verf&inkt magazine van de vereniging van verf- en drukinktfabrikanten VVVF - 07 - 2009
Van Kesteren (VNO-NCW):
‘Fiscale stimulans van onderhoud goede impuls voor economie’ Kuijken (Akzo en VVVF): Afscheid van de ‘zeer aangename verfwereld’ Ons beroep op: De kleurenarchitect De mens achter... Bert Bloemendaal (PPG) Benoeming tot riskmanager was schot in de roos
Gekleurd verleden: Antieke directiekamer blijft back bone van 170-jarige Vliegenthart Verf&Project: Ouderwets schilderwerk vernieuwt orgel Leidse Pieterskerk Programmadirecteur Augustijn (RWS): ‘Geleidelijk aan ontdek ik dat er meer nodig is om organisatie duurzaam te maken’ VVVF-standpunt AWARE ongewijzigd Brandbrief verfbranche aan kabinet: maak woningonderhoud weer fiscaal aftrekbaar 10 december: Jaarvergadering in Nunspeet
Al 20 jaar de verwerker van de afvalstoffen die vrijkomen bij de leden van de VVVF
Afvalstoffen Terminal Moerdijk BV Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270 Contactpersoon: John van den Berg (06-51422067) ATM is een
bedrijf.
ons beroep op verf & inkt In deze rubriek komen mensen aan het woord die beroepsmatig met verf & inkt van doen hebben en daar enthousiast over vertellen. Deze keer: de (kleuren)architect.
‘Kleur moet weer vanzelfsprekend onderdeel zijn van gereedschapskist architect’
De (kleuren)architect
Op initiatief van stichting De Stad in Dordrecht, ontwikkelden lokale architecten en kleurenadviseurs Kees Rouw en Hendrik Groeneweg in samenwerking met derden de Dordtse kleurenwaaier: een palet van 55 op historisch onderzoek gebaseerde verfkleuren die het stadsbeeld bepaalden tot ruwweg de negentiende eeuw. Doel: inwoners stimuleren de stad z’n kleuren terug te geven. De waaier vindt gretig aftrek en zet intussen ‘heel bouwend Nederland’ aan het denken. Om de groeiende vraag in banen te leiden, leidde het initiatief intussen tot een nevenbedrijf van Rouw - i colori - waar kleurhistorie wordt gepredikt tot eenieder, van schilder tot woningbouwvereniging, die daar oor en budget voor heeft .
“
Vijf jaar geleden dacht ik: misschien valt er - naast mijn architectuurbureau - rond de kleurenwaaier wel een apart bedrijf te maken. Iets wat is gelukt, want de belangstelling is groot. Zo ben ik momenteel ook bezig in Tilburg en – samen met Hendrik Groeneweg – in Den Haag. De Dordtse kleurenwaaier is geïnspireerd op die van Turijn. In ons land was Dordrecht de eerste stad met een waaier. Vrienden van de Amsterdamse binnenstad hebben al verschillende malen aangegeven: wij willen ook zoiets. Van Leiden weet ik dat het bezig is en datzelfde geldt voor Den Bosch. Kennelijk stimuleren we steden tot nadenken; elke zichzelf respecterende stad lijkt zijn eigen kleurenwaaier te willen hebben!” “Toen onze waaier in 2005 – mede met onderzoeksteun van verffabrikant Sikkens – werd gepresenteerd, hebben we
verf&inkt 07 - 2009
hem laten drukken in een oplage van vijftienhonderd stuks. Binnen de kortste keren waren ze verdwenen. Daarom hebben we weer nieuwe laten drukken. Toch zat de gemeente Dordrecht aanvankelijk helemaal niet op het initiatief te wachten. Men vond het eng, omdat het de kleur van de stad zou veranderen. Maar inmiddels heeft de gemeente het project helemaal omarmd. Nu zeggen ze: kijk eens hoe bewust wij met de kwaliteiten van onze stad bezig zijn! Heel terecht, want kleur heeft wel degelijk invloed hoe een stad leeft en wordt beleefd. Ze vertellen een verhaal over de historie.” “Kleur werd in de zeventiende en achttiende eeuw al sterk gebruikt om de architectuur te ondersteunen. In de loop der tijden is dat aspect helaas verwaterd. Ook kleurgebruik in de huidige monumentenwereld is, zeg ik weleens spottend,
tegenwoordig zelfs versimpeld tot donkergroen met beige. Maar er zit zoveel meer omheen. Wat wij proberen te bereiken is dat kleurenpalet rijker en interessanter te maken. Dan ga je een stad ook veel meer beleven. Want elk pand kan iets heel persoonlijks uitstralen. Maar je moet die rijkdom wel tot uitdrukking willen laten komen. Mede daarom zijn Hendrik Groeneweg en ik in opdracht van de gemeente Dordrecht nu ook bezig met een vervolgonderzoek voor uitbreiding van de waaier met kleuren uit de negentiende eeuw. In dat tijdperk werd er behoorlijk wat kleur gebruikt . Bewust kleur gebruikt. Als een manier ook om architectuur te benadrukken. Iets wat je sinds de jaren tachtig gelukkig weer ziet terugkeren. Dat komt omdat de technieken in vergelijking met vroeger ruimer zijn geworden.“ “Vroeger was een baksteen rood, kreeg het kozijn een kleurtje en dan hield het zo ongeveer op. Tegenwoordig zijn de mogelijkheden schier oneindig. Dat alles dankzij nieuwe materialen, zoals kunststoffen, maar ook dankzij nieuwe verftechnieken. Bij het Bauhaus, het Duitse instituut voor kunstenaars en architecten in de jaren twintig in Duitsland, was kleur nog een volwaardig onderdeel in het lesprogramma. In de architectuuropleiding van tegenwoordig niet meer. Kleur is daarin zelfs een ondergeschoven kindje geworden. Helaas, want je kunt er alle kanten mee op in de architectuur. Wie daarover meer wil weten, raad ik aan het boek te lezen waaraan ik het afgelopen jaar samen andere redacteuren heb mogen meewerken in opdracht van de TU Bouwkunde en Sunpublishers, en dat binnenkort verschijnt: Contemporary colours in architecture. Met daarin ook essays over kleur die nog nooit eerder in Nederland zijn verschenen, variërend van Godfried Semper begin 1800 tot en met Rem Koolhaas. Het boek draagt min of meer dezelfde boodschap uit die we met de Dordtse kleurenwaaier proberen uit te dragen: geef de architectuur zijn kleur weer terug. Wat zeg ik: kleur moet weer een vanzelfsprekend onderdeel worden in de gereedschapkist van elke architect!
”
Te k s t : A n t o n S t i g Foto: Pet van de Luijtgaarden
3
colofon
Verf&Inkt is een uitgave van de Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten VVVF. De VVVF behartigt de belangen van de Nederlandse verf- en drukinktindustrie. Het blad wordt verspreid onder leden van de branche-organisatie en externe relaties. Verf&Inkt verschijnt zes keer per jaar. Verf&Inkt wil een opinieblad zijn. Dat betekent dat van VVVF-standpunten afwijkende meningen niet uit het blad geweerd worden. Redactie Peter Boorsma, Jos de Gruiter (hoofdredactie), Annet Huyser, Marloes Hooimeijer, Dorine van Kesteren, Hans Klip, Anton Stig Redactieadres Loire 150 2491 AK Den Haag Postbus 241 2260 AE Leidschendam Telefoon 070 3378734
[email protected] Redactieraad Nienke Groen, Ingeborg van Honschooten, Anja Jessurun, Michel Kranz, Bianca Maton, Leo Reichert, Eli Roodbeen, Frank Somers en Martin Terpstra Vo r m g e v i n g GrafischeZaken, Den Haag Druk Drukkerij Groen, Leiden Advertentie-acquisitie Mooijman Marketing & Sales Julius Röntgenstraat 17 2551 KS Den Haag Telefoon 070 3234070
[email protected] © VVVF Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de VVVF. De bij toepassing van art. 16B en 17 Auteurswet 1912 wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Reprorecht, Postbus 882, 1180 AW te Amstelveen. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden.
4
inhoud
07 - 2009
‘Moedige stap’ Voorzichtige tekenen van economisch herstel dienen zich aan, maar niemand juicht: het herstel is broos en veel mensen houden rekening met een tweede inzinking. Toch ziet Niek Jan van Kesteren, directeur van VNO-NCW en spin in het web van het Nederlandse overlegmodel, genoeg lichtpunten om gematigd positief te zijn. Het kabinetsbesluit om de AOW-leeftijd te verhogen, noemt hij ‘een moedige stap’. En Wilders mag geen regeringsverantwoordelijkheid krijgen. “Dan liever een minderheidskabinet.” Pagina 8
Weg uit ‘aangename verfwereld’ Na een loopbaan van zo’n 36 jaar in de nationale en internationale verfindustrie nam Kees Kuijken per 1 oktober afscheid als algemeen directeur van AkzoNobel Decorative Coatings Nederland. Op 10 december draagt hij de voorzittershamer van de VVVF over aan zijn opvolger, Marlies van Wijhe. Kuijken verdwijnt niet helemaal uit beeld: hij blijft voorzitter van het bedrijfspensioenfonds van AkzoNobel. De bedrijfseconoom is er de man niet naar om te zeggen dat de verfindustrie zijn passie was, maar: “Ik heb de verfwereld zeer aangenaam gevonden.” Pagina 12
Duurzame ambitie Een gebrek aan ambitie kun je programmadirecteur duurzaamheid Annette Augustijn niet verwijten. Zij wil van Rijkswaterstaat (RWS) een toonaangevende opdrachtgever in duurzaamheid maken. Dat betekent dat de dienst duurzaam gaat inkopen volgens de normen van SenterNovem en de eis tot duurzaam bouwen neerlegt in de aanbestedingen. Maar wat zijn hiervan de gevolgen voor de verfindustrie? Hoe kunnen fabrikanten in beeld blijven bij RWS? Pagina 30
voorwoord
Brandbrief
Verder in dit nummer: 3 Ons beroep op verf & inkt: de kleurenarchitect 5 Voorwoord 6 Branchenieuws 15 Gespot 16 Nieuwe functiebeschrijvingen verf en drukinkt 18 De mens achter… Bert Bloemendaal 21 TU onderzoekt nieuwe materialen 24 Gekleurd verleden: Vernisfabriek Vliegenthart 26 Verf&Project: Pieterskerk Leiden 28 VVVF handhaaft AWAREstandpunt 33 VVVF-nieuws
Maak het groot onderhoud en schilderwerk aan huizen weer fiscaal aftrekbaar en versnel het uitzetten van overheidsopdrachten op het gebied van onderhoud. Met dat dringende verzoek richtten de organisaties van verfproducenten, schildersbedrijven en verfgroothandelaren zich in een brandbrief tot minister Van der Hoeven van Economische Zaken en staatssecretaris De Jager van Financiën. De verfbranche denkt dat beide maatregelen de negatieve gevolgen van de recessie in haar branche beperken. Deze tekst staat elders in dit nummer te lezen. De verfindustrie stuurt zo’n brandbrief niet uit luxe: het gaat niet zo goed in de branche en we kunnen elke hulp gebruiken om door het diepe dal te komen. Het kabinet heeft op Prinsjesdag maatregelen aangekondigd om de bouw te stimuleren. Een van de aangekondigde maatregelen is verlaging van de btw op schilderonderhoud aan ten minste twee jaar oude woningen. Daarvan gaat een tijdelijk stimulerend effect uit. Mooi – en een woord van dank aan het kabinet – maar er is nog een andere maatregel die onze branche een beetje zou helpen. Tot in de jaren tachtig was groot onderhoud en schilderwerk aan woningen fiscaal aftrekbaar. Daarvan ging toen een stimulerende werking uit. Gezien de dramatische omstandigheden in de bedrijfstak verzoeken wij het kabinet de aftrekbaarheid te herinvoeren. Ons verzoek wordt, zo blijkt uit het interview met directeur Van Kesteren op de volgende pagina’s, gesteund door VNO-NCW. In mijn laatste voorwoord als VVVF-voorzitter had ik graag melding gemaakt van betere berichten uit de bedrijfstak, maar het is helaas niet anders. Misschien toch één positieve constatering: we stuurden de brandbrief niet alleen als verffabrikanten, maar gezamenlijk met de organisaties van schildersbedrijven en de groothandel. In deze economisch moeilijke tijden een hoopvolle ontwikkeling dat wij samen optrekken. Dat was een paar jaar geleden waarschijnlijk niet mogelijk geweest. Ik hoop velen van u te mogen begroeten op onze jaarvergadering op 10 december. Kees Kuijken, voorzitter VVVF
verf&inkt 07 - 2009
5
branchenieuws
Branchenieuws wordt samengesteld op basis van persberichten die de redactie ontvangt en op basis van eigen nieuwsgaring. Verffabrikanten die een nieuwe ontwikkeling, een nieuw product of nieuws in de personele sfeer willen melden, worden uitgenodigd hun berichten te zenden aan: redactie Verf&Inkt, Postbus 241, 2260 AE Leidschendam of – nog makkelijker – per e-mail naar
[email protected]
Laag btw-tarief voor schilderen woningen van twee jaar en ouder In het kader van het beperken van de gevolgen van de recessie heeft het kabinet besloten het btw-tarief voor schilderwerk aan huizen van twee jaar en ouder te verlagen van negentien naar zes procent. De maatregel is met onmiddellijke ingang van kracht geworden. Eerder mocht het lage btw-tarief in rekening gebracht worden voor schilderwerk aan huizen van minimaal vijftien jaar oud. FOSAG, de organisatie van schildersbedrijven, reageerde positief op de maatregel. “Dit gaan wij terugzien in het aantal opdrachten en daardoor creëert het kabinet een betere voorraad bestaande woningen in ons land”, aldus FOSAG-voorzitter Jan van Walsem.
‘Knap werk!’ moet imago schildersbranche verbeteren Bedrijven in de schilders- en onderhoudsbranche moeten zichzelf verbeteren om in de gunst van opdrachtgevers en (toekomstig) personeel te blijven. Eind oktober werd daarom het vierjarige programma Knap werk! gelanceerd tijdens de SGA Vakdagen in Gorinchem. Initiatiefnemers FOSAG, FNV Afbouw & Onderhoud en CNV Schilders hopen hiermee dat bedrijven - juist in deze tijd - hun bedrijfsvoering en werkprocessen aanscherpen. De verbeterpunten zijn afkomstig uit een imago-onderzoek onder
6
opdrachtgevers, ondernemers, werknemers en leerlingen. Uit dit onderzoek blijkt dat schilders- en onderhoudsbedrijven mooie cijfers scoren op het gebied van klantvriendelijkheid en vakmanschap. Knap werk! moet de branche duidelijk maken dat ze afspraken nog beter moet nakomen, zich minder moet richten op de prijs van een werk en gebruik moet maken van milieuvriendelijke en de gezondheid niet schadende materialen en innovatieve werkmethoden. Daarnaast probeert het project de branche de doorgroeimogelijkheden en het vakmanschap van medewerkers te vergroten. Van 2009 tot 2013 loopt het interne traject voor ondernemers en werknemers. Vanaf 2011 start de externe campagne gericht op opdrachtgevers en toekomstige werknemers en potentiële leerlingen.
Nieuwe vestiging Profiltra in China ProfilProfiltra uit Almere opende onlangs een nieuwe vestiging in Nanjing (China). Volgens het bedrijf is het daardoor in staat “wereldwijd een programma van hoog kwalitatieve pigmenten voor de verf, drukinkt en kunststof aan te bieden”. Profiltra verkoopt al tien jaar pigmenten op de Europese markt. Succesfactoren daarbij zijn, aldus het bedrijf, de kwalitatief hoogwaardige producten en de ervaring en de toepassingskennis van de Profiltra-technici”.
Relius muurverven TÜV- gecertificeerd De twee meest verkochte binnenmuurverven van Relius zijn gecertificeerd door het instituut TÜV SÜD management service GmbH. Testen hebben uitgewezen dat de muurverven R1 en Volldecker geen schadelijke stoffen en conserveringsmiddelen bevatten.
AkzoNobel: markt nog zwaar AkzoNobel heeft in het derde kwartaal tekenen van stabilisatie gezien, maar kenschetst de markt nog als ‘zwaar’. In het derde kwartaal zag Akzo de omzet dalen met tien procent tot 3,64 miljard euro. De nettowinst kwam met 197 miljoen euro 30 procent hoger uit dan in dezelfde periode vorig jaar en het bedrijfsresultaat steeg met vier procent tot 391 miljoen euro. Volgens AkzoNobel tonen de cijfers aan dat de markten zich beginnen te stabiliseren. Topman Hans Wijers liet echter weten ‘geen snel herstel’ te voorzien. Volgens Wijers is “het economisch klimaat nog steeds zwaar, dus is het prettig te constateren dat onze focus op klanten, kosten en cash effectief is.” Hij liet weten dat AkzoNobel door blijft gaan met het doorvoeren van de herstructurerings- en integratieprojecten. De grootste verffabrikant ter wereld heeft de afgelopen tijd reeds besparingen doorgevoerd die in totaal 530 miljoen euro hebben opgeleverd. Het bedrijf ligt daarmee ver voor op het schema. AkzoNobel had eerder gezegd tegen het einde van 2011 in totaal 540 miljoen te willen besparen. Circa 286 miljoen euro is verdiend door pure kostenbesparingen. De rest is afkomstig uit de integratie van branchegenoot ICI, die AkzoNobel in 2007 overnam. Financieel topman Nichols liet weten dat de onderneming op den duur op een hoger bedrag aan besparingen zal uitkomen dan verwacht. Tot nu toe hebben bijna 4000 werknemers van AkzoNobel hun baan verloren. Verdere ontslagen zijn waarschijnlijk, maar Nichols wilde geen getal noemen. In totaal werken bij AkzoNobel wereldwijd nu bijna 58.000 mensen. Bij de divisie Decorative Paints daalden de volumes met negen procent ten opzichte van vorig jaar. De omzetdaling werd echter verzacht door prijsverhogingen.
Levensduur en prijs voorverf kopende consument belangrijker dan milieu De consument let bij de keuze van verf niet op het milieu. Dit blijkt uit een recent onderzoek van GfK Panel Services uit Dongen. Voor het onderzoek werden 600 mensen ondervraagd. Dat de consument nauwelijks op het milieu let, ligt niet alleen aan de consument zelf, zo beweren de onderzoe-
Nieuw Vakcentrum Schilderen & Onderhoud in Zwolle Stichting Samenwerkingsverband Praktijkopleiding Schilderen, Savantis Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en het Deltion College ondertekenden onlangs een samenwerkingsovereenkomst voor de oprichting van een ‘Vakcentrum Schilderen & Onderhoud Zwolle’ op de nieuwe campus van het Deltion College in Zwolle. Doel van het vakcentrum is het gezamenlijk en op één locatie aanbieden van de BBL-opleiding verf- en applicatietechniek, de verplichte en aanvullende praktijkopleidingen en de opleiding via het leerbedrijf. Door deze samenwerking kunnen de partijen kwalitatief onderwijs aanbieden en vroegtijdige uitval van studenten beperken.
verf&inkt 07 - 2009
kers. Volgens hen blijkt uit het onderzoek dat fabrikanten “nauwelijks aandacht besteden aan voorlichting aan de consument”. “De websites van de verfmerken geven weinig milieugerelateerde informatie. Ook de verpakking van verfproducten toont de milieuvriendelijkheid ervan niet opvallend zichtbaar aan de consument”, aldus GfK Panel. Volgens het onderzoek vindt slechts zes procent van de consumenten die onlangs een schilderklus uitvoerden, het milieu het belangrijkste aspect bij de aanschaf van verf. Bezoekers van een speciaalzaak vinden het milieu nog minder belangrijk dan bezoekers van de bouwmarkten. De consument let bij de aanschaf van de verf op heel andere zaken. Zo kijkt 56 procent vooral naar de levensduur van de verf, zeker als het product wordt aangeschaft voor buitengebruik. De prijs is (met 28 procent) het tweede argument voor de keuze. Bij verf voor gebruik binnenshuis is zijn levensduur (43 procent) en prijs (36 procent) de belangrijke koopoverwegingen.
