv trendsignalement 2012
Goede samenwerking: Publiek en privaat Steeds meer gemeenten en provincies hebben lokale subsidieregelingen waarmee ondernemers worden gestimuleerd om preventieve maatregelen tegen overvallen te nemen. Ondernemers worden voorgelicht over veiligheidsinterventies en kunnen een – gedeeltelijke of volledige – onkostenvergoeding ontvangen voor de aanschaf van deze maatregelen.159 Te denken valt aan DNA-douches, cameratoezicht, afroomkluizen, winkelwaarschuwingssystemen en overvaltrainingen. Ook de kosten van een veiligheidsscan, waarmee een ondernemer een onafhankelijk advies krijgt over veiligheidsrisico’s en beveiligingsmaatregelen, worden vaak (deels) vergoed. Hiervoor bestaat al enige jaren de landelijke subsidieregeling Veiligheid Kleine Bedrijven.160 Om gemeenten te ondersteunen bij hun rol om bedrijfs- en woningovervallen tegen te gaan, lanceerde het CCV in 2011 de ‘Aanpak overvallen’.161 De aanpak bestaat uit een stappenplan, een rol beschrijving voor de betrokken partners en de database overval preventie. Maatregelen uit deze database helpen bij het voorkomen van overvallen en het bieden van nazorg aan slachtoffers. Gemeenten spelen een belangrijke rol in de aanpak van overvalcriminaliteit. De gemeente stimuleert samenwerking met andere betrokken partijen, zoals politie, Openbaar Ministerie, ondernemers en woningbouwverenigingen, en stemt de verschillende activiteiten op elkaar af.
157 158 159 160 161
http://www.meldmisdaad.nl/campagnes/overvallen/. http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/12/21/ruime-stijging-bruikbare-tips-doorcampagne-overvalmelding.html. http://www.hetccv.nl/dossiers/overvalcriminaliteit/lokale-subsidieregelingen. http://overheidsloket.overheid.nl/index.php?p=product&product_id=901647. http://www.hetccv.nl/nieuws/2011/05/ccv-lanceert-aanpak-overvallen.html.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
152
Uit cijfers van stichting M. blijkt dat meldingen van burgers een significante bijdrage leveren aan informatie over overvallen.157 De anonieme meldlijn ontving in 2010 gemiddeld veertig keer per maand telefoontjes met bruikbare informatie over overvallen. Om meer informatie over de vaak jonge daders te verzamelen, startte M. een campagne die tot doel heeft meiden tussen de 16 en 20 jaar te stimuleren tot aangifte. Meisjes in deze leeftijdgroep beschikken mogelijk over waardevolle informatie, terwijl ze dit niet melden uit angst voor represailles. De campagne ‘Een overvaller moet zitten. Toch?!’ speelt in op hun dilemma’s, maakt ze bewust van de gevolgen voor de slachtoffers en spoort hen aan om anoniem te melden. En met succes: het aantal meldingen steeg met 42 procent, en 87 procent van de binnengekomen meldingen was bruikbaar.158
Internationaal In Groot-Brittannië beheert de politie een website waarop bewoners, na het invullen van hun postcode, precies kunnen zien waar in hun buurt criminele activiteiten hebben plaatsgevonden.162 Burgers krijgen zo op straatniveau inzicht in onder andere brandstichting, autodiefstallen, overlast van groepen jongeren, inbraken en overvallen. De overheid ziet de website, die al miljoenen bezoekers heeft getrokken, als een middel om de banden tussen politie en publiek te verbeteren, en het strafrechtsysteem meer transparant en accountable te maken.
Expertperspectief Gaat de flashrob tot het standaard repertoire van ‘digivaardige’ overvallers behoren, of is de houdbaarheid van deze modus operandi zeer beperkt? Bij deze gewelddadige variant van de flashmob maken daders via sociale media afspraken om op een bepaalde tijd een winkel leeg te roven. Een groot deel van de deskundigen die het CCV in het najaar van 2011 raadpleegde, denkt dat de flashrob, die wel gebruikt wordt voor winkeldiefstal en overvallen, een blijvertje is. Maar of de methodiek daadwerkelijk doorbreekt in crimineel Nederland, is ook afhankelijk van een adequate inzet op preventie en repressie.
schap Detailhandel en Detailhandel Nederland is uitgevoerd.163 Gezien de acceptatie van elektronische betaalmiddelen en het groeiend aantal pintransacties lijkt de overgang naar een contantarme of zelfs contantloze detailhandel in gang gezet. De voordelen van elektronisch betalen hebben volgens de ondervraagde ondernemers vooral te maken met veiligheid (met het oog op het voorkomen van overvallen), lagere back-office-kosten en minder rentederving. Ook de risico’s van vals geld en van het teruggeven van te veel wisselgeld worden door elektronisch betalen verminderd. Daar staan wel de kans op technische problemen, pasfraude en skimmen tegenover. Overigens heeft een derde van de ondernemers naar eigen zeggen nog geen actie ondernomen om pinnen in de winkel te stimuleren. Inmiddels kiezen steeds meer winkels en ketens ervoor om klanten alleen nog met een pinpas te laten betalen.164 De Amsterdamse supermarkt Marqt was naar eigen zeggen de eerste winkel in Nederland die vanaf de dag van opening geen cashgeld accepteerde. Het overvalrisico neemt af en de rijen voor de kassa’s slinken, zeggen ervaringsdeskundige detaillisten. Maar het is onduidelijk of de groei van winkels zonder contant geld, leidt tot verschuivingen in de doelwitten van overvallers. Het totale aantal overvallen neemt de laatste jaren af. Maar in de zorgsector lijkt in 2011 juist sprake van een toename van de problematiek.
kenners aan het woord ‘Alhoewel ik denk dat flashrobs een hype zijn, zullen er in de toekomst, onder invloed van sociale media, absoluut meer incidenten door min of meer spontane groepen gaan plaatsvinden. Dit geeft een heel nieuw palet aan nieuwe dreigingen. De instelling van de cyberwijkagent die de verschillende platforms in de gaten houdt, kan niet ver weg meer zijn.’ – Johan de Wit, Siemens Nederland. ‘Een hype? Ik denk dat flashmobs, in allerlei soorten, juist het mobilisatieprincipe van het komende decennium zullen zijn.’ – Gijs van Oenen, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Vraag voor de toekomst
Overvallen naar sector
2010
2011
% - of +
Financiële instellingen
27
15
-44%
Transport
369
271
-27%
Horeca
382
348
-9%
Detailhandel
868
712
-18%
Groothandel
139
135
-3%
Medische en zorgsector
16
23
+44%
Overheidsinstellingen
4
0
-100%
2572
2272
-12%
Totaal
Bron: KLPD
163
164 162
http://www.guardian.co.uk/uk/2011/oct/28/police-launch-crime-map-2.
www.hetccv-trends.nl
Lars Heuts en Anet van Schijndel, Naar een contantloze detailhandel, Regioplan/ Hoofdbedrijfschap detailhandel/Detailhandel Nederland, Amsterdam/Den Haag/ Leidschendam, 2011. http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/2944120/2011/10/03/ Wel-pinnen-geen-cash-wordt-de-trend.dhtml.
ccv trendsignalement 2012 | 41
<< terug naar inhoudsopgave
Is elektronisch toonbankverkeer in de detailhandel bezig met een onstuitbare opmars? Consumenten pinnen steeds vaker en de omvang van pinbetalingen neemt toe, constateert Regioplan in een onderzoek onder ondernemers dat in opdracht van het Hoofdbedrijf-
overvallen op jaarbasis 2010-2011
veiligheidsontwikkeling
diefstal
De diefstalcijfers zijn, ondanks de recessie, nog niet onrustbarend aan het stijgen. Toch is er nog geen reden om met de armen over elkaar achteruit te zitten. Vol gens de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven is diefstal in alle onderzochte sectoren – detailhandel, horeca, transport, bouw en zakelijke dienstverlening – het vaakst gerapporteerde delict.165 Vooral in de detailhandel komt diefstal vaak voor. Daar werden in 2010 naar schatting bijna 1,7 miljoen diefstallen gepleegd. Dit is vergelijkbaar met de cijfers uit 2004, maar in de tussenliggende jaren fluctueerde het aantal sterk. Positieve ontwikkeling Wetenschappelijke literatuur leert ons dat winkeldiefstal zich alleen voordoet als aan drie voorwaarden is voldaan: er is een potentiële dader, een gewild object en een winkelomgeving die diefstal toelaat. Nieuw onderzoek van de Universiteit van Tilburg geeft op basis van empirisch onderzoek onder middelbare scholieren een alternatief verklaringsmodel.166 In dit zogenoemde Triademodel volgt de kans op winkeldiefstal uit de som van drie delen: de motivatie voor diefstal, de capaciteiten van de dief en de gelegenheid tot het plegen van het delict. Een analyse van deze drie factoren is zinvol bij het ontwikkelen van een integrale benadering van diefstal in de retailsector. Het Triademodel biedt bijvoorbeeld ideeën om gedrag van potentiële winkeldieven om te buigen tot gewenst gedrag. Zo zouden scholieren die winkeldiefstal plegen vanwege geldgebrek mogelijk afzien van diefstal als ze een bijbaantje hebben, en zouden thrillseekers misschien niet stelen als ze in hun woonbuurt een spannende sport kunnen beoefenen.
Negatieve ontwikkeling Uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten komen signalen dat de flashrob aan een opmars bezig is. De vraag of criminelen in Nederland op grote schaal sociale media gebruiken, bijvoorbeeld voor het organiseren van rellen of het plegen van inbraken, is nog niet beantwoord.167 Deskundigen adviseren de politie in ieder geval
166
167
Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2010. Feiten en trends inzake aard en omvang van criminaliteit in het bedrijfsleven, Den Haag, WODC, maart 2011. Jeske Nederstigt, Gelegenheid alléén maakt nog geen dief: theoretische, methodologische en operationele suggesties voor een integrale benadering van winkeldiefstal, BOXPress, Oisterwijk, 2011. http://www.frankwatching.com/archive/2011/08/09/inzet-sociale-media-bijbestrijding-rellen-in-londen.
42 | ccv trendsignalement 2012
Hardnekkige problematiek Winkeldiefstal is niet alleen een kwestie van jeugddelinquentie. Dat kan worden afgeleid uit registraties van de politie, die branche organisatie Detailhandel Nederland analyseerde.169 Ruim driekwart van de winkeldieven die in 2010 werd opgepakt (77 procent) is 18 jaar of ouder. Wat betreft winkeldiefstal neemt crimineel gedrag nauwelijks af naarmate mensen ouder worden. Pas na de leeftijd van 45 jaar doet zich een duidelijke daling van de diefstallen voor. Toch is nog altijd bijna 9 procent van de plegers ouder dan 55 jaar. Van alle 33 000 winkeldieven die de politie in 2010 in de kraag greep, is de meerderheid man. Ruim 40 procent van de daders is vrouw. En in de leeftijdcategorie 12- tot 17-jarigen maken meisjes zich zelfs vaker schuldig aan diefstal dan jongens.
Goede samenwerking: Professionals en burgers De laatste jaren worden de nodige initiatieven genomen om de problematiek rond gestolen goederen onder de aandacht te brengen van burgers, bedrijven en opsporingsdiensten. Heling is namelijk een hardnekkig probleem dat vermogenscriminaliteit in stand houdt.170 Met de groei van de omvang en toegankelijkheid van de markt voor tweedehandsgoederen lijkt heling een delict met een rooskleurig toekomstperspectief. Internet is daarbij een katalysator van risico’s én kansen. Aan de ene kant biedt de digitale wereld ongekende mogelijkheden voor helers om gestolen goederen af te zetten buiten het professionele circuit. Aan de andere kant heeft de politie met internet een extra instrument in handen om gegevens op te slaan, uit te wisselen en met elkaar in verband te brengen. Door het koppelen van gegevens uit verschillende bestanden, bijvoorbeeld de gegevens van aanbieders van goederen op verschillende websites, kan de politie verdachte patronen ontdekken. En op websites zoals Stopheling.nl en Gestolenitems.nl kan iedereen die te maken heeft met de aankoop of verkoop van tweedehandsartikelen helpen om gestolen goederen weer terug te brengen bij de rechtmatige eigenaar.
168 169 170
http://www.frankwatching.com/archive/2011/08/09/inzet-sociale-media-bijbestrijding-rellen-in-londen. http://www.dedetailhandel.nl/nieuws/2011/173/Ruim%20driekwart%20 winkeldieven%20meerderjarig.html. Dike van de Mheen en Paul Gruter (red.), Helingpraktijken onder de loep. Impressies van helingcircuits in Nederland, IVO, Rotterdam, september 2006.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
165
om het gebruik van sociale media standaard op te nemen in de verhoorplannen en bij omschrijvingen van modus operandi. 168 Daarmee kan zij preventief optreden tegen uitwassen en voorlichting aan burgers over deze nieuwe vorm van criminaliteit verbeteren.
Het unieke digitale opkopersregister dat de gemeente, Openbaar Ministerie en politie in Apeldoorn ontwikkelden, blijkt al tot successen te leiden: er worden meer straatroven en inbraken opgelost, op straat is het veiliger en burgers krijgen eigendommen weer terug. Om digitale opkopersregisters een succes te maken, zijn aangiften van gestolen goederen bij de politie een must. Ook het markeren van waardevolle eigendommen kan helpen. Hoogleraar Wouter Stol adviseert de overheid om meer gebruik te maken van het feit dat burgers graag bezig zijn met technologie.171 Het politieproject Kiezen of Helen, dat burgers software in handen geeft waarmee ze zelf kunnen nagaan of tweedehandsspullen die ze online willen kopen gestolen zijn, is dan ook een goede denkrichting.
Goede samenwerking: Publiek en privaat Sinds maart 2011 kunnen winkeliers uit het hele land zich aanmelden voor de regeling ‘Afrekenen met winkeldieven’, waarmee ze bij het in de kraag vatten van een winkeldief een standaardschadevergoeding krijgen van 151 euro.172 Iedere winkeldief die wordt aangehouden krijgt, naast het reguliere strafrechtelijke traject, een eis tot schadevergoeding voor de tijd die de winkelier aan de aanhouding en afhandeling moet besteden. Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel helpt winkeliers de overlastcompensatie, die voor ondernemers netto neerkomt op 126 euro, op de dader te verhalen. De regeling ‘Afrekenen met winkeldieven’ wordt gesteund door de politie en het ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit geldt niet voor een vergelijkbaar initiatief van de Stichting Overlastdonatie, die winkeliers compenseert voor 91 euro van de 151 euro aan geïnde schadekosten.
Internationaal In het Verenigd Koninkrijk is de schade die winkeliers ondervinden als gevolg van diefstal in 2010 flink toegenomen.173 Het aantal winkeldiefstallen daalde volgens de British Retail Consortium met 11 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Maar winkeldieven maken steeds vaker kostbare producten buit, waardoor de schade voor de sector toch is gestegen. De gemiddelde waarde van een gestolen product steeg van 45 pond in 2009 naar 70 pond in 2011. Een vergelijkbare trend lijkt zich af te tekenen in Nederland. Volgens de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2010 bedroeg de totale schade
172 173
http://www.socialevraagstukken.nl/site/2011/02/04/politie-moet-aanpakcybercrime-aan-burgers-overlaten. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/venj/nieuws/2011/03/29/teeven-extraboete-winkeldieven-is-tegemoetkoming-voor-overlast.html. http://www.brc.org.uk/brc_show_document.asp?id=4189&moid=7233.
www.hetccv-trends.nl
Expertperspectief De stijgende koperprijzen zijn de drijvende kracht achter de explosieve stijging van het aantal koperdiefstallen. In totaal werd er in 2010 volgens spoorbeheerder ProRail 388 keer koper geroofd, wat neerkomt op een toename van 173 procent ten opzichte van het jaar ervoor.175 De dieven opereren steeds professioneler en weten ook steeds meer koper mee te nemen. Er is geen landelijke registratie van de totale omvang van de schade die jaarlijks wordt geleden als gevolg van koperdiefstal.176 In ieder geval treft het probleem niet alleen het spoor maar ook de bouw sector. Jaarlijks zou de diefstal van elektrische kabels en bliksem afleiders een kostenpost van 120 miljoen euro opleveren. Is er misschien sprake van een (gedeeltelijke) verplaatsing van diefstallen in de detailhandel naar het spoor? Het CCV-deskundigen panel denkt van niet. Er lijkt namelijk weinig overlap tussen de dadergroepen die schuilgaan achter beide vormen van diefstal: de daderprofielen verschillen, en ook de afzetmarkten voor de buit lopen uiteen. Tegelijkertijd signaleert een aantal deskundigen dat koper vanwege de stijgende waarde en relatief eenvoudige beschikbaarheid een aantrekkelijk doelwit is voor grijpgrage handen die snel geld willen verdienen.
kenners aan het woord ‘Ik verwacht dat koperdiefstallen door algemeen stijgende grondstofprijzen zich verder zullen uitbreiden naar andere materialen, zoals aluminium.’ – Johan de Wit, Siemens. ‘De gestegen koperprijs maakt het lucratiever om dit te stelen. Daarmee is niet gezegd dat het om verplaatsing gaat. Het waterbedeffect wordt beide kanten op overschat.’ – Gerdjan Hoekendijk, ministerie van Veiligheid en Justitie.
174 175 176
Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2010. Feiten en trends inzake aard en omvang van criminaliteit in het bedrijfsleven, Den Haag, WODC, maart 2011. http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/ detail/2445537/2011/06/15/Koperdieven-worden-aangepakt-door-Prorail.dhtml. Kamervragen 1620, 13 januari 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 43
<< terug naar inhoudsopgave
171
van diefstal voor de detailhandel 136 miljoen euro.174 In 2009 was dit bedrag 129 miljoen. Detailhandel Nederland schat dat winkeliers in 2010 als gevolg van diefstal te maken kregen met een kostenpost van 340 miljoen euro.
Vraag voor de toekomst Het stelen van brommers blijkt steeds meer een aangelegenheid van georganiseerde bendes.177 Volgens de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit verkopen professionele dieven brommers door met een vals kenteken of in onderdelen. Daarnaast doen gestolen brommers dienst als vluchtvoertuig bij overvallen. Nog geen kwart van de gestolen bromfietsen wordt weer teruggevonden. Volgens Europees onderzoek kampen alle West-Europese landen met mobiele bendes die zich schuldig maken aan delicten zoals diefstal, en neemt de omvang van het probleem toe.178 Het is nog niet duidelijk of in Nederland sprake is van een toename van dit soort bendes. Aangezien er geen aanwijzingen zijn dat het probleem afneemt, is het de vraag welke preventieve en repressieve maatregelen optimaal effect sorteren tegen de steeds professioneler opererende mobiele criminelen. Uit cijfers van het CCV blijkt dat het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) in winkelgebieden aanzienlijke effecten sorteert in de strijd tegen diefstal. Ondernemers rapporteren na invoering van het keurmerk tussen de 6 en 10 procent minder diefstallen.
gecertificeerde kvo-gebieden op jaarbasis 2006-2011 2006
2007
2008
2009
2010
2011
150
kvo-bedrijventerreinen
125
120
114
108
100
88 87
81 71
75
kvo-winkelgebieden
110 103
50 36 30
25 0
KVO-WINKELGEBIEDEN KVO-BEDRIJVENTERREINEN
Bron: CCV
<< terug naar inhoudsopgave
140 120
120
177
http://www.stavc.nl/actueel/actueel_detail.asp?id=&catID=3&newsID=180. TK 28684 nr 301, 17 januari 2011.
