JSF:
O PI N I E
valt er eigenlijk wat te kiezen?
Wordt de Joint Strike Fighter de Starfighter van de 21e eeuw? De parallellen zijn onmiskenbaar. Kopen we met de F35 ook een prachtig toestel dat nauwelijks aan de operationele doelstellingen voldoet? Dit artikel plaatst de selectie van vliegtuigen voor de KLu in historisch perspectief.
Lkol b.d. P. DEKKERS
Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel en vertegenwoordigt niet noodzakelijk de mening van de redactie als geheel. In een volgend artikel zal ik nader ingaan op de mogelijke toekomstige missies van de Nederlandse luchtstrijdkrachten en welke vliegtuigen daarin een rol van betekenis zouden kunnen spelen. De aangehaalde informatie is geheel afkomstig uit open bronnen. De geraadpleegde literatuur is verkrijgbaar in de boekhandel. De Lockheed F-104 Starfighter was een vliegtuig dat tot de verbeelding van velen sprak. Het ontwerp was zonder enig compromis gericht op pure snelheid en het vliegtuig beschikte daardoor over een uitgesproken sexy uiterlijk. Vliegers die ermee gevlogen hebben waren zonder uitzondering lyrisch over de prestaties en de vliegeigenschappen van de kist. Het huilende geluid van een Starfighter lokte vliegtuigspotters en andere liefhebbers van heinde en verre naar de vliegbases Volkel en Leeuwarden. De keerzijde was dat het vliegtuig bij de Amerikaanse luchtmacht (USAF) geen succes was. Om het eigen voortbestaan veilig te stellen begon Lockheed daarop een ongekend harde campagne om een verbeterde versie van de Starfighter aan de NAVO- en andere bondgenoten te slijten. Hierbij zou het gebruik van smeergeld niet worden geschuwd om invloed te verwerven die zou kunnen helpen bij het binnenhalen van orders. De Starfighter werd daarna, in aangepaste vorm als F-104G, een doorslaand exportsucces met meer dan 2000 verkochte exemplaren. Helaas bleek het toestel later ook bij de NAVO-bondgenoten nauwelijks te voldoen aan
de operationele taakstelling. Het was door zijn fysieke beperkingen daar ook niet meer geschikt voor te maken. Wie zou denken dat luchtmachten en naties bij het verwerven van jachtvliegen zuiver rationele argumenten zouden gebruiken, zoals de dreiging van vijandelijke naties of bondgenootschappen, mogelijke scenario’s hierbij, het beschikbare budget en de mogelijkheden om binnen dat budget een voldoende aantal vliegtuigen aan te schaffen om de tegenstander in het verwachte scenario het hoofd te kunnen bieden, zou wel eens bedrogen uit kunnen komen. In dit artikel zal worden betoogd dat niet altijd het meest in aanmerking komende type vliegtuig, voor zover daar al sprake van kan zijn, wordt verworven. Daarbij spelen vaak meerdere argumenten dan alleen het verwachte scenario een rol en veelal is het steunen van de eigen industrie een buitengewoon zwaar wegend argument. In dit verband zal als voorbeeld worden gebruikt de selectie destijds van de Lockheed F-104G Starfighter en de selectie nu van een opvolger voor de F-16. Voorts zal duidelijk worden dat er voor een klein land als Nederland niet altijd iets te kiezen is als er nieuwe vliegtuigen aangeschaft moeten worden. Hoe Nederland koos voor de Starfighter
Het operationele deel van de KLu bestond sinds de oprichting in 1953 uit twee separate commando’s: het Commando Luchtverdediging (CLV) en het Commando Tactische Luchtstrijdkrachten (CTL). De organisatie van CLV was helemaal op Engelse leest geschoeid en de aankoop van Engelse vliegtuigen zoals de Meteor en de Hunter was ook gunstig voor de Nederlandse vliegtuigindustrie (Fokker). In tegenstelling tot CLV was CTL volledig Amerikaans georiënteerd. Er werd uit-