Inducoat introduceert Bacteria X Aerosol
branchenieuws
biële toegevoegde waarde. Zo beperkt men risico’s en kosten. Uitgangspunt is de gebruiksbelasting, van deurklink tot en met stalen plafond. Bij schimmel- en bacteriebestendigheid staat het verhogen van de veiligheid en hygiëne centraal. Voor algen geldt het verlagen van de reinigingskosten en verhogen van duurzaamheid.
ING: Bouw herstelt als laatste De bouw zal de grootste productiekrimp ondervinden in 2010. De aantrekkende wereldhandel is de drijfveer voor het herstel van de Nederlandse economie. Doordat de bouw zeer beperkt exporteert, profiteert de sector nauwelijks van deze opleving. De sector is als laatste de recessie ingegaan en zal er naar verwachting ook als laatste weer uitkomen. De woning- en utiliteitsbouw krijgen ook in 2010 nog met een sterke krimp te maken. De onderhouds- en infrasector zorgen voor enig tegenwicht. ING Economisch Bureau verwacht dat in 2009 de bouwproductie krimpt met 6,1 procent en in 2010 met 7,1 procent. Woningbouwers zijn in augustus en september wat positiever geworden en de voorraad onderhanden werk steeg voor het eerst weer dit jaar in augustus, al was het slechts met 0,1 maand. Ook namen de verkopen van nieuwbouwwoningen, vooral in de goedkopere segmenten in het tweede kwartaal 2009, fors toe. Het niveau van 2007 is echter nog lang niet bereikt. Gemiddeld duurt het vijftien maanden voordat een verkochte woning wordt opgeleverd, waardoor de neergang van de afgelopen tijd nog tot uiting moet komen in de woningbouwcijfers. ING Economisch Bureau verwacht dat de woningbouwproductie in 2009 daalt tot 65.000 woningen en in 2010 verder afneemt tot 57.000.
Onder de naam Bacteria X Aerosol brengt Inducoat een sneldrogende acrylaat op de markt, die als aerosol wordt aangeboden. Hiermee kan bijvoorbeeld bestaand deurbeslag worden voorzien van een transparante bacteriebestendigheid. Dat is uniek, aldus de fabrikant. Inducoat noemt de ontwikkeling van Bacteria X Aerosol een wereldprimeur. Naast deze noviteit introduceert het bedrijf nog een aantal nieuwe antimicrobiële coatings die specifiek zijn ontwikkeld voor omgevingen met een hoge gebruiksbelasting. De coatings combineren de hoogwaardige verftechnologie met algen-, schimmel- en/of bacteriebestendigheid. Opdrachtgevers eisen, aldus Inucoat, in toenemende mate, naast een verftechnische oplossing, een micro-
7
interview
‘Ik vind dat er een moedige stap is gezet’
Van Kesteren (VNO-NCW):
’Verhoging AOW-leeftijd maakt pensioensysteem gezonder’
Voorzichtige tekenen van economisch herstel dienen zich aan, maar niemand juicht: het
herstel is broos en veel mensen houden rekening met een tweede inzinking. Toch ziet Niek Jan van Kesteren, directeur van VNO-NCW en spin in het web van het Nederlandse
overlegmodel, genoeg lichtpunten om gematigd positief te zijn. Het kabinetsbesluit om de AOW-leeftijd te verhogen, noemt hij ‘een moedige stap’. En Wilders mag geen regeringsverantwoordelijkheid krijgen. “Dan liever een minderheidskabinet.” Te k s t : J o s d e G r u i t e r F o t o’s : Pe t v a n d e L u i j t g a a r d e n
Al meer dan tien jaar is hij een vaste waarde in wat we voor het gemak maar weer het Nederlandse poldermodel zullen noemen. Niek Jan van Kesteren, oud-directeur Sociale Zaken van het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond, oud-directeur Sociale Zaken van de fusie-organisatie VNO-NCW en sinds meer dan een decennium algemeen directeur van de organisatie. Geroemd om zijn stille diplomatie in het sociaal-economisch overleg, zijn down to earth benadering van complexe vraagstukken en zijn milde humor. Als vertrouwde rechterhand van werkgeversvoorman Bernard Wientjes heeft hij vanuit zijn werkkamer op de twaalfde verdieping van het VNO-NCW- (en sinds kort MKB-Nederland-)hoofdkantoor een mooie helikopterview over het ‘Haagse gedoe’. Recent speelde hij nog een invloedrijke rol in het overleg over verhoging van de AOW-leeftijd. Juist die ochtend wordt bekend dat de Amerikaanse economie formeel uit de recessie is, maar ook dat het aantal gedwongen ontslagen in Nederland in de eerste acht maanden van 2009 bijna verdubbelde ten opzichte van dezelfde periode in het afgelopen jaar, voor een belangrijk deel
8
als gevolg van faillissementen. In dezelfde week maakt AkzoNobel-topman Hans Wijers bekend dat de grootste verfproducent ter wereld de markt nog altijd als ‘zeer zwaar’ kwalificeert en dat hij ‘geen snel herstel’ voorziet. Kortom: Hoe staan we er voor? Van Kesteren: “Wat vooral opvalt, is hoe anders deze crisis uitpakt dan voorgaande. We hebben te maken met de zwaarste krimp van de economie in tijden, dan zou je een explosie van de werkloosheid en veel faillissementen verwachten. Beide zie je niet, terwijl de crisis al een jaar duurt. Het aanpassingsvermogen van de economie lijkt groter dan we dachten. We hebben een werkloosheidspercentage van vijf. Dat is heel erg laag. Een paar jaar geleden zaten we op drie procent en dat betekende absolute krapte. Het lijkt erop dat de schil van flexibele arbeidskrachten veel opvangt: we hebben naar schatting zes- tot zevenhonderdduizend zzp’ers en een groot aantal Oost-Europeanen op de arbeidsmarkt.” Is dat niet wat te optimistisch: de grote klap kan nog komen. “Misschien. Maar je kunt ook zeggen dat onze flexibiliteit
zo groot is dat het niet meer gaat zoals vroeger, dat we niet doorstijgen naar tien procent werkloosheid. Dat is een belangrijke observatie. Het is allemaal veel minder traditioneel dan we denken. Neem het instrument van de deeltijd-WW: veel mensen waren bang dat de regeling zou ontploffen, maar er maken niet meer dan 30.000 mensen gebruik van.” Misschien te gecompliceerd voor kleinere bedrijven om er gebruik van te maken? “Dat herken ik niet vanuit de industrie.” Speelt angst om vakmanschap te verliezen een rol in het beperkt blijven van ontslagen? “Dat speelt mee. Vakmanschap is schaars. Maar je laat geen mensen zitten als er geen werk is. Je wacht hooguit iets langer of je maakt gebruik van deeltijd-WW. Maar de crisis is meer dan een jaar oud en naar mijn waarneming zijn de gevolgen beperkt. Dat heeft ook gevolgen voor hoe mensen de crisis beleven. We zijn terughoudend als het gaat om het kopen van auto’s, de huizenmarkt is slap, we eten wat minder buiten de deur en stellen duurdere vakanties uit, maar de crisis heeft geen consequenties voor het consumptiegedrag in brede zin. Dus als het vertrouwen toeneemt, mensen weer auto’s en huizen durven kopen en de economieën van vooral China en Duitsland als mondiale en regionale trekkers gaan werken, dan kan het herstel doorzetten. We zitten nu op het punt dat het de goede kant op kan gaan.” Wie is in staat dat herstel te financieren? “Het financiële systeem staat niet meer te wankelen, maar de bankenwereld is nog onrustig. Banken zijn voorzichtiger geworden. Op zichzelf logisch, want onvoorzichtigheid veroorzaakte de financiële crisis. Maar bedrijven en particulieren hebben krediet nodig voor investeringen en hypotheken. Van die terughoudendheid houden we nog wel even last.” En de overheid is ook even uitgefinancierd. “Inderdaad, daar hoeven we even niet veel meer van te ver-
interview
“Met de vakbeweging was niets te bereiken. We waren best bereid een compromis te sluiten, maar dat moest dan wel iets inhouden”
wachten. Je kunt je afvragen of pensioenfondsen niet meer kunnen investeren in de economie.” Hebben die niet hun handen vol aan het herstellen van de dekkingsgraad? “Door het aantrekken van de aandelenkoersen gaat dat de goede kant op en het blijft een feit dat pensioenfondsen veel kapitaal te beleggen hebben. De risico’s moeten natuurlijk worden afgedekt, maar het moet toch mogelijk zijn die enorme kapitalen ten dienste te brengen van de economie. Dat zou een extra impuls kunnen zijn.” Het kabinet heeft gekozen voor een anticyclisch beleid om de economie niet nu extra te belasten. Er wordt op korte termijn niet bezuinigd en waar mogelijk wordt de economie gestimuleerd. Worden de juiste keuzes gemaakt? “We leven een beetje op de pof en dat is gevaarlijk, maar het verergert de recessie als we nu gaan bezuinigen, dus we zijn het eens met de keuze dat de overheid even als motor moet fungeren. Verder zijn er maatregelen getroffen als de deeltijd-WW, in de sfeer van verbetering van de cashpositie van bedrijven, vervroegde afschrijving, de sloopregeling voor auto’s en andere maatregelen als verlaging van de btw voor de schildersbranche. Allemaal niet zo spectaculair, ze helpen wel een handje om de crisis door te komen.” Voor de verf- en drukinktindustrie had het nog een tandje steviger gemogen, bijvoorbeeld door onderhoud aan gebouwen weer aftrekbaar te maken en de verpakkingsbelasting in de vriezer te zetten. “Ik ben het met beide voorstellen volledig eens, ze staan ook op onze agenda. De scherpe kantjes zijn wel van de verpakkingsbelasting af, maar het blijft een slechte regeling. Ik ben alleen bang dat we niet erg kansrijk zijn als we die nog willen veranderen. Voor de aftrekbaarheid van onderhoud blijven we strijden, want dat kan een goede impuls voor de economie zijn.”
verf&inkt 07 - 2009
‘Liever minderheidskabinet dan regeren met Wilders’ Dan het zogenoemde AOW-dossier. Het kabinet wilde de ingangsdatum verhogen van 65 naar 67 jaar, de bonden verzetten zich en kregen tot 1 oktober de tijd om in de SER een alternatief plan te ontwikkelen in overleg met de werkgevers. In de beeldvorming stapten de werkgevers te elfder ure uit de onderhandelingen. Kort daarna lag er een voorstel van het kabinet. In twee stappen gaat de AOW-leeftijd naar 67 jaar, zware beroepen worden ontzien. Tevreden met het resultaat?
Eén mond De samenwerking tussen VNO-NCW en MKB Nederland wordt steeds hechter. Beide werkgeversorganisaties zetelen sinds augustus in de Haagse Malietoren en bundelden hun lobby-activiteiten. De belangenbehartiging is daardoor versterkt, is Van Kesterens overtuiging. “Een paar jaar geleden ontbrak het nog wel eens aan eenheid van opvatting. Organisaties moeten zich profileren en gaan dan dingen roepen om zichzelf een gezicht te geven. Als wij bijvoorbeeld pleitten voor verlaging van de vennootschapsbelasting was MKB Nederland er als de kippen bij om te zeggen dat zo’n maatregel vooral grote bedrijven ten goede kwam. De overheid had dan een makkelijk argument om onze wensen niet te honoreren, want anders moest ze ook het MKB tegemoetkomen. Nu praten we met één mond en dat vergroot onze invloed.” De VVVF is aangesloten bij VNO-NCW.
“Wij hebben de verhoging van de AOW-leeftijd onderschreven omdat we denken dat het goed is voor de lange termijn. Je kunt een verzorgingsstaat als Nederland op lange termijn niet financieren als niet meer mensen langer gaan werken. Voor ons was het belangrijk dat de aanvullende pensioenen gelijk op zouden gaan. Dat is geregeld. Ik vind dat er een moedige stap is gezet die ons land de goede kant op helpt.” Dat was heibel met de vakbeweging waard? “Het moest nu gebeuren en er was nu een kabinet dat de maatregel wilde doorvoeren. Er zijn niet veel momenten waarop je dit soort fundamentele aanpassingen kunt realiseren. Als zich zo’n moment aandient, moet je als werkgeversorganisatie wel de goede kant kiezen. Als we ons hadden ingelaten met halfbakken compromissen die niets hadden opgelost, dan hadden we het verkeerd gedaan.” De vakbeweging kwam met een halfbakken compromis. Is het kabinetsvoorstel dat er nu ligt beter dan wat VNO-NCW in het overleg had kunnen binnenhalen? “Ja. Met de vakbeweging was niets te bereiken. We waren best bereid een compromis te sluiten, maar dat moest dan wel iets inhouden. We vonden het niet verantwoord om te zeggen: laten we dit maar wegcompromisseren. We waren er niet uitgekomen in de SER en daarom hebben we gezegd: we stoppen ermee, want dit gaat tot niets leiden. Tja, dat levert dan wat rumoer op.” Kunt u nog eens uitleggen wat het grote werkgeversbelang was om zo zwaar in te zetten op verhoging van de AOWleeftijd? U lijkt vooral een budgettair probleem van de overheid op te lossen. Waar zit de winst voor ondernemend Nederland? “In drie dingen: de pensioenvoorziening, de arbeidsmarkt en gezonde overheidsfinanciën.” Dat gaat u vast uitleggen. Beginnen met de pensioenvoorziening?
4
9
Blik verpakkingen
IBC’s
kunststof
Flessen
Vaten kunststof/staal
Custom Mould verpakkingen
kunststof
kunststof
Potten
Emmers kunststof
Barrière
verpakkingen trigger
Sprayers
Sluitingen Jerrycans
Your packaging problem is our challenge
Paramariboweg 51 7333 PA Apeldoorn Tel: 055 -542 38 69 Fax: 055-542 39 11 Internet: www.bark-verpakkingen.com E-mail:
[email protected]
interview
“Het is goed voor de pensioenfondsen omdat de pensioenlasten worden verlaagd. Pensioenkosten vormen zo’n 25 procent van de arbeidskosten. Dat is een astronomisch bedrag. Daar komt bij dat het pensioensysteem aan zijn limiet zit. We hebben in een paar jaar tijd tweemaal een pensioencrisis gehad. Dat betekent dat ons systeem niet gezond is. En dat kan niet, want het is enorm belangrijk: voor de premies en de zekerheid van uitkeringen voor straks vier miljoen gepensioneerden, voor de kostenontwikkeling van bedrijven en in algemeen sociaal-economisch opzicht. Er moet geld in de pot zitten om de gepensioneerden te betalen, maar we kunnen niet eindeloos de premies laten stijgen. Wat blijkt nu: als we de pensioenleeftijd met twee jaar verhogen stijgt de dekkingsgraad van een pensioenfonds met twaalf procent. Door twee jaar langer te werken zitten we dus structureel aan de goede kant van de streep. Als dan de aandelenkoersen een keer flink dalen hoeven we niet meteen aan vervelende maatregelen te denken. Je maakt het systeem gezonder. Dat was voor ons eigenlijk dé invalshoek en ik vind dat een verstandige en valide invalshoek, want de pensioenkosten zijn enorm. Dat is op zichzelf al voldoende reden om voor de meetregel te zijn.” Gaat die winst niet voor een deel verloren door het feit dat bedrijven met een grotere groep oudere, misschien minder productieve werknemers blijven zitten? “Dat is een risico. Aan de andere kant is het ook cultuurbepaald. Wij zijn sinds het begin van de jaren tachtig gewend aan het idee dat je rond je zestigste stopt met werken. Dat beeld is aan het kantelen. En de omstandigheden vragen er om. Werkgevers en werknemers moeten anders gaan kijken naar het moment van stoppen.” De praktijk leert dat ouderen moeilijker aan een baan komen. Hoe is dat beeld te kantelen? “Dat heeft ook met cultuur te maken en met de wijze waarop systemen in elkaar steken. We zouden het bedrijven aantrekkelijker kunnen maken om ouderen in dienst te houden of te nemen, bijvoorbeeld door werknemers van boven de 55 jaar vrijstelling voor sociale premies te verlenen of door de verplichting te schrappen om bij ziekte twee jaar door te betalen. Verder is het vooral een kwestie van werken aan een cultuuromslag en daar hebben we tien jaar de tijd voor. En vergis je niet: de noodzaak dringt zich sneller op dan we denken. De crisis verdoezelt het probleem nog even, maar de babyboom verdwijnt van de arbeidsmarkt. Zonder de werknemers uit Oost-Europa zou de arbeidsmarkt al in de problemen zitten.” Als derde reden noemde u de overheidsfinanciën. “De overheidsfinanciën moeten gezond zijn. Niet alleen voor de overheid, maar ook voor bedrijven en burgers. Een overheid met financiële problemen moet geld lenen op de kapitaalmarkt. Dat geld is dus niet beschikbaar voor bedrijven.
verf&inkt 07 - 2009
Over dat geleende geld moet de overheid rente betalen. Dat betekent dat de overheid weinig ruimte heeft voor beleidsuitvoering en dat de belastingen hoog blijven. Dat is in niemands belang.” De coalitiepartijen zijn het eens over verhoging van de AOW-leeftijd, maar over de definitie van zware beroepen is nog geen duidelijkheid. Ziet u een voor de hand liggende oplossing? “Ik heb er een hard hoofd in of dat goed te regelen is. Je komt in een heel vreemde discussie terecht. Je zou ook kunnen betogen dat er geen zware beroepen meer bestaan in de zin dat er geen enkel beroep is dat je niet dertig jaar kunt uitoefenen. Ook in een traditioneel zware bedrijfstak als de bouw is zo veel gemechaniseerd dat het de vraag is hoeveel echt zware arbeid is overgebleven. En de komende tien jaar zal die ontwikkeling doorgaan.” Journalistiek is een ontzettend zwaar beroep: elke dag beginnen met een leeg vel papier waarop zinnige teksten moeten verschijnen is bijzonder stressvol. “Precies. Gisteren was ik bij de tandarts. Die zei ook dat hij een zwaar beroep heeft. Hij moet in allerlei rare houdingen
Waarheid Verhoging van de AOW-leeftijd stond noch in het verkiezingsprogramma van het CDA noch in dat van de PvdA. Sterker: beide programma’s stelden dat aan de AOW-leeftijd niet getornd mocht worden. De achterban van de PvdA had daarom veel moeite met het kabinetsbesluit. “Ik denk dat Bos best in staat is uit te leggen wat hij aan doen is”, zegt Van Kesteren. “Je kunt uitleggen waarom dit goed is en mensen zijn niet dom. Je zult niet iedereen overtuigen maar je kunt wel veel mensen aan je kant krijgen. Ons probleem is vaak dat wij het veel te ingewikkeld maken. Dit was een maatregel in de context van de crisis. Het kabinet besloot op korte termijn niet te bezuinigen, maar wel afspraken te maken voor de toekomst. Verkorting van de WW was onbespreekbaar voor de PvdA, afschaffen van de hypotheekrenteaftrek wilde het CDA niet en de CU was tegen afschaffen van de ‘aanrechtsubsidie’. Zo had iedereen zijn taboe en bleef alleen verhoging van de AOW-leeftijd over als onderwerp waarover niemand enthousiast was, maar dat wel bespreekbaar was. En dat is de achterban uit te leggen. Mijn ervaring is dat mensen een helder verhaal accepteren. Ergens omheen praten leidt er alleen maar toe dat de mensen gaan zeggen: laat maar zitten. Ik ben er diep van overtuigd dat je een heel eind komt als je de waarheid vertelt. Ik geloof dat onze politieke partijen daaraan meer zouden kunnen doen.”
