HET
Register Vakblad van het Register Belastingadviseurs augustus 2015 | nummer 4
Wet aanpak schijnconstructies: met een kanon op een mug schieten? Wetsvoorstel Vpb-light voor het mkb 2016 Oud-senatoren Bröcker en Essers: ‘Pak nu de schrijnende dossiers aan’ Art. 4 WBR in vakantietijd: van campings tot (data)hotels
MFAS
RENDEMENT VOOR DE BELASTINGADVISEUR
• • •
MFAS
RENDEMENT VOOR DE BELASTINGADVISEUR
Register 2015-03 contouren.indd 1
1-6-2015 16:32:26
DE
n n n
Inhoud
Colofon Het Register is een uitgave van Het Register Belastingadviseurs (RB), Brenkmanweg 6 4105 DH Culemborg, telefoon (0345) 54 70 00 Het Register verschijnt zes keer per jaar en vormt een belangrijke informatiebron voor de leden van het Register Belastingadviseurs. Leden en relaties van het RB ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap/ betrokkenheid bij het RB. Informatie over (het lidmaatschap van) het RB vindt u op www.rb. nl; informatie over het opzeggen van het lid maatschap vindt u op www.rb.nl/opzeggen.
Redactieraad Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk RB (hoofd redacteur) Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de Bont Mr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks RB Mr. dr. M.J. (Mascha) Hoogeveen Mr. W.J.M. (Wil) Vennix RB
Eindredactie Kamminga Publicaties, Ton Kamminga E-mail:
[email protected]
Uitgever
12
Massale acties: Much Ado About Nothing Mr. S.F.J.J. Schenk RB
16
Pak nu de schrijnende dossiers aan’ Interview met mr. W.L.J. Bröcker en prof. dr. P.H.J. Essers
Register Belastingadviseurs E-mail:
[email protected]
Rubriek Jurisprudentie en Wetgeving Fiscaal up to Date, Eindhoven
De redactie - Never a dull moment
Advertenties
Mr. S.F.J.J. Schenk RB
n
4
Kort & bondig
n
5
n
6
Ilse van der Doelen Tel.: (0345) 54 70 00 E-mail:
[email protected] Zesde jaargang, oplage 7500
Vormgeving
Wetsvoorstel Vpb-light voor het mkb 2016
Twinmedia BV, Joke Boer
Prof. dr. J.L. van de Streek
© Register Belastingadviseurs
Computer says no!
Niets uit deze uitgave mag worden gerepro duceerd door middel van boekdruk, fotooffset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder vooraf gaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs. ‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie. Citeertitel: Het Register 2015/nr.
Column - Mr. A.G. Geesink
n
11
Jurisprudentie en wetgeving
n
21
n
26
n
30
J.H.P.M. Raaijmakers RB
n
36
Het Verenigingsnieuws
n
41
De medisch specialist in loondienst bij de eigen bv E.P. Kroon AA RB
Art. 4 WBR in vakantietijd: van campings tot (data)hotels Mr. dr. J.W.A. Rheinfeld
Wet aanpak schijnconstructies: met een kanon op een mug schieten?
Lees dit nummer op uw tablet door het scannen van de QR code. augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
3
DE
Redactie
Never a dull moment Belastingen saai? U en ik weten wel beter. De redactie van Het Register heeft dan ook nooit moeite om voldoende, maar bovenal goede en actuele content bijeengeharkt te krijgen. En naarmate de reputatie van ons clubblad stijgt, wordt ook de koppeling van de gekozen onderwerpen aan door de redactie gewenste auteurs een fluitje van een cent. ‘We worden genoemd’, constateert collega Vennix dan ook regelmatig vergenoegd. Sterker nog, in toenemende mate hebben we last van wat onze Oosterburen zo fraai noemen die Qual der Wahl: ‘Helaas, we zitten vol, probeert u het eens bij een ander.’ In deze aflevering komt de actualiteit onder meer voorbij in de vorm van de per 1 juli 2015 in werking getreden Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) en in de fiscale behandeling van het gebruikelijk loon in de toch al door ingrijpende fiscale wijzigingen geplaagde medische sector. In het oktobernummer zal aandacht worden besteed aan de langverwachte Autobrief 2.0 en de al net zo spannende behandeling van het dgapensioen. Die Haagse just in time delivery bezorgt de redactie, gelet op planning en deadlines, vaak wat stress, maar de onderwerpen worden ons doorgaans wel op een zilveren blaadje aangereikt. Dat laatste geldt ook voor de plannen voor een belastingherziening. Die komt er dus voorlopig niet. De suggestie van de (inmiddels voormalig) senatoren Essers en Bröcker om niet te werken met een grote sprong voorwaarts – die in China rampzalig is verlopen – maar om ons fiscale stelsel verspreid over een hele kabinetsperiode rustig en weloverwogen te herzien, was blijkbaar niet aan dovemansoren gericht. U leest erover in het interview met de beide heren in deze aflevering. Mocht u trouwens – zolang het nog kan, want er komt op het Binnenhof een vijf jaar durend verbouwinkje aan dat is gebudgetteerd op een half miljard euro – de kans krijgen de Eerste Kamer te gaan bekijken, dan moet u dat zeker niet laten. Een levend monument en tegelijkertijd een oase van rust! Bepaald geen oase van rust was de afgelopen dagen zowel Athene als Brussel. Er lijkt overeenstemming te zijn, maar tussen wie en waarover, en vooral ook voor hoelang is nog maar de vraag. De oorzaak van veel van de Griekse financiële problemen is, afgezien van het uitgavenpatroon, het Griekse belastingstelsel en de bijbehorende administratie. Of het Brussel zal lukken om de Griekse reders aan de fiscale ketting te gaan leggen, is nog maar de vraag. Een eenmalige heffing op hun inkomen en/of vermogen – in Nederland in of na moeilijke tijden geen onbekend fenomeen – lijkt me voor Griekenland een prima idee, maar vooralsnog een brug te ver. Afgezien van dit soort probleempjes lijken corruptie en incompetentie een minstens net zo erg probleem. Op zulke momenten besef je dat wij, ondanks alle en soms niet helemaal onterechte kritiek, het hebben getroffen met de Nederlandse belastingdienst. Zelden of nooit corrupt, doorgaans betrouwbaar en aanspreekbaar – althans voor wie een direct nummer heeft en niet is veroordeeld tot de Belastingtelefoon en – ook dat lijkt me een toonbeeld van een ontwikkeld belastingsysteem – minder geneigd tot zegels, stempels en andere bureaucratische ellende. Dit alles in combinatie met een meestal redelijk functionerend ict-systeem. Nogmaals, kritiek kan en mag, maar in vergelijking met Griekenland kan het allemaal de toets der kritiek meer dan doorstaan. En dat is iets dat op deze plaats best een keer mag worden gezegd. Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk RB hoofdredacteur Het Register en directeur wetenschappelijk bureau bij Flynth te Arnhem
4
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
n n n
Kort & Bondig Maurice de Kleer nieuwe voorzitter NOB De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft een nieuwe voorzitter: Maurice de Kleer. Hij volgt Marnix van Rij op, die na drie jaar reglementair is afgetreden. Mr. M.A. de Kleer (1971) studeerde Nederlands en fiscaal recht aan Tilburg University en postdoctoraal Europese Fiscale Studies (EFS) aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is partner bij BDO en sinds 2012 bestuurslid van de NOB.