Carré 2 - 2009 pagina 12
012_CA02 Dekkers.indd 12
29-1-2009 8:49:29
k
sluitend met Amerikaanse toestellen gevlogen en ook de vliegers werden in de Verenigde Staten opgeleid. De voornaamste reden hiervoor was dat de vliegtuigen voor de aanvalstaak in NAVO-verband door de VS in het kader van de hulp aan bondgenoten, het Mutual Defense Assistance Program (MDAP) gratis ter beschikking werden gesteld. Zo werd de KLu uitgerust met de F-84E, -G en vanaf 1956 de F-84F Thunderstreak. Voor fotoverkenning werden nog eens 25 RF-84F Thunderflash toestellen geleverd. Ook de bijbehorende trainingsvliegtuigen van het type Lockheed T-33A kwamen in grote aantallen naar de Europese NAVO-bondgenoten. De productie van de veelbelovende Fokker S-14 Machtrainer werd hierdoor in de kiem gesmoord. Het eerste Amerikaanse toestel voor CLV werd in 1957 de F-86K, de eerste air defence fighter voor de luchtmacht die ook ’s nachts en bij slecht weer kon worden ingezet. Ook dit toestel werd geheel via het MDAP geleverd. De ontwikkeling van militaire jachtvliegtuigen ging echter in die tijd zo snel dat de levenscyclus van een straaljager niet meer dan enkele jaren bedroeg. Zo kwam het dat er aan het eind van de jaren vijftig al weer behoefte ontstond aan een nieuw jachtvliegtuig ter vervanging van de F-84F, RF-84F, de F-86K en de Hunter. Omwille van de efficiency ging men op zoek naar één enkel type vliegtuig dat deze vier types zou kunnen vervangen. Het nieuwe vliegtuig diende daarom een veelheid aan taken te kunnen utvoeren: luchtverdediging, met name tegen de dreiging van hoogvliegende Sovjet bommenwerpers, aanvalsmissies, passend in de toenmalige nucleaire strategie van de NAVO (massive retaliation) en fotoverkenning. Bovendien moesten deze taken onder alle weersomstandigheden kunnen worden uitgevoerd. Vijf vliegtuigen voldeden min of meer aan de gestelde eisen: de Franse Mirage III, de Amerikaanse Northrop N-156F (de latere F-5A), de Republic F-105 Thunderchief (in Amerika de opvolger van de F-84F) en de Grumman F-11F Tiger II. Deze laatste leek hierbij in eerste instantie de beste papieren te hebben, maar uiteindelijk draaide de keus om de Mirage en de Starfighter. Maar was er eigenlijk wel wat te kiezen?
Nederland was een van de vele NAVO-landen die worstelde met de keus van een nieuw gevechtsvliegtuig. België, Canada, Denemarken, Duitsland, Italië en Noorwegen zaten allemaal voor de beslissing van wat ook toen al de wapenaankoop van de eeuw werd genoemd. Omdat binnen de NAVO groot belang werd gehecht aan standaardisatie lag het voor de hand dat het winnende ontwerp zou kunnen rekenen op vele honderden, zo niet meer dan duizend orders. Lockheed was er veel aan gelegen om zijn kandidaat, de F-104 Starfighter koste wat kost te verkopen. De F-104 was ontworpen naar aanleiding van de ervaringen die de USAF had opgedaan in Korea en beschikte over een superieur klimvermogen en acceleratie. De voor die tijd fenomenale snelheid van Mach 2+ kon binnen enige minuten worden bereikt en de thrust to weight ratio was ongeveer gelijk aan die van de JSF. Om dit alles mogelijk te maken beschikte het vliegtuig over de krachtigste motor van die tijd en een futuristische aerodynamische vorm en zonder enig compromis ten aanzien van wendbaarheid op snelheid gericht: een bemande raket. Het toestel werd in 1958 als dagjager in gebruik genomen maar tot teleurstelling van Lockheed was de USAF niet tevreden over het vliegtuig. De prestaties waren enorm, maar de actieradius werd te klein bevonden, de bewapening was onvoldoende en ook op het gebied van veiligheid had het vliegtuig al snel een minder goede reputatie. De