178 100
80
44 | ccv 60 trendsignalement 2012 40 20
43 34
36 30
81 71
108
114
88 87
www.hetccv-trends.nl
veiligheidsontwikkeling
internetcriminaliteit
In de Verenigde Staten waarschuwen deskundigen dat de overheid en het bedrijfsleven geen gelijke tred kunnen houden met cybercriminelen.179 Vooral de snelle ontwikkelingen in smartphones en cloud computing baren de experts zorgen. Zelfs met nieuwe ambitieuze actieprogramma’s zou de overheid hopeloos achterop raken in de strijd tegen onlinecriminaliteit. De ogen zijn dan ook vooral gericht op publiek-private samenwerking om de problematiek het hoofd te bieden. Nederland neemt daartoe concrete stappen. In 2011 is de Cyber Security Raad opgericht, waarin partijen van de overheid én het bedrijfsleven vertegenwoordigd zijn.180 De raad vormt de opmaat tot het Nationaal Cyber Security Centrum dat sinds januari 2012 operationeel is. Daarin komen partijen zoals IBM, Tennet, het ministerie van Defensie en universiteiten bij elkaar om (dreigings)informatie, kennis en expertise uit te wisselen. In 2011 kwam de Electronic Crimes Taskforce al tot leven.181 Het Korps landelijke politiediensten, het Lande lijk Parket en Nederlandse banken willen daarmee digi tale criminaliteit, zoals fraude met i nternetbankieren, voorkomen en bestrijden door publiek-private informa tie te delen. Positieve ontwikkeling In sommige opzichten lijkt het bedrijfsleven steeds succesvoller in het bestrijden van internetcriminaliteit. Zo is het aantal cyberaanvallen volgens het Norton Cybercrime Report 2011 licht gedaald: in 2010 kreeg 71 procent van de bevraagde bedrijven naar eigen zeggen in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek te maken met deze kwaadaardige aanvallen op hun ICT-systemen. Het jaar ervoor was dat 75 procent.182 Het toegenomen bewustzijn van cybersecurity kan een rol hebben gespeeld in deze ontwikkeling. In zijn meest recente ICT Barometer signaleert Ernst & Young een groeiende bewustwording van de risico’s van cybercrime onder managers in het bedrijfsleven.183
180 181 182 183
http://www.reuters.com/article/2011/06/16/us-usa-cybersecurityidUSTRE75F4YG20110616. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/02/22/ nationale-cyber-security-strategie-gepresenteerd.html. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/03/14/ intensieve-samenwerking-politie-justitie-en-banken-tegen-internetfraude.html. http://www.symantec.com/content/nl/nl/home_homeoffice/html/ cybercrimereport/. ICT Barometer over cybercrime, jaargang 11, Ernst & Young, Rotterdam, 25 maart 2011.
www.hetccv-trends.nl
Negatieve ontwikkeling Het Norton Cybercrime Report 2011 schat dat in 2010 de kosten voor cybercrime in Nederland 411,9 miljoen euro bedroegen.185 Die kosten hebben te maken met de directe schade door diefstal of het oplossen van internetcriminaliteit, maar ook met het tijdsverlies dat daarmee gepaard gaat. Bijna de helft (41 procent) van de Nederlandse volwassenen die online actief zijn, is naar eigen zeggen wel eens slachtoffer geweest van cybercrime. Het zakelijke risico dat onvoldoende beveiliging met zich meebrengt, is volgens het onderzoek inmiddels groter dan het risico van traditionele criminaliteit, natuurrampen of terrorisme.
Hardnekkige problematiek Cybercrime mag dan klinken als een nieuw fenomeen, de risico’s van internetcriminaliteit staan niet los van traditionele, offlineveiligheidsrisico’s. Volgens onderzoek van Symantec hebben slachtoffers van criminaliteit ‘in de echte wereld’ een twee keer zo grote kans om ook op internet slachtoffer te worden.186 Het risico op onlineslacht offerschap zou vooral hoog zijn voor zogenoemde cyberwaaghalzen en voor mensen die in het dagelijkse offline(leven) moeite hebben met zelfredzaamheid.
184 185 186
Bekendheid BORG & waardering BORG-gecertificeerde bedrijven, UNETO-VNI, Zoetermeer, 2011. http://www.symantec.com/content/nl/nl/home_homeoffice/html/ cybercrimereport/. http://www.symantec.com/content/nl/nl/home_homeoffice/html/ cybercrimereport/.
ccv trendsignalement 2012 | 45
<< terug naar inhoudsopgave
179
Het percentage managers dat erkent dat de dreiging van cybercrime zowel extern als intern kan ontstaan, is tussen 2010 en 2011 significant toegenomen. Het aandeel ondervraagden dat het realistisch acht dat er in de toekomst een terreuraanval plaatsvindt met behulp van cybercrime is licht gestegen van 59 procent in 2010 naar 63 procent in 2011. Een vergelijkbare ontwikkeling is zichtbaar in een recent onderzoek onder klanten van UNETO-VNI.184 Respondenten schatten het risico dat ze lopen op computercriminaliteit gemiddeld in, maar verwachten wel dat deze in de toekomst zullen toenemen. De ondervraagden vinden het dan ook zeer belangrijk om tegen dit risico beschermd te zijn. Het vertrouwen in politie en justitie wat betreft de aanpak van cybercrime is trouwens de laatste jaren flink gestegen: gaf in 2008 en 2009 nog 18 procent van de ondervraagden aan veel of enig vertrouwen te hebben, in 2011 lag dit percentage op 28 procent.
Voor het voorkómen van digitale criminaliteit wordt hoopvol gekeken naar de inzet van burgers en bedrijven. Postbus 51-campagnes promoten manieren om veilig te internetten en bij het Centraal Meld- en Informatiepunt Identiteitsfraude en -fouten kunnen bezorgde burgers en ondernemers terecht voor voorlichting.
Wereldwijd geldt Nederland overigens niet als hotspot van internetcriminaliteit. Volgens Symantec ligt het percentage volwassenen dat slachtoffer is geweest van onlinemisdaad in China, Zuid-Afrika en Mexico ruim twee keer zo hoog als in Nederland. 189 Landen waar de criminaliteitscijfers al zorgwekkend zijn, zoals Brazilië, en opkomende economieën, zoals India, zijn steeds meer als hotspot van cybercrime in trek.
Goede samenwerking: Publiek en privaat
Expertperspectief
De samenwerking tussen publieke en private partijen die zich bezighouden met de bestrijding van digitale criminaliteit, krijgt steeds meer structureel vorm. Zo heeft het Informatieknooppunt Cybercrime, dat in 2007 tijdelijk werd ingesteld, sinds januari 2011 een permanente plaats gekregen bij TNO.187 Via het knooppunt kunnen overheidsinstellingen en bedrijven snel essentiële informatie uitwisselen over de dreiging en aanpak van cyberaanvallen. Het informatieknooppunt beheert kennis over bijvoorbeeld onlineaanvallen op elektriciteitscentrales of andere onderdelen van de vitale infrastructuur, en kwaadaardige software die gevoelige bedrijfsinformatie verstoort of steelt. Ook in internationaal verband worden de krachten gebundeld. Bijvoorbeeld: Europol is samen met tien bedrijven betrokken bij de oprichting van de International Cyber Security Protection Alliance. De alliantie, waaraan bedrijven zoals Visa en McAfee meedoen, moet bijdragen aan een gecoördineerde aanpak van internetcriminaliteit. Daarvoor wordt ingezet op de training van misdaadbestrijders en op het delen van internationale ervaringen van bedrijven en overheden.
Er zijn signalen dat cybercrime zich steeds meer richt op mobiele apparatuur (zoals smartphones) in plaats van pc’s. Naarmate internetverbindingen steeds vaker via mobieltjes tot stand komen, richten digitale dieven zich eerder op deze apparatuur. Tel daar een gebrekkige informatiebeveiliging en matige persoonsgegevens bescherming bij op en de wereldwijde stijging van cybercriminaliteit gericht op mobiele apparaten wordt een feit. Een meerderheid van de deelnemers aan het CCV-deskundigenpanel onderschrijft de stelling dat cybercriminelen hun pijlen steeds meer richten op mobiele apparatuur. De verschuiving in doelwitten lijkt een logisch gevolg van het toegenomen gebruik van bijvoorbeeld mobieltjes en tablets. Vooral wanneer gebruikers daarmee bank zaken doen, worden ze een dankbaar doelwit voor cybercriminelen.
Goede samenwerking: Professionals en burgers
Internationaal
187 188
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2010/12/27/succesvolle-aanpak-cybercrimevoortgezet-bij-tno.html. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bedrijven/publicaties/artikelen/ archief/2011/2011-3293-wm.htm.
46 | ccv trendsignalement 2012
‘Cybercrime gericht op smartphones zal zeker toenemen vanwege de snelle groei van het gebruik, ook voor financiële transacties, en de beperktere bescherming. Maar het is nog onduidelijk of het om een verschuiving of uitbreiding zal gaan.’ – Gerdjan Hoekendijk, ministerie van Veiligheid en Justitie. ‘Uiteindelijk blijft van belang dat de crimineel een zo groot mogelijk potentieel aantal slachtoffers op een zo eenvoudig mogelijke manier kan maken. Als de beveiliging op mobiele apparatuur beter gaat worden, komen de pc’s misschien weer in beeld.’ – Rutger Leukfeldt, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.
189
http://www.symantec.com/content/nl/nl/home_homeoffice/html/ cybercrimereport/.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Nederlandse bedrijven zijn een populair doelwit voor cyberaanvallen, constateerde het CBS in 2011. Binnen de Europese Unie behoorde Nederland in 2009 – samen met Denemarken en Noorwegen – tot de landen met de meeste ICT-beveiligingsincidenten. In vergelijking met het gemiddelde in de Europese Unie, komen hier vaak cyberproblemen voor zoals uitval van ICT-diensten, aanvallen van buitenaf, vernietiging van data door virussen, en onthulling van vertrouwelijke data (door inbraak, pharming of phishing). In 2009 had gemiddeld 25 procent van de bedrijven met 250 of meer werknemers in Europa hier last van. In Nederland lag dit percentage flink hoger: 43 procent.188 Ook bij het midden- en kleinbedrijf liggen de Nederlandse cijfers behoorlijk boven het EU-gemiddelde.
kenners aan het woord
Vraag voor de toekomst Volgens Australisch onderzoek is er een verschuiving zichtbaar in doelwitten van skimmers.190 In Australië en Europa zijn creditcards steeds meer gekoppeld aan het gebruik van een pincode (in plaats van de handtekening die eerder gebruikelijk was). Dit is een effectieve interventie gebleken om creditcardfraude te verminderen, maar er is wel verplaatsing opgetreden naar landen waar de technologie nog niet is ingevoerd. Bovendien hebben skimmers nieuwe methoden uitgevonden, zoals het plaatsen van nep-pinautomaten en het verspreiden van malware die informatie en pincodes uit magnetische strips kan identificeren. De vraag is hoe overheden, burgers en bedrijven de wapenwedloop van skimmers kunnen winnen.
<< terug naar inhoudsopgave
190
Kim-Kwang Raymond Choo, Cyber threat landscape faced by financial and insurance industry. Trends & issues in crime and criminal justice no 408, Australian Government, Australian Institute of Criminology, februari 2011.
www.hetccv-trends.nl
ccv trendsignalement 2012 | 47
veiligheidsontwikkeling
drugscriminaliteit
In het regeerakkoord is opgenomen dat coffeeshops op minimaal 350 meter van een school moeten liggen. Voorheen gold een afstand van 250 meter. In 2010 waren 58 coffeeshops in Nederland binnen een afstand van 350 meter van een school voor voortgezet onderwijs gevestigd. Dat komt neer op 9 procent van alle coffeeshops. Een groot deel hiervan, grofweg een derde, is gevestigd in Amsterdam.191 In Rotterdam sloten in 2009 al zestien coffeeshops de deuren omdat ze te dichtbij scholen waren gevestigd.192 Om waterbedeffecten bij overlast rond coffeeshops te voorkomen, is het de bedoeling dat gemeenten de wiet pas invoeren.193 Coffeeshops worden dan besloten clubs die alleen toegankelijk zijn voor meerderjarige ingezete nen van Nederland. Aan het aantal leden dat een coffee shop kan hebben, wordt een maximum gesteld. Daarnaast zijn er plannen om de werking van de Wet Bibob uit te breiden naar onder meer headshops, bedrij ven die artikelen verkopen voor het gebruik van verschil lende soorten drugs. Voor deze branche is gekozen vanwege hun vatbaarheid voor criminele beïnvloeding.194 Positieve ontwikkeling Volgens onderzoek van het Trimbos-instituut is de meerderheid van de geregistreerde ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit gerelateerd aan drugs.195 Het aandeel cannabisgerelateerde zaken is de laatste jaren toegenomen en het aandeel harddruggerelateerde zaken is afgenomen. In absolute zin is het aantal overtredingen van de Opiumwet in de justitiële keten de laatste jaren aan het afnemen. Dit is in overeenstemming met een algemene dalende trend in strafrechtelijke zaken in Nederland.
191
193 194 195
Kamervragen 461, 8 september 2011. Bert Bieleman en Rick Nijkamp, ‘Coffeeshops in de knel’, in: kko Secondant kks, nummer 3/4, juli/augustus 2011, p. 8-14. http://www.rijksoverheid.nl/regering/het-kabinet/ministerraad/ persberichten/2011/05/27/kabinet-coffeeshop-besloten-club-voor-lokale-markt.html. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/07/08/ uitbreiding-werking-bibob-naar-vechtsportevenementen-en-headshops.html. Margriet van Laar, Guus Cruts, André van Gageldonk, Marianne van Ooyen-Houben, Esther Croes, Ronald Meijer, Toine Ketelaars, The Netherlands Drug Situation. Report to the EMCDDA by the Reitox National Focal Point, Trimbos Instituut, Utrecht, 2011.
48 | ccv trendsignalement 2012
Wietteelt in koopwoningen lijkt vaker voor te komen, en is moeilijker te bestrijden dan hennepkwekerijen in huurwoningen. Er gaan stemmen op dat er wettelijke mogelijkheden moeten komen om wiet telende woningeigenaren hun huis af te kunnen pakken. Deze aanpak sluit aan bij een ontwikkeling die zich al in de huursector aftekent: woningcorporaties zetten steeds meer huurders hun huis uit vanwege hennepkwekerijen. Al in 2010 bleek uit cijfers van Aedes dat een toenemend aantal huisuitzettingen op goedkeuring van de rechter kan rekenen.196 In steeds meer zaken oordeelde de rechter dat een huurder terecht op straat kan worden gezet als gevolg van hennepteelt in zijn corporatiewoning.
Hardnekkige problematiek In 2010 verplaatste hennepteelt zich steeds vaker vanuit woonwijken naar industrieterreinen en buitengebieden. Het buitengebied biedt namelijk betere ruimte voor de meer grootschalige, professionele kwekerijen die nu in zwang zijn. Dat zegt het Platform Energiediefstal van Netbeheer Nederland, de koepel van regionale beheerders van energienetwerken, in 2011.197 Er lijkt zich tegelijkertijd een tegen gestelde beweging voor te doen: om het risico te spreiden, verdelen de telers hun aanplant over meerdere woonhuizen. De totale hoeveelheid stroom die de hennepkwekerijen stelen bedraagt ongeveer 1 miljard kilowattuur per jaar, ofwel 1 procent van het totale energieverbruik in Nederland, zo heeft Netbeheer becijferd. Dat zou de energiesector opzadelen met een kostenpost van 150 miljoen euro per jaar.
Goede samenwerking: Toezichthouders en hun werkveld De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en de Rijksauditdienst constateerden in 2011 dat het proces van afhandeling en vernietiging van in beslag genomen drugs door de politie niet uniform plaatsvindt.198 Zo was een landelijk protocol voor het drugsbeslag nog niet op orde, ook al zijn afspraken hierover al in 2007 gemaakt. Inmiddels is een protocol voor de inbeslagname van harddrugs
196 197 198
http://www.aedesnet.nl/content/artikelen/persberichten/2010/Meer-huurders-uithuis-gezet-wegens-wietteelt.xml. http://www.binnenlandsbestuur.nl/nieuws/2011/05/hennepkwekers-steedsinventiever.1175629.lynkx. Stand van zaken verbetermaatregelen afhandeling in beslag genomen drugs. Beheer drugs nog steeds niet op orde, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid/ Rijksauditdienst, Den Haag, februari 2011; TK 29628 nr 258, 4 mei 2011.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
192
Negatieve ontwikkeling
vastgesteld dat voor alle korpsen van toepassing is. En bij het Korps landelijke politiediensten in Driebergen is een centrale opslagruimte voor in beslag genomen drugs ingericht, met daarbij voldoende faciliteiten voor forensische opsporing. Daarmee zou geborgd moeten zijn dat het proces van in beslag genomen drugs zonder risico’s verloopt.
Goede samenwerking: Professionals en burgers Jaarlijks worden 4000 tot 5000 hennepkwekerijen opgerold, veelal na een melding via Meld Misdaad Anoniem. Afgaand op recente cijfers blijkt M. een uiterst doeltreffend middel in de strijd tegen drugscriminaliteit. Het aantal bellers over wietkwekerijen daalde van 4417 in 2009 naar 3898 in 2010 en steeg in 2011 weer naar 4628 bellers. Maar het aantal in beslag genomen planten als gevolg van die meldingen steeg flink, van 244 260 naar 341 714. In 2011 ging het grootste deel van de telefoontjes bij M. over drugs criminaliteit.199 Uit onderzoek van M. naar de motieven van bellers, blijkt dat bezorgdheid over familie en vrienden een belangrijke drijfveer is om anoniem te melden. Ook boosheid over buurtverval, ergernis over misdaad die loont, en angst om zelf slachtoffer te worden zijn voor melders redenen om de telefoon op te pakken.
v eranderlijk, meldt het UNODC. En er is een toename van het gebruik van synthetische drugs en van illegaal gebruik van medicijnen die alleen op doktersrecept kunnen worden verkregen. Bezien over de lange termijn is de strijd tegen drugsgebruik volgens het UNODC steeds succesvoller. Tussen 1998 en 2009 is het aantal ontdekkingen van cocaïne, heroïne, morphine en cannabis vrijwel verdubbeld. Bij amfetaminen was zelfs sprake van een verdrievoudiging.
