VAN MIJN KANT BEKEKEN
Bevraging jongeren uit de bijzondere jeugdbijstand
Studiedag 18 november
Minorius-project VVJG Guimardstraat 1 1040 Brussel tel.: 02/511.44.70 fax: 02/513.85.14 e-mail: post vvjg.be
Opzet, methodiek, verloop van de gesprekken met jongeren
1. Opzet Het Minoriusproject ontwikkelde in 1996 een ‘Protocol Jongerenrechten in de Jeugdbijstand’ als een instrument ter bevordering van de rechten van minderjarigen binnen de bijzondere jeugdbijstand. Dit document geeft de mening weer van de stuurgroep van het Minorius-project. Het werd ruim verspreid naar voorzieningen voor bijzondere jeugdbijstand en besproken en geëvalueerd door en met praktijkwerkers. Dit door volwassenen ontwikkelde en bediscussieerde instrument én het denken rond hoe de rechten van jongeren binnen de bijzondere jeugdbijstand gerespecteerd kunnen worden, willen we verder uitdiepen. Door te luisteren naar de mening van een aantal jongeren over enkele thema’s hierin. Wij willen van hen zelf horen hoe zij hun situatie beleven, hoe zij deze rechten invullen, ... . Daarom werden tussen juli en oktober 1998 een aantal groepsgesprekken gevoerd met jongeren, verblijvend in Vlaamse voorzieningen voor bijzondere jeugdbijstand. Op die manier trachten wij ook hun stem te laten horen. De bedoeling van het Protocol, en ook van dit project, is om op een pro-actieve manier te werk te gaan wat betreft de rechten van minderjarigen binnen voorzieningen voor bijzondere jeugdbijstand. Het is niet onze bedoeling mistoestanden in de verf te zetten, of een klachtenboek te schrijven. Wel hopen we dat de opmerkingen, bevindingen, beleving, etc., verzameld in de gesprekken beluisterd worden in functie van de verdere zoektocht naar mogelijkheden om hun rechten te respecteren. Door jongeren zelf een stem te geven kan een stap gezet worden in het zoeken naar een nieuwe balans in het debat over de manier waarop jeugdbijstand ingevuld moet worden. Van Lieshout1 beschrijft dit vernieuwde debat als een subtiel spel waar de belangen en inzichten van alle partijen een plaats krijgen. Jongeren en kinderen zijn immers geen objecten in de hulpverlening maar subjecten, met eigen visies, gedachten en wensen. Volgens Verhellen is de studie van perspectieven van kinderen zelf de meest waardevolle bijdrage die geleverd kan worden, ter ondersteuning van de conceptuele uitbouw van een raamwerk van kinderrechten2 In het Protocol wordt het belang van participatie, en van dialoog voeren met jongeren, herhaaldelijk bepleit als fundamenteel principe. Het leek ons dan ook een uitdaging om hier zelf een initiatief in te nemen. Daarom trokken wij inderdaad ‘de boer op’ om zelf jongeren te ontmoeten rond het thema bijzondere jeugdbijstand en kinderrechten.
Indirecte participatie Wij kozen uitdrukkelijk voor indirecte participatie van jongeren aan deze discussie-studiedag. Wij willen hen indirect laten deelnemen door de resultaten voor te stellen van de met jongeren gevoerde gesprekken als ingang voor het verdere debat. Deze manier van werken zien wij als een stap in wenselijke verdere participatie van jongeren. Wij hopen echter dat dit geen laatste stap is in de participatie van jongeren bij het werken aan de bevordering van hun rechten binnen de bijzondere jeugdbijstand, maar een aanzet tot. Een aantal jongeren stelden deze manier van werken duidelijk in vraag: 1
van Lieshout, PAH, in Otto Van Boxtel, Als je het mij vraagt, Onderzoek naar het leven en de beleving daarvan door tehuisjongeren, Stichting Lindenhout, Nijmegen, 1996. 2 Verhellen, E., Verdrag inzake de rechten van het kind, Leuven, Garant, 1997, p. 43.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
2
- Ik vind dat wij geconfronteerd moeten worden met die jeugdrechters, die consulenten en al die mensen die daar zitten. Ik vind dat wij daar voor moeten kunnen spreken, want anders gaat er hier toch niets veranderen. Als niemand zijn mond open doet zal er niets veranderen.
Welke jongeren? De jongeren werden gerekruteerd uit voorzieningen bijzondere jeugdbijstand categorie 1: begeleidingstehuizen3. Daarnaast werden ook gesprekken gevoerd met jongeren uit een aantal gemeenschapsinstellingen. De directie van een aantal voorzieningen werd gevraagd jongeren vanaf 11 jaar in hun voorziening aan te spreken met de vraag of zij aan dit project wilden meewerken. We drongen er op aan de jongeren op vrijwillige basis te laten meewerken, wat in de meeste voorzieningen lukte. In andere voorzieningen hadden de jongen niet altijd de keuze gekregen om wel of niet aan dit gesprek deel te nemen, bijvoorbeeld doordat ons bezoek geplaatst werd in een voor hen anders toch ‘verplichte’ activiteit. Door de keuze (wel of niet deelnemen) in de eerste plaats aan de jongeren te laten, selecteerden zij grotendeels zichzelf. De criteria waren daarbij: interesse voor het onderwerp, en de bereidheid om via de methodiek van ‘ronde-tafelgesprek’ met dit onderwerp bezig te zijn. Wij zijn er ons dan ook van bewust dat we misschien vooral de mening van de ‘praters’ kennen. Er werd gekozen om jongeren vanaf dan 11 jaar4 te bevragen. De voorzieningen en jongeren stelden zelf hun groep samen. Sommige groepen bestonden uit één leefgroep. Andere waren samengesteld uit jongeren die uit verschillende leefgroepen of afdelingen kwamen. In sommige groepen was ook een (of meerdere) jongere aanwezig die op ‘kamertraining’ zat binnen de voorziening. Welke jongeren hebben we nu gesproken?
80 70 60 50 40 30 20
Meisjes: 72 Jongens: 45 Totaal: 117
10 0 meisjes
jongens
Figuur 1: geslacht
3 Omwille van praktische noodzakelijkheid beperkten wij ons tot begeleidingstehuizen. Dit heeft echter het voordeel dat de verschillende groepen jongeren één gemeenschappelijke ervaringsgrond hadden: het verblijf in een begeleidingstehuis, dus in een residentiële setting. Dit residentiële aspect geldt ook voor jongeren verblijvend in de gemeenschapsinstellingen. 4 In deze keuze volgden wij dezelfde leeftijdsgrens die ook gebruikt werd in het Nederlandse belevingsonderzoek: ‘Hoe (be)leven tehuisjongeren’, Stichting Lindenhoudt, Nijmegen, 1996.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
3
In totaal bereikten we via deze groepsgesprekken 117 jongeren verdeeld over 16 voorzieningen. De verhouding jongens- meisjes toont ons een overwicht van de meisjes. Er kwamen namelijk 72 meisjes aan het woord ten opzichte van 45 jongens. Er werden zowel jongens- als meisjes- als gemengde voorzieningen bezocht. Dat hier meer meisjes aan het woord kwamen is grotendeels (eenvoudig) te verklaren door het feit dat meer voorzieningen met enkel meisjes werden aangeschreven en/of op onze vraag konden ingaan. Wij willen hierbij dan ook uitdrukkelijk vermelden dat het niet in onze bedoeling lag een representatieve steekproef uit te voeren op de bevolking van de bijzondere jeugdbijstand en dus ook niet om onze bevindingen op basis hiervan te generaliseren. Wij willen gewoon een aantal jongeren aan het woord laten.
40 35 30 25
12: 13: 14: 15:
20 15 10 5 0
4 4 8 22
16: 38 17: 33 18: 8
Totaal: 117 12 13 14 15 16 17 18
Figuur 2: leeftijd
Wanneer we de verdeling van de bevraagde jongeren volgens hun leeftijd bekijken zien we dat voornamelijk de leeftijdsgroep van 15-16-17 jarigen aan de gesprekken deelnam.
Welke voorzieningen? De bezochte voorzieningen werden willekeurig geselecteerd. We probeerden zo veel mogelijk verscheiden voorzieningen te bezoeken, wat betreft locatie, zuil, grootte van de populatie, uit grootsteden, op het platteland, ... Een aantal van hen kenden Minorius en het Protocol, anderen niet. Ook werden de gemeenschapsinstellingen om medewerking gevraagd, waarvan een aantal dan ook effectief werden bezocht. Algemeen was de houding van voorzieningen t.o.v. deze bevraging zeer open. Medewerking was, afgezien van de praktische moeilijkheden (om een geschikte datum te vinden, om voldoende jongeren samen te brengen in de vakantieperiode), principieel nooit een probleem en dus konden wij op een goede ontvangst rekenen. Zowel aan de jongeren als aan de directie van de voorzieningen werd anonimiteit beloofd. Het is niet de bedoeling voorzieningen met elkaar te vergelijken, stempels te geven, de goede van de slechte te onderscheiden. Dit werd ook expliciet aan de jongeren gecommuniceerd. Het is evenmin de bedoeling om de gemeenschapsinstellingen te vergelijken met de andere voorzieningen. Hen hier ook bij betrekken vonden wij wél belangrijk. Tenslotte is dit voor vele jongeren die in een instelling verblijven eveneens een belangrijk thema. De bijdragen van jongeren uit deze instellingen zijn meestal op dezelfde manier in de tekst gevoegd als deze van jongeren uit andere voorzieningen. Enkel daar waar de situatie specifiek is voor dergelijke instelling wordt dit expliciet vermeld bij de citaten.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
4
Geen veralgemening Dit project wil geen enkele wetenschappelijke pretentie naar voor schuiven. Daarbij willen wij geen poging doen om algemene conclusies te trekken over dé mening van dé jongeren over dé bijzondere jeugdbijstand en hun rechten hierin. Het was ook niet de opzet om zo veel mogelijk jongeren aan het woord te laten, wel te luisteren wat die jongeren ons vertellen. Dit gaat om de meningen van een aantal jongeren die op zich de moeite waard zijn om te beluisteren.
2. Methodiek
Focusgroepsgesprekken Het was niet de bedoeling om diepte-interviews te voeren. Er werd gewerkt via groepsgesprekken. De jongeren bespraken de onderwerpen in groepen onder begeleiding van twee gespreksleiders. Deze gespreksleiders waren medewerkers aan het Minoriusproject en extern aan de desbetreffende voorzieningen. Doordat zij als externen in de groep binnen kwamen werden een aantal, zaken die binnen een groep soms als een evidentie aangenomen worden, nu in vraag gesteld. Dit maakte het mogelijk om na te gaan wat jongeren m.b.t. de behandelde thema’s en rechten zelf belangrijk vinden. Hoe zij die zelf invullen en beleven, wat zij wel en niet weten over het hoe en waarom van bepaalde regels, etc. Werken in groepen gaf een bijkomend voordeel: jongeren informeren elkaar, stellen vragen aan elkaar en zoeken sterk naar verduidelijking. Deze dynamiek die op die manier in gang werd gezet was op zich reeds zeer waardevol. Bij de aanvang van het gesprek werd de opzet van dit project uitgelegd. Wij vertelden hen o.m. dat het ging om het verder zetten en een verdieping van het Minoriusproject én dat hun opmerkingen ook dienden als inbreng voor een studiedag. Wij maakten eerlijkheidshalve ook duidelijk dat het niet de bedoeling (en bovendien onmogelijk) was om d.m.v. deze gesprekken in hun concrete voorziening of situatie iets te veranderen/verbeteren. Wel zou het de bedoeling zijn om de verschillende gesprekken samen te leggen, en aan een grote groep personen (met o.m. begeleiding, Jeugdrechters, consulenten, ...) voor te leggen. Vele groepen stelden zelf duidelijk vragen over deze bevraging, over de mogelijkheden en het nut hiervan. Jongeren drukten het gevoel uit zeer weinig greep te hebben op hun eigen situatie. Enkele reacties van jongeren i.v.m. het project zelf: - Wij kunnen er niets aan veranderen, of wij er nu over praten of niet. - En ‘t zou mij verwonderen of de rechters nu samenkomen of niet, je bent nog maar 15 jaar, in hun ogen (...) ben je maar een puber. Ik geloof er toch niet veel van dat er veel zal veranderen doordat zij zullen samenkomen. - Waarom moeten we nog de moeite doen? Ze horen het wel, maar ze luisteren niet. -...want jullie spreken alleen met de jeugdrechters en consulenten maar wat wij ervan vinden dat kunnen jullie ook vragen. Ik vind dat jullie dat ook moeten weten (...) Nu kunnen wij eens zeggen wat wij ervan vinden.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
5
De kaartjes (zie ook de handleiding in bijlage) Als methodiek voor deze gesprekken kreeg elke jongere een stapel kaartjes met zinnen die als aanleiding dienden voor een gesprek rond een bepaald thema. Er werd zo veel mogelijk gewerkt met zaken die zich voor de jongeren op het niveau van de instelling afspeelden en voor hen duidelijk zichtbaar of herkenbaar waren. De thema’s formuleerden wij in zinnen op een zo neutraal en positief mogelijke manier. De gespreksleiders beschikten ook over een gespreksleidraad waarin een aantal bijkomende vragen en aandachtspunten m.b.t. de verschillende onderwerpen terug te vinden waren. Voor deze uitspraken en de gespreksleidraad, fungeerde het Protocol Jongerenrechten in de Jeugdbijstand, en meer specifiek de code voor de jongere, als kader. Aan de jongeren werd gevraagd 2 zinnen uit te kiezen m.b.t. deze onderwerpen die zij het belangrijkst vonden om te bespreken. Wat hier op stond moest niet juist zijn of gelden voor hun voorziening of situatie. Het moest wel een onderwerp zijn waarover zij in groep iets wilden vertellen of vragen.
De regels en afspraken zijn hier duidelijk. Ik weet wat mag en wat niet mag.
Ik weet waar naar toe als ik een klacht heb, als mij onrecht wordt aangedaan.
Ik weet dat er verslagen over mij gemaakt worden en ik weet wat hier in staat.
Als ik ergens formeel naar toe moet (bijvoorbeeld naar het Comité of de bemiddelingscommissie), kan ik kiezen wie met mij meegaat.
Ik heb een eigen plek waar ik alleen kan zijn wanneer ik dat wil.
Ik beslis volledig zelf wat ik met mijn zakgeld doe.
Ik kan bezoek ontvangen en uitnodigen. Ik kan zelf op bezoek gaan.
Soms komen we samen met de volledige groep om afspraken te maken of om dingen te bespreken.
Ik kan ongestoord brieven schrijven en Ik wil iets meer vertellen over .... ontvangen. Mijn brieven worden niet gelezen door anderen.
Aandachtspunten tijdens het gesprek waren: • Zoeken naar: ‘Wat vinden we (jongeren) nu echt belangrijk en waarom?’ • Zoeken naar voorstellen. Hoe zouden jongeren dit aanpakken, verbeteren?
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
6
Dit zijn de thema’s die de jongeren het belangrijkst vonden:
40 35 30 25 20 15 10 5 open kaartje
bewonersraad
zakgeld
vertrouwenspersoon
klacht
briefgeheim
bezoek
eigen plek
verslagen
regels
0
Regels en afspraken: Verslagen: Eigen plek: Bezoek: Briefgeheim: Klacht: Vertrouwenspersoon: Zakgeld: Bewonersraad: Open kaartje:
32 22 20 39 20 10 5 30 15 8
2 jongeren geen enkel kaartje gekozen 1 jongere koos alle kaartjes
Figuur 3: gekozen onderwerpen
Helemaal op kop staat het thema ‘bezoek’ dat de jongeren blijkbaar sterk bezig houdt. Daarnaast werden de kaartjes over ‘regels en afspraken’ en ‘zakgeld’ het meest gekozen. Het gaat hier om onderwerpen die zeer dicht liggen bij het dagelijkse leven van de jongere in de voorziening. Daarna krijgen ‘verslag’, ‘briefgeheim’ en ‘een eigen plek’ ongeveer gelijke aandacht van de jongeren. De eerder ‘formele’ thema’s als ‘bewonersraad’, ‘klacht’ en ‘vertrouwenspersoon’ werden het minst gekozen. Voor enkele jongeren was het niet zo eenvoudig iets uit te kiezen. - Hebben jullie daar onderwerpen uit gekozen (kaartjes)? Ik allemaal. Maar het is ook om over bepaalde zaken iets goeds te zeggen, en niet alleen slechte dingen. - Het is niet nodig om hier kaartjes uit te kiezen. Alles is hier in orde. De gesprekken startten altijd met de onderwerpen die door de jongeren het meest gekozen werden. Dit betekende niet dat op de andere onderwerpen niet kon teruggekomen worden. Deze kwamen meestal vanzelf aan bod doorheen de andere thema’s. De thema’s overlappen elkaar trouwens ook. Over het algemeen hebben wij het gevoel dat de meeste jongeren deze gesprekken ernstig gevoerd hebben en het belangrijk vonden hun mening te kunnen uiten. Ook de meeste jongeren die niet volledig vrijwillig voor dit gesprek hadden gekozen, voelden zich duidelijk bij het onderwerp betrokken en namen, eenmaal voor sommigen het wantrouwen gezakt was, actief deel aan het gesprek. Naar onze mening slaagden zij er ook in het ‘Individuele niveau’ te overstijgen. Zonder dat de nodige anekdotes, die hun verhalen verduidelijkten en inkleurden, daarom verdwenen. Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
7
Dit ‘overstijgen’ blijkt volgens ons duidelijk uit de zeer gemeenschappelijke gevoelens en ervaringen die over de verschillende gesprekken heen naar boven komen.
3. Resultaten Wat wij willen voorstellen is het verhaal van de jongeren. Dit wordt hier niet getoetst aan de mening van hun voorziening, begeleiding, consulent, ... . Het gaat er ons immers om hoe zij die werkelijkheid zelf beleven. Wat zij hierover weten, opmerken, belangrijk vinden. Het is niet onze bedoeling om na te gaan of wat zij ons vertellen dé waarheid is. Wel willen wij hun perspectief trachten te begrijpen. 5 Wat we hier van de jongeren horen is niet altijd spectaculair, wereldschokkend of vernieuwend. Voor de meesten die in aanraking komen met jongeren binnen de bijzondere jeugdzorg, zullen hier misschien weinig nieuwe dingen verteld worden. Men kan hierin teleurgesteld zijn. Men kan echter ook opnieuw op zoek gaan naar hoe men effectief rekening kan houden met deze bemerkingen van jongeren. We hebben geprobeerd het materiaal zo weinig mogelijk te vervormen. Daarom werden de gesprekken letterlijk opgenomen en uitgetikt. Zo wilden wij in deze fase van de bevraging de inbreng van de jongere zo zuiver mogelijk houden. We kregen dan ook een massa verhalen, ongestructureerde teksten, uitspraken, mooie citaten. De citaten die u terugvindt zijn letterlijke fragmenten uit de gesprekken. De zinsbouw is dan ook vaak ongestructureerd In het zoeken naar de meest ‘sprekende’ of duidelijke uitspraken van jongeren moeten we toch voorzichtig zijn niet enkel de ‘opvallendste’ of meest spraakmakende en grappige citaten mee te geven. We moeten hun verhalen in hun verscheidenheid presenteren, zodat de verschillende jongeren zo goed mogelijk aan bod komen. We hebben het materiaal onder verschillende thema’s geordend. Het kiezen van een indeling is op zich al een zekere interpretatie van het materiaal. We schetsen de belangrijkste thema’s die met de jongeren besproken werden. Dit zijn de negen thema’s die we aan de hand van de kaartjes zelf in de gesprekken brachten én een aantal bijkomende thema’s die in de gesprekken naar voor kwamen. De bijkomende thema’s zijn: ‘beeldvorming’ (over jongeren in de bijzondere jeugdbijstand), ‘verwijzers’, ‘voorzieningen en begeleiding’. Voorliggende tekst bedoelen wij niet als een afgewerkt rapport van een bevraging van jongeren. Dit was immers niet de opzet van deze bevraging. Door het voeren van gesprekken met jongeren wilden wij wel een inbreng leveren vanuit de jongeren in het zoeken naar manieren om de rechten van jongeren binnen de bijzondere jeugdbijstand te beschermen en te bevorderen. Het werken met deze tekst moet dus nog gebeuren. Wij beschouwen voorliggende tekst dan ook als een eerste aanzet tot ... .
5
Inspiratie om op deze manier jongeren zélf te bevragen vonden wij o.a. in Van Gils, J. Wie niet weg is is gezien, Hoe beleeft het kind zijn gezin, zijn school en zijn vrije tijd, Koning Bouwdewijnstichting, 1991. Van Gils, J. Ik krijg geen konijn en geen broer, Kinderen over het gezin, Leuven, Garant, 1995..
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
8
Bezoek Ik kan bezoek ontvangen en uitnodigen. Ik kan zelf op bezoek gaan. In de code voor de jongere wordt onder ‘specifieke cliëntenrechten’ beschreven dat de jongere recht heeft op telefonisch, schriftelijk, persoonlijk ... contact met beide ouders, familieleden, en andere personen naar keuze, behoudens eventuele beperkingen door de jeugdrechtbank bepaald. Een kleine vermelding in het protocol, hét top-item voor de jongeren. Ook in de andere thema’s, maar zeker bij dit onderwerp ‘bezoek’ krijgen wij sterk de indruk dat jongeren vooral sterk aanvoelen dat ze niet in een gewone (gezinssituatie) verblijven. Het is dan ook een zeer gevoelgeladen onderwerp. Zij storen zich duidelijk aan het feit dat zaken die in een geïndividualiseerde situatie wel soepeler kunnen, hier niet kunnen Ze hebben het knap lastig met die vaststelling en klagen de strakke regelingen hier rond dan ook aan. Temeer daar ze van anderen, familie en vrienden, die schroom ook voelen. Ook voor wie op bezoek komt, is het duidelijk dat alles anders is dan in ‘gewone’ situaties. Deze beleving is heel belangrijk voor hen.
Jongeren vertellen enerzijds over bezoekregelingen van en naar ouders en familie, maar benadrukken ook sterk het belang van bezoek van vrienden. Dit wordt ook direct gelinkt aan regels over vrije uren, naar buiten gaan, uitgaan, ... - Jongens moet je hier inschrijven voordat die mogen langskomen. Eén jongen per dag. Alleen uw vriend of vrijer. Je moet er mee vrijen. Mag hij komen wanneer hij wil? Nee er zijn bezoekuren En als hij dan niet kan? Dan komt hij niet en heb je pech. Dan komt hij de volgende keer. Wanneer zijn die bezoekuren? Elke dag behalve donderdag. Ook in het weekend. Maar wij mogen buiten ook. Wij mogen kiezen wat we doen. Ook anderen gaan bezoeken. - En familie en meisjes mogen altijd binnen. - Je hebt genoeg vrije uren om je vriend te zien. Als we nu minder zouden buiten mogen, zouden we er meer over reclameren. - Je mag naar toe gaan waar je wil als je maar op tijd terug binnen bent. - Dus als je uw vrije middag, vrije avond hebt, dan kan je wel op bezoek gaan, bij iemand naar keuze. Ze hebben wel graag dat je het zegt, als je telkens naar iemand anders gaat. * Als je op bezoek gaat bij vrienden dan moet dat op de vrije middagen. Als je op bezoek gaat bij je ouders moet dat niet op een vrije middag of vrije avond. - Dat wist ik niet! Ik heb dus al elke keer een vrije avond of middag kwijtgespeeld door naar mijn mémé te gaan. * Maar je moet dat wel eerst bespreken en dat is ook te zien hoeveel keer je gaat. - Dat zijn afspraken hé. Het staat vast van welk uur tot welk uur je bezoek mag hebben. - Dus als er iemand aan de deur staat? Als we op dat moment bezoek mógen ontvangen, dan mogen die binnen. - En mijn vader is eens 2 minuten te laat gekomen en hij moest terugkeren. Ik heb hem geen 2de keer gezien. Nu krijg ik geen bezoek meer. -’s Morgens is het kuisen, overdag is het activiteit en ’s avonds ben je vrij. Dus dan kan je bezoek ontvangen of kan je doen wat je wil binnen de mogelijkheden die er zijn. Vrij, je bedoelt Tv-kijken. - In deze groep - bij de anderen was het dat je bezoek mocht ontvangen, gelijk als wij. Uw ouders en vrienden mogen ook komen eten als je kookt. Bij ons is dat niet meer zo, juist uw ouders, de rest niet
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
9
meer. Uw vrienden en zo mogen niet meer op bezoek komen, juist als je het op voorhand hebt afgesproken. Maar hetgeen ik wel erg vind is, dat gewone vrienden, jongens niet binnen mogen komen. Het zijn enkel de meisjes die binnen mogen komen. Behalve als je een vaste vriend hebt, waarmee je al meer dan twee maanden mee verkeert en je hebt toelating van je ouders, dan mag die wel binnen.
De afspraken en regels in verband met ‘bezoek ontvangen en weggaan zijn meestal duidelijk en goed gekend door de jongere. Maar vaak te strakke regels volgens vele jongeren. Alles moet op tijd afgesproken worden; - Ik heb daar geen problemen mee. Ik mag veel uitgaan. Maar het probleem is bij ons: je moet het aanvragen. Pakt dat ik nu zeg: ‘Ik ga de zaterdag eens met die tot 1.30u, tot 2.00u – wat wel niet gebeurt, want ik heb er het geld niet voor – dan moet ik dat een week op voorhand zeggen, dan gaan ze dat eens bespreken. Als er dan een keer plotseling een maat of zo zegt ‘ga je morgen niet mee naar daar’, als je dat niet op voorhand weet dan gaat dan niet. - Op bezoek gaan, ja dat mag. Maar het moet wel allemaal afgesproken zijn en ze moeten weten waar je bent, bij wie je bent, hoe laat,... hoe laat je terug komt. Maar als je belt dat je later terug komt, zeggen ze er niets van. - En ook als je vrienden wil ontvangen, moet je dat met je IB afspreken. Dan pas mag dat. Je moet heel veel afspreken. - Je moet zeggen naar waar je gaat en ze controleren dat. Ik snap dat wel. Maar moet dat? En wanneer kan er bezoek komen? Alle dagen. Ja, alle dagen. Als je het drie weken op voorhand hebt gezegd. En dan vergeten ze het soms nog. (…) Ja, dan is dat van ‘hé, wat kom jij hier zoeken.’
hoe lang; - Je moet je voorstellen: je moet hier echt heel stipt zijn. (…) Als je van school komt ook. Om zo laat is de school gedaan. Ze berekenen dat dan zo. En zo veel tijd heb je nodig om van daar naar hier te komen. En ze plakken er een uur op en je moet dat uur terug zijn. En niet zeggen vijf minuten later, hé. Of de volgende keer mag je niet weg. (...) Ik vind, als je zo van school komt, ik vind dat je dan nog wat moet kunnen klappen met de maten aan de schoolpoort en met de maten op het gemak naar huis komen. (…) - Over bezoek. De eerste keer dat er bezoek voor je komt, mogen die maar een half uur blijven. Mijn meter en een aantal vriendinnen hebben gebeld en willen eens op bezoek komen, maar de eerste keer mogen ze maar een half uur blijven en ze moeten dan soms van x naar x komen. Dan is het niet de moeite. Op den duur verlies je dan ook die vrienden. Ik vind dat ongepast. Na die eerste keer is dat 2 uur. Waarom denk je dat je bezoek de eerste keer maar een half uur mag komen? Ze willen eerst weten wie op bezoek komt.
ze moeten ongeveer alles weten over je bezoek; - Ja, als je het aanvraagt. Je zegt bv. ik wil volgende week een keer bij mijn vriendin thuis op bezoek. Mag dat dan? ‘En wie is ze? En waar woont ze? En geeft een keer haar adres, geeft een keer haar telefoon ga je daar wel blijven en …’ ‘En zie dat ze eerst een keer naar hier komt.’ En de moeder moet dan eens telefoneren naar hier. Alles wordt tot in de kleinste puntjes gecheckt. En op den duur weten ze meer over uw vriendin dan jij zelf weet over je vriendin of je maat. - Wat ik ook belachelijk vind, is dat als je bezoek komt, zij hun paspoort moeten afgeven. Ze nemen er dan een fotokopie van en houden dat bij. Een aantal vrienden hebben dat niet graag. Als mijn vrienden dat moeten doen, dan komen ze gewoon niet meer.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
10
en je bezoekdagen worden berekend. Hoe precies, wat wel en niet meetelt, was voor de jongeren echter zeer onduidelijk. - Normaal mag je in de instelling zestig dagen naar huis op een heel jaar. Gauw, al de kleine vakanties, al de vrije dagen, de wettelijke vrije dagen, de verlengde weekends, de vrije dagen van school én de grote vakantie. Kom je boven de zestig dagen. Maar je mag niet boven de zestig dagen geraken hé. De weekends tellen niet mee, hé. (bevestiging van de groep) (discussie of ze nu wel of niet meetellen). (...) Dat houden ze wreed goed bij in de dossiers.