staan. Als je psychische factoren laat meespelen, wordt bijna elk beroep zwaar. Je moet dus terug naar de fysieke belasting en daarvan zeggen we nu juist: dat is het punt niet. In onze maatschappij lijden meer mensen onder psychische belasting dan onder fysieke belasting. Maar als je dat gaat honoreren, kun je net zo goed meteen besluiten dat iedereen er met 65 uitgaat. De discussie gaat dus over fysiek zware beroepen en het zal moeilijk worden daarover een breed gedragen uitspraak te doen. Het mag geen loos gebaar zijn, maar het mag ook de deur niet openzetten voor een massa slachtoffers van zware beroepen.” De besluitvorming hierover heeft plaats in een politiek verwarrend klimaat. Regeringspartij PvdA zakt fors in de peilingen, de coalitie heeft daardoor virtueel geen meerderheid, alle partijen kijken met angst en beven naar de PVV. Hoe ziet u zich dat ontwikkelen? “Wat we absoluut niet willen is politiek avonturisme. Ondernemers zijn gebaat bij een stabiel klimaat, bij stabiele belastingen, rechtspraak, onderwijs, gezondheidszorg en een goed functionerend politiek systeem. De beste garantie daarvoor is een stabiele meerderheid in het parlement van middenpartijen als CDA, PvdA, D66, VVD en CU. Partijen als de PVV en de SP brengen te veel instabiliteit met zich mee, daar zitten we niet op te wachten.” De SP is met 25 zetels in de Tweede Kamer geen stabiele middenpartij? “De SP heeft voor ondernemers geen aantrekkelijk programma. Dit land zit niet te wachten op een partij die klassiek socialistische ideeën wil bepleiten. Dat schaadt onze economie. En de PVV is een populistische partij, die met een mêlee van standpunten de kiezer wil behagen. Bovendien is het voorgestane antibuitenlandersbeleid van de partij schadelijk. Nederland is een open economie, we moeten het hebben van buitenlandse investeringen en export. Een investeerder zoekt ook een stabiele samenleving voor zijn investering. Een land met een virulent anti-islamisme zal hem afschrikken.” Dat klinkt logisch, maar zal de PVV-kiezer zich daar iets van aantrekken? “Ik weet het niet, maar ik ga ervan uit dat de kiezer gematigder is als het er op aan komt.” Hier en daar is gespeculeerd over een scenario waarin premier Balkenende naar Europa vertrekt, Maxime Verhagen hem opvolgt als premier en partijleider en na de volgende Kamerverkiezingen in zee gaat met VVD en PVV. Een aantrekkelijk scenario? “Nee, en ik zie het eerlijk gezegd ook niet gebeuren. Ik denk niet dat een volgende verkiezingsuitslag het nodig maakt de PVV bij de formatie te betrekken. En als er geen meerderheid is te creëren zonder Wilders, moet er maar een minderheidskabinet komen. Daarin moet je helder zijn.” •
11
interview
Kees Kuijken:
Afscheid aangename “Ik denk wel dat er stappen zijn gezet. De nieuwe issuestructuur van de VVVF, het werken langs thema’s, is aardige gaan lopen. Uit onderzoek blijkt dat de leden die nieuwe opzet waarderen. Daarnaast is er werk gemaakt van de profilering van de branche.”
Na een loopbaan van zo’n 36 jaar in de nationale en internationale verfindustrie nam Kees Kuijken per 1 oktober afscheid als algemeen directeur van AkzoNobel Decorative Coatings Nederland. Op 10 december draagt de bedrijfseconoom de voorzittershamer van de VVVF over aan zijn opvolger, Marlies van Wijhe. Kuijken verdwijnt niet helemaal uit beeld: hij blijft voorzitter van het bedrijfspensioenfonds van AkzoNobel. Te k s t : J o s d e G r u i t e r Foto: Pet van de Luijtgaarden
Zo’n afscheidsinterview duurt anderhalf uur en in die tijd komen er tal van vragen aan de orde over een lange loopbaan in de verf. De terugtredend voorzitter, ontspannen als altijd en voor de gelegenheid stropdasloos, beantwoordt ze geroutineerd. Slechts op één vraag blijft het even stil: of hij een bijzondere anekdote kan vertellen uit zijn carrière. Het haast beschroomd uitgesproken antwoord na de stilte is veelzeggend: “Ik vond het interessant om te zien hoe verf in verschillende landen op verschillende manieren wordt gedistribueerd. In Duitsland gebeurt dat bijvoorbeeld heel anders dan in Nederland en Frankrijk. Die cultuurverschillen vond ik opvallend.” Juist ja. Hij vermoedt het zelf al: niet echt de sprankelende anekdote waarop de vraagsteller had gehoopt. Maar het typeert Kuijken: een no nonsense manager die niet snel onder de indruk en niet snel van zijn stuk is. Andere – toegegeven, licht provocerende – vraag: of verf de passie is geworden van een afgestudeerd bedrijfseconoom die bij toeval in de branche rolde? Ook hier het voorspelbare down sizen: “Nou, passie… dat is wel erg fors uitgedrukt, maar ik vind het een heel interessante wereld. Verf bestrijkt een wijd gebied van de gespecialiseerde beroepsschilder tot de doe-het-zelvende huisvader en als het om projecten gaat van gebouwen tot schepen en fabrieksinstallatie. Ik heb veel interessante mensen ontmoet in uiteenlopende bedrijfstakken en daarbij binnen AkzoNobel gelegenheid gekregen om regelmatig van functie te wisselen. Elke drie tot vier jaar kon ik iets anders gaan doen: een andere discipline, een andere regio, andere nationaliteiten, nieuwe uitdagingen. Passie is zwaar uitgedrukt, maar ik heb de verfwereld zeer aangenaam gevonden.” Ga je het missen? “De collegialiteit, het elkaar treffen in de vorm waarin dat nu gebeurt, dat gaat verdwijnen en dat zal ik zeker missen. Als VVVF-bestuurder trof ik mijn collega’s elke zes weken een
12
paar uur heel intensief. Ik zal niet zeggen dat we het altijd direct met elkaar eens waren, maar de discussie verliep steeds in een zeer collegiale sfeer. Uiteindelijk zaten we er voor het gemeenschappelijk belang. Dat stuk zal ik missen, maar ik ga ervan uit dat ik de meeste mensen nog in andere verbanden zal tegenkomen.” Erelid Kuijken betrad die aangename wereld in 1973. Bij het toen net een paar jaar eerder uit een fusie van AKU en Koninklijke Zout Organon (KZO) ontstane Akzo werd hij medewerker marketing services. “Akzo zat toen net in de verf”, herinnert hij zich, “via KZO, dat kort voor de fusie Sikkens had overgenomen. Samen met het Franse Astral en het Duitse Lesonal vormde Sikkens de coatingdivisie van Akzo. De raad van bestuur stond voor de taak een beleid te bepalen voor die divisie. Een van onze eerste opdrachten was het succes van het ene land overbrengen naar een ander land. Synergie zoeken tussen Frankrijk, Duitsland en Nederland. Die functie heb ik vijf jaar bekleed. Geleidelijk ben ik in de coördinatie van de doe-het-zelf markt terechtgekomen. In 1979 ben ik bij Sikkens gestart met de ontwikkeling van de retailformule voor de Decorette winkelketen. Daarna ben ik via distributie en logistiek weer in het internationale werk terechtgekomen. In de jaren negentig kwam ik in de sfeer van het general management, eerst in Nederland, daarna in Duitsland en Europa en ten slotte weer in Nederland.” Door zijn werk voor AkzoNobel in Duitsland als Geschäftsführer had Kuijken tot mei 2009 acht jaar lang zitting in het bestuur van de Duitse zusterorganisatie van de VVVF, het Verband der Deutschen Lackindustrie (VDL). Een opmerkelijke dubbelrol, waarover hij niet nodeloos ingewikkeld doet. “Het was een interessante en leerzame periode. De Duitse collega’s vonden het nuttig dat ik als vertegenwoordiger van een groot bedrijf in het bestuur zitting nam. De Duitse verfindustrie heeft geprofiteerd van de kennis en ervaring van
interview
(half) vertrokken bij Akzo, vertrekkend bij VVVF
van de ‘zeer verfwereld’ een bestuurslid uit een ander land. Mijn opvolger bij Akzo, Jean-Pierre Schoenaers, maakt deel uit van het bestuur van de Belgische belangenvereniging IVP en is voorgedragen voor een bestuurspost in de VVVF. Die kruisbestuiving is alleen maar nuttig. Ik was ook actief in de Europese koepelorganisatie van de verfindustrie CEPE en kon ook van daaruit meewerken aan het versterken van de rol van de Duitse industrie in Europa. Omgekeerd leerde ik natuurlijk ook veel van de contacten met Duitse collega’s.” En passant vermeldt hij dat vanaf dit jaar ook in Duitsland de drukinktindustrie zich verenigd heeft met het Lackverband, een combinatie die in Nederland al lang naar tevredenheid functioneert. Onderkoeld: “Mijn werk in de Duitse brancheorganisatie zal wel gewaardeerd zijn, want ik ben bij mijn afscheid benoemd tot erelid van het VDL.” Stappen gezet In december 2006 werd Kuijken voorzitter van de VVVF, nadat hij daarvoor eind jaren negentig al een keer op de nominatie had gestaan. Zijn vertrek naar Duitsland gooide toen echter roet in het eten. “Het is belangrijk dat de verfindustrie georganiseerd is en het is zo’n beetje gebruik dat er een roulatie is tussen de grote leden, de kleinere en de drukinktindustrie: bij toerbeurt leveren zij een voorzitter. AkzoNobel was aan de beurt en bovendien kende ik de branche goed en had ik diverse bestuursfuncties vervuld”, verklaart hij zijn belangstelling voor het voorzitterschap. Bij je afscheid van Akzo werd je een bruggenbouwer genoemd. Een mooie eigenschap voor een voorzitter. “Daarin herken ik me wel. In het VVVF-bestuur was daaraan geen bijzondere behoefte, maar wel in de richting van onze gesprekspartners bij de overheid en andere partijen in de keten. De verfindustrie is een kleine industrie. Toch heeft ze grote belangen en moet je zorgen dat die aandacht krijgen in het grotere geheel.”
verf&inkt 07 - 2009
Hoe kijk je daarop na drie jaar voorzitterschap terug: missie geslaagd? “Ik denk wel dat er stappen zijn gezet. De nieuwe issuestructuur van de VVVF, het werken langs thema’s, is aardige gaan lopen. Uit onderzoek blijkt dat de leden die nieuwe opzet waarderen. Daarnaast is er werk gemaakt van de profilering van de branche. Het blad Verf&Inkt is een voorbeeld van hoe we zelfbewust en transparant naar buiten treden. Het feit dat de minister van Economische Zaken tijd vrijmaakt voor het in ontvangst nemen van het eerste nummer en bij bedrijven op bezoek komt plus de contacten die we op behoorlijk hoog niveau op verschillende ministeries hebben, ook al zijn we het niet altijd eens over de inhoud van de onderwerpen die we bespreken: dat zijn toch goede ontwikkelingen. De verf-
‘Ik vrees dat 2010 ook nog een heel moeilijk jaar wordt’ industrie is heel behoorlijk georganiseerd, die organisatie draait heel aardig en ook voor de stakeholders stáát er iets. Wat bijvoorbeeld ook heel goed is gegaan, is de samenwerking met de schilders rond de introductie van de 2010-verven. Dat illustreert hoezeer de relatie tussen fabrikanten en gebruikers is verbeterd. Het denken in een keten is op een aantal fronten bevorderd. De jongste uiting daarvan is onze gezamenlijke brief aan het kabinet waarin we erop aandringen het onderhoud aan woningen weer aftrekbaar te maken. Een paar jaar geleden was dat waarschijnlijk niet mogelijk geweest. In die tijd werd er via de media over ons gecommuniceerd. Een onderwerp van geheel andere orde waarover ik zeer tevreden ben is de aanpak van het onderwerp nanotechnologie. De verfindustrie is op dat vlak buitengewoon
pro-actief: we noemen het thema bij de naam, we durven er over te praten en we laten, in nauwe samenwerking met onze Duitse zusterorganisatie, onderzoek verrichten.” Je kunt terugkijken op stappen voorwaarts, maar de verf- en drukinktindustrie werd tijdens jouw voorzitterschap getroffen door de zwaarste crisis uit haar bestaan. Hoe heb je die beleefd? “In een aantal sectoren is sprake van een enorme vraaguitval en ik ben bang dat we nog niet aan het eind zijn. Ik vrees dat 2010 ook nog een heel moeilijk jaar wordt, vooral door de stagnerende nieuwbouw. De verfbranche zit aan het eind van de pijplijn, dus zolang eerder in gang gezette projecten nog niet klaar zijn hebben we werk. Onze problemen – vooral in de bouw – komen voor een deel met vertraging.” De afzetvermindering in de nieuwbouw wordt niet gecompenseerd door andere sectoren? “Hier en daar voor een beperkt deel, maar de omzetdalingen worden in dubbele cijfers geschreven. Onderhoud blijft nog beetje overeind, maar kan niet alles opvangen. Daarom hoop ik van harte dat de overheid positief reageert op het gezamenlijk schrijven van industrie, groothandel en schilders waarin we de aftrekbaarheid van onderhoud bepleiten. Er zijn al bedrijven gestopt of overgedragen en het zou me niet verbazen als we dat de komende twaalf maanden vaker gaan zien. Er wordt flink aan de boom geschud en zo ruim zijn de marges niet en zoveel vet zit er niet op de botten. En met de bedrijven verdwijnt ook een deel van het vakmanschap: de aanwas van vakmensen is sowieso niet groot, dus als we ze nu moeten laten gaan zitten we over een paar jaar met een groter probleem.” Heb je al een hoopvolle reactie vanuit Den Haag gekregen? “Nog niet. Mijn opvolgster zal niet achterover kunnen leunen, vrees ik.” Dat klinkt teleurstellend. Hoe is de overheid de afgelopen jaren in zijn algemeenheid omgesprongen met de verfindustrie? “Daar heb ik dubbele gevoelens bij. Enerzijds is men bereid naar ons te luisteren, aan de andere kant hebben we enorm moeten vechten om te voorkomen dat er bijvoorbeeld rond het thema duurzaam inkopen gekke dingen gebeurden. En de verpakkingsbelasting: daardoor worden we getroffen op een manier waardoor je je afvraagt of men zich heeft gerealiseerd wat de consequenties zouden zijn. De rompslomp rond de maatregel staat in geen verhouding tot de opbrengst.” Minister Van der Hoeven heeft de industrie bij verschillende gelegenheden beloofd de bezwaren tegen de belasting in het kabinet bespreekbaar te maken. “Ik heb er niets meer over gehoord. Dus als je vraagt hoe de overheid met ons omgaat, dan is dat niet eenduidig. Op een aantal gebieden gebeurt er wel iets, op andere gebieden word je getroffen door algemene maatregelen zonder dat je er veel tegen kunt doen.” En dan hebben we nog de discussie rond de AWARE Code, die de minister van Sociale Zaken de verfindustrie door de strot wil duwen.
4
13
“Om de een of andere reden slagen we er niet in onze boodschap over te brengen dat we het eens zijn over het doel van de AWARE Code – gebruikers informatie verschaffen over de inhoud van een verfblik – maar vraagtekens zetten bij de voorgestelde methode. AWARE is niet zaligmakend, er zijn andere en betere instrumenten en we pleiten in elk geval voor een Europese en niet een louter Nederlandse aanpak. Op de een of andere manier is het onderwerp verpolitiekt en bestaat de neiging het tamelijk eenzijdig te benaderen.” In het eerste jaar van jouw voorzitterschap heeft de verfindustrie en flinke consolidatieslag gemaakt: AkzoNobel lijfde het Britse ICI in en SigmaKalon werd overgenomen door het Amerikaanse PPG. Wat staat de branche verder te wachten en in hoeverre zal de crisis dat proces beïnvloeden? “De Nederlandse branche is redelijk geconsolideerd, mondiaal zal die trend doorgaan. De grote internationale spelers
‘Het elkaar treffen gaat verdwijnen, dat zal ik zeker missen’ hebben nog steeds relatief kleine marktaandelen. Ik verwacht dat de Europeanisering, met rationalisatie en concentratie, nu echt gaat doorzetten. Dat wil niet zeggen dat er geen toekomst is voor kleinere fabrikanten: als ze zich specialiseren en hun nichemarkt goed bedienen kunnen ze er een goede boterham verdienen. De huidige crisis versterkt het consolidatieproces. De altijd bestaande noodzaak om naar de kostenstructuur en de economy of scale te kijken wordt extra benadrukt als de resultaten onder druk staan.” Op 10 december, tijdens de VVVF-jaarvergadering, geef je de voorzittershamer door aan je opvolger, Marlies van Wijhe, de eerste vrouw die het glazen plafond van de verfindustrie doorbreekt. Wat is je boodschap aan haar? “Zorg dat de club bij elkaar blijft, dat het gemeenschappelijk belang wordt benadrukt en zorg voor een goede profilering naar buiten. Met Verf&Inkt is een stap gemaakt en ik denk dat we nog wat stappen verder kunnen maken. Zichtbaar zijn, streven naar samenwerking in de keten om wanneer nodig samen op te trekken en blijven werken aan structurele contacten op het juiste departementale niveau. Op het ministerie van EZ zijn die contacten gelegd, bij VROM zouden we ook een vaste gesprekspartner moeten zijn.” En wat ga je zelf doen? “Van alles: ik ben voorzitter van een organisatie in de ouderenzorg in Kennemerland, ik ben gevraagd toe te treden tot Voor zijn afscheid op 1 oktober heeft Kees Kuijken zijn operationele taken bij Akzo stap voor stap overgedragen aan zijn opvolger Jean Pierre Schoenaers. De Belg is tevens voorgedragen om de vrijkomende plaats in het VVVF-bestuur van Kuijken over te nemen. De voorgenomen benoeming staat op de agenda van het huishoudelijk deel van de jaarvergadering in december.