Expertperspectief Met de invoering van de wietpas worden coffeeshops besloten clubs die alleen toegankelijk zijn voor meerderjarige ingezetenen van Nederland. Bijna driekwart van het CCV-deskundigenpanel denkt dat dit beleid zal leiden tot een toename van straathandel en drugsoverlast. Zij denken dat de maatregelen geen invloed zullen hebben op de (buitenlandse) vraag naar softdrugs en dat gebruikers die zich niet kunnen of willen registreren, uitwijken naar illegale verkoopkanalen. Wel denkt een aantal van de bevraagde experts dat alerte hand having en toezicht in het openbare domein dit kunnen tegengaan.
kenners aan het woord Goede samenwerking: Publiek en privaat Het CCV heeft in nauwe samenwerking met de Regionale Informatie en Expertise Centra een Engelstalige versie van het Handboek bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit uitgebracht.200 Dit handboek is een naslagwerk en wegwijzer voor gemeenten, en beschrijft het nut en de noodzaak van de bestuurlijke aanpak. Aan de hand van voorbeelden staat beschreven op welke manier gemeenten bestuursrechtelijke instrumenten kunnen inzetten en aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan om de aanpak te laten slagen.
Internationaal
Vraag voor de toekomst Nederwiet met een buitensporig THC-gehalte, GHB, qat. Er zijn genoeg redenen tot zorg over drugsgebruik in Nederland. Onder tussen blijkt het geen eenvoudige opgave om growshops te sluiten en wietpassen in te voeren.202 Op lokaal niveau zien creatieve oplossingen voor drugsgerelateerde overlast het licht. Drugshonden voor de toegangsdeuren van cafés fungeren als levende detectiepoortjes die alarm slaan bij drugs bezit.203 Gezinnen met tieners krijgen een gratis drugstest in de brievenbus.204 En burgers die drugsoverlast bij de politie melden, krijgen een uitnodiging om een strafzaak tegen een drugsverdachte bij te wonen.205 202
203 199 200 201
http://www.meldmisdaadanoniem.nl/m-actueel/nieuws/mijlpaal-van-100000anonieme-tips-bereikt. http://www.hetccv.nl/instrumenten/bestuurlijke-aanpak/manual-for-theadministrative-approach World drug report 2011, United Nations Office on Drugs and Crime, Vienna, 2011.
www.hetccv-trends.nl
204 205
http://www.recht.nl/nieuws/staatsrecht/index.html?nid=4e77b762f1f3bf48285; http://www.amsterdam.nl/gemeente/college/burgemeester/persberichten/ resultaten. http://www.hoorn.nl/Int/Welkom-in-Hoorn/De-stad-Hoorn/Nieuwsarchief/2011/ (86780)-mei/Pilot-drugshonden-voor-horeca.html. http://www.zo10.nl/nieuws/gemeente-verstrekt-gratis-drugstest. http://courage.nu/Inwoner_en_Ondernemer/Resultaten/Persberichten/ Persberichten_opsporing_en_vervolging_drugsrunner_en_dealer/Couragemelders_ bij_strafzitting_hennepkwekers_in_rechtbank.
ccv trendsignalement 2012 | 49
<< terug naar inhoudsopgave
Wereldwijd is het totale aantal gebruikers van illegale drugs sinds de late jaren negentig toegenomen. Dit meldt de meest recente editie van het World drug report van het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC).201 Het aantal problematische druggebruikers is de laatste jaren grotendeels stabiel gebleven en lag in 2009 tussen de 15 en 39 miljoen wereldwijd. Cannabis is wereldwijd de meest gebruikte drug. De afzetmarkten van heroïne en cocaïne tonen zich door de jaren heen grillig en
‘Nederland heeft een reputatie in het buitenland, toeristen zullen nog jaren blijven komen om softdrugs te halen.’ – Laura Moerenhout, Korps landelijke politiediensten.
De vraag is: hoeveel van dit soort interventies zijn er nodig om een tegenwicht te bieden aan de georganiseerde criminaliteit die opereert binnen onze gedoogcultuur? Naar verwachting wordt in 2012 de reikwijdte van de Wet Bibob verruimd. Deze verandering biedt gemeenten onder meer de mogelijkheid om vastgoedtransacties en vergunningen voor headshops en vechtsportevenementen te toetsen. Met zo’n nieuwe wet hebben bestuursorganen een nog sterker instrument in handen om personen en bedrijven te screenen op integriteit. Volgens het vijftigtal deskundigen dat het CCV in het najaar van 2011 bevroeg over actuele ontwikkelingen in maatschappelijke veiligheid, past de wetswijziging in een trend. Die trend laat zich typeren door een gestage uitbreiding van bestuurlijke instrumenten tegen ondermijnende criminaliteit. De bevraagde deskundigen denken dat de verruiming van bestuurlijke bevoegdheden en interventiemogelijkheden, mede als alternatief voor een strafrechtelijke aanpak, zich zal voortzetten.
Gemiddeld zijn in Nederland bij 39 procent van de gemeenten verschijningsvormen en/of indicaties van georganiseerde criminaliteit bekend.206 • 30 procent van de gemeenten is niet bekend met verschijnings vormen en/of indicaties van georganiseerde criminaliteit en voert ook geen bijzonder beleid in het kader van de bestuurlijke aanpak. • 31 procent van de gemeenten kent geen verschijningsvormen en/of indicaties, maar voert wél bijzonder beleid. • 26 procent van de gemeenten kent verschijningsvormen en/of indicaties en voert bijzonder beleid. • 13 procent van de gemeenten kent verschijningsvormen en/of indicaties, maar voert geen bijzonder beleid.
206
R.J. Morée en M.C.A.B. Hols, Nulmeting bestuurlijke aanpak. Landelijk beeld, Twijnstra Gudde/CapGemini, Utrecht/Amersfoort, oktober 2010.
13% 31%
26%
30%
Totale georganiseerde misdaad Gesignaleerd door politie Gesignaleerd door gemeente Gesignaleerd door het OM Gesignaleerd door de Belastingdienst Bron: CCV
50 | ccv trendsignalement 2012
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Gesignaleerd door een andere partner
veiligheidsontwikkeling
illegale prostitutie
Met de invoering van de Wet regulering prostitutie in 2012 wordt een verplicht en uniform vergunningenstelsel voor alle seksbedrijven gerealiseerd. De wet is onder andere bedoeld om zicht en grip op de prostitutiesector te ver sterken. Door alle v ormen van prostitutie onder dezelfde vorm van regulering te brengen, kan de strijd effectiever worden aangegaan met mensenhandel, uitbuiting en andere illegale praktijken in de prostitutiesector. Gemeenten krijgen onder het nieuwe stelsel extra ver antwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden voor prostitutie- en escort bedrijven. Alle prostituees moeten zich registreren in een landelijk register, en klanten van niet-geregistreerde prostituees zijn strafbaar. Positieve ontwikkeling Het aantal verdachten van mensenhandel en het aantal strafdossiers over mensenhandel dat de politie aanlevert aan het Openbaar Ministerie zijn tussen 2008 en 2010 significant toegenomen. Dat meldt de Korpsmonitor Prostitutie & Mensenhandel 2010.207 Het aantal verdachten steeg van 239 in 2008 naar 337 in 2010. In 2010 leidde het gestegen aantal onderzoeken tot het indienen van 207 dossiers; dit waren er in 2008 nog 133. De Korpsmonitor laat ook zien dat bijna de helft (om precies te zijn: 12) van de 25 regionale politiekorpsen in 2010 volgens de vastgelegde normen heeft gepresteerd. Ten opzichte van 2008 is dit een duidelijke verbetering, omdat er toen 6 korpsen conform de norm presteerden. Normen die nog onvoldoende worden nageleefd hebben betrekking op onder andere het toezicht op de niet-vergunde prostitutiebranche en de structurele informatievoorziening aan het Expertisecentrum voor Mensenhandel en Mensensmokkel. De politie staat naar eigen zeggen voor een duidelijke opgave om meer zicht te krijgen op niet-vergunde, niet-locatiegebonden vormen van prostitutie.208 De noodzaak van toezicht op deze branches wordt onderstreept door signalen dat locatiegebonden seksinrichtingen (zoals bordelen en ramen) steeds meer worden vervangen door escortbedrijven, thuiswerkers en hotelprostitutie.
208
H. Werson en A. den Hertog, Korpsmonitor Prostitutie & Mensenhandel 2010, Landelijke Expertgroep Mensenhandel, 26 april 2011. http://pressrelease.perssupport.nl/pressrelease/detail.do?pressId=55368&type=tod ay&searchKey=2754bfe0-8d3a-11e0-bee5-674a7b6f0316&languageId=NL&pageInde x=1; TK 28638 nr. 54, 6 juli 2011.
www.hetccv-trends.nl
CoMensha, het Coördinatiecentrum Mensenhandel, heeft in 2010 meer meldingen van (mogelijke) slachtoffers van mensenhandel gekregen dan in het jaar ervoor. Er zijn 993 meldingen geregistreerd, wat neerkomt op een stijging van 10 procent ten opzichte van 2009. In ruim een kwart van de meldingen hadden slachtoffers te maken met loverboys. Een andere zorgwekkende ontwikkeling is de toename van minderjarige slachtoffers. In 2010 was ongeveer 15 procent van de geregistreerde slachtoffers van mensenhandel minderjarig; dat is een stijging van bijna 140 procent ten opzichte van het jaar ervoor. De meerderheid van de minderjarige slachtoffers (59 procent) is afkomstig uit Nederland en is uitgebuit in de seksindustrie. De afgelopen jaren heeft CoMensha steeds een substantiële stijging van mensenhandelzaken gesignaleerd. Omdat de meldplicht niet voor alle instanties geldt, ligt het werkelijke aantal slachtoffers van mensenhandel zeer waarschijnlijk hoger. Tegelijkertijd kan de toenemende aandacht voor de problematiek bij politie, justitie en gemeenten ertoe leiden dat registratie-effecten optreden. Met andere woorden, meer aandacht en prioriteit voor de problematiek van mensenhandel kan tot gevolg hebben dat meer zaken worden geregistreerd.
Hardnekkige problematiek Tijdelijke huisvesting en opvangvoorzieningen voor slachtoffers van mensenhandel blijven een punt van aandacht. Uit cijfers van CoMensha blijkt dat het aantal slachtoffers voor wie opvang gezocht moet worden, de laatste jaren steeds is toegenomen.209 Het centrum pleit niet alleen voor een uitbreiding van het aantal bedden, maar ook voor een grotere diversiteit aan huisvestingsmogelijkheden. Daarvoor zouden afspraken wenselijk zijn met bijvoorbeeld woningbouwcorporaties en gemeenten die kunnen zorgen voor tijdelijke huisvesting, al dan niet in combinatie met ambulante hulpverlening. In 2010 ging al de pilot Categorale opvang slachtoffers van mensenhandel van start.210 De vijftig extra opvangplaatsen die daarvoor in drie instellingen werden gecreëerd, hebben de druk op de eerste opvang in eerste instantie aanzienlijk verminderd. Het is nog onbekend of deze voorziening, die bedoeld is als noodopvang in acute crisissituaties, structurele overheidsfinanciering krijgt. Het belang van verblijfsvoorzieningen waar slachtoffers van mensenhandel beschermde opvang en individuele begeleiding krijgen, staat
209
210
http://www.mensenhandel.nl/cms/index.php?option=com_content&task=view&id =387&Itemid=72; Jaarbericht kinderrechten, Unicef Nederland / Defence for Children, Voorburg / Leiden, mei 2011. http://www.mensenhandel.nl/cms/index.php?option=com_content&task=view&id =326&Itemid=72.
ccv trendsignalement 2012 | 51
<< terug naar inhoudsopgave
207
Negatieve ontwikkeling
in ieder geval niet ter discussie.211 Dat wordt eens te meer duidelijk uit de recente berichten dat loverboys steeds vaker meisjes ronselen die al zijn opgenomen in jeugdzorginstellingen.212
Goede samenwerking Personeel in de luchtvaartsector is in 2011 tijdens trainingen geïnformeerd over de risico’s van mensenhandel via internationale vluchten.213 Daarvoor heeft het kabinet een bulletin laten ontwikkelen, waarin wordt omschreven wat mensenhandel is, en hoe luchtvaartpersoneel slachtoffers kan herkennen en tegen mensenhandelaars kan optreden. Het bulletin, dat is opgesteld in samenwerking met de Koninklijke Marechaussee en CoMensha, heeft tot doel om bewustzijn van mensenhandel bij personeel in de luchtvaartsector te vergroten, waardoor het aantal meldingen van slachtoffers zal toenemen. Ook een andere beroepsgroep is betrokken bij de aanpak van mensenhandel. Receptionisten en kamermeisjes zijn door de politie bijgespijkerd in het herkennen van prostituees omdat deze slacht offer kunnen zijn van mensenhandel.214 De politie geeft tijdens workshops informatie over signalen, zoals Oost-Europese vrouwen van 20 tot 30 jaar die voor langere tijd een kamer boeken en vrouwen die de hele dag in de kamer verblijven.
Goede samenwerking: Professionals en burgers De Nationale Recherche zette in 2011 voor het eerst een sms-bom in om klanten van escortbureaus te waarschuwen voor mensenhandel.215 De sms-actie is bedoeld om bij de klanten van de escorts, die veelal opereren via hotels, het bewustzijn van mensenhandel te vergroten en om hun hulp te vragen in de bestrijding van de problematiek. Overigens blijkt uit onderzoek in Amsterdam dat de meeste mis standen worden gesignaleerd in de raamprostitutie.216
Goede samenwerking: Publiek en privaat In 2011 heeft het CCV een instrument gepubliceerd dat gemeenten en instellingen helpt bij het opzetten en uitvoeren van een uitstapprogramma voor prostituees.217 Het instrument is gebaseerd op het beginsel dat uitstapprogramma’s in ieder geval rekening houden met vier fasen: contact, oriëntatie, uitvoering en nazorg. Het stappenplan van het CCV is het resultaat van een evaluatie van de Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees (RUPS), waarmee de rijksoverheid gemeenten en instellingen stimuleerde om een programma op te zetten voor prostituees die naar ander werk begeleid willen worden. Een belangrijke succesfactor voor een uitstap programma blijkt de begeleiding door trajectbegeleiders. Zij fungeren als vertrouwenspersoon voor de prostituee, bieden hulp bij het aanpakken van problemen, en fungeren als gids door de wirwar van wetgeving, regels en bureaucratie. In totaal zijn er met de RUPS-regeling, die in 2008 van start ging, dertien uitstapprogramma’s opgezet of uitgebreid, waar naar schatting tussen de 800 en 850 prostituees aan hebben deelgenomen. Tijdens de evaluatie van de regeling is het niet mogelijk gebleken om de exacte aantallen van deelnemers en succesvolle ‘uitstappers’ te geven.218 Er vindt bij de verschillende projecten namelijk geen eenduidige registratie plaats van gegevens over instroom, doorstroom en uitstroom. Wel is duidelijk geworden dat de hulpverlening over het algemeen volgens zowel de professioneel betrokkenen als de deelnemers naar tevredenheid verloopt. Een van de knelpunten die in de evaluatie van RUPS naar voren is gekomen, is dat uitstapprogramma’s vaak lokaal zijn georganiseerd, terwijl ze een regionale functie hebben. Daardoor zijn diensten zoals de sociale dienst en schuldhulpverlening in gemeenten waar geen uitstapprogramma is, vaak onbekend met de doelgroep. En dat draagt niet bij aan hulp bij de levensverandering die prostituees noodzakelijkerwijs moeten doormaken om hun beroep vaarwel te zeggen.
Internationaal
211
213 214 215 216
52 | ccv trendsignalement 2012
217 218 219
http://www.hetccv.nl/rups. http://www.hetccv.nl/instrumenten/uitstapprogramma-prostituees/landelijk--evaluatie-van-de-regeling-uitstapprogrammas-prostituees. http://www.unodc.org/unodc/en/frontpage/2011/October/unodc-launches-firstglobal-database-of-human-trafficking-cases.html.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
212
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/03/01/ rijk-verlengt-opvang-en-behandeling-slachtoffers-loverboys.html. Kamervragen 3256, 4 mei 2011. TK 28638 nr 56, 4 oktober 2011. http://www.hetccv.nl/nieuws/2011/02/politie-leert-hotelmedewerkers-prostitueeste-herkennen.html?reference=dossiers/Mensenhandel/index/index. http://www.politie.nl/KLPD/Nieuws/voor_de_pers/ klpdenompakkenmensenhandelaan.asp. Anton van Wijk, Annemiek Nieuwenhuis, Denise van Tuyn, Tom van Ham, Jos Kuppens en Henk Ferwerda, Kwetsbaar beroep. Een onderzoek naar de prostitutiebranche in Amsterdam, Bureau Beke, Arnhem, 2010.
Het United Nations Office on Drugs and Crime heeft in 2011 een database met informatie over jurisprudentie op het gebied van mensenhandel gelanceerd.219 De meeste landen hebben mensenhandel strafbaar gesteld, maar het gebruik van deze wetten om mensenhandelaren te vervolgen en veroordelen blijft volgens het UNODC beperkt. Daar komt bij dat er over het algemeen weinig kennis en begrip is van het delict.
De databank van het UNODC bevat details over nationaliteiten van daders en slachtoffers, veelgebruikte routes, rechterlijke uitspraken en andere informatie uit strafzaken uit de hele wereld. De database is bedoeld als hulpmiddel voor rechters, Openbaar Ministerie, beleidsmakers, journalisten en onderzoekers, en geeft informatie over waargebeurde zaken en voorbeelden van de toepassing van nationale wetten. Volgens het kabinet loopt Nederland internationaal gezien voorop bij de aanpak van mensenhandel.220 Dit zou onder andere blijken uit de laatste editie van Trafficking in persons 2011, het jaarlijkse rapport waarin de Verenigde Staten andere landen beoordeelt op hun aanpak van mensenhandel.221 Hierin is onder meer te lezen dat de Nederlandse overheid landelijk en internationaal leiderschap toont voor wat betreft het ontwikkelen van innovatieve methoden om mensenhandel aan te pakken. Ook maakt het rapport melding van de pragmatische en zelfkritische aanpak in ons land, die leidt tot concrete verbeteringen in het mensenhandelbeleid. Daarnaast signaleert het rapport dat in Nederland stevig wordt ingezet op slachtofferopvang.