Nederland en Duitsland gaan belastingrulings uitwisselen Nederland en Duitsland willen volledig transparant zijn als het gaat om tussen belastingdiensten en bedrijven gemaakte afspraken die gevolgen hebben voor het andere land. De belastingdiensten van beide landen gaan daarom actief en spontaan met elkaar informatie uitwisselen. Afspraken hierover zijn vastgelegd in een Memorandum of Understanding en gaan over geïntensiveerde spontane inlichtingenuitwisseling; er hoeft dus niet eerst een inlichtingenverzoek te worden ingediend. Dit is overigens nog niet de automatische inlichtingenuitwisseling waarover momenteel in EU-verband wordt gesproken. n Ministerie van Financiën, 14 juli 2015
n Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, 19 juni 2015
Wetsvoorstel versterking positie curator naar Tweede Kamer
Ondernemersorganisaties: privacy familiebedrijven in gevaar Volgens een nieuwe Europese richtlijn tegen witwassen en de financiering van terrorisme worden straks alle natuurlijke personen met een belang van 25 procent of meer in een bedrijf, verplicht zich te laten registreren in een nieuw register. Dit register (UBO, ultimate beneficial owner) is toegankelijk voor overheidsinstanties, financiële inlichtingeneenheden en degenen die een gerechtvaardigd belang kunnen aantonen bij die toegang. Met name familiebedrijven zijn beducht voor deze nieuwe regelgeving. Ze vrezen voor de persoonlijke vrijheid van familieleden (kidnapping), chantage en ongewenste vermelding op miljonairslijstjes. Deze gevoelens van onveiligheid leiden er volgens MKB-Nederland en VNO-NCW toe dat vestiging in het buitenland nadrukkelijk wordt overwogen. Ze hebben het kabinet daarom met klem opgeroepen om terughoudend te zijn met de implementatie van genoemd register en gebruik te maken van de opties die de richtlijn daarvoor biedt.
Minister Van der Steur van Veiligheid en Justitie heeft het wetsvoorstel dat voorziet in een wettelijke taak voor de curator bij fraudesignalering, bij de Tweede Kamer ingediend. Hiermee worden de bestaande informatie- en medewerkingsverplichtingen aangescherpt en verduidelijkt. Zo moet de curator worden ingelicht over eventuele buitenlandse vermogensbestanddelen en moet hem medewerking worden verleend om daarover de beschikking te krijgen. Ook moet hij straks mogelijke onregelmatigheden melden bij de rechter-commissaris. Verder laat Van der Steur weten dat het wetgevingsprogramma goed op schema ligt. Zo zijn de wetsvoorstellen strafbaarstelling faillissementsfraude en introductie civielrechtelijk bestuursverbod al door de Tweede Kamer aangenomen en is het wetsvoorstel continuïteit ondernemingen I (pre pack) ingediend. In het najaar wordt het wetsvoorstel continuïteit ondernemingen II (dwangakkoord) aan de Raad van State voorgelegd en zal het wetsvoorstel modernisering faillissementsprocedures in consultatie gaan. n Ministerie van Veiligheid en Justitie, 14 juli 2015
n MKB-Nederland en VNO-NCW, 15 juni 2015
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
5
n n n n n
Wetsvoorstel Vpb-light voor het mkb 2016 In het voorjaar van 2012 lanceerde ik het idee om binnen de vennootschapsbelasting een verlicht regime voor mkb-ondernemingen te creëren.1 Dit om het mkb te vrijwaren van onnodig ingewikkelde regels. Die ingewikkeldheid wordt niet alleen veroorzaakt doordat het heffingsobject – de winst – naar zijn aard ongrijpbare trekken vertoont, maar is ook een gevolg van de vele antimisbruikbepalingen en inflexibele regels die het mkb onbedoeld in de weg zitten. In deze bijdrage doe ik een aantal concrete voorstellen voor versoepelingen in de vennootschapsbelasting ten behoeve van het mkb.
H Jan van de Streek Prof. dr. J.L. van de Streek is hoogleraar fiscaal concernrecht aan de Universiteit van Amsterdam en tevens werkzaam bij Loyens & Loeff NV
et idee van een Vpb-light heeft intussen bij val gekregen van onder anderen collega Leo Stevens2 en het Register Belastingadvi seurs.3 Ik heb de indruk dat er een breed draagvlak voor is.4 Hoewel aan het begin van de zomer de onderhandelingen over een nieuw belastingstelsel in Den Haag zijn geklapt, roep ik de politiek op om het idee als onderdeel van de vereenvoudigingsagenda in wetgeving om te zetten. Het liefst al met ingang van 2016. Vandaar dat ik thans zelf de handschoen oppak en het idee van een Vpb-light in deze bijdrage nader uitwerk. Daarmee hoop ik te laten zien dat voor een Vpb-light helemaal geen stelselherziening nodig is. Met een paar eenvoudige ingrepen is een light-regime zo geregeld.
Vpb-light in welke vorm? De beste manier waarop een Vpb-light voor het mkb kan worden vormgegeven, is mijns inziens door middel van zogenoemde franchises. Dat betekent concreet dat een antimisbruikbepaling buiten toepassing wordt gelaten tot een bepaald bedrag, dan wel dat een inflexibele regel wordt ‘geflexibiliseerd’ tot een bepaald bedrag. Op die manier wordt het mkb materieel gevrijwaard van de toe passing van de antimisbruikbepaling of inflexibele regel. In feite werkt de fiscale wetgever al met zulke franchises in de sfeer van de vennootschapsbelasting. Ik noem: n de (ingewikkelde) aftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente, die pas van toepassing is voor zo ver die rente het bedrag van € 750.000 te boven gaat; n de (ingewikkelde) aftrekbeperking voor overname
6
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
rente, die pas van toepassing is voor zover die rente meer bedraagt dan € 1.000.000; n de forfaitaire vaststelling van de winst die in aanmer king komt voor het innovatieboxtarief van 5% tot maximaal € 25.000. Hierdoor hoeft het mkb niet de ingewikkelde ‘afpelmethode’ toe te passen. Het voordeel van het werken met dergelijke franchises is dat het mkb niet op een formele wijze hoeft te worden afgebakend aan de hand van bijvoorbeeld de hoogte van de omzet, het aantal personeelsleden en/of de waarde van de activa, zoals het geval is in het jaarrekeningen recht.5 Een ander voordeel van het werken met franchi ses is dat zich geen problemen voordoen op Europees rechtelijk vlak. Zo zou een Vpb-light waarin het mkb op een formele – lees: selectieve – wijze is afgebakend, de vraag kunnen oproepen of sprake is van verboden staats steun in de zin van art. 107 EU-Werkingsverdrag. Van staatssteun is geen sprake als wordt gewerkt met fran chises. Die franchises zijn zogenoemde horizontale
De beste manier waarop een Vpb-light voor het mkb kan worden vormgegeven, is mijns inziens door middel van franchises
n n n n n
maatregelen waarvoor zowel het mkb als het grootbe drijf in aanmerking kan komen. Hier doet niet aan af dat het belang van de franchises voor het mkb relatief ge zien veel groter is. Ik illustreer dit aan de hand van een voorbeeld. Voorbeeld Stel dat een ingewikkelde bepaling in de Wet Vpb 1969 die de verliesverrekening aan banden legt, buiten toepassing wordt verklaard voor een verlies tot € 2 miljoen (franchise). Zowel het grootbedrijf als het mkb kan hiervan profiteren, omdat de beperking pas van toepassing is voor zover het verlies uitstijgt boven de 2 miljoen. Voor het mkb zal dit in veel gevallen betekenen dat het in het geheel niet met de ingewikkelde bepaling te maken krijgt. Het voorbeeld laat bovendien zien dat het van belang is om de franchises te laten aanknopen bij een duidelijke parameter (in dit geval het verlies). De franchise werkt dan als een ‘quick scan’ op grond waarvan het in één oogopslag duidelijk is dat een ingewikkelde bepaling niet van toepassing is. Franchises voor welke regelingen? Voor de vraag welke fiscale regelingen bij uitstek in aan merking komen voor een mkb-franchise, kan te rade worden gegaan bij economisch onderzoek.6 Vaak wordt een fiscaal gunstiger behandeling van mkb-bedrijven in gegeven door hun belang voor de economie in termen van waardecreatie, het stimuleren van concurrentie en het creëren van werkgelegenheid. Uit economisch on derzoek blijkt echter dat er twee meer specifieke valide redenen zijn om het mkb fiscaal gunstig(er) te behande len, te weten: 1. het verlagen van administratieve lasten. Deze lasten treffen het mkb zwaarder dan het grootbedrijf; 2. het wegnemen van de asymmetrie tussen winsten en verliezen. Verliezen trekken een zwaardere wissel op mkb-ondernemingen dan op het grootbedrijf. Dit zou in het bijzonder gelden voor risicovolle start-ups.