Amerikanen waren dermate ontevreden dat een grote order werd afgezegd en veel minder toestellen dan voorzien werden afgenomen. Het uitbrengen van een verbeterde versie, de F-104C, die ook als jachtbommenwerper kon worden ingezet, kon hierin geen verandering meer brengen. De eerste F-104A vliegtuigen werden al na twee jaar afgedankt 1) en de F-104C, waarvan er overigens maar 77 van werden gebouwd, verdween in 1967 van het toneel. De USAF had gekozen voor vliegtuigen met een groter vliegbereik, een grotere capaciteit voor bewapening en met all weather eigenschappen. Dat deze aanzienlijk zwaarder en duurder waren werd voor lief genomen. Door al deze ontwikkelingen stond het voortbestaan van Lockheed op het spel en besloten werd om de Starfighter op alle mogelijke legale en soms iets minder legale manieren in ieder geval een exportsucces te laten worden. Een verbeterde versie werd ontwikkeld, de F-104G, en in maart 1959 maakte de Duitse Bondsrepubliek bekend dat
F-104G Starfighter van 322/323 Squadron. Leeuwarden oktober 1977. Foto: Willem Helfferich
Carré 2 - 2009 pagina 13
012_CA02 Dekkers.indd 13
29-1-2009 8:49:55
besloten was tot de aankoop van meer dan 900 Starfighters voor de Luftwaffe en de Bundesmarine. Toen Canada bekend maakte ook voor de F-104 te hebben gekozen, viel de bodem onder de Mirage weg. Er viel dus niet veel meer te kiezen en op 20 april 1960 plaatste Nederland een order voor 200 toestellen. In totaal zouden er 2578 Starfighters worden gebouwd, niet alleen bij Lockheed in Burbank, maar ook in Nederland, België, Italië, Canada en Duitsland. Bij het Starfighter project was Nederland uitgegaan van een gratis levering door de VS in het kader van MDAP van 80 Starfighters. Toen uiteindelijk maar 25 MDAP vliegtuigen beschikbaar kwamen werd duidelijk dat voor twee F-84F squadrons naar een goedkoper vliegtuig moest worden gezocht 2). De Starfighter in Nederlandse dienst
F-16A block 1 J-212 bij Fokker op Schiphol tijdens overdracht van de eerste F16, de F-16B J-259 aan de KLu op 6 juni 1979. Foto: Willem Helfferich.
De F-104G was op vele punten verbeterd ten opzichte van zijn voorgangers de A en de C. Het toestel was nu uitgerust met state of the art avionica, zoals de NASARR F15A multimode radar, een Litton LN3 traagheidsnavigatiesysteem, een infrarood vizier en een armament control computer. Door al deze modificaties kon de Starfighter nu onder alle weersomstandigheden worden ingezet, zowel voor luchtverdediging als aanvallen op gronddoelen. Ondanks al deze modificaties en het daardoor toegenomen gewicht had het toestel niets aan prestaties ingeboet. Door de puur op snelheid gerichte vormgeving had de F-104 een minimale radar crossection (RCS) waardoor het vliegtuig al over stealth-eigenschappen beschikte, lang voordat dit aspect belangrijk werd. Een minpunt in vergelijking met andere vliegtuigen was echter gebleven: de hoeveelheid bewapening die kon worden meegevoerd was zeer beperkt. Dit werd ten tijde van de selectie van de F-104G voor de KLu echter niet onoverkomelijk geacht. Het vliegtuig zou immers in overeenstemming met de toen geldende NAVO-strategie voornamelijk gaan opereren als interceptor van hoogvliegende bommenwerpers en als jachtbommenwerper in de nucleaire aanvalsrol 3). Helaas voor Nederland veranderde de NAVO korte tijd na de invoering van de F-104 van strategie: massive retaliation maakte plaats voor flexible response. Dat betekende dat de Starfighter nu ook voor aanvallen met conventionele bewapening en steun aan grondtroepen moest worden gaan ingezet. Voor deze taken was het vlieg-