Expertperspectief In oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod opgeheven. Met de wetswijziging werd de exploitatie van vrijwillige prostitutie gelega liseerd, met als doel een duidelijke scheidslijn aan te brengen tussen legale en illegale vormen van prostitutie. Van legaal sekswerk is sprake als prostituees vrijwillig werken en minimaal 18 jaar oud zijn, en de exploitatie plaatsvindt binnen de kaders van het gemeentelijk beleid. De formulering en handhaving van het lokale prostitutie beleid zijn overgelaten aan gemeenten. De wetswijziging was bedoeld om de exploitatie van prostitutie te reguleren en te beheersen, de positie van prostituees te verbeteren, en strafbare feiten binnen de sector – zoals uitbuiting van minder jarigen en mensenhandel – beter te kunnen aanpakken. Ruim een decennium na de invoering is duidelijk dat de opheffing van het bordeelverbod onvoldoende effect heeft gehad op criminaliteit en overlast rond prostitutie. Voor die tijd werd het verbod op bordelen in de praktijk nauwelijks gehandhaafd. Wat heeft de wetswijziging in de praktijk veranderd?
Uit een landelijke evaluatie van de opheffing van het bordeelverbod, die in 2007 werd afgerond, is naar voren gekomen dat mensenhandel sindsdien vooral is bemoeilijkt als gevolg van strengere hand having.222 Een groot deel van de beschikbare capaciteit van de politie wordt besteed aan controles in de vergunde sector, terwijl in de niet-vergunde sector beperkt wordt gecontroleerd en gerechercheerd. De onderzoeksresultaten uit 2007 lijken nog onverminderd relevant. Volgens recente evaluaties van de opheffing van het bordeelverbod in Amsterdam blijft de branche haar criminogene karakter behouden.223 De meeste misstanden worden gesignaleerd in de raam prostitutie. Een aantal escortbureaus ontloopt de vergunning verplichting, die in 2008 is ingesteld, door zich bijvoorbeeld in andere steden te vestigen of illegaal op het internet te adverteren. En in Nijmegen constateerden onderzoekers in 2010 dat de mate waarin mensenhandel na opheffing van het bordeelverbod is teruggedrongen niet is vast te stellen.224 Wel blijkt de overlast rond de tippelzone en de straat waar raamprostitutie is gevestigd beperkt en stabiel. Deelnemers aan het CCV-deskundigenpanel zijn verdeeld over de effecten van het bordeelverbod op mensenhandel en onveiligheid. Duidelijk is dat transparantie en zichtbaarheid van de sector van belang zijn voor adequaat toezicht op legale bedrijven en voor het bestrijden van misstanden. Daarnaast is hulpverlening aan de vrouwen een blijvend aandachtspunt.
kenners aan het woord ‘De bestrijding van mensenhandel komt gelukkig steeds hoger op de veiligheidsagenda. En dan niet alleen wat betreft prostitutie, maar ook bij de moderne variant van slavernij, zoals bij malafide aspergekwekers.’ – François Kloosterhuis, gemeente Assen.
Vraag voor de toekomst Volgens het CCV is het denkbaar dat de invoering van de nieuwe prostitutiewet leidt tot nieuwe manieren van samenwerking. Bijvoorbeeld in de vorm van koppels die namens verschillende organisaties de straat op gaan: zoals met iemand vanuit de gemeente en iemand vanuit de politie.
223
220 221
Kamervragen 517, 3 oktober 2011. http://www.state.gov/g/tip/rls/tiprpt/2011/index.htm.
www.hetccv-trends.nl
224
A.L. Daalder, Prostitutie in Nederland na opheffing van het bordeelverbod, Boom Juridische uitgevers, Meppel, 2007. Anton van Wijk, Annemiek Nieuwenhuis, Denise van Tuyn, Tom van Ham, Jos Kuppens, Henk Ferwerda, Kwetsbaar beroep. Een onderzoek naar de prostitutiebranche in Amsterdam, Bureau Beke, Arnhem, 2010. S. Biesma, R. Nijkamp, N. Tromp, B. Bieleman, Evaluatie opheffing bordeelverbod Nijmegen, Intraval, Groningen/Rotterdam, december 2010.
ccv trendsignalement 2012 | 53
<< terug naar inhoudsopgave
222
veiligheidsontwikkeling
evenementenveiligheid
Burgers willen veilig over straat, en dus ook zonder hoofdbrekens over veiligheid naar uitgaansgelegen heden en evenementen. Dat is een van de uitgangs punten van het huidige veiligheidsbeleid. De beleidsprioriteit leidt onder andere tot een groeiende aandacht voor cameratoezicht in uitgaansgebieden en tot nieuwe wettelijke mogelijkheden voor preventief fouilleren. En er zijn plannen in de maak om de werking van de Wet Bibob uit te b reiden naar vechtsportevene menten. In die branche zou nogal eens sprake zijn van een vermenging van onder- en bovenwereld.225 Positieve ontwikkeling Grootschalige rellen waarbij feestende jongeren met gezagsdragers op de vuist gaan, hebben de laatste jaren volop in de belangstelling gestaan. Toch zijn er geen aanwijzingen dat er – in Nederland of daarbuiten – vaker incidenten rond evenementen plaatsvinden. Onderzoeken naar de gang van zaken tijdens ernstige incidenten zoals in Hoek van Holland en Duisburg vergroten ondertussen onze kennis over veiligheidsmanagement bij publieke evenementen. Zo signaleert Otto Adang in zijn internationale vergelijking van politieoptreden bij risicovolle evenementen het belang van een hernieuwde bewustwording van waar het steeds om gaat bij dit soort situaties.226 Kort gezegd: een gedegen voorbereiding, een beperking van gelegenheden voor ongestraft geweldgebruik, monitoring van gedrag van betrokkenen, vroegtijdige en kleinschalige interventies, en een vriendelijke maar strenge hantering van tolerantiegrenzen.
Negatieve ontwikkeling In Nederland worden steeds meer (commerciële) evenementen georganiseerd. Vooral het aantal grote evenementen is toegenomen. Alleen al in Amsterdam vervijfvoudigde het aantal evenementen met meer dan 5000 bezoekers tussen 2000 en 2007, blijkt uit cijfers van onderzoeksbureau Respons.227
Hardnekkige problematiek De Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast is in het eerste jaar van haar bestaan vooral gebruikt als aanvulling op het bestaande instrumentarium om overlast aan te pakken. Dat blijkt uit een evaluatie van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid.230 Gemeenten en Openbaar Ministerie kampen naar eigen zeggen met een aantal knelpunten en onduidelijkheden bij de toepassing van de wet. Zo zijn de maatregelen bedoeld voor een kleine groep hardnekkige overlastgevers die structureel ernstige overlast veroorzaken, terwijl de bestuurlijke wens bestaat om maatregelen op te leggen bij allerlei soorten overlast en bij grote groepen daders. Tussen 1 september 2010 en 1 april 2011 werd de wet in tien gemeenten in totaal 58 keer toegepast. Het gaat voor het grootste deel om burgemeestersbevelen (44 keer) en in mindere mate om gedrags aanwijzingen (14 keer). Aanleidingen voor de inzet van de wet zijn voetbalvandalisme, wijkoverlast, en overlast rond evenementen. De bestuurlijke maatregel tegen overlast door 12-minners is door de onderzochte gemeenten geen enkele keer ingezet. Over de toepassing van de wet bij wijk overlast en overlast rond evenementen zijn de betrokken partijen voorzichtig positief, maar over de effecten op voetbalvandalisme is men onzeker.
Goede samenwerking De politiekosten voor incidentele, commerciële evenementen met een vergunningplicht zullen worden doorberekend aan de organi sator. Dat staat in een wetsvoorstel van het kabinet.231 Doel van het voorstel is om de politie-inzet bij evenementen te verminderen en 228 229
225 226 227
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/07/08/ uitbreiding-werking-bibob-naar-vechtsportevenementen-en-headshops.html. Otto Adang, Managing collective violence around public events: an international comparison, Politiewetenschap nr 55, Politie & Wetenschap, Apeldoorn, 2011. http://www.binnenlandsbestuur.nl/home/all/achtergrond/private-baten-publiekelasten.675530.lynkx.
54 | ccv trendsignalement 2012
230 231
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/06/29/ doorberekening-politiekosten-bij-evenementen.html. http://www.ed.nl/uitcultuur/cultuur/9070283/Gemeenten-scherper-op-veiligheidgrote-evenementen.ece; http://www.binnenlandsbestuur.nl/home/all/ achtergrond/private-baten-publieke-lasten.675530.lynkx. Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast. Toepassing in de praktijk, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Den Haag, juni 2011. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2011/06/29/ doorberekening-politiekosten-bij-evenementen.html.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Volgens schattingen vonden er in 2009 in Nederland 2300 evenementen met meer dan 5000 bezoekers plaats. Is dat reden voor een feestje? Niet voor handhavers van de openbare orde. Op basis van gegevens van de politie wordt geschat dat in 2009 bij evenementen
circa 490 000 mensuren aan politiepersoneel is ingezet.228 Organisatoren van dance events, muziekfestivals en andere grote feesten klagen niet alleen over het vooruitzicht de rekening van politie-inzet gepresenteerd te krijgen. Ze hebben naar eigen zeggen ook al te maken met een verscherpt vergunningenbeleid bij gemeenten, wat leidt tot strenge veiligheidseisen of zelfs vergunning afwijzingen.229
organisatoren meer verantwoordelijkheid te geven voor de veiligheid van hun evenementen. Het wetsvoorstel richt zich op taken waarbij nu vaak een beroep wordt gedaan op politiecapaciteit, maar die ook door beveiligers of verkeersregelaars kunnen worden uitgevoerd. Eventuele kosten voor bijvoorbeeld de opsporing van strafbare feiten, hulpverlening door politie of het afvoeren van arrestanten, blijven buiten beschouwing. Voor wedstrijden die erkend zijn door NOC*NSF, voetbalwedstrijden en jaarlijks terugkerende evenementen zoals Koninginnedag en de intocht van Sinterklaas geldt de wet niet.
Goede samenwerking: Professionals en burgers Sommige gemeenten schaffen de geluidsnormen af waaraan de horeca zich moet houden tijdens evenementen zoals carnaval en Koninginnedag.232 De overwegingen hierbij zijn enerzijds administratieve lastenverlichting voor de horeca en anderzijds het streven om de stad aantrekkelijker en gezelliger te maken. Daarbij komt dat omwonenden in de praktijk niet klagen over geluidsoverlast door de horeca op speciale dagen zoals carnaval en Koninginnedag; kennelijk accepteert men dan wat extra lawaai. De politie zal wel optreden als het geluidsniveau van de horeca de spuigaten uitloopt.
risicosituaties.233 Daarentegen wordt in de drie landen wel melding gemaakt van betrokkenheid van migrantenjongeren bij geweld dadige rellen die zich richten tegen de politie, terwijl deze problematiek zich in Nederland nauwelijks lijkt voor te doen. Over het algemeen is er vanuit internationaal perspectief over geweldplegers niet veel meer te zeggen dan dat het voor meer dan 90 procent mannen zijn met een gemiddelde leeftijd van 20 tot 25 jaar. Er zijn daarnaast weinig aanwijzingen dat collectieve gewelds uitbarstingen of problemen met de openbare orde gepland of georganiseerd zijn. Het geweld lijkt vooral opportunistisch tot stand te komen: omdat de mogelijkheid zich voordoet, of omdat politie optreden een hevige reactie oproept. Uitzonderingen zijn de confrontaties tussen rivaliserende groepen voetbalhooligans, en de conflicten tussen extreemlinks en extreemrechts. De ervaringen in Duitsland, Groot-Brittannië en Zweden leren ons volgens het onderzoek dat een eenzijdige focus op bekende geweldplegers of notoire ordeverstoorders onverstandig is. Want de meeste geweldplegers zijn gelegenheidsordeverstoorders die nog niet bekend zijn bij de politie. Het belang van een goede voorbereiding en van gerichte interventies is desondanks groot: als geweld eenmaal escaleert, neemt het aantal beschikbare interventieopties snel af.
Expertperspectief Goede samenwerking: Publiek en privaat Gemeenten, die vanwege hun regierol in het lokale veiligheidsbeleid een belangrijke taak vervullen in evenementenveiligheid, staan niet met lege handen als het gaat om de voorbereiding van interventies. Zo is begin 2012 de Handreiking evenementenveiligheid gepubliceerd. De handreiking, waarvan een deel is gericht op politie, brandweer en rampen- en crisisbeheersing en een deel op gemeenten, bevat onder andere een checklist voor de gemeentelijke werkprocessen rond evenementenveiligheid. De handreiking is tot stand gekomen door samenwerking tussen onder andere het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid NIFV, het ministerie van Veiligheid en Justitie, en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Het CCV is betrokken bij de landelijke uitrol van de handreiking.
Uit recent onderzoek van Bureau Beke blijkt dat tijdens fouilleeracties steeds minder wapens worden gevonden.234 Hebben eerdere controles zo’n succes gehad dat het wapenbezit op straat grotendeels is verdwenen? Of zijn preventieve fouilleeracties de geleverde politie-inspanning eigenlijk niet waard? Omdat de registratie van wapenincidenten bij de politie niet waterdicht is, zijn deze vragen lastig te beantwoorden. Het onderzoek van Beke wekt de indruk dat criminelen die zich schuldig maken aan ernstige vormen van wapenbezit de groot schalige controles steeds handiger weten te omzeilen. Met standaard fouilleeracties is de pakkans van dit soort daders dan ook niet erg groot. Een flexibele inzet van wapencontroles of een bredere toepassing van kentekenplaatherkenning kunnen in dat geval meer effect opleveren. Dat vereist wel een beter inzicht in de modus operandi van bepaalde groepen daders. Bovendien is de proportionaliteits- en subsidiariteitstoets een punt van aandacht.235
Internationaal 233 234
235 232
http://www.binnenlandsbestuur.nl/nieuws/2011/08/33/dordrecht-laatgeluidsnorm-horeca-los.1709440.lynkx.
www.hetccv-trends.nl
Otto Adang, Managing collective violence around public events: an international comparison, Politiewetenschap nr 55, Politie & Wetenschap, Apeldoorn, 2011. Jos Kuppens, Bo Bremmers, Elleke van den Brink, Karin Ammerlaan en Henk Ferwerda m.m.v. Edward van der Torre, Onder het oppervlak. Een onderzoek naar ontwikkelingen en (a)select optreden rond preventief fouilleren, Bureau Beke, Arnhem, 2011. N. van der Bijl, S.P.A. Bijvoet, P.C. van Dorst, S. Matthijssen, J.A.M. Pronk, M. Roeloffzen, B.J. Vegter, Waarborgen bij preventief fouilleren. Over de spanning tussen veiligheid, privacy en selectie, Nationale Ombudsman, gemeentelijke ombudsman Amsterdam, gemeentelijke ombudsman Rotterdam, 15 september 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 55
<< terug naar inhoudsopgave
Uit onderzoek naar collectief geweld en ordehandhaving bij evenementen in Duitsland, Groot-Brittannië en Zweden blijkt dat dance events daar – in tegenstelling tot in ons land – niet zijn benoemd als
Hebben fouilleeracties steeds meer het doel gekregen om het veiligheidsgevoel van de burger te verbeteren in plaats van het aantal wapenincidenten te verminderen? De mening van deskundigen over deze ontwikkeling is verdeeld. Sommigen spreken van symbool politiek, die niet bijdraagt aan het tegengaan van wapenbezit of -incidenten. Tegelijkertijd wordt erkend dat het verhogen van de subjectieve veiligheid een legitiem doel is, dat kan samengaan met doelstellingen zoals controle en toezicht.
De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU) is een hulpmiddel voor lokale initiatieven op het gebied van veilig uitgaan. Horeca, politie en gemeente werken samen om uitgaan een feest te houden.
kvu per gemeente
stand van zaken op 31-12-2011
kenners aan het woord ‘Ik denk dat preventief fouilleren legitiem is, maar dat het wellicht, zoals veel ander politioneel optreden, mede om symbolische redenen plaatsvindt.’ – Gijs van Oenen, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Vraag voor de toekomst Tijdens een bijeenkomst over evenementenbeleid van het Centrum voor Veilig en Gezond Uitgaan bogen een aantal deskundigen zich over de uitdagende vraag hoe veiligheid én gezondheid tijdens evenementen gegarandeerd kunnen worden.236 Een integrale en multidisciplinaire aanpak is onmisbaar, daar was iedereen het wel over eens. Daarnaast lijkt het zinvol dat professionals van zorg-, welzijn- en veiligheidsorganisaties een eenduidige boodschap communiceren over wat er wel en niet getolereerd wordt. Ook het streven naar een beheersbare situatie – en dus de acceptatie van de restrisico’s – werd benoemd als een belangrijk ingrediënt voor een veilig en gezond evenement. De vraag waar de grens ligt van een aanvaardbaar risico is daarmee nog niet beantwoord.
bestaande kvu
Bron: CCV
<< terug naar inhoudsopgave
236
opgestart in 2011
http://www.veiligengezonduitgaan.nl/article/CVGU-Bijeenkomst-GoedEvenementenbeleid-loont-7-oktober-2011.html.
56 | ccv trendsignalement 2012
www.hetccv-trends.nl
veiligheidsontwikkeling
r ecidive
In de afgelopen jaren is de aanpak van veelplegers een belangrijk speerpunt van het landelijke veiligheidsbeleid geweest. Omdat bekende daders met een imposant crimineel cv verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk deel van de (vermogens)criminaliteit, kunnen maatrege len tegen deze hoogrisicogroep forse impact hebben op de misdaadcijfers. De landelijke aanpak van recidive richt zich niet alleen op langere opsluiting en een snellere uitvoering van sancties, maar ook op intensiever toezicht na de straf en nazorg aan ex-gedetineerden met bijvoorbeeld versla vings- of psychiatrische problemen.237 De werkstraf, die niet geschikt wordt geacht voor (ernstige) gewelden zedendelicten, behoudt daarbij wel een plek in het sanctiestelsel.
Positieve ontwikkeling Daders van criminaliteit gaan iets minder snel opnieuw in de fout, blijkt uit de meest recente Recidivemonitor van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum.238 Van alle volwassenen die in 2007 een penitentiaire inrichting verlieten, ging 49,4 procent na twee jaar opnieuw in de fout. Het jaar ervoor was dit nog 50,7 procent. Bij jeugdige gedetineerden daalde het percentage van 53,9 naar 53 procent. Ook andere cijfers laten een aantal positieve ontwikkelingen zien. Zo is uit statistieken van politie, Openbaar Ministerie en Justitie een daling af te leiden van het aantal zeer actieve volwassen veelplegers (de zogenoemde ZAPV’s): hun aantal ligt in 2008 12,4 procent lager dan in 2003.239 Daarnaast hebben de ZAVP’s de laatste jaren (vanaf 2006) een duidelijk minder omvangrijk crimineel verleden, als we afgaan op het aantal strafzaken en processen verbaal dat ze voor hun rekening nemen. Er lijkt dus sprake te zijn van een iets minder criminele groep, die ook nog eens in omvang afneemt.