Concrete voorstellen Om de hiervoor genoemde twee redenen beveel ik aan om mkb-franchises in te voeren bij regelingen in de ven nootschapsbelasting die de verrekening van verliezen met winsten beperken en tevens administratief zeer be werkelijk zijn. Dat resulteert in de volgende concrete voorstellen. Houdsterverliezen Op grond van de houdsterverliesregeling in de vennoot schapsbelasting zijn verliezen van houdstermaatschap pijen slechts verrekenbaar met door diezelfde houdster maatschappij gemaakte winst.7 Het probleem is dat de verliezen niet verrekenbaar zijn met winst uit onderne mingsactiviteiten. Zodra een houdstermaatschappij na melijk ondernemingsactiviteiten zou opstarten, verliest ze haar fiscale status als houdstervennootschap en wordt de verliesverrekening geblokkeerd.
In de praktijk valt veelal niet te ontkomen aan het ont staan van een houdsterverlies. Zo ontstaat het vaak au tomatisch na een bedrijfsovername als gevolg van de af trek van de financieringslasten.8 Voorbeeld Een familie koopt via familievennootschap BV H alle aandelen in vennootschap BV T. BV H leent de koopsom deels van de bank. Hoewel BV H volgens de commerciële jaarrekening winst maakt, lijdt ze fiscaal een verlies dat vooral bestaat uit de betaalde bankrente. Het door BV H ontvangen dividend van BV T valt namelijk onder de deelnemingsvrijstelling. Het is de familie niet toegestaan om via BV H rechtstreeks (overige en/of nieuwe) ondernemingsactiviteiten te ontplooien om het houdsterverlies te compenseren. Om het mkb te vrijwaren van de houdsterverliesrege ling verdient het aanbeveling om deze regeling pas van af een bepaald bedrag, bijvoorbeeld € 750.000, toe te passen op een in een jaar geleden houdsterverlies. Een dergelijke mkb-franchise doet geenszins afbreuk aan de ratio van de houdsterverliesregeling, die immers vooral in het leven is geroepen om het zogenoemde Bosal-lek in budgettaire zin te dempen. Op grond van het Bosalarrest van het Europese Hof van Justitie kregen Neder landse holdingmaatschappijen recht op de aftrek van de financieringslasten die verband hielden met hun bui tenlandse deelnemingen.9 De wetgever was bevreesd dat buitenlandse multinationals deze ‘nieuwe’ aftrek post zouden benutten door winstgevende (Nederland se) ondernemingsactiviteiten in hun Nederlandse hol dingmaatschappijen onder te brengen (bijmengen). De regeling zit echter zo in elkaar dat elke houdstermaat schappij – ongeacht of ze heeft geprofiteerd van het Bo sal-arrest en ongeacht of ze buitenlandse deelnemingen bezit – eronder valt. Er is mijns inziens dan ook alle re den om mkb-houdstermaatschappijen via een franchise uit te zonderen van de regeling.
Het verdient aanbeveling om de houdsterverliesregeling pas vanaf een bepaald bedrag toe te passen op een in een jaar geleden houdsterverlies
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
7
Vpb-light
n n n n n
Het zou voor het mkb een welkome versoepeling zijn als verliesneming op een deelneming ook zonder liquidatie mogelijk wordt Van belang is dat het buiten toepassing laten van de houdsterverliesregeling voor mkb-houdstervennoot schappen niet de deur openzet naar een (ongewenste) handel in verlies-bv’s. Als de aandelen in een (voormali ge) houdstervennootschap worden verkocht, blokkeert de bestaande bepaling tegen handel in verlies-bv’s auto matisch de verrekening van de verliezen.10 De nieuwe aandeelhouder kan dan ook niet profiteren van de com pensabele verliezen. Deelnemingsverliezen Voor de vennootschapsbelasting is een verlies op een deelneming pas aftrekbaar als de deelneming wordt geli quideerd.11 Het behoeft geen betoog dat hiervan een fis cale prikkel uitgaat om tot liquidatie van een in econo misch zwaar weer verkerende deelneming over te gaan, terwijl los van de fiscaliteit de keuze op een doorstart zou zijn gevallen.12 Bovendien ontmoedigt de liquidatie verliesregeling een beslissing om de – naar verwachting
8
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
– wél levensvatbare activiteiten uit de deelneming te lichten en elders binnen het concern onder te brengen. Bij voorzetting van een (klein) deel van de activiteiten binnen het concern is het liquidatieverlies namelijk in zijn geheel niet aftrekbaar. Voorbeeld Een familie houdt via holdingvennootschap BV H de aandelen in BV D, die op haar beurt alle aandelen houdt in BV KD. Deze kleindochtervennootschap verkeert in economisch zwaar weer en de verliezen stapelen zich op. De verliezen van BV KD kunnen niet worden verrekend met de door BV D behaalde winsten. Verliesneming door BV D is pas toegestaan bij liquidatie van BV KD. Daarbij is het niet toegestaan dat een deel van de activiteiten een doorstart beleeft bij BV D of BV H. Het zou voor het mkb een welkome versoepeling zijn als verliesneming op een deelneming ook zonder liquidatie mogelijk wordt. Daarbij zijn verschillende varianten denkbaar.13 In het licht van het creëren van een Vpblight voor het mkb door middel van franchises valt te overwegen om waardedalingen tot een bepaald bedrag, bijvoorbeeld € 5 miljoen, aftrekbaar te maken. Het moet
n n n n n
dan gaan om een duurzame daling van de bedrijfswaarde van de deelneming. Door aan te sluiten bij het bekende bedrijfswaardebegrip is gewaarborgd dat pas op de deel neming kan worden afgewaardeerd als zowel de ver koopwaarde van de deelneming als de waarde voor het gehele concern bij het aanhouden van deelneming onder de kostprijs is gezakt.14 Als de deelneming later, bijvoor beeld vanwege een doorstart, weer in waarde stijgt, dient deze afwaardering uiteraard te worden teruggeno men. De introductie van een dergelijke verliesnemingsmoge lijkheid is tevens de oplossing voor de – met name voor het mkb wel zeer ongelukkig uitgepakte – jurispruden tie van de afgelopen jaren over de onzakelijke geldle ning.15 Als gevolg daarvan kan het afwaarderingsverlies op een geldlening die een moedervennootschap aan haar deelneming verstrekt, veelal pas bij liquidatie van de deelneming in aftrek worden gebracht. Waarbij dan ui teraard ook aan alle voorwaarden van de liquidatiever liesregeling moet zijn voldaan.16 Een te introduceren af waarderingsmogelijkheid op deelnemingen zou dan ook logischerwijs de waardedalingen van onzakelijke geldle ningen moeten omvatten. Winstsplitsingsregels Als een verliesgevende dochtermaatschappij wordt op genomen in een fiscale eenheid voor de vennootschaps belasting, staan de winstsplitsingsregels in de weg aan de verrekening van de bestaande compensabele verlie zen van de dochtermaatschappij met de winst van de hele fiscale eenheid.17 Ten behoeve van de verliesverre kening dient de winst van de fiscale eenheid namelijk (alsnog) te worden gesplitst. Alleen het deel van de fisca le-eenheidswinst waarvoor de dochtermaatschappij ver antwoordelijk is, kan worden afgezet tegen de compen sabele verliezen van de dochtermaatschappij. Dit staat ook wel bekend als enkelsporige verliesverrekening van voorvoegingsverliezen. Voorbeeld Een familie houdt alle aandelen in BV M, die op haar beurt alle aandelen houdt in BV D. BV M drijft een winstgevende onderneming, terwijl BV D verliezen heeft moeten incasseren. Vervolgens wordt BV D opgenomen in een fiscale eenheid met BV M. BV D kan alleen de verliezen die ze na de totstandkoming van de fiscale eenheid lijdt, verrekenen met winsten van BV M. De verliezen die BV D voordien heeft moeten incasseren, zijn slechts ‘enkelsporig’ verrekenbaar, dat wil zeggen met de aan BV D toerekenbare fiscale-eenheidswinst. Als de onderneming van BV D niet weet op te krabbelen, is die toerekenbare winst nihil en gaan die verliezen van BV D verloren. In het scenario waarin het lukt om BV D weer winstgevend te maken, wordt aangelopen tegen de administratief zeer bewerkelijke winstsplitsingsregels.