verf&inkt 07 - 2009
een raad van toezicht in de jeugdzorg en ik zit in het bestuur van een kunststichting die fondsen werft voor een jaarlijkse expositie in Fort Asperen, een onderdeel van de Hollandse Waterlinie. Daarnaast ben ik nog lid van het bestuur van de Sikkens Foundation die de Sikkensprijs beschikbaar stelt. Volgend jaar voor de vijftigste keer. En dan ben ik nog een jaar voorzitter van de Stichting AkzoNobel Pensioenfonds.” Nu je er over begint: je bent 60 jaar. Niet een beetje vroeg om te stoppen in het licht van de huidige AOW-discussie? “Ik werk wel door, maar op een andere manier dan in een fulltime functie in een bedrijf. Ik heb je net mijn bezigheden die ik nu al heb genoemd. Mijn vrouw en ik hebben ook afgesproken dat we een dag in de week onze kleinkinderen van school zouden halen. Ik moest de meeste beurten tot nu toe overslaan omdat ik een vergaderafspraak had.” Maar serieus: je bent voorzitter van een pensioenfonds. Wat vind je van de plannen rond verhoging van de AOW-leeftijd? “Ten principale vind ik het niet gek dat mensen langer werken, maar mijn voorkeur gaat uit naar een meer persoonlijke en flexibele regeling. Ik vind het een beetje raar dat er voor iedereen een kunstmatige knip ligt bij 65 of 67 jaar. Plus het probleem van de definitie van het begrip ‘zware arbeid’. Ik hoor steeds het voorbeeld van de stratenmaker, maar onze mensen in het distributiecentrum en in de fabriek hebben ook een fysiek zwaar beroep. Om die reden hanteren we de beleidsregel dat er naar alternatieve werkzaamheden wordt gezocht voor medewerkers boven de 55 of 60 jaar, zodat ze niet volledig tot hun 65ste fysiek bezig blijven. Verder zijn er ook mentaal zware beroepen. Dat maakt het definiëren van het begrip zware arbeid zo moeilijk. Mede om die reden ben ik voorstander van keuzevrijheid. Wat voor de een zwaar is, hoeft dat voor de ander niet te zijn. Laat mensen zelf beslissen wanneer ze willen stoppen met werken en laat ze daarvoor sparen. Complicatie is dat je zo jong mogelijk moet beginnen met sparen, maar het pensioen is op dat moment nog iets uit een verre, vage toekomst.” Sinds je werd gevraagd voor het voorzitterschap van het bestuur van het Akzo-pensioenfonds is dat voor jou geen vage toekomst meer. Geschrokken van alle problemen die op je afkwamen? “Ik werd in de zomer van 2008 door iemand uit de raad van bestuur gevraagd en hij stelde me gerust: ik zou de materie snel onder de knie hebben en ik hoefde geen bijzondere problemen te verwachten: de dekkingsgraad was dik in orde en alles liep op rolletjes. Ik heb er even over nagedacht, maar tussen het moment waarop ik ‘ja’ zei en het moment waarop ik aantrad, is de wereld totaal veranderd. De dekkingsgraad kelderde dramatisch en we moesten alle zeilen bijzetten om rampen te voorkomen. Terugkijkend kun je vaststellen dat we de risico’s van inzakkende aandelenkoersen misschien beter hadden moeten verzekeren. Dan had het belegde pensioenvermogen minder snel gegroeid, maar waren de risico’s van koersdaling beter verzekerd geweest. Maar dat is wijsheid achteraf. Het is geen wanbeleid of gokken geweest: niemand heeft zich er gewoon een voorstelling van kunnen maken dat de koersen zo snel en zo diep zouden inzakken. Inmiddels is de dekkingsgraad weer op niveau.” •
Gespot Goed genoeg “Ik was eigenlijk vereerd dat mijn manager speciaal uit Londen naar Amsterdam was gevlogen om me te ontslaan. Bedrijven met een Angelsaksische cultuur zeggen geregeld werknemers via de telefoon de wacht aan. Mijn baas was toch gekomen, terwijl zijn Amerikaanse leidinggevende hem had gezegd dat telefonisch ontslag goed genoeg was” (Ontslagen IT-consultant Harald Been (42) van het Amerikaanse bedrijf Gartner, in De Volkskrant van 29 september) Dédain “De kloof tussen politiek en bedrijfsleven is hier groter dan in bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland. We laten de politiek te veel over aan carrièrepolitici en voormalige onderwijzers, allebei vaak van linkse signatuur. Ondernemers kijken daar met dédain op neer, maar vergeten dat zij ook onderdeel van de politiek zijn” (Oud-president-directeur van Shell Nederland en EersteKamerlid Rein Willems, in het VNO-NCW-blad Forum van 17 september) Durfkapitalist “Wie zijn geld nu nog naar de DSB sluist, is pas een echte durfkapitalist” (TV-recensent Jean-Pierre Geelen in De Volkskrant van 6 oktober, een week voor de deconfiture van de bank) Virus “De journalist gaat over zijn eigen tekst. Iedereen heeft uiteraard het volste recht om een interview te weigeren, maar wie zich wel laat interviewen moet niet verwachten dat hij de tekst later naar eigen goeddunken kan opsieren of afzwakken. Het lijkt wel een virus. Tegenwoordig roepen zelfs doodgewone Nederlanders die op weg naar de supermarkt worden aangesproken door een verslaggever, op hoge toon dat ze diens pennenvrucht ‘uiteraard nog wel even willen zien’” (Boudewijn Geels in HP/De Tijd van 2 oktober) Idealen “Onze politieke partijen schrijven netjes om de vier jaar hun idealen op en lopen vervolgens naar het Centraal Planbureau. Daar gaan ze aan ambtenaren vragen of het allemaal wel goed is wat ze hebben opgeschreven. Dat doe je toch niet? Je idealen zijn gewoon je idealen. Simpel als dat” (Oud-CDA-Kamerlid Hans Hillen in HP/De Tijd van 9 oktober)
15
werk en arbeidsomstandigheden
Eindelijk nieuw functieniveauraster
Mooie kapstok voor een eigen functiegebouw Vereenvoudigde en aan de laatste inzichten aangepaste functiebeschrijvingen. Dat is de basis van het nieuwe functieniveauraster. Ook is een aantal verouderde functies geschrapt en nieuwe toegevoegd. In een functiebeschrijving staat nu de verwachte bijdrage van de medewerker aan de organisatie centraal. Brookhuis: “Elke werkgever kan dit als kapstok voor zijn eigen functiegebouw gebruiken”
Te k s t : H a n s K l i p Foto: Pet van de Luijtgaarden Een duurzaam model. Zo typeert Rainier Brookhuis het nieuwe functieniveauraster voor de verf- en drukinktindustrie. Brookhuis, in het dagelijks leven technisch directeur bij Van Wijhe Verf in Zwolle, was lid van de Werkgroep Herziening Functiebeschrijvingen. Deze werkgroep heeft het afgelopen jaar de functiebeschrijvingen geactualiseerd. De CAO-partijen hebben op 15 oktober het nieuwe raster en het bijbehorende handboek Functiewaardering formeel vastgesteld. Het lijvige handboek biedt een overzicht van het referentieraster en de bijbehorende functiebeschrijvingen. Er is een uitgebreid stappenplan voor het indelen van functies te vinden. Ook zijn nuttige voorbeeldformulieren in het handboek opgenomen. Ve r t r e k p u n t Het functieniveauraster is het overzicht van de referentiefuncties in de branche: de functies die de werkgever kan gebruiken om zijn eigen functiegebouw in te richten of aan te passen. Het gaat om functies die binnen de CAO vallen. De komst van een nieuw raster was geen overbodige luxe, want het oude dateert van 1995. Bedrijven gebruiken dat nog wel, maar kunnen er steeds minder mee. Brookhuis: “Er zijn in de afgelopen veertien jaar natuurlijk functies bijgekomen en afgevallen. Maar het grootste probleem is dat veel functiebeschrijvingen verouderd zijn. De inhoud van functies is aanzienlijk veranderd. Daarnaast zijn functies in het oude raster veel te precies beschreven.” Het vertrekpunt is dat de functies beter herkenbaar zijn, zegt Brookhuis. “De nadruk bij de beschrijvingen ligt nu op resultaten en activiteiten. We hebben ook rekening
16
gehouden met combinatiefuncties. Het is nu veel gemakkelijker om onderdelen van verschillende functiebeschrijvingen te combineren.” Eerste stap De werkgroep bestond uit vier leden van de VVVF, twee deskundigen van de vakbonden en twee organisatieadviseurs van werkgeversvereniging AWVN. Jeroen Visser en Els van Woensel deden namens AWVN mee. De eerste stap van de werkgroep was een enquête onder de leden van de VVVF. Van Woensel: “Wij hebben in 2008 het oude raster aan alle leden voorgelegd en hun gevraagd: welke functies gebruiken jullie nog, welke niet meer en welke zouden jullie graag willen toevoegen? Van de ongeveer zestig aangeschreven bedrijven hebben er 28 gereageerd. Dat is een mooie respons.” Uit de enquête kwam naar voren dat het merendeel van de bedrijven het oude raster, ondanks zijn tekortkomingen, nog gebruikt. Ook hanteert de meerderheid eigen functiebeschrijvingen. De enquête leverde een duidelijk beeld op van de gewenste aanpassingen. Er was veel overlap in de antwoorden, vertelt Van Woensel. “Dat was heel plezierig. Er bleek bijvoorbeeld veel behoefte aan nieuwe functies op het gebied van kwaliteit en laboratoriumwerk.” Herkenbaar De werkgroep heeft op basis van de enquête en een aantal aanvullende bedrijfsbezoeken de referentiefuncties uitgewerkt. Het raster bevat in totaal 35 functies. Visser vertelt wat er veranderd is: “Voor 25 functies die nog goed herkenbaar waren, hebben wij nieuwe beschrijvingen
gemaakt. De rest van de oude functies is fors gewijzigd of helemaal vervallen. We hebben vijf nieuwe functies toegevoegd.” Sommige gespecialiseerde functies waren niet meer van deze tijd, voegt Brookhuis toe. “Wij hebben bijvoorbeeld de functies van inpakker/etiketteerder en vuller/tapper vervangen door de meer algemene functie van productiemedewerker A. Sommige functies zoals chauffeur B/E zijn helemaal verdwenen. Hiermee hebben we echt een vereenvoudiging bereikt.” De functies zijn in het raster ingedeeld aan de hand van disciplines en functiegroepen. Het aantal disciplines (of functiefamilies) is teruggebracht van zes naar vijf: productie en technische dienst, logistiek, kwaliteit en ontwikkeling, commercie en HR/finance/administratie/ICT. In de functiegroepen zijn min of meer even zware functies ingedeeld. Visser: “We hebben de zeven functiegroepen niet veranderd. Want die waren nog goed.” Resultaten centraal Elke functie is beschreven aan de hand van resultaatgebieden, kernactiviteiten en resultaatcriteria. Van Woensel licht toe: “Wij noemen bij een functie vijf tot zes resultaatgebieden en formuleren op basis daarvan een beperkt aantal kernactiviteiten en resultaatcriteria. Een functiebeschrijving bevat dus niet zoals vroeger een ellenlange lijst van taken. Het gaat nu om de vraag: waar moeten de inspanningen van de medewerker toe leiden? Je hoeft een functiebeschrijving niet meer voortdurend te actualiseren omdat taken veranderen.” Een medewerker herkent hierdoor zijn functiebeschrijving veel beter, zegt Brookhuis. “Want de resultaten van de functie staan centraal. Op basis daarvan kunnen werkgever en werknemer duide-
werk en arbeidsomstandigheden
Beproefde methode, nieuw sturingsmodel
Visser: “Een teamleider magazijn kan door zijn werkzaamheden binnen je bedrijf best op een hoger niveau zitten dan functiegroep 5”
Van Woensel: “Er is natuurlijk wel eens een pittige discussie tussen de werkgevers- en werknemersleden geweest, maar er waren geen echte pijnpunten”
lijke afspraken maken over wat zij van elkaar verwachten.” Van Woensel noemt nog een voordeel. “De omschrijvingen kun je voor meerdere doelen toepassen. Dat was een duidelijke wens vanuit de branche. Je kunt bijvoorbeeld functiebeschrijvingen combineren met competenties. En de resultaatcriteria kun je gebruiken bij functionerings- en beoordelingsgesprekken.” Het raster is volgens Visser nu meer op ‘development’ gericht. “Je ziet als medewerker waar je staat en wat je groeimogelijkheden zijn. Zo kan een productiemedewerker A doorgroeien naar productiemedewerker B en uiteindelijk allround productiemedewerker.”
bij aan een zekere objectiviteit van de indeling. De ervaring leert dat veel bedrijven zich erop verkijken hoe lastig dat is. Onderschat ook niet hoeveel tijd het proces kost. Bij een bedrijf met vijftig medewerkers ben je daar een half tot een heel jaar mee bezig.” Brookhuis is zelf al gestart met de herziening van het functiegebouw van Van Wijhe. “Een deel van onze functiebeschrijvingen is gedateerd. We leggen de match van organisatie en medewerker nu opnieuw langs de meetlat. Het goed omschrijven van resultaten is daarbij een essentiële stap. Dat moet je heel zorgvuldig doen en is dus best bewerkelijk.”
IJkpunt
Prettige sfeer
Het nieuwe functieniveauraster is vooral geschikt voor de kleine en middelgrote bedrijven in de branche, stelt Van Woensel. “Het maken van een eigen bedrijfsraster is eigenlijk nog mooier. Maar dat is alleen zinvol en haalbaar voor grote bedrijven. De kleine en middelgrote bedrijven kunnen echter zelf hun eigen functies omschrijven en indelen op het brancheraster. Zo hebben ze toch hun eigen functiegebouw.” Het handboek bevat een stappenplan voor het indelen van functies (zie kader). De belangrijkste stap is die van het indelen van de bedrijfsfuncties door de indelingscommissie of werkgever. Visser benadrukt dat het om de inhoud gaat. “Dat is het ijkpunt. Laat je dus niet leiden door de functienaam. Een teamleider magazijn kan door zijn werkzaamheden binnen je bedrijf best op een hoger niveau zitten dan functiegroep 5.”
Brookhuis kijkt met voldoening terug op de totstandkoming van het nieuwe raster. “De werkgroep heeft vrij effectief en in een prettige sfeer gewerkt. Alle deelnemers hebben tijdens het proces waardevolle input gegeven.” Belangrijk was de inbreng van de vakorganisaties, zegt Van Woensel. “Het was fijn dat deskundigen van de bonden vanaf de start aan de werkgroep deelnamen. Hun houding was positief kritisch. Er is natuurlijk wel eens een pittige discussie tussen de werkgevers- en werknemersleden geweest, maar er waren geen echte pijnpunten. De VVVF en bonden hebben de nieuwe functiebeschrijvingen voorgelegd aan hun eigen achterbannen. Die zijn er zonder commentaar mee akkoord gegaan. Het resultaat wordt dus volledig gedragen door de vakbonden.” Dat resultaat mag er dan ook zijn, zegt een tevreden Brookhuis tot slot. “Wij hebben een grote slag gemaakt. Het functieniveauraster is een heldere en redelijk uniforme basis. Elke werkgever kan dit als kapstok voor zijn eigen functiegebouw gebruiken.” •
Objectiviteit Van Woensel raadt aan een indelingscommissie met leidinggevenden vanuit verschillende disciplines in te stellen. “Dan krijg je een echte discussie over het hoe en wat. Dat draagt
verf&inkt 07 - 2009
Het nieuwe referentieraster is gebaseerd op de ORBA-methode, een van de meest toegepaste functiewaarderingssystemen in ons land. Deze methode gaat uit van vier hoofdkenmerken bij het analyseren en waarderen van functies: - verwachte bijdrage aan de organisatie; - aard van de beslissingen die medewerkers in hun functie moeten nemen om de verwachte bijdrage te kunnen leveren; - vereiste bekwaamheden om die bijdragen via het nemen van beslissingen te kunnen leveren; - bezwaren verbonden aan het werk dat tot de ver wachte bijdrage moet leiden. Deze vier hoofdkenmerken vallen weer uiteen in elf gezichtpunten, zoals ‘kennis’, ‘communicatie’ en ‘motoriek’ bij het kenmerk ‘bekwaamheden’. Op basis hiervan wordt gemeten hoe zwaar een functie is en in welke functiegroep binnen het referentieraster de functie thuishoort. De ORBA-methode gold ook al voor het raster uit 1995, zodat er wat dat betreft niets veranderd is. Wel nieuw is dat de methode deel uitmaakt van een groter geheel: het HRM-sturingsmodel AWVN Performance Management. Dit model helpt de inhoud van functies vertalen in resultaatgebieden, resultaatcriteria en competenties voor individuele medewerkers. Daarmee is een goede beoordeling van de feitelijke bijdrage van medewerker op functieniveau mogelijk. De verf- en drukinktindustrie is de eerste branche die AWVN Performance Management gebruikt. Voor het indelen van functies binnen het eigen bedrijf presenteert het handboek Functiewaardering een uitgebreid stappenplan: 1. Informeren van de ondernemingsraad of de perso neelsvertegenwoordiging en de medewerkers (eventueel vakbonden); 2. Opstellen van bedrijfsfunctieprofielen, indelen van de functies; 3. Instellen van een indelingscommissie; 4. Indelen van bedrijfsfuncties door de indelings commissie of werkgever; 5. Instellen van een interne beroepscommissie, be handelen van bezwaar en beroep (indien nodig). Dit stappenplan schetst een ideaalbeeld; stappen 2, 3 en 5 worden alleen aanbevolen. De belangrijkste stap is de vierde.
17
de mens achter...
‘Godfather’ Bert Bloemendaal neemt afscheid
Benoeming tot riskmanager was schot
in de roos
Verf heeft hem op de gekste plekken gebracht. Deuren geopend die voor anderen gesloten bleven. Van de gevangenis om maar iets te noemen. En hem anekdoten bezorgd waar hij nog jaren na dato graag over vertelt. Het koninklijke zwembad bijvoorbeeld, waarin zelfs prinsen blauw werden. Discretie gevraagd en geboden. Met een glimlach denkt hij ook terug aan de sloten coating die moesten meehelpen om in Nederland op een scheepswerf gefabriceerde kolengraafmachines van het Ogem-concern kleurig aan de man te brengen in Amerika. Gevaarten zo groot als voetbalvelden! Te k s t : A n t o n S t i g Foto: Pet van de Luijtgaarden Verftechneut, manager van de Bouwdivisie en, weer later, riskmanager Bert Bloemendaal gaat na vijfenveertig jaar de pre-vut in, maar heeft in de verf toch mooi zo’n beetje alles gezien en beleefd. Zoals ook het – top secret – conserveren van militaire depots, de reconstructie van de Rotterdamse Kuip en ga zo maar door. Met op dat moment zijn afscheidsfeestje bij Sigma Coatings (het huidige PPG) nog in het vooruitzicht en bij hem thuis aan de keukentafel in Enkhuizen blikken we terug op een roerige, maar smeuïge loopbaan in de verf. Een verfcarrière die in feite al begon op het moment dat Bert door zijn moeder in hetzelfde Enkhuizen op de wereld werd gezet. “Toen rook ik bij wijze van spreken al verf.” Zijn pa had namelijk een schildersbedrijf, dat na diens overlijden door Berts oudere broers werd overgenomen. “Maar zelfs als kleine jongen van amper zestien had ik al heel gauw in de gaten dat drie baasjes teveel zouden zijn. Daarom ben ik vervolgens maar gewoon mijn eigen weg gegaan.” Zijn lust en zijn leven Verf zit Bert in de genen. ”Juist omdat ik er van huis uit mee ben opgegroeid, heb ik er toch aardig wat affiniteit mee”, bekent hij. “Als ik op pad ben en een mooi stuk verfwerk zie, heb ik altijd de neiging om even te voelen. Waar ik ook kom, ik kijk tóch altijd even naar het schilderwerk. Hoe zit het er op, voelt het glad aan, is het goed aangebracht? Soms even met de nagel erin. Ook bij kennissen kan ik het niet laten. Al laat ik daar
18
natuurlijk nooit het achterste van mijn tong zien als ze me vragen naar een oordeel!” Hoe zijn loopbaan in de verf vorm kreeg, staat eigenlijk al in een notendop op de uitnodiging die ter gelegenheid van zijn afscheid is verspreid. Met op de cover ook een foto van Bert himself. Trots poserend achter een flinke emmer van het huismerk bij een nostalgische en monumentale ophaalbrug in zijn thuishaven Enkhuizen. “In 1964”, zo vertelt de uitnodiging, “begon er een jonge, ambitieuze verftechnisch laborant bij Pieter Schoen. Hij werkte zich via diverse functies op tot Technisch Manager van de Sigma Coatings Bouwdivisie. Na bijna twintig jaar op deze uitdagende plek te hebben gewerkt, was Bert de laatste jaren actief in de functie van riskmanager. Bert Bloemendaal is één geworden met het bedrijf. Mede door zijn ijverige passie groeide de Bouwdivisie. Maar ook buiten Sigma droeg hij zijn steentje bij. Bijvoorbeeld in verschillende commissies van de VVVF en als bestuurslid/penningmeester van de stichting Handboek Afwerkingsmaterialen.”
een klapper aanlopen. Wie aan goed risicomanagement doet, is er namelijk altijd op voorbereid als er iets vervelends gebeurt. Wat overigens niet zeggen wil dat je alles van tevoren kunt uitsluiten. Neem een bouwplaats en zet er een bouwkraan op. Dan moet je van tevoren weten wat voor risico’s daar aan kleven. En zo is het eigenlijk ook in de verf. Als je verkeerde systemen adviseert, kun je ergens, zoals dat heet, dik in betrokken raken. Ofwel flinke schadeclaims oplopen. Als een verf niet doet waar die voor staat, of voor zou moeten staan, heb je problemen. Kortom, als er ergens ook maar een risico aan kon kleven, klopte men bij mij aan voor raad en daad. Ik deed mijn werk als een soort godfather van de onderneming. Niet als het ging om standaardsituaties, maar om de bekende uitzonderingen op de regel. Afwijkende projecten vooral. Daarnaast werd ook vaak mijn mening gevraagd als het ging om de vraag of voorgeschreven systemen een beetje in overeenstemming waren met de verlangde garanties.”