tuig niet ontworpen en door het gebrek aan payload, range 4) en wendbaarheid ook niet geschikt. Bij de luchtverdediging verschoof de dreiging naar lagere hoogte en ook hier was de F-104 nauwelijks geschikt door het gebrek aan wendbaarheid, de in de air to air mode al snel verouderde pulseradar en de geringe bewapeningscapaciteit die beperkt was tot twee Sidewinder luchtdoelraketten. De toen gebruikte versie van deze raketten noodzaakte de vlieger zijn toestel tot binnen twee kilometer vrijwel recht achter de tegenstander te manoeuvreren. Deze beperkingen waren door de aërodynamische vormgeving van het toestel vrijwel niet te verbeteren 5). In Duitsland werden de Jagdbomber Geschwader van de Luftwaffe uitgerust met verbeterde bomrekken waardoor vier in plaats van twee bommen konden worden meegevoerd en in de air defence rol werd de Starfighter al na enige jaren vervangen door de F-4F Phantom II. De Nederlandse industrie speelde een belangrijke rol bij de bouw van de voor Europa bestemde Starfighters. Bij Fokker op Schiphol bevond zich een van de vier Europese eindmontagelijnen voor de F-104G en hier werden 350 toestellen gebouwd voor de Luftwaffe en de KLu. Naast Fokker voor de licentiebouw en eindmontage werden nog vele andere Nederlandse bedrijven ingeschakeld bij de bouw van de Starfighter, zoals Philips, DAF en Oude Delft. Een schrale troost wellicht voor het feit dat Nederland door problemen rond de Amerikaanse begroting maar 120 van de bestelde 200 vliegtuigen kon aanschaffen. De opvolging van de Starfighter
In de jaren zeventig begon men bij de KLu na te denken over de opvolging van de F-104. Dit resulteerde in het initiatief om samen met andere landen zelf een vliegtuig te ontwikkelen, de Multirole Combat Aircraft (MRCA). Nadat Engeland tot het consortium toetrad leidden de eisen van de Royal Air Force tot een zodanige stijging van de kostprijs dat Nederland zich gedwongen voelde uit het project te stappen dat men zelf had opgestart. De Amerikaanse vliegtuigfabrikant Northrop, trachtte hiervan te profiteren door de P-530 Cobra te promoten. Bij Northrop had men veel opgestoken van de manier van zakendoen van Lockheed: dezelfde mensen die een schimmige rol hadden gespeeld bij het verdelen van de Lockheed gelden, smeerden nu voor Northrop de dollars uit 6). Op de kandidatenlijst van Nederland voor de opvolging van de Starfighter was de Cobra veruit favoriet boven de Zweedse Saab Viggen en de Franse Mirage F-1. Northrop had de Cobra als YF-17 ook ingeschreven voor de USAF competitie voor een lightweight fighter. De andere kandidaat in deze competitie was de General Dynamics YF-16. Toen dit vliegtuig gekozen werd als winnaar van de Amerikaanse competitie kon Nederland niet veel anders dan de F-16 als favoriete kandidaat opnemen voor de F-104 opvolging. In mei 1975 besloot het Nederlandse kabinet tot aanschaf van 105 F-16’s. Nadat België, Denemarken en Noorwegen zich eveneens voor de F-16 uitspraken, werd besloten voor productie
Carré 2 - 2009 pagina 14
012_CA02 Dekkers.indd 14
29-1-2009 8:50:40
van het toestel in Europa. Naast het Belgische SABCA mocht ook Fokker de productie van de F-16 ter hand nemen. De F16 voldeed op dat moment nog niet aan alle eisen die aan een jachtvliegtuig gesteld zouden worden. Vooral de mogelijkheid om luchtdoelraketten met een langere dracht, Beyond Visual Range, (BVR) werd node gemist. Pas met de Midlife Update (MLU) kreeg de KLu deze capaciteit in huis. Tijdens de operatie Allied Force werd hier in de eerste nacht al gebruik van gemaakt door een Servische MiG-29 neer te halen. Uit de F-16 geschiedenis blijkt dat dit toestel, dat ten tijde van zijn introductie als lightweight fighter maar over beperkte capaciteiten beschikte, een geweldig potentieel had om verder ontwikkeld te worden. Van de Block 1 die in 1979 werd afgeleverd is de F16 bij de KLu geëvolueerd naar de F-16AM, die overeenkomt met de Block 50 productieversie. De F-16 vervanging