Het verdient mijns inziens aanbeveling om mkb-con cerns de mogelijkheid te geven om openstaande verlie zen flexibeler te verrekenen met toekomstige winsten. Binnen het concern openstaande verliezen treffen het mkb immers zwaarder dan het grootbedrijf. Concreet valt te overwegen om de winstsplitsingsregels achter wege te laten ter verrekening van een fiscaal compensa bel verlies tot een bepaalde omvang, bijvoorbeeld € 5 miljoen. De winst van de fiscale eenheid kan dan tot dat bedrag volledig worden benut voor de verrekening van de verliezen die de maatschappijen voorafgaand aan de toetreding tot de fiscale eenheid hebben geleden. Een vergelijkbare versoepeling kan worden doorgevoerd bij de winstsplitsingsregels die gelden na een bedrijfsfusie, (af)splitsing en juridische fusie. Daar pakken de winst splitsingsregels nog ingewikkelder uit omdat binnen één vennootschap onderscheid moet worden gemaakt tussen de verschillende (gefuseerde) ondernemingen. Van belang is dat met het uitschakelen van de winst splitsingsregels niet de handel in verliezen mogelijk wordt gemaakt. Daartegen waakt immers nog steeds een bijzondere bepaling in de vennootschapsbelasting.18 Het is in het bovenstaande voorbeeld dus niet zo dat BV M alle aandelen in een lege vennootschap kan kopen om vervolgens de verliezen van die lege vennootschap tot een bedrag van € 5 miljoen te verrekenen met de eigen winst. Deelnemingsvrijstelling voor investeringen in mkb-bedrijven Dividenden die een moedervennootschap ontvangt van haar dochtervennootschap zijn alleen vrijgesteld als het aandelenbelang in de dochter minimaal 5% is.19 Het zelfde geldt voor een door de moedervennootschap be haalde verkoopwinst op de aandelen in de dochter. Op aandelenbelangen kleiner dan 5% is de deelnemingsvrij stelling niet van toepassing. Deze bezitseis belemmert het mkb om risicodragend kapitaal aan te trekken in de vorm van relatief kleine participaties. Voorbeeld Een familie investeert via een eigen investeringsvehikel (BV H) in allerlei ondernemingen, waaronder een veelbelovende ‘start-up’ vennootschap (BV D). Als de kapitaalinjectie in de start-up uitmondt in een kleiner aandelenbelang dan 5%, is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing. Dat betekent dat de investeringsvennootschap (BV H) wordt geconfronteerd met heffing van vennootschapsbelasting over het rendement op de aandelen in de start-up. Deze heffing komt bovenop de vennootschapsbelasting die de start-up zelf heeft betaald over de behaalde winst. Het verdient mijns inziens overweging om de econo misch dubbele belastingheffing over winsten weg te ne men bij kleine investeringen in mkb-bedrijven. Dit kan
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
9
Vpb-light
n n n n n
De deelnemingsvrijstelling zou mede van toepassing moeten worden verklaard op aandelenbelangen van minder dan 5% die een bepaalde kostprijs niet te boven gaan
3 Zie de brieven van 17 april en 13 mei 2013 van de Commissie Wetsvoorstellen van het Register Belastingadviseurs aan de mi nister van Financiën (beschikbaar via www.rb.nl onder het tab blad ‘Wetscommentaren’). 4 Ik wijs ook nog op F.M.A.M. van Merrienboer die in zijn column in het meest recente Oud/Nieuw-nummer van Vakstudie Nieuws pleit voor een Vpb-light (V-N 2015/1.0). 5 In het jaarrekeningenrecht mag het mkb volstaan met het op stellen en publiceren van een vereenvoudigde jaarrekening; zie art. 2:386 en art. 2:397 BW. Ook het structuurregime kent uit zonderingen voor het mkb; zie art. 2:153 en art. 2:263 BW. 6 Zie Claire Crawford and Judith Freedman, Small Business Taxati on, in: Dimensions of tax design (The Mirrlees Review), Oxford University Press, 2011, Chapter 11, blz. 1076-1086. In deze voorstu
eenvoudig worden vormgegeven door de deelnemings vrijstelling mede van toepassing te verklaren op aande lenbelangen van minder dan 5% die een bepaalde kost prijs niet te boven gaan, bijvoorbeeld € 1 miljoen (mkb-deelneming).20 Door daarnaast aan zo’n mkb-deel neming een minimale bezitsperiode als voorwaarde te verbinden, bijvoorbeeld drie jaar, wordt voorkomen dat reguliere beleggingsfondsen, banken, verzekeraars en privébeleggingsvennootschappen (die beleggen in beursaandelen) ten onrechte van de vrijstelling zouden profiteren. Bovendien worden zo lange(re) bezitsperio den gestimuleerd.
Conclusie Met een paar eenvoudige ingrepen kan de vennoot schapsbelasting voor mkb-bedrijven een stuk makkelij ker worden gemaakt. Economisch onderzoek wijst erop dat bij de selectie van de ingrepen bij uitstek moet wor den gekeken naar regelingen die administratief bewer kelijk zijn en regelingen die asymmetrie tussen winsten en verliezen veroorzaken. Om die reden bestaat het door mij in deze bijdrage geschetste pakket aan maatregelen uit mkb-versoepelingen van de volgende regelingen: n houdsterverliesregeling; n liquidatieverliesregeling; en n winstsplitsingsregels.
die van de Engelse ‘Mirrlees Review’ – een onderzoek naar hoe een goed belastingstelsel er zou moeten uitzien in de 21e eeuw – wor den verschillende economische onderzoeken samengevat. 7 Art. 20, lid 4 t/m 6 Wet Vpb 1969. 8 Via het vormen van een fiscale eenheid kan worden voorkomen dat een houdsterverlies ontstaat. Bovendien is dan de financie ringsrente aftrekbaar van de na de overname behaalde winst van het overgenomen bedrijf. De vorming van een fiscale eenheid is evenwel niet altijd mogelijk. Zo is daarvoor een aandelenbezit van ten minste 95% in de dochtermaatschappij nodig en dient deze in Nederland te zijn gevestigd. Joint ventures en bedrijfsop volgingssituaties vallen hierdoor vaak buiten de boot. 9 HvJ EU 18 september 2003, nr. C-168/01 (Bosal). 10 Art. 20a Wet Vpb 1969. 11 Art. 13d Wet Vpb 1969. 12 In de fiscaal-wetenschappelijke literatuur is hier meerdere malen op gewezen. Zie recent: A.W. Hofman, Hoog tijd voor modernise ring van de liquidatieverliesregeling, Weekblad Fiscaal Recht, 20014/787. 13 Zie voor inspiratie op welke manieren de liquidatieverliesrege ling kan worden aangepast: J.A.G. van der Geld, De deelnemings vrijstelling, Fiscale Monografie nr. 20, Kluwer, Deventer, 2011, blz. 121-145. 14 De ‘going-concernwaarde’ van een deelneming kan bijvoorbeeld hoger zijn dan de verkoopwaarde vanwege synergetische effecten. 15 Zie voor een droevig stemmende opsomming van de gevolgen van deze jurisprudentie voor het mkb de aantekening van G. Op
De versoepeling voor het mkb kan het beste worden vormgegeven door middel van franchises. Een dergelijke aanpak sluit mooi aan bij de andere reeds in de Wet Vpb 1969 opgenomen mkb-franchises. <<<
heikens in NTFR 2014/2422. Hij merkt onder andere op: ‘Inspec teurs brengen het leerstuk standaard in stelling indien een geli eerde lening in waarde daalt en derhalve – ook – fiscaal wordt afgewaardeerd. Rechters geven inspecteurs standaard gelijk.’ 16 HR 15 november 2011, nr. 10/05161, BNB 2012/38. 17 Zie art. 15ae en art. 15ah Wet Vpb 1969.