Ve r f i s z i j n l e v e n
Voor Bloemendaal was zijn ‘nieuwe taak’ opnieuw gesneden koek. Afkomstig uit het laboratorium en met de in de bouwsector opgedane praktische ervaring, kon hij verf lezen en schrijven. Met dank aan de eerste lessen die hij kreeg als laborant bij de toenmalige verffabriek Pieter Schoen. Dat was na het behalen van zijn Mulo B-diploma; een met succes afgeronde avondopleiding aan de middelbare school voor chemie in Zaandam deed de rest.
Verf is eigenlijk Berts lust en leven. Misschien zijn juist daarom ook zoveel zaken in zijn carrière ‘als vanzelf’ op z’n pootjes terechtgekomen. Zoals zijn werk als riskmanager bijvoorbeeld. “Een taak en functie die bij veel ondernemingen een ondergeschoven kindje is”, heeft Bert in de verfbranche ervaren. “Meestal komt men pas tot de ontdekking dat zo iemand toch echt nodig is, als ze tegen
Gesneden koek
de mens achter... bij had. Als regelneef raakte hij dan ook gedurende zijn werkzame carrière als vanzelf betrokken in brancheoverschrijdend advieswerk. Hij werd een graag gezien commissielid en zelfs technisch geweten van tal van VVVFcommissies. Waaronder de commissie die recent veel werk heeft verricht om de overstap van oplosmiddelhoudende naar oplosmiddelarme verven in 2010 ‘’zo geruisen naadloos mogelijk” te laten verlopen. Een traject dat in samenwerking met de werkgeversorganisatie in het schildersbedrijf, de Fosag, en anderzijds de VVVF volgens Bloemendaal ‘in de kern goed is gelukt.’ Onder meer door hierover voorlichtingsdagen in den lande op touw te zetten. “Al viel de respons mij persoonlijk wat tegen. Maar dat kan ook te maken hebben gehad met het feit dat ook de industrie zelf niet stil heeft gezeten en het land is ingetrokken. Positief is in elk geval dat we met de Fosag in nauwe samenwerking zijn opgetrokken. In het verleden was nog wel eens sprake van een spanningsveld. Maar tegenwoordig wordt steeds meer in samenwerking richting markt opgetreden. Belangrijk, want je hebt elkaar gewoon nodig: wij leveren verf, maar aan een bus verf alleen heb je toch ook niks?” Thuis in Enkhuizen
Riskmanager Bert Bloemendaal van Sigma Coatings (PPG): “Als je geen deel meer uitmaakt van de markt, moet je niet het idee hebben dat je daar gefundeerd over kan blijven meepraten…”
“Ik kwam terecht op de afdeling corrosiewerende verven van het centraal laboratorium ”, zegt hij op het tijdperk Schoen terugblikkend. “Maar eerlijk gezegd moest ik drie keer nadenken over de vraag wat corrosie nou precies inhield. Ik wist niet veel meer dan dat er zoiets als loodmenie bestond!” Weer later, op het moment dat de verffabriek van weleer door fusies met onder meer Varossieau en Vettewinkel was opgegaan in Sigma Coatings, had Bloemendaal intern zijn zinnen gezet op verftechnisch advieswerk. Vooral omdat hij daardoor meer in aanraking kwam met de markt. En ‘als vanzelf’ schopte hij het tot technisch manager van een weliswaar sterk groeiende, maar tegelijkertijd hectische bouwdivisie. Tot het moment dat hij door hartproblemen werd teruggefloten. Een waarschuwing die hij niet naast zich neerlegde. Schot in roos Zijn nieuwe functie van riskmanager bleek een schot in de roos. “Misschien ook omdat ik als Westfries tamelijk nuchter kan nadenken. Al heb je wel degelijk te maken met een bepaald spanningsveld: een verkoper wil verkopen, het
verf&inkt 07 - 2009
liefst zo gemakkelijk mogelijk, terwijl je als riskmanager te maken hebt met het bewaken van de bedrijfsrisico’s. Op dat front werkzame techneuten wordt meestal verweten dat ze te theoretisch denken. Maar noem mij alsjeblieft geen echte techneut, want die denken na het maken van een rekensommetje vaak alleen maar zwart-wit. Nee, noem mij maar een commercieel techneut. Ik kijk namelijk ook heel veel naar de markt en naar de mensen voor wie je het doet en probeer dan zo pragmatisch mogelijk te zijn. Ben altijd grote voorstander geweest van eenvoudige oplossingen.” In dat verband heeft hij een broertje dood aan ingewikkelde garantiebeschrijvingen. Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan, vindt hij. “Juristen construeren soms zinnen die op zich complete hoofdstukken vormen. Ik zeg altijd: wees to the point, je maakt toch producten voor de markt die je geacht wordt te kennen?” Regelneef Bloemendaal heeft tijdens zijn carrière bij Sigma Coatings nauwelijks producten, of productiesystemen zien langskomen waar hij geen weet van had of betrokkenheid
Na een tussenstop in het dorp Ter Aar, is Bert samen met zijn vrouw eigenlijk nog maar sinds relatief kort weer ‘thuis’ in Enkhuizen, de vissersplaats aan het IJsselmeer waar hij in feite is geboren en heel lang is getogen. Onlangs verhuisden zij naar de binnenstad. Om precies te zijn naar de Oude Gracht. Sindsdien woont Bert met zijn vrouw in de Boerenhoek, zoals er in Enkhuizen rond de haven ook een Vissershoek blijkt te bestaan. “Van mijn moeders kant hoor ik van oudsher in de Vissershoek. Maar ook hier in de Boerenhoek voel ik me prima thuis. Het maakt me eigenlijk niet uit, want ik heb aan beide zijden connecties!” Met een zee van tijd is de pre-vutter en ook opa geworden Bert niet bang dat hij zich straks gaat vervelen. Zijn vrije tijd is al bij voorbaat tot de nok gevuld: z’n vaste biljartmiddag, van de kleinkinderen genieten, z’n sportieve verplichtingen, het vrijwilligerswerk dat hij voor de lokale omroep van plan is te verrichten, de er-op-uit-dagen met zijn vrouw… “Buiten dat alles”, weet Bert, “ is Enkhuizen sowieso een plaats waar heel veel reuring is.” Reuring? “Ja, een plaats waar veel te beleven valt”, zo vult hij aan. Bert weet best wel een paar mooie plekken waar we hem kunnen fotograferen. Maar met de fraaie herfstkleuren boven een schilderachtige gracht hoeven we pal voor zijn eigen deur helemaal niet ver te zoeken. Daar beneden ligt ‘de Geer’, zijn visbootje, al geduldig op hem te wachten. In één handbeweging gaat de motorhoes er voor de foto af. “Poseren prima, maar dan wel vaarklaar”, is de voorwaarde van de kapitein. Het aan de wilgen hangen van zijn verfjas zal best gaan lukken; er is simpelweg geen weg meer terug. “Als je geen deel meer uitmaakt van de markt, mis je binnen de kortste keren de actualiteit van alledag. Dan moet je niet het idee hebben dat je daar nog gefundeerd over kan blijven meepraten. Dus dan maar in één keer een dikke streep eronder, toch…?”
19
s
Hoe veilig werkt u? Het werken met verf kan bij verkeerd gebruik leiden tot gezondheidsklachten en onveilige situaties. Voor u als professionele schilder is het dan ook belangrijk om te weten hoe u veilig kan werken met een verfproduct. Welke voorzorgsmaatregelen moet u treffen om onveilige situaties en gezondheidsklachten te voorkomen en hoe moet u handelen bij een bepaalde calamiteit? U vindt dit terug in het veiligheidsinformatieblad van het verfproduct en in de verkorte informatie per productgroep. Kijk snel op:
www.veiligmetverf.nl Een initiatief van verffabrikanten (VVVF) en verfgroothandelaren (VVVF).
gen l o v s ier a a w n e Kleur Ral systeem het type 1 ` 7,25 pr. st.
vanaf 1000 st. ` 4,00
vanaf 1000 st. type 3 ` 18,00 pr. st. ` 10,00
NIEUW Colors ard d n a t S British 6 kleuren 47 vanaf ` 29,75 P.O. Box 35 3840 AA Harderwijk The Netherlands
[email protected] www.hellemakleurkaarten.nl
kleurenwaaiers
kleurkaarten
tel. +31(0)341 - 42 70 72 +31(0)341 - 41 33 00 fax +31(0)341 - 42 49 00
showkaarten
C ALC I U M C A R B O N AT E [in nature, in life]
Paints, Coatings, Adhesives
Customer Focus
Printing Inks
Sustainability
Omya is a global producer of calcium carbonate. With over 120 years experience in mineral sourcing and production Omya’s knowledge of calcium carbonate and its use is unparalleled. Omya’s Applied Technology Services will help you to improve your performance. We understand your needs. Worldwide. www.omya.com
pastilles
techniek
Nederland koploper in onderzoek naar nieuwe materialen
Mol (TUD): ‘Over vijf jaar
eerste zelfherstellende verf op de markt’ Al jaren wordt er gesproken over het ontwikkelen van autolakken waarin kleine krassen van winkelwagentjes of de autowasstraat vanzelf verdwijnen. Maar hoe staat het eigenlijk met de ontwikkeling van zelfherstellende coatings?
Het klinkt een beetje als een verhaal uit een jongensboek: materialen die zichzelf kunnen herstellen. Kan dat eigenlijk wel? Jazeker, zegt dr. ir. Arjan Mol, die zich als universitair docent van de Afdeling Technische Materiaalwetenschappen aan de Technische Universiteit in Delft (TUD) al jaren bezighoudt met zelfherstellende materialen. Er zijn al poreuze materialen, zoals beton, die zichzelf kunnen herstellen en andere materialen zullen volgens hem niet lang op zich laten wachten. Coatings kunnen op twee manieren zelfherstellend ontworpen worden, legt Mol uit. Eén aanpak richt zich op actieve corrosiewering door de coating. Dat kan doordat
En wanneer kunnen we de eerste producten op de markt verwachten? Verf&Inkt vroeg het aan Arjan Mol, de specialist op het gebied van zelfherstellende corrosiewerende coatings. Te k s t : Pe t e r B o o r s m a Foto: Pet van de Luijtgaarden
Zelfherstellende botten en bruggen Het idee van zelfherstellende materialen is niet nieuw. Een mooi voorbeeld dicht bij huis zijn onze eigen botten, die ook in staat zijn beschadigingen te repareren. Botten hebben cellen voor de eigenlijke functie – het verlenen van sterkte en stijfheid aan ons lichaam –, cellen die schadelijke, beschadigde of oude materialen verwijderen en cellen die materiaal aanmaken om de beschadiging te kunnen herstellen. Maar ook bruggen kunnen zichzelf tot op zekere hoogte herstellen, zo ontdekte men jaren geleden bij controle van monumentale bruggetjes over de Amsterdamse grachten. De mortel bleek scheuren te bevatten die door de mortel zelf waren hersteld. Bij de oorspronkelijke bouw had men een relatief hoog gehalte aan kalk toegevoegd aan de mortel. Toen er later scheuren ontstonden, drong er water binnen dat samen met CO2 reageerde met de overmaat aan kalk tot calciumcarbonaat. Inmiddels weet men dat niet alleen extra kalk, maar ook sporen van specifieke bacteriën, die tot leven komen als ze in contact komen met water, calciumcarbonaat kunnen vormen.
Mol: “.Vijf jaar lijkt misschien lang, maar is nog relatief kort voor de twintig jaar die typisch wordt aangehouden voor de ontwikkeling van nieuwe materialen”
onder invloed van bijvoorbeeld water, actieve ingrediënten, zogenoemde corrosie-inhibitoren, worden vrijgelaten en de corrosiebescherming deels of geheel herstellen ter plaatse van een onthechting of coatingdefect. Barrière De andere aanpak richt zich op herstel van de passieve barrière. Zolang de coating intact is, zorgt die voor een effectieve fysieke afscherming van de metalen ondergrond voor de corrosieve buitenwereld. Door mobiele polymeren in te bouwen kun je ervoor zorgen dat beschadigingen in de coating worden hersteld. Die polymeren zijn bijvoorbeeld op te bergen als afzonderlijke bouwstenen in capsules in de coating die hieruit vrijkomen bij beschadiging van de coating. Ook kan het polymeernetwerk van de coating zelf gebruikt worden om mobiliteit van de coating te verzorgen op de plaats van een beschadiging. Dat kan plaatsvinden onder invloed van een trigger, zoals bijvoorbeeld warmte in het geval van thermoreversibele coatings. Je maakt
4
verf&inkt 07 - 2009
21
Caldic, distributeur in de verf- en coatingindustrie en levert alle ingrediënten die uw verf nodig heeft. Wij vinden samen met de producent de juiste oplossingen op maat.
Caldic levert in grote én kleine hoeveelheden Caldic denkt mee Caldic vertegenwoordigt o.a.: CYTEC Rütgers SE Tylose SudChemie Silberline
Wilt U met ons sparren, meer informatie of een offerte? Kijk op www.caldic.com of stuur een e-mail naar
[email protected], wij nemen direct contact met u op.
DYNO®-Mill ECM-Pro hoog efficiënte maalmolen. Natvermalen van o.a. inkt, pigmenten, coating en agro-chemicals. Malen tot ver in het nano bereik.
www.eskens.com
INFORMEER NAAR ONZE VOORRAAD GEBRUIKTE MACHINES > 20 DYNO-MILLS BESCHIKBAAR!
DYNO®-Mill MULTILAB maalmolen Laboratorium maalmachine, zeer breed inzetbaar, bedieningsvriendelijk en makkelijk te reinigen.
Wij vertegenwoordigen o.a. in de Benelux exclusief: • Collomix GmbH • CPS Color Equipment S.p.A. • Sigmund Lindner GmbH • W.A. Bachofen AG Maschinenfabrik Eskens Benelux B.V. Advertentie_augustus.indd 1
•
T +31 172 430181
[email protected]
•
Eskens Benelux N.V.
•
T +32 15 451500 8/17/09 3:27:22 PM
techniek
mogelijkheden. De industrie is juist uitdrukkelijk op zoek naar coatings die geen nieuwe applicatietechnieken vereisen.” Maar wanneer valt de eerste zelfherstellende coating op de markt te verwachten? “Snel”, aldus Mol. “Ik vertrouw erop dat over vijf jaar de eerste zelfherstellende verf op de markt is. Vijf jaar lijkt misschien lang, maar is nog relatief kort voor de twintig jaar die typisch wordt aangehouden voor de ontwikkeling van nieuwe materialen.” •
Nederland koploper daarbij gebruik van polymeren die al in de coating zitten. Een verschil met de actieve stoffenaanpak is dat het herstel van de passieve barrière zich in het laatste geval in principe eindeloos kan herhalen. Mol: “Denk ook aan klei-achtige ingrediënten die onder invloed van water kunnen zwellen en zodoende bijvoorbeeld coatingdefecten lokaal kunnen dichten. Actieve stoffen zijn daarentegen op een gegeven moment gewoon op.” Combinatie
‘Opbrengen zelfherstellende coating met de kwast behoort tot de mogelijkheden’
Volgens Mol is een combinatie van beide aanpakken ideaal. “Je kunt allerlei actieve stoffen in bijvoorbeeld een kleilaag stoppen. De truc is dan om de werking van beide aanpakken goed op elkaar af te stemmen. De coating mag zich bijvoorbeeld niet afsluiten voordat de actieve stoffen hun werk hebben gedaan. Maar het mag ook niet te langzaam gaan waardoor het onderliggende metaal ter plaatse van het coatingdefect te lang bloot staat aan invloeden van buitenaf.” Nog een stap verder is het inbouwen van een ionenwisselaar voor de ab- of adsorptie van agressieve stoffen en het vrijlaten van beschermende ionen. “Als de klei dan zorgt voor verder passief herstel van de barrièrewerking van de coating, dan wordt een prima combinatie van mogelijkheden toegepast.” Levensduur Een zelfherstellend materiaal kan door toevoeging van actieve stoffen wel iets in aan initiële functionaliteit inboeten: in beginsel zijn dan bijvoorbeeld de structurele eigenschappen minder dan die van een traditioneel materiaal. Maar zelfs dan kan over de hele levensduur een
verf&inkt 07 - 2009
zelfherstellende coating wel lonend zijn, benadrukt Mol. Zeker bij toepassingen waarbij reparatie veel kosten of hinder met zich meebrengen. “Denk aan reparatie van wegen, die moeten worden afgesloten. Of vliegtuigen die een tijd aan de grond moeten staan. De tijd die het vliegtuig niet kan worden ingezet, kost heel veel geld. Dat betekent dat ieder jaar dat een coating langer meegaat, enorme winst oplevert.” Ook bij moeilijk bereikbare plaatsen, zoals de binnenkant van complexe constructies of booreilanden, heeft het zin extra geld uit te geven aan producten met een langere levensduur. Hetzelfde geldt als een lange garantielevensduur een must is, zoals bij de opslag van nucleair materiaal. Snelle introductie is volgens Mol verder te verwachten bij high end-toepassingen, waar het veel toegevoegde waarde biedt, zoals in de automobiel- of vliegtuigindustrie. “Een duurdere, zelfherstellende coating die tien jaar meegaat gebruiken voor een product met een ontwerplevensduur van drie jaar heeft geen zin.” Met de kwast Mol verwacht dat zelfherstellende coatings aanvankelijk nog wel eens duur kunnen zijn. “Gebruik in een toepassing waarbij je een slecht stukje achteraf eenvoudig en met weinig kosten kunt bijwerken, ligt dan niet voor de hand. Maar het zal niet voor het eerst zijn dat toepassingen uit de lucht- en ruimtevaart geleidelijk doorsijpelen naar huis-, tuin- en keukentoepassingen. Ik denk dat er uiteindelijk ook zelfherstellende bouwverven komen. De manier van applicatie is niet op voorhand direct een probleem; ook opbrengen met de kwast behoort tot de
Nederland loopt voorop in onderzoek naar zelfherstellende materialen, met name door het nationale IOP innovatieve onderzoeksprogramma ‘Self Healing Materials’. Het bijzondere aan de Nederlandse situatie is dat het onderzoek zich niet op één materiaal concentreert, maar zich richt op verschillende soorten, zoals beton, asfalt, metalen en polymeren (waaronder coatings). Bij de ontwikkeling van de zelfherstellende materialen wordt nauw samengewerkt tussen bedrijven zoals Dow, DSM, Corus, Akzo en kennisinstellingen zoals TNO en universiteiten. Arjan Mol van de TU Delft: “Als bedrijven geen commerciële potentie zien, gaan we er niet mee verder. Fundamenteel onderzoek is nodig, maar het moet ook richting uiteindelijke toepassing de goede kant uit gaan en input vanuit de industrie is daarmee onontbeerlijk.” Mol zelf werkt aan zelfherstellende coatings voor vliegtuigen en samen met TNO en de TU Eindhoven werkt hij ook aan corrosiewerende poedercoatings. Momenteel wordt met elektrochemische meetmethoden nagegaan in hoeverre het zelfherstel optreedt. “Bij coatings is zo’n elektrochemische meetmethode nodig, want uiteindelijk gaat het om het herstel van de corrosiewerende eigenschappen, en corrosie is nu eenmaal een zeer specifieke elektrochemische aantasting van het onderliggende metaal.” Omdat het bij coatings gaat om een zeer dunne laag, kunnen de actieve stoffen slechts kleine afstanden overbruggen. Mol: “Bij coatings zijn we waarschijnlijk zeer gebaat bij de combinatie van beide aanpakken: inhibitoren voor actief herstel en dichting van de coating voor passief herstel.” Grote krassen zullen zichzelf niet gaan dichten. Maar zelfherstellende coatings kunnen automobilisten wel verlossen van zorgen over krassen van de autowasstraat en kleine steenslag.