Al in het begin van de jaren ‘90 ging Amerika een begin maken met de ontwikkeling van een nieuw jachtvliegtuig dat de F-16, de A-10, de F/A-18, de A-6 en de AV-8B Harrier zou kunnen vervangen bij de USAF, de US Navy (USN) en het US Marine Corps (USMC). In een competitie met Boeing, die de X-32 inschreef, werd Lockheed (inmiddels Lockheed Martin geheten) de winnaar met het X-35 ontwerp. Van beide vliegtuigen werden twee uitvoeringen gebouwd, een conventionele en een versie die vertikaal zou kunnen opstijgen en landen. Eind 2000 kozen beide kandidaten voor het eerst het luchtruim en een jaar later werd de winnaar aangewezen. Tijdens de System Development and Demonstration (SDD) fase krijgt het vliegtuig de naam F-35 Lightning II 7). Kort na de uitverkiezing van de F-35 door de Amerikanen besluit de Nederlandse regering deel te gaan nemen aan de ontwikkeling van de F-35. Een definitieve keuze voor de opvolger van de F-16 zal pas later worden gemaakt. Op dit moment zijn twee F-35 vliegtuigen uit het SDD-programma gereed en deze hebben samen iets meer dan 50 testvluchten gevlogen. Nederland zal als deelnemer aan de SDD-fase in 2009 besluiten of het zal overgaan tot de aanschaf van twee van de 14 nog
geplande SDD-toestellen. Door Lockheed wordt veel druk op Nederland uitgeoefend om deze volgende stap op weg naar de JSF te zetten. Op speciaal verzoek van de Tweede Kamer moest daarom in 2008 een onafhankelijk onderzoek worden verricht welk vliegtuig, de F-35, de Saab Gripen NG of de nieuwste versie van de F-16, het meest geschikt is om de Nederlandse F-16’s te vervangen. Zoals verwacht werd de uitslag in het voordeel van de F-35 beslist, die het best scoorde op kwaliteitseisen, prijs en levertijd. De drie toestellen werden beoordeeld op zes missieprofielen. De Gripen en de F-16 scoorden geen onvoldoende maar haalden de hoogte van de lat niet die het kabinet had vastgesteld 8). Ook de vorige CDS sprak zijn voorkeur uit voor de JSF 9): “De JSF is de beste kandidaat, zijn levenscyclus zal de langste zijn”. Hij stelt dat de F-16 destijds kon worden doorontwikkeld en dat de toenmalige concurrenten Saab Viggen en Mirage F-1 nu museumstukken zijn, en vervolgt: “De concurrenten van de JSF, de Saab Gripen, de Rafale en de Eurofighter, zijn prima vliegtuigen maar behoren door het ontberen van stealth-eigenschappen tot de vierde generatie. De JSF is vijfde generatie”.
De eerste vlucht van de F35. Foto: Lockheed Martin via Onze Luchtmacht.
Overeenkomsten tussen de Starfighter en de Joint Strike Fighter
Op het eerste gezicht lijkt een vergelijking tussen de Starfighter en de JSF ver gezocht. Toch zijn er opvallende overeenkomsten. Beide door Lockheed ontworpen toestellen zijn singleseat en single engine. En ook de afmetingen ontlopen elkaar, met uitzondering van de vleugelspanwijdte, niet veel. Bij beide vliegtuigen speelde en speelt het behartigen van de belangen van de nationale industrie een grote rol bij het bepalen van de uiteindelijke keuze. De mate waarin een vliegtuig kan manoeuvreren wordt voor een groot deel bepaald door twee factoren: de thrust to weight ratio, en de wing loading. De verhouding tussen stuwdruk en gewicht is met 0.9 bij beide vliegtuigen nagenoeg gelijk en ook de vleugelbelasting lijkt dicht bij elkaar te liggen. Beide vliegtuigen zijn niet ontworpen met maximale wendbaarheid in gedachten.