Noten
18 Zie art. 20a Wet Vpb 1969.
1 J.L. van de Streek, Proefballonnen voor de toekomst van de ven
19 Zie art. 13 Wet Vpb 1969.
nootschapsbelasting, Weekblad Fiscaal Recht, 2012/329. Het be
winst is de omgekeerde vraag aan de orde gekomen: zou het
de toekomst van de vennootschapsbelasting; zie voor een verslag
5%-criterium moeten worden losgelaten bij deelnemingen vanaf
A.S.G. Kamminga, WFR Fiscaal Café over toekomst vennoot
een absoluut bedrag (€ 1 miljoen)? De staatssecretaris wees deze
schapsbelasting: ‘Ik ben geprikkeld, ik heb visioenen gekregen’,
suggestie onder meer af omdat het mkb er geen baat bij zou heb
Weekblad Fiscaal Recht, 2012/320.
ben. Zie Kamerstukken II, 2005-2006, 30 572, nr. 8, blz. 31-32.
2 Zie L.G.M. Stevens in zijn in 2014 gehouden ‘Willem Drees-le zing’, getiteld ‘Bouwen aan een rechtvaardig, effectief en een voudig belastingstelsel’, te vinden op http://wimdreesstichting. nl/page/downloads/TvOF_2014_1_3.pdf.
10
20 Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet Werken aan
treft een position paper ten behoeve van een bijeenkomst over
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
COL UMN
Computer says no! Mr. A.G. (Toine) Geesink International Tax Partner bij Bol International
Onlangs kwam ik weer met veel inspiratie terug van een zakelijke trip naar de Verenigde Staten. Dit keer was het de beurt geweest aan Chicago en Boston, waar ik heb gesproken met (potentiële) klanten en collega-advieskantoren uit het hart van het Amerikaanse mkb. Het valt me elke keer weer op dat Amerikaanse bedrijven en hun adviseurs positief kijken naar Nederland. Niet vanwege onze fiscale cadeautjes, zoals de politici ons willen doen geloven, maar vanwege de mogelijkheid om via de Rotterdamse haven hun producten op btw-vriendelijke wijze in te voeren, vanwege onze kwalitatief superieure logistieke sector, de talenkennis van onze ‘workforce’, de kwaliteit van onze belastingadviseurs, onze hoge levensstandaard, et cetera. Amerikanen houden simpelweg van ons land en voelen zich er welkom! Uit ervaring weet ik dat vele partijen zich inzetten om buitenlandse bedrijven naar Nederland te trekken. Niet in de laatste plaats de medewerkers van de Netherlands Foreign Investment Agency. Denk overigens niet dat wij dit als enig land doen! En daarbij is het budget van die andere landen vaak vele malen groter. Maar als het aan een groot deel van de politiek ligt, wordt het Nederlandse budget alleen maar minder. Van de Nederlandse journalisten zou men een meer afgewogen houding mogen verwachten, maar dat zit er helaas niet in. Vaak worden de stellingen van politici ‘nagepapegaaid’ en valt elke nuance weg bij de verwoede pogingen om Nederland als belastingparadijs weg te zetten. Hierbij worden en passant de medewerkers van de Belastingdienst weggezet als een stelletje amateurs. In werkelijkheid zijn mijn Amerikaanse collega’s vol lof over de kwaliteit van de Nederlandse belastingdienst. Niet vanwege de vermeende fiscale douceurtjes, maar omdat met de Nederlandse fiscus op hoog vaktechnisch niveau – en binnen de kaders van de wet – kan worden gediscussieerd en afspraken kunnen worden gemaakt. Derhalve geen onderhandelingen over het tarief! De politici willen maar niet horen dat het Amerikaanse bedrijfsleven vanwege het gehanteerde verrekenstelsel uiteindelijk toch het Amerikaanse tarief van de winstbelasting zal betalen en dat de planningsmogelijkheden met name worden veroorzaakt door de bewust in stand gehouden Amerikaanse fiscale wetgeving. Als we onze fiscale concurrentiepositie willen verbeteren, is afschaffing van de dividendbelasting het overwegen waard. Zoals inmiddels wel bekend zal zijn, heeft het Verenigd Koninkrijk dit reeds geruime tijd geleden gedaan. Ik realiseer me echter dat dit momenteel politiek lastig haalbaar lijkt. Voorts kan in overweging worden genomen om de toepassing van het technisch AB (art. 17 Vpb) meer afhankelijk te maken van de ‘substance’ in Nederland dan die in het buitenland. Het is namelijk contraproductief dat wij in de praktijk klanten moeten adviseren om meer substance op te bouwen bij bijvoorbeeld de Amerikaanse moedervennootschap in plaats van bij de Nederlandse entiteit. Naar mijn mening blijft tot op heden echter een belangrijk punt onderbelicht: buitenlandse bedrijven kunnen nauwelijks nog een Nederlandse bankrekening openen. Veelal zijn de interne bancaire richtsnoeren dermate star dat reële bedrijfsactiviteiten in Nederland niet kunnen worden gefaciliteerd met een bankrekening. ‘Computer says no’ is de veelgehoorde reactie van de medewerkers van de bank... <<<
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
11
n n n n
Massale acties: Much Ado About Nothing Wie het leuk vindt om in chocoladeletters te worden genoemd op de voorpagina van wakkere – en andere – ochtendbladen, moet vooral een principiële en bij voorbaat (bijna) kansloze fiscale procedure opstarten. Zo’n procedure wordt niet zelden ingegeven doordat belanghebbende de eerder al door Leo Stevens gestelde (retorische) vraag of belasting weggegooid geld is, met een hartstochtelijk en volmondig ja beantwoordt.1 Vervolgens wordt met grote woorden en al dan niet met aan mensenrechtenverdragen ontleende kwalificaties – eigendom, discriminatie, diefstal – ten strijde getrokken. De afloop laat zich raden, zeker nu het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zo zijn eigen toverformule heeft bedacht om dit soort, in zijn ogen fiscale querulanten de deur te wijzen. Want wil een lidstaat de inmiddels befaamde of, zo u wilt, beruchte ‘wide margin of appreciation’ hebben overschreden, dan moet hij het wel heel bont hebben gemaakt.