Negatieve ontwikkeling
recidivisten is volgens de meest recente cijfers fors toegenomen: van 18,8 procent in 2003 naar 27,1 procent in 2008.240
Hardnekkige problematiek Dat vrouwen op crimineel gebied hun mannetje blijven staan, blijkt wel uit de Monitor veelplegers 2011.241 Volgens deze cijfers, die betrekking hebben op de periode 2003 tot en met 2008, is het aandeel vrouwen onder zeer actieve volwassen veelplegers de laatste jaren nauwelijks afgenomen. Dat wil overigens niet zeggen dat vrouwen vaker in de fout gaan dan mannen: zo’n 95 procent van de ZAVP’s is van het sterke geslacht.
Goede samenwerking Het aantal programma’s dat ter beoordeling wordt ingediend bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie ligt de laatste jaren op een stabiel niveau.242 De Erkenningscommissie toetst de effectiviteit van gedragsinterventies voor jongeren en volwassenen die zijn gericht op het voorkomen van recidive. Het aantal ingediende gedragsinterventies is in 2010 ongeveer even groot geweest als in de jaren 2006 tot en met 2009. Uitzondering is 2008, dat met 18 ingediende en beoordeelde gedragsinterventies een piekjaar was. Het lijkt er wel op dat de kwaliteit van de beoordeelde interventies toeneemt. Bij de beoordeling van een interventie kunnen voor elk van de tien criteria die de Erkenningscommissie bekijkt nul, een of twee punten behaald worden. De gemiddelde totaalscore over alle in 2010 beoordeelde gedragsinterventies is 14,6. In 2006 lag deze score nog op 11,3 en de cijfers zijn sindsdien alleen maar gestegen. Bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie worden gedragsinterventies ingediend die in strafrechtelijk kader kunnen worden opgelegd, bijvoorbeeld als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke sanctie. Daarom worden extra hoge eisen gesteld aan de (wetenschappelijke) onderbouwing van de effectiviteit van de interventie op het terugdringen van recidive. Er is inmiddels vastgesteld dat 21 gedragsinterventies voor jeugdigen en tien voor volwassen gedetineerden voldoende dekkend zouden moeten zijn om de recidiveproblematiek onder gedetineerden tegen
240 237 238 239
TK 29270 nr 60, 26 oktober 2011. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/venj/documenten-en-publicaties/ persberichten/2011/02/15/lichte-daling-recidive.html. N. Tollenaar en A.M. van der Laan, Monitor veelplegers 2011. Trends in de populatie zeer actieve veelplegers uit de periode 2003-2008. Factsheet 2011-4, WODC, Den Haag, mei 2011.
www.hetccv-trends.nl
241
242
N. Tollenaar en A.M. van der Laan, Monitor veelplegers 2011. Trends in de populatie zeer actieve veelplegers uit de periode 2003-2008. Factsheet 2011-4, WODC, Den Haag, mei 2011. N. Tollenaar en A.M. van der Laan, Monitor veelplegers 2011. Trends in de populatie zeer actieve veelplegers uit de periode 2003-2008. Factsheet 2011-4, WODC, Den Haag, mei 2011. Jaarverslag 2010. Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie, Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie, Den Haag, mei 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 57
<< terug naar inhoudsopgave
Tegenover de positieve trends rond de zeer actieve volwassen veelplegers staan zorgwekkende cijfers over jonge delinquenten. Het aandeel 18 tot 24-jarigen veelplegers onder de totale groep aan
te gaan.243 Op 31 december 2010 hadden in totaal twintig gedrags interventies de toets van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie doorstaan en het label erkend gekregen. Het gaat om programma’s die betrekking hebben op bijvoorbeeld agressie regulatie, de ontwikkeling van sociale vaardigheden, het terug dringen van middelengebruik en nazorg na detentie. Veertien hiervan zijn opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut. De Erkenningscommissie waarschuwt in haar jaarverslag over 2010 wel voor het risico dat potentieel waardevolle interventies die nog niet aan de tien kwaliteitscriteria voldoen een stille dood sterven. En dat is vanwege vernieuwing in het behandel- en zorgaanbod een onwenselijke ontwikkeling.
Goede samenwerking: Professionals en burgers Cirkels voor Ondersteuning, Samenwerking en Aanspreekbaarheid kunnen voorkomen dat veroordeelde zedendelinquenten in Nederland na hun vrijlating opnieuw de fout in gaan.244 Dat blijkt uit een evaluatie van het Expertisecentrum Veiligheid van Avans in Den Bosch, dat deze Canadese methode in 2008 samen met Reclassering Nederland importeerde.245 Uit een twee jaar durende pilot in Den Bosch blijkt dat COSA goed past in de Nederlandse situatie en effect heeft op recidive. De interventie is gebaseerd op het idee van twee cirkels rond een veroordeelde zedendelinquent: een binnenring met vrijwilligers en een buitenring met professionals zoals de reclassering en politie. De binnen- en buitenring worden verbonden door een cirkelcoördinator. De getrainde vrijwilligers kunnen via een cirkelcoördinator terugvalrisico’s onder de aandacht brengen van professionals. Tegelijkertijd helpen zij de ex-gedetineerde het dagelijkse leven op te pakken. Pilots met COSA zijn na het succes in Den Bosch ook in andere steden – en zelfs in België – in het leven geroepen. Het is de bedoeling dat de methodiek in 2012 landelijk bereik krijgt.246 Tot nu toe blijken de ex-gedetineerde niet opnieuw de fout in te zijn gegaan en tonen vrijwilligers en professionals zich, ondanks de soms grote werkdruk, tevreden over de methodiek.
Goede samenwerking: Publiek en privaat In 2011 is een geactualiseerde versie verschenen van een samenwerkingsmodel voor de nazorg aan ex-gedetineerden.247 Over de manier waarop gemeenten, maatschappelijke organisaties en penitentiaire instellingen de terugkeer van ex-gedetineerden vormgeven, zijn afspraken gemaakt in het samenwerkingsmodel dat in 2009 werd gepubliceerd. De nieuwe versie van het samenwerkingsmodel legt meer accent op de regionale samenwerking tussen penitentiaire inrichtingen, gemeenten en maatschappelijke partners, zoals woningcorporaties, schuldhulpverleners en zorginstellingen. Ook de rol van de Veiligheidshuizen krijgt meer aandacht. Want om de basisvoorzieningen voor ex-gedetineerden te regelen (een geldig identiteitsbewijs, onderdak direct na ontslag uit detentie, inkomen uit werk of uit kering, inzicht in schulden en een passend zorgaanbod), is integrale samenwerking tussen verschillende organisaties uit de veiligheidsen zorgsector van het grootste belang.
Internationaal Uit internationale evaluaties blijkt dat een geïntegreerde begeleiding van ex-gedetineerden, die zich richt op verslavingszorg, werk én huisvesting, meer succes heeft dan de aanpak van één enkel leef gebied.248 Programma’s die tijdens detentie starten en daarna voortduren en programma’s waarin ex-gedetineerden op meer leefgebieden tegelijk begeleid worden, blijken het meest succesvol. Interventies die bedoeld zijn om de werksituaties van ex-gedetineerden te verbeteren zijn vooral succesvol onder een oudere doelgroep. Reguliere poliklinische nazorg komt als minst effectief uit de bus.
Expertperspectief Criminelen krijgen een zwaardere straf als zij binnen tien jaar opnieuw een misdrijf plegen waarop een maximum gevangenisstraf staat van acht jaar of meer. Dit staat in een wetsvoorstel over minimumstraffen voor recidivisten waarmee de ministerraad in 2011 heeft ingestemd.249 Het voorgestelde beleid is bedoeld om de aanpak van ernstige gewelds- en zedendelicten te versterken. Maximumstraffen van acht jaar of meer gelden voor bijvoorbeeld stelselmatige
244 245 246
M. van Ooyen-Houben, C.N. Nas en J. Mulder, ‘What works and what goes wrong? Over evidence-based beleid in de dagelijkse praktijk’, in: Justitiële verkenningen, nummer 5, 2011, p. 64-79. http://punt.avans.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=12714&Itemi d=43. http://www.reclassering.nl/verdiepingcosa/?cid=73. TK 29270 nr 60, 26 oktober 2011.
58 | ccv trendsignalement 2012
248
249
Samenwerkingsmodel nazorg volwassen (ex-)gedetineerde burgers. Actualisatie 2011, Vereniging van Nederlandse Gemeenten/ministerie van Veiligheid en Justitie, Den Haag, juni 2011. Tamar Fischer, ‘Internationale lessen voor een sluitende aanpak nazorg. Een literatuurstudie over evaluatieonderzoek naar nazorgprogramma’s voor ex-gedetineerden’, in: Tijdschrift voor Veiligheid, jaargang 3, nummer 10, p. 36-56. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/venj/documenten-en-publicaties/ persberichten/2011/09/16/minimumstraf-voor-recidive-bij-zware-misdrijven.html.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
247 243
verspreiding van kinderporno, zware mishandeling, doodslag of gewelddadige winkelovervallen. Als het wetsvoorstel in werking treedt, kunnen rechters alleen nog in zeer specifieke gevallen van een minimumstraf afwijken. Ze zijn dan verplicht om uit te leggen waarom de straf lager uitvalt. Geloven veiligheidsprofessionals dat recidive hierdoor verminderd zal worden? Ruim de helft van de deelnemers aan het CCV-deskun digen is daar niet van overtuigd. Natuurlijk kunnen lange straffen de criminaliteitscijfers doen dalen: veelplegers die achter de tralies zitten, kunnen geen misdrijven begaan. Maar het pedagogische of afschrikwekkende effect van de minimumstraffen is onzeker.
kenners aan het woord ‘Recidive hangt af van een goede balans tussen straf en zorg, niet van het verzwaren van de straf.’ – Dineke de Ruiter, Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Vraag voor de toekomst Met het Programma Sluitende Aanpak Nazorg streeft het kabinet ernaar dat tenminste acht van de tien gedetineerden na hun vrijlating kunnen beschikken over een geldig identiteitsbewijs, een dak boven het hoofd, een inkomen uit werk of uitkering, en – voor zover nodig – een schuldhulpverleningsplan en passende zorg. Uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum blijkt dat het realiseren van huisvesting, een regulier inkomen en schuldsanering voor jongvolwassenen, vaak bemoeilijkt wordt door een gebrek aan vaardigheden om met geld om te gaan.250 Dat impliceert dat het raadzaam is om al tijdens de detentieperiode te werken aan het ontwikkelen van dit soort competenties. Maar competentiemanagement in de gevangenis, is dat politiek wel te verkopen?
‘Ik denk dat de individuele crimineel zijn gedrag nauwelijks zal wijzigen door het vooruitzicht van een langere gevangenisstraf, in die zin helpt het niet. Ik denk echter dat deze maatregel de maatschappij wel helpt doordat notoire criminelen langer of vaker uit de maatschappij verwijderd worden.’ – Johan de Wit, Siemens Nederland.
www.hetccv-trends.nl
A. More en G. Weijters, Schuldenproblematiek van jongvolwassen gedetineerden, WODC, Den Haag, juni 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 59
<< terug naar inhoudsopgave
250
veiligheidsontwikkeling
veiligheidsbeleving
In de veertig krachtwijken voelen bewoners zich minder veilig dan inwoners van andere buurten in de achttien gemeenten waar ze onderdeel van uit maken. Dat blijkt uit bewonerspeilingen in de aandachtswijken en in omringende buurten.251 Inwoners van de voormalige Vogelaarwijken voelen zich in een kwart van de gevallen vaak onveilig, terwijl dit percentage in de rest van de gemeenten lager ligt (gemiddeld op 14 procent). Toch zijn buurtbewoners in de aandachtswijken niet uitermate negatief over hun woonomgeving. Zij ver wachten vaker dat de buurt in de toekomst meer vooruit zal gaan dan andere inwoners van de gemeenten. Daarmee zijn de bewoners van de krachtwijken relatief optimistisch over de vooruitzichten in hun buurt. Deze paradoxale onderzoeksuitkomsten zijn tekenend voor de complexiteit van subjectieve veiligheid, en maken beleid op dit terrein allerminst eenvoudig. Toch blijft de verbetering van veiligheidsgevoelens voor veel veiligheidsprofessionals een beleidsprioriteit. Daarbij worden bekende instrumenten ingezet zoals straatver lichting en toezichthouders op straat, maar komen ook innovaties aan bod zoals geurexperimenten en online misdaadkaarten. Positieve ontwikkeling Eind 2010 voelde 26 procent van de inwoners zich wel eens onveilig, blijkt uit de meest recente editie van de Integrale Veiligheids monitor.252 Dit is nagenoeg gelijk aan beide voorgaande jaren. Het aandeel inwoners dat zich vaak onveilig voelt, veranderde de afgelopen jaren nauwelijks en schommelt meestal rond de 2 procent. Tussen 1999 en 2008 voelden steeds minder Nederlanders zich onveilig. Deze cijfers vallen helemaal niet tegen als gedacht wordt aan de gevolgen van de economische situatie en het volgens sommigen dalende vertrouwen in de overheid.253 Bovendien blijkt de veiligheidsbeleving van burgers vooral te maken te hebben met zorgen over criminaliteit als maatschappelijk probleem.254 Over de persoonlijke veiligheid en veiligheid in de woonbuurt bestaan al enkele jaren minder negatieve gevoelens.
Negatieve ontwikkeling Bij consumenten is het gevoel van onveiligheid in de periode 2010 tot 2011 licht gestegen. Een kwart van het winkelend publiek geeft in 2011 aan zich wel eens onveilig te voelen in een winkelgebied, zo blijkt uit de HBD-consumentenmonitor die in oktober 2011 verscheen.255 Een jaar eerder lag dat percentage op 22 procent. Als belangrijkste redenen voor onveiligheidsgevoelens noemen de bevraagde consumenten omgevingsfactoren, zoals slechte verlichting op straat, rondhangende jongeren en baldadig gedrag van jeugdgroepen. Uit de cijfers van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel blijkt dat ook het personeel in de winkelbranche kampt met onveiligheidsgevoelens. De angstgevoelens voor bedreigingen zijn bij het personeel van warenhuizen het grootst, op de voet gevolgd door supermarkt personeel. In de sportbranche leven angstgevoelens het minst.
Hardnekkige problematiek De meeste Nederlanders zijn redelijk tevreden over de veiligheid in hun woonbuurt, blijkt uit cijfers van het CBS.256 In een rapportcijfer uitgedrukt krijgt de veiligheid in de buurt in 2010 gemiddeld een 7. De woonomgeving en de leefbaarheid in de woonbuurt worden iets hoger gewaardeerd, respectievelijk met een 7,5 en een 7,4. Van de ondervraagde Nederlanders vindt 14 procent hun buurt in 2010 verbeterd ten opzichte van het voorgaande jaar, maar een even groot percentage vindt de woonomgeving juist verslechterd. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat nog altijd een ruime meerderheid van de Nederlanders negatief is over de criminaliteit in de samenleving.257 Twee derde van de bevolking denkt dat de criminaliteit toeneemt, terwijl die al jaren daalt.
Goede samenwerking Vrouwen voelen zich veiliger in de bus met een prettige geur. Dat blijkt uit een geurexperiment dat Connexxion in een aantal bussen in Zuid-Holland heeft gedaan om een veilig en comfortabel gevoel bij de busreizigers te verhogen.258 Een van de twee geteste geuren bleek duidelijk favoriet. Bij deze geur ervaren vooral vrouwen een groter gevoel van veiligheid in de bus, terwijl mannen zich meer welkom voelen.
252 253 254
Jan Hooft van Huijsduijnen en Fenke Legerstee, Bewonerspeilingen aandachtswijken. Rapportage 2011. Resultaten per gemeente, ABF Research, Delft, oktober 2011. Integrale Veiligheidsmonitor 2010, CBS, Heerlen, 2011. http://www.nn.nl/Pers-1/Persbericht/Zekerheidsindex-Vertrouwen-in-economieen-politiek-gedaald.htm. Rob Bijl, Jeroen Boelhouwer, Mariëlle Cloïn en Evert Pommer (red.), De Sociale Staat van Nederland 2011, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 16 november 2011.
60 | ccv trendsignalement 2012
256 257 258
http://www.hbd.nl/pages/3992/Onderwerpen/Bestrijding-van-winkelcriminaliteit/ Persbericht-Winkelpersoneel-in-warenhuizen-het-vaakst-bedreigd.html. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/dossiers/jongeren/publicaties/artikelen/ archief/2011/2011-3364-wm.htm. Rob Bijl, Jeroen Boelhouwer, Mariëlle Cloïn en Evert Pommer (red.), De Sociale Staat van Nederland 2011, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 16 november 2011. http://www.connexxion.com/actueel/383/vrouwen_voelen_zich_veiliger_in_bus_ met_een_prettige_geur/1811/.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
255 251
Connexxion is niet van plan geuren op grote schaal te gaan verspreiden in bussen, maar wil deze optie wel open houden in overleg met opdrachtgevers. Bijvoorbeeld wanneer toepassing hiervan als mogelijkheid wordt gezien om de veiligheid in de bus positief te beïnvloeden. Uit meerjarig onderzoek blijkt dat vrouwen en jongeren vaker zeggen zich wel eens onveilig te voelen dan mannen en ouderen.259 Die kennis kan van pas komen bij de keuze voor geurexperimenten die zich richten op beïnvloeding van de veiligheidsbeleving – en natuurlijk bij andere innovatieve veiligheidsinterventies. Zo bleken tijdelijke café’s en bars in de Rotterdamse West-Kruiskade, die zich vooral richten op een jonge doelgroep, de veiligheidsgevoelens in de omgeving positief te beïnvloeden.260
Goede samenwerking: Professionals en burgers De Raad voor het openbaar bestuur signaleerde in 2011 in een rapport over veiligheid en vertrouwen drie kloven die ontstaan als gevolg van een discrepantie tussen de veiligheidsgevoelens van burgers, de objectieve veiligheid in de samenleving en de oriëntatie van de overheid op veiligheid.261 De eerste is de veiligheidskloof: de discrepantie tussen de feitelijke omvang van de criminaliteit in ons land en de beleving van onveiligheid. De tweede kloof heeft te maken met het gegeven dat de inspanningen van de overheid op het gebied van criminaliteitsbestrijding maar gedeeltelijk aantoonbaar effect sorteren. Ten slotte is er sprake van een waarderingskloof, die het gevolg is van het verschillende belang dat burgers hechten aan veiligheid voor henzelf persoonlijk, voor de maatschappij als geheel en voor het regeringsbeleid. De Raad voor het openbaar bestuur pleit onder andere voor beter verwachtingenmanagement en voor meer aandacht voor een positief perspectief op veiligheid. Daarnaast vindt de Raad de huidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen burger en overheid op het gebied van veiligheid niet helder, hetgeen het vertrouwen en de stabiliteit van de overheid als betrouwbare veiligheidspartner aantast.
maatschappelijke instellingen zoals buurtverenigingen, wijkhuizen en scholen wordt inzet verwacht. Pas daarna zouden de politie en het Openbaar Ministerie in beeld komen bij het creëren van objectieve of subjectieve veiligheid.