Carré 2 - 2009 pagina 15
012_CA02 Dekkers.indd 15
29-1-2009 8:51:03
De rol van het vliegtuig in een toekomstig scenario
De vorige oorlog heeft bij beide een stempel gedrukt op het ontwerp; bij de Starfighter was dat Korea waar de MiG’s sneller waren en een hogere klimsnelheid hadden dan de Amerikanen. De wortels van de JSF gaan terug tot begin jaren negentig: het vliegtuig moest opgewassen zijn tegen de dreiging die uitging van de Sukhoi 27 Flanker. Beide vliegtuigen hebben stealth-kwaliteiten: bij de F-104 was dat een soort fall-out, de JSF is ontworpen met stealth in het eisenpakket en hieruit resulteerde de wat eigenaardige vorm van het vliegtuigen. Samen met de coating en het ontbreken van alle uitsteeksels zoals externe brandstoftanks, bewapening, ophangpunten hiervoor, antennes, verlichting resulteert dit in een verminderde zichtbaarheid voor vijandelijke radar. Nu heeft alles zijn prijs, ook stealth, en aangezien de JSF goedkoper moest zijn dan de als F-15 opvolger voor de USAF ontwikkelde F-22 Raptor, zijn de stealth-karakteristieken van de JSF van beperkte aard vergeleken met dat toestel. Ook moet bedacht worden dat stealth maar een beperkte houdbaarheidsdatum heeft in het kat- en muisspel met de tegenstander. In de tot dusver uitgevochten conflicten was stealth vooral in de openingsfase van betekenis: als de dreiging uitgaande van de vijandelijke luchtverdediging is gereduceerd is het voordeel van stealth goeddeels weggenomen, maar blijven de nadelen bestaan. Zoals eerder betoogd is de vorm zeer bepalend voor de stealthkarakteristieken en daarom moet alle brandstof en bewapening intern worden meegevoerd. Dat betekent een beperkte weaponload en actieradius, zoals ook bij de Starfighter het geval was. Het probleem is dat in kleinere naties altijd gezocht wordt naar een vliegtuig dat alles kan: een all singing, all dancing aeroplane. Zoiets leidt tot een ontwerp dat alles kan, maar slechts in beperkte mate. Bij de USAF telt dat nadeel minder omdat daar de goedkopere variant, de lightweight fighter, altijd complementair is. Dat was destijds het geval bij de F-15 en F-16 en nu ook weer bij de F-22 en F-35. Het groeipotentieel van de F-104 werd door de beperkingen die de vormgeving en het vleugelontwerp stelde zeer beperkt 10). Door de beperkingen in het uiterlijk die stealth stelt is ook het groeipotentieel van de JSF maar beperkt.
Ten tijde van de Koude oorlog was alles simpeler. We wisten wie de tegenstander was, over welke bewapening hij beschikte en waar het gevecht gevoerd zou worden. We beschikten dan wel niet over het meest geschikte toestel om het gevecht mee in te gaan, maar we dachten dat door onze kwaliteiten als betere opleiding, meer ervaring en superieure tactieken meer dan goed te kunnen maken. We waren eindeloos geoefend in het scenario dat ons te wachten stond als de ballon op zou gaan. Dat alles veranderde na 1990 ingrijpend en wat terugkwam was een nieuwe dreiging, meer diffuus en ongrijpbaar. Destijds vertrouwde begrippen als Voorste Lijn Eigen Troepen (VLET) hebben hun betekenis verlorenen en de vijand kan zich net zo makkelijk ophouden tussen de burgerbevolking in de stedelijke gebieden en op het platteland. Gevraagd naar het scenario van een mogelijk toekomstig conflict waar Nederland en zijn luchtstrijdkrachten bij betrokken zouden kunnen zijn, is het niet gemakkelijk deze vraag te beantwoorden. Toch wordt als reden waarom Nederland zou moeten kiezen voor de JSF door coalitiepartijen opgegeven dat ons land een rol moet spelen in het hoogste geweldsspectrum. Wat daar precies mee wordt bedoeld blijft echter in nevelen gehuld. We onderscheiden symmetrische en asymmetrische tegenstanders zoals de Taliban, een bloeddorstige, niets en niemand ontziende tegenstander, maar de operaties van de KLu in Afghanistan bevinden zich niet in het hoogste deel van het geweldsspectrum. De operaties boven voormalig Joegoslavië ook niet, met uitzondering wellicht van de Operatie Allied Force. Wat moeten we ons voorstellen bij een toekomstige crisis waarbij Nederland jachtvliegtuig moet inzetten: een aanval op Iran, de luchtverdediging van de Antillen of gaan we in coalitieverband meehelpen een invasie op Taiwan af te slaan? Merkwaardig is dat zoveel druk wordt uitgeoefend ten faveure van de JSF terwijl niet duidelijk