Wie kan er op bezoek komen? Bij wie mogen de jongeren op bezoek gaan? - Maar het is wel zo dat je maar één keer met dezelfde persoon in de week weg mag. En mag je dan kiezen bij wie? Ik niet. (…) - Dat hangt ervan af of je nog redelijk met je ouders overweg geraakt. Dan is dat van ‘Je gaat naar je ouders.’ Dan heb je niet te kiezen. - De begeleiding zegt je vrienden zijn slecht en dan mogen ze niet binnen. Buiten het feit of het mag of niet, komen je vrienden gemakkelijk tot hier? Niet. Gewoon niet. En hoe komt dat? De afstand. Er zijn er veel van ons, die nog niet eens in de buurt wonen. (…) Dat is dus niet te doen. Dat vinden ze hier gewoon niet. (…) Die steken ook geen geld in een bus om eens even hier tien minuten te staan en dan terug. (…) Zoek maar eens je weg naar hier. Niemand heeft al ooit van X (voorziening) in X (plaats) gehoord. (...). Tegen dat mijn familie de weg naar hier gevonden hadden. - Er komt hier praktisch nooit niemand … van vrienden toch of zo. * Neen, maar dat moet wel afgesproken worden met de opvoeder En hoe komt dat? Wij gaan er meestal naar toe. Het is ook nogal afgelegen. En zou je liever hebben dat dat meer kan? Neen, want je wil zo wat privacy en onder ons … En met vrienden, je bent veel liever alleen. (...) * Soms, als ze onverwachts komen. Zo een keer als verrassing en zo. Het is niet dat ze hier elke dag staan of zo. Dat zou te veel zijn, hé. Dat zou ook lastig zijn voor de anderen. Dus je zou meer bezoek willen? Ja, en niet alleen van familie.
Voor jongeren, geplaatst via de jeugdrechtbank, is ’toestemming vragen’ vaak de enige mogelijkheid om vrienden te ontvangen of te bezoeken. En vrienden hier op bezoek? Neen, dat moet via de jeugdrechter. Via hier naar de jeugdrechter. Dat moet zo’n hele tour maken. Of het comité, of je ouders en als die dan neen zeggen, ja. … (Gesloten instelling) - Je mag niet van iedereen bezoek ontvangen. Neen, niet van iedereen. Normaal gezien alleen van ouders en van familie en van alle andere mensen niet. Dat zou mogen veranderen, van vrienden bezoek krijgen, vriendinnen, … Die zouden ook op bezoek mogen komen. Dat is niet zo. Je moet dat eerst vragen. Ik vind dat achterlijk. * Je schrijft naar uw jeugdrechter en dat kan zijn – het kan ook gewoon zijn dat je geen toestemming krijgt. En ook dat ge géén antwoord krijgt! (gesloten instelling) Als je wil dat vrienden komen, of een vriendin, want ik heb een lief, ik heb geschreven aan de jeugdrechter en mijn consulent heeft toestemming gegeven. Van tij gebeurt dat niet, want als je lief ook iets slechts heeft gedaan, (...) Ik vind dat wel goed, want het lief komt anders misschien met drugs, en dan is er hier natuurlijk drugs. Ik vind dus dat de jeugdrechter en de opvoeders daarin wel goed zijn. Je vindt het goed dat zij daarover beslissen? Ja, ik vind dat goed.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
11
Net zoals zo veel andere zaken is bezoek gebonden aan vele regels. Je moet alles op voorhand plannen, ook de behoefte om vrienden en familie te zien of om weg te gaan. De spontaniteit waarmee de leefwereld tussen vrienden van die leeftijd opgebouwd wordt is iets moeilijks om in te passen. Wat als vrienden samen komen en iets plannen, waaraan de jongere uit de voorziening niet kan niet mee kan doen. Misschien is het gevoel van verlies van invloed hierop wel veel belangrijker dan de gemiste activiteit zelf. De meeste van deze zaken zijn zeker te verklaren vanuit het simpel feit dat alles anders niet meer te organiseren valt. En jongeren begrijpen vaak ook wel waaruit deze regels komen en waarom ze nodig zijn. Toch blijven hun gevoelens van tekort gedaan zijn bestaan Een jongere uit een gesloten instelling drukt ook zijn wens uit om méér bezoek te kunnen ontvangen. (gesloten instelling) - Weet ge wat ik ook wel vind? Dat is dat ge alleen maar zondag voormiddag bezoek kunt krijgen. Dat is zo één keer in de week en maar drie uren. Tegen dat ge het door hebt, dat ge daar zit, is het al gedaan. (...) dat het meer verspreid is over de week – maar nu zit je zo zes dagen te wachten om dan drie uur met bezoek te zitten en tegen dat je daar zit, is het voorbij. Mijn bezoek komt met de trein. Het is van 9 tot 12u. bezoek. En ze komen van heel ver. (...) Ik heb dat al eens gevraagd waarom dat dat zo is. Waarom dat bv. niet elke dag is, gelijk in den bak. Maar dat ze dat nu niet kunnen doen, versta ik wel, omdat – je hebt hier zo’n programma en als er dan om de vijf botten een naar de bezoekzaal moet gaan, dan loopt dat zo een beetje in het honderd. Maar ze kunnen toch wel bv. daar twee dagen voor uit trekken in plaats van gewoon een dag – een halve dag (...) Dat is toch een serieus verschil. Dan heb je zo elke keer maar drie dagen dat je moet wachten in plaats van zo zes dagen te wachten. Maar waarom is bezoek dan zo belangrijk? En hoe belangrijk is dat bezoek krijgen voor jullie? Dat is heel belangrijk. Omdat - wij weten alles van elkaar – maar als wij nu echt een diep geheim hebben. - Dan zie je gewoon eens een nieuw gezicht. Je moet hier elke dag op dezelfde mensen zitten kijken. - Dan kunnen we eens over iets anders babbelen. Of als er u iets dwars zit over de meisjes hier in de groep. (…) - Bekijk het dan zo: er zijn hier tenminste gasten die kunnen in weekend gaan. Ja, er zijn er die niet in weekend kunnen gaan. Ik moet dat niet een keer zeggen ‘ ik ga naar huis’. Ik moet dat niet meer doen. Ik zit hele dagen in dat strontkot. En ze zijn dan verwonderd dat (...) - Omdat het belangrijk is, bezoek krijgen. Dat krijg je niet veel. (gesloten instelling) - Ik vind dat belangrijk bezoek. Voor mij is mijn bezoek het enige waarop ik altijd hoop, het enige wat je hier hebt. Ik vind dat toch. Voor mij is dat anders de week die hier passeert, is van uur tot uur, dan heb je uw sigaret. En dan is het van ‘nog zo veel dagen en dan heb je bezoek’. Ik vind dat belangrijk. Anders heb je hier niet veel te doen, vind ik. Maar hoe los of hoe strak de bezoekregeling is, in zowat ieder gesprek wijzen de jongeren op het feit dat zij hun bezoek op een goede manier willen ontvangen, zoals men bezoek hoort te ontvangen. - Als je in een gezin zit, is dat anders om bezoekers uit te nodigen dan hier. Want meestal als je iemand uitnodigt, weten ze niet waar ze terechtkomen. Je bent nooit alleen met je vriendin, dat kan hier ook veel minder, omdat je hier al in een leefgroep leeft. - Maar wat ik onnozel vind is dat zij met de gedachten zitten dat wij op ons kamer van alles verkeerd gaan doen met ons lief. Je mag maar een uurtje op je kamer zitten, maar waarom moet je dan twee uur hier beneden zitten vervelen op een stoeltje terwijl je boven op je kamer losser kan praten. * En muziek kunt beluisteren! + Zoals ik daarnet zei van privacy, wij hebben dat eigenlijk wel een beetje nodig hé. Als wij bezoek hebben, hebben wij privacy nodig. - Je mag wel eens je kamer tonen, maar je mag maximum vijf minuten op je kamer zijn. (…) Je moet naar beneden gaan.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
12
- Altijd niet, maar toch vaak dat ze erbij komen zitten. En wat doe je dan? Je klapt toe en je vertelt niets. En als je dat dan vraagt, ‘Ik wil liever met mijn broer alleen zijn’? Ze gaan daar rekening mee houden, maar ze gaan toch ergens op hun tenen getrapt zijn. - Maar meestal, wanneer een meisje bezoek krijgt, zit die meestal in het ‘rokerskot’ en dan ga je meestal uit je eigen gewoon weg, omdat je dat zelf ook niet graag hebt, als ze dat bij jou zouden doen. Allé, ik ben toch zo en sommige van de andere meisjes zijn ook zo. Ze laten je uit hun zelf alleen. Ik denk als je zelf zo handelt, dat ze dan ook rekening houden voor u. - Ouders en vriendinnen mogen op de kamer. Maar niet voor lang. Jongens niet. Jawel van sommigen wel. - ... dan zit je in zo’n kamertje met een ronde tafel en stoelen er rond en je mag daar dan 2 uur zitten met je bezoek. Je mag dan wel eens een sigaretje gaan roken vanachter in een klein kotje. Dat vind ik belachelijk. Waarom mogen we geen bezoek ontvangen op onze kamer? * Neen dat vind ik niet: gewoon hier in de living. Als je bij iemand in huis op bezoek gaat, dan zegt uw moeder toch ook niet ‘Ik heb een kotje voor u gereserveerd, ga je daar maar gaan zetten.’ Op den duur verveel je je echt en dat is nogal plezant voor je bezoek om te komen. Op den duur wil je bezoek dan niet meer komen en jij zit hier dan. - Als wij bezoek hebben, mogen we bij de computer zitten of waar de telefoon staat. Wij mogen ook in de leefgroep zitten, als de meisjes daarmee akkoord zijn. Maar wij mogen één uur met ons bezoek op de kamer. En bezoek dat hier komt, hoe zou je dat organiseren? Niet heel de tijd hier in deze kamer zitten. Ook eens naar buiten gaan, wandelen of zo, iets gaan drinken, ook al zijn het vrienden. Niet iedereen maakt hier bezwaar tegen. - Ik vind dat niet erg dat dat met allemaal samen is. Dan zie je ook die andere meisjes en zo, en je kan nog wat zeveren. Nood aan privacy. Voor veel jongeren gaat het hierbij om de ruimte waar men met zijn bezoek kan samen zijn. Moet men zijn bezoek ontvangen in de groep of kan met zich afzonderen van zowel begeleiding als van de anderen in de groep, is de ruimte gezellig of kan men ook eens samen iets doen... Maar naast dit ruimtelijk aspect is voor de jongeren ook vaak belangrijk hoe de begeleiding zich ‘bemoeit’ met de vrienden. - Vrienden bellen of komen niet zoveel omdat begeleiding ze afschrikt. Vrienden willen hier niet komen omdat ze bang hebben om hier te blijven. - Ik durf mijn maten niet meer mee te brengen naar hier. Ja, ze komen hier toe en ‘Ik ben moeke si en la’. (gelach) (…) Je mag hem mee nemen naar je kamer, hé maat. Op een vierkante meter zitten, met zijn tweeën! Op je kamer, je deur moet open blijven, je mag ze niet toe doen. En je zit daar op je kamer. (fluit)
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
13
Telefoneren Kinderen hebben het recht beschermd te worden tegen inmenging in hun privacy en hebben dus recht op briefen telefoongeheim. Straks staan we even stil bij het item ‘brieven schrijven en ontvangen’. Hier geven we enkele reacties weer in verband met het telefoneren binnen de voorziening. We zien een aantal zaken vanuit bezoek, zoals de drang naar privacy, ook hier weer terugkeren. Net als bezoek (en brieven) is het voor de jongeren een belangrijke verbinding met vrienden en familie buiten de voorziening en precies daarom zo belangrijk. Het is ook een belangrijk contactmiddel met instanties, bijvoorbeeld de consulent of een telefonische hulpverleningsdienst. En dan is het ook belangrijk dat men ongestoord en in privé kan telefoneren. En er wordt wat afgebeld.
In de meeste voorzieningen is het voor jongeren vrij om naar vrienden en familie te telefoneren. Dit is geen enkel probleem. - Iedereen mag naar hier bellen. - Je mag maximum tien minuten bellen. (...) Maar je kan bellen wanneer je maar wil, als je het maar vraagt en als je maar zegt waar je zit. Je kan daar rustig bellen, als ze (de andere jongeren) je maar niet komen ambeteren tenminste. - Bij ons is dat zeer vrij. Ze mogen ons tot 22u opbellen en als we problemen hebben, mogen we langer bellen met een persoon van buitenaf.
Toch zijn er in heel wat voorzieningen, net als bij bezoek, ook hier heel veel regels rond. Zo is het bijvoorbeeld niet altijd vrij om naar om het even naar wie of op welk moment te telefoneren - En je belt wanneer je wil? Neen, twee keer in de week - Ja en bij ons zijn de telefoons beperkt. Je mag niet kiezen naar wie je belt. Wij wel. Ze moeten wel weten naar wie je belt. Ja niet naar jongens. Ja, onder de 14 mag je geen telefoons hebben van jongens. - En hoe wordt dat geregeld naar wie je telefoneert? Eerst met x en dan met de opvoeders en dan mag je telefoneren. Je moet het dus eerst vragen, dat wordt dan geregeld met de opvoeders en dan mag je dus telefoneren. Dus je moet op voorhand ook zeggen naar wie je wilt bellen? Ja maar je hebt een vaste persoon: je ouders en iemand van je familie. Je hebt altijd maar een dag dat je mag bellen, en dat is op dinsdag. En ik vind dat, ja kijk bijvoorbeeld er is iets dat je moet zeggen aan je ouders of zo en dat je dan wil bellen en je moet dan wachten tot dinsdag om iets te zeggen. En je vergeet het dan. - (Gesloten instelling) Neen, je mag eigenlijk niet telefoneren. Alleen in speciale gevallen.
De jongeren weten dat ze de regel moeten respecteren dat de lijn niet constant bezet mag zijn. Ook de andere jongeren moeten kunnen telefoneren en de lijn moet vrij blijven voor mogelijk binnenkomende telefoons (van instanties, consulenten, jeugdrechters, ...) - Je kan hier moeilijk binnen geraken. De lijn is altijd bezet. - En dat is precies dat als jij wil telefoneren, iedereen aan het telefoneren is. En dan vraagt iedereen of je wilt opschieten, want ze willen ook telefoneren. - Naar ons kunnen ze steeds bellen op dat nummer van de betaaltelefoon. Maar er is dus wel een limiet van ‘Kijk, meisjes, als je belt, maximum een kwartier’. Omwille van de andere meisjes, die kunnen ook
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
14
telefoon verwachten en zo. En waarom is dat op dat nummer? De andere telefoon is die van het bureau en die lijn moet vrij gehouden worden, moest er een jeugdrechter, consulenten, een of andere instantie bellen.
Ook hier krijgen we terug een aantal opmerkingen in verband met het respecteren van de privacy wanneer een jongere telefoneert. En dan heeft men het hier over het rustig kunnen telefoneren, zonder gestoord te worden door andere jongeren of begeleiders, of zonder het gevoel te hebben dat anderen ‘horen wat je zegt’. telefoneren, Hierbij is het vaak gewoon belangrijk WAAR de telefoon in staat. - Beneden is er een aparte telefoon met een apart nummer voor de meisjes. En als er iemand belt, dan moeten wij naar beneden gaan. Maar voor het moment is die telefoon stuk en moet iedereen hierboven bellen. Iemand had de hoorn eraf getrokken. - dat is wel ambetant - hij staat midden in de gang. En iedereen kan horen wat je zegt. - een pay-phone in een kotje hiervoor (...) Ja, je kan daar op je gemak bellen
Vervelend is het als ze willen weten met wie je telefoneert. - En ze vragen ook altijd naar de naam. ‘t Is blijkbaar niet voldoende te weten voor wie er gebeld wordt. - Dat vind ik ook stom: ze schrijven iedere keer op welk telefoonnummer dat je gebeld hebt. En waarom doen ze dat? Om te kijken hoeveel eenheden je hebt, geloof ik. En hoeveel je moet betalen. * Ik vind dat wel ambetant. Als je naar een vriendin wil bellen, moet je het telefoonnummer van je vriendin geven. Het is wel vrij naar wie je belt? Dat wel, maar je moet wel het telefoonnummer geven. Anders kunnen ze het toch ook zien. Dat zijn zo van die kleine dingetjes die je kan opnoemen, maar eigenlijk is dat hier een perfecte instelling. - Zelfs met ouders. Ze hebben eens gebeld, maar ik mocht geen Marokkaans spreken, ik moest Nederlands spreken. Maar dat gaat niet. Die denken gewoon dat ik iets verkeerds zal vertellen. Ze vertrouwen zelfs uw ouders niet meer.
Gestoord door andere jongeren - Kan je eender wanneer telefoneren? Ja, dat wel. (...) ja, het gebeurt wel vaak dat als je aan het bellen bent, dat ze dan passeren. Wat ik ook echt storend vind, maar dat is dan van de meisjes zelf. Als zij bellen ga ik mij stil houden en ga ik zelf niet naar het toilet. Want de betaaltelefoon staat echt wel aan de toiletten.
Gestoord door aanwezigheid begeleiders, - Ook de directrice loopt dan klak klak met haar hoge hakken voorbij terwijl je aan het bellen bent of begint dan te praten. Ziet ze dan niet dat ik aan het bellen ben (...) Dat gaat over respect. (...) Dat geldt ook voor de leiding. - En bellen naar uw consulent? Dat is ook op het bureau. Dus jeugdrechter, consulent, psychologe, … Het zou beter zijn dat ze je twintig frank geven om met de betaaltelefoon te bellen naar je consulent of jeugdrechter of zo. Want als je eens iets wil zeggen dan is dat ook heel vervelend dat daar begeleidsters bij zitten. Maar je bent niet verplicht om op de bureau naar uw consulente te bellen. Ik doe dat ook meestal via de betaaltelefoon want de begeleidsters hebben daar geen zaken mee. Maar dat kost zoveel geld! Ja, dat is wel een feit: twintig frank gaat er rap door.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
15
- Hier heb je net naast de bureau de telefoon. Dus als je naar je familie belt, ze kunnen het allemaal horen, wat je zegt. En dan vragen ze ‘Hoe is het in X (naam instelling)?’. Je moet dan echt heel goed opletten met wat je zegt. Dat vind ik dan jammer. Het is dikwijls dat ik tegen mijn vader zeg dat ik het niet dan ga zeggen, maar wanneer ik een keer kom of zo. Gewoon omdat ze het allemaal zouden kunnen horen. En als je dan de deur wil toe doen, zeggen ze ‘laat maar open’.
Jongeren voelen zich ongemakkelijk door het vermoeden en het wantrouwen dat er meegeluisterd wordt. Ze voelen zich niet vrij om te praten. - En als er iemand belt en ze kennen die niet, dan laten ze de deur open, willen ze horen wat je allemaal zegt. Daar krijg je geen privé. - Ja de meisjes is niet erg, die lopen gewoon voorbij, die gaan niet staan luisteren. Maar de begeleiders, die op de bureau zitten, laten alle deuren wagenwijd open, om te weten wat we zeggen. Dan kan je niets zeggen (zucht). - Ja maar dat vind ik wel goed, ze kunnen dus niet afluisteren. En waar staat de telefoon? In de bureau, in de bureau staat er een in een boven in de kamer van de opvoeders. Maar ze kunnen de gesprekken dus niet afluisteren, ze kunnen de gesprekken dus niet horen. Ja dat verloopt wel goed. Maar ik vind het wel stom dat als je aan het telefoneren bent dat de opvoeders weg en weer lopen in de bureau en zo. Dat je eigenlijk zou beginnen denken: Komen zij nu afluisteren of wat is dat. Of dat je eigenlijk niet veel kunt zeggen omdat ze in de bureau blijven zitten. - Maar het wordt ook afgeluisterd, wat je zegt. Het is niet allemaal gelijk wat dat je zegt. Hoe bedoel je afgeluisterd? Ja, er staat een luidspreker aan. - (gesloten instelling) Af en toe luisteren die soms mee aan de telefoon. Mijn broer belde naar hier. Die zetten gewoon de luidspreker op om mee te horen wat die te zeggen heeft. Efkes spreken met uw broer, die respecteren dat niet. Ik zet dat ding terug af.
Waarom is dit telefoneren voor jongeren belangrijk? Voor vele jongeren is dit een belangrijk contactmiddel en ze storen zich er dan ook aan indien niet doorgegeven wordt als iemand voor hen belde. - Ze schrijven dat dan op en ze zeggen dat dan aan ons. Van ons soms niet. Dat is te zien in welke dag dat ze dan zijn. Ja het is soms eens gebeurd dat er gebeld wordt en ze het niet door zeggen, dat het helemaal niet gezegd wordt. - Ze zeggen niet alles door. Bijvoorbeeld, als er iemand gebeld heeft, en je bent die dag weg, zeggen ze dat niet altijd door. Als er iemand gebeld heeft, schrijven ze het wel op, (...) Op een kladblad wat er die dag gebeurd is of wat er nog moet gebeuren. En als er iemand belt schrijven ze dat wel op wie er gebeld heeft, maar ze zeggen het dan niet altijd door als je ze niet aan de telefoon mag hebben. - De telefoon is ook nog zoiets. Tijdens het eten en kameruur mag je geen telefoon ontvangen. Er belt iemand voor u en ze zeggen dan ‘Sorry, het is kameruur, sorry we zijn aan het eten, sorry we zijn taken aan het doen.’ Op den duur zijn ze dat ook beu. - Ja. Maar het kan zijn, dat ze gebeld hebben en dat je er dan niet bent en dat ze dan moeten doorgeven dat ze gebeld hebben – en dat ze er een week later pas aan denken.
Er wordt veel getelefoneerd. Dit is vaak een kostelijke zaak voor jongeren. Ze kunnen hun telefoons doen via een betaaltelefoon die geld slikt, maar waarbij ze meestal meer privacy hebben.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
16
- De telefoon hier is een betaaltelefoon. Ik vind dat ze je bv. 2 keer in de week moeten laten telefoneren waarvoor je niet moet betalen. De betaaltelefoon blijft en dient dan voor als je nog meer wil bellen. - Maar langs de andere kant, bieden ze u daardoor ook meer privacy zogezegd. Als je belt op het bureau, is er steeds iemand aanwezig, omdat dat ook moet, omdat daar het geld bewaard wordt en zo. - De telefoon hier is afzetterij. Ze zouden er beter een limiet op zetten. - Dat is een gelddief, dat machine! Dat is op, direct op en ten tweede dat machine is om de vijf minuten een wrak. - Er wordt hier blijkbaar veel getelefoneerd? Ja, die worden hier rijk van onze telefoons. Wij bellen soms tien keer per dag naar iemand.
Meestal is er ook wel een soort regeling waardoor jongeren gratis kunnen bellen naar hun ouders of naar instanties. De overige telefoons betalen ze zelf. De gewone telefoon is juist om afspraken te maken met ouders of zo. Vroeger mocht je altijd bellen naar uw ouders al was het maar om gewoon te babbelen. Maar de laatste tijd werd daar te veel van geprofiteerd en hebben ze gezegd echt alleen voor de meest dringende zaken. Maar als dat dringende zaken zijn, naar uw ouders of familieleden of belangrijke aankondigingen, dan mogen we gratis hierboven bellen. En vrienden, ... het is logisch dat je niet op hun kosten belt. Vrienden in het telefoonkot, en als het familie is, mag je altijd hier bellen. Dat is spijtig. Ik denk, zou je hier naar je vrienden mogen bellen dat ze serieus wat zouden mogen betalen. Ze mogen wel naar hier bellen hé. Moet je ook betalen als je naar huis belt? Soms. Dat hangt er van af. Maar naar huis bellen is niet hetzelfde.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
17
Regels en afspraken De regels en afspraken zijn hier duidelijk. Ik weet wat mag en wat niet mag. Het Protocol stelt o.m. dat de jongere recht heeft op begrijpbare informatie over alle zaken die hem aanbelangen. Ook over het opvoedingsregime van de voorziening, de regels en afspraken binnen de voorziening, enz. Geïnformeerd zijn over de eigen rechten en plichten is trouwens een essentiële voorwaarde om de rechtspositie van jongeren te verbeteren. Regels en afspraken nemen een belangrijke plaats in in een voorziening, ook voor de jongeren. Het kaartje ‘regels en afspraken’ werd namelijk op één na het meest gekozen. Een voorziening is steeds en in alles gebonden aan regels. In de dagelijkse werking in de eerste plaats in functie van het groepsgebeuren, ten koste van een geïndividualiseerde aanpak. Er moet zoveel mogelijk gepland worden. Vanuit de voorziening gezien kan het soms niet anders en is dit zeer begrijpelijk. Dit laat echter niet weg dat jongeren echter het gevoel hebben tekort gedaan te zijn.
Aan de jongeren werd gevraagd wanneer ze op de hoogte gebracht werden van de regels en afspraken. Hoewel dit vaak bij de eerste kennismaking met de voorziening gebeurde, wordt ook veel info doorgegeven door de andere jongeren. - De eerste dag, moet je dat eens lezen. Je hebt zo’n reglement op uw kamer. Allé, dat ligt een tijd op uw kamer, als je binnen komt. Je krijgt dat voor een paar dagen en dan komen ze dat weer halen. Als je hier voor de tweede of derde keer binnen komt, dan ken je de regels al. Het is toch altijd hetzelfde. De ene keer geven ze dat wel, de andere keer niet. - Vanaf de eerste dag dat je hier toekomt. Hoe langer dat je hier bent, hoe meer dat je te weten komt. - Ik heb dat allemaal aan hen gevraagd, van wat moet en wat moet niet. En soms krijg je hier dan nog op uw donder, hé. Ja, van ‘Jij woont hier al lang en de ouderen moeten het goede vb. geven’.
Bij aankomst in de voorziening geeft de begeleiding in eerste instantie uitleg over een aantal algemene regels in functie van wat mag en niet mag. De rest van de regels wordt duidelijk tijdens het verblijf zelf. De andere jongeren zijn hierin een belangrijke bron aan informatie. - Het is wel zo dat – als je hier binnenkomt – dat er tegen u wordt gezegd wat de regels allemaal zijn. Ze zeggen wel – toen dat ik hier binnengekomen ben – van ‘Kijk, druggebruik, alcoholgebruik, misbruik van medicaties, dat wordt niet toegestaan. Doe je dat wel, dan volgt er een contract. Als je je niet houdt aan wat er in dat contract staat, dan mag je hier ophoepelen.’ Dus dat is alles wat er mij gezegd is. En de rest kom je zo te weten, terwijl je hier zit. - Meestal is dat de maatschappelijke werkster die dat vertelt. Of iemand van de begeleiding. Dat is te zien wie er hier is en wie er tijd heeft om u zo een beetje uitleg te verschaffen. Dat zijn dan de zwaarste regels. De kleine regels kom je meer zelf te weten van de rest en zo. - Ik heb een intake gehad en daardoor wist ik ongeveer wat er ging gebeuren. - Vrienden hebben dat gezegd en ook als je hier toekomt zeggen ze dat. - Je ziet dat van anderen. Als je onder je voeten krijgt voor het een of het ander dan weet je wel dat dat niet mag hé. - Door de opvoedsters. Je gaat op je kamer en ze sluiten u op ze geven u een boekje. Soms wordt er een boekje meegegeven, om ev. nadien nog eens het reglement na te kunnen lezen. De inhoud van deze boekjes stemt niet altijd overeen met de regels en afspraken in de praktijk.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
18
- Ja, we hebben zo'n boekje gehad. In het begin dat je hier komt krijg je zo'n boekje. * Ik heb dat niet gehad. Dat is nu nog nieuw. Wij krijgen dat niet, als je hier binnen komt, zeggen ze dat gewoon, ze spreken er een keer over met je. En je moet dat maar onthouden. Soms vergeet je dan iets en ze zijn dan kwaad omdat je iets niet doet en zo. - Zo'n boekje, als je dan denkt dat je iets vergeet kun je het nog eens in kijken. Soms hebben we een groepsgesprek en dan wordt daar ook soms over gesproken. Ik heb dat boekje in het begin eens gelezen. En nu weet ik het niet meer liggen. - Ik ben hier binnengekomen en ik heb dat zelf allemaal moeten onderzoeken wat dat hier was, want ik heb geen boekje gekregen, ik heb geen uitleg gekregen, niets, omdat die boekjes langs geen kanten meer kloppen, die boekjes zijn misschien van tien jaar geleden. Ik heb alles zelf moeten onderzoeken. Van alles wat er in staat, je kunt bijna niets meer vergelijken met nu. - Alles wat in dat boekje staat, meer dan de helft klopt daar niet meer van!
Het boekje met het huisreglement wordt echter niet altijd gelezen. - Die boekjes vind ik gewoon papierverspilling. Ik ben het al vergeten. - Zo’n boekje met regels dat is enkel goed als toiletpapier. Dat gaat enkel maar om de basisregels. Ik heb dat niet gelezen. - Ze zeggen dan ‘Je moet dat eens lezen en als je iets niet begrijpt moet je het eens vragen’ Als je op je kamer komt, leg je dat boekje gewoon aan de kant. Vooraf informatie krijgen over de regels en afspraken binnen de voorziening kan nochtans belangrijk zijn om een beeld te vormen van de voorziening en eventueel een andere voorziening kiezen. - Je kunt nog kiezen: als ze ‘t trappensysteem uitleggen en je vindt het niet goed dan moet je niet komen. Voor de nieuwkomers wordt in de eerste plaats gekozen voor een korte mondelinge toelichting. - Wel, nu weet ik dat allemaal, maar voor de nieuwkomers, ze zouden wel een keer, ja, mondeling door kunnen spreken. - In het kort uitleggen, beter niet te lang. En zeker voor iemand die voor de eerste keer in een instelling zit. Zoals ik. Ik heb daar geen problemen mee, ik zit er al 11j. in.