23
gekleurd verleden
Directiekamer XXxxxxxbackbone xxxxxxxx 170-jarige Vliegenthart
Nederland telde ooit honderden verffabrieken en ambachtelijk verf- en inktmakers: van kleinschalige famiverf- en inktmakers: liebedrijven tot robuuste van kleinschalige ondernemingen familiebedrijven met industriëletot potentie. ‘Gekleurd Verleden’ gaat terug in de tijd robuuste en verhaalt ondernemingen op basis van fragmenten met industriële uit vervlogen potentie.jaren. ‘Gekleurd In deze derde aflevering: Vliegenthart, Tiel. Verleden’ gaat terug in de tijd en verhaalt op basis van fragmenten uit vervlogen jaren. In deze tweede aflevering: verffabriek Premier in Den Haag-Loosduinen.
Als eerbetoon aan het bedrijf waar generaties lang telgen uit het geslacht Vliegenthart als directeur de scepter zwaaiden, werd in hetzelfde jubileumjaar in de Prinsenstad ook maar meteen een complete tentoonstelling gewijd aan de ambachtelijke olieslagers en verf- en vernisproducenten van het eerste uur. Een expositie die plaatsvond in het stedelijk museum Het Prinsenhof met als titel en thema ‘Energiek en ondernemend, 150 jaar olie- en vernisfabriek Vliegenhart Delft.’ Want, zo vond men in de Prinsenstad, “een bedrijf dat al meer dan een eeuw op dezelfde plek in deze stad is gevestigd, behoort tot de Delftse geschiedenis”. Boek Het boek van publicist Leo A. van Heijningen (uitgave: Uitgeverij Elmar) doet haarfijn uit de doeken hoe een klein bedrijf de tijden wist te doorstaan door alleen te veranderen als dat echt nodig was. Voor het overige bleef het zichzelf en gooide het zijn ambachtelijke tradities niet overboord, zo valt in de inleiding te lezen. Inmiddels twee decennia later, we schrijven najaar 2009, valt er opnieuw een verjaardag te vieren bij het voormalige Delftse bedrijf dat ooit tussen plaatsgenoten als de Gist- en Spiritusfabriek, de
24
Nederlandse Kabel Fabriek, de Lijm- en Gelatinefabriek en nog een paar in de kern ‘ambachtelijke’ bedrijven tot de lokale, industriële trots in de Prinsenstad behoorden. Niet alleen goed voor de werkgelegenheid, maar ook voor de gemeentekas. Toch heeft de olieen verffabriek Delft allang vaarwel gezegd. Is sinds 1997 neergestreken in Tiel. Aan de Zuiderhavenweg aldaar verrees een compleet nieuwe fabriek. Op de inrichting van de directiekamer na. Deze werd in zijn geheel uit Delft meeverhuisd. Past in Tiel zo naadloos in het geheel, dat het lijkt alsof het eigenlijk altijd zo heeft moeten zijn. Houten luiken voor het raam, kolenkachel, gerieflijke fauteuils uit het jaar priktol, stemmig tapijtje op de vloer, kortom, nostalgie ten top. Een initiatief van huidig directeur Robert le Rütte, die niet lang hoefde na te denken om dit erfgoed te behoeden voor een roemloze gang naar de vuilnisbelt. Backbone van bedrijf “Op het behang na, is alles zo’n beetje hetzelfde en dus authentiek gebleven. We hebben zelfs het plafond laten nagieten”, zegt de huidige directeur trots om zich heen wijzend. “Net als in het verre verleden, vinden hier nog altijd belangrijke gesprekken plaats, worden knopen doorgehakt en beslissingen genomen. We bevinden ons dus eigenlijk in het hart van het bedrijf. De backbone van Vliegenthart, zeg ik ook wel eens, de ruggengraat van het bedrijf. Ik spreek hier bijvoorbeeld ook vaak het personeel toe met het jaarlijkse praatje. Kortom, hier vindt eigenlijk alles plaats. En net zoals dat destijds op de Scheepmakerij in Delft al het geval was, noemen we deze kamer ook hier het voorkantoor.”
‘’Energiek en ondernemend.” Omslag van het boek over de toen nog slechts 150 jaar oude olie- en vernisfabriek L. Vliegenthart BV, destijds nog in Delft gevestigd. t
Met dit artikel wordt als het ware een hoofdstuk toegevoegd aan de geschiedenis van een bedrijf dat dit jaar de respectabele leeftijd van maar liefst 170 jaar heeft bereikt: olie- en vernisfabriek Vliegenthart. Aan deel 1 van die geschiedenis is al eens een boek gewijd. Dat kwam van de pers op het moment dat de fabriek anderhalve eeuw bestond. Het destijds in Delft gevestigde bedrijf sleepte in dat gedenkwaardige jubileumjaar 1989 toch ook maar mooi een koninklijk predicaat in de wacht. Hare Majesteit de Koningin besloot Vliegenthart het recht te verlenen tot het voeren van het Koninklijk Wapen met de toevoeging ‘Bij Koninklijke Beschikking Hofleverancier.’
Le Rütte is de man die het weten kan, omdat hij in de jaren tachtig van de vorige eeuw het stokje nog overnam van de laatste directeur uit het geslacht Vliegenhart – Jan Vliegenthart. Heerschappen Gaande het gesprek wordt het in de directiekamer aanwezige gezelschap gadeslagen door een aantal voornaam ogende heerschappen. Het gaat om portretten van de elkaar opvolgende Vliegenthart-directeuren die in rangorde onder elkaar aan de wand een plekje hebben gekregen. Hoe zouden deze in zwart-wit vereeuwigde boegbeelden van toen, netjes achter glas geconserveerd, aankijken tegen het bedrijf van nu? “Ik weet heel zeker dat ze stuk voor stuk trots zouden zijn dat het bedrijf nog altijd bestaat en veel meer nog dan een deuntje meespeelt in de verfindustrie van nu”, weet Le Rütte. Vliegenthart noemt zich al sinds 1839 ‘een betrouwbare partner’ in de verfindustrie. Produceert en bewerkt voornamelijk plantaardige oliën waaronder lijnolie, hoogwaardige bindmiddelen en verfdrogers. Verder worden er diverse vernissoorten en lakken gestookt, waaronder klassiek gestookte jachtlak. Ook afbijtmiddelen zitten in het productiepakket. Circa 65 procent van de productie wordt geëxporteerd. Anno 2009 telt het bedrijf vijftien medewerkers. Rijke historie De bedrijfsgeschiedenis gaat terug naar het jaar waarin Leendert Vliegenhart in een windmolen in Zwijndrecht een olieslagerij begint. Hij produceert lijnolie, een oliesoort met sterk drogende eigenschappen, die wordt toegepast
Foto: Pet van de Luijtgaarden
gekleurd verleden
bij de productie van verf. Leendert verkoopt het uitgeperste lijnzaad in die jaren tevens als veevoer. Hij weet het bedrijf spoedig tot bloei te brengen en opent in 1869 een tweede vestiging in Delft. Daar zet Leendert jr. het bedrijf in 1886 zelfstandig voort onder de naam L. Vliegenthart – Delft. Door de ligging aan het Rijn-Schiekanaal heeft het Delftse bedrijf de haven van Rotterdam binnen handbereik waardoor zaden en producten op efficiënte wijze kunnen worden aan- en afgevoerd. Tot aan de jaren twintig floreert het bedrijf. Daarna moeten vele olieslagerijen noodgedwongen hun deuren sluiten. De kleinzoon van Leendert jr. – Joan Vliegenthart – ziet echter nieuwe marktkansen en schakelt in de jaren dertig over op het bewerken van uit Zuid-Amerika afkomstige, ruwe plantaardige oliën. Hij breidt de oliekokerij uit en legt daarmee een nieuw fundament onder de toekomst van de firma Vliegenthart. In de jaren negentig voldoet de vestiging in Delft niet langer aan de eisen van die tijd. Om die reden wordt in 1997 het nieuwe productiecomplex in Tiel betrokken. Een opmerkelijk feit is overigens dat bij de verhuizing naar Tiel vrijwel honderd procent van het personeel uit Delft met hun werkgever is meegegaan. Het bedrijf doet er ook in deze eenentwintigste eeuw alles aan ’bij de tijd’ en de concurrentie voor te blijven; investeert niet alleen in onderzoek en ontwikkeling van nieuwe of aan te passen producten, maar steekt ook veel tijd en geld in nieuwe productietechnieken. In het kader van de strengere Europese regelgeving wordt momenteel hard gewerkt aan het terugdringen van oplosmiddelen. Door de opgedane kennis in de afgelopen 170 jaar, beschikt Vliegenhart over tal van oude recepturen, die met de degelijkheid en kwaliteit van vroeger, maar met de additieven van nu nog uitstekend kunnen voldoen aan de modernste eisen. Vo l o n b e g r i p Achteraf heeft Le Rütte alles behalve spijt van het vertrek uit Delft. “Ik zie niet om in wrok, maar ik zit nog wel vol onbegrip”, zegt hij de jarenlange strijd met de gemeente Delft schetsend. Inzet: een geschikte nieuwe locatie, dus behoud van werkgelegenheid en steun om het vertrek
verf&inkt 07 - 2009
De directiekamer die is meeverhuisd naar de nieuwe fabriek in Tiel, met achter zijn bureau huidig directeur Robert le Rütte.
Een beeld van het personeel rond 1910. Vooraan, met wandelstok, Leendert Vliegenthart (foto’s: archief Vliegenthart).
gegaan. We werden er met open armen door de burgemeester op het stadhuis ontvangen. En toen mensen de gelegenheid kregen te shoppen was iedereen er direct vol over: de mensen zijn hier veel vriendelijker, relaxter. Dat geldt ook nu nog. ”
Te k s t : A n t o n S t i g
‘Ondernemer van het jaar’
Portret van Leendert Vliegenthart (1843-1921).
uit de bebouwde kom te helpen bekostigen. Vliegenhart liep echter constant op de klippen bij de lokale politiek, met voltallige raad, burgemeester en wethouders incluis. “We hebben er nota bene meer dan honderd jaar gezeten, hebben er nooit de hand opgehouden, maar niemand wilde zijn vingers branden. Hopeloos. Vanaf midden jaren vijftig heeft het bedrijf daar in wezen ongeveer dertig jaar vruchteloos onderhandeld; in Delft was geen enkel begrip voor ons bedrijf”, zo verzucht Le Rütte. Uiteindelijk zijn begin jaren negentig alle oude opstallen verkocht aan een projectontwikkelaar. En de zoektocht naar een nieuwe locatie voerde zelfs langs oude melk- en kaasfabrieken in Friesland. Inmiddels in Tiel neergestreken “omdat ze daar oor, oog en begrip hebben voor ondernemen en dezelfde taal spreken”, wil Le Rütte daar nooit meer weg. “We vinden het heerlijk hier in Rivierenland en Betuwe. Toen wij destijds bekendmaakten dat we naar Tiel zouden gaan, zijn we met het hele personeel een dagje met de bus naar onze nieuwe vestigingsplaats
Gekozen uit drie genomineerden, heeft olie- en vernisfabriek Vliegenhart in eigen vestigingsplaats Tiel en regio recent de ‘Ondernemersprijs van het Jaar’ in de wacht gesleept. In aanwezigheid van vrijwel het voltallige personeel nam directeur Robert le Rütte de prijs - een glazen trofee - in ontvangst uit handen van wethouder en locoburgemeester mr. drs. W. Gradisen van Economische Zaken. Vliegenthart kwam als beste uit de verf in de categorie Industrie en Dienstverlening. Met luid applaus en toegejuicht door zijn achterban, sprak Le Rütte van ‘’een grote eer‘’. Hij ziet de prijs niet alleen als blijk van erkenning voor de prestaties van zijn bedrijf in het geheel, maar bovenal als “een erkenning van de kwaliteit en het vakmanschap” van zijn personeel in het bijzonder. “Want al mag ik dan toevallig aan het roer staan, zonder de juiste bemanning ben je natuurlijk niks.” Le Rütte meent ook als winnaar uit de bus te zijn gekomen “omdat we als bedrijf heel open en transparant zijn; goed voor onze mensen, zuinig op onze gepensioneerden, zuinig op mens en milieu en we hebben bovendien een grote maatschappelijk betrokkenheid bij alles wat er in deze regio gebeurt. Bovendien: juíst voor ons type bedrijf, maat en producten, blijft er altijd plek en markt. Dus op naar de volgende 170 jaar.”
25
verf&project
Ouderwets schilderwerk vernieuwt orgel Leidse Pieterskerk Wie de Pieterskerk in Leiden bezoekt, treft daar een verblindend mooi Hagerbeer-orgel aan. Strak in de lijnolieverf, kunstig beschilderd met letters en bloemmotieven en schitterend van duizenden blaadjes bladgoud. Een van de trotse restauratoren is Pieter de Ruyter: “Er wordt veel onzin beweerd over de verven uit de Gouden Eeuw.” Te k s t : M a r l o e s H o o i m e i j e r / F o t o : Pe t v a n d e L u i j t g a a r d e n “Een gewijde sfeer. Ja, zo kan ik het best omschrijven wat ik voelde als ik ’s ochtends als eerste de kerk binnenkwam. De opkomende zon die door de ramen scheen. Het orgel dat je tegemoet glansde.” Sinds kort gepensioneerd restaurator Pieter de Ruyter uit Delft heeft heel wat uren doorgebracht in de Pieterskerk in Leiden. Samen met beeldend kunstenaar Hans Terhorst is er drie manjaren werk verzet om het Hagerbeer-orgel te restaureren. In 2002-2003 hebben zij onder leiding van architect Kees Lau eerst alle beschilderingen en verguldingen op het orgel gerestaureerd. En dit jaar mochten zij samen ook de beschilderingen en verguldingen op de nieuwe orgelluiken reconstrueren. Buskruitramp Naast schilder en restaurator is Pieter de Ruyter een wandelende encyclopedie. Hij weet alles van de historie van de Pieterskerk, die inmiddels als monumentale evenementenlocatie dient. De oorspronkelijk katholieke kerk kwam met de reformatie in de 16e eeuw in protes-
26
tantse handen. En in 1807 werd de kerk getroffen door de Leidse Buskruitramp. Een schip met een enorme lading buskruit aan boord ontplofte vlak bij de kerk. Er vielen veel doden en de schade aan de nabij gelegen bebouwing was enorm. De Ruyter: “Om voldoende geld te hebben om de kerk te herstellen, hebben ze destijds de beschilderingen op de orgelluiken verkocht. Dat waren linnen doeken gespannen op een houten frame. Al die tijd heeft het orgel het zonder luiken moeten doen.” Schilderij De Stichting Restauratie Atelier Limburg deed het kleur- en materiaalonderzoek. En werd daarbij geholpen door een 17e-eeuws olieverfschilderij op eikenpaneel van het orgel in zijn oorspronkelijk staat. “Het schilderij hangt inmiddels in museum De Lakenhal, maar voorheen in de kerkmeesterskamer. Het was de enige goede bron voor de restauratie. De naam van de schilder is niet bekend, maar mijn persoonlijke theorie
is dat deze schilder ook het orgel heeft geschilderd. En dat hij voor het schilderij misschien zelfs dezelfde verf heeft gebruikt. Het schilderij is ongelooflijk nauwkeurig. Tot aan het vergulde bloemmotief aan de buitenlijsten van het orgel aan toe.” De grote delen van het orgel en de orgelluiken zijn in totaal vijf keer in de verf gezet, onder kritisch toeziend oog van de kunsthistorische commissie van Leiden. De eerste vier lagen waren half synthetische grondlak van Evert Koning: twee witte en twee okerkleurige lagen. “Ik wilde zeker zijn van voldoende verzadiging en het juiste contrast, voordat ik de roodbruine olieverf ging aanbrengen.” Die lijnolieverf werd geleverd door verffabrikant Oud Holland en de pigmenten ‘paarse dodenkop’ en ‘gebrande omber’ zijn gemalen in verfmolen De Kat. In de Schildersvakkrant maakte De Ruyter al korte metten met het idee dat lijnolieverf slecht dekt. “Er wordt veel onzin beweerd over de verven uit de Gouden Eeuw. Ze zouden schraal zijn, beitsachtig. Grote onzin: zo’n lijnolieverf dekt door zijn hoge pigmentgehalte gewel-
verf&project
dig. Maar kan ook transparant worden verwerkt. Dat doe je ze met een synthetische verf nauwelijks na!” Voor het opbrengen gebruikte hij een zo groot mogelijke bandkwast en klopte het geheel daarna met een paardenharen klopkwast. “Om de juiste structuur te geven en het nieuwe eraf te halen.” Ve r f s y s t e e m De Ruyter heeft het verfsysteem zelf uitgedacht. “Daar had ik eerlijk gezegd geen advies van de fabrikant bij nodig. Ik werk al heel lang met verven van Evert Koning. Dat zijn ontzettend mooie verven. Die prettig werken én prettig ruiken – ook wel fijn als je er zo veel uren mee bezig bent.” “Ook met olieverf had ik zelf al voldoende ervaring. Daar stoeide ik op de ambachtsschool al mee en ik heb er geregeld hout- en marmerimitaties mee uitgevoerd. We hebben de verf op het oog gemengd met de pigmenten, zo’n driekwart gebrande omber en een kwart paarse dodenkop. “
verf&inkt 07 - 2009
Naast het ‘grote’ werk hebben de restauratoren veel tijd gestoken in alle verfijningen en verfraaiingen van het orgel en de luiken: letters, repeterende bloemmotieven en verguldingen met bladgoud. “In eerste instantie hadden we het orgel alleen vanaf een hoogwerker kunnen bekijken. Maar toen we eenmaal op die prachtige steigers aan het werk waren, ontdekten we steeds weer iets nieuws. Zoals talloze verguldingen die in de loop der tijd waren overgeschilderd en door ons weer naar de oorspronkelijke staat moesten worden teruggebracht. Uiteindelijk hebben we 20.000 blaadjes bladgoud van acht bij acht centimeter gebruikt!” •
Schildersvakprijs voor zzp’er Grim Het schilder- en verguldwerk aan het orgel en de orgelluiken van de Pieterskerk in Leiden door Pieter de Ruyter Restauratie en atelier Ter Horst was één van de tien genomineerde projecten voor de SchildersVakprijs 2009, uitgeschreven door de SchildersVakkrant. Hij viel niet in de prijzen. De jury oordeelde dat zzp’er Eric Grim uit Westkapelle voor de mooiste inzending had gezorgd. Grim bracht een klein project in: een woonboerderij in het Zeeuwse Biggekerke. Het enthousiaste juryrapport noemde de inzending “klein van omvang maar groots in de kwaliteit van de uitvoering”. De Publieksprijs ging naar De Schilder Ligtenberg uit Rijssen. Dit schildersbedrijf had als project het schilderwerk aan het Nationaal Muziekkwartier in Enschede aangedragen.