Goede samenwerking: Publiek en privaat Een op de vijftien automobilisten wordt jaarlijks geconfronteerd met een inbraak in de auto, meldt het kabinet in 2011.262 De professionele veelplegers, die deze auto-inbraken meestal plegen, nemen vooral mobiele elektronica, zoals laptops en telefoons mee. Daarnaast zijn navigatiesystemen, airbags en koplampunits steeds vaker het doelwit. Autokraken leiden niet alleen tot grote maatschappelijke kosten, maar ook tot een onveilig gevoel bij burgers. Om het tij te keren heeft de gemeente Utrecht in een pilot lokauto’s met videoregistratie beproefd. Zo konden diverse daders worden opgepakt en is het aantal autokraken in de regio met 40 procent teruggebracht. Vanwege het succes wordt de Utrechtse aanpak inmiddels landelijk ingezet. Daarbij werkt het CCV samen met Verzekeringsbureau bestrijding Voertuigcriminaliteit, politie, Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit en de ANWB.
Internationaal In Groot-Brittannië is in 2011 een website gelanceerd waarop bezoekers op straatniveau kunnen zien welke overtredingen in hun buurt zijn gepleegd.263 De gegevens zijn gebaseerd op politieregistraties over onder andere inbraak, straatroof, voertuigcriminaliteit, geweld, overlast, diefstal en zedendelicten. Police.uk bevat veel meer gedetailleerde informatie dan eerdere online-criminaliteitsplattegronden van korpsen in Engeland en Wales. De overheid denkt niet dat de website, die in de eerste dagen na de lancering regelmatig uit de lucht was door de grote bezoekers aantallen, zal leiden tot een toename van onveiligheidsgevoelens of een daling van huizenprijzen. Op de site is bijvoorbeeld te zien welke politieagenten en buurtpreventieteams er in een wijk actief zijn, en wat burgers kunnen doen om misdaad te melden en criminaliteit te voorkomen. De website is primair bedoeld om veiligheidsbeleid transparanter te maken en het vertrouwen in de politie te vergroten.
259 260 261
Rob Bijl, Jeroen Boelhouwer, Mariëlle Cloïn en Evert Pommer (red.), De Sociale Staat van Nederland 2011, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 16 november 2011. ‘Pop-up horeca als nieuwste redmiddel. Tijdelijke horeca moet ander publiek trekken naar de West-Kruiskade in Rotterdamse Vogelaarwijk’, in: NRC Next, 19 augustus 2011. Veiligheid en vertrouwen. Kernen van een democratische rechtsstaat, Raad voor het openbaar bestuur, Den Haag, januari 2011.
www.hetccv-trends.nl
262 263
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/11/08/lokauto-moet-autokrakenterugdringen.html. http://www.bbc.co.uk/news/uk-12330078.
ccv trendsignalement 2012 | 61
<< terug naar inhoudsopgave
De Raad voor het Openbaar Bestuur kent overigens, net als het kabinet, een belangrijke plaats toe aan de eigen verantwoordelijkheid van burgers, bijvoorbeeld waar het gaat om preventie. Ook van
kenners aan het woord
Interventies in de openbare ruimte – meer groen en de aanwezigheid van sport- en speelvoorzieningen – leiden nauwelijks tot verbe teringen in de sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid in de veertig krachtwijken. Dat blijkt uit een evaluatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau.264 Groen, sport en spel blijken minder effectief dan de andere interventies die onderdeel uitmaken van het krachtwijkenbeleid: de herstructurering van de woningvoorraad en verkoop van sociale huurwoningen. Een mogelijke verklaring voor de bevindingen is dat de aanpassingen aan de publieke ruimte in krachtwijken, zoals de aanleg van een Cruyff Court, Krajicek Playground of een Jantje Beton Sprankelplek, niet alleen bewoners aantrekken die een positieve invloed hebben op de leefbaarheid en veiligheid. Zij kunnen ook een magneet vormen voor personen die zorgen voor een gevoel van onbekendheid bij de inwoners. Met alle gevolgen van dien voor de veiligheidsbeleving van wijkbewoners.
‘Er zullen altijd mensen zijn die zich altijd veilig voelen en ook mensen die zich altijd onveilig voelen. Er is een soort evenwicht bij het gegeven dat ongeveer een kwart van de bevolking zich wel eens onveilig voelt. Dat zal mijns inziens niet veel lager worden; eerder, zoals na gebeurtenissen zoals 9/11, hoger.’ – Wim van den Eshof, gemeente Leiden.
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) is niet alleen een beproefde maatregel tegen woninginbraken. Het keurmerk verbetert ook de veiligheidsbeleving in woonwijken, zo is al sinds de vroege jaren negentig duidelijk. Deze positieve effecten hebben te maken met de reikwijdte van het instrument, dat niet alleen betrekking heeft op de beveiliging van een woongebouw, maar ook op de buurt eromheen.
Expertperspectief De Integrale Veiligheidsmonitor geeft al enige jaren aan dat de veiligheidsbeleving in ons land nauwelijks verandert. Heeft het veiligheidsgevoel een toppunt bereikt en kunnen de cijfers nauwelijks verder verbeterd worden? De deelnemers van het CCV-deskundigenpanel verschillen sterk van mening over dit vraagstuk. De veiligheidsbeleving wordt namelijk sterk beïnvloed door onder meer media-aandacht voor incidenten, en het meten en monitoren van onveiligheidsgevoelens is allerminst eenvoudig. Tegelijkertijd zien deskundigen nog voldoende verbeterpotentieel. Vooral als rekening wordt gehouden met het feit dat de uitkomsten van veiligheids monitoren worden gekleurd door meer algemene gevoelens van onbehagen en onzekerheid onder de bevolking.
‘Ik denk dat er nog steeds ruimte is voor verbeteringen in de opsporing en in de rest van de strafrechtelijke keten. Als die verbeteringen kunnen worden gerealiseerd, dan kan de veiligheidsbeleving nog weer verder stijgen.’ – Jaap Mesdag, gemeente Den Haag.
pkvw gecertificeerde woningen op jaarbasis 2001-2011 (x1.000) 2001
2002
2003
80
‘De veiligheidsbeleving kan door goede communicatie verbeterd worden!’ – Julia Moelck, Openbaar Ministerie/Veiligheidshuis Alkmaar.
Vraag voor de toekomst
76
2006
2007
2008
2009
2010
2011
73 64
60
57 52
50
46
30
43 40
30
33
30
20 10 Bron: CCV
Karin Wittebrood en Matthieu Permentier, m.m.v. Fenne Pinkster, Wonen, wijken & interventies. Krachtwijkenbeleid in perspectief, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, juni 2011.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
264
62 | ccv trendsignalement 2012
2005
70
40
Het krachtwijkenbeleid dat sinds 2007 bestaat, is gericht op zowel bestrijding van de maatschappelijke problemen in de veertig aangewezen aandachtswijken als verbetering van de positie van de inwoners van deze wijken. De centrale doelstelling van het wijkenbeleid is om de aandachtswijken binnen acht tot tien jaar te veranderen in wijken waar mensen kansen hebben en waar het prettig is om te wonen.
2004
veiligheidsontwikkeling
krimp
Volgens recente prognoses van het Planbureau voor de Leefomgeving en het C entraal Bureau voor de Statistiek krijgt tot 2040 meer dan een derde van alle gemeenten in Nederland te maken met een afname van de bevolking.265 In bijna alle gemeenten zal de potentiële beroepsbevolking in omvang afnemen. Dat heeft gevolgen voor de woningmarkt, werkgelegenheid, bedrijvigheid en uiteindelijk ook voor de leefbaarheid. Uit onderzoek blijkt dat er grofweg vier typen krimp regio’s zijn te onderscheiden.266 De regio’s verschillen onderling in de mate waarin de bevolkingsafname zich gaat manifesteren. Dat betekent dat ook de leefbaar heids – en veiligheidsproblemen er niet hetzelfde zullen zijn. In de zogenoemde groeiregio’s, waar de krimpproblema tiek relatief beperkt blijft, bieden de demografische ontwikkelingen nog v oldoende kansen voor versterking en uitbreiding van de woningvoorraad en de maatschap pelijke voorzieningen. De problematische woningmarkt regio’s kampen met een beperkte instroom van jongeren omdat de woningmarkt op slot zit door hoge prijzen of restrictief ruimtelijk beleid. In de secundaire en primaire krimpregio’s manifesteert krimp zich het sterkst. In het ergste geval zal dit, zoals in de primaire krimpregio’s in Groningen, Limburg en Zeeland die nu al volop in de aandacht staan, leiden tot bijvoorbeeld het sluiten van winkels, het verdwijnen van scholen, en leegstand van woningen. De verschillende toekomstbeelden voor krimpgebieden maken duidelijk dat de problematiek niet uniform kan worden aangepakt. Net als de aanpak van onveiligheid doorgaans is gebaseerd op een analyse van de situatie ter plaatse, vraagt het bevorderen van leefbaarheid en veilig heid in krimpregio’s om lokaal en regionaal m aatwerk.
de afgelopen tien jaar hebben voorgedaan in de krimpgebieden Parkstad Limburg, Noordoost Groningen en Zeeuws Vlaanderen, en in de anticipeerregio’s Midden-Limburg en Achterhoek.267 Anticipeerregio’s zijn gebieden die zich vroegtijdig gaan voorbereiden op een substantiële bevolkingsdaling. Strikt genomen is er tot op heden beperkt sprake van krimp in de woningmarkt. Het zijn vooral jongeren die de krimpregio’s verlaten. En dat blijkt niet te maken te hebben met de kwaliteit van de woning of de woonomgeving, maar met de arbeidsmarkt of het gebrek aan opleidingsmogelijkheden. Afgaande op de analyses van de Leefbaarometer is de leefbaarheid in de krimp- en anticipeerregio’s op dit moment – een enkele uitzondering daar gelaten – niet slecht, aldus RIGO. Wel heeft de leefbaarheid zich tussen 1998 en 2008 in krimpkernen minder gunstig ontwikkeld dan in kernen die nog enige groei hebben doorgemaakt. Maar het is volgens de onderzoekers nog te vroeg om daaruit te concluderen dat er een simpel causaal verband bestaat tussen bevolkingskrimp en verminderde leefbaarheid.
Negatieve ontwikkeling Het aantal 65-plussers in Nederland zal de komende jaren fors groeien: uiteindelijk naar 4 miljoen in 2030. In 2010 waren er 2,5 miljoen senioren.268 Dat berekende het Sociaal en Cultureel Planbureau in een rapport over kwetsbare ouderen, die een fors aandeel van de vergrijzingsgolf uitmaken. Het aantal kwetsbare alleenstaande ouderen neemt de komende jaren flink toe: in 2030 zal deze groep bestaan uit een miljoen Nederlanders. De situatie van zogenoemde kwetsbare ouderen, die kampen met een opeenstapeling van lichamelijke, psychische en sociale problemen, wordt er in de toekomst dus niet beter op. Dat heeft vooral te maken met een toename van het aantal alleenwonenden. Alleen wonen blijkt een belangrijk aspect van kwetsbaarheid en vergroot de kans op negatieve gezondheidsuitkomsten.
Hardnekkige problematiek Positieve ontwikkeling
Het Noord-Groninger platteland is een van de krimpregio’s waar sinds enkele jaren met enige zorg naar gekeken wordt. Eigenlijk is dat niets nieuws. Vijftig jaar geleden werd de streek namelijk ook al bedreigd door bevolkingskrimp. Jongeren trokken toen naar andere 267
265 266
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/E0A12F96-EA46-4ECD-A431-F1C7E837673E/0/ 2011regionaleprognose20112040.pdf. Bevolkingskrimp en winkelgebieden, Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Den Haag, 2011.
www.hetccv-trends.nl
268
Johan van Iersel, Andre Buys, Jan Scheele, Elien Smeulders, De woningmarkt in krimpgebieden, RIGO, Amsterdam, februari 2011. Cretien van Campen, m.m.v. Maaike den Draak en Michiel Ras, Kwetsbaar alleen. De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouders tot 2030, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, juli 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 63
<< terug naar inhoudsopgave
Op dit moment lijkt er geen reden tot somberte over de woningmarkt in de regio’s die nu of in de nabije toekomst met de gevolgen van bevolkingskrimp te maken krijgen. Dat kan worden geconcludeerd uit onderzoek van RIGO naar de ontwikkelingen die zich in
regio’s waar zij een beter leven konden opbouwen, zoals in Rotterdam, de Noordoostpolder of zelfs Canada. Recent onderzoek van onderzoeksbureau CAB in Groningen, dat is uitgevoerd onder ruim 1600 inwoners van het gebied, laat zien dat bewoners van kleine dorpen op het Noord-Groninger platteland relatief gelukkig en tevreden zijn met hun woonomgeving.269 De aanwezigheid van een hechte gemeenschap blijkt belangrijker voor dat positieve gevoel dan de nabijheid van voorzieningen. Omdat de ondervraagde bewoners redelijk mobiel zijn, vinden ze dat er voor hen voldoende voorzieningen bereikbaar zijn.
Goede samenwerking: Professionals en burgers Reageren gemeenten in krimpregio’s wel goed op demografische krimp? De voor de hand liggende reactie op de vooruitzichten van leeglopende kernen is om nieuwe bewoners aan te trekken en zo een al te hevige krimp te voorkomen. Recent onderzoek van de Radboud Universiteit adviseert om de pijlen juist te richten op het begeleiden van krimp.270 Bijvoorbeeld door herstructurering, sloop en het beperken van nieuwbouw. Tot nu toe besteden de onderzochte krimpregio’s, Parkstad Limburg, de Eemsdelta en Zeeuws-Vlaanderen, vooral aandacht aan het bestrijden van krimp. Maar daarmee ontstaat het risico van concurrentie binnen de regio, die uiteindelijk kan leiden tot een overaanbod van woningen en voorzieningen. Gemeenten in krimpregio’s doen er volgens het onderzoek dan ook verstandig aan om hun economische beleid af te stemmen op de toekomstige bevolkingsafname, bijvoorbeeld door de voorraad winkels, kantoren en bedrijventerreinen aan te passen aan een afnemende vraag. Door innovaties te stimuleren en de arbeidsparticipatie te verhogen, kan daarnaast de productiviteit van de krimpende en vergrijzende bevolking beter worden benut. Volgens het kabinet is de aanpak voor krimp een zaak van gemeenten, regio’s en provincies.271 Zij zullen dan ook zelf in actie moeten komen om krimpproblemen daadwerkelijk op te lossen. Vanuit het kabinet is daar geen geld voor.
Goede samenwerking: Publiek en privaat
Zonder verregaande maatregelen door overheid, ondernemers en ontwikkelaars zal de leegstandsproblematiek in de Nederlandse winkelgebieden tot 2020 nauwelijks verbeteren. Dat zeggen Roots Beleidsadvies en AnalyZus op basis van hun onderzoek naar de effecten van vergrijzing en toenemend internetgebruik van consumenten op de vraag naar winkelruimte in grote gemeenten.273 Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel heeft wel ideeën over de manier waarop winkelgebieden met krimp kunnen omgaan. Zo kunnen bestaande winkelgebieden worden opgeschaald en geconcentreerd, al dan niet in regionaal verband. Daarnaast zijn er innovaties denkbaar die bijdragen aan het behoud van leefbaarheid, zoals multifunctionele accommodaties of samenwerkingsverbanden tussen winkels en zorginstellingen. Uiteindelijk kan krimp dan zorgen voor heuse winnaars. En dat zijn niet alleen de mobiele consumenten die Het Nieuwe Winkelen hebben omarmd, maar ook de winkelgebieden die over voldoende omvang, diversiteit en onderscheidend vermogen beschikken.274 In de Achterhoek helpt de rijksbouwmeester ondernemers en gemeenten om hun winkelcentra krimpbestendig te maken.275 Kern van het proefproject is zorgen voor ‘de juiste winkel op de juiste plek’. Dat betekent bijvoorbeeld dat gespecialiseerde winkels worden geclusterd en winkelgebieden een eigen profiel ontwikkelen.
Internationaal Volgens sommige voorspellingen maken Europeanen in 2030 nog maar 5 procent van de wereldbevolking uit. Vanuit internationaal perspectief is de bevolkingskrimp in Nederland dus symptomatisch voor de Europese situatie. Met name in Afrika, het Midden-Oosten en Azië maakt de bevolking de komende jaren een explosieve groei door. Volgens voorspellingen van de Verenigde Naties zullen er in 2050 negen miljard mensen op aarde zijn.
272 273
269 270 271
http://www.cabgroningen.nl/index.php?id=52&tx_ttnews[tt_news]=60&tx_ttnews[ backPid]=27&cHash=661d293a25. http://www.ru.nl/@821860/oproep-gemeenten. http://www.aedesnet.nl/content/artikelen/achtergrond/2011/12/Donner---Aanpakkrimp-zaak-van-regio-s-.xml.
64 | ccv trendsignalement 2012
274 275
http://www.hbd.nl/pages/3749/Onderwerpen/Ruimtelijke-ordening-locatie-enbereikbaarheid/Bevolkingskrimp-en-winkelgebieden.html. http://www.rootsadvies.nl/nieuws/winkelleegstand-in-binnensteden-vaakstructureel-van-aard. http://www.hbd.nl/pages/4045/Onderwerpen/Innovatie/Persbericht-Inzet-nieuwetechnologie-geeft-impuls-aan-winkelgebieden.html. http://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/nieuws/nieuws/ rijksbouwmeester-helpt-achterhoek-bij-aanpak.2824130.lynkx.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Krimp en vergrijzing veranderen het koopgedrag van consumenten, hetgeen een weerslag kan hebben op het draagvlak voor winkels. Dat stelt het Hoofdbedrijfschap Detailhandel in een recente publicatie
over de impact van bevolkingskrimp op winkelgebieden.272 Volgens de koepelorganisatie kan krimp de onvoorspelbaarheid van consumentengedrag versterken, de vrijetijdsbesteding veranderen, en de populariteit van internetwinkelen en thuisbezorging vergroten. Dat alles kan negatief uitpakken voor lokale detaillisten: zij zien recreanten en onlineshoppers namelijk in veel mindere mate in hun winkels.