Er bestaat heel wat onduidelijkheid rond regels en afspraken, o.m. omdat er zoveel regels zijn, omdat er van afgeweken wordt, ... De regels rond sancties zijn echter wel duidelijk. - Ik zit hier al een jaar en een half en ik weet ze ook nog niet. - Hier staat veel in de reglementen, maar er wordt niet aan gehouden. - We kennen die niet. Ik ken er geen enkel. Ja, alles wat je doet, is fout hier. Dat is waar. Je doet een klein dingetje verkeerd – ook al is dat iets stom hé – dan word je al gestraft. - Zie, de regels zijn heel duidelijk, maar het is ook heel gemakkelijk: als je iets verkeerd doet, dan is dat direct straf. Meer is dat niet. - Die zijn zeer duidelijk die regels en afspraken en als er iets misloopt, dan worden we daarop gewezen en gaan we daar direct mee akkoord Je krijgt dan wel eens een kleine sanctie. Het hangt er van af wat je gedaan hebt. Nu, voorlopig nog, gaat alles goed met die regels en die afspraken. We zijn daar allemaal mee akkoord.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
19
Er is een grote behoefte aan duidelijkheid rond regels en afspraken. Sommigen stellen voor ze aan de muur te hangen. Vooral om van in het begin op de hoogte te zijn van de regels. Voor anderen is dit niet zo belangrijk, maar wordt er meer belang gehecht aan flexibel omgaan met regels - Ik vind dat toch ergens belangrijk, dat er hier een papier tegen de muur hangt met al de regels. Daar (in een psychiatrische kliniek) was het toch duidelijker. Daar werd duidelijk gezegd dit en dat (vb drugs, agressiviteit) wordt niet toegestaan. Ik zeg niet dat dat hier op elk kamer en op elke deur moet geplakt worden. Maar ik vind wel als je als meisje binnen komt, dat je echt moet kunnen zien wat de regels zijn. En waarschijnlijk als je dat één keer gezien hebt, ga je toch eens iets vergeten en dan ga je dat toch overtreden. Dan vind ik dat je het excuus niet meer kunt gebruiken ‘Wij wisten dat niet’. - Ik vind zoals het hier is goed. De regels worden besproken, maar zijn niet op papier gedrukt. Het is hier uw huis en zo, je kunt eens iets fout doen. Maar je woont samen met de meisjes, dus je moet je wel aan de regels houden.
Jongeren vragen een zekere flexibiliteit rond regels, maar deze mag niet leiden tot verwarring. Er wordt in de beleving van de jongeren gehandeld volgens het moment of naargelang het al dan niet over een IB-jongere gaat, met gevolgen voor de groepssfeer. - De begeleiding maakt regels en die gelden dan voor een week. - Als ik zeg dat het in het reglement staat en ze wisten dat, dan halen ze een regel boven die zegt dat ze alles persoonlijk mogen veranderen. Ze leggen niet uit wat de persoonlijke regels zijn. - Ze trekken gewoon punten af, als ze goesting hebben om u boven te steken. Niet op wat we hebben gepresteerd ‘Die zijn kop staat mij niet aan, hup twee punten minder.’ - Maar het is overal hetzelfde. De regels veranderen om de minuut. De ene keer leggen ze het zo uit en als je het dan zo doet, dan is het weer anders. - Ik vind dat de regels soms heel onduidelijk zijn. Voor de ene mag iets wel en voor de andere dan niet. Ik vind dat dit moet gelijk zijn voor elkaar. Meestal is dat zo bij IB-kindjes. - Maar het is overal hetzelfde. De regels veranderen om de minuut. De ene keer leggen ze het zo uit en als je het dan zo doet, dan is het weer anders.
Zelfs de begeleiders kennen niet altijd de vastgelegde regels. - Je krijgt het huisreglement bij de intake, maar ze weten zelf niet wat er in staat. - Van de ene begeleider mag je en van de andere mag het niet. Als de begeleidsters zelf niet lang willen opblijven dan moeten we vroeger gaan slapen ook al mogen we normaal gezien langer op blijven. Je weet wel dat je gelijk hebt, want het staat in het boekje maar de begeleiding weet het niet. De begeleidsters staan zelf wel met dat boekje te zwaaien maar ze kennen zelf de regels niet genoeg. De regels zijn hier goed maar ze moeten ze toepassen.. - Ze (de begeleiding) zouden eens allemaal samen rond dat boekje moeten zitten en dat eens allemaal overlopen. - Ja zeg, als we er iets van zeggen en we zagen er teveel over dan vliegen we voor 3 of 4 dagen in het cachot. De opvoeders weten gewoon niet wat ze moeten doen. Wat de regels zijn, staat volledig niet in het reglement zulle! Ofwel passen ze ze niet volledig to. maar er zijn goede opvoeders bij. Die oude mensen die al langer werken.
Soms veranderen de regels ook wel naar aanleiding van het gedrag van de jongeren zelf.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
20
- Gewoon omdat wij veel uitsteken en dan moeten ze een paar regels strenger toepassen. Of wegvallen of strenger. Of je mag iets later of iets vroeger of zo. Ik kan jullie nu een boekje geven, maar je mag over een maand komen zien, dan hebben we een nieuw boekje.
Regels kunnen verschillen naargelang de leeftijd van de jongeren. Vooral voor uitgaan wordt dit als zeer beperkend ervaren. Terwijl ze vaak ervaren dat ongeacht de leeftijd verantwoordelijkheid, zelfstandigheid verwacht wordt, wordt voor concrete dingen zoals bijvoorbeeld uitgaan wel rekening gehouden met de leeftijd. Dit onderscheid in hantering houdt volgens de jongeren geen steek. Hoewel de leeftijd een criterium is waarbij een duidelijke grens kan getrokken worden, wordt deze inhoudelijk niet positief ervaren. - Ze moeten de meisjes behandelen naar de leeftijd. - Ik vind het dom dat er onderscheid wordt gemaakt tussen leeftijd. Er zijn meisjes die 16 jaar zijn en die mogen dan weg. Ik ben 14 en ik mag niet weg, ik moet mij zitten te vervelen. Dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen het gedrag. Als ge u goed gedraagt, je bent toch maar 14. - Je moet evenveel doen als iemand van 17: ge moet u volwassen gedragen, alle telefoons zelf doen, ... Volgens hen gedraag je je dan goed en toch mag je niet uitgaan. Voor alles beschouwen ze je als volwassen, maar voor het uitgaan ben je weer 15. En dan zijn ze verwonderd dat je weg bent. Ge zit hier elk weekend, Iedereen gaat uit en amuseert zich. Het is hier een goede home, maar op het gebied van uitgaan niet. Alles vanaf 16 jaar. Als je jonger bent, dan behandelen ze je werkelijk als een klein kind. - Ik vind dat je hier niet moet zitten als je 14 bent, als je toch niets mag. Dat ze mij hier dan pas steken als ik 15 ben. Want in X mag je wel uit als je 14 bent. Dus dat wil zeggen dat ik hier nog een jaar en een paar maanden moet zitten zonder dat ik kan uitgaan. Dan vind dat ze moeten zeggen, kom pas vanaf je 15 jaar naar X. Ja, dat is eigenlijk een beetje sadistisch, want die die jonger zijn dan 16, die zitten dan hier dan te rotten. Zo voelt ge u wel. Je weet dan dat iedereen zich aan het amuseren is, bij vrienden is en wij hier weeral voor TV zitten. - Maar er zijn meisjes die 14 jaar zijn, maar in feite rijper zijn en het verstand hebben van een meisje van 16 of omgekeerd. Het is dom om altijd rekening te houden met de leeftijd. - Over die slaapuren. Zoals zij, zij is 14 jaar en ze mag maar om 21u. gaan slapen. Dat is toch geen uur om te gaan slapen! Ik zelf moet om 20.30u. gaan slapen, ik ben 12 jaar oud. En dat blijft tot je 14. En als je 16 bent, mag je tot 21.15u. opblijven. En als ik hier nog 11 jaar was, moest ik om 19.30u. in mijn bed.
De regels die concreet vernoemd zijn, gaan over uitgaan, roken, slapengaan, oorringen, enz. Sommige regels verschillen echter niet van regels die in de meeste gezinnen gelden. - In het weekend mag je tot 10u weggaan maar hier mag ik maar tot 9u. En dit is ook in de vakantie. - Over uitgaan. Ik ben meerderjarig en mag evenveel als iemand van 15 die nog thuis woont. - Bij ons mogen de niet-rokers daar niet binnen. Als je 15 bent mag je roken. En dan mag je daar dus ook binnen. allé als je niet rookt en je bent 15, dan mag je daar ook binnen, maar als je nog geen 15 bent mag je dus niet in dat lokaal binnen. Tenzij, met toestemming van de begeleiders of als er bezoek is. Ik vind dat ze die leeftijd moeten weglaten. Ik bedoel nu niet dat de kleintjes van 8 of 9 jaar daar in dat rooklokaal zouden mogen zitten. - Wat ik ook stom vind, dat je op bepaalde uren uw sigaret moet gaan smoren. Je mag, maar op bepaalde momenten. Voor sommige mannen is dat een straf hé. En dan staat er een opvoeder achter uw zetel een sigaret te roken. - Er zijn onnozele regels bij ‘Je mag niet aan de stereo komen’, maar als ze nu zeggen ‘Je mag wel aan die stereo komen’, dan staat er een om de vijf minuten aan die stereo om zijn cassetje op te zetten, om
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
21
zijn post op te zetten, om zijn CD op te zetten en dan staat er hier om de vijf minuten iets anders op. Want de ene wil dit horen en den andere wil dat horen. - Tatoeages of oorringen dragen, mag niet. Een jongen mag dat niet. Een meisje wel. Je mag er maar één paar dragen. Maar je moet tot je veertien wachten totdat je allebei je oren (mag) steken. Je moet wachten tot je veertien jaar. Een neusring mag ook niet. Je moet ze uit doen als je hier toekomt. - Wel, je hebt echt van die huisregels, dat zijn van die regels die je met thuis kunt vergelijken. Juist het uur van opstaan en het uur van slapen is wat anders, maar zo ervaar ik het. Tegenover, als je ergens anders zou terechtkomen, dan denk ik wel dat dat strengere regels zijn. Het is overal wel hetzelfde, van pantoffels en al die dingen! Als je kijkt, thuis, de meesten moeten toch ook pantoffels dragen. Bij mij toch. - Ze zijn nog beter dan thuis. We moesten wel onze schoenen uitdoen hé thuis. We moesten op onze kousen lopen of op blote voeten. Voor uit te gaan zijn de regels hier, vind ik, beter dan bij mij thuis. Ik vind ze ook doenbaar.
Sommigen vinden dat de regels bespreekbaar zijn, anderen spreken van opgelegde, rigide regels. Ook hier zijn grote verschillen in de beleving van de jongeren, afhankelijk van de begeleiding, in welke groep de jongeren zitten, ... - Je kan wel langer wegblijven als de begeleiding mee gaat. - Neen. In onze groep worden er wel nog uitzonderingen gemaakt. Dat wordt toegestaan, als dat niet te vaak gebeurd. - Het zijn losse regels. Het zijn heel goeie regels. - Wij kunnen er helemaal niets aan doen – Wij moeten, moéten. - Jamaar, ze moeten die regels toch niet zomaar aanpassen, omdat wij die niet goed vinden. - Er zijn zo van die onnozel dingetjes, waarvan ik vind dat ze iets meer moeite voor moeten doen. Sommigen, er zijn er die dat doen, maar er zijn er andere … Voor zo’n onnozele dingen zeggen ze ‘dat mag niet’, terwijl dat je eigenlijk evengoed kunt zeggen ‘Ja, dat mag wel’. En dat geeft dan een totaal andere sfeer in de groep. - Ja, Maar ze willen niet luisteren. Ze zeggen: ‘Geen discussie’. Je gaat dan je stem verheffen en dan zeggen ze dat je kinderachtig doet of de discussie is afgesloten, en als je dan nog doordoet heb je sanctie. - Ik vind: als je tegen een opvoeder of opvoedster praat, ze luisteren wel naar je, maar ik heb ook al ondervonden dat ze bij hun standpunt blijven. Dat ze zeggen ‘dat kan niet veranderen’. - Ze hebben ons daarvoor rond de tafel geroepen en allemaal uitgelegd hoe dat allemaal ineen zit. Het papier hangt nu aan het prikbord. Dan kan je zo eens kijken wat je mag en zo. Het is ons eerst allemaal uitgelegd geweest, we hebben er ook onze mening over kunnen zeggen.
Bij overtreding van de regels hangt er een sanctie aan vast. Deze straffen worden heel gedetailleerd beschreven. Vaak hangt daar een gans puntensysteem aan vast. Een sanctie heeft niet zelden gevolgen voor gans de groep. Een sanctie wordt soms ook gezien als een bijkomende straf op de plaatsing. Soms wordt dezelfde fout meerdere keren bestraft door verschillende begeleiders of heeft een sanctie gevolgen voor de plaatsing, omdat het aan het dossier wordt toegevoegd. - Er volgt ook een straf ; dus weten we wat de regels zijn. Dus komen we te laat thuis, dan weten wij dat daar een sanctie op volgt. Komen we 10 minuten te laat thuis, dan is dat de volgende dag 20 minuten vroeger thuis zijn. Blijven we een ganse nacht weg, dan volgt daar een serieuze straf op. Bvb. een week dat je enkel naar en van de school kan gaan en voor de rest thuis. (ontkenning vanuit de groep: het is
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
22
een maand) Meestal wordt dan ook de politie op de hoogte gebracht. Vaak wordt daar ook omtrent een contract afgesloten, zo van weglopen en zo. Overtreed je die regel een tweede keer, dan vlieg je hier buiten. Ook rond andere zaken zoals drugs, alcoholgebruik, misbruik van medicatie zijn er hier serieuze afspraken. Het is wel zo bij druggebruik, -verbruik, -verkoop of -aankoop, zowel in de home als buiten de home dat ze erachter komen, dan volgt daar een contract op. Betrappen ze u daarop, dan vlieg je buiten. - Er worden afspraken gemaakt en als er dan iets mis loopt door een of twee meisjes verandert de regel. Doordat ze met één iemand negatieve ervaring hebben die zich niet aan de afspraken houdt. Ze geven je dan geen kans meer. Ze schaffen de regel af door de negatieve ervaring die ze hadden met een persoon. Na veel zagen zien ze dat dan wel in, na een tijd versoepelt dat wel terug. - Wat ik erg vind is dat als je met iemand anders zijn fiets rijdt als de begeleider dat ziet moet je x fr. betalen. Dat is een boete. Of op de brandtrap, je doet bvb. tikkertje verhoog en je wil op de brandtrap gaan staan en er komt een opvoeder buiten en die ziet dat, dan heb je ook een boete. - Je krijgt dus voor alles wat je doet punten. Echt, ik vind dat ook echt kinderachtig. Dat is echt zo van ‘Jij bent slecht, min één’. Dat is toch stom. Het is een kinderachtig systeem. Gij zijt braaf, 1 punt bij, gij zijt stout, een punt minder. - Je krijgt daar punten voor. Ja, want dan kan je er ook voor beloond worden. De puntenlijst begint met 8. Op een volledige week kan je –1 of +1 krijgen. Als je 3 keer 10 achter één hebt, dan krijg je een cinematicket, dan krijg je frieten gratis of dan mag je heel de week een half uur langer opblijven. - Als er iets serieus gebeurt dan vliegt iedereen op zijn kamer. Ze doen dat om groepsdruk uit te oefenen op dat meisje dat iets gedaan heeft. Neen, ook met de bedoeling om geen ruzie in de groep te krijgen. - Als je hier iets uitsteekt dan vlieg je naar ergens anders. De sancties zijn hier niet zo duidelijk. - Als je hier wilt vluchten en als je gepakt wordt, dan word je naar X. (leefgroep) gestuurd. Dat is een straf op zichzelf, want dan komt er een straf bij. - Ze zeggen ‘Ja, oké, als je iets verkeerd hebt gedaan, dan blijf je op je kamer zitten tot de vergadering.’ Op de vergadering wordt dat besproken. En dan daarna weet je eigenlijk uw sanctie. Dat zijn eigenlijk twee sancties. - Als je onder je voeten krijgt, zijn ze er de hele dag mee bezig. Dat kan niet vijf minuutjes duren of 12. Ze zijn er de hele dag mee bezig en ‘s avonds ook als je gaat slapen. Dan krijg je weer onder je voeten. Het is de hele tijd door. En als je onder je voeten krijgt, schrijven ze het in een boekje. Ze gaan dan naar de jeugdrechter, geven het aan iemand anders. En als je dan vraagt: mogen we die boeken zelf houden? , zeggen ze ‘neen, neen, we scheuren dat, zodat niemand dat kan lezen’. En we mogen dat niet weten wat ze opschrijven. - Quarantaine? Dan mag je op niemand zijn kamer en mag niemand op jouw kamer.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
23
Zakgeld Ik beslis volledig zelf wat ik met mijn zakgeld doe. Het Besluit van de Vlaamse Regering inzake erkenningsvoorwaarden en subsidienormen voor voorzieningen BJB van 13 juli 1994 voorziet voor de jongere een recht op zakgeld. In het kader van deze bevraging is ‘zakgeld’, net zoals ‘ regels en afspraken’, ook één van de topitems. Er werd gevraagd of ze zakgeld krijgen, in hoeverre ze zelf beslissen hoe ze dit spenderen, waaraan het vooral gespendeerd wordt, enz. Alle jongeren krijgen zakgeld. Eén enkele keer moeten jongeren per uitgave die ze willen doen, het nodige bedrag vragen aan de begeleiding. De bedragen verschillen volgens leeftijd en soms wordt het per week betaald, soms per maand. Het is voor de jongeren duidelijk dat dit zakgeld niet door de voorziening zelf betaald wordt, maar door de overheid. - Dat is van het ministerie. Je krijgt 1070 fr. per maand en je mag maar 150 fr. per week opdoen. De rest staat op een spaarrekening. Maar je kan daar niet aan. - Ik vind dat het zakgeld goed is. We moeten niet meer verwachten. Dat is normaal. Maar ik vind het wel beu als ze zo zeggen ‘pas op, je moet daar een ganse maand mee door komen’. En dat is elke maand hetzelfde bij mij, want ik ben nogal iemand, die wel eens tekort heeft. Maar ik weet dat. Ik weet dat dit één van de instellingen is waar je het meest zakgeld krijgt in X. was dat niet. - Ieder kind, heeft zijn eigen bedrag en dat wordt dan allemaal apart in de bureau gelegd in bakjes. En als je dan zakgeld nodig hebt, dan moet je dat dan vragen aan de begeleider, aan je persoonlijke begeleider en als je persoonlijke begeleider er niet is mag je anders geen geld hebben. - Ik vind niet dat we zoveel geld moeten krijgen, dat we ermee kunnen smijten of zo. En ik weet dat we voor een goed deel afhankelijk zijn van de staat, oké. Mijn ouders wordt het kindergeld afgehouden voor mij, dat gaat naar de staat en komt terug naar hier. Oké, met dat kindergeld, kan je ons niet onderhouden. Dus de staat legt bij. Nu, ik vind langs de andere kant, moest de staat nu de mogelijkheid hebben om ons meer zakgeld toe te steken, tenslotte later betalen wij dat toch op een of andere manier terug. Voor mijn part mogen ze dat zo regelen, van ‘Kijk, een afspraak maken, dat je dan later – wanneer je werkt - wat meer belastingen betaalt dan de doorsneebevolking’. Want belastingen moet je sowieso toch betalen. Maar het feit is we zijn afhankelijk geweest van de staat, dan willen we er ook wel iets voor terug doen. We hebben iets meer gekregen dan een ander mens ook hé, want een ander mens leeft gewoon in zijn gezin, is afhankelijk van dat gezin. En voor ons zijn die instellingen gebouwd, waar wij afhankelijk van zijn. Als je thuis woont heb je ook al automatisch iets mee. Kunnen wij dat dan ook niet op een of andere manier terug geven? - Als je een vakantiejob doet of zo en je verdient geld dan moet je je zakgeld teruggeven. Als je meer dan x verdient dan krijg je geen extra zakgeld meer. Maar dat is niet de schuld van hier maar van de staat. De staat heeft belachelijke regels. Ze geven je kinderbijslag aan de staat en die subsidiëren dan je zakgeld. Die staat zou beter eens aan ons denken als ze die regels maken. Ik wil sparen om te studeren en een kot te kunnen betalen, maar het is hier zeer moeilijk om te kunnen sparen. - Het is geen perfect systeem, maar je moet maar eens proberen er een ander te bedenken. Dat gaat gewoonweg niet. Ik vind die punten ongelooflijk kinderachtig, maar probeer maar eens iets anders te bedenken. Zonder punten. De punten worden omgerekend in zakgeld. Je krijgt een frank per punt. Als je bezoek krijgt een frank. Anderhalve frank per punt, als je geen bezoek krijgt. Een achterlijk systeem. Maximum een kleine vijfhonderd frank per week. Dat is goed. Dat is veel. - Dat wordt gespreid over de week. Anders zou dat in één dag op zijn. - 2 keer per maand. Dat ligt wel anders voor mensen die al werken. En leercontracten krijgen geen zakgeld, je krijgt wel zakgeld maar dat is van je eigen geld. Je krijgt wel meer dan diegene die zakgeld krijgen van hier.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
24
Naast zakgeld is er ander geld, zoals werkgeld, kledinggeld, budgetgeld, toiletgeld, ... waarvoor dan ook andere regelingen voor bestaan. - Met je zakgeld doe je wat je wilt, maar met je werkgeld daar beslissen zij over. Je gaat gaan werken en je moet het afgeven. En zij zetten dan zoveel op de bank als ze willen. Je hebt niets te zeggen. Je krijgt het niet in je handen en je moet altijd zeggen wat je er mee gaat doen. - Ja, maar voor sommige dingen moet je dan betalen. De waarborg voor je kamer en voor je sleutel. En dan was dat maar 1800 fr. per maand hé. In de maand werden daar dan kleine delen van af getrokken. En dan kwam je daar zeker niet mee toe. - Ook in de eerste groep: als je daar kookt, krijg je ‘kookbons’. Dat is ter waarde van 250 fr. Dus als je een aantal keer kookt, dan kan je daar iets mee gaan kopen, dat moeten wel huishoudartikelen zijn, zoals een strijkijzer of zo. - Budgetgeld? Dat is gewoon het geld voorzien voor echt noodzakelijke gebruiksgoederen. - Het toiletgeld is verschillend voor meisjes en jongens. Meisjes hebben meer nodig. Er mag geen verschil zijn tussen meisjes en jongens. Alles is nu veranderd, vanaf nu is het wel gelijk. De verdeling hier is niet goed.
Extra geld, bijvoorbeeld zakgeld van thuis of geld verdiend met overuren. - Dat mag je bijhouden. Tenzij je schuld hebt. Als je het niet zegt, weten ze het niet. Als je het zegt, moet je het nog afgeven ook. - Als je te veel zakgeld krijgt van thuis, moet je dat wel daar afgeven hé. Dan moet dat in je bakje of in een envelop. * Dat is niet waar! - Dat is wel waar. * Dat is niet waar. - Normaal -allé, ik ga in overuren hé – als ze dat weten, moet ik dat allemaal afgeven. - Van die opvoedster mag je maar drie zakjes snoep meehebben. Bij ons is het de gewoonte als je snoep mee hebt, mag je ze allemaal bijhouden, maar als je ze in de leefgroep opeet, moet je ze delen. Dat vind ik logisch. Want er zijn er die dat bijvoorbeeld niet krijgen en er zijn bijvoorbeeld meisjes die ook met 300 fr. moeten toekomen maar die geen familie hebben die op bezoek komt en die zouden daar dan zitten te kijken terwijl jij je snoep zit op te eten. Dus dat vind ik wel heel logisch.
In hoeverre jongeren zelf over hun zakgeld mogen beslissen verschilt van voorziening en hangt af van de leeftijd. Soms moet effectief toestemming gevraagd worden aan de begeleiding, dit geldt vooral voor jongere kinderen. Opvoeders proberen het kopen van ‘nutteloze dingen’ af te remmen. - Je mag er alles mee kopen. - Ja. Dat is wel goed. Maar het is niet veel hé. Thuis krijg je meer dan hier. Hier krijg je iets voor kleutertjes, thuis krijg je het dubbele of meer. - Dat is toch persoonlijk. Als je iets wil kopen en je verandert van gedacht. Ze weten het eigenlijk niet hé, maar ja. Dat gaat hen toch niet aan wat jij koopt? - Maar ik vind dat we hier teveel verantwoording moeten afleggen. Er zijn hier misschien die 12, 11 jaar zijn als ze hier aankomen en je moet al uw verantwoordelijkheid opnemen van iemand van 18, 19 jaar. Tenslotte ja, je bent een kind en je kan – allé ik wil maar zeggen: je moet nog opgroeien en je moet al leren leven als nen groten. Het is een probleem ook: het is van groep tot groep anders. Van iedereen is het eigenlijk verschillend. Per groep wordt het anders bekeken.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
25
- ‘k Mag niet doen wat ik er mee wil doen want dat mag niet. Ze vertrouwen mij hier niet en dat vind ik slecht. * Ik mag dat wel. Iedereen heeft wel een andere regeling en het is per leeftijd. - Het is zo dat als het grote bedragen zijn, je dat aan je persoonlijke begeleider moet vragen. Maar neem dat het om 20 of 40 fr. gaat dan mag je dat ook aan de andere opvoeders vragen. Het is dus ook zo dat je dus niet mag kiezen wat je koopt. Nee, ze moeten dus weten wat je wilt en het kan dat ze dan soms zeggen, dat is nutteloos wat je koopt of ik zou liever hebben dat je dat niet koopt. Maar bij ons wordt er dus niet zo veel gevraagd van zakgeld omdat we dus toch weten dat het meeste niet zou mogen. - Zoals ik, ik begin zakgeld te krijgen en kledijgeld. En eigenlijk is dat moeilijk, want ik krijg maar per maand 1500 fr. En, ik moest toen een trui kopen, maar ik heb dan in de plaats een bloes gekocht, maar die was wel dik en warm. Toen kreeg ik onder mijn voeten dat ik moest wachten vooraleer ik iets anders ging kopen. Ik heb dat betaald met mijn zakgeld. - Wij mogen ons geld spenderen, zoals we dat willen. Zolang het geen drugs of alcohol is, want dan trekken ze het in, niet? Dat kunnen zij niet weten. Jawel als je je geld gekregen hebt en na een dag kom je met lege handen terug thuis, gaan die ook vragen waar dat naar toe is. Ik ga niet zeggen wat ik met mijn geld gedaan heb.
Waarom er controle wordt uitgeoefend. - Ze doen dat gewoon omdat je geen drugs zou kopen en al van die dingen. Ik vind dat toch onnozel, hoor. Ofwel koop ik te veel cadeautjes volgens hen, dat mag ik ook niet hebben van hen. Dat is niet fair. Ik heb zo’n kaartje gekregen met mijn nummer op. Maar ik kan daar toch niet aan. Als zij niet tekenen, kan ik daar niet aan.
Een in veel groepen gemeld pijpunt waren de ‘kasticketjes’. Hierbij kloegen de jongeren niet over de controle die hierdoor uitgeoefend werd, maar wel over het feit dat zij bij iedere uitgave zo’n ticket moeten vragen, in een overvolle winkel, bij een soms achterdochtige winkelier, .... Begrijpelijk om de boekhouding onder controle te houden, maar voor de jongere vaak vervelend. Vooral als uitgelegd moet worden waarom ze een ticket nodig hebben, van waar ze komen, enz. - Tickets vragen bij aankopen. Dat is vervelend je denkt daar niet altijd aan. - Je moet wel altijd aan ticket meebrengen van alles wat je koopt. Dat moet je dan vragen en dan bekijken ze je vies. Je moet ook een stempel krijgen en de meeste mensen denken dan dat je hen iets wilt lappen. Begin dan maar eens heel de boel uit te leggen. Dat ticket moet je dan aan de boekhouder van het internaat geven. - Enkel van kledinggeld moeten kastickets meegebracht worden. Daar heb ik nogal mee gefoefeld. Tot het uit kwam. De eerste maanden heb ik nooit kleren gekocht. Ik ging er altijd mee uit. - Ja, bij ons was dat zo van als je kleren ging gaan kopen of zo dan was er een opvoeder mee. ‘Ja, kan je dat een keer invullen?’ Voor alles moet je een stempel en een handtekening hebben, van de winkelier. ‘Ja, dat is voor de boekhouding van X, dat is een instelling en si en la’. En dan sta je daar in de winkel. En ik kan je verzekeren: ik kom rood hoor. Zelfs om naar het frietkot te gaan! - En dan zien ze zo ‘factuur’ en ‘BTW’ staan. En dan zijn ze direct van ‘Jamaar ja voor wat is dat?’ Direct benauwd dat je van een of andere controleur bent. En dan sta je daar zo, ‘neen, het is voor een instelling, om te bewijzen wat ik gekocht heb’. Ze bekijken me dan zo. Ik heb nog geweten dat als ik ergens kwam en ik legde hen een blaadje voor, dat ze dat niet wilde tekenen, dat ze dachten dat je iets deed dat niet normaal was en zo. Zonder dat briefje kan je het niet kopen, dan moet je het met je zakgeld betalen en dan sta je daar met je ding. Dan moet je het weerleggen hé want je kan het niet kopen. Als er dan mensen staan, ik kan je het verzekeren. Ja, er staat dan een rij achter je, die dat dan allemaal horen en ze kijken dan naar je. Het is nog geweest dat ik niets durfde kopen omdat er te veel
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
26
volk in de winkel stond en dat ik zo’n blaadje moest tonen. Zelfs voor de bakker, als er zo ik-weet-niethoeveel volk staat, moet je ook zo’n blaadje laten invullen. - Ja, alle kasticketjes moet je meebrengen. Dat is belachelijk hé, zo in de winkel ‘kasticketje graag’. En als we naar de winkel moeten gaan voor meubels, dan krijg je zo een papiertje mee met X (naam instelling), bedrag, datum en zo. Dan weten ze waar je zit. Ze zeggen ‘Waar woon je?’, je zegt de straatnaam, dan zeggen ze direct ‘A, je bent van X (naam instelling)’. - Als je bvb. kleren koopt en je hebt daar dat ticketje niet van. Dan moet je dat nog eens terug van uw eigen geld betalen ook. Dat is toch maf! Je betaalt dat van uw eigen geld en je moet dat dan nog eens van uw eigen geld terug betalen, als er iets niet in orde is.