27
Column
VVVF-standpunt AWARE ongewijzigd
Pleidooi voor
Europese Martin Terpstra, directeur VVVF
Sinds enige tijd is de verfbranche in de ban van de zogenoemde AWARE Code. Als we de vakbladen mogen geloven is de VVVF zelfs ‘overstag gegaan’ en wil ze meewerken aan invoering van de code. Voordat ik de vraag zal beantwoorden of dat inderdaad het geval is, eerst iets over veilig en gezond werken in de verfindustrie en de rol van verschillende instrumenten daarbij.
28
risicocommunicatie Om maar direct duidelijkheid te verschaffen: vanzelfsprekend is de bedrijfstak voor veilig en gezond werken. En uiteraard wil de verfindustrie meedenken en meewerken aan het toegankelijk maken van informatie over mogelijke risico’s. Dat kan er immers aan bijdragen dat er veilig wordt gewerkt met verf. Wie zou daar tegen kunnen zijn, zou ik zeggen. Nu wil het geval dat er wettelijke instrumenten zijn voor die ‘risicocommunicatie’. Ze vloeien voort uit de vorig jaar met kracht ter hand genomen REACH-regelgeving, de nieuwe Europese wet voor chemische stoffen. Het bedrijfsleven is druk bezig met het registreren van grondstoffen en slotstuk van dat proces is goedkeuring van het gebruik van een stof onder voorgeschreven voorwaarden. Een heldere lijn, lijkt mij. Nu wil minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog een stap verder gaan: hij wil dat de verfindustrie een tweede weg gaat volgen en de zogenoemde AWARE Code vrijwillig gaat toepassen. Op een verfblik komt dan een code te staan die vrij grofmazig aangeeft wat de mate van gevaar van de verf is. De minister denkt dat dit vooral in het belang is van de metaalindustrie: de code is volgens hem een eenvoudige manier om producten op basis van hun risico bij verwerking te kunnen vergelijken. Hij wijst daarbij op de verantwoordelijkheid van de partijen in de productketen om een geschikte aanpak te vinden voor communicatie over veilig werken met verf. De eerste vraag die zich in dat verband aandient is of de wettelijke instrumenten die voortvloeien uit de REACH-regelgeving een vrijwillige aanvulling behoeven. De verfindustrie is die noodzaak of zelfs wenselijkheid in elk geval niet duidelijk: REACH zorgt voor heldere regels die verder gaan dan de cijfers van de grofmazige AWARE Code. Maar als minister Donner de vraag over de wenselijkheid van een vrijwillige aanvulling op de regelgeving bevestigend beantwoordt, waarom stelt hij die vraag dan niet op Europees niveau aan de orde? Per slot van rekening zou dergelijke wetgeving
een aanvulling betekenen op de in de gehele Europese Unie ingevoerde REACH-wetgeving. Als het bedrijfsleven wordt geacht daar bovenop extra instrumenten te hanteren, dan ligt het voor de hand dat de Europese instellingen daar een uitspraak over doen. Het lijkt me noodzakelijk dat er volstrekte helderheid bestaat tussen de publieke en private verantwoordelijkheid. Dat zou kunnen worden uitgelegd als terughoudendheid aan de kant van de verfindustrie om mee te werken aan bovenwettelijke maatregelen, maar dat lijkt me niet terecht. Voor de VVVF is veilig en gezond werken met verf al geruime tijd een van haar prioriteiten. Zo heeft de VVVF met het oog op de risicocommunicatie in productiebedrijven voor haar eigen achterban al vele jaren een coderingsysteem (INVECO) operationeel. Samen met haar sociale overlegpartners leggen we momenteel de laatste hand aan de arbocatalogus voor de verf- en drukinktindustrie. Voor gebruikers hebben we de website www.veiligmetverf.nl in het leven geroepen. Op deze openbare website worden handige samenvattingen gegeven van veiligheidsinformatiebladen per productcategorieën met eenzelfde risicoprofiel. De stichting Arbouw heeft met de zogenoemde Pisabladen een gelijksoortig instrument. In Duitsland kennen we GISbau, een productinformatiesysteem dat sterk lijkt op veiligmetverf.nl en de Pisabladen. Dat alles maakt wel duidelijk dat het communiceren over risico’s een prioriteit van ons is. Het verminderen van de risico’s is dat eveneens. In het kader van Coatings Care (het op veiligheid en gezondheid van medewerkers, gebruikers en milieu gerichte programma van de internationale verfindustrie) zijn de laatste tien jaar geweldige resultaten geboekt: • Het aantal beroepsongevallen is gedaald van 2,3 procent naar 0,9 procent van het aantal fte’s; • Het aandeel gevaarlijke stoffen in de totale hoeveelheid gebruikte grondstoffen is gedaald van 3,4 procent naar 1,1 procent.
Column
Waar hebben we het over?
aanpak Er wordt dus op basis van vrijwilligheid al veel gedaan in aanvulling op het wettelijke (REACH-)instrumentarium en die inspanningen leiden tot bijzondere resultaten. Is er dan nog behoefte aan meer? Of is er behoefte aan meer uniformiteit in de productinformatie? Die vraag moet, vindt de Nederlandse verfindustrie, ook door het Europese bedrijfsleven worden beantwoord. Als er behoefte bestaat aan een bovenwettelijk communicatie-instrument, zoals een productcode, dan moet dit Europees zijn en dus gedragen worden door sociale partners op Europees niveau. De Europese wetgever heeft met het uitgebreide VIB (Veiligheidsinformatieblad) in het kader van REACH een uniform, Europees breed systeem willen invoeren. Vrijwillige, bovenwettelijke maatregelen, als die nodig blijken te zijn, moeten daarop aansluiten. Dat is niet alleen een belang van verffabrikanten maar ook van gebruikers. Het zijn vaak Europees opererende bedrijven die baat hebben bij unieke Europese of wereldwijde oplossingen. Producten worden Europees verhandeld en de documentatie en etikettering zijn daarop afgestemd. De verfgebruiker heeft er geen baat bij om, als hij bijvoorbeeld een grondlak uit Denemarken gebruikt, daarvan typisch Deense risico-informatie te verkrijgen en aflak uit Duitsland met bijvoorbeeld een Duitse code. Ten slotte zou zo’n instrument niet tot één productsoort of een gebruiksector beperkt moeten blijven maar geschikt moeten zijn voor alle chemische stoffen en preparaten en voor alle gebruikssectoren. De noodzaak daarvan valt in te zien als men ziet welke soorten chemische producten op bijvoorbeeld een bouwplaats worden gehanteerd. Het zou zeer verwarrend zijn voor de gebruiker om bijvoorbeeld voor verf een andere productinformatiesysteem of risicocode te gebruiken dan voor lijm. Het zou andersom voor de verffabrikant ondoenlijk zijn aan een product dat in meer sectoren gebruikt kan worden twee verschillende risicocodes te hangen, de ene bijvoorbeeld voor de bouw en de andere bijvoorbeeld voor de metaalindustrie.
verf&inkt 07 - 2009
De Nederlandse verfindustrie heeft het initiatief genomen om samenwerking van sociale partners in de productketens op Europees niveau te bevorderen. Contacten tussen CEPE (de Europese koepelorganisatie van de verf- en drukinktindustrie) en de Europese branchevereniging van schildersbedrijven (UNIEP) en die van de metaalindustrie (Orgalime) zijn gelegd. Wij verwachten in de komende weken meer over de voortgang van die gesprekken te vernemen. Dan de AWARE-code, waarmee deze discussie is begonnen. AWARE sluit niet aan op REACH en CLP (Classification, Labelling and Packaging, de nieuwe Europese Verordening over de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengels). AWARE staat daar zelfs helemaal los van en heeft daardoor geen toegevoegde waarde. Een artikel in nummer vijf van Verf&Inkt gaat daar dieper op in. AWARE heeft bovendien geen enkel draagvlak van werknemers en werkgevers op Europees niveau, ondanks pogingen daartoe van Nederlandse zijde. Het is dan ook de vraag of het verstandig is AWARE in Europees verband te promoten. De VVVF werkt dus niet mee aan de invoering van deze code, maar wij hebben wel namens onze leden die coatings voor metaalconservering leveren, de toezegging bevestigd dat als een afnemer de AWARE Code voor een product opvraagt, hij die van de desbetreffende fabrikant zal krijgen. Die toezegging is al in 2005 gedaan. Sindsdien heeft geen enkele afnemer of potentiële afnemer de AWARE Code bij een van onze aangesloten fabrikanten ooit opgevraagd, zo blijkt uit intern onderzoek dat dit jaar is uitgevoerd. Intussen heeft een aantal vakbladen bericht dat de VVVF ‘overstag is gegaan’ en nu wel meewerkt aan de invoering van de AWARE-code. Uit vorenstaande moge blijken dat de VVVF haar standpunt op dit vlak sinds 2005 niet gewijzigd heeft. •
Het nieuwe wettelijke Europese kader voor chemische stoffen, REACH, is mede bedoeld om de communicatie in de productketen nader te regelen. In REACH wordt in het VeiligheidsInformatieBlad (VIB) expliciet genoemd als de kern van de communicatie in de keten tot aan de professionele of industriële eindgebruiker toe. REACH voorziet in een uitgebreid VIB, met een bijlage met blootstellingscenario’s over het veilig gebruik van een stof of preparaat. Op basis van documenten van ECHA (het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen) werkt het bedrijfsleven thans aan handreikingen en modellen voor het opstellen van zo’n nieuw uitgebreid VIB op basis van blootstellingscenario’s. We weten dus nog niet precies hoe het eruit zal komen te zien. Nu al voorspellen sommigen dat het nieuwe VIB net zo min als het huidige VIB geschikt is als communicatieinstrument tot aan de werknemer van de eindgebruiker toe. Er zijn twee momenten waarop de eindgebruiker behoefte heeft aan informatie, zo wordt ons voorgehouden: vóór de aanschaf, om makkelijk inzicht te krijgen in de risico’s van het gebruik van een product zodat de keuze mede kan afhangen van de risico’s, bij de voorbereiding van het werk en tijdens het gebruik, om snel en makkelijk inzicht te hebben in welke risico’s aan het gebruik van het product vastzitten, hoe er veilig mee om te gaan en wat te doen in geval van calamiteit. Het is goed te begrijpen dat een verfverwerker bij de aanschaf van verf het risico van deze producten in aanmerking wil nemen bij zijn keuze. Hij zou dan van die verfproducten die hij op het oog heeft het VIB op moeten vragen, bijvoorbeeld gebruikmakend van www.veiligmetverf.nl en de producten op hun risico gaan vergelijken. Echt handig is dat niet. Daarbij komt dat het niet zelden voorkomt dat producten reeds zijn voorgeschreven door de opdrachtgever. Voor hem valt er dan niets te kiezen. Mocht hij wel in de gelegenheid zijn te kiezen, dan zou hij geholpen zijn met makkelijk toegankelijke en genormaliseerde risico- informatie over het product, bijvoorbeeld volgens een Product Informatie Systeem of een code die naar het VIB van dat product verwijst en het samenvat. Elke verf zal bij applicatie risico’s met zich meebrengen. Het (uitgebreide) VeiligheidsInformatieBlad geeft daarover specifieke informatie. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om zijn werknemer te instrueren hoe hij er veilig mee kan werken. Hij moet een vertaalslag maken van de informatie in het VIB naar bijvoorbeeld een specifieke werkinstructiekaart met voor zijn werknemer begrijpelijke informatie, zoals een pictogrammenstelsel. Bij veel categorieën afnemers blijkt deze vertaalslag een brug te ver doordat de informatie in het VIB voor hen te complex is. Ook hier zou een makkelijk toegankelijke Product Informatie Systeem de verfverwerker kunnen helpen om een veiliger aanpak te kiezen.
29
actueel
Rijkswaterstaat streeft kabinetsdoelstellingen na, maar…
Programmadirecteur Augustijn:
‘Geleidelijk ontdek ik dat er is om organisatie duurzaam te Een gebrek aan ambitie kun je programmadirecteur duurzaamheid Annette Augustijn Te k s t : D o r i n e v a n K e s t e r e n Foto: Pet van de Luijtgaarden
niet verwijten. Zij wil van Rijkswaterstaat (RWS) een toonaangevende opdrachtgever in duurzaamheid maken. Dat betekent dat de dienst duurzaam gaat inkopen volgens de normen van SenterNovem en de eis tot duurzaam bouwen neerlegt in de aanbestedingen. Maar wat zijn hiervan de gevolgen voor de verfindustrie? Hoe kunnen fabrikanten in beeld blijven bij RWS?
Annette Augustijn windt er geen doekjes om: haar dienst moet in 2010 voor honderd procent duurzaam inkopen. En dat gaat van de bloemen tot de catering tot de keuze van de aannemerscombinatie die een snelweg gaat onderhouden of een brug bouwt. Tegelijk is een kleine nuancering op haar plaats. “Dit is niet voor alle projecten haalbaar, omdat veel werken in de grond-, weg- en waterbouw (GWW) die volgend jaar op de markt komen, al eerder in gang gezet zijn.” Daarnaast streeft RWS naar energie- en CO2-reductie, op korte en lange termijn. “Volgend jaar willen we een energiereductie bereiken van twintig procent. Niet alleen bij onszelf, maar ook bij de partijen die voor ons werken. We gaan kijken hoeveel energieconsumptie er plaatsvindt tijdens een werk dat in opdracht van ons wordt gedaan. Dan denk ik aan de hele keten die nodig is om te zorgen dat ons product daadwerkelijk gemaakt wordt.” RWS koopt jaarlijks voor tussen de 25 en 50 miljoen euro in aan protective coatings. Deze worden gebruikt voor natte en droge stalen kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, stuwen en waterkeringen. Conservering op hout komt nauwelijks voor. De dienst koopt niet rechtstreeks verf in (“we kwasten niet zelf”), maar besteedt contracten aan waarin deze producten gebruikt worden. “Stel: wij geven een onderhoudscontract uit voor een stuk snelweg, inclusief het schilderen van lichtmasten en het aanbrengen van witte strepen op het wegdek. Dan verwachten wij dat de aannemers in hun aanbiedingen laten zien dat zij verf gebruiken die voldoet aan de criteria van SenterNovem, dat de verffabrikant een fatsoenlijke be-
30
drijfsvoering heeft en beschikt over een milieuzorgsysteem in zijn eigen productie.” SenterNovem SenterNovem, de naam is gevallen. Grote vraag is natuurlijk wat ‘duurzaam’ nu precies inhoudt – en daar komt dit agentschap van het ministerie van Economische Zaken in beeld. SenterNovem heeft namelijk voor 45 productgroepen duurzaamheidcriteria – eisen en wensen – ontwikkeld. Met deze criteria in het achterhoofd koopt de overheid in. Een bedrijf dat een overheidsaanbesteding wil binnenhalen, moet dus kunnen aantonen dat zijn product of dienst daaraan voldoet. Dit alles vloeit voort uit het programma Duurzaam Inkopen van de rijksoverheid. RWS is een agentschap van de overheid en moet zich dus houden aan de doelstellingen van het programma Duurzaam Inkopen. Maar volgens Augustijn heeft haar dienst een bredere ambitie. Op verfgebied geldt dit zowel voor proces als product. Zo wil RWS de markt prikkelen het conserveringsproces zo duurzaam mogelijk te maken, bijvoorbeeld via het vakmanschap van de uitvoerenden of het voorzetten van lassen en kanten. Ook wil RWS producten en systemen toepassen met een levensduur van 20 tot 40 jaar; duurzamer dan de nu gebruikelijke normen (>15 jaar). Dit wil de dienst realiseren door bij aanbestedingen de zogeheten EMVI-criteria te hanteren: economisch meest voordelige inschrijving. Daarbij telt niet alleen de prijs, ook kwaliteit – waaronder duurzaamheid! – is van belang. De klus gaat naar de aanbieder die de beste prijs-kwaliteitverhouding levert. “De SenterNovem-criteria zijn de basis, maar we
gaan samen met hen een verdergaand systeem ontwikkelen, dat is toegesneden op de GWW-sector en onze methodiek van aanbesteden. Op dit moment zijn we de criteria van SenterNovem aan het opnemen in de contracten. Deze maand komt het eerste contract met die normen op de markt. Daarin zijn ook EMVI-criteria vastgelegd: zowel de keuze van het verfsysteem en de kwaliteit van het applicatieproces wegen mee in de beoordeling.” Functionele eisen RWS is de laatste jaren veranderd van uitvoerder en bouwer naar opdrachtgever en regisseur. De dienst werkt inmiddels met een kwart minder mensen. Dat heeft consequenties voor de manier van aanbesteden. “In de opdracht beschrijven we het werk op een veel hoger abstractieniveau en laten het aan de aanbieders over om te laten zien dat ze aan onze eisen voldoen. Vroeger had je RAW-bestekken, waarin je precies kon voorschrijven welk product je wilde hebben: dat type verf, die kleur, die houdbaarheid en zoveel kubieke meter. Maar tegenwoordig specificeren we onze wensen functioneel in plaats van technisch. Met andere woorden: het accent verschuift van het hoe naar het wat. Dat geeft aanbieders de vrijheid om al hun know how en inventiviteit in te zetten.” Een voorbeeld? “Een contract voor de renovatie van een sluiscomplex, waar ook het beheer en onderhoud van het betonwerk in zit. Wij schrijven dan in het bestek niet welke verf men moet gebruiken voor het beton, maar wel dat zichtbaar moet blijven dat het complex ooit in houten bekisting is gestort. Hoe de aannemer dat vervolgens regelt met de verf en de verffabrikant, is aan hem. Of als er een brug gebouwd moet worden, zeggen we: wij willen dat de verf minimaal
actueel
Staal- en metaalconservering
meer nodig maken’
De verfindustrie is al jaren in gesprek met RWS over duurzame systemen voor staal- en metaalconservering. Systemen die ook al uitvoerig getest zijn, met alle kosten van dien. Volgens de sector heeft SenterNovem hiermee onvoldoende rekening gehouden bij het ontwikkelen van de duurzaamheidcriteria voor deze verfsystemen. De vraag rijst dus of RWS zich gaat houden aan de SenterNovemcriteria. Wil de dienst overstappen op nieuwe systemen, die ook nog geen referenties – voorbeelden van eerdere werken waaruit blijkt dat het een goed systeem is – hebben? Annette Augustijn: “RWS verwacht dat de minimumeisen uit het programma Duurzaam Inkopen – en in het verlengde daarvan de normen van SenterNovem – geen probleem vormen voor de verfsector om te voldoen aan de functionele eisen uit onze contracten en de eis om referenties te overleggen. De markt krijgt, juist door de functionele specificaties, de ruimte en verantwoordelijkheid om een juiste keuze te maken.”