is in welk scenario behoefte zou zijn aan een dergelijk vliegtuig. In dit verband zij opgemerkt dat de strategische verkenningen die Nederland daarvoor in gang heeft gezet pas eind 2009 resultaten zullen melden, maar dat in april, maanden eerder dus, al een verdere stap zal moeten worden gezet richting een welhaast onomkeerbare situatie door het bestellen van twee F-35 SDD-toestellen. Het lijkt alles nogal onwaarschijnlijk en het optreden tijdens toekomstige conflicten met een lagere intensiteit, of peacekeeping, ligt vooralsnog veel meer voor de hand. Voor zulke operaties is de JSF niet alleen overgekwalificeerd, maar waarschijnlijk ook nog eens het verkeerde vliegtuig. In ieder geval is de huidige F-16 ruim voldoende om in een dergelijk scenario te kunnen optreden. Keuze en keuzevrijheid bij de selectie van nieuwe jachtvliegtuigen
Dat de F-16 het einde nadert van zijn technische levensduur is een van de redenen die wordt aangevoerd om de noodzaak van het aanschaffen van een vervanger te rechtvaardigen. De Nederlandse vliegtuigen hebben nu zo’n 4000 vlieguren op de klok staan. De grootste F-16 operator ter wereld, de USAF, heeft op dit moment nog meer dan 1200 F-16’s in de vaart. Ruwweg de helft daarvan bestaat uit de oudere varianten, Block 25 en 30, en deze zijn vrijwel allemaal door een upgrade programma gegaan om ze op Block 50 standaard te brengen. De andere helft, de Block 40 en 50 vliegtuigen wordt eveneens nog opgewaardeerd
F-22
Carré 2 - 2009 pagina 16
012_CA02 Dekkers.indd 16
29-1-2009 8:51:40
en alle F-16’s krijgen een tot 8000 vlieguren verlengde levensduur. Daarnaast blijft bij Lockheed Martin in Fort Worth de F-16 nog zeker tot 2010 in productie voor exportklanten. Ook de rol van de F-15 is nog lang niet uitgespeeld. Zo zullen 178 F-15C luchtverdedigingjagers de nieuwe APG-63 radar (vergelijkbaar met de radar uit de F-22) ontvangen en ook de F-15E Strike Eagles zullen dankzij upgrades in staat worden gesteld nog zeker tot 2035 in dienst te blijven. Het verlengen van de levensduur van de Nederlandse F-16’s, hoewel geen sinecure, zou dus wel tot de mogelijkheden kunnen behoren. In Amerika liggen zowel het F-22 als het F-35 programma onder vuur. De plannen voor de F-22 Raptor, zonder twijfel het meest capabele vliegtuig ooit, zijn al teruggebracht van 648 toestellen tot 183 stuks. De reden hiervoor zijn de enorme kosten van het programma waardoor de stuksprijs is opgelopen tot meer dan $ 190 miljoen. Worden de ontwikkelingskosten hierbij opgeteld dan komt de stuksprijs uit op meer dan het dubbele en critici wijzen op het ontbreken van de noodzaak om over een dergelijk vliegtuig te beschikken. Ten aanzien van de huidige Amerikaanse plannen voor de JSF zijn deze gebaseerd op het verwerven van meer dan 2400 vliegtuigen. Gelet op de enorme economische crisis waarmee het land wordt geconfronteerd en de tot astronomische hoogte opgelopen staatsschuld rijst de vraag waarvan dit allemaal gefinancierd zal gaan worden. De regering Obama zal er alles aan gaan doen om het land er weer bovenop te helpen en een van de eerste daden zal ongetwijfeld zijn een kritische studie naar de noodzaak van allerlei defensieprogramma’s. Het JSF-programma kan hierbij een makkelijk doelwit worden: het is het grootste en kostbaarste programma en het is afgezien van 2 à 3 SDD vliegtuigen nog nauwelijks van de grond gekomen. De USAF zal hierdoor nog het minst getroffen worden gezien de grote aantallen F-15’s en F16’s die nog beschikbaar zijn en nog vele jaren mee kunnen. Of het programma in zijn geheel geschrapt zal worden of dat de US Navy en Marine Corps varianten nog wel gebouwd zullen gaan worden is nog de vraag. Het gevolg hiervan zal zijn dat Lockheed Martin om nog een redelijk productieaantal en daardoor redelijke stuksprijs te halen nog meer druk zal gaan uitoefenen op bondgenoten om toch de F-35 aan te schaffen. Het huidige exportpotentieel ligt rond de 735 toestellen, maar het wegvallen van een substantieel deel van de Amerikaanse order zal niet zonder gevolgen zijn voor de stuksprijs. En of de JSF dàn nog het beste toestel is voor de beste prijs is de vraag. Toch zal, met name door de grote belangen die onze industrie heeft bij deelname van ons land aan het F-35 programma, Nederland haast niet meer uit het project terug kunnen treden.