Het merendeel van hun zakgeld gaat naar sigaretten en uitgaan. Het bedrag wordt per leeftijd bepaald en is ontoereikend voor de uitgaven die ze willen doen. Maar niet alleen het zakgeld, ook het kledinggeld, het toiletgeld zijn niet voldoende voor de maandelijkse uitgaven. - Ja maar als je nu kijkt in het totaal, ik krijg 700 en wij roken. Als je rookt is het niet genoeg. - Sigaretten en snoep. - Ik vind dat we schandalig weinig zakgeld krijgen. Ik kan er amper mijn sigaretten mee kopen en dan moet je ook nog de telefoon betalen. Ze betalen daar wel de telefoonrekening mee, maar toch. - Ik ben 14 jaar en ik krijg minder, zo’n 1000 fr. denk ik. En ik moet daar ook mijn sigaretten, telefoon enz. mee betalen. Ik heb zelfs niet genoeg om mijn sigaretten ermee te kopen. Elke maand moeten we voor zo’n krotfiets ook 200 fr. betalen. We willen geen fiets en toch moeten we één kopen. - Ik vind het normaal dat we onze sigaretten zelf moeten betalen. Maar het is niet normaal dat we enkel sigaretten kunnen kopen met ons geld omdat het dan op is. En we hebben zelfs niet genoeg voor sigaretten alleen. Dan moet je tabak beginnen te roken en dat haat ik. Je bent uiteindelijk net een clochard. Ofwel moeten ze ons meer zakgeld geven, ofwel elk een slof sigaretten per maand. - Ik vind ze zitten tegen mij altijd te zeggen ‘doe eens iets doe eens iets nuttigs’. Maar de laatste tijd alle nuttige dingen kosten geld. En ik rook en ik rook serieus veel en ik rook nu al tabak dus echt minder gaat niet meer. Ik kan toch niet zeggen ‘Ik betaal mijn tabak aan de helft van de prijs want ik zit in een home of zo. - We krijgen wel shampoo, maar dat is er van de ‘witte producten’, je haar gaat er helemaal kapot van. Dus je moet van je zakgeld je eigen shampoo kopen, je eigen douchegel, tandpasta, sigaretten, als je naar de bioscoop wil. Je moet met 1400 fr. alles kopen. - Schoolgeld kan je hier vragen, maar mijn sportgerei voor op school moet ik zelf betalen. Bij mij staat dat ineens op de schoolrekening en wordt dat wel betaald. Je zou toch cd’s moeten kunnen kopen. - Als je naar school gaat, dan spreken ze af ‘ga je ook mee naar die fuif?’ Dan moet ik zeggen ‘Ik kan niet, ik heb geen geld’. - En als je sport wil doen, moet je altijd zelf je dingen betalen. Dat moet altijd. En voor je turngerief, vanaf 12jaar: je moet altijd je gerief zelf betalen. Dat is moeilijk hoor, vanaf september – je krijgt dan zakgeld en dat is moeilijk – je krijgt maar 1500 fr. En je moet alles kopen van je school. - Als je ontspanning wil doen, daar krijg je tweehonderd frank in de maand voor, voor – ik zeg maareen video te gaan huren en dan is uw geld op. Zelfs een pintje gaan drinken, sigaretten gaan halen, dat wordt allemaal van je zakgeld gepakt. De meesten hebben hier maar driehonderd en er zijn er een paar met schuld, die krijgen 120. Dat is genoeg voor één pakje sigaretten. En voor de rest niets. Als die in het weekend een pintje willen gaan pakken of zo. En voor wat kan je dan sparen? Maar met 120 fr. Kan je niet sparen hé. Want dan koop je een pakje sigaretten. Want wat kan je hier anders doen? Je zit hier heel de dag binnen. En dan verwachten ze nog dat we alles betalen. Dat is zo onrealistisch.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
27
- Dat is dus niet te weinig. Al hun geld gaat uit naar sigaretten. Ik rook dus niet en heb wel steeds genoeg. - Ik heb ook nog in een andere instelling gezeten en we moesten het gewoon vragen als we iets nodig hadden. Het werd natuurlijk een beetje opgeschreven, zodat je niet elke week om een doos tampons kwam.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
28
Verslaggeving Ik weet dat er verslagen over mij gemaakt worden en ik weet wat hier in staat. Het Protocol Jongerenrechten in de jeugdbijstand vermeldt dat elke jongere het recht heeft op begrijpbare informatie. Informatie over alle facetten en doorheen alle fasen van de hulpverlening. Verslagen bevatten info over o.m. de jongere, zijn begeleiding, enz. Volgens de privacy wet van 8 december 1992 heeft de jongere of zijn vertegenwoordiger recht op toegang tot zijn dossier en de rapportage. Niet weten wat er in die verslagen staat, wekt nieuwsgierigheid op, maar tevens het gevoel van geen greep te hebben op de eigen situatie. Anderen, volwassenen schrijven, spreken, beslissen over hen zonder hen zelf daarin een rol toe te kennen. Inzage in de verslaggeving is een manier om jongeren meer vat te laten krijgen op hun situatie. Verslaggeving zou daarom niet alleen negatieve elementen moeten bevatten, maar ook positieve, hoe klein ook.
De jongeren geven in eerste instantie geen opsomming van de verschillende verslagen. Het logboek is echter een verslag dat heel vaak en spontaan aangehaald wordt. - Niks, neen. -Iedereen weet dat er verslagen gemaakt worden -Neen. Wel de logboekverslagen. -Ja. Maar we mogen ze niet lezen.
Verslagen worden in functie van het dossier, het CBJ of de jeugdrechtbank geschreven. -Het wordt in je dossier gestoken. Als je vraagt om het nog en keer te mogen lezen, dan mag dat. Ik heb een keer gevraagd ‘Mag ik eens weten wat daarin staat’ en ze zeiden ‘lees dat maar een keer’. -Om te lezen, anders zouden ze ze niet schrijven. -Ja, dat gaat van mij naar de jeugdrechtbank, en zo. Ik bedoel dat gaat naar allemaal mensen die ik nog nooit of misschien maar 1 keer in mijn leven gezien heb en die beginnen dat zo een beetje te lezen wat ik allemaal doe. Ik vind dat verschrikkelijk. -Neen, ik denk dat dat gewoon opgeslagen wordt op de computer. Dat wordt eerst op papier gezet en dan op de computer. Dat sturen ze op naar de rechtbank of een Comité of dat waar je onder staat. -Ik denk wel dat de belangrijkste zaken doorgegeven worden aan de consulent. Niet alles, echt enkel de belangrijkste zaken. Bvb. wanneer je in de put zit om het ene of het andere dat vroeger gebeurd is.
Sommige jongeren weten helemaal niets over de inhoud van hun verslagen, anderen enkel datgene wat de begeleiders verteld hebben. Toch zijn er ook enkele jongeren die wel weten wat er in staat, of toch ongeveer. -Jullie weten duidelijk wat er in je verslagen staat, ik niet. Dat is omdat je jonger bent. Als je jonger bent dan moeten ze dat verslag anders uitleggen. Als je 13 bent ga je daar anders mee om. Je zult dat op een andere manier krijgen. -Je weet dat zo half en half. Allé bvb. de psycholoog die zegt wel ongeveer wat hij opschrijft. Dat is zo het enigste wat je weet. Maar voor de rest, wat er in de verslagen van hier staan en zo. Je weet wel zo half en half wat daar in staat, maar je weet niet wat daar in staat. Ik vind toch dat je dat min of meer zou moeten weten. Ze schrijven het toch en het gaat over u, waarom zou je dat dan niet mogen weten?
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
29
-Ik denk dat je dat in het algemeen niet mag zien. Ik heb in observatie gezeten in X (voorziening). En daar heb ik mijn eindverslag mogen lezen. Dat was ook de enigste keer. -Wij weten niet wat erin staat. Ze kunnen over ons zeggen wat ze willen. Ik wil er altijd bij zijn. -Nee, nooit. (unaniem) Als je hier buiten gaat, mag dat wel. Bijvoorbeeld als je alleen wil gaan wonen en erom vraagt, maar zeker niet vroeger. -Ook dikwijls geestige dingen, positieve dingen. -Verslagen. Ik heb nog nooit iets gezien. Ik wel.
De jongeren die iets weten over de inhoud van een verslag, zijn dit stiekem te weten gekomen of via het mondeling meedelen van de begeleiders. -Ik ken iemand die een diskette gevonden had aan de computer en ze heeft dat meegenomen naar huis en dat allemaal gelezen. Ze zei dat dat wel grof was dat B. (begeleider) daar dingen in had gezet dat ze nooit verwacht had. -Omdat ze dat zeggen. Ze zeggen wat ze erin zetten. (discussie in de groep of het nu wel dan niet gezegd wordt.) Tegen mij zeggen ze dat niet. -Ze zetten die verslagen op de computer en dan kijk ik daar soms op als ze dat niet zien. Je mag er enkel je handtekening eronder zetten en voor de rest zie je niets. -Toen ik hier vertrok heb ik wel in mijn verslagen mogen kijken. Ik niet. Je moet het wel aanvragen hé.
Waarom verslagen niet gelezen mogen worden heeft volgens hen te maken met de wijze waarop de verslagen geschreven worden. Het zou de jongeren opstandig maken en meer ruzie met de begeleiders veroorzaken. -Ik weet het niet. Ik denk dat het is: wat wij niet weten, kunnen we niet tegen in opstand komen. Als ze dingen zeggen bvb. waar wij niet mee akkoord zijn. Soms worden dingen verkeerd opgeschreven. Het feit dat wij dat moesten lezen, dat wij dan dikwijls in opstand zouden komen. Het zijn maar details, maar het zijn dingen waar jij moet op zou kunnen wijzen dat ze verkeerd zijn, dat ze ongelijk hebben. Maar ik denk dat aan een kant voor meer ruzies zou zorgen tussen de meisjes en de begeleidsters. Want als je weet dat de begeleiding zoiets over u schrijft, ben je rapper op je tenen getrapt. Als ze iets goed schrijven, gaat je dat meestal aan jezelf wijten en als er iets slecht opgeschreven wordt, is het meestal de fout van een ander. Ik denk dat het ook daarom is, om de kerk in het midden te houden. -Je mag niet alles lezen. Dat is logisch dat we dat niet allemaal mogen weten. Anders lag ik allang in psychiatrie. Natuurlijk zou ik dat wel eens willen weten. Als je iets niet verstaat legt ze dat ook wel uit. Ze zeggen zowel de positieve als de negatieve dingen. Soms hoor je iets goeds, dat je de dag zelf al vergeten was.
De inhoud van je verslag kan belangrijk zijn om jezelf te leren kennen, om aan jezelf te werken. De informatie uit verslaggeving kan ook in functie van de verdediging van de jongere noodzakelijk zijn, om te kunnen weerleggen. Maar ook om uit te leggen waarom bepaalde zaken niet worden toegestaan, zoals op weekend gaan, om zich ervan te vergewissen dat er geen leugens in staan. -Er moet toch iets veranderen, door hier te zitten. Ik denk dat je het meest kunt leren uit het feit dat je het verslag, hetgeen over u gezegd wordt, dat je dat mag inzien. Hoe ga je het anders leren? Je wordt met de neus op de feiten gedrukt van ‘Zie, in die drie maanden, heb je dat, dat en dat verkeerd gedaan.’ -Ze schrijven dat wel op, maar wat heb je eraan, als je het niet te zien krijgt? Dat is toch waar? Als ze na die drie maanden bvb. zeggen ‘Zie, we gaan met u het verslag bespreken’. Je komt bvb. bij de psycholoog en die bespreekt in grote lijnen wat hij weet over uw persoonlijkheid, daar kan je ook al uit
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
30
leren. Maar als ze het niet zeggen, dan kan je er moeilijk uit leren, want zelfanalyse – ik weet niet; dat is niet voor een gast van minder dan 18 jaar. Dat is voor de meeste mensen. -Zie, als je bvb. moet voorkomen, je mag in principe jezelf verdedigen, maar als je niet weet tegen wat je je moet verdedigen, dan kan je je niet verdedigen. Als je niet weet wat er negatief gezegd is, dus waarop jij iets op zou willen zeggen, ja, dan kan je moeilijk iets zeggen. Wij weten daar niets van hé. -Ja, wat ze allemaal over ons vertellen, dat wil ik wel weten. Wat ze achterhouden. Bijvoorbeeld waarom je niet op weekend kan. -Neen. In feite wel dat ze er toch geen leugens in schrijven. Voor de rest, ja.
Heel wat mensen krijgen de verslagen te zien: de jeugdrechter, de consulent, andere voorzieningen (bij overplaatsing), ... Zij weten wat er in staat. Hierdoor wordt volgens sommige jongeren reeds vooraf een (negatief) beeld over hen gevormd, dat ze niet kwijtraken. Ze kunnen nooit met een schone lei beginnen. Doordat de jongeren hun verslag niet kunnen inkijken kan er nl. door de begeleiders vrijuit geschreven worden. -Alles schrijven ze hier in een boekje. En ze geven dat dan aan de jeugdrechter of aan iemand anders. En als je dan vraagt mogen wij dat boek voor ons zelf houden, zeggen ze: ‘Neen neen, we scheuren dat’. En niemand zou dat lezen. We mogen toch weten wat ze daar opschrijven. -Iedereen van X (voorziening) leest dat dan. Dat gaat dan naar de consulent, van consulent naar de jeugdrechter, van jeugdrechter naar … die zijn secretaresse leest dat dan ook nog een keer. -Er worden constant verslagen over je geschreven en als je naar een andere home gaat, worden deze verslagen doorgestuurd. Als je dan in dat nieuw home toekomt, krijgt men daar een beeld over jou aan de hand van die verslagen. Ik heb toevallig zo’n verslag in mijn handen gekregen en ik heb zo een paar zinnen van gelezen. Totaal allemaal leugens dat daar in stonden. Ik kan er niets over zeggen want ik mag die verslagen zogezegd niet zien, die worden achter mijn rug gemaakt. Daar wordt met mij niets over gezegd. -Als je naar een andere instelling gaat, dan worden die verslagen van de vorige instelling doorgestuurd. Ze hebben al direct een beeld van u en toch zeggen ze dat je met een schone lei begint. Maar ze weten al direct wie je bent en als daar iets in staat. Je hebt eigenlijk niet de kans om een nieuwe start te maken. Ze kunnen schrijven wat ze willen, want je komt het toch niet te weten. -Toen ik bij de jeugdrechter ging, die begon dan te zeveren. Ik wist niet waarover hij het had en hij had dat allemaal uit verslagen.
Het verslag bespreken met de IB is zeer belangrijk. Hoe dit gebeurt en de regelmaat van de gesprekken hangt af van begeleider tot begeleider. Voor sommigen wordt de nadruk te veel op het negatieve gelegd, in plaats van ook de positieve dingen aan te halen. -Mijn IB zegt altijd alles aan mij wat er in staat. Zonder dat ik die mag inzien Wij hebben het recht om te weten wat er in staat. Maar je weet natuurlijk nog niet alles wat er in staat. -Neen. Ja, in de andere home werd dat wel besproken, maar hier nooit. -Een momentboekje. De eerste weken kijken ze erachter, maar na een week kijken ze daar dan niet meer achter. Dat hangt daar dan. Er ligt dan stof op. -Juist als je zelf vraagt, mag ik eens met jullie babbelen of zo over hoe het met mij gaat. -Neen, nooit. (unaniem). -Maar je hebt er niet veel aan in te brengen. Als ze hier zeggen dat ik naar school moet gaan, dan zal ik moeten en heb ik niets in te brengen. Zelfs als ik geen enkel perspectief heb om nog naar school te gaan
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
31
en enkel perspectief om deeltijds te gaan werken. Maar als ze neen zeggen, is het neen, ook als mijn consulent neen zegt. Ze doen wat zij denken dat ik moet doen. -Als ze een gesprek komen doen, dat hangt ervan af wie je hebt. Ik heb nog nooit een gesprek gehad. Nu is er voor de eerste keer gepland. Ik ben hier al een maand. Ik vorige week nog, maar ja ik heb B. -Een andere begeleider hé. Ja, dat hangt er vanaf wie je hebt. En hoeveel goesting ze hebben. -Als je goed bent, wordt dat minder rap gezegd. Maar soms krijg je wel een complimentje (heel de week zelf opstaan). Maar als je het slecht doet dan zijn ze er eerst om dat te zeggen. -Met onze consulente is dat juist hetzelfde. Als mijn consulente op bezoek komt, mag ik hier blijven met mijn gezinsbegeleider en IB. En soms is daar de schoolbegeleidster bij. Dat gaat gewoon over uw ouders en zo. Ja, of je echt iets verkeerd gedaan hebt. Als we nu iets gaan stelen in de GB, dan gaat dat wel naar onze consulent. Dan krijgen we het wel te horen. Maar als er nu iets positief is, dat komt er meestal niet zo gauw uit. Maar als mijn consulent hier is, babbel ik niet zo veel.
De jongeren geven aan waar ze niet mee akkoord gaan, maar ofwel ligt de eindbeslissing bij de voorziening, ofwel is niet altijd duidelijk of hun inbreng uiteindelijk ook terug te vinden is in het verslag. -Als je zegt ik wil echt niet naar die school, dan gaan ze daar wel rekening mee houden. Als ze echt neen zeggen, dan moeten wij ons daar bij neerleggen hé. -Ik heb dat gezegd; ik heb gezegd ‘Ik wil graag – als ik vrij kom – naar die school gaan. En ik wil op die school blijven’, maar ik weet niet of die dat nu geschreven hebben of niet. Maar ze zeggen: ‘Je mag dat niet zien. ‘ -Neen, ze hebben dat verslag opgesteld en ze hebben gezegd van ‘Kijk, dit is het verslag’. Toen dat de einddatum er was, paar dagen ervoor kwam de consulente langs, ik mocht er niet bij zijn bij de vergadering en daarna zeiden ze: ‘Kijk, hier is het verslag’ Ik heb dat dan mogen inlezen en (ze zeiden) ‘Heb je er commentaar op?’ -Ja, dat zou eens een goed gedacht zijn. Dat wij de verslagen eens mochten inzien, dat wij op een beeld komen van wat er mis is met ons, wat wij moeten verbeteren en er zélf iets onder schrijven van wat wij niet juist vinden dat er is geschreven geweest en waarmee wij niet akkoord gaan. Dat zou eigenlijk moeten gebeuren. -‘t Is je eigen mening dat je zegt en dat wordt zo op papier gezet. -Ik heb mijn verslag gelezen en dan stond er iets in waarvan ik zei: ‘Dat is niet waar, mijn IB heeft dat er dan bijgeschreven. Wat ik heb gezegd staat er ook op. ‘k Heb het erna niet meer gelezen maar ze heeft me wel gezegd dat ik gelijk had!
EEN AANTAL SPECIFIEK VERNOEMDE VERSLAGEN Handelingsplan Een handelingsplan werd tijdens de bevraging niet spontaan besproken door de jongeren. Enkel als er expliciet naar gevraagd werd, werd dit als antwoord gegeven: -Ze zeggen u dat wel. Ze zeggen wat ze van u verwachten: eerlijkheid en dat je je aan de regels houdt. Voor de rest ...
Logboek
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
32
Het logboek komt daarentegen heel vaak ter sprake. Het boekje heeft ook veel te maken met de dagelijkse bezigheden. Er wordt heel veel in geschreven, volgens sommige jongeren zelfs te veel details, of roddels. -Er is hier zo’n dagboek. Wij hebben allemaal een vakje in dat dagboek en ze schrijven bij iedereen op wat er gebeurd is die dag. -Dat is hetzelfde als een verslag. Ze schrijven daar ook alles in wat gebeurt op een dag. -Ze zeggen dat ze opschrijven wat je gedaan hebt. Het kleinste dingetje, het doodsimpelste, het meest onnozele, dat alles schrijven ze op tot op het laatste. -En hier is ook een soort roddelboek. Dat is het logboek, maar wij noemen dat het roddelboek, omdat daar echt in geroddeld wordt over ons, wat wij die dag hebben gedaan of zo.
Sommige zaken horen er niet thuis, zoals dingen die in vertrouwen verteld zijn, ruzie met je vriend, onbelangrijke dingen, ... Het wordt gebruikt om informatie door te geven tussen begeleiders. Hierdoor worden de jongeren soms door verschillende begeleiders aangesproken rond hetzelfde probleem, worden ze gestraft voor hetzelfde feit. - Om diegene die de dag erna of het uur erna nog moet komen werken, dat die kan lezen wat er met ons is gebeurd. - Ook al vertel je dat in vertrouwen aan de begeleidster, toch schrijven ze dat dan in dat boek en gans de begeleiding weet dat dan. Als ik iets in vertrouwen heb gezegd tegen mijn begeleidster, vind ik dat ze dat niet in daar moet schrijven, zodat iedereen dat weet. Ze zouden ook eerst moeten vragen ‘Vindt ge dat ik dat er mag inschrijven of heb je liever dat ik dat er niet inschrijf?’. - Omdat daarna een andere begeleidster bij u komt en vraagt: ‘Gaat het al?’ ‘Zijt ge er al over?’ En dan vraag je je af: ‘‘K heb toch niets gezegd tegen haar?’. Dat is enorm vervelend. Dus alles wat je zegt, weet iedereen. - Echt privé-zaken, bijvoorbeeld dat je ruzie hebt met je vriend. Dat moet niet iedereen weten. Belangrijke dingen zoals zwanger zijn, dat moet iedereen weten. -Zo is het soms zo, in een weekend dan hebben wij iets verkeerd gedaan. En dan schrijft de ene opvoeder dat in het boek en dan daarna komt er een andere opvoeder. En dan vraag je iets ‘Mogen we dat?’ en dan zegt die neen, want je hebt dat verkeerd gedaan dit weekend. Maar dan zijn wij al zo veel keer gestraft geweest voor één feit.
De jongeren weten niet echt wat er in staat, hoewel ze dit graag zouden willen weten. Vooral omdat het tenslotte over hen zelf gaat, maar ook omdat er geschreven kan worden volgens willekeur van de begeleiders. - Wat staat er daar in , ben je ervan verschoten? -Er staat gewoon in wat er gebeurd is terwijl de opvoeder op dienst was. Zodat de opvoeders dat allemaal weten. Of ze schrijven als er iets gebeurd is en dan spreekt de andere van dienst volgende opvoeder je erover aan. -Ze schrijven te veel onnodige zaken. -We weten niet wat die opschrijven, maar ondertussen is dit boek al zo dik, alleen nog maar over ons vier. Maar dat heeft geen zin om zo’n dingen te schrijven. … . Ze schrijven allemaal onbelangrijke dingen, wanneer we naar de wc gaan, sigaret roken op welk uur.’ -Ik zou dat graag eens lezen.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
33
-Ik heb één keer een stukje. En het was nogal een beetje grof... -En daar lees ik zo eens heel af en toe in, als ze het niet zien en ik zit in die kamer. Ik vind het erg dat wij dat niet mogen lezen. Soms is dat heel positief, maar soms is dat ook zeer negatief. Of te overdreven. Want als wij iets uitsteken, dan wordt dat -echt waar - tien keer erger gemaakt dan het was. Soms hé, soms hebben die misschien gelijk. - Ik vind dat wij het recht hebben om dat te lezen. Wij weten dat wij iets mispeuteren, maar ik vind dat wij mogen weten op welke manier ze dat opschrijven. -Dat we weten wat ze over ons zeggen. Mijn gezinsbegeleider en mijn individuele begeleider - en ik heb dat al veel tegen jullie gezegd – als je mijn moeder belt, zegt dat dan tegen mij. Als je iets zegt tegen een ander, zegt dat dan tegen mij. Als je iets schrijft over mij, iets waarmee ik te maken heb, zegt dat tegen mij. -We kunnen kwaad worden en naar de persoon toestappen die iets geschreven heeft. En zeggen ‘Kijk je hebt dit in het boek geschreven’ en vragen waarom hij dat geschreven heeft. -Maar dat logboek zou ik doodgraag lezen. Want van de opvoeders mag dat niet, maar je moet weten dat dat van de directeur hier wél mag. (…) Ook wat ze aan ons uitgeven. Maar van de begeleiders zou dat niet mogen. Omdat wij daar geen zaken mee hebben, zeggen ze altijd. Maar ten eerste: wij wonen hier en zij wonen hier niet. Het gaat tenslotte over ons, over wat wij doen en misdoen. Als iedereen toestemt, dat wij het recht hebben om in dat logboek te lezen. Uiteindelijk komen wij het allemaal te weten. We zitten hier niet met honderd. -Want nu geraak ik er amper aan uit, van de een staat er maar één lijn in van de ander een half blad. -We weten dat wel, maar we weten niet hoe het letterlijk in dat boekje wordt opgeschreven. Ze kunnen schrijven «die lullige trut heeft dat weeral gedaan». Dan hebben wij geen reden om kwaad te zijn, want zij kunnen schrijven wat ze willen. En die andere begeleiders kunnen ons dan maar uitlachen. Maar ik vind tenslotte dat het ons recht is –wat er ook in dat boekje mag staan – ik vind dat het ons recht is om te weten hoe dat dat daarin geformuleerd wordt. Tenslotte wij leven hier allemaal tezamen en wij weten wat er met elkaar gebeurt en ik vind als iedereen toestemt, dat we dat wel zouden mogen weten.
Het logboek moet vooral belangrijke dingen bevatten: dingen die mislopen, de onderlinge relaties van de groep en zeker ook positieve dingen. -Ik denk de gevaarlijke feiten, de misstappen die we doen. De regels die we niet volgen. Of als we boos zijn op iemand. De ruzies. -Wat ik ook wel vind is dat er niet altijd negatieve dingen in moeten staan. -Maar er staan positieve dingen in. Maar dan in het algemeen, of ‘die heeft zich goed gedragen’. En dus niet wat we doen om de minuut of het uur.
Persoonlijk logboek/IBkaften Sommige jongeren hebben een eigen logboek. Ook dit boekje kan niet iedere jongere inkijken. Anderen mogen er dingen bijschrijven of het zelf bijhouden. -De IB-kaften mogen we zelf lezen en als er iets niet juist is dan veranderen ze dat.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
34
-Alles wordt over u opgeschreven: je krijgt een telefoon, ook al krijg je hem niet door. Het kleinste dingetje, dat hier gebeurt, schrijven ze hier op. In uw boekje, het kleinste dingetje. -En wij weten niet wat er in staat. En dan moet je wachten tot woensdag, dan wordt dat besproken. Dan is het vergadering. -Ik doe om de drie maand een, hoe noem je dat weer, trajectbespreking wat er verbeterd is, wat er verslechterd is. Ah neen, dat is om de maand Dat is een aantal bladen met wat je wil doen als hobby. Er staat ook in hoe ik me ga gedragen (op school), hoe ik me ga herpakken. Dat schrijf ik er zelf in. Ook afspraken onder ons gedrieën. Dat is wel een boekje dat we zelf mogen bijhouden. Ik heb dat, mijn ouders en zij. -Ze zeggen nooit iets. Ze (IB) pakt dat boekje mee en legt het aan de kant. -Ik zeg dat gewoon. (als ze met iets niet akkoord gaat) En dan proberen die te zeggen ‘Waarom ga je daar niet mee akkoord?’. En als je dan zegt waarom, dan proberen ze dat wel aan te passen. -Dan weet ik wat zij vinden. Of ik veranderd ben, of ik verslechterd ben, of verbeterd.
Dossier Het is voor deze jongere (binnen een gedwongen plaatsing) helemaal niet duidelijk of hij zijn dossier al dan niet volledig of gedeeltelijk mag inkijken, zoals een maatschappelijk onderzoek. -Want als ik mijn dossier ga inzien op de rechtbank of zo, dan mag ik het maatschappelijke deel, van de consulent of zo, dat mag ik dan eigenlijk niet inzien. Qua dossiers en zo, heb je als minderjarige veel minder rechten dan als meerderjarige. Een meerderjarige mag eender wanneer zijn dossier inzien en een minderjarige mag dat niet. Die mag dat alleen via zijn advocaat. Dat is toch nog altijd anders dan dat je je eigen dossier mag inzien. Het maatschappelijk onderzoek met betrekking tot uw ouders gaat ook over u hé. Want die komt ook met u praten. Dat gaat over alles wat met u te maken heeft, buiten de instelling eigenlijk. En dat mag je niet inzien. Op de rechtbank mag je je dossier niet inzien. -Neen, nog nooit! -Je mag dat niet gaan inkijken, hoor. De advocaat mag dat, ja.
Evolutieverslagen Ook hier verschilt het van jongere tot jongere in hoeverre het evolutieverslag gelezen mag worden. Sommigen hebben een eigen inbreng, anderen tekenen voor een verlenging van de plaatsing, terwijl ze eigenlijk het gevoel hebben geen andere keuze te hebben. -Ik mag dat verslag dat voor het Comité is wel lezen en zeggen als ik met iets niet akkoord ga. -Ja zes maand kan je hier zitten en dan moet je zo’n blad tekenen voor drie maanden of zes maanden langer. (spreken over de tijd dat ze daar moeten zitten). Dat is gewoon: ofwel moet je tekenen ofwel moet je voort gaan en je plan trekken. Maar moest je weten waarnaar toe, ja … -Om de zes maanden wordt er een verslag, een evaluatie gemaakt. En dat mag je wel bekijken. -Wij niet! Het volledige verslag hebben we nooit onder ogen gehad, gewoon omdat we niet mogen. Omdat ze vinden dat dat ons niet aan gaat. Ze hebben gezegd ‘Je moet er maar eens achter vragen en je mag ze dan zien’ en ik heb dat eens gevraagd en dan zeggen ze ‘Ja, wacht, ik ben bezig met dit of bezig met dat’. En ze hebben dat nog nooit getoond. En ik zou dat wel echt willen weten, wat zij schrijven. Achter ons rug zeggen ze veel dingen. Maar ze geven dat gewoon niet toe.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
35
-Het evolutieverslag wordt één keer om de vier maanden gemaakt, met je opvoeder, je IB en uw ouders erbij. Niet altijd! Dan zit je hier en moet je zeggen wat er veranderd is in die vier maanden dat je hier zit en wat je nog wil bereiken.