Z Sylvester Schenk Mr. S.F.J.J. Schenk RB is directeur wetenschappelijk bureau bij Flynth te Arnhem en hoofdredacteur van Het Register
12
o’n principiële en luidkeels uitgedragen proce dure heeft onvermijdelijk een sneeuwbalef fect. Procederen in het fiscale recht ‘kost niet duur’, en een standaard bezwaar- en beroep schrift is snel van internet geplukt. De administratieve afhandeling hiervan was en is dusdanig omvangrijk dat de reguliere werkzaamheden van belastingadministratie en rechterlijke macht in de knel kunnen komen. Dit al les was voor de wetgever reden om in 2002 te komen met een wetsvoorstel waarin de gang van zaken bij een zogeheten ‘massaal bezwaar’ wordt geregeld.2 In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel wordt een beeld geschetst van het destijds ook al met enige regelmaat voorkomende massaal bezwaar. Aange geven wordt dat kenmerkend voor een situatie van massaal bezwaar is dat een groot aantal bezwaren zich richt op een bepaalde rechtsvraag en dat de overheid ervoor kiest te wachten met de afdoening van die be zwaren tot de rechtsvraag door de Hoge Raad is beant woord. Als toenmalige voorbeelden van massale bezwa ren worden genoemd de Nedeco-regeling, de autokostenfictie, het arbeidskostenforfait, de dividend
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
vrijstelling en, last but not least, de belastingheffing over vakantiegeld, de beroemde lagere waardering van vakantiebonnen. Het zal die laatste kwestie zijn ge weest die de noodzaak van een wettelijke regeling op riep, omdat in deze zaak maar liefst 1.400.000 be zwaarschriften werden ingediend. Uiteindelijk, zoals bijna altijd, voor niets.3
Nog erger Wie had gedacht dat belastingplichtigen na deze teleur stellingen wel wijzer waren geworden, heeft het mis. Ie dere keer opnieuw lopen enorme aantallen belasting plichtigen achter adviseurs en fiscale rattenvangers aan die beloven weer een bres in de begroting te gaan slaan. Initiatieven die eerder sympathiek dan kansrijk zijn, zullen we maar zeggen. Zeker met een Hoge Raad die in dit soort zaken bepaald niet blind is voor de budgettaire gevolgen van zijn besluiten. Bedenkelijk in mijn ogen is overigens de uitkomst van een procedure waarbij de rechter te kennen geeft dat herstel van een geconsta teerd verzuim zijn rechtsvormende taak te boven gaat. Oftewel: u hebt wel gelijk, maar u krijgt het niet. Zeker
n n n n
wanneer de wetgever zo’n oordeel niet als een vinger wijzing opvat, maar als een eclatante overwinning. Over vingerwijzingen gesproken...
Een paar voorbeeldjes dan maar? Met afstand de bekendste principiële zaak is natuurlijk het BOF-circus geweest. De term rattenvanger is hier misplaatst, nu belanghebbenden mochten rekenen op ten minste de steun van Rechtbank Breda,4 prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken5 en A-G mr. R.L.H. IJzerman.6 Des ondanks ging de zaak als een nachtkaars uit.7 Dat succes in deze zaak zonder reparatiewetgeving feitelijk het ein de van de Successiewet had betekend en reparatiewetge ving het einde van de BOF in zijn huidige vorm, maakte de kansen van belanghebbende bepaald niet groter. Zonder ook maar in het minst naar volledigheid te stre ven waren of zijn er naast de BOF verder nog de niet-af trekbare kosten van werknemers, de terugwerkende kracht van de verhuurdersheffing, de crisisheffing in de loonbelasting8 en principiële procedures in de omzetbe lasting (horeca en privégebruik auto). De onverbindend heid van de overdrachtsbelasting werd collectief door een Nijmeegs advocatenkantoor uitgevochten, dat hier voor met de wervende tekst: ‘Overdrachtsbelasting: be hoort u niet tot de gelukkigen?’ klanten trachtte te wer ven. Snel ingrijpen van de Hoge Raad redde de Geleens-Sittardse hondenbelasting, wat een geluk mag heten want belastingplichtigen slaan op deze belasting – om het maar honds te houden – graag aan.9 De recente uitspraak van Rechtbank Gelderland waarin de dga het recht op de MKB-winstvrijstelling werd ontzegd, lijkt vooralsnog te overtuigen, maar heeft natuurlijk ook al les in zich om uit te groeien tot iets ‘moois’.10
Boter op het hoofd Het lijkt ondertussen mode te worden om, als er bij een bepaalde heffing bedenkingen bestaan, de achterban op te roepen massaal in bezwaar te komen om op die manier zand in de raderen te strooien. Zo riep het bestuur van de Groninger Bodem Beweging (GBB) zijn achterban op mas saal bezwaar aan te tekenen tegen de WOZ-beschikking en de ozb-aanslag. Uiteraard werd via internet een voor beeldbrief van een bezwaarschrift aangeboden, met uit gebreide toelichting. En de Auto Service Klup (ASK) bracht haar leden massaal in het geweer tegen de ‘Rege ringsmaatregel Oldtimers’. Het is blijkbaar toch waar wat de toenmalige Bossche vicepresident mr. G.J. van Muyen ooit tijdens een FB-cursus opmerkte: ‘Tachtig procent van alle zaken is afkomstig van boze burgers.’11 Dat de burger boos is, is nog tot daaraantoe, bedenkelij ker is het als de politiek haar aanhang op deze manier in het geweer roept.12 Zo riep voormalig SP-Kamerlid Pau lus Jansen bewoners van sociale huurhuizen op om mas saal bezwaar te maken tegen de inkomensafhankelijke huurverhogingen, (mede) omdat woningcorporaties, ge meenten en Belastingdienst massaal zouden werken met verkeerde cijfers. En de PVV in de Haagse gemeente raad riep hondenbezitters op om massaal bezwaar in te dienen tegen de hondenbelasting. De kracht van een ar
Iedere keer opnieuw lopen enorme aantallen belastingplichtigen achter adviseurs en fiscale rattenvangers aan die beloven weer een bres in de begroting te gaan slaan
gument mag, anders dan bij verkiezingen, niet afhanke lijk zijn van aantallen. De waarheid wordt nu eenmaal niet bij meerderheid van stem bepaald.
Class-action In Nederland kennen we niet het aan de overzijde van de oceaan wel ingeburgerde fenomeen van de class-acti on. Een class-action – in goed Nederlands een groepsvor dering geheten – is een rechtszaak waarin een doorgaans grote groep mensen collectief een vordering instelt. Wat we inmiddels wel kennen, zijn procedures waarbij één gemachtigde namens een grote groep belanghebbenden een bundel individuele vorderingen instelt. Vooral in het woekerpoliscircus is dit een bekend fenomeen. Maar wie zich niet aansluit bij zo’n procedure, heeft de han den volledig vrij om in een latere fase alsnog actie te on dernemen. Iets wat bij voornoemde class-actions niet het geval is.
Rattenvangers In een aantal gevallen is een proefprocedure een prima idee en uitermate geschikt om de eigen organisatie op de kaart te zetten. Niks mis mee zogezegd. Maar zoals mijn grootvader al wist: ‘Waar krengen zijn, daar zijn kraaien.’ In een aantal gevallen wordt dit soort massale procedu res gevoerd door organisaties die hier blijkbaar een pri ma verdienmodel in zien, met een vaste fee bij instap en een succesfee bij resultaat. De instapvergoeding kan soms nog worden verlaagd in ruil voor een hogere suc cesfee. Zo ook bij de Stichting Meldpunt Collectief On recht (SMCO) die in Straatsburg zonder succes de Euro pese BOF-procedure heeft gevoerd. Aan het einde van de rit aangekomen en met lege handen staand was dat vol gens de organisatie in een emotioneel en wel erg op de persoon gericht commentaar de schuld van alles en ie dereen, behalve van SMCO zelf.13 Pers en politiek waren niet alleen ondeskundig, maar hebben met ‘onterechte beïnvloeding deze zaak een negatieve lading ... gegeven’. Ook onze oud-FB-vicevoorzitter en huidig bestuurslid van de SRA, Jan Zweekhorst, zou een ‘dubieuze rol’ heb ben gespeeld. Bovendien is hij, aldus de stichting, een
Zoals mijn grootvader al wist: ‘Waar krengen zijn, daar zijn kraaien.’ augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
13
Class-actions
n n n n
Dit soort zaken mag in onze ogen dan wel volstrekt kansloos zijn, veel klanten denken daar anders over niet-jurist. Dat laatste is, zo weet ik, waar; Zweekhorst is namelijk fiscaal econoom. En zijn optreden bij het tvprogramma TROS Radar, waar hij in discussie ging met de oprichter van SMCO, was sterk, wat blijkbaar stak. Niet voor niets gaf Leo Stevens aan de redactie van Ra dar de volgende visie op de SMCO-acties: ‘Ik ervaar de SMCO-actie als een misleidend initiatief en een beden kelijke vorm van geldklopperij. Deelnemers zouden met hun inleg bij deelname aan de Staatsloterij waarschijn lijk een grotere kans op voordeel hebben.’