Expertperspectief
Vraag voor de toekomst
Is er al een adequate reactie voorhanden voor de leefbaarheids- en veiligheidsproblemen waarmee Nederlandse krimpregio’s in de (min of meer nabije) toekomst te maken kunnen krijgen? Een meerderheid van de experts van het CCV-deskundigenpanel vreest van niet. Omdat de precieze uitwerking van krimp op de gemiddelde gemeente nog moeilijk voorstelbaar is, blijkt het lastig om een aanpak te ontwikkelen. Het gebrek aan maatregelen zou wel eens een ernstig gemis kunnen blijken. Want de gelegenheden voor criminaliteit kunnen in krimp gebieden toenemen: er is weliswaar minder buit te verwachten, maar kwaadwillenden kunnen mogelijk makkelijker hun slag slaan door een combinatie van meer zichtbare wanorde en buurtverval (wat volgens de broken windows-theorie algehele verloedering in gang kan zetten, waar ook criminaliteit onderdeel van is), minder sociale controle en beperktere formele controle en handhaving.
In de regio Venray wordt de komst van arbeidsmigranten uit OostEuropa gezien als manier om leefbaarheid, welzijn en welvaart te behouden die door bevolkingskrimp onder druk komen te staan.276 Het aantal inwoners van 65 jaar en ouder in de gemeente zal de komende 15 jaar bijna verdubbelen. De Polen, Tsjechen, Slowaken en Roemenen die zich nu in de streek vestigen, kunnen mogelijk bijdragen aan het draaiende houden van de economie.
kenners aan het woord ‘Er wordt nog te veel gedacht in termen van krimp en teloorgang. We hebben nog geen ander gezichtspunt gevonden om regio’s met dalende inwoneraantallen te bekijken.’ – Dineke de Ruiter, Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. ‘Een adequaat antwoord op de krimp bestaat nog niet, maar ik denk dat de innovatieve geest in ons land sterk genoeg is om dat wel te vinden. Denk aan de reactie op de leegloop van het platteland in de jaren zestig.’ – Jan Nijboer, Rijksuniversiteit Groningen.
www.hetccv-trends.nl
http://www.binnenlandsbestuur.nl/home/all/achtergrond/laat-de-polen-maarkomen.630406.lynkx.
ccv trendsignalement 2012 | 65
<< terug naar inhoudsopgave
276
veiligheidsontwikkeling
recessie
Economische tegenspoed kan een negatieve impact hebben op de criminaliteitscijfers en op investeringen in de veiligheidszorg. Tot nu toe lijkt daar, ondanks de ban ken- en eurocrisis, nog geen sprake van. De subjectieve en objectieve veiligheid in ons land zijn de laatste jaren over het algemeen niet of nauwelijks verslechterd. Het Sociaal en Cultureel Planbureau signaleert in de meest recente editie van De Sociale Staat van Nederland zelfs een afname van geregistreerde criminaliteit over de periode 2005 tot en met 2009.277 Ook de overheidsuitgaven aan het voorkomen en bestrij den van criminaliteit, verloedering en overlast lijken nog niet gebukt te gaan onder de recessie. In 2009 werd bijna 12,5 miljard euro uitgegeven aan veiligheidszorg. Dat is 4 procent meer dan in 2008, meldt het CBS in 2011.278 De totale overheidsuitgaven aan veiligheid nemen al enkele jaren fors toe. Bijna de helft van de budgetten wordt besteed aan preventie. Uit onderzoek van de VNG blijkt bovendien dat de inzet van particuliere toezichthouders en handhavers door gemeenten circa 7 procent van de totale inhuur bedraagt.279 In 2011 waren er ongeveer 30 000 particuliere bewakers in de openbare ruimte aan het werk. Dat is ongeveer evenveel als het aantal politieagenten.280 Positieve ontwikkeling Nederland is in de periode 2008 tot en met 2010 niet leefbaarder geworden – maar ook niet of nauwelijks minder leefbaar. Dat staat te lezen in de meest recente editie van de Leefbaarometer, die in 2011 verscheen.281 Dat is volgens het onderzoek verrassend goed nieuws. Vanwege de recessie was in de periode 2008 tot 2010 eigenlijk een verslechtering van de leefbaarheidsontwikkeling te verwachten. De grootste zorgen over leefbaarheid betreffen de veertig Vogelaarwijken. Maar zelfs daar is een aantal opmerkelijk positieve ontwikkelingen zichtbaar. De werkloosheid daalde, er kwamen meer en betere huizen beschikbaar, en de kwaliteit van de openbare ruimte 277
279 280 281
66 | ccv trendsignalement 2012
Negatieve ontwikkeling Sociale activiteiten van woningcorporaties, zoals buurtbemiddelaars, jongerencoaches, wijkopruimploegen en huiswerkbegeleiders, komen steeds meer onder druk te staan. Dat signaleert koepel organisatie Aedes in 2011.282 Corporaties vinden de sociale projecten belangrijk, maar krijgen er een steeds hogere rekening voor gepresenteerd. Dat komt doordat gemeenten door bezuinigingen en de crisis minder geld voor de projecten kunnen reserveren. Goede evaluaties, waaruit blijkt welk effect een project voor de buurt heeft, worden volgens Aedes steeds belangrijker nu corporaties pijnlijke keuzen moeten maken over financiering. Voor gemeenten is de situatie niet minder nijpend, zeggen deskundigen. De beleidsvrijheid van gemeenten op het gebied van handhaving neemt af, de kwaliteitseisen worden verzwaard en het aantal handhavingstaken is gegroeid.283 Tegelijkertijd staan de financiële middelen onder druk. Deze ontwikkelingen zouden wel eens kunnen leiden tot een handhavingskloof: een verschil tussen de reguleringsambitie en de feitelijke handhavingsmogelijkheden. De combinatie van een uitbreidend takenpakket en de noodzaak tot bezuinigen vergroot het risico dat gemeenten er niet in slagen om alle regels actief te handhaven. Daarnaast zijn er signalen dat gemeenten knelpunten ervaren in de continuering van de Veiligheidshuizen. Als instanties die deelnemen aan deze multidisciplinaire samenwerkingsverbanden te maken krijgen met teruglopende subsidies, komt het effectief optreden in de Veiligheidshuizen onder druk te staan.
282 283
http://www.aedesnet.nl/content/artikelen/achtergrond/unknown/dossier-wijk-en-buurtaanpak/Wie-betaald-de-sociale-activiteiten-in-probleemwij.xml. Staat van toezicht en handhaving. Trends, ontwikkelingen en good practices op het gebied van toezicht en handhaving, Berenschot, Utrecht, 8 juli 2011.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
278
http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2011/De_sociale_staat_ van_Nederland_2011. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/veiligheid-recht/publicaties/artikelen/ archief/2011/2011-3311-wm.htm. Michiel Geuzinge, Praktijk en toezicht van gemeentelijk straattoezicht. Een visie van de VNG, VNG, Den Haag, 2011. http://www.nrc.nl/nieuws/2011/12/09/de-politiepet-past-ons-allemaal-bedrijvenwaken-over-veiligheid/. http://www.rigo.nl/site/nl-NL/Onzediensten/Catalogus/_p/itemID/1937/ Leefbaarometer.aspx
verbeterde. Wel is de veiligheid verslechterd en zitten de veertig voormalige Vogelaarwijken als geheel nog in de leefbaarheidsklasse ‘matig’. Ongeveer 60 procent van de bewoners van deze wijken woonde in 2010 in een buurt met leefbaarheidsproblemen en een op de vijf zelfs in een gebied met grote problemen. Het landelijk gemiddelde voor ongunstige leefbaarheid ligt op vijf procent. In een eerdere editie van de Leefbarometer, waarin werd gekeken naar de periode 2006 tot en met 2008, was overigens nog een forse verbetering van de leefbaarheid zichtbaar. Volgens de onderzoekers was die positieve ontwikkeling te wijten aan de economische opgang in die periode, die onder meer leidde tot een afname van werkloosheid.
Hardnekkige problematiek Over toezicht door inspecties wordt al een decennium geklaagd, constateert Ferdinand Mertens in zijn handboek voor inspectie. 284 Volgens critici is toezicht te duur, vergt het te veel regelgeving, sorteert het onvoldoende effect, en past het niet in een samenleving waarin vertrouwen het uitgangspunt is. Geen wonder dat toezicht de laatste jaren steeds meer in een crisis is geraakt. Dat komt niet alleen doordat het huidige tijdsgewricht positieve associaties heeft met deregulering, autonomie, verantwoordelijkheid, decentralisatie en zelfregulering. Ook de lasten en kosten van toezicht zijn menigeen een doorn in het oog. Vanuit dat perspectief zou de economische crisis de populariteit van toezicht wel eens verder onder druk kunnen zetten. En dat is zorgwekkend, al was het alleen maar omdat na een incident steevast wordt geroepen om ... meer toezicht.
Goede samenwerking Nieuwe regelgeving die geld bespaart? Gemeenten en provincies kunnen het ervaren dankzij een nieuwe richtlijn voor straatverlichting. In 2011 is de nieuwe Richtlijn voor Openbare Verlichting 2011 (ROLV 2011) in werking getreden.285 De richtlijn belooft bij te dragen aan duurzame en energiebesparende verlichting in de openbare ruimte. Het uitgangspunt van de nieuwe richtlijn is: donker tenzij en duurzaam moet. Er is bovendien volop ruimte om de hoeveelheid licht te variëren. In één gebied kunnen maar liefst vier verschillende lichtniveaus worden aangeboden.
284 285 286
Ferdinand Mertens, Inspecteren. Toezicht door inspecties, SDU, Den Haag, 2011. http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/05/23/atsma-zet-licht-op-groen-voorenergiezuinige-straatverlichting.html. http://www.agentschapnl.nl/content/afspraken-taskforce-verlichting-metnetbeheerders.
www.hetccv-trends.nl
Goede samenwerking: Professionals en burgers In tijden van bevolkingskrimp, economische tegenspoed en overheidsbezuinigingen zou de populariteit van de zogenoemde kulturhusen wel eens tot grote hoogte kunnen stijgen. Het kulturhus is een Scandinavische uitvinding die zo’n tien jaar geleden in Nederland de primeur beleefde. In Overijssel vestigden zich toen bibliotheken, welzijnswerk en zorginstellingen onder één dak om de verschraling van voorzieningen op het platteland – en de daarmee samenhangende leefbaarheidsproblemen – te voorkomen. Inmiddels zijn er in heel Nederland tientallen kulturhusen, waar verschillende voorzieningen en diensten zijn gehuisvest – van gemeenteloket en basisschool tot kapper en theaterzaal.287 Alleen al in Overijssel waren er in 2011 ruim vijftig kulturhusen in bedrijf en zo’n zeventig in ontwikkeling. Recent onderzoek naar ervaringen in drie kleine Overijsselse gemeenschappen laat zien dat de accommodaties, die daar door organisaties, verenigingen en buurtbewoners worden beheerd, een positieve bijdrage leveren aan leefbaarheid.288 Die bijdrage heeft vooral te maken met de mogelijkheden tot ontmoeting. Op plekken waar ontmoeting plaatsvindt, mensen elkaar leren kennen en gezamenlijk nieuwe activiteiten worden ontwikkeld, neemt de (subjectieve) leefbaarheid toe. Kulturhusen kunnen ook effect hebben op leefbaarheid doordat zij bijdragen aan de bereikbaarheid van (nieuwe) voorzieningen, (nieuwe) diensten en het aanbod aan (nieuwe) activiteiten. Een kulturhus geeft een gemeenschap een bepaalde status en versterkt daarmee de aantrekkelijkheid voor mensen om de kern als woonplaats te kiezen. Ten slotte geeft een kulturhus inwoners van de gemeenschap ook een veilig gevoel voor de toekomst: de voorziening is bereikbaar als je ‘oud’ bent of er later gebruik van wilt maken, en dat geeft rust en vertrouwen. Er zijn in onderzoek in Overijssel bovendien ervaringen en verhalen verzameld die duiden op de preventieve werking van het kulturhusconcept. Te denken valt aan minder eenzaamheid (en daarmee zorgvragen) van ouderen, minder vandalisme, en meer nieuwe bewoners uit andere streken.
287 288
Anka van Voorthuijsen, ‘Voordeurdelers in cultuur’, in: Binnenlands Bestuur, 2 september 2011, p. 28-31. Verborgen talenten. Evaluatie van het Kulturhusconcept in Lemelerveld, Borne en Notter-Zuna, Stimuland, Ommen, 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 67
<< terug naar inhoudsopgave
Gemeenten en provincies zouden naar verwachting tot 30 procent van hun energieverbruik kunnen besparen met energie-efficiënte straatverlichting. Ook het Rijk kan van ROLV 2011 profiteren. De helft van de energierekening van Rijkswaterstaat gaat op aan verlichting. En met led-verlichting langs autosnelwegen kan het energieverbruik worden gehalveerd, zo blijkt uit een pilot langs de A44. In de nieuwe handboeken voor het Politiekeurmerk Veilig Wonen is al opgenomen dat led-verlichting kan worden toegepast. Eerder was dit nog niet toegestaan omdat deze vorm van verlichting toen nog problemen gaf met kleurherkenning. De uitgangspunten van de ROLV 2011 worden ondersteund door de Taskforce Verlichting, die in 2011 afspraken heeft gemaakt met Netbeheer Nederland en de drie grootste regionale netbeheerders (Enexis, Liander en Stedin).286 Gemeenten krijgen op die manier meer
praktische mogelijkheden om de openbare verlichting te dimmen. Daarnaast wordt onder meer de administratieve lastendruk voor provincies en gemeenten verminderd. En dat laatste levert mogelijk ook kostenbesparingen op.
De groeiende populariteit van kulturhusen doet denken aan de opkomst van het multifunctionele gemeentehuis.289 Het gemeentehuis lijkt anno 2012 niet meer simpelweg een trouwlocatie of een uitgiftepunt van paspoorten. Op steeds meer plekken in ons land krijgt het gemeentehuis er nieuwe functies bij, zoals vergaderruimte, bibliotheek, theater, buurthuis, sportaccommodatie, biljartruimte, expositieruimte, café of muziekschool. Ook biedt het gemeentehuis steeds vaker ruimte aan bijvoorbeeld het Centrum voor Jeugd en Gezin, het politiebureau, de Kamer van Koophandel, het Werkplein, de kunstuitleen, of de VVV. Ook commerciële instellingen zoals banken en advocatenkantoren kunnen steeds vaker onderdak vinden in een gemeentehuis. Uit de enquête van de VNG blijkt dat het multifunctionele gemeentehuis vooral populair is vanwege mogelijke kostenbesparingen. Het merendeel van de bevraagde gemeenten (62 procent) wil de beschikbare ruimte in eigen huis efficiënter benutten.
Goede samenwerking: Publiek en privaat In 2010 becijferde het vakblad Security Management dat de omzetgroei en werkgelegenheid in de particuliere beveiligingsbranche flink waren afgenomen. Doet de economische crisis de sector de das om? Het tegendeel lijkt het geval. Hoewel nog altijd relatief weinig particuliere toezichthouders en handhavers voor de overheid werkzaam zijn, zijn de private beveiligers verre van impopulair. Zo blijkt uit onderzoek in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat gemeenten 7 procent van de totale capaciteit voor toezicht en handhaving in de openbare ruimte extern inhuren.290 De inhuur vindt plaats via een stichting of een regionaal samenwerkingsverband, maar ook bij een particulier beveiligingsbedrijf. Bijna de helft van al onze gemeenten koopt beveiliging in. De Nederlandse Veiligheidsbranche, die 31 000 beveiligers in dienst heeft, ziet samenwerking tussen particuliere beveiligers en publieke partners niet alleen als een kwestie van inhuur, maar ook van het verdelen van – met name complexe – veiligheidstaken.291 Door zo’n vorm van publiek-private samenwerking kan worden nagedacht over de meest effectieve en efficiënte aanpak van integrale veiligheidsvraagstukken.
290 291
http://www.vng.nl/smartsite.dws?id=110878. TK 32459 nr 7, 24 maart 2011. Vinz van Es, De toekomst van publiek-private samenwerking, http://www.hetccv.nl/ diversen/congres-nederland-veiliger/menu5/index.html?filter=24.
68 | ccv trendsignalement 2012
Internationaal De eurocrisis heeft nog niet geleid tot een explosieve groei van de vermogenscriminaliteit. Integendeel, lijkt het wel. Volgens berichten in de media raken criminelen door de recessie steeds minder makkelijk hun gestolen goederen kwijt.293 Het Verzekeringsbureau bestrijding Voertuigcriminaliteit signaleerde in 2011 een significante afname van het aantal diefstalmeldingen van dure apparaten zoals hijskranen, shovels, graafmaterieel en heftrucks. Dat zou komen doordat er als gevolg van de afname van bouwprojecten bijna geen (internationale) afzetmarkt meer is voor dit soort machines.
Expertperspectief Gaat de grimmige economische situatie een explosie in de veelvoorkomende criminaliteit teweegbrengen? Daar zijn de deelnemers aan het CCV-deskundigenpanel het niet over eens. Nog niet de helft van de respondenten denkt dat bepaalde vormen van criminaliteit zullen toenemen naarmate de werkloosheid stijgt, verarming toeneemt en de toekomstperspectieven somberder worden. Geldgebrek kan immers een motivatie zijn voor een criminele carrière. Aan de andere kant is de relatie tussen crisis en criminaliteit verre van eenduidig. Menig expert geeft dan ook toe dat het gissen en afwachten is naar de gevolgen van de huidige economische situatie voor onze veiligheidssituatie.
292 293
Roel van Kempen, ‘Ondernemingsgroei in de security branche’, in: Security management, nummer 7/8, juli/augustus 2011, p. 44-46. http://www.telegraaf.nl/binnenland/10598393/__Recessie_treft_ook_crimineel__. html?cid=rss.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
289
Volgens recent onderzoek naar de ondernemingsgroei in de particuliere beveiligingsbranche is het te verwachten dat de vraag naar deze diensten hoog blijft.292 Daarnaast zouden de inzet van nieuwe technologie en het realiseren van samenwerkingsverbanden kunnen bijdragen aan kostenefficiëntie in de sector. En van zo’n budgetteringsstrategie zouden gemeenten misschien ook wel eens financieel kunnen gaan profiteren.
kenners aan het woord
Vraag voor de toekomst
‘De huidige economische situatie leidt niet tot minder, maar wel tot andere criminaliteit. Een die meer is ingegeven door echte armoede.’ – Jan Nijboer, Rijksuniversiteit Groningen.
Een van de bezuinigingen die het kabinet heeft voorgesteld, betreft de invoering van een kostendekkend griffierecht. Het wetsvoorstel kostendekkende griffierechten wil bewerkstelligen dat de rechtspraak wordt bekostigd door degenen die er gebruik van maken, wat een bezuiniging zou opleveren van 240 miljoen. De kostenverhoging zal het voor burgers minder aantrekkelijk maken om een rechtszaak te beginnen, verwacht onder andere de Raad voor de Rechtspraak.294 De Raad is dan ook van mening dat de invoering van dergelijke maatregelen om een grote voorzichtigheid vraagt. Want als de toegang tot het recht te duur wordt, kan eigenrichting toenemen.295 En mede als gevolg van de toenemende nadruk op burgerparticipatie in het veiligheidsbeleid, lijkt eigenrichting al een steeds groter risico te worden. Want waar eindigt actieve betrokkenheid bij rechtshand having en begint het spelen voor eigen rechter?