De jongeren hebben vaak het gevoel dat hen niet altijd alle informatie tijdig wordt meegedeeld, terwijl dit wel van hen verwacht wordt. Het kan gaan over de duur van de plaatsing, telefoons van familieleden, wat er op team besproken werd, enz. ... -Hier zeggen ze je heel veel, bvb. als iemand is weggelopen. De begeleidster zeggen u er alles over. Maar in X mocht je niets weten omdat het je niet aanging. Maar hier zeggen ze: die is weggelopen, ze zal wel bij die persoon zitten zeker. -Eerst zeiden ze dat ik hier 2 maanden moest blijven. Tegen mij 2 weken, ik zit hier 7 maanden. Dan was ik vrij eind augustus. Dan was het 14 september. Toen is er wel iets gebeurd dat ik langer moest blijven. En onlangs zeiden ze dat de thuisbegeleiding nog langer ging duren. Dus ze houden je hier ik weet niet hoe lang. Ze zeggen wel dat ze je naar huis willen sturen, maar na maanden zit je hier nog. -Ik vind als ze zeggen ‘Je mag naar huis’, dat ze je dan naar huis moeten laten gaan. Anders moeten ze het niet zeggen dat je naar huis mag. Die weten dat zeker. En dan vragen ze nog waarom je uit je raam klimt. ‘t Is gewoon van miserie. Je wilt toch nog iets tof doen met uw leven, dan gans uw leven in X. (voorziening) zitten. -Praten is de boodschap. Ja, ze zeggen steeds tegen ons als er iets slecht gaat, je moet praten, praten, zeggen wat er scheelt. Ik vind dat is ook een gebeurtenis, als iemand van uw familie belt. Ik vind dat we dat moeten weten. We hebben daar recht op. Misschien kunnen ze dat vergeten, door zoveel aan hun hoofd te hebben. Maar ja, ze zijn nu eenmaal begeleiders en ze moeten dat dus niet vergeten. Desnoods met van die gele plakkertjes op de deur. -Ik ging normaal naar kamertraining. Maar het gaat niet zo goed met mij. En toen was er teambespreking op maandag in plaats van op dinsdag, maar ik weet maar pas zoveel dagen later. Allé neen dat is stopgezet. En dan zegt mijn individuele begeleider. Ik heb dat nog niet kunnen zeggen, want ik heb u ondertussen niet meer kunnen zien. Maar waarom kan die dat dan niet via iemand anders doorzeggen. Als wij een afspraak hebben, moeten wij dat ook direct zeggen, anders mogen wij ook niet gaan.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
36
Brieven krijgen en schrijven Ik kan ongestoord brieven schrijven en ontvangen. Mijn brieven worden niet gelezen door anderen - Ik weet niet waarom dat gekozen werd .... Omdat we dan toch iets privé hebben. Buiten de telefoon ....
Dit recht op briefgeheim blijkt meestal in orde te zijn. En dit vinden jongeren ook vrij vanzelfsprekend. Ze kunnen ook gemakkelijk zelf brieven schrijven. - En krijgen van wie je wil? Ja. - Ze mogen de brieven niet lezen. Dat is hier o.k.. Maar dat is maar normaal want dat is privé. Ze doen dat ook niet bij vermoedens. - Wordt niet gelezen. Dat moeten ze niet proberen, mijn brieven te lezen! Want dan hebben ze echt boel! - Als wij post krijgen, doen ze dat niet open. (...) Behalve als het bv. van onze consulent is, vragen ze wel van ‘Mag ik dat lezen?’ of ‘Mag ik daar een kopie van?’. - Nee dat is privacy. Ze lezen dat niet. - En schrijven kan je ook. (...) Postzegels krijg je hier. * Dat wist ik niet! - Dat betalen ze hier wel, als je naar de jeugdrechter schrijft. Daar maken ze geen probleem van.
Bij uitzondering.... - Bij mij hebben ze dat wel eens gedaan. Toen ik was weggelopen.
Toch voelen sommige jongeren ook terug een zeker wantrouwen tegenover de begeleiding ... Ik heb dat nooit geweten - Daar vertrouw ik ze ook niet echt op. - Als je dat in je kamer legt dan lezen ze dat. * Als er kamerorde is dan moet je dat niet laten liggen. Als er dan brieven op dagboekbladzijden open liggen dan lezen ze dat. Je weet dat dan doordat ze plots iets laten vallen dat ze daarvoor niet wisten. Doe je je kamer op slot, ze komen toch binnen. Bijvoorbeeld om te controleren of je raam open of dicht is. (...) - Briefgeheim is hier goed, maar als er iets op je bureau ligt dan lezen ze dat en dat kan niet. - Dat is al een keer gebeurd bij mij. Dat is dat van ‘We hebben niet gezien dat het voor jou was.’ - Neen normaal niet, buiten als het iets verdacht is. Ja, als het dik is, als er iets in zit, dan doen ze het wel open. Zeggen ze het dan? Neen, ik denk dat ze dat zo doen, zonder dat ze dat zeggen.
Ook hier geldt voor jongeren geplaatst door de jeugdrechter in een gemeenschapsinstelling dat zij hierin meer gelimiteerd zijn. Voor hen betekent het willen zien van, het kunnen telefoneren en/of schrijven met vrienden, en verdere familieleden een hele omweg via toestemming vragen en wachten op antwoord.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
37
- Hoe gaat dat hier dan eigenlijk? Dat is hetzelfde als bezoek. Als dat van familie is, mag dat. Voor andere dingen moet je dat aanvragen. - Mijn persoonlijke privé-spullen, daar was in gekeken. D’ er zijn ook brieven van mij open gedaan, waar ik niet bij was, die ze hebben gelezen. Waar ik heel kwaad van kan worden. * Bij mij worden die niet geopend. Behalve als daar geen afzender op staat of zo. Dat ze niet weten van wie die is. Dan kan het zijn dat ze zeggen ‘doe dat hier open’. En dan moet je bv. bewijzen dat het van je lief is of van je ouders. Maar voor de rest is dat nog nooit geweest. (...) Jamaar o.k., de algemene regel is wel dat ze niet worden opengedaan. Dus normaal gezien worden die niet opengedaan. Dat kan zijn dat dat een verdachte brief is, als er bijvoorbeeld iets hard in zit. Dan kan het zijn dat ze zeggen ‘doet dat hier open’ (...) Maar voor de rest, als je mag schrijven met die persoon en die staat er als afzender op, dan doen ze die normaal gezien niet open. - Elk is verschillend, hé. Bijvoorbeeld hij mag naar vrienden schrijven, maar vrienden mogen bij mij niet op bezoek komen. Voor mijn lief, ze mag niet komen, ik moest ook schrijven en al.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
38
Een eigen plek Ik heb een eigen plek waar ik alleen kan zijn wanneer ik dat wil. Hierbij hoort ook dat men een eigen plaats heeft om persoonlijke spullen te bewaren. Dit kan voor jongeren belangrijk erg zijn. - Er is hier niets waar je je persoonlijke spullen kan insteken. - Als ik hier in het begin zat, ik was 10, 11 - en ik had toen nog een dagboek bij mij. Dus ik schreef daar veel in. En ik was aan het schrijven en tante kwam me in bed steen. Ze zag dat en ik zeg ‘Ja het is goed, ik ga in mijn bed’ En ik stak mijn dagboek tussen andere boeken, zodat ze het niet zo zagen. En ik kwam dan weer van school en ik zag dat mijn dagboek zo wreed op een andere plek zat. En ik had toen geen sleutel op dat dagboek. Dus, en een keer kwam een tante werken en ze vertelde dan iets, dat geheel uit mijn dagboek kwam. Dat kwam erop neer. Ik west direct dat zij in mijn dagboek gelezen had. En ik vind, een dagboek dat is iets van je eigen, privé en dat ze dan niet in je kamer moeten hé (...) Heb je dat dan gezegd? Neen, ik was toen 10,11 - ik durfde dat niet zo wreed tegen spreken. - (...) dan zet ik dat achter slot en grendel.
Bijna alle jongeren geven aan dat er inderdaad een plek voor hen is waar ze alleen kunnen zijn. Meestal is dit hun kamer. De meeste jongeren hebben ook een eigen kamer. Ze beschrijven dit meestal ook als een plek die ze zelf kunnen inrichten zoals zij dat willen, met een aantal beperkingen omwille van brandveiligheid, te nieuwe muren, ..... Een enkele keer spreken ze ook nog over een andere plaats. Het gaat hier over de tuin, of gewoon een plek buiten, waar ze in rust een sigaret kunnen roken. - Je kan alleen zijn op je kamer. - Privacy. Je hebt dat hier. Als je dat niet wil, dan storen ze u niet. - Onze kamer (unaniem) Dat vind ik zeer goed. Het is goed dat wij apart kunnen slapen. - Dus iedereen heeft zijn eigen kamer hier? Ja (...) Amai, allemaal op één kamer en ik wordt zot. - Hoe belangrijk is dat om een eigen kamer te hebben? Heel belangrijk. Ik vind dat toch heel belangrijk. Alleen slapen is veel wijzer dan met twee. - Je kamer, kan je die zelf inrichten? Ja, volledig. Je mag zelf kiezen wat je op je kamer hebt. - Je mag geen posters of zo ophangen (...) omdat het een nieuw gebouw is. Er hangen van die klepjes aan (...) omdat alles mooi zou zijn en nog jaren zou meegaan. - Ofwel kan je buiten zitten, of op je kamer. (...) We hebben ook een heel grote tuin. Als je een keer zin hebt om je af te reageren dan loop je eens tien keer rond de tuin en het is gedaan. - En de living hier (...)? die is groot genoeg dat je een plaats vind dat je alleen zit. - Als je echt alleen wil zijn, kan je ook buiten een sigaret roken
Meestal is dit voor hen de enige plek waar ze ‘rustig alleen’ kunnen zitten, behalve... - Ja, behalve het toilet, want daar kan je ook op je gemak zitten.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
39
Een plek hebben voor jou alleen is o.k.. Ze hebben het er naar hun zin. Ze kunnen er alleen zijn wanneer ze willen, doen wat ze willen,... En dit is belangrijk.. - Je moet dat zelf niet vragen. Je kan muziek beluisteren en zo. Op sommige plaatsen zijn er vastgestelde uren waarop je op je kamer mag. In X(gesloten instelling) was het juist andersom, daar zat je altijd op je kamer en ben je blij dat je er eens uit mag komen. Hier ben je blij als je er naar toe mag. Hier vraag je: ‘Mag ik naar mijn kamer?’, daar vraag je: ‘Wanneer mag ik er uit?’. - Normaal gezien kan je wel naar je kamer gaan wanneer je dat wil. Ja, we hebben sleutels.
Het ‘kameruur’ is soms minder aangenaam is het kameruur. - (...) tijdens het kameruurtje. Dan moet je alleen zijn. Dat is van 18. -19 u dan moet je huiswerk maken of studeren. - Er zijn uren waarop je verplicht moet studeren. Hoe ouder je wordt hoe meer verantwoordelijkheid je hierin zelf moet opnemen. - Het kameruur is te lang. Zelfs in de vakanties. Dat vind ik niet chique. Je hebt dan niets te doen voor de school. Zelfs met dat warme weer. Dan zitten wij te stikken en dan zitten zij hier gezellig voor de TV … En wanneer is dat dan? Van 7.30u tot 9u. ‘s avonds. In de vakantie was dat van 19.30u tot 20.30u. Wat doen jullie dan? Voor school werken. Een beetje van alles. Dat hangt ervan af waarin je zin hebt. Van 7.30u tot 8.15u mag je geen muziek opzetten. En daarna wel. Ik heb altijd al muziek opgezet. En reageert de begeleiding daarop? Als ik het niet te luid zet, horen ze dat niet. - Waarom? Dat vragen wij ons ook af. Ons te vervelen, muziek luisteren. Ja, iedereen zit daar dan zo. (...) Meestal zit ik dan uit mijn raam een sigaretje te roken. - Krijg je dan ook dingen te doen? Nee, gewoon op kamer zitten, u bezig houden. Tegen de muren praten. Je mag ook niet op je bed zitten.
Een van de gevoeligheden is echter ‘het binnenkomen op de kamers’. Deze veilige plek kan niet zomaar door iedereen gestoord worden. - Dan doe ik de deur op slot en de stoel er voor.
Ten eerste door de andere jongeren. Dit kan zeer vervelend zijn als ze je kamer binnen kunnen, ze storen je, pikken dingen van je. Toch kan het ook een belangrijke plaats zijn voor jongeren om weg van het toeziend oog onder elkaar te zijn. Gewoon bij elkaar op de kamer mogen komen, voor de gezelligheid. - We mogen bij elkaar op de kamer. Alleen niet tijdens het kameruurtje. Dan moet je alleen zijn. - Je mag eender wanneer bij elkaar op de kamer. - Vinden jullie dat belangrijk dat je bij elkaar op de kamer mag komen? Ja, als je zo eens wil babbelen of zo, dat je eens naar elkaar kunt gaan of zo. Of iets aan elkaar wil vragen. Als je wil babbelen moet je beneden zitten of moet je buiten zitten. Hoe zouden jullie dat dan veranderen of regelen? Afspraken rond maken? Ik zou dat dan gaan zeggen tegen de opvoeders dat ze bij mij zitten, of dat die persoon bij mij zit en dat we gaan babbelen of zo. Dat het wel geweten is? Ja, dat ze het weten hé. Maar dat ze niet zeggen, je mag niet of ja, ...
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
40
En dat ze hun dan niet komen moeien en zo. - Ja, onderling mogen we ook op mekaars kamer. Ik zou het wel tof vinden als we af en toe eens bij mekaar op de kamer zouden mogen slapen. We zijn vriendinnen onder elkaar en je krijgt hier een sanctie krijgen als je bij je vriendin op de kamer zou slapen. Dat is zo gezellig. We zijn onlangs nog betrapt. - Kunnen jullie bij elkaar op de kamer? Ja. Als dat niet mocht, was ik direct weg. - Dat mag niet meer sinds dat ‘accident’. (…) Nu mogen we niet meer op elkaars kamer en dat vinden we wel een beetje erg. Niet dat we daar op letten hoor. Soms blijven we toch heel lang bij elkaar zitten om te kletsen en zo en dan geraken we maar moeilijk en moe terug naar ons eigen kamer. Maar niet dat ze echt komen controleren. Twee keer per nacht komen ze echt wel kijken of we in onze kamer zijn. (discussie) Dat is wel waar bij iedereen, maar meestal weet je dat niet. - Samen op de kamerzitten, dat gaat wel. Onderling wel, maar van jongensverdiep naar meisjesverdiep, dat gaat toch wel echt niet. Tijdens de vakantie is dat niet zo erg hoe je dat doet, maar tijdens school hebben ze dat niet graag. - Mogen jullie bij elkaar op de kamer? Nee, oeioeioei, nee, dat mag niet. Waarom mag dat niet? Nee. Je zou kunnen pikken van elkaar. Je zou kunnen voor de verkeerde soort zijn hé. Dat vind ik wel, allé je bent dat gewoon, van met vrienden en vriendinnen op de kamer zitten en dan, kom je hier en dat mag niet. Acceptabele regel dan? Ik heb een tijdje in een andere instelling gezeten en dan mocht een tijdje iedereen bij iedereen op de kamer. Maar na een tijdje, ja toen staken ze daar van alles uit en hadden ze dus een uur op gezet van zo tot zo laat, mogen jullie met allemaal op de kamers. En werkte dat? Of we dan nog iets uitspookten, dat wisten ze wel niet. Ik vind wel dat, we zitten bijna heel de dag op de kamer. Als ze zouden zeggen van dan tot dan dat mag. Dan heb je toch iemand waar je bij kunt. Wij zitten hier heel de middag alleen op ons kamer.
En begeleiders op de kamer? Wat vinden de jongeren van de manier waarop de begeleiding de kamer ‘controleert’? - Als het juist voor de properheid is, kan me dat niet schelen. Ze doen de deur open en ze zien dat direct, als het er vol stof ligt of dat daar onderhouden is. Wat ik wel irriterend zou vinden is en wat ik bij andere personen heb zien gebeuren is, dat ze de kamer effectief komen onderzoeken. - Vind je dat vervelend dat ze in je kamer komen? Neen. Ze doorzoeken niets. Ze laten alles staan. Ze kijken alleen of je kamer proper is, of je kast proper is. Ze gaan niet in je kleren gaan zoeken. - Oké, ik kan best begrijpen als ze een vermoeden hebben van alcohol-, medicatie- of drankmisbruik, dat ze dan eens een controle houden. Daar kan ik me best mee verzoenen. Hoe zou je dat dan doen? Ik zou zeggen ‘Kijk, als je daar zo van overtuigd bent, kom dan maar kijken’, moest ik nu weten dat dat niet zo was. Moest ik nu wel alcohol op mijn kamer hebben – wat soms wel eens het geval is – dan ga je normaal gezien al beginnen tegen te sputteren hé. (…) Maar ik heb sowieso als ze dat willen doen wel liever dat ik erbij ben, als ze mijn kamer doorzoeken dan dat ik er niet bij ben. - Ze doorzoeken de kamers voor drugs zonder dat wij erbij zijn en zonder ons te verwittigen. Ik vind dat normaal. - Iedereen heeft recht op privacy. Dat is gewoon zo. Als we naar school zijn, die opvoeders hebben een sleutel van je kamer, die neuzen dan in je kamer, die doorzoeken heel je kamer hé. Dat is geen zever. Of het gebeurt zelfs dat je aanwezig bent hé, dat ze een keer een kamer ingaan – ik heb daar al dikwijls op gelet – ze komen je kamer in gewandeld ‘Moet ik eens spuiten tegen de muggen (...) Daar kan ik me kwaad in maken. Ik heb dat al tien keer gezegd, dat hij daar geen zaken heeft. Maar hij is opvoeder, hij is opvoeder en je kan daar niets aan doen. Ze kijken dan in de kast en zeggen ‘Je moet orde doen’. Maar
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
41
ze moeten toch niet in de kasten kijken? Ze zullen het toch ook niet graag hebben, dat wij in hun kasten zouden kijken?
Dit is hun plek! En jongeren vinden het dan ook maar een normale vereiste dat ze hier zo veel mogelijk op zichzelf kunnen zijn. - Als je op je kamer zit gaan ze ook wel veel komen kijken wat je daar eigenlijk doet en dat vind ik ook maar,... je doet toch op je eigen kamer wat je wil hé. En ze komen toch wel een keer controleren of je zo, ... hé. Dat vind ik wel,... Ik noem dat geen privacy meer. - Zie, nog zoiets: als je op je kamer zit en je bent kwaad. Je gaat speciaal naar je kamer, omdat als je anders hier ambras krijgt vlieg je toch sowieso naar boven. Dan komt die (begeleider) binnen en begint die te zagen. Ik zeg dan ‘bol het af, laat me doen.’ ‘Neen, wat is er?’ (…) En die wilt mij dan niet laten doen hé. (…) En dan begin je daar tegen te brullen ‘Onnozel wijf, ga buiten.’ (…) En dan ‘kamerarrest, kamerarrest.’ En dan vragen we enkel dat we alleen in ons kamer mogen zijn - niet dat ze zich komen moeien! Dat is altijd zo, als ze kwaad worden, ga ik rustig naar mijn kamer. (…) (breidt uit) Ja, dan zeggen ze ‘Je hebt je sleutel, je hebt privacy’, amai, veel privacy ! Toktok
Een basisteken van respect voor privacy is voor jongeren echter het simpele ‘kloppen voor men binnenkomt’ (en wachten op een antwoord). - Ja, dat vind ik stom. Zie, je bent bv. je aan het aankleden en ineens komen ze daar binnen! Dat is toch niet waar dat ze dan zeggen ‘Je hebt privacy’? - Je kan je kamer van binnen niet op slot doen. Dat is vervelend. Want ze komen soms binnen zonder kloppen. Bvb als je ligt te slapen of als je je aan het wassen bent. * Dat moet open blijven, want als het brandt of als er iets met je gebeurt! Bij de jongere leeftijdsgroep komt de begeleiding controleren wat je doet op je kamer. - En als we dan niet direkt open doen, dan doen ze zelf open. Dat vind ik niet …. * Iedereen zijn muziek staat hier keihard en door elkaar en wij horen dat gewoon soms niet als ze kloppen. - Ik vind wel dat ze hier beleefder zijn dan in sommige andere instellingen. In sommige andere instellingen als je op je kamer zit, gebeurt het soms zo ‘wham, uw kamer open, ja kom er maar uit’ of zo. En hier kloppen ze beleefd en wachten ze en zeggen ja, het is tijd. Goeiemiddag, goeiemorgen, ze zijn veel beleefder. Ik heb in instellingen gezeten waar ze gewoon je deur opensmeten.
Je kamer zelf op slot kunnen doen kan dan ook heel belangrijk worden. - Die sleutel is omdat de andere gasten niet naar binnen zouden kunnen maar de opvoeders kunnen allemaal binnen. - Kan je bijvoorbeeld je kamer ook op slot doen? Neen, maar ze zijn daar mee bezig. Daar komt iets voor. (....)Vroeger is hier veel gestolen geweest. En is dat de belangrijkste reden waarom er sloten komen? Neen gewoon ook voor privacy. Ze kunnen nooit zomaar op je kamer binnenvallen. Ze kloppen altijd en ze wachten tot wanneer ze een antwoord horen. Als je zegt: ‘Wacht efkes’ dan wachten ze.
Naast de thema’s die aan bod kwamen via de kaartjes, werden ook nog een aantal andere onderwerpen besproken, o.m.: de bijzondere jeugdbijstand in het algemeen, de jeugdrechtbank/jeugdrechter, het comité / de consulent, de advocaat, de bevraging. Tijdens de gesprekken uitten de jongeren meermaals hun gevoel geen greep te hebben op de situatie waarin ze zich bevinden: vastzitten in een vicieuze cirkel, niet in de mogelijkheid verkeren de problemen zelf aan te pakken, het gevoel hebben dat de beslissingen over hen gemaakt worden in
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
42
plaats van met hen, enz. De formele kant van het gebeuren in de jeugdrechtbank bijvoorbeeld vergroot dat gevoel. Een jongere drukt het als volgt uit: - Mijn conclusie is, nu we er al 2 uur over zitten te klappen: wij kunnen de maatschappij toch niet veranderen? Wij kunnen er toch niets aan doen? Dat gaat gewoon, zoals dat gaat. De grote mensen beslissen dat. Daarnaast is het voor jongeren enorm moeilijk om aan anderen en vooral leeftijdgenoten aan te geven dat ze geplaatst zijn en wat dat betekent. Ook dit beperkt hen om met hun situatie om te gaan.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
43
Algemeen over de bijzondere jeugdbijstand Een plaatsing is voor sommige jongeren nog steeds een ingrijpende maatregel: het gevoel in een circuit, een vicieuze cirkel te zitten en er niet meer uit geraken, steeds weer geconfronteerd worden met de consulent, telkens opnieuw uw verhaal moeten doen aan andere mensen, en het gevoel gestraft te zijn door de plaatsing. Ze zijn er vaak mee bezig. - En als je een keer in dat circuit zit, geraak je er bijna niet meer uit. Allé, jeugdrechter is nog erger, maar als je een consulente hebt zoals ik nu bijvoorbeeld heb, die geraak je niet meer kwijt. Je krijgt die niet meer van u af, dat is echt zo. Die plakt precies met ‘superglue’ tegen uw lijf. Ja, en als je uit je instelling wilt, is dat ook moeilijk. - Als je hier in dat systeem terecht geraakt van jeugdrechters en consulenten en zo, begin je er gewoon zo veel te zien dat je gewoon niet meer weet tegen wie je moet klappen. Ja klappen niet, ik bedoel diegene die willen klappen. Je ziet gewoon het ene moment zie je die en je moet iedere keer dat zelfde verhaaltje beginnen vertellen, ‘Waarom ben je hier?’ ‘ Ja hup omdat ik dat en dat en dat‘. - Ze bepalen uw leven. Ze bepalen de richting van uw leven. Ze bepalen bijvoorbeeld ook dat je dat of dat beroep moet doen. - En ik vind dat maar een beetje – ik voelde me als een misdadigster, omdat ik in een instelling zit. Zeer frustrerend. Dat is waar ik heb daar echt een hekel aan. Dat went. Ik vind dat dat wel went na een tijd. - Iedereen heeft er hier last van. Dat zit constant in je hoofd dat je in een instelling zit. Je hebt veel te verwerken hé. Is dat met de meesten zo? Ja. Ik kan het gewoon niet verwerken dat ik hier zit.
Uitzonderlijk wordt aan het plaatsen in een voorziening ook een positieve betekenis gegeven: je leert veel bij over de bijzondere jeugdbijstand en de maatschappij. - Het voordeel als je in een home zit is dat je veel bijleert. Ook over andere mensen en de maatschappij, de rechtbanken, de jeugdrechtbanken, wat je mag en niet mag doen. Als je thuis woont denk je daar allemaal niet aan. ‘t Is je dan ook duidelijk hoe het hier in elkaar zit. Als je 18 bent, dan zal ‘t niet meer een instelling zijn, dan zal ‘t de bak zijn!
Binnen een gedwongen plaatsing hangt het effect ervan volgens sommige jongeren enkel af van de motivatie om hun problemen aan te pakken. Sommigen geloven zelfs niet meer dat ze in de mogelijkheid verkeren om iets aan hun situatie te doen. Door omstandigheden, maar evenmin door de plaatsing. - Als je geen goesting hebt om mee te werken, dan werk je niet mee. Als je wel wilt veranderen – allé, ik bedoel: ik heb er hier nog niet veel gezien die echt – waarvan ik kan zeggen ‘Zie, den diene die doet nu eens echt moeite, maar die heeft pech, of die laten ze niet verbeteren.’ Er zijn er veel die goesting hebben om te verbeteren, zolang ze hier zitten. Vanaf ze op straat komen, is die goesting om te verbeteren weg. Bij mij is dat juist andersom. Ik zit in mijn laatste jaar en ik wil mijn school afmaken. Er zijn er veel waar het al zo ver bij verpest is, dat het als zo vreselijk moeilijk wordt om daar nog iets van te maken, dat die gewoon zeggen ‘foert, het gaat niet.’ Dat is bij mij het geval nu. Nog even en dan is dat bij mij het geval. Je moet weten dat je 16, 17 jaar zijt en je bent ergens in je leven op het verkeerd pad gegaan. En je zit door omstandigheden nog altijd – omdat uw ouders u nooit hebben aangemoedigd of ik weet niet, of omdat je nog nooit de kans hebt gekregen- zit je nog altijd in het 2de middelbaar of zo. Wat ga je dan zeggen? ‘Ik ga er eens keihard mijn best doen, een paar jaar achter elkaar werken.’ Bij de meesten is het al zo hard verkloot, dat dat niet meer gaat. Wie gaat daarbij helpen? Wie gaat er voor zorgen dat die de schade, die achterstand inhaalt? Er zijn er gewoon zoveel waarbij dat niet gaat. En dan tegen dat ze 18 zijn, zeggen de meesten, dan zijn ze een paar keer naar den bak gegaan en dan zeggen ze ‘Het is genoeg’. En dan gaan ze eens eindelijk proberen die schade in te halen. Ik heb al zoveel gasten gezien, die – allé, die je na twee jaar- waarvan je weet dat dat grote dealers waren, grote criminelen – en die je 2, 3 jaar later terug ziet en die zijn dan 23, 24 jaar en dan beginnen ze allemaal te zeggen ‘Ja, dat is verloren tijd geweest.’ En dan beginnen ze allemaal ermee te
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
44
stoppen en het rechte pad en werk en dit en dat. En dan zeggen ze allemaal ‘Had ik dat maar niet gedaan.’, maar dat is altijd te laat.
Daarom zouden er bij gedwongen maatregelen alternatieven voor gemeenschapsinstellingen moeten zijn - Maar er zouden andere dingen moeten zijn. Ja, maar als je ervan uitgaat dat dit het bestaande is ... dan vind ik niet dat je moet verwachten dat dat hier keileuk gaat zijn, dat je je hier gaat amuseren. Maar er zouden andere dingen moeten zijn. Veel meer thuisbegeleiding. Als je school doet of zo, dan stel ik voor om eens met de staat te gaan werken. Dat je weet ‘Ik heb er voor gewerkt.’ En ik heb die school kunnen betalen. Door hier te zitten. Dat verbetert niet. Het wordt erger. Hier ben ik erger geworden, echt waar.