Laatste ontwikkelingen En opnieuw is een principiële procedure opgestart die als een ‘long shot’ mag worden gekwalificeerd. De Bond voor Belastingbetalers is – met ondersteuning van Grant Thornton – een campagne gestart om de vermogensren dementsheffing te laten herzien.14 Argument hierbij is dat deze heffing in individuele gevallen een excessieve last kan veroorzaken.15 Volgens staatssecretaris Wiebes
14
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
heeft de Belastingdienst inmiddels enige duizenden be zwaarschriften ontvangen. Omdat gesteld werd dat in voorkomende gevallen sprake was van een buitenspori ge individuele last, was de staatssecretaris aanvankelijk van oordeel dat de bezwaarschriften dan ook individueel moesten worden beoordeeld. Hij was daarom niet van plan ze als massaal bezwaar aan te merken. Maar inmid dels heeft hij dat alsnog gedaan.16
Hoe hiermee om te gaan? Ook leden van onze vereniging – meer in zijn algemeen heid: de bonafide belastingadviseurs – worden met enige regelmaat door klanten, prospects en de pers aangespro ken op dit soort zaken: ‘Doe jij dit ook? En zo nee, waar om niet?’ Het is lastig om daarmee om te gaan. Want dit soort zaken mag in onze ogen dan wel volstrekt kans loos zijn, veel klanten denken daar anders over. En hele maal onjuist is dat niet. Dit soort zaken is namelijk nagenoeg volstrekt kansloos. Juridische en fiscale balletjes kunnen nu eenmaal raar rollen. Uw eerlijke antwoord is dus gegarandeerd bijna zonder risico. En op die ene pro mille – en de daaruit voortvloeiende angst de boot te missen als anderen wel scoren, à la de Postcodeloterij – is het business model van veel collectieve aanbieders geba seerd. Het enige dat zou helpen is een genereuze toezeg ging van de overheid dat, wanneer iemand in een (proef) procedure zijn gelijk in hoogste instantie haalt, dit voor
n n n n
eenieder zal gaan gelden.17 Zolang dat niet het geval is en de overheid tamelijk ijzerenheinig blijft betogen dat ‘op vaststaande aanslagen niet wordt teruggekomen’, moet uw organisatie – en het RB! – nadenken over de vraag hoe om te gaan met dit soort kwesties.18 En misschien moet u het daar bij de komende verlenging van uw HTconvenant maar eens over hebben. Want waarom zou het niet mogelijk zijn dat u binnen het kader van hori zontaal toezicht met elkaar afspreekt dat, wanneer zich een principiële procedure voordoet, later wél op vast staande aanslagen wordt teruggekomen?19 Zolang dat allemaal nog niet aan de orde is, lijkt het me het meest voor de hand liggend om – al dan niet voor de verandering – eerlijk te zijn: ‘Meneer, mevrouw: alle maal kansloos en geldklopperij. Daar doen we niet aan mee. Zonde van uw geld en mijn tijd.’ Probleem is na tuurlijk die ene promille en de te verwachten claims bij een onverhoopt succesvol beroep, terwijl dit waarschijn lijk ook niet is wat de klant wil horen. U kunt ook meehuilen met de wolven in het bos. U vraagt en wij draaien. Moeilijk is het zelden of nooit. Aan het einde van het feest kunt u in dit soort gevallen geheid problemen verwachten met de declaratie. Voor schotnota’s of een vaste prijs is een alternatief. Zo’n vas te prijs kan ook een laag instaptarief zijn, in combinatie met een succesfee. In wezen kopieert u daarmee het ver dienmodel van voornoemde organisaties, en als uw ach terban maar omvangrijk genoeg is, lijkt dit model best uit te kunnen. En wilt u er niet aan, dan kunt u natuur lijk nog altijd doorverwijzen naar de concurrent. Voor de meeste adviseurs is dat overigens een vorm van onna tuurlijk gedrag. Een variant hierop is – indachtig oudEerste Kamerlid Peter Essers – verzoeken om bemidde ling door Johan Cruijff.20 Persoonlijk voel ik het meest voor een fiscale Praxis- of Karwei-oplossing: gratis doe-het-zelfhulp verlenen. Ten behoeve van uw cliënten plaatst u een conceptbezwaarof beroepschrift op uw site, en leukt dat ook nog een beetje op met wat marketingactiviteiten. Uw cliënten kunnen zich vervolgens waarschijnlijk prima zelf red den, want inhoudelijk heeft het zoals gezegd vaak niet zo veel om het lijf. U kunt zich natuurlijk ook beperken tot het openhouden van termijnen, onder verwijzing naar lopende procedures. Al heeft de fiscus de vervelen de gewoonte, zo is mijn ervaring, om in dit soort geval len dan toch om een (nadere) motivering te zaniken. Ge woon doen en aanspraak maken op kostenvergoeding is dan het devies!
Ten slotte Fiscaal kennen we de mogelijkheid van een collectieve uitspraak op massaal bezwaar. Een vervolg in de vorm van een collectieve en ook voor niet-deelnemers binden de procedure bestaat helaas niet. Al zou een toezegging van de overheid dat in geval van succes iedereen zijn geld terugkrijgt al wonderen kunnen doen. Buiten de fis caliteit is de nood zo mogelijk nog hoger. Ieder schandaal baart ten minste één claimstichting (woekerpolis, Staatsloterij, LIBOR, swaps), maar vaak ook meer. Een
ordentelijke collectieve en algemeen bindende afhande ling lijkt me in ieders belang. Waarmee nadrukkelijk ook het belang van de beklaagde wordt bedoeld. <<<
Noten 1 L.G.M. Stevens, Belasting: weggegooid geld? Fiscaal beleid 2002, Kluwer, april 2002. 2 Invoering in de Algemene wet inzake rijksbelastingen van de mogelijkheid tot het doen van een collectieve uitspraak op mas saal bezwaar (28 349). 3 Hoge Raad 16 juni 1999, nr. 33 848, BNB 1999/287 en Hoge Raad 16 juni 1999, nr. 33 928, BNB 1999/286. 4 Rechtbank Breda 13 juli 2012, nr. 11/5509, V-N 2012/43.20. 5 Inge van Vijfeijken, De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in het licht van het gelijkheidsbeginsel, Principieel belastingrecht (2011). 6 A-G IJzerman, Parket bij de Hoge Raad, 30 september 2013, ECLI:NL:PHR:2013:86. 7 Hoge Raad Hoge 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1206, V-N 2013/59.21, V-N 2013/50.24. 8 A-G Wattel, Parket bij de Hoge Raad, 18 juni 2015, ECLI:NL:PHR:2015:947 concludeerde dat de crisisheffing 2013 (deels) in strijd is met eigendomsrecht en daarmee (deels) on rechtmatig. 9 Hoge Raad 28 maart 2014, nr. 13/02363, BNB 2014/106. 10 Rechtbank Gelderland, 24 juli 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:4585, V-N 2014/53.3.1. 11 De resterende 20 procentpunten konden volgens Van Muyen worden onderverdeeld in 19 punten bewijslastverdeling en één enkel puntje interessante fiscaal-juridische kwesties. 12 Maarten van Rossum, Waarom is de burger boos?, Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2010. 13 De waarheid van de Erf- en Schenkbelasting, https://www.col lectiefonrecht.nl/De_waarheid_van_de%20Erf-_en_Schenkbe lasting#.VXgrKf502ig. 14 www.bondvoorbelastingbetalers.nl. Volgens informatie van GT is deelname aan deze actie voor betrokkenen overigens koste loos. Met dank aan drs. C. Overduin, partner bij Grant Thornton te Gouda, voor zijn toelichting. 15 De Hoge Raad sluit de mogelijkheid dat heffing in box 3 een bui tensporig zware last kan opleveren, niet geheel uit; zie HR 3 april 2015, nr.13/04247,ECLI:NL:HR:2015:812. 16 Besluit van 26 juni 2015, nr. BLKB2015/903M. 17 In de procedure van de Bond voor Belastingbetalers wordt gewerkt met een uit te procederen rechtsvraag in combinatie met een vast stellingsovereenkomst, waar belanghebbenden zich blijkbaar bij kunnen aansluiten. Een in agrarisch Nederland – waar proefproce dures een bekend fenomeen zijn – geen onbekend verschijnsel. Maar wie zich niet aanmeldt, slaapt in geval van succes buiten! 18 Vergelijk ook het antwoord van minister Opstelten op Kamervra gen van Mei Li Vos (PvdA) over claimstichtingen; https://www.sra. nl/~/media/SRAwebsite/Documenten/Openbaar/Over%20SRA/ Nieuws/2014/Antwoorden-Minister-Opstelten-op-kamervragenover-de-stichting-collectief-onrecht-21032014.pdf. 19 Dit is voor enkele fiscale vragen op het gebied van de herwaarde ring van landbouwgrond waarover op dit moment verschillende procedures lopen, op vergelijkbare wijze geregeld; zie ook noot 17. 20 P.H.J. Essers, Open brief aan Johan Cruijff over het IB-onderne mingsbegrip, NTFR 2005/1505.