F-22 Raptor, zonder twijfel het meest capabele vliegtuig ooit
012_CA02 Dekkers.indd 17
Conclusie
Het lijkt er op dat door allerlei omstandigheden de productieaantallen en daarmee de stuksprijs van de JSF nog wel eens nadelig zouden kunnen uitvallen. De F-35 Lightning II zal ongetwijfeld het meest capabele en duurste jachtvliegtuig worden dat ooit mogelijk met de Nederlandse roundel getooid rondgevlogen zal hebben. De vliegers zullen ongetwijfeld lyrisch zijn over alles wat met de F-35 mogelijk is. Het is echter de vraag of ons land dat allemaal nodig heeft en zo ja tegen wie en wanneer. Als dat niet zo is gaan we de Starfighter van de 21e eeuw verwerven. Mooi, snel en met een super geluid.
1. Een aantal vliegtuigen werd o.a. geschonken aan Pakistan en Jordanië. 2. Uiteindelijk werden 105 NF-5 vliegtuigen aangeschaft. 3. Hierbij hoefde maar één bom te worden meegevoerd, onder de romp waardoor aan de vleugels vier brandstoftanks konden worden meegevoerd. Luchtverdediging met vliegtuigen zou gaan fungeren als derde verdedigingslinie achter de in oprichting zijnde linies met Hawk en Nike geleide wapens. 4. Conventionele bewapening kon alleen aan de vleugel worden gehangen, waardoor niet meer dan twee bommen en twee brandstoftanks konden worden meegevoerd. 5. Dit alles neemt niet weg dat de F-104G een fantastisch vliegtuig was om te vliegen. Het was zijn tijd ver vooruit en excelleerde in de rol waarvoor het was ontworpen: een supersnelle jager die binnen een paar minuten na een scramble met Mach2 achter een vijandelijke bommenwerper aan kon gaan. De tekortkomingen waren het gevolg van het feit dat politici en beleidsmakers eisten dat het ook een bommenwerper kon zijn. Het toestel kon dat alleen in de nucleaire aanvalsrol waarmaken. 6. Rapport van de Commissie van Drie. 7. Eerdere Lightnings waren de Lockheed P-38 uit WO II en de Engelse P-1 Lightning, een tijdgenoot van de F-104. 8. De Vliegende Hollander nr. 1 – 2009. 9. De Telegraaf, 6 december 2008. 10. Voor de Italiaanse luchtmacht werd een verbeterde versie ontwikkeld, de F-104S. Deze kon Sparrow BVR luchtdoelraketten meevoeren, maar ook voor dit vliegtuig was niet meer dan een marginale operationele rol weggelegd. Eind jaren zestig presenteerde Lockheed de CL-1200 Lancer, een F-104 met een grotere, hoogliggende vleugel en een lager geplaatst horizontaal stabilo. Achteraf gezien was dit de F-104 zoals deze eigenlijk had moeten zijn, maar het ontwerp werd nooit gebouwd.
Carré 2 - 2009 pagina 17
29-1-2009 8:51:58