Jongeren in gesloten gemeenschapsinstellingen vergelijken zich vooral met meerderjarigen in de gevangenis. Ze reageren daarbij vooral omdat zij vinden dat ze minder rechten hebben en zwaarder aangepakt worden, terwijl ze horen dat zij niet gestraft maar geholpen worden en dat ze moeten opletten want dat ze later in de gevangenis zullen terechtkomen. - Ik zou toch liever 6 maanden in het gevang zitten dan hier. * Gij denkt dat. - De meesten hebben tv, radio. * In sommige landen schieten ze je gewoon neer. - Ik heb een paar dagen in Z. (gevangenis) gezeten. Ik zweer het, daar word je menselijk behandeld. * Weet je, als minderjarige krijg je daar alle voordelen. Denk je dat dat voor iedereen zo is, of wat? - Als je bvb. moet voorkomen of zo, de meerderjarige mag dan, voor hij moet voorkomen, voor zijn proces begint, zijn dossier inkijken. Dat is bij een minderjarige niet.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
45
Algemeen over het Comité Bijzondere Jeugdzorg Sommige jongeren drukken hun algemene waardering uit over het comité of hun consulent. - Gewoon, in het begin, als ik dus weg was van thuis, ik ben dus zo slim geweest van naar het comité te gaan - Kan je er gemakkelijk mee babbelen, met de consulent? Ja, ik heb een zeer goede consulent. - Ik heb een goede consulent, ik snap altijd wat mijn consulent zegt. - Al goed dat ik een heel goede consulent heb. Die van mij komt óók heel weinig. Maar ik vind dat een toffe.
Anderen zijn niet zo positief. - Ze weten toch, dat als je contract ten einde loopt, in een tehuis ook, ik heb in X. gezeten ook, ik had daar een contract van zes maanden, ik heb er acht maanden gezeten. Ik heb toen ook geen tweede contract getekend. Ik kon daar evengoed voort gaan, die consulent trok haar daar ook niets van aan. En het werd haar te veel en ‘Hup de jeugdrechter.’ zei ze. Dus, ... ze trekken zich daar toch niet echt veel van aan hoor. - Wat ik smerig vind: mijn consulente zegt altijd bijvoorbeeld «zou je niet naar een psychiatrie gaan of naar een psychiater of terug in contact komen met uw moeder, of zou je niet dit of dat». Het zit zo, ze denken altijd in mijn … neen, in mijn voordeel is het niet. Ze denken altijd in mijn plaats. En dat is zo lastig. En als je daar dan iets tegen zegt of iets weigert, dan wordt dat zo raar aangenomen. Neen, ik heb echt een kutconsulente. - Ik vind niet dat we een consulente zouden moeten hebben. We moeten dat toch met de jeugdrechter bespreken wat we nodig hebben of wat we zouden willen veranderen. Ik vind dat die jeugdrechter om de 4, 5 maanden zou moeten langs komen bij iedereen. (...)
Bij de vergelijking tussen ‘onder de jeugdrechtbank staan’ en ‘bij het comité zitten’ wordt een duidelijk verschil aangegeven. In de eerste plaats naar bereikbaarheid of eigen inbreng wordt het contact met het comité als positief ervaren. Dit in tegenstelling tot jongeren die echter niet de vergelijking maakten (zie ‘algemeen over het comité bijzondere jeugdzorg) - Het is ook wel een groot verschil onder de Jeugdrechter staan of onder het comité. Want als ik nu zeg ik wil terug naar huis, dan moet ik het gewoon met mijn consulent bespreken en als zij zegt ‘Ja, dat is OK’, dan ga ik gewoon terug naar huis. Tegenover als je bij een jeugdrechter zit en die zegt je mag niet naar huis dan kan dat wel tegenslaan. - Ik denk dat het ook wel verschil maakt of je onder het comité of de jeugdrechtbank staat. De jeugdrechtbank is vele strenger. Ik denk dat je comité hebt dat je toch meer of gemakkelijker je consulent zal zien omdat je ouders dat ook zelf vragen. Dan laten ze er u ineens bij. En als dat jeugdrechter is je dan alleen je consulent zie wanneer er iets verkeerd loopt of zoiets. - Bij de jeugdrechter is dat helemaal, aan de jeugdrechter kan je niets doen. Je zou iets te zeggen moeten hebben. Er is een verschil tussen jeugdrechter of jeugdcomité, de jeugdrechter is veel strenger. - Of ze draaien u binnen. Ja, ik zit hier al 1,5 jaar en ik heb mijn jeugdrechter maar 1 keer gezien. * Ik heb die nog nooit gezien. - Ik tot ik een consulent had in het comité. Een paar keer. Ik heb die nooit gezien van kleinsaf tot 2 jaar geleden zeker? Of 3 jaar geleden. En vanaf dan had ik het comité. Ik heb hem nooit gezien, mijn jeugdrechter. Naar het comité ga ik af en toe een keer met mijn consulent. We praten dan een beetje. Ze vragen dan ‘Is er nog wat dat er geregeld moet zijn?’
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
46
3. De persoonlijke contacten met de consulent en de bereikbaarheid per brief en per telefoon zijn zeer divers. Het loopt echter meestal niet zo vlot. - Bijvoorbeeld, mijn consulent, als ik hem niet eens bel en vraag om te komen om eens te babbelen, zie ik die niet. Die zal niet vragen van ‘X, hoe is het met haar’. Misschien als hij hier eens toevallig komt of dat hier nog meisjes zijn, die hij heeft, dan zal hij misschien eens vragen hoe is het met haar. Maar eens bellen om te vragen hoe het is, of zo, neen. - En wanneer komt die consulent hier dan binnen? Als ik hem eens nodig heb, als ik hem eens bel. Of als iemand anders uit de groep hem nodig heeft. Maar dat weet je soms niet. Maar hij komt als je belt? Ja, het kan wel eens zijn dat hij zegt ik heb geen tijd, maar hij komt meestal wel. - Je consulent zie je nooit tenzij je iets uitsteekt. Een paar keer per jaar zie je die. Als je je consulent belt dan zal die terugbellen. - Je consulent komt nooit langs. Ik zie de mijne hier dikwijls. Mijn consulent komt af en toe langs. De mijne komt langs als ik iets mispeuterd heb Mijne antwoord niet als ik er naar bel. - Die van het Comité zeker wel. Ik heb die nog maar een keer gezien. Ik heb nu al drie keer een anderen. Zo dom. - Ze komen altijd wanneer ze niet moeten komen. En als ze moeten komen, zijn ze niet te vinden. - Ik vind dat u consulent u toch wel persoonlijk moet kennen en dat je toch wel wat meer bent dan een dossier. Voor de jeugdrechter is dat normaal die kan niet iedereen persoonlijk kennen maar voor de consulent vind ik toch wel dat dat een beetje belangrijk is dat hij u moet kennen en dat hij niet via alleen maar van wat hij op papier leest over u. - En je consulent? Zie je die soms? Ik heb die één keer gezien. Ik ook. Ik heb een consulent en een jeugdrechter. Kan je die contacteren, als je dat wil? Ja, bellen. Wij mogen hen niet bellen. De begeleiders doen dat voor u. * Ik bel altijd naar mijn consulent. Nu kan ik die niet bellen, want die werkt maar tot 17u en ik ben maar om 18u thuis.
Soms is er ook begrip dat de consulent niet zo vaak contact met hen opneemt. - Ik was eens naar mijn consulent geweest. Ik had al vijf of zes brieven geschreven naar mijn jeugdrechter. En ik kreeg nooit een antwoord. Ofwel kreeg ik een brief van ‘Het gaat niet tot...’ bijna het einde van het jaar of zo. Tot ik eens naar mijn consulent ging op woensdag namiddag. En ik heb toen aan mijn consulent gevraagd hoe dat komt dat hij soms niet kan En hij zei ‘Weet je dat er in X (plaats) maar twee jeugdrechters zijn voor al die instellingen?’ Er zijn er maar twee hé. Stel dat we hier zitten met elk 300 gasten. Dat is onmogelijk om dat allemaal te doen. En er zitten er hier en in Gent nog, in Brussel, … - Alles is nu in vertraging. Want mijn consulent is zwanger. Ik denk wel dat hij er mee bezig is. Die mensen hebben veel werk hé, ze kunnen zich niet de hele tijd met mij bezig houden - Die heeft het gewoon te druk, ‘als ik mij er altijd mee moet bezighouden om bij iedereen te gaan daar heb ik geen tijd voor. Zolang jij braaf bent en ik geen klachten hoor kom ik niet langs’ X heeft het ook druk, die heeft over de 100 meisjes (maar die maakt wel tijd)
De consulent is echter niet altijd te begrijpen, hij gebruikt te moeilijke woorden. - Ik snap niets van wat het comité zegt, maar als ik vragen stel dan blijven ze het wel uitleggen maar dan snap ik het nog niet en dan blijven ze uitleggen tot ik zeg van ik wil het niet meer horen.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
47
Soms luistert de consulent niet echt naar wat de jongeren zeggen. - Ook al komt uw consulente honderd keer. Het is naar u dat ze moet luisteren. Het is niet haar eigen opinie, die ze naar voor moet brengen. Oké, ze mag raad geven. Maar ik vind niet dat ze moet zeggen «je moet en je moet». Ik begin dan kwaad te worden en zeg «ik moet niks». (reactie groep) Jamaar dat is toch waar. Wij moeten altijd alles. Wij moeten dit, wij moeten eten maken, wij moeten afwassen, wij moeten naar school gaan, wij moeten huiswerk maken, wij moeten ons douchen, wij moeten ditte, wij moeten datte. Wij dragen altijd alle verantwoordelijkheid op onze rug. Wij moeten altijd alles. En zijn er zelfs van twaalf of jonger en die zitten ook in een instelling en die moeten dat ook allemaal. En als je dan een voorbeeld neemt, van iemand die bij ons op school zit. Dat zijn dan rijke lui, met merkkleding en zo. Die hebben een goed leven, die hebben de liefde van hun ouders. Die hebben het gemakkelijk, terwijl wij, wij worden wel hard gemaakt, maar … Wij moeten, wij moeten. Thuis ook, maar dat is anders.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
48
Algemeen over de Bemiddelingscommissie Het formele karakter van een ‘zitting’ bij de bemiddelingscommissie belemmert jongeren hun eigen inbreng te hebben, hoewel ze erkennen dat daar de gelegenheid voor wordt gegeven. Ze ervaren dit echter niet als daadwerkelijke inspraak. - Ik heb onder comité gestaan en ik sta nu onder de jeugdrechtbank en ik vind dat wel een beetje een verschil en ik ben dus ook bij de bemiddelingscommissie moeten komen en ik kan er maar 1 ding over zeggen ik vind dat je daar nogal gewoon niet veel te zeggen hebt. Dat is zo precies van ja je zit er dan voor die bemiddelingscommissie, dat is een hoop hooggeplaatste mensen, zal ik maar zeggen, en je zit daar dan en wat jij zegt dat is zo zoals dat doet er niet toe. Je zit daar dan met je ouders en tegen u consulent dan en dan kun jij zeggen van dat is niet zo maar automatisch hetgeen wat de consulent is zeggen ze is het beste dan over u omdat jij maar 15 of 16 jaar bent en wat weet jij nu wat voor u het beste is. Je krijgt de kans om te spreken maar of dat er echt naar u geluisterd wordt of dat er met u rekening wordt gehouden dat is natuurlijk een andere zaak. Het is vanzelfsprekend dat ze het advies van de consulent beter gaan vinden dan wat jij zegt. - Van de Bemiddelingscommissie was het wel simpel de eerste keer dat ik ging. Zo een heel vertellement van een half uur, maar waar het op neer kwam was gewoon: als je niet tekent sta je onder de jeugdrechter.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
49
Algemeen over de jeugdrechtbank Het formeel karakter van de gedwongen hulpverlening zorgt net als bij de bemiddelingscommissie voor een afstand tussen de jongere en de andere aanwezigen. De inbreng van de jongere blijkt hierdoor afgeremd. - Als er zo’n beslissing valt, wie vind je dan dat dat moet uitleggen aan jou? De opvoedsters komen dat meestal zeggen, van dat is beslist of dat is beslist. Of dat is de jeugdrechter, die schrijft een brief, ‘Dit is mijn beslissing’. - Het vervelend van zo’n brief van de jeugdrechtbank hé. Daar staat gewoon op: ‘Jij blijft daar en voor de rest is dat allemaal van artikel zo veel en zo veel.’ Weten wat die brief zegt, je weet gewoon niet wat die brief zegt. De mensen van de instelling weten dat ook niet. - Maar in dat zaaltje zat daar toen misschien een mens of twintig en die drie van voor die daar met mijn dossier voor hun neus zitten. Je verstaat er niets van. Hij stelt zich daar recht en begint die artikels te lezen. En dan vraagt de jeugdrechter: ‘Hoe gaat er ermee, X.?’ en dan zeg ik ‘Goed.’ of ‘Slecht.’, maar ik zeg meestal ‘Goed.’. En hij vroeg dat dan ook aan mijn ma ‘Hoe zie jij dat? En die zij ook goed want ja ... En boenke nog een jaar en zitting gesloten en je mocht naar buiten. Maar eigenlijk heb je daar niet veel over te zeggen.
Wat de jeugdrechter vertelt of schrijft is ook niet te begrijpen. - Tegen de jeugdrechter kan je niets zeggen, die praat in veel te moeilijke woorden. - Het verslag van de jeugdrechter gaat de vuilbak in. Het is niet te begrijpen, het is gewoon je handtekening zetten. - In het verslag ven de jeugdrechtbank zetten ze tussen haakjes wat ze willen zeggen. Dat is niet in het Nederlands, je tekent dit gewoon omdat je er toch niets van snapt.
Er wordt niet echt geluisterd naar de jongere, waardoor terug dat gevoel van geen vat hebben op de situatie, de problemen naar boven komt. - Ze plaatsen de jongeren waar hij totaal niet woont en dat kan niet. Je kan niets tegen de jeugdrechter zeggen. De jeugdrechter zou andere afspraken moeten maken, via de ouders en de begeleiding omdat zij je beter kennen. - En als je in beroep bent gegaan? Heb je dan meer mogen zeggen? Ja, toen heb ik heel mijn verhaal mogen doen. Maar dat heeft eigenlijk niets uitgehaald. Die jeugdrechter wist totaal niets van mij. - Dat noemen ze dan een democratie! Dat is gewoon de jeugdrechter.
Jongeren hebben ook wel het gevoel niet ernstig genomen te worden, omdat er niet zoveel tijd aan hun dossier besteed wordt, terwijl ze zelf heel lang moeten wachten vooraleer ze aan de beurt zijn. - Het enige dat ik wel beu vind, is dat je één keer per jaar naar de jeugdrechter moet gaan Ja, ik vind dat ook Je zit daar soms een uur te wachten. Een uur? Soms drie uur! Ik heb er een keer vijf uur gezeten! En je zit er twee minuten binnen. Je moet er om tien uur zijn en om een uur of één mag je naar binnen. Ze zeggen gewoon ‘blijf daar maar, toek!’ - ‘t Is wel beu, je zit daar eerst drie uur te wachten, dan zit je tien minuten binnen en mag je weer vertrekken. - Weet je wat die van mij ze: ‘Ik zie je wel binnen een half jaar terug en steek maar niets uit of anders ben ik wel rapper terug.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
50
Het contacteren van de jeugdrechter is net zoals bij de consulent niet zo evident voor jongeren. - Dan kan je een afspraak maken of ernaar toe gaan of vragen dat die naar hier komt - Mijn jeugdrechter kent mij ook niet, horen wat ik allemaal heb gedaan ja. * Het is toch moeilijk te verlangen dat die iedereen kennen. Die kennen gewoon u dossier. - Ik vind dat dat moet. Gewoon u zelf kennen, ik vind dat dat ook noodzakelijk is maar bij velen is dat niet het geval en kennen die gewoon u dossier en kennen die u niet persoonlijk. - De procureur zit er ook altijd bij, maar deze kent mij niet. Eigenlijk kent niemand mij daar of enkel omdat anderen, CBJ, hen dat zeggen. Waarom zit de procureur daar bij? - Die jeugdrechter wist totaal niets van mij. Die wist totaal niets van mij.. - De jeugdrechter heb ik hier in feite nog nooit gezien. Eén keer op zes maanden. En ze zeggen alle slechte dinges. En de jeugdrechter trekt daar dan zin besluiten uit. En ze steken je in Beernem hé. Want de goede kanten bekijken ze niet. Ze schrijven enkel de slechte dinges op en de jeugdrechter kent je niet. Gewoon van naam. Dat is ook zoiets, wat helpt dat dan? Hij heeft je misschien maar een keer gezien op een jaar of twee keer. En dan maken ze hun dossiers op. Ik vind dat eigenlijk schandalig: je misdoet iets en – oké, het is misschien buiten de normen – je steken je in X (gesloten instelling) en je komt er nog slechter uit, dan dat je er binnen gegaan bent. (gesloten instelling) - Naar je consulent en Jeugdrechter mag je schrijven zoveel als je wil. Maar ik vind dat je wel de kans moet krijgen om naar de jeugdrechter te mogen bellen. Ik mag wel naar de jeugdrechter bellen. Naar mijn jeugdrechter, daar mag ik naar bellen. Waarom jij wel en anderen niet? Ik denk dat dat te zien is van jeugdrechter tot jeugdrechter. - Als je belt naar mijn jeugdrechter dan mag je 10 keer zijn, dinges, cipier hebben, van ‘neen hij wil niet komen, nee, hij wil niet luisteren’. Geen cipier, griffier. Wie heb jij wel als jeugdrechter? Als ik bel naar mijn jeugdrechter bel, krijg ik eerst iemand anders aan de lijn en als ik vraag naar X., dan krijg ik die direct aan de lijn. - Hier als je jeugdrechter en consulent komen, dan word je automatisch naar beneden geroepen, automatisch. Eerst praat de jeugdrechter wel met de opvoedsters in de leefgroep. Ja het zou erg zijn als wij eerst met de jeugdrechter zouden praten en daarna de opvoedsters komen. Ik vind dat normaal dat eerst de opvoedsters bespreken hoe uw gedrag is, want gij, als jij op voorhand gaat kun jij zeggen en mijn gedrag is zo, zeer goed en dan komt de opvoedster. Het is niet de moeite dat je gaat liegen, want je weet zelf dat de opvoedster er achteraf zelf mee gaat praten. Waarom zou je dan liegen, want je weet als je liegt dat je dan toch nog wat meer kunt krijgen. Vind je dat bel dat je op dat moment met de jeugdrechter kunt praten? . Het is bel dat je je eigen mening kunt zeggen tegen je jeugdrechter of consulent. Ja de opvoedsters sturen een verslag op en dat is hun mening, en dan kun je jouw mening ook eens zeggen.
Af en toe wordt de jeugdrechter gewaardeerd. - Ik vind het spijtig dat mijn jeugdrechter stopt. Waarom? Ik vond het een goeie gast! Nee, ik was ooit een keer weggelopen uit een instelling en ik was naar mijn jeugdrechter gegaan.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
51
Algemeen over de advocaat Voor de meesten is het vaak zeer onduidelijk voor wie deze advocaten optreden, hoe zij betaald worden, enz. - Er komt daar een advocaat naar mij toe. En die zegt ‘Ik heb uw verslag gelezen’. Ik heb die vent nog nooit gezien en die zegt ‘Is er nog iets speciaals dat je wil zeggen’ .... Ik wil zeggen : ik vind echt dat dat niet kan. - En bij de rechtbank heb je een advocaat? Ja. En je ouders moeten hem betalen? Ja. En als ze daar niet voor willen betalen? Dan krijgen ze een pro deo. En als je teveel verdient om een pro deo te hebben, dan krijg je er geen en moet je zoveel neerleggen. - Jullie advocaat: hebben jullie die zelf gekozen? Je krijgt altijd een andere! Ik heb hem mogen kiezen. Ik heb een goeie maar ‘k heb hem niet zelf gekozen. - Wat ik mij afvraag ‘Je hebt de consulent, zij kan je toch verdedigen? Ik heb dat nog nooit meegemaakt. Zij is daar niet voor opgeleid, de advocaat wel… Bijvoorbeeld als de advocaat mee moet naar de JRB voor een verlenging of zo, dan moet hij gewoon zeggen, hij of zij wil daar blijven, meer moet hij eigenlijk niet zeggen. - Ge moet die wel betalen. 5000,- à 6000,- fr. Ik heb die nog nooit moeten betalen. Pro deo is gratis, de staat betaalt die. Die krijgen een vergoeding.
De meeste jongeren kregen binnen gedwongen hulpverlening een pro deo advocaat toegewezen, sporadisch kozen ze hem zelf. Meestal hadden ze het gevoel dat hun raadsman niet voldoende op de hoogte was van het dossier en van de mogelijke maatregelen die kunnen genomen worden. Tegelijkertijd hadden ze de indruk dat een pro deo advocaat niet ten volle durft optreden, omdat hij nog maar aan het begin van hun carrière staat. - Ik zie mijn advocaat nooit. Mijn advocaat heeft mijn verslag nog nooit gelezen. - En uw raadsman? Die doet niets. Jamaar, ten eerste: de meesten, die hier zitten, krijgen een pro deo toegewezen. Die doen niets. (groep beaamt) - Ik heb altijd een pro deo gehad. Die doen niks. De jeugdrechter doet zijn zegje en mijn advocaat zegt gewoon: ‘Ja, ik ga akkoord met uw beslissing.’ Meer doet die niet. Die vraagt wel wat ik zou willen, om mij eventjes voor te stellen, maar meer doet die niet. Die pro deo’s helpen niks! Ik heb eerst pro deo gekregen en als ze hun mond moeten open moeten trekken, zwijgen ze en als ze moeten zwijgen, dan trekken ze hun mond open en zitten ze dingen te zeggen die ze helemaal niet moeten zeggen. - Die (pro deo’s) hebben daar ook niet veel te zeggen. Een goede advocaat, die zit misschien al twintig jaar in de balie, die kent die mensen, die heeft daar invloed, die kan al eens van zijn tak maken. Maar zo’n meisje, dat daar voor de eerste keer komt, die nog schrik hebben, die nog een goede naam willen maken, die niets verkeerd willen doen, die gaat ook niet zeggen van ‘Wat is het, ik ben daar niet mee akkoord’. Ja, die slijmen bij de rechters. Terwijl dat ze ons moeten verdedigen, verdedigen ze de rechters. Dat is toch geen advocaat? Die vragen niet eens of je nog iets wil zeggen, ze gaan gewoon akkoord. Weet je wat die van mij zei, toen we bij de rechter binnen gingen? Dat was zo: ‘Zegt gij het maar, want gij kunt dat veel beter’. Dat was echt waar. Die durven hun mond daar niet open te doen. - Als ik mijn advocaat schrijf om mij te bezoeken, komt die mij bezoeken. Nu durft die ook haar mond open doen. Maar in het begin niet. Die kunnen niets zeggen! Die moeten hun vak nog leren. Dat geven ze dan als advocaat aan ons, die hun vak nog moeten leren. Je krijgt die wel gratis hé. - Die kunnen de rechters toch niet op hun fouten wijzen, als ze niets van die job afweten? Dat gaat toch niet? Zelfs al weten die dat wel ….(wordt onderbroken) Die doen dat niet! Dat is voor hen een soort meerdere en je gaat daar niet direct tegen zeggen van ‘Hé, wat zijt gij hier allemaal aan het doen?’
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
52
- Je zit daar dan vijf minuten voor de jeugdrechter. Je moet je advocaat meebrengen. Die advocaat zo ‘Het is in orde hé’. En hij heeft waarschijnlijk zeven of 8000fr. verdiend voor dat kwartiertje dat hij daar gezeten heeft. En hij heeft één ding moeten zeggen. Waarom zou je dan gaan? - Neen, je moet daar altijd om 14u. zijn, maar hij komt pas om 14.30u. toe, die jeugdrechter zelf. Dan beginnen ze met de oudste advocaat. ‘Ja, die mag naar binnen’. Maar als je nu juist een jonge advocaat hebt, dan mag je daar nog een paar uren blijven zitten. En dan mag je eindelijk naar binnen gaan. Je mag je voor de jeugdrechter zetten. Langs de ene kant je ouders, langs de andere kant je consulent of je advocaat er nog eens bij. En dan achter je nog een aantal van X (instelling) die mee zijn. En dan zijn ze aan het zeggen ‘en hoe is het op school, en hoe is dat, en hoe is het met je contacten daar, …’ En dan vraagt hij ‘Heb je al eens gehoord van dat en dat ?’ ‘En je gaat niet meer naar huis ?’. En dan zit iedereen te zagen van ‘gauw, ga dan toch een keer naar huis. Maar als die persoon niet wil naar huis gaan, en als die heel de tijd zegt ‘Neen, neen’. En ik – stel dat die zijn advocaat ook heeft ingelicht hebt van ‘als die daarover begint te zagen, leg hem stil’. Maar de jeugdrechter hoort daar niet achter, hoor. En dan legt die advocaat weer stil. Ik heb al meegemaakt dat die advocaat zei ‘Allé, mijn cliënte is daar absoluut niet mee akkoord.’ Dat die jeugdrechter eens zei ‘Het is hier gedaan, ik ben hier de baas. Dat meisje gaat luisteren naar mij’. Die advocaat mag geen woord meer zeggen. En hij luisterde daarnaar, je advocaat ? Maar ja. Hij kan niet anders hé. -Wel , die staat daar en het is altijd een ander. Hij zegt ‘Ja het is in orde’ en het is gedaan. En van : ‘Hoe is het? En nog altijd verlengingen ? Ja, ja’ Allé hup en we zijn weg. Je ouders moeten daar voor betalen hé. Als je hier verblijft, moeten ze zoveel per dag betalen. En je moet dan (…) ieder jaar een advocaat meebrengen naar de jeugdrechter. En je moet dan aan die ook nog eens zoveel geven. Maar je bent verplicht van een mee te brengen, een advocaat, of anders mag je niet binnen gaan. Moet je dan die advocaat zelf betalen ? Ja. Er zijn toch pro deo’s of ken je dat niet ? Ja. Mijn ouders krijgen een pro deo. De meesten toch. Er zijn er sommigen die er ook geen krijgen hé. Het zijn toch de jongeren die een advocaat moeten mee hebben.
Een goede advocaat hebben, is geluk hebben. - Ik heb nu wel chance gehad. Ik heb een goede advocaat. Ook pro deo? Neen. - Met een pro deo, moet je chance mee hebben. Ik heb toen ook een pro deo toegewezen gekregen. Dat bleek dan een kei – toegewijd meiske te zijn, die daar keiveel voor wou doen. Je kan een hele goede pro deo krijgen en je kan er een hebben, die daar geen zak aan doet.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
53
Beeldvorming Welk beeld heeft men van ons?
De kijk van de buitenwereld (buren, school, vrienden, …) op hen. Een onderwerp dat ook geen kaartje nodig had om naar boven te komen tijdens de gesprekken. Jongeren hebben dikwijls geen taal om aan te geven aan leeftijdsgenoten of aan anderen dat ze geplaatst zijn en wat dat betekent. Hoe moeten zij omgaan met reacties van ‘anderen’ op hun ‘geplaatst zijn’, op hun ‘Jeugdbijstand-achtergrond’. Beperkt dit de jongeren niet om met hun eigen situatie om te gaan? - Bij mij weten ze dat niet. Ja ik schaam mij er voor. - De mensen hebben een beeld van instellingenkinderen en het zal lang duren eer dat dat beeld weg zal zijn. Ze vragen dan wat je hebt uitgestoken. Ben je stout geweest? Ik durf te wedden dat er hier veel zijn, die niets uitgestoken hebben. Welke mensen bedoel je dan? Als je gewoon nieuwe mensen leert kennen. Je ziet die mensen hun gezicht gewoon veranderen als je zegt dat je uit een instelling komt. - Hoe zou dat komen? Dat is nog een beeld van vroeger dat de mensen hebben. Vroeger zaten in de psychiatrie alleen zotten. In homes alleen wezen of crapuul. Mensen zien films. In de psychiatrie zitten misschien wel zotten, maar er zitten ook mensen die echt geholpen willen worden. - Ik moet eerlijk zeggen dat voor ik in een home zat - ik zit hier nog maar een jaar, daarvoor woonde ik thuis - ik ook een beeld had van iemand die in een home zat. Het zijn mensen waar je aan één kant medelijden mee hebt en aan de andere kant denk je zo van wat is er daar mee. Terwijl wij in de meeste gevallen niets verkeerds hebben gedaan. Dat het totaal onze schuld niet is dat we in een home zitten. Het is toch vervelend als ze je op school vragen of je niet eens meegaat naar de cinema of na school iets mee gaat drinken. Je moet dan zeggen: ‘Nee, sorry, ik moet terug naar mijn home, ‘k moet op tijd thuis zijn.’ - Maar niet iedereen kent dat en je moet dat dan uitleggen. Of zo mensen die zeggen ‘X (naam van de voorziening) wat is dat? En waarom zit je daar? En hoe komt dat? En hoe komt dit en hoe komt dat? Ja jongens, je zou er toch ook iets van krijgen hoor! Dat is spijtig dat ze zo beginnen denken. Dat is nu een dorp. Dan gaan ze altijd denken ‘ah ja, het zijn de gasten van de home’ en dat vind ik eigenlijk spijtig.