‘Het lijkt me nog te vroeg om het effect van de economische situatie nu al te zien. Daarvoor moet de crisis nog dieper toeslaan.’ – Jaap Mesdag, gemeente Den Haag.
295
www.hetccv-trends.nl
Carlijn de Bruijn, ‘Het wetsvoorstel kostendekkende griffierechten en de toegang tot de rechter in het bestuursrecht’, in: Nederlands Juristenblad, aflevering 38, 4 november 2011, p 2568-2573. ‘Doe het zelf rechtspraak. Steun voor eigenrichting’, Rechtstreeks, nummer 2, 2011.
ccv trendsignalement 2012 | 69
<< terug naar inhoudsopgave
294
nabeschouwing
De digitalisering van de werelden van misdaad en criminaliteits bestrijding vormt een forse uitdaging voor iedereen die zich inzet om Nederland veiliger te maken, blijkt uit het Trendsignalement 2012. De sombere vooruitzichten voor onze economie maken deze opgave niet eenvoudiger, zo is ook te lezen in deze publicatie. Een lichtpuntje: naarmate veiligheidsbudgetten krimpen, neemt het belang van een gezamenlijke inzet van overheid, bedrijven en burgers toe. Dit biedt mooie kansen voor versterking van de publiekprivate veiligheidszorg en van burgerparticipatie. De rolverdeling tussen burgers en de overheid vormt een rode draad in het recente kabinetsbeleid. Iedereen is verantwoordelijk voor een veilig en leefbaar Nederland, en vanuit dat perspectief nemen burgers, bedrijven en instellingen het initiatief om zelf de problemen aan te pakken waarmee ze worden geconfronteerd. Bij lokale veiligheid – een onderwerp dat menig burger en ondernemer om begrijpelijke redenen aan het hart gaat – lijkt een groeiende bereidheid te bestaan om actief betrokken te worden bij wat enkele decennia geleden nog een exclusieve overheidstaak was. In het voorliggende Trendsignalement zijn al volop voorbeelden van dit thema aan bod gekomen. Hieronder worden deze ontwikkelingen in een bredere context geplaatst.
Eigen verantwoordelijkheid van burgers Zoals in het Trendbeeld is beschreven, maken gemeenten, politiekorpsen en andere veiligheidspartijen dankbaar gebruik van sociale media om burgers te betrekken bij veiligheid in hun wijk. Via onder meer onlinemeldpunten, politieapps en digitale misdaadplatte gronden krijgen burgers nieuwe instrumenten in handen om meldingen van verdachte situaties of buurtproblemen te doen, of zelfs om hun stem te laten horen over het lokale veiligheidsbeleid. Het lijkt erop dat veiligheidsprofessionals daarmee de actieve betrokkenheid van burgers bij de veiligheidssituatie steeds meer kunnen versterken. Ondanks de vele digitale innovaties hebben de ‘ouderwetsere’ vormen van burgerparticipatie, zoals opsporingsberichten op televisie en meldlijn M., namelijk nog lang niet aan waarde ingeboet.
Zoals uit het Trendsignalement 2012 blijkt, sorteert Meld Misdaad Anoniem vergelijkbare successen, onder meer in de strijd tegen overvallen en drugscriminaliteit. Dat is belangrijk voor de misdaadstatistieken, want de meldingsbereidheid van burgers heeft van oudsher grote invloed op het succes van recherche- en politiewerk. Uit verschillende studies is gebleken dat het overgrote deel van alle aanhoudingen door de politie te danken is aan melding op heterdaad. In sommige regio’s ligt dit op niet minder dan 80 tot 90 procent. Met heterdaadmeldingen kan de politie de pakkans verhogen en de opsporing versterken. Volgens recent onderzoek zou dit zelfs nog kunnen verbeteren als burgers alarmnummer 112 ook gaan gebruiken om kort na misdrijven informatie aan de politie door te spelen.297 Nu denken burgers nog dat dit nummer alleen bedoeld is voor levensbedreigende situaties. Tegelijkertijd hebben de ontwikkelingen binnen meer traditionele (offline)vormen van burgerparticipatie in de wijk niet stil gestaan. Naast oude bekenden, zoals buurtvaders en jongerentoezichtteams, verschijnen er steeds meer burgers in blauw op straat. In het Trendsignalement zijn al de politiekids, politiejunioren en jongerenbuurtbemiddelaars genoemd. Een ander actueel voorbeeld zijn buurt- en wijkambassadeurs. In steeds meer gemeenten, waaronder Amsterdam, Rotterdam en Lelystad, zijn buurtambassadeurs actief.298 Dit zijn actieve bewoners die veel mensen kennen en weten wat er leeft in hun buurt. Het is de bedoeling dat deze buurtspecialisten andere bewoners activeren om samen met het stadsdeel, de corporaties en de politie de wijk schoon, heel en veilig te houden. De buurtambassadeurs melden initiatieven, wensen en problemen van bewoners bij het stadsdeel en de corporaties, maar wijzen de buurtbewoners ook op hun eigen verantwoordelijkheid. Lokale politieke partijen profiteren van wijkambassadeurs om inzicht te krijgen in de veiligheids- en leefbaarheidsproblematiek in woonbuurten. Uit literatuuronderzoek van het CCV naar zelfredzaamheid blijkt dat het van belang is dat burgers die een bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid, weten wát ze kunnen doen en weten hóe ze dat kunnen doen.299
297 298 299
296
http://www.politie.nl/klpd/nieuws/voor_de_pers/110804opsporingverzocht.asp.
70 | ccv trendsignalement 2012
Gabriël van den Brink, Empathie en handhaving, Politieacademie, Apeldoorn, 2010. http://www.zuidoost.amsterdam.nl/actualiteiten/nieuws/archief/@422910/ actieve-bewoners/. Mariëlle Jansen, Hoe kunnen gemeenten de zelfredzaamheid van burgers bevorderen? Rapportage literatuuronderzoek, CCV, Utrecht, november 2011.
www.hetccv-trends.nl
<< terug naar inhoudsopgave
Zo maakte het Korps landelijke politiediensten in 2011 bekend dat opsporingsberichtgeving op televisie steeds vaker succes oplevert.296 In 2009 leidde 38 procent van de politieonderzoeken die op televisie onder de aandacht werden gebracht, tot aanhouding van een of meerdere verdachten. In 2011 lag dit percentage op ruim 42 procent. Wanneer zaken in televisie-uitzendingen van zowel Opsporing Verzocht als Hart van Nederland voor het voetlicht worden gebracht,
stijgt het succespercentage zelfs tot bijna 70 procent. Opsporings berichten op tv leveren meer verdachten op dan andere tactische opsporingsmiddelen, concludeert het KLPD.
Studies naar het ‘bystander effect’ hebben laten zien dat burgers bij rampen en crises een aantal stappen doorlopen voordat zij in actie komen. Eerst merken ze op dat er een incident is en interpreteren ze de situatie als onveilig. Vervolgens voelen ze zich verantwoordelijk voor het incident en de mogelijke gevolgen ervan. En daarna beslissen ze wat er gedaan kan worden en hebben ze het vermogen nodig om te handelen. Deze drijfveren voor zelfredzaam gedrag, die bekend zijn uit het domein van fysieke veiligheid, vertonen sterke overeenkomsten met wat er aan de hand is bij burgers die werken aan maatschappelijke veiligheid. Gemeenten die zelfredzaamheid op het gebied van sociale veiligheid willen stimuleren, doen er dan ook goed aan burgers terdege te informeren over de manier waarop zij onveiligheid en overlast kunnen tegengaan. Ook moeten zij de juiste omstandigheden creëren voor een actieve betrokkenheid. Daarbij is bijvoorbeeld communicatie over de baten en risico’s van participatie voor burgers van belang. Ook vraagt institutionalisering van burgerparticipatie om onder meer professionele ondersteuning, vaardighedenontwikkeling, en professionals die het goede voorbeeld geven.
Eigen verantwoordelijkheid van bedrijven
Betrokken burgers en bedrijven, en strengere straffen Het Trendsignalement 2012 maakt duidelijk dat er recentelijk flinke stappen zijn en worden gezet om streng op te treden tegen verdachten, daders en gedetineerden.304 Om een aantal voorbeelden te noemen: het kabinet introduceerde in 2011 een promotie- en degradatiesysteem voor gedetineerden, voor bepaalde categorieën misdrijven (bijvoorbeeld bij geweld dat begaan wordt onder invloed van alcohol en drugs) worden straffen verzwaard, en er zijn wets voorstellen in behandeling over onder meer de invoering van minimumstraffen en een adolescentenstrafrecht, en de verruiming van verjaringstermijnen voor ernstige misdrijven. Daarnaast zijn er plannen in de maak voor strengere straffen voor jeugdige daders van zeden- en geweldsdelicten, voor recidivisten die binnen tien jaar een misdrijf plegen waarop een maximum gevangenisstraf staat van acht jaar of meer, en voor tbs-gestelden die veroordeeld zijn voor een zedenmisdrijf. En het is de bedoeling dat geweldsexcessen op het sportveld harder worden aangepakt, de wet Bibob een breder toepassingsbereik krijgt, en criminele en overlastgevende jeugdgroepen de duimschroeven worden aangedraaid.305 Tegelijkertijd zijn verkeersboetes substantieel verhoogd en gaat het Openbaar Ministerie zwaardere straffen eisen bij onder andere vuurwerkbommenmakers en bij hennepkwekers die met hun electriciteits- en besproeiingsinstallaties hun woonomgeving in gevaar brengen. Ook heeft het OM aangekondigd de komende jaren extra in te zetten op het plukken van crimineel vermogen en op het zelf opleggen van snelle straffen. Volgens een analyse van de Raad voor 303
300 301 302
TK 32459 nr 7, 24 maart 2011. TK 32459 nr 7, 24 maart 2011. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/venj/documenten-en-publicaties/ persberichten/2011/09/30/meer-samenwerking-tussen-overheid-enveiligheidsbranche.html.
www.hetccv-trends.nl
304 305
Vinz van Es, De toekomst van publiek-private samenwerking, http://www.hetccv.nl/ diversen/congres-nederland-veiliger/menu5/index.html?filter=24. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/bzk/nieuws/2011/09/20/andererolverdeling-tussen-burger-en-overheid.html. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/vws/nieuws/2011/04/22/schippers-komtmet-breed-gedragen-actieplan-voor-veiliger-sportklimaat.html.
ccv trendsignalement 2012 | 71
<< terug naar inhoudsopgave
Volgens het kabinet zijn ondernemers primair verantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid van hun bedrijf, hun personeel en hun klanten.300 Het bedrijfsleven neemt deze verantwoordelijkheid in toenemende mate, blijkt wel uit het Trendsignalement 2012. Ondernemers omarmen aanpakken zoals de AgeViewer, ID-swiper, overlastdonatie, afroomkluizen, overvalpreventietrainingen, of pop-up horeca. Met nieuwe wettelijke mogelijkheden voor onder meer het gebruik van cameratoezicht en het openbaar maken van camerabeelden wordt het bedrijfsleven gestimuleerd om op veiligheidsgebied nog meer stappen te zetten. Het kabinet vindt bovendien dat ondernemers de particuliere beveiligers die zij inhuren, meer dan nu het geval is, ook in de (semi)openbare ruimte rondom de onderneming kunnen laten opereren.301 Daarbij gaat het uitdrukkelijk niet om het uitvoeren van politionele taken, of om het overnemen van overheidstaken door de private sector. Maar de samenwerking tussen politie, Openbaar Ministerie en de private veiligheidsbranche kan wel verder worden uitgebouwd.302 De verwachting is namelijk dat het oplossen van misdrijven vergemakkelijkt kan worden als meer (opsporings)informatie, zoals foto’s, kentekens en signalementen die bij de politie bekend zijn, ook
met particuliere beveiligers wordt gedeeld. Deze uitwisseling zal natuurlijk aan een aantal voorwaarden moeten voldoen, zoals overeenstemming met privacyregelgeving en de Wet politiegegevens. De Nederlandse Veiligheidsbranche, die in Nederland 31 000 beveiligers in dienst heeft, ziet al volop nieuwe kansen voor publiek-private samenwerking.303 Bijvoorbeeld in de vorm van winkelbeveiligers die als bijzondere opsporingsambtenaren processen-verbaal van diefstal opnemen, en toezichtcentrales die de camerabeelden van winkels, gemeente en politie uitkijken. Dit soort samenwerking kan volgens de branche eraan bijdragen dat er minder menskracht nodig is voor het toezicht bij politie en gemeente. Ook kunnen de aangiftebereidheid en veiligheidsgevoelens van het publiek mogelijk erdoor verbeteren.
de Rechtspraak is de Nederlandse rechter tussen 2000 en 2009 al gemiddeld ruim 10 procent zwaarder gaan straffen.306 Zoals Hans Boutellier signaleerde in een analyse van de beschermingsrelatie tussen overheid en gemeenschap, kan er een spanning ontstaan tussen de initiatieven om straffen te verzwaren en het appel op de betrokkenheid van burgers en bedrijven.307 Het stimuleren van burgers en ondernemers in de richting van hun eigen verantwoordelijkheid vereist een andere houding en communicatiestijl dan wanneer zij worden aangesproken op de noodzaak zich te voegen naar de wet.
In tijden van economische nood is een gezamenlijk optreden van bedrijven, burgers, overheid en andere veiligheidsprofessionals noodzakelijker en slimmer dan ooit. Met publiek-private samen werking kunnen we de kosten en inspanningen voor criminaliteitspreventie eerlijk delen. Partijen die zich onder het juk van bezuinigingen zorgen maken over de continuïteit van de veiligheidszorg kunnen bij het CCV terecht voor het vinden van actuele oplossingsrichtingen en praktische ondersteuning. De preventieve aanpakken die het CCV beheert, waarbij partijen investeren om de voorwaarden voor veiligheid op lange termijn blijvend te verbeteren, kunnen wel eens een budgetvriendelijke manier blijken om Nederland veilig te houden.
Toch is zowel een ferme aanpak van overtreders als aandacht voor de positie van het slachtoffer én een positieve stimulans voor publiekprivate samenwerking een must-do als we Nederland veiliger willen maken. De noodzaak van publiek-private samenwerking in de preventieve veiligheidszorg is duidelijker dan ooit. Immers, de economische situatie is weinig rooskleurig en de digitalisering van de werelden van misdaad en criminaliteitsbestrijding roept tal van onbeantwoorde vragen op. Door burgers en ondernemers te betrekken kan iedereen een steentje bijdragen aan veiligheidsinitiatieven, en zijn er mogelijkheden om de ‘wisdom of the crowds’ ten volle te benutten om adequate reacties te formuleren op de uitdagingen waar de Nederlandse samenleving voor staat. Organisaties die zich genoodzaakt zien om te bezuinigen op uitgaven aan veiligheid, kunnen dan ook baat hebben bij publiek-private samenwerking zoals via het Keurmerk Veilig Ondernemen en via regionale samenwerkingsverbanden voor bijvoorbeeld gezamenlijke inhuur van boa’s, of uitruil van gespecialiseerde boa’s. En gaan gemeenten die investeringen in buurtbemiddeling of het Politiekeurmerk Veilig Wonen willen verminderen daar geen spijt van krijgen, als vervolgens steeds vaker burenruzies uit de hand lopen en het aantal inbraken stijgt – met alle gevolgen van dien voor de inzet van politie en gemeentelijke toezichthouders?
307
<< terug naar inhoudsopgave
306
Frank van Tulder, De straffende rechter 2000-2009, Nederlands Juristenblad, 17 juni 2011, aflevering 24, p. 1544-1550. Hans Boutellier, Burgers in veiligheid. ‘Over de veronderstelde beschermingsrelatie tussen staat en gemeenschap’, in: E.R. Muller en M.M.S. Mekel (red.), Burgers, bestuur en veiligheid. Over de rol van burgers en de verwachtingen die zij hebben van de overheid, Den Haag, Raad voor het openbaar bestuur, januari 2011, p. 7-17.
72 | ccv trendsignalement 2012
www.hetccv-trends.nl
colofon
Uitgave Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Postbus 14069, 3508 SC Utrecht Informatiedesk (030) 751 67 77
[email protected] www.hetccv.nl
Lezers met een smartphone kunnen de QR-code scannen voor informatie over Trends Online. De QR-reader bevindt zich in de appstore van uw smartphone. Made with QRHacker.com
Tekst Lynsey Dubbeld, Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Eindredactie Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Ontwerp VormVijf, Den Haag
Met dank aan de deskundigen die meewerkten aan het vragenlijstonderzoek dat in oktober en november 2011 werd uitgevoerd ter voorbereiding op het Trendsignalement 2012. I. van Aalst (Universiteit Utrecht), B. Beuvink (politie Twente), J. Broers, (O+S Amsterdam), J. de Wit (Siemens Nederland), K. van Dijken, (Nicis Institute), W. van den Eshof (gemeente Leiden), S. Flight (DSP Groep), G.P. Hoekendijk (ministerie van Veiligheid en Justitie), Y. Houtch (zelfstandig onderzoeker), E. IJzerman (BCC), M. Jansen (Factor Veiligheid), O. Keuker (MKB Nederland), F. Kloosterhuis (gemeente Assen), J. Laven (gemeente Utrecht), M. van Leeuwen (Verbond van Verzekeraars), E. R. Leukfeldt (Noordelijke Hogeschool Leeuwarden), E. van Malkenhorst (gemeente Schiedam), J. Mesdag (gemeente Den Haag), J. Moelck (Openbaar Ministerie/Veiligheidshuis Alkmaar), L. Moerenhout (Korps landelijke politiediensten), H. Mulder (TNS NIPO), J.A. Nijboer (Rijksuniversiteit Groningen), L. van Noije (Sociaal en Cultureel Planbureau), J. Obdam (Inspectie voor Openbare Orde en Veiligheid), G. van Oenen (Erasmus Universiteit Rotterdam), A. Oostdijk (Berenschot), P.B.M. Robben (Inspectie voor de Gezondheidszorg), D. de Ruiter (Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling), Y. Schoenmakers (Bureau Beke), L. Spreeuwers (Universiteit Twente), M. van der Velden (AEF), N. van Veluw en J. Vruggink (Expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Opvoeding), P. van Wijck (ministerie van Veiligheid en Justitie), H. Winter (Rijksuniversiteit Groningen), vertegenwoordigers van Centraal Bureau voor de Statistiek, Dienst Justis, Hogeschool Utrecht, Openbaar Ministerie parket generaal, politie Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Leiden, Universiteit van Tilburg, Vrije Universiteit.
Fotografie Pallieter de Boer, Utrecht (omslag) ISBN 978 90 77 845 45 5
© het CCV, maart 2012
<< terug naar inhoudsopgave
www.hetccv-trends.nl
ccv trendsignalement 2012 | 73