‘Na afloop kunnen wij haarfijn uitleggen waarom we voor een bepaalde aannemerscombinatie kiezen’
Van het virtuele bedrag dat gemoeid is met de EMVI-criteria, kan vijf tot tien procent bedoeld zijn voor duurzaamheid. Dit percentage valt uiteen in een deel voor maatregelen die leiden tot CO2-reductie en een deel voor ‘overige maatregelen’. Die laatste categorie wordt beoordeeld door een jury, die bij iedere gunning anders is samengesteld en deels bestaat uit externe krachten. Ligt daar niet het gevaar van willekeur op de loer? “Je zou kunnen zeggen dat die overige maatregelen niet langs wetenschappelijke maatstaven worden gelegd. Maar is het oordeel van vier juryleden samen minder objectief? Lijkt me niet.” Plannen
zoveel jaar meegaat, of dat afgebroken relingen recyclebaar zijn. Het gaat dus niet alleen om eisen die gelden voor het aanlegmoment, maar zeker ook om de jaren erna.” De medewerkers van RWS zijn niet dagelijks ter plaatse om te controleren of de aannemer zich wel aan de eisen houdt. Systeemgerichte contractbeheersing noemt Augustijn dit. “Uit de aanbieding moet blijken hoe het bedrijf de kwaliteit van het product bewaakt. Is het werk eenmaal begonnen, houden wij administratieve steekproeven. Natuurlijk zijn we nog steeds weleens buiten op het werk, maar de administratieve check vormt de hoofdmoot.” Jury Goed, dan liggen er aanbiedingen van verschillende aannemers. Wie beoordeelt vervolgens wie het werk mag uitvoeren? Daarvoor heeft RWS speciaal opgeleide contractmanagers, zegt Augustijn, die hulp krijgen van de af-
verf&inkt 07 - 2009
deling contracten van de dienst infrastructuur. Ergens begrijpt ze de angst van het bedrijfsleven dat het te veel aan het – persoonlijk – inzicht van de ambtenaar wordt overgelaten of een aanbieding voldoende duurzaam is of niet. Maar dat is niet terecht, volgens haar. “De EMVI-criteria zijn vóór de inschrijving gedetailleerd aan de markt getoond. Na afloop kunnen wij dus haarfijn uitleggen waarom we voor een bepaalde aannemerscombinatie kiezen.” RWS beoordeelt de prijs van iedere inschrijver alsof hij zich aan de EMVI-criteria houdt – ook als dat niet het geval is. “Neem de aanleg van een wegtraject, waarvan wij de kosten ramen op 200 miljoen euro. Virtueel doen we daar voor de EMVI-criteria bijvoorbeeld nog een bedrag van 100 miljoen bovenop. Een bedrijf dat niet aan de EMVI-criteria voldoet en voor 150 miljoen inschrijft, doet dus toch mee voor 250 miljoen. Ook dat weet iedereen van tevoren.”
Het kabinet ambieert een energiebesparing van twee procent per jaar en een daling van CO2-uitstoot van dertig procent in 2020. En in 2010 moet de gehele overheid voor honderd procent duurzaam inkopen. RWS streeft in ieder geval de kabinetsdoelstellingen na, stelt Augustijn. “Maar geleidelijk ontdek ik dat er meer nodig is om de organisatie volledig duurzaam te maken. Een cultuurverandering: het moet vanzelfsprekend worden dat je duurzaam inkoopt, een energie- en CO2-reductie realiseert, duurzaam materiaal gebruikt en een duurzame bedrijfsvoering hebt. Sommige medewerkers zeggen: eindelijk! En voor anderen speelt het wat minder.” De plannen voor de korte termijn? “Bij inkopen en aanbesteden de duurzaamheidcriteria van SenterNovem hanteren. Concrete plannen maken om de gewenste energiereductie te realiseren in onze gebouwen en objecten. Investeren in kennis en innovatie. Voor dit alles heb je medewerkers nodig die meedenken. Als laatste noem ik dus: bewustwording.” •
31
Uw partner voor kunststof verpakkingen voor: · · · ·
Pigmentpasta Watergedragen autoreparatielak Verf Drukinkt
Zowel standaard potten als speciaalverpakkingen.
Kom voor informatie en voorbeelden van 7 t/m 9 oktober naar naar onze stand 8408 op de Eurofinish 09 in Gent of kijk op www.bema.nl .
Deltastraat 14, 4301 RC Zierikzee
Hoe veilig werkt u? Het werken met verf kan bij verkeerd gebruik leiden tot gezondheidsklachten en onveilige situaties. Voor u als professionele schilder is het dan ook belangrijk om te weten hoe u veilig kan werken met een verfproduct. Welke voorzorgsmaatregelen moet u treffen om onveilige situaties en gezondheidsklachten te voorkomen en hoe moet u handelen bij een bepaalde calamiteit? U vindt dit terug in het veiligheidsinformatieblad van het verfproduct en in de verkorte informatie per productgroep.
Kijk snel op:
www.veiligmetverf.nl Een initiatief van verffabrikanten (VVVF) en verfgroothandelaren (VVVF).
Tel. +31 111 418807
[email protected]
vvvf verenigingsnieuws
VeiligheidsInformatieBlad wordt dwingender Het VeiligheidInformatieBlad (VIB) gaat veranderen. Aanleiding daarvoor is de harmonisatie van de REACH-verordening met de CLP-verordening (de verordening voor classificatie, etiketteren en verpakken van stoffen en mengsels, beter bekend onder de naam GHS-verordening). In de CLPverordening zijn de nieuwe criteria opgenomen voor de indeling en etikettering van stoffen. De Annex II van REACH bepaalt hoe het VIB eruit moet zien. De EU werkt momenteel aan een gehele revisie van de Annex II, dit houdt in dat veel zaken gaan veranderen. Basis voor het VIB zijn de data vermeld in het registratiedossier van een stof. Hierin staat de indeling van de stof voor CLP. In de nieuwe Annex II komen veel meer verplichtingen te staan over de informatie die in de verschillende rubrieken moet worden opgenomen. Woorden als ‘mag’ en ‘kan’ worden vervangen door ‘moet’ of ‘dient’. Per rubriek en sub-rubriek wordt gedetailleerd voorgeschreven wat erin moet staan. Indien gebruik wordt gemaakt van termen als ‘niet van toepassing’ of ‘niet beschikbaar’ moet worden gemotiveerd waarom dit zo is. Aan het VIB wordt een bijlage toegevoegd. Hierin dient het blootstellingscenario van de stof te worden opgenomen. Het VIB met de bijlage wordt het uitgebreide VIB genoemd, in het Engels het extented Safety Data Sheet, ofwel het eSDS. Het is nog onduidelijk hoe de bijlage eruit gaat zien voor mengsels. In principe is het zo dat van elke gevaarlijke stof in een mengsel, het blootstellingscenario in de bijlage moet worden opgenomen. Omdat er veel gevaar-
lijke stoffen in een mengsel kunnen zitten, zou dit betekenen dat er een groot aantal blootstellingscenario’s in de bijlage zouden moeten worden opgenomen. Dit is niet zinvol en de EU-commissie moet hiervoor nog met een praktische oplossing komen. Over de datum waarop de VIB’s volgens de aangepaste Annex II beschikbaar moeten komen, wordt onderhandeld met de Europese commissie. Voor stoffen en mengsels geldt de datum 1 december 2010. Voorgesteld wordt dit voor stoffen te wijzigen in 30 november 2011. Wijzigingen zouden alleen moeten worden doorgevoerd wanneer er nieuwe informatie over classificatie en etikettering beschikbaar is, als een stof geautoriseerd wordt of een beperking in gebruik wordt vastgesteld. Voor mengsels wordt de datum van 30 november 2013 voorgesteld. Ook hier zouden de wijzigingen alleen moeten worden doorgevoerd als er nieuwe informatie beschikbaar is over classificatie en etikettering, autorisatie of beperking van het gebruik van een stof in een mengsel. CEPE werkt op dit moment aan de ontwikkeling van de VIB-gids gebaseerd op de nieuwe Annex II van de REACH-verordening. De verwachting is dat in de loop van 2010 de eerste versie beschikbaar komt. CEPE heeft de huidige VIB-gids, die gebaseerd is op de richtlijnen 67/548/EEG of 1999/45/EG voor de laatste keer geactualiseerd. Deze gids is bedoeld om gebruikt te worden tot het einde van de overgangsperiode van 30 november 2013. De vertaling van de VIB-gids komt in januari 2010 beschikbaar, inclusief de model-VIB’s in de diverse talen van de EU.
Etiketterings- en VeiligheidsInformatieBladengids De Expertgroep Etikettering en VIB werkt aan de vertaling van de laatste update van de etiketterings- en VIB-gids van CEPE. Deze gidsen zijn gebaseerd op de richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG. De nieuwe gidsen van CEPE zullen gebaseerd zijn op de REACH-verordening voor de Safety Data Sheets en voor de Labelling op de CLP-verordening, beter bekend als de GHS-verordening. In de loop van
verf&inkt 07 - 2009
2010 zullen de eerste versies van deze nieuwe CEPE-gidsen beschikbaar komen. De gidsen, gebaseerd op de genoemde ‘oude’ richtlijnen, moeten worden gebruikt in de overgangsperioden die de EU-commissie heeft ingesteld. Voor etikettering is dat 1 juni 2015. Voor VIB’s staat de datum nog niet definitief vast. Mogelijk wordt dit 30 november 2013.
Blauw Bord voor Bert Bloemendaal Op 28 september nam Bert Bloemendaal afscheid bij PPG/Sigma. Ter gelegenheid van de afscheidsreceptie overhandigde Martin Terpstra hem namens het bestuur van de VVVF het Blauwe Bord. Dat is de onderscheiding van de VVVF voor mensen die zich bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de verfof drukinktindustrie. Bert is lang lid geweest van de technische commissie Bouwverven. Hij was sinds 2005 voorzitter van de tech-
nische commissie van de sectorgroep DECO en lid van diverse expertgroepen. Bert nam deel aan diverse, soms lastige, projecten en andere moeilijke klussen die de VVVF samen deed met FOSAG en SVMB. Daarmee gaf hij op kundige wijze gevolg aan zijn stokpaardje: hij vond dat de VVVF de technische kennis van zijn achterban moest inbrengen in gezamenlijke projecten die voor zowel applicateurs als verfindustrie belangrijk zijn.
Coatings Care-bijeenkomst Een groot aantal vertegenwoordigers van VVVF-leden gaf eind oktober acte de présence in de Evenementenhal in Gorinchem voor de jaarlijkse Coatings Care-bijeenkomst van de VVVF. Naast de gebruikelijke presentatie van de zogenoemde Performance Indicators (de kengetallen inzake veiligheid, gezondheid en milieu over 2008) door VVVF-beleidsmedewerker Gerben Dijkstra, was er een eerste kennismaking met de arbocatalogus voor de verf- en drukinktindustrie. Geek van der Zalm en Herman van der Berg (respectievelijk lid en voorzitter van de Werkgroep Arbocatalogus) gaven een presentatie van website, good practices, stoffenmanager, meetprotocol, grenswaarden en andere zaken. RO&Ad Architecten toonden aan dat Duurzaamheid slechts een startpunt is voor nieuwe ontwikkelingen zoals cradle to cradle. Zij lieten, aan de hand van een aantal van hun
projecten, zien dat duurzaam ondernemen niet alleen noodzakelijk en boeiend is, maar ook ontroerend en leuk. Arnold van Westerhoven (voorzitter van de Issuegroep Duurzaam Ondernemen en bestuurslid van de VVVF) leidde het optreden van RO&AD in met een korte schets van de betekenis van Coatings Care voor de toekomst van de verfindustrie.
33
vvvf verenigingsnieuws
Tweede Bundel Transport Informatiebladen De expertgroep Transport werk aan de actualisering van de tweede Bundel van de Transportinformatiebladen. De Transportinformatiebladen zijn opgesteld om op eenvoudige wijze informatie te kunnen verkrijgen over allerlei details over vervoer over zee, land en door de lucht. De aanpassingen hebben betrekking op nadere details uit de ADR 2009. De geactualiseerde bundel zal in december 2009 of in januari 2010 beschikbaar komen. Er komt alleen een digitale versie.
Braungart (cradle to cradle) gastspreker jaarvergadering
Voorzitterswisseling CEPE CEPE’s General Assembly en Conference werd op 24 en 25 september in Boedapest gehouden. Hoewel het aantal deelnemers wat tegenviel, was dit goed verzorgde evenement weer een uitstekende gelegenheid om Europees te netwerken en een overzicht te verkrijgen van alles wat er Europees op verf- en drukinktgebied speelt.
Tijdens de General Assembly wisselde de voorzittershamer van eigenaar. Rechts op de foto terugtredend CEPE-voorzitter Pierre-Marie De Leener (PPG Europe in Zwitserland), links zijn opvolger João Manuel Fialho Martin Serrenho (CIN in Portugal).
Biociden De Biociderichtlijn zal op korte termijn worden omgezet in de Biocideverordening. Een van de veranderingen die door de EU-commissie wordt voorgesteld is dat minder schadelijke biociden en nieuwe biociden een Europese toelating zullen krijgen. Nederland is tegen centrale Europese toelatingen en wil het huidige beleid, waarbij voor elk biocide dat op Nederlandse markt verkrijgbaar is, een Nederlandse toelating nodig is, voortzet-
34
ten. Op 3 november 2009 heeft het Platform Biociden deelgenomen aan overleg met VROM over de Biocideverordening en de positie die Nederland inneemt. VROM is in Nederland verantwoordelijk voor het biocidebeleid. De VVVF is lid van het Platform Biociden en was bij het overleg aanwezig. Nadrukkelijk is naarvoren gebracht dat de verf- en drukinktindustrie sterk voor een centraal Europees toelatingsbeleid is.
Michael Braungart, samen met collega William McDonough geestelijk vader van de ‘cradle to cradle’ filosofie, is gastspreker tijdens de jaarvergadering van de VVVF in december. Cradle to cradle houdt in dat alle materialen na hun leven in het ene product, nuttig kunnen worden ingezet in een ander product. Zonder kwaliteitsverlies en afval. Braungart is op dit vlak wereldwijd adviseur van bedrijven. De jaarvergadering wordt gehouden op 10 december in Conference Centre Sparrenhorst in Nunspeet.
Verfbranche in brandbrief aan kabinet:
Maak woningonderhoud weer fiscaal aftrekbaar Maak het groot onderhoud en schilderwerk aan huizen weer fiscaal aftrekbaar en versnel het uitzetten van overheidsopdrachten op het gebied van onderhoud. Met dat dringende verzoek richtten de organisaties van verfproducenten, schildersbedrijven en verfgroothandelaren zich in een brandbrief tot minister Van der Hoeven van Economische Zaken en
staatssecretaris De Jager van Financiën. De verfbranche denkt dat beide maatregelen de negatieve gevolgen van de recessie in haar branche beperken. De verfindustrie lijdt ernstig onder de huidige economische crisis. De vraag naar verf voor de bouw is in het eerste half jaar van 2009 met twintig procent gedaald ten opzichte van de eerste helft van 2008. Tachtig procent van de Nederlandse verfafzet is aan de bouw gerelateerd. De krimp in de bouw heeft daarom grote consequenties voor de verfindustrie en -groothandel. Een aantal fabrikanten heeft productiefaciliteiten in Nederland moeten sluiten en er zijn zelfs producenten failliet gegaan. Voor de komende maanden wordt een verdere terugval van bouwactiviteiten voorspeld, zodat ernstig wordt gevreesd voor de werkgelegenheid in de verfindustrie en -groothandel en bij schildersbedrijven. Het kabinet heeft op Prinsjesdag maatregelen aangekondigd om de bouw te stimuleren. Een van de aangekondigde maatregelen is verlaging van de btw op schilderonderhoud aan ten minste twee jaar oude woningen. De schrijvers van de brandbrief verwachten dat van die maatregel een tijdelijk stimulerend effect uitgaat, maar ze vrezen dat ze op langere termijn de effecten van de crisis op de arbeidsintensieve sector die de verfbranche is, onvoldoende beperken. Ze pleiten daarom voor herinvoering van de fiscale aftrekbaarheid van groot onderhoud en schilderwerk, zoals die ook tot 1 januari 1986 van kracht was. Van de fiscale aftrekbaarheid ging destijds een stimulerende werking uit. Nederland telt een kleine honderd verfproducenten. Bij die bedrijven werken zo’n 6.500 mensen. Ons land telt daarnaast ruim 3.000 schildersbedrijven, die bij elkaar werk bieden aan 32.000 schilders. Ruim honderd bedrijven zijn actief als groothandel in verf en verfproducten. De bedrijven zijn georganiseerd in de VVVF (verfproducenten), de VVVH (verfgroothandel) en FOSAG (schildersbedrijven).
MULTICOLOR NEDERLAND B.V. Londenstraat 16 7418 EE DEVENTER T
0570 63 59 59
F
0570 63 70 24
E
[email protected]
Voor al uw streepcoating, kleurenwaaiers en kleurenkaarten, kleurenmengsystemen,
of Eurotrend artikelen bent u bij Multicolor
Nederland B.V. aan het goede adres! Neem een kijkje op onze website www.multicolor.nl om de diversiteit van onze producten te aanschouwen! Multicolor Nederland B.V. is de officiële distributeur voor Heeft u interesse in de originele WBAdv210x150NewVerf.pdf
09-07-2009
in de Benelux.
artikelen dan staan wij u graag te woord.
09:35:52
MCadvertentie129x102.indd 1
09-10-2008 13:46:19
100 JAAR VAN WIJK & BOERMA POMPTECHNIEK EN VERDER P O M P T E CHNIEK EN VERDER
C
M
Y
Met een ruim pakket verdringeren centrifugaalpompen voor elke vloeistof de juiste pompoplossing. Neem contact op voor meer info.
CM
MY
CY
CMY
K
Leningradweg 5, 9723 TP Groningen, T 050 549 59 00, www.wijkboerma.nl
2-K Blikverpakkingen Uw producten altijd bij elkaar
Hildering Packaging heeft een breed assortiment 2-Komponenten blikverpakkingen. De twee komponenten worden bij elkaar verpakt en vervoerd, én komen in de juiste mengverhouding bij de eindgebruiker. Wij bieden gekoppelde of geïntegreerde 2-K verpakkingen. Dankzij de grote range inhoudsmaten en mengverhoudingen, zijn wij er van overtuigd dat wij voor u dé oplossing hebben om uw vulgoed optimaal te verpakken.
Zandvoortstraat 69 | 1976 BN IJmuiden | The Netherlands T +31 (0)255 510 409 | F +31 (0)255 512 801 |
[email protected]
www.hildering.com