Hoe gaat me hier mee om op school? Weten de leerkrachten dat de jongere geplaatst is? Weten de andere leerlingen dat? Is het beter om het ze wel of niet te vertellen? Maar hoe doe je dat dan - Ja, want ze weten dat ik in een home zit en ik vind dat wel frustrerend, omdat ik daar serieus voor beschaamd ben. Maar ik zit in een home, maar ik kan er echt niets aan doen. Oké, ik heb die stap gezet van thuis weg te gaan. En ik heb ook mijn fouten gemaakt, evengoed als min ouders. - En weten ze dat, de meeste van uw klas dat je in deze home zit? Neen. Van mij wel. Bij mij weten ze dat allemaal. En is dat iets dat je zelf verteld hebt? Ja, omdat bvb. in het begin van het schooljaar moet je je persoonlijk voorstellen. Waar we wonen, hoeveel broers je hebt en zo en normaal ging ik dat niet zeggen omdat er nog een aantal van een andere klas bijzaten want mijn klas weet dat al twee jaar. Want er zaten daar een paar gasten tussen. Niet iedereen aanvaardt dat zo maar. Maar die hebben dat ook goed aanvaard. En begrijpen ze dat – hebben ze een beeld van hoe dat hier zit? Niemand loopt daar mee te koop wat je bent tegengekomen.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
54
- Op school is dat ook. De leerkrachten behandelen u anders. Ofwel hebben ze medelijden met je, ofwel ben je crapuul in hun ogen en mag je niets uitsteken, of een grote mond opzetten, want dan is het instellingskind weer bezig. Ik ben mezelf gaan inschrijven op een school en ze vroegen me dan om buiten te wachten zodat ze konden overleggen. Ze hebben een beeld over je, zo van, die moet je extra in het oog houden, want ze deugt niet of ze heeft ze niet alle 5 op een rij. Ze klasseren ons direct: psychiatrie, zot, home, crapuul, …
Is dat voor jullie gemakkelijk om uit te leggen, bvb. op school wat X (voorziening) is? Je zegt dat niet graag. - Dan moet ik naar het secretariaat: ‘zit je in instelling?’ ’Ja.’ ’En waarom zit je in een instelling?’ Ik zeg ‘dat gaat je niet aan.’ ‘Was het thuis niet goed genoeg misschien?’ ‘Was het thuis niet goed genoeg misschien?’ (verontwaardigde reactie van de groep) Zij hebben daar niets mee te maken. Ik ben toe uitgevlogen hé, ik heb toen mijn gedacht gezegd en ik moest dan naar de directeur. Mijn eerste dag al dat ik daar zat.
Met vrienden valt dit wel mee? - Vind je dat moeilijk om tegen andere van de klas te vertellen? Tegen sommige, maar als je zo echt een vertrouwde vriend of vrienden hebt, dan vind ik dat wel belangrijk dat je dat zegt. En bij mij is dat toch, die aanvaarden dat en praten er nu verder niet meer over. Als we dan een keer ruzie hebben, dan steken die dat niet door of zo. - Bij mij weten ze dat niet. Ja, ik schaam mij ervoor.
Jobs - Ik heb een vakantiejob gedaan en er was daar een en die was mijn chef. En ik heb de gewoonte om dat altijd te zeggen. Allé, ik vind, dat voor mezelf dat ik dat moet zeggen ‘Ik zit in een instelling’. En dan ineens die chef ‘En waarom zit je daar? En waarom (…) Maar ik zeg ‘dat gaat je toch niet aan? Dat heeft toch niets te maken met mijn werk.’ En hij: ‘Ja maar, ik ga kijken naar je uren, als je – anders ga ik maken dat je uren niet kloppen.’ Ik heb dan wel iets gezegd dat op niet veel trekt - maar ja.(gelach) Ik heb dan gezegd dat mijn ouders aan de drugs zaten en hij heeft dat geloofd. En zo was ik er van af.
Jongeren zoeken zelf naar mogelijkheden om dit te wijzigen. - In school hebben ze geen goed beeld van wat dat hier is. Op school roddelen de leerkrachten daarover. Ik heb de klas hier eens uitgenodigd zodat ze konden zien hoe het hier is. Ze waren stomverbaasd te zien dat het hier zo goed was. Ik heb er mijn spreekbeurt over gemaakt. Anderen denken direct ‘Wat hebben die uitgestoken om daar te zitten'. - Hoe zou dat beeld dat andere over jullie hebben, moeten veranderen? Dat kan je niet veranderen. Het is alsof je een plakker op je hoofd hebt: ‘Ik ben crapuul, want ik ben een instellingskind’. - Wat ik erg vind is dat ze zeggen: ‘ha kinderen die in een home zitten hebben heel erge dingen uitgestoken, buitenstaanders denken dat en dan is dat erg voor ons eigenlijk. Ze denken ‘Kinderen die in een home zitten hebben geen ouders of die zitten daar omdat ze iets heel ergs hebben gedaan’. Dat zou ik, wel graag hebben dat buitenstaanders een keer weten wat een home is. Een demonstratie! Of we laten ze allemaal een keer binnenkomen. Nu is er zo achter ‘t nieuws een programma dat ze maken, over groot nieuws maar dat nooit wordt verteld. Zo’n documentaire. Dat ze zo een paar gasten van een home uitnodigen om daar naartoe te gaan… Nee! Dat ze naar hier komen. Jaja, ze komen altijd. Soms laten ze de krant een keer komen. Vroeger waar ik zat, en dat is geen zever dat ik vertel, dan had Jambers gevraagd om ons een keer te mogen interviewen en al. Of dat mensen zoals consulenten en jeugdrechters een keer vertellen wat voor kinderen er eigenlijk in een home zitten.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
55
- Bij mij wilden er eens een paar op bezoek komen van de klas die dat een keer wilden zien en ik heb gezegd ‘Ja dat is goed’.
Hoe moet de voorziening hier mee om gaan? - Ik vind het wel goed dat ze hier niet zeggen ‘Met vzw X’ als ze de telefoon opnemen. Nee, maar ze vragen wel ‘Met wie spreek ik’, ‘Ik moet zeker weten met wie ik spreek’. Ik zou toch niet graag hebben dat als er iemand belt, waarvan je ouders niets weten, en dat ze hier zouden opnemen met ‘Hallo, met vzw X?’ Ik schaam mij er niet voor om in een home te zitten, maar het is anders. - Wanneer ik naar het eerste jaar ging, ging er zo iemand mee van de instelling. En ik ging me gaan inschrijven in school. En die gast, die leraar, die daar zat, zei ‘U bent de vader?’ ‘Neen, ik ben de psycholoog van X (instelling), dat is een instelling die …’ en dan begon die heel de rij op te zeggen. En ik zat daar van ‘shit, het is niet waar hé, ik zit me hier in te schrijven en het is al zover!’ Je doet dat toch niet? Ik vind dat je zou moeten alleen gaan. - (…) de gasten van uw klas, ja die zeggen daar niets op hé. Maar de leerkrachten, daar wordt je al direct anders bezien. En ze zeggen dat van hier uit hé, dus het ligt niet aan ons. Dan gaan ze naar school en dan zeggen ze ‘die zit daar, om die reden’. Echt, dat is dégoutant. (…) Vind je dan dat ze dan moeten zwijgen? Ja, die moeten dat toch niet weten (…) als zij niet zeggen ‘die komt uit een instelling’, dan weten ze dat niet en dan bezien ze u zo niet. Dat is toch hun zaak niet? Ze weten dan ook waarom je hier zit en meer? Neen niet meer dan dat je hier zit. Ja, mijn leerkracht weet alles. Waar ik hiervoor zat, hebben ze dat niet gedaan. Dat vind ik – allé, ik vind dat ze moeten zwijgen. Dat is een beroepsgeheim of hoe noem je dat? Neen. Ze hebben wel gezegd dat ik in een instelling zat tegen die school. Die directeur belde natuurlijk direct om alles te weten te komen. Ze hebben toen gewoon gezegd dat ze dat niet mochten zeggen. En dat vond ik nog te doen.
Daarnaast geeft een jongere aan dat het belangrijk is dat jongeren wéten wat de bijzondere jeugdbijstand inhoudt, wat een Comité is, wat de hulpverlening inhoudt, gewoon omdat jongeren die zélf moeilijkheden hebben moeten weten waar ze naar toe kunnen als ze problemen hebben. - Jongeren zouden beter moeten weten dat er zo'n hulp bestaat. Ik wist dat vroeger ook niet. Anders was ik al veel vroeger hier gekomen. Ik dacht dat je al je benen moest breken vooraleer ze je konden helpen. Ik vind het belangrijk dat andere jongeren beter zouden moeten weten dat er hulp bestaat.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
56
De voorziening en de begeleiding Wat vertellen jongeren over de voorziening in het algemeen, de sfeer, de andere jongeren, de begeleiding? In een aantal groepen die wij bezochten, ging er echt een warme sfeer. Dit uitte zich o.a. in de manier waarop de jongeren ons zelf ontvingen, met elkaar omgingen in het gesprek, bleven ‘plakken’ om na te praten, … of hoe zij (trots) toonden hoe hun leefgroep, keuken, afsprakenbladen, etc., er uit zagen. - Ze pakte haar stylo en zei ‘als dat nu een toverstokje was, wat zou je dan doen?’ Dan zei ik zo ‘Ik ben hier gelukkig, ik ben hier graag en zo’, dan zei ik ‘hier blijven’. - Vind je het een gezellig huis om in te zitten? Ja, het is eigenlijk heel gezellig. Soms, heb ik het er wel moeilijk mee dat het zo hoog is, die plafonds, groot. Ik heb liever iets kleiners. En vind je dat belangrijk? Ja, ik vind dat heel belangrijk, dat je je thuis voelt, voor de tijd dat je hier bent, dat je je warm voelt, dat het hier gezellig is. Een vergelijking bijvoorbeeld, op x, is dat helemaal anders. Alles is nog op slot. Je raam kan je maar voor een deel opendoen met een ketting en een slot en zo. De opvoeders moeten altijd weten waar dat je zit. Je mag nooit op je kamer zitten. Dat is niet zo gezellig
- Maar ook in de meeste andere voorzieningen, laten de jongeren, tussen de kritische opmerkingen door, hun loyaliteit voor de voorziening en dan vooral voor de begeleiding in korte zinnen blijken. - Weet je wat ik vind. Voor veel dingen is het hier nog het beste. - Het is hier heel vrij. Het is hier zo vrij dat je altijd maar meer wil. - Het is hier vrij. Als er hier geen opvoedsters zouden zijn dan zou dat hier op niets treken en leren wij niet zelfstandig zijn. - Neen, het is wreed moeilijk voor hen om te weten wanneer – allé ik ga zelf niet gemakkelijk zeggen van ‘Ik zit met een probleem’, ik vind dat zo schaamtelijk - allé de meeste toch.- Maar langs de andere kant, als ze iets moeten vragen en ze komen te veel vragen, dan zitten wij te kakken dat ze teveel zitten te lullen, te vragen en te janken en te curieuzeneuzen. En als ze niet komen, zijn we ook niet content, omdat ze niet luisteren. Maar in feite doen ze dat wel goed hoor (…) Ik vind dat dat een heel moeilijk ding is en dat ze wel hun best doen.
De andere jongeren in de groep zijn voor hen belangrijk. - En hebben je veel aan elkaar om over die dingen te praten? Ja in de groep heb je altijd veel vriendinnen waar je van alles tegen kunt zeggen. Ja, omdat er veel zijn met dezelfde problemen in de groep. En de begeleiders maken er ook wel tijd voor.
Maar in groep samenleven, met andere gasten waar je zelf niet voor koos, is voor hen niet altijd eenvoudig. Het botst en wringt dan ook dikwijls. - Moest je nu beter met mekaar overeen komen, dan zouden het hier toch veel toffer zijn. - Dat klopt, ik weet het dat iedereen hier achterbaks is, altijd. Je moet hier zo zijn. Dat vind ik niet. Wij zijn hier al met zo weinig voor een home te zijn. Je kan toch beter vriendinnen zijn, dan achterbaks. Want dat komt toch uit. Dat weet ik, maar dat gaat gewoon niet.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
57
- Maar, het is ook een beetje het systeem hoe ouder je bent hoe meer je moogt, - het is ook te zien hoe oud je bent. Er zit hier iemand en hij wordt zestien jaar en zit bij gastjes van 6, 5 jaar. Ik vind dat wel niet verantwoord, zo hele dagen bij gastjes van 5, 6 jaar zijn. En je bent dan zelf zestien jaar. Ik vind dat - op de duur hé - verachter je daar van. Allé het is misschien raar om te zeggen hé. Maar na een tijd ga je moeite hebben om zelf nog mee te kunnen met uw eigen leeftijdsgenoten. (…) En de reglementen zijn dan heel anders, weer aangepast aan die kleine gastjes. Dat is dan niet fair tegenover diegenen die dan ouder zijn. Dat zou moeten veranderd worden. Zijn er anderen die in zo’n groep zitten, die dat herkennen? Ja, ik vind dat raar en er is ook teveel lawaai en die ene blijft dan en dan op den duur weet je niet meer wat je moet doen. (...) En dan wil je veranderen van leefgroep of zo. En je mag niet. Allé, ik heb dat ook al gevraagd voor te veranderen en ik moet dan een hele reden opschrijven waarom. Maar verstaan zij dat niet of wat? Dat ik wil veranderen van groep. Er zijn hier personen van veertien jaar of minder en die moeten nog pampers verversen.
De begeleiders zijn voor de jongeren heel belangrijk. Ze zijn dan ook gevoelige voor de houding van de begeleiding tegenover hen. Ze willen graag vertrouwd en gerespecteerd worden. - Zo van ‘Ik ben hier de baas en jullie zijn hier maar meisjes, die in een home zitten en voor de rest trek ik het me niet aan’. Het is echt zo van het laatste woord hebben en dat ze het altijd beter weet. Ook over situaties, die wij hebben meegemaakt, dus waarvan zij niets vanaf weet, maar toch gaat ze zo een oordeel vellen, zo van ‘Jij bent fout’ - Ja, ik heb dat wel tegen die opvoedster gezegd; van ‘Kijk, dat is misschien uw manier van handelen – elk zijn manier is anders van handelen. Maar ik vind wel – de meeste meisjes, die hier zitten, zijn allemaal gekwetst. Dus wij moeten ons gedragen naar de regels en jullie verwachten van ons beleefdheid en respect, maar ik vind dat zowel de begeleiding als de meisjes respect moeten verdienen. En de manier, waarop jij dat doet verkrijgen, vind ik niet echt juist.’ Ik heb dan gezegd: ‘Jij verdient niet echt respect en je dwingt het meer af en dat heeft meestal bij ons het verkeerde effect. Als je zo echt respect wil afdwingen, zo van ‘Kijk, ík ben hier één begeleidster en jullie moeten mij respecteren. Ik ben de baas. Ik ben veel ouder, wijzer. Als ik iets zeg, is dat goed. Ben je daar akkoord mee of niet, je hebt je daar bij neer te leggen.’ - Ik vind: als je hier als opvoeder het goede voorbeeld moet geven en een gast moet opvoeden, dan moet je niet zelf de dingen beginnen doen, dat die gast zelf ook niet mag. Dat wil ik nu juist ook zeggen: die opvoeders kunnen niet goed opvoeden, want ze doen het omgekeerde wat wij moeten doen.
- Maar een vorm van algemeen respect voor…. Ze respecteren ons volledig niet. - Dat ze hier een groot gedacht hebben dat ze hoger staan dan ons en dat ze dat soms een beetje zouden misbruiken. Het is moeilijk om een voorbeeld te geven … maar op het moment zelf.
De meeste jongeren geven aan dat ze wel goed met de begeleiding kunnen praten, er terecht kunnen met van alles, etc. Het is echter moeilijk om met hen een ‘echt vertrouwensrelatie op te bouwen. Alles wordt gedeeld (doorgegeven) met de andere begeleiders. Ze weten dat de opvoeders heel wat zaken niet voor zichzelf kunnen houden, en ze weten meestal wel waarom dit niet kan, maar toch … - En ook zo van: wij mogen bijna nooit echt onze mening zeggen naar de begeleiding toe, als er iets stoort. Dat wordt achteraf tegen u gebruikt. Sommigen van de begeleidsters of de maatschappelijke werkster hier, die hebben dat graag, dat je het zegt als er iets je stoort. Die maatschappelijke werkster heeft dat echt graag, dat je zegt ‘daar heb ik het moeilijk mee’. Maar van de begeleiding - er is hier zo een bepaalde opvoedster en als je daar iets tegen zegt dat u stoort, dat gaat niet voor haar.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
58
- En als je aan je IB of een opvoeder iets vertrouwelijks zegt? Dan zwijgt die, als je vraagt om te zwijgen. Dat wordt niet besproken in ‘t team? Nee, nee, als je vraagt om te zwijgen… Allé ja, zover dat wij dat weten. - Alles wordt door verteld, want ‘dat is om u te helpen’, ook al vraag je om dat niet te doen, meestal wordt dat toch door verteld of opgeschreven. Wat ik echt gênant vind Ik zeg mijn problemen ook niet tegen alle opvoedsters. Ik heb ook één persoon, allé één opvoedster die ik het meeste vertrouw en ik wacht gewoon tot die komt. Dat is nu eenmaal zo tegen de rest zeg ik meestal niets. - Ik vind ook dat als je een probleem vertelt aan een de opvoedsters dat er veel doorgaat, dat als ze bv. vergaderingen hebben of zo dat ze dan zeggen dat meisje ... Je vertrouwt dat aan je opvoedster, .... Ik vind dat als ik dat zeg tegen iemand, dat die iemand dat voor haar moet houden. Als dat een probleem is dat ik ‘persoonlijk’ vind. Dat ik vind dat dat maar één persoon mag weten van de tien elf opvoedsters die hier werken. En als die opvoedster u niet kan helpen, ... wat ga je er dan mee doen. Ze moet haar niet helpen, ze moet er mee praten. Met mijn problemen kan toch niemand helpen. Waarom zit je dan te zagen, als er je toch niemand kan helpen. Ik heb gewoon een luisterend oor nodig. Als jij wil babbelen met een opvoedster en je spreekt over dingen van vroeger en zo en je zegt ‘ ik wil dat dit onder ons blijft, ik wil niet dat dat door gaat’ dan gaan ze dat niet doen hoor. Ze gaan dat zeker niet doen. En die psychologe hoe dicht staat die om er mee te praten? Wat wil je dat gaat toch niet, één voor 40 meisjes. - En als je dat vraagt ‘Ik wil niet dat je dat verder vertelt’, gebeurt dat dan nog? Bij sommige opvoedsters wel, bij anderen niet. (…) Je hebt er niet veel aan wie je iets kan vertellen. Maar je weet dat dan ook? Je merkt dat. Maar die zegt dan niet ‘Ik ga het geheim houden’? Neen. Zegt ze dan ‘Ik moet dat verder vertellen Als dat serieus ernstig is … - Van de oude opvoeders heb ik geen enkel klacht, da zijn goede, maar die nieuwe, da zijn geen goeie zulle. Met de oude opvoeders kunt ge nog spreken, die zijn een beetje nog gelijk uw vrienden. Maar met die nieuwe, … daar kunt ge nu eigenlijk niets tegen zeggen, hé. - Ge kunt meer zeggen tegen een opvoeder dan tegen een psycholoog, want de psychologen die spreken de taal van de universiteit. Daar versta je niets van. Tegen de opvoeder kan je wel iets zeggen, maar ze hebben nooit tijd, omdat ze op de sectie moeten letten. Je kan wel naar de psycholoog gaan, maar je bent daar niets mee. - Maar bij de andere opvoeders, daar kan je niet mee praten want ze denken: ze zijn weer aan het lachen en ze pakken ons niet meer au sérieux hé. Bijvoorbeeld ik zei dat ik een probleem had, dat ik geen bezoek meer krijg en vroeg of er iets kon gebeuren. En hij was er gewoon mee aan het lachen.
De individuele begeleider (of IB) is voor hen een cruciale figuur. Zij voelen het dan ook als zeer vervelend aan wanneer deze niet beschikbaar is of vervangen moet worden. - Kijk, dat is mijn IB en mijn moeder vond dat een hele toffe en wou die behouden. Ik na een tijd ook hoor. Toen die weg was wou ik hem terug. Want die wist heel mijn ‘affaire’ en die andere wist daar totaal niets van. - Gij krijgt een IB aangeduid. Dat is een persoon, aan wie je je zakgeld moet vragen, die zo een beetje alles moet regelen. En als je dan «begeleid wonen» doet, dan komt zij je zogezegd helpen, (…) qua belastingen of andere formaliteiten. - Er wordt altijd gezaagd dat ‘We krijgen niet genoeg aandacht van de begeleiders’. Meisjes klagen als hun IB in de groep teveel bezig is met zijn eigen IB persoon. Als er een IB in de groep staat dan mag die geen individueel gesprek met je hebben. Dat is normaal want ze tellen iedereen gelijk. De begeleiders proberen iedereen gelijk te stellen.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
59
- Iedereen heeft een IB? Ja die wordt je toegewezen als je hier toekomt. Maar je hebt wel inspraak. Ik vind het wel vervelend dat je eigen IB er te weinig is. Als je IB verlof heeft dan krijg je een ander. Je IB belt je tussendoor ook wel eens op. - Je IB duiden ze aan deze mag je niet kiezen. Deze zou je wel moeten kunnen kiezen. Deze IB vertelt niets verder - Kies je die persoonlijke begeleider zelf? Neen. Spijtig genoeg niet. Je komt binnen, en ze zeggen het je. Iedereen zou op dezelfde zitten. (…) Ja, zoals je zegt – als je zelf zou mogen kiezen, zou iedereen voor dezelfde. En als één begeleider er al vijf heeft kan die er toch geen meer bijnemen. (…) Ja en je komt hier binnen en je weet toch niet hoe ze zijn. En stel dat je hier zit en je zegt ‘het lukt echt niet met mijn individuele begeleider’? Aan mij hebben ze gevraagd: een man of een vrouw. Ik zei ‘een vent’. Dat mag je wel kiezen.(…) Aan mij hebben ze dat niet gevraagd. (…) En als het echt niet lukt met je IB, is het dan mogelijk om? (…) Dat lukt niet, ik heb dat ook al gevraagd. (…) Met je begeleider zelf moet je dat bespreken. En als ze op congé gaan, mag je zelf een vervanger kiezen. (…) Dat heb ik niet gemogen hoor. - Kan je daar mee in beslissen wie je IB wordt? Neen, dat wordt toegewezen. En als dat echt niet klikt, wat dan? Dan zorgen ze wel ervoor dat je een andere IB krijgt. Je kan dat aanvragen. Ik ben nu ook moeten veranderen van IB. Ik had haar liever behouden. Omdat zij ook alles weet over mij. Maar zij is schoolbegeleidster geworden.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
60
Activiteiten Volgens de jongeren kampen de voorzieningen met geldgebrek , zodat leuke, interessante activiteiten uitgesloten zijn. - Je moet zelfs gaan werken om je eigen activiteiten te betalen. Wij hebben auto’s gewassen om eens naar de cinema te kunnen gaan. We hebben ons kapot gewerkt voor 1300 fr. We staan ons daar belachelijk te maken met ons emmertje. - De activiteiten zijn hier ook saai omdat ze geen geld hebben. En als we dan eens een activiteit doen die geld kost, dan gaan we naar de vlindertuin, waar niemand naar toe wil. - Het probleem is dat ze geen geld hebben voor zulke dure activiteiten. We moeten voorstellen doen voor activiteiten die geen geld kosten. We doen dat: met de fiets naar de Gentse Feesten gaan en zelf ons drinken betalen. We zijn toch met de fiets naar de Gentse feesten gegaan - Ik vind ook dat er meer geld zou moeten zijn voor groepsactiviteiten. Want zelfs in de zomer en al – vroeger gingen ze nog op kamp in bungalows en nu doen ze dat niet meer. Je moet hier niet hele dagen zitten in de vakantie. En ik vind dat echt niet geestig. Ga een keer naar de Meli of naar Bellewaerde of (gelach) of ja tien keer naar het zelfde – Bellewaerde – ik weet niet wat ze daar hebben. Ze hebben misschien bonnetjes om daar naar toe te gaan. (gelach) Het eten is ook niet alles: altijd maar patatten, patatten, patatten. Oh, frietvet, bah. Dat is niet gezond: alle dagen vet. Ze kennen dan het woord gezond niet. - Ik wil een keer wat vragen : Kijk hier eens rond. Kijk eens naar iedereen die hier zit, met al die leeftijden en zeg dan een keer: wat hebben die gasten hier van ontspanning? En wat voor speelgoed daar goed ? (…) Al die kleine gasten (…) (praten door elkaar) Al die kleine gasten, die hier zitten – wat moeten ze doen ? Ze hebben hier niets van ontspanning. Wat moeten ze doen ? Op de kapotte schommel gaan zitten? (praten door elkaar) Oké, we hebben een voetbalveld, dat is oké. Ge breekt uw voeten in dat veld als je dan in het doel schiet moet je ik weet niet hoe ver achter de bal lopen omdat ze er geen netten rond hangen. Dat kost allemaal teveel geld, maar een poort zetten van 100.000fr. of meer zetten, dat kunnen ze wel, hé. Dat ze alleen maar op een knopje moeten duwen om niet meer tot daar te moeten lopen (…)
Er wordt soms aan de jongeren gevraagd zelf voorstellen te doen, maar de jongeren hebben niet de indruk dat daar ook effectief rekening mee gehouden wordt. - Ze zeggen dan dat we voorstellen moeten doen. We hebben een heel blad met voorstellen ingediend om eens naar een pretpark te gaan, eens naar Antwerpen … Maar dat doen we dan niet. - Hoe wordt hierover beslist? Op de teamvergadering wordt het programma voor de ganse week opgesteld. Dat blad wordt dan uitgehangen. Ik weet eigenlijk niet of ze onze lijst met voorstellen besproken hebben op de teamvergadering. Van de hele vakantie hebben we nog maar 1 keer onze zin gehad en dat was de daguitstap naar Brugge. - Jullie blad met voorstellen wordt ingediend en in het beste geval besproken op de teamvergadering. Wat zegt men dan hierover aan jullie na de teamvergadering? Niets, er hangt gewoon een blad uit, maar er wordt niet gezegd waarom. Ze zeggen wel dat voorstel komt nog wel een keer. Eigenlijk hebben we nog niets gedaan deze vakantie. Wat moet ik gaan zeggen als ze op school vragen hoe mijn vakantie geweest is? Ik ben gaan kuisen en gaan fietsen? De ene keer valt dat wel mee, maar de de andere keer... Maar dat ze dan eens activiteiten doen die wij graag doen en niet ballons gaan scheren alsof we kleine kinderen zijn. We moeten dan nog onze eigen activiteiten betalen zoals we toen naar de film wilden gaan. We hebben er toch auto’s voor gewassen. Dat is schaamtelijk. Je vraagt dan aan iemand of je zijn auto mag wassen, en dan zeggen: neen, hij is nog niet vuil of ik heb hem nog maar net gewassen. Of mag ik een bewijs hebben, waar is uw begeleidster?
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
61
- Die TV dat is belangrijk, want dat is soms het enigste wat we hier hebben. Ik vind dat ze hier een ontspanningszaal zouden mogen hebben. Iets wat – dat je eens iets kan doen, wanneer je in de leefgroep bent. - Wij ook, die gasten van 15, 16, 17 jaar. Wat moeten wij hier doen ? Hele dagen TV kijken, …. (praten door elkaar) En wat doe je hier dan. Vervelen. (…) En als we voor de TV zitten, is het ook niet goed. Het is daarom dat ik nu op (zijn afdeling) heb gezegd, dat er een baktafel/voetbaltafel moet komen bij ons. En ik ben er nu voor aan het zorgen bij ons. En ze zijn er nu inderdaad voor aan het kijken. Dat we kunnen bakken/tafelvoetbal spelen. En ik vind dat ze hier ruimte moeten voorzien en ik vind dat we er allemaal iets aan moeten doen, maar er zijn er veel die niet durven. Bv. dat we hier een biljarttafel hebben, een baktafel, ontspanning voor de kleine gasten en al. Heb je dat nog gehad, een biljarttafel ? Ja, maar (…) (praten door elkaar) Van in het begin ? Ja, van in het begin. Wij hebben vroeger ook een baktafel gehad op (zijn afdeling). Ja, je hebt die baktafel kapot geholpen. (…) (kibbelen) (gelach) Ja, van die materialen: als hier we hier iets willen. Er is hier nog een geweest, hoor, een biljartafel. Maar dan zit er een van zes jaar op een biljartafel te spelen. In de lengte van die stok, kan hij twee keer in. Hij kan het niet in zijn handen houden, omdat die te groot is. En ze laten daar dan mee spelen. Er zit dan een scheur in de tafel. Gevolg : Iemand anders mag er niet meer mee spelen. En als we hier eens door de gang lopen, om naar iemand anders te gaan, dan kan dat niet zijn. ‘Je mag niet, je weet dat je niet door de gang mag’. Wat moet je dan hebben van contacten met elkander ? Als je het aanvraagt om uit te gaan na 8 uur, mag je niet. Wat moet je hier dan doen ?
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
62
Vertrouwenspersoon Als ik ergens formeel naar toe moet (bijvoorbeeld het Comité of de bemiddelingscommissie), kan ik kiezen wie met mij meegaat.
Dit kaartje werd door de jongeren weinig gekozen. Het onderwerp ‘vertrouwensfiguur’ komt hier dan ook enkel aan de hand van deze vraag aan bod. Namelijk in de zin van: een vertrouwenspersoon is iemand die u bijstaat op formele momenten. Maar hiernaast zijn, voor dit onderwerp, ook de items ‘klacht’ en ‘begeleiding’ van groot belang. Hierin spreken de jongeren immers over het belang van, en de nood aan het in vertrouwen kunnen nemen van de begeleiding. Wat betreft de ‘formele momenten’, wordt de jongere bijna altijd begeleid door iemand van de begeleiding, meestal de individuele begeleider soms de sociaal assistent(e), maar anders, hangt het er vooral van af wie er van dienst is en dan kan je pech hebben of geluk. - Ja, dat is te zien hoe belangrijk dat het is. Deze kan je wel niet zelf kiezen, het is meestal iemand van het secretariaat of je IB. Je kan niet altijd kiezen of er iemand meegaat of niet. - Dat gaat niet. Meestal mag je niet kiezen, ofwel zijn die personen die je mee wil nemen niet op dienst ofwel gaat dat niet met die personen. En gaat er nu iemand mee? Ja ik denk het wel hé. Ja de opvoedster en de chauffeur. En sommige opvoedsters heb je niet zo graag en die gaan ook mee. Dat is nu eenmaal zo hé. Altijd dezelfde? Neen, dat hangt er van af wie er op dienst is. Ik vind wel dat dat moet. Ik niet. - Je IB gaat altijd mee. - Ik ga altijd alleen. Je moet dat wel vragen of ze meegaan. - Je mag niet kiezen. Diegene die van dienst is gaat met je mee. Meestal iemand van de begeleiding. Of je gaat alleen. Als je eigen begeleider er niet is gaat diegene die tijd heeft met je mee. (…) - Ze (IB) kwam zelfs op haar vrije dag (…) Omdat je het gevraagd had. Je moet het natuurlijk vragen! - Je zegt ‘er staat een opvoeder achter je’? Ik bedoel de sociaal assistent. - Mag je kiezen wie er meegaat? Bijvoorbeeld als je zegt ‘Ik zou liever mijn IB meehebben’? Voor mij blijft dat gelijk. Je mag het altijd vragen. ‘t Is meestal x, de sociaal assistent. - Dat is meestal iemand anders. Dat is nooit niet dezelfde.
Eénmaal vermeldden de jongeren dat ze ook gewoon een andere jongere konden meevragen. - Je IB. Het kan ook een inwoner zijn van hier. Kan dat? Ja. Soms kan je beter met een gast praten dan met een opvoeder.
Vinden de jongeren dat belangrijk dat er iemand meegaat? Meestal wel, gewoon omdat ze dan iemand meehebben die hen meer uitleg kan geven over wat er gebeurt, gezegd wordt. Maar daarnaast ook duidelijk omdat die iemand steun kan geven. - Iemand die je vertrouwt. (…)
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
63
- Gaat er altijd iemand mee? Jaja. Om te horen wat er gezegd wordt. En om gewoon mee te gaan. - Het is belangrijk dat er iemand meegaat want die kan je helpen. Ze kunnen je helpen bij beslissingen. Bijvoorbeeld toen ik naar de Bemiddelingscommissie moest had ik die steun nodig, want dit was voor mij een heel moeilijke beslissing. - Je consulent breekt u soms sterk af. Het is belangrijk dan dat je IB mee is. Je IB legt ook wat ze daar doen en zeggen. - Het is belangrijk dat er iemand meegaat want dan kan die je helpen, ze leggen je dan dingen uit, ze helpen u en geven advies. - Het is niet belangrijk dat ze meegaan - En vind je dat nodig, dat die meegaat, je IB? Maar …(aarzelend) Dat is ik weet niet hoe ambetant als je naar zo’n dingen moet gaan. Helpt dat dan om iemand mee te hebben? Ik weet niet, misschien wel. Ja toch. - Waarom is dat belangrijk om iemand mee te hebben? Dat ze niet afkomen met dingen, waar je niets van af weet of zo. (…) Je hebt dan iemand om je zenuwen op uit te werken. - Is dat belangrijk dat er iemand mee is van hier? Ja. Bij mij was dat mijn IB ‘k Was blij vorig jaar dat x mee was, mijn gezinsbegeleidster, mijn moeder moest ook komen , maar wij liggen totaal in ruzie en ik zag dat niet zitten om daar samen met haar alleen te zijn. Mijn broer ook niet, van achttien, allé, hij moest achttien worden, hij heeft een franke mond. Mijn pa was daar ook en zei ‘als je je muil niet houdt, ga je een slag op je kaken krijgen!’
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
64
Klacht Ik weet waar naar toe als ik een klacht heb, als mij onrecht wordt aangedaan. Als je een probleem of een klacht hebt dan lijkt het voor de meeste jongeren het beste om hier gewoon met de begeleiding over te praten. Zij blijken de belangrijkste schakel te zijn in het ‘klachtrecht’. Zij maken geen duidelijk onderscheid tussen klachten en persoonlijke problemen. Het probleem is hier echter opnieuw (zie ook ‘voorziening en begeleiding’) dat jongeren het moeilijk vinden om vertrouwelijke zaken door te geven aan de begeleiding omdat deze dit vaak niet voor zich houden. - Stel dat je andere problemen hebt, dat je je hier niet op je plaats voelt. Met wie bespreek je dat dan? Met je IB. Iedereen heeft zo’n begeleidster. - Belangrijk is dat de opvoedster eens luistert. - Als je een probleem hebt kan je dat beter met je begeleidster zelf bespreken. Als je je ergens niet goed bij voelt da kan je haar dat zeggen. Ze staan open voor kritiek. - Of je kan praten met een begeleider, dat verschilt van begeleider tot begeleider. - Je kan het op een normale manier zeggen. Als het hun aanstaat, gaan ze er wel op ingaan. Anders, luisteren ze niet en dan kan je je kwaad maken en beginnen discussiëren of stoppen. Je kan het best stoppen met discussiëren en zwijgen want anders heb je een sanctie. - Ofwel moet je klappen met je begeleidster of begeleider en als dat niet gaat, moet je met iemand anders klappen, maar die kan je langs geen kanten vertrouwen – het wordt opgeschreven in een boek en het wordt rondverteld en ga jij maar gaan klappen. Je kan niet gaan klappen. - Ik denk dat het beste nog is, om je klachten aan een goede vriendin te vertellen, maar niet aan de opvoeders hier. Ja ze luisteren wel, maar het gaat hier in en daar uit. Ik vind dat de begeleiding wel luistert. - Mijn opvoedster heeft nooit tijd als ik het vraag. Maar ik heb het nog nooit gevraagd. Ik durf dat ook niet vragen. X(begeleidster) luistert altijd. Wat je zegt wordt besproken op het team. - Ja, je krijgt eerst een preek aan je hoofd en dan gaan ze het oplossen. Maar ze doen het goed. (…) Als je zelf naar de begeleiding gaat, luisteren ze wel, maar het is soms een beetje moeilijk om dat te doen. Maar dat ligt dan aan ons. Maar jij durft dat al. Met sommige begeleiders kom je overeen en met andere niet. - De JO-lijn is niet nodig, wij kunnen hier met alles terecht.
Soms kan het ook heel eenvoudig lijken: - Iedereen maakt fouten. Ook opvoeders. Als ze een fout maken dan mag je dat altijd zeggen. Dan zegt die opvoeder: ‘Ja ik heb een fout gemaakt. Het spijt mij. Iedereen maakt fouten’. We hebben ook een keer ruzie gehad met een opvoeder. Met verschillende zijn we naar de hoofdopvoedster gegaan en zitten babbelen met haar. Zij heeft dat allemaal opgeschreven. Ze had een stuk op zes blaren want we waren er met verschillende bij geweest. We hebben allemaal onze mening gezegd.
Enkele voorzieningen werken met een ‘formeel’ klachtsysteem: de klachtenbus:
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
65
De jongeren van deze voorzieningen konden ons haarfijn uitleggen hoe dit werkte en waren overwegend positief over de manier waarop hun klachten behandeld werden. Het bleek een heel ‘gewoon’ iets geworden te zijn waar je dan ook ‘gewoon’ gebruik van kon maken. Toch blijft het kunnen praten met de begeleiding het belangrijkste. - Maar als je een probleem hebt, dan heb je de brievenbus. Dan kan je daar ook brieven in steken. Als je moelijk kunt babbelen, dan kan je daar ook naar schrijven. Het schijnt dat die brievenbus niet veel geopend wordt. Neen, die wordt niet veel gebruikt, die brievenbus. Omdat, als je vraagt aan een opvoeder: ‘Kan ik eens spreken met u’ dan staan ze ook onmiddellijk ter beschikking. Ja individuele begeleiding. - Je krijgt altijd een antwoord. Maar dat kan wel lang duren. Soms zijn het goede antwoorden, ze proberen te helpen waar ze kunnen. Ze bespreken dat papier en zeggen dan wat er besloten.
De ‘klachtenbus’ is natuurlijk niet overal een succesformule of lijkt jongeren helemaal niet interessant. - Er is een klachtenbus, maar daar wordt niet veel mee gedaan. Dat sleept altijd aan. We krijgen er geen reactie op. - Ja een klachtenbus, dat zouden ze hier moeten hebben! Neen ik denk dat ze dat lezen, dat ze er dan eens mee lachten. Zo van ‘Met wat voor een voorstel komen ze nu af. (…) Zo’n bus is niets voor mij. Ik ben niet zo iemand die briefjes schrijft. Ik wil dat recht in hun gezicht kunnen zeggen.
Wat weten de jongeren over externe organisaties waar ze met klachten, vragen of problemen heen kunnen? En zouden ze hier dan beroep op doen? Het blijkt dat veel jongeren hier wel al iets over gehoord hebben. Maar de drempel blijft hoog. - De Jo-lijn is gratis en is de jongerenlijn. Er hangt een affiche in het lokaal van de begeleiders samen met nog andere posters. Deze Jo-lijn is niet persoonlijk maar deze mensen helpen je wel. Tele-onthaal helpen echt, ze doen moeite, maar die kennen u toch niet echt. JAC zeggen dat ook, maar die doen niets. - Ja, het JAC of de politie, Jo-lijn. Ik heb daar nog nooit naar gebeld. Hoe weten jullie van het bestaan van Jo-lijn? Affiches die je ziet hangen, folders die je krijgt, van horen zeggen. In X krijg je stylo’s van de Jo-lijn. - Weet je wat de Jo-lijn doet? Ja, die helpen je. Ik denk dat dat een telefoon is en die geven je wat raak. Ik denk dat. Ze doen er ook wat mee. Als je misbruikt wordt, dan zullen ze dat wel doorgeven zeker, denk ik. Of ze zeggen welke instantie gespecialiseerd is voor houw probleem. Dan kan je beter naar het JAC gaan. Zij helpen u. Ja? Die zijn eens op school geweest. Ze zeiden dat je mocht langsgaan als je persoonlijke vragen had. Je blijft daar anoniem. - Kennen jullie de Jo-lijn? Ja dat is dat ding met die postertjes overal. Daar moet je naar bellen, als je problemen hebt zeker. Is dat daarvoor die posters? - En als je een serieuze klacht hebt, zou je daar naar bellen? Neen! Omdat je dat moet zeggen naar wie je belt! - Je kent die mensen niet en weet niet of je ze kunt vertouwen. Ja, het zijn vreemden. - Neen, nog meer mensen die weten over ons. Er zijn al zoveel mensen op de wereld die al weten over ons.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
66
Een enkele keer worden de ouders, of het ‘lief’ vermeld. - Ik zeg dat eerst tegen mijn ma. - Zijn er misschien mensen buiten de voorziening waar je terecht kan? Altijd. Bij uw lief, maar ook anderen. Maar die kunnen er niets aan veranderen? Jamaar, daar kan je alles tegen zeggen, dan ben je ook al wat opgelucht. Als je het tegen iemand kan zeggen. Die kan misschien iets veranderen, als die belt en zich kwaad maakt.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
67
Groepsvergaderingen Soms komen we samen met de volledige groep om afspraken te maken en dingen te bespreken. - Groepsgesprek? Normaal, tijdens school, is dat één keer om de week, elke maandag. Dan is er ook geen televisie. Dan wordt gans de avond, wel ja, een uur, een uur ½ gepraat.
Wanneer we de jongen naar ‘groepsgesprekken vragen’, hebben ze het heel veel over deze groepsgesprekken waar over de ‘groepsdynamiek’ gepraat wordt, over de eigen gevoelens, het gedrag in de groep. Jongeren geven aan dat ze dit wel belangrijk vinden, het is immers niet altijd gemakkelijk om zo in groep te leven, om geplaatst te zijn. - In de tussengroep hebben we ook elke week een tussengroepgesprek vb. om uw budget te regelen. Maar er worden daar ook vraagjes gesteld. En op zich lijken dat erg dwaze vragen, maar ze helpen wel om beter met mekaar overeen te komen. Een voorbeeld van zo’n vraag is: ‘Zeg iets positiefs over een medebewoonster en iets negatief.’ Soms zijn er ruzies en zo kan dat op een normale manier opgelost worden. Er wordt ook verteld wat je goed vindt van een persoon en wat iets minder. Zo verbetert de sfeer wel. - Waartoe zou zo’n groepsvergadering moeten dienen? Hoe je je voelt. Uzelf leren kennen. Iets van de wereld leren kennen, leren omgaan met elkaar. Over situaties hier. Bijvoorbeeld, als er ruzie geweest is: hoe kwam het dat er ruzie was? Hoe kan dat opgelost worden? - Vind je dat je die dingen kan bespreken? Je leert elkaar beter kennen daardoor (...) Dan kan je je eigen mening zeggen zonder dat de naderen daar kwaad voor worden. Als je dat bekijkt, sinds dat ik hier zit is daar achteraf nog nooit ruzie van gekomen. - (...) dat was echt wel nodig met zo’n groep meisjes bij elkaar. Want met zo totaal verschillende meisjes bij elkaar, dat botst toch. We werden daar dan in bijgestaan door een begeleidster die daar erg goed in was en dan moesten we zeggen aan de personen met wie er een misverstand of ruzie, wat er was. - En wat zijn de onderwerpen dan? Verschilt. Wat er dan misschien gebeurd is of zo. Of wat je voelt als er iemand weggaat, en als er iemand nieuw komt. - Hoe wordt bepaald over welke onderwerpen je het hebt? Neen, hij zegt dan ‘Heeft er iemand een puntje?’. Iedereen zit daar en dan zegt iedereen om de beurt wat er op zijn lever ligt en dan schrijven die dat op. En als iedereen zijn ding gezegd heeft, komen de puntjes van de begeleiding, wat er hen tegen steekt aan ons. Bijvoorbeeld wat er goed is, de sfeer in de groep, … En op het einde krijgen we een blad, met daarop ons taken, waar we onze naam dan moeten op schrijven. Dat is eigenlijk het enigste nuttige aan dat groepsgesprek. Voor de rest – als wij over onze problemen willen spreken – dat is alleen op dat moment en verder niet meer hé. Als we bijvoorbeeld besluiten de sfeer te verbeteren, dan is dat alleen op dat moment ok, maar de volgende dag is dat weg. (…) - Op elke huishoudvergadering wordt een bepaald onderwerp besproken, bvb. seks. (...) Welke onderwerpen zijn al aan bod gekomen op zo’n vergadering? Haat, liefde, wat je van een relatie verwacht, seksuele voorlichting. Het zijn vaak dingen die we al weten. En je mag niet lachen of je vliegt naar buiten.
Jongeren weten wel dat deze groepsgesprekken belangrijk kunnen zijn, maar of het daarom ‘werkt’, of ze er daarom meer zin in hebben om mee te werken, de samenkomsten minder saai worden?
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
68
- Je kan op een huishoudvergadering wel op een rustige manier zeggen wat je tof vindt aan iemand en wat minder goed. Maar achter mekaars rug ga je dan toch roddelen. Sowieso is iedereen maar achterbaks. - En vinden jullie dat goed zo’n groepsvergadering? Soms, als er wat te zeggen is. - Dat ligt eigenlijk aan ons. Wij doen er eigenlijk niet veel aan. Wij maken de sfeer zelf. (…) - Dat we een uur van onze tijd kwijt zijn. Dat we niet mogen roken, niet naar TV kijken. - Dat is saai (…) als opvoeder x groepsvergadering heeft, dan kan die zagen hé. Telkens wij denken dat we klaar zijn met een onderwerp begint die weer opnieuw.
Daarnaast zijn er ook die samenkomsten waar jongeren voorstellen kunnen doen, waar uitleg gegeven wordt over regels, afspraken gemaakt worden, taken verdeeld, etc. - Daarbij zijn meestal twee opvoeders en dan moeten we daar in een kringetje gaan, dan wordt er gesproken van wat we die week gaan doen als activiteit en wat we hier willen veranderen. - Ze moeten niet alles weten. Een keer per week is overdreven. Maar één keer per maand wel. - Elke donderdag is er zo’n soort groepsgesprek, maar dat gaat eigenlijk louter over de afspraken en wat je in dat weekend gaat doen. - Het home staat open voor activiteiten met de groep. Deze zijn niet verplicht en we mogen zelf kiezen en deze worden dan besproken tijdens een groepsgesprek, daar bespreken we de praktische afspraken. - In de groepsraad worden de regels afgesproken en elke maand zijn er andere regels. - En over wat zou je het dan willen hebben? Over van alles. Over de regels. Ook over de telefoon. - Dat gaat over de groep en de regels en zo? Ja, als je je bijvoorbeeld niet aan houdt. Zo één regel of zo, dan wordt daarover gepraat. Als er bijvoorbeeld regels zijn dat je zegt: ‘Waarom mag dat niet?’ , dan leggen ze dat uit. - Ja dat is ook iets nieuws. Eén keer in de week wordt een sportactiviteit gedaan, ‘s avonds. Daar hebben ze ook onze mening over gevraagd, ‘zie je dat zitten en wat wil je doen?’. Dat is ook allemaal heel positief. Gaan bowlen, ook gaan fietsen, gaan lopen, voetballen, zo’n activiteiten zijn ook plezante activiteiten.
Jongeren vinden het belangrijk dat ze hier dan ook echt serieus in genomen worden, dat naar hen geluisterd wordt, écht gepraat en dat hun voorstellen en ideeën niet zo maar in de wind geslaan worden. Ze uiten dan ook hun ongenoegen als ze aanvoelen dat dit niet zo is. - Een tijd geleden zijn de regels veranderd. In een groepsgesprek werd het boekje besproken. Dan zijn al de regels overlopen en hadden we inspraak. In groepsgesprekken worden de regels overlopen. Maar als er gesproken wordt over regels dan zijn dat meestal geen belangrijke dingen. Bijvoorbeeld dat je je pantoffels moet aandoen, kleren aan de kapstok. Maar niet de belangrijke dingen die veranderd zijn: bvb. hoe laat moeten we gaan slapen. En als we een voorstel doen dan krijgen we geen reactie van het team. Ze bespreken dat daarna in het team of het kan of niet. Ze zitten daar te denken of dat mag of niet, vb. of er mayonaise bij de kroketten mag of niet. - Maar we hebben wel eens om de zoveel maanden een bewonersvergadering. Zo van al de gasten die in de groep zitten, met de opvoeders - praten een keer over een onderwerp, discussiëren over wat ze willen
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
69
veranderen. Maar je mag er wel over praten, maar een keer je eens echt uw gedacht er over zegt, dan zijn ze op hun tenen getrapt. Het is al zo geweest dat ze weggaan al bleitend dat ze er eigenlijk niet tegen kunnen, dat we ons gedacht zeggen. Eigenlijk luisteren ze niet naar ons. Zij zijn opvoeders en zij zeggen het is ‘zo en zo’. Het is zo. Je kan dat niet veranderen. - En dan is dat van ‘hé, leg dat volgende week nog eens voor.’ En elke keer blijf je dat maar vragen. En dan is dat van ‘Ja, ja.’ Maar er wordt nooit iets voor gedaan. - De afspraken en de regels worden besproken maar dat is wel saai en het helpt niets. - Ze luisteren niet naar ons. - Maar ik denk wel dat als wij zouden zeggen waarover we zouden willen babbelen, dat het goed te doen is. Ja, dan misschien wel, maar of dat veel zal opleveren... - Het draait altijd uit op boel. Tussen de opvoeders en ons, omdat wij onze mening zeggen en zij er niet mee akkoord zijn. - Je kan in de groepsraad zeggen ik ga niet akkoord, maar dat helpt niet. - Maar leggen ze dan uit waarom dat dat niet doorgaat? Dat zeggen ze niet. Ze zeggen altijd dat dat een goed idee is.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
70
Ouders Naast het feit dat ouders onrechtstreeks ook onderwerp uitmaken van het item ‘bezoek’, kwamen zij in de gesprekken weinig aan bod. Er werden door de gespreksleiders ook geen directe vragen gesteld over ouders. Misschien is een het voor deze leeftijdsgroep geen gemakkelijk onderwerp om in groep over te praten.
Toch willen we hier enkele gespreksfragmenten mee geven. Zo klagen enkele jongeren er over dat hun ouders toestemming moet gevraagd worden voor zaken die, zoals ze het zelf noemen, grote risico’s inhouden. Terwijl anders bijna alle beslissingsmacht bij de voorziening ligt, worden dit soort dingen naar de ouders teruggeschoven, die daar dan afwijzend op kunnen reageren. Maar laten we het de jongeren zelf eens uitleggen. - Ik ben nu 17, maar ik mag hier niet buiten gaan eten, omwille van het feit dat mijn vader geen toestemming geeft. Dus eigenlijk alles wat een beetje risico inhoudt, daar moeten ineens uw ouders toestemming voor geven. Maar wat zegt mijn pa? ‘Over uw vrijheid en zo, beslissen zij, daar heb ik niets op in te brengen. Maar als er zoiets is, wat risico inhoudt, dan moet ik ineens mijn verantwoordelijkheid opnemen. Dus nu zijn die mensen verantwoordelijk voor u. Ik heb mij daar bij neer gelegd. Maar als er dan zoiets is, dan in ene keer staan ze daar’. Vb. De regel is hier dat uw vriend hier binnen mag, als je er al twee maanden bij bent. Maar hij mag niet binnen, zolang mijn pa geen toestemming geeft. Dus wat zegt mijn pa: ‘Ik trek mijn mond niet open. Ik mag alleen iets zeggen als de verantwoordelijkheid hun niet meer aanstaat, dus als zij het niet meer op hun schouders willen nemen.’ Dus mijn papa zegt gewoon niets en wat zeggen zij: ‘vader geeft geen toestemming, dus vriend mag niet binnen’. Ik had zo ook gevraagd om op weekend te mogen gaan, maar als uw vader geen toestemming geeft, dan mag dat niet. Onder de jeugdrechter, is het de jeugdrechter, die beslist. Met het comité, wordt er nog altijd naar de ouders geluisterd ook. Dus over bepaalde dinges beslissen de homes sowieso, maar als het echt puntje bij paaltje komt, schuiven ze alles af naar de ouders. De ouders worden eigenlijk bijna gedwongen om nu in ene keer wel hun zegje te doen, ook al willen ze dat niet doen. - En ook op weekend gaan. Ik en mijn moeder komen niet overeen. Ik moet toestemming hebben van mijn moeder om alles te doen. Ik kan niet op weekend gaan, bij familie niet, bij vrienden niet want mijn ma geeft geen toestemming. - Ik had liever bij de jeugdrechter geweest. Mijn ouders hebben maar een geringe inspraak, ze hebben alleen iets te zeggen over risicozaken zoals of mijn vriend binnen mag of ik laat naar buiten mag of over de school.
Enkele jongeren vertellen ook over gezinsbegeleiding en waarom ze het belangrijk vinden daarbij betrokken te willen zijn o.m. door correct op de hoogte gehouden te worden en aanwezig te zijn bij de gesprekken. - En als er een gesprek is met je ouders en je gaat niet mee, krijg je dan informatie over hoe dat verlopen is? Zo echt in grote lijnen. (...) Ze zeggen zo weinig, altijd maar hetzelfde, terwijl ik weet dat ze daar soms van zo tot zo laat gezeten hebben, en dat is alles wat ze u vertellen van wat op die vijf uur is gezegd. Ik weet dat daar van alles over mij gezegd wordt. Ik weet dat mijn ouders daar graag ook eens over zichzelf vertellen. Ook als er iets slechts gaat hangen ze dat aan X (gezinsbegeleidster) haar neus. Dus die krijgt meestal de slechte dingen te horen. Het is eigenlijk mijn probleem. Ik wil het zelf oplossen. (…) Langs de ene kant hebben ze dat graag, langs de andere kant hebben ze dat niet graag, wat moeten die zich daar mee komen moeien. Zij waren er niet bij toen dat allemaal gebeurd is. Ze kunnen er dus niet over oordelen. Ze kunnen wel luisteren, maar ik zeg dat, mijn pa dat, mijn ma dat, en voila, het zijn drie tegenstrijdigheden. En dan moeten zij gaan zoeken wat het juist is, de goede combinatie van de drie. Dat geeft niets van waarheid meer. Dus ik denk dat je het in eerste plaats zelf moet oplossen. Het is wel goed dat ze er zijn voor u, maar soms kunnen ze wel helpen, (…) maar ik vind wel dat in sommige gevallen de meeste gesprekken samen met de meisjes moeten gevoerd worden. Ook al loopt dat niet goed af, maar dan weten ze toch tenminste wat er gezegd is. Want ik heb hier ook al vaak ruzie gemaakt, dat mijn ouders iets gezegd hebben en dan vroeg ik dat en daar bleek dan niets van waar te zijn. Dus ofwel logen mijn ouders tegen mij, ofwel mijn maatschappelijk werkster. Dus wat
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
71
moet je doen, je conclusie trekken en geen een van de twee nog geloven. Ik vind dat wel ergens spijtig. Ik zou wel graag meer willen weten, wat er over ons verteld wordt. In uw gezicht en ook een beetje wat meer recht op privacy. Want als één opvoedster iets weet, dat dat dan niet door verteld wordt aan al de andere opvoedsters. - Bij mij deden ze dat wel. Ze doen wel alles samen met ons, maar je hebt ook dat ze vijf minuten met ons ouders alleen willen babbelen. En dat je dan later erbij komt, dan zegt mijn moeder ‘Je hebt dat weer mispeuterd’. En dan denk je, ze hebben weer geroddeld over mij. (...) Ik weet dat mijn IB achter mijn rug belt naar mijn moeder. Niet om te roddelen of zo, maar om met mijn moeder te babbelen. Maar dan hoor ik dat toevallig uit de mond van mijn moeder. Heb je het gevoel dat dat achter je rug gebeurt? Ja, ik heb dat al veel gezegd van «Alsjeblieft, als er iets is, zeg dat dan eerst tegen mij, of zeg dat samen tegen mij» maar bel niet achter mijn rug, want ik kan daar niet tegen. Hebben de anderen ook dat gevoel? Ik heb dat nooit gehad.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
72
Bij wijze van besluit
Zoals reeds gezegd bij het begin van deze tekst ligt het niet in onze bedoeling voorzieningen met elkaar te vergelijken en na te gaan in hoeverre de jongeren de waarheid vertelden. We willen met deze citaten weergeven hoe een aantal jongeren over bepaalde thema’s denken, hoe zij de dingen ervaren en deze perspectieven aanbieden aan het werkveld om het debat rond rechten van minderjarigen te stimuleren, verder aan te vullen, … Zonder te willen veralgemenen of de zaken die de jongeren ons vertelden vergaand te interpreteren, willen we bij wijze van besluit toch een aantal zaken weergeven die ons sterk opvielen. Het invoeren van de stem van de jongere in deze discussies brengt ons enerzijds tot het zeer concrete. - Men kan lange studiedagen organiseren over bijvoorbeeld het begrip ‘privacy’. Voor de jongere betekent dit echter: een plaats waar men alleen kan zijn met bezoek, een telefoon op een rustige plaats, waar respect wordt getoond door simpelweg op de deur te kloppen en op een ‘Ja.’ te wachten. Zaken die zeer evident lijken, maar toch … - En zou je daar naar bellen? Neen, nog meer mensen, die weten over ons. Er zijn al zoveel mensen op de wereld, die al weten over ons.
- Doorheen de verschillende thema’s door voelen jongeren duidelijk aan dat heel wat zaken, die in een geïndividualiseerde gezinssituatie soepeler verlopen, niet kunnen in een voorziening. Iemand drukte dit uit als volgt: - Wat de jongeren binnen deze voorzieningen vooral missen is de gewone gang van zaken. Heel wat beperkingen naar jongeren toe zijn te begrijpen vanuit de praktische organisatie van een voorziening, vanuit de praktijk van een begeleider die een leefgroep onder controle moet houden, leefbaar moet houden … Zo kan niet iedere jongere op ieder moment vrienden ontvangen, telefoneren, worden de kamers gecontroleerd, … Dit voelt de individuele jongere als een sterke beperking aan van zijn eigen vrijheid. Zijn individuele beleving staat tegenover de nood aan organisatie, een gevoel waar we niet blind voor mogen zijn.
- Het beeld van anderen over jongeren in de bijzondere jeugdbijstand is volgens de bevraagde jongeren nog steeds zeer negatief. Dit wordt terug duidelijk voor zeer concrete situaties, zoals de bewijsjes die nodig zijn bij elke aankoop, het al dan niet vertellen op school, … Voor de jongeren is het zeer moeilijk aan anderen en leeftijdsgenoten hun plaatsing en de betekenis ervan uit te leggen. Er is nog vaak een groot schaamtegevoel om er vrijuit over te praten.
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
73
- We hebben er ook niet voor gekozen om hier te zitten. We moeten hier elk weekend zitten. Ik heb er ook niet voor gekozen om zo’n dom leven te hebben. Ik was nog liever niet geboren dan hier, in dit stomme home, de ganse tijd tot mijn 18 jaar te zitten. Tot mijn 18 jaar is mijn jeugd en dat is de leukste periode.
Tot slot willen wij nog deze opmerking van een jongere meegeven: - Dit gesprek. Ik heb gewoon de vraag: kan je hier iets aan doen, in verband met wat wij hier gezegd hebben? Of is dat gewoon om te wéten wat wij gezegd hebben?
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
74
Bekeken het mee: (elk van hun kant) Jan Bosmans Inge Colen Lily De Clercq John Decoene Danny Dhondt Sofie Geschier Marjan Huybrechts Karin Maes Guy Moerman Tine Vanthuyne
Bij deze willen wij deze mensen en alle voorzieningen die bereid waren mee te werken aan de gesprekken en zeker in het bijzonder de jongeren zelf zeggen:
BEDANKT!
Van mijn kant bekeken, 18 november ’98
75