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
15
n n n n n
16
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
HET
Interview
n n n n n
Oud-senatoren Willem Bröcker en Peter Essers:
‘Pak nu de schrijnende dossiers aan’ Alle scenario’s en voorstellen zijn doorgerekend, de voorstellen liggen klaar en er is ‘smeergeld’. Voor een structurele belastingherziening is alleen nog een breed draagvlak en moed nodig. Ondertussen moeten de grootste knelpunten wel snel worden aangepakt, zoals het dga-pensioendossier. Dat zeggen Willem Bröcker (VVD) en Peter Essers (CDA) drie weken na hun afscheid van de Eerste Kamer, op hetzelfde moment dat de steun voor de belastingplannen van Wiebes in de Tweede Kamer wegvalt. Interview: Sylvester Schenk | tekst: Lex van Almelo | foto’s: Raphaël Drent
Past u tegenwoordig dinsdags, de vaste vergaderdag van de Eerste Kamer, op de kleinkinderen? Essers: ‘Ik heb het nog steeds heel druk in mijn werk voor Tilburg University en probeer de dinsdag te gebruiken om onderzoek te doen en te schrijven.’ Bröcker: ‘Ik voel weer energie voor nieuwe dingen. Ik was er al met al wel drie dagen per week mee bezig. Vooral aan het einde van het jaar was het druk.’ Essers: ‘Toen ik in 2003 begon had het CDA vierentwintig van de vijfenzeventig zetels. Sindsdien zijn de fracties veel kleiner geworden en dat betekent dat je hetzelfde werk met minder mensen moet doen.’ U was voorzitter van de Vaste Commissie voor Financiën. Wat hield dat precies in? Essers: ‘Die commissie bereidt de agenda voor. In de Twee de Kamer zijn de vergaderingen van de commissie open baar, bij ons niet – alleen al omdat we daarvoor niet genoeg ruimte hebben. Maar de belangenorganisaties weten ons wel te vinden.’ Meneer Bröcker, u was lid van de Commissie Integriteit, maar niet van die van de VVD... ‘Nee, het ging om een tijdelijke Eerste Kamercommissie die voorstellen heeft gedaan om de aanbevelingen van de Raad van Europa over de integriteitsregels van de Kamer aan te passen. Volgens het Reglement van Orde moeten senatoren hun nevenfuncties nu niet alleen tijdig melden,
maar ook beter aangeven wat die inhouden. Ook staat er nu een bepaling in over het aannemen van giften. We heb ben de fracties van de politieke partijen gevraagd om hun integriteitsbeleid te formuleren, te bespreken en te publi ceren. Parlementariërs zijn meestal maatschappelijk ac tief. Aandacht voor de onafhankelijkheid speelt met name bij leden van de Eerste Kamer.’ Essers: ‘Je zit hier vanwege je deskundigheid en dan moet je die deskundigheid natuurlijk wel kunnen gebruiken.’
Vrome voornemens Bent u voor wetgeving die gebaseerd is op principes of op regels? Essers: ‘Ik ben voor principle based wetgeving. Voor vak mensen kun je volstaan met het aangeven van beginselen en doelstellingen. Maar gewone mensen willen heldere regels.’ Theo Poolen van de Belastingdienst heeft eens gezegd: er is niets moeilijker dan het makkelijk maken. Bent u het daarmee eens? Essers: ‘Zo’n vooringevulde aangifte is prima voor de bur ger, maar werkt alleen als het juist is wat erin staat. De verwachtingen van de informatisering blijken iedere keer te hoog.’ Wat vindt u van de kwaliteit van de fiscale wetgeving? Essers: ‘Ik vind dat het instrumentele karakter vaak is doorgeschoten en dat de wetgeving buitengewoon inge
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
17
n n n n n
Interview
zakelijk is. Maar er was een creatieve oplossing nodig en een werkgeversheffing was gemakkelijk.’ Bröcker: ‘En een tariefsverhoging wilde men coûte que coûte vermijden.’ De crisisheffing werd ingevoerd met terugwerkende kracht en een persbericht... Essers: ‘Dat is niet ongebruikelijk, maar het moet dan wel om hele grote belangen gaan. Daar kun je in dit geval je vraagtekens bij hebben.’ Dekt de Hoge Raad niet te veel toe? Essers: ‘Nee, de Hoge Raad respecteert de machtenschei ding en houdt de ruimte voor de wetgever goed in de ga ten, ook bij de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Daarom hebben wij ook geen constitutioneel hof.’
Hoge standaard
Mr. W.L.J. (Willem) Bröcker 1951 geboren te Amsterdam 1975 doctoraal rechten Erasmus Universiteit Rotterdam 1975 - 2009 PricewaterhouseCoopers Nederland (adviseur, partner, voorzitter) 2001 - 2007 global managing partner PricewaterhouseCoopers International 2010 - heden voorzitter Industriële Partner Board Gimv 2010 - heden raad van toezicht Mauritshuis (penningmeester) 2011 - 2015 lid Eerste Kamer (VVD) 2012 - heden adviseur IBS Capital Management 2013 - heden bestuurslid Stichting Continuïteit BE Semiconductor Industries
wikkeld is. Willem Bröcker en ik hebben samen een keer een motie ingediend om dat tegen te gaan. Die motie is aangenomen, maar het blijft vaak bij vrome voornemens.’ Bröcker: ‘Voor die motie kregen wij zelfs steun van de SP. Maar vaak loop je op tegen de politieke realiteit. Zeker de afgelopen vier jaar, waarin de overheid haar financiën op orde moest brengen.’ Essers: ‘Daarvoor is zelfs een crisisheffing ingevoerd met terugwerkende kracht. De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft dat nu getackeld. Het is een typisch voorbeeld van nood breekt wet. Je moet ontzettend uitkijken met beginselen opzijzetten voor iets dat op dat moment nood
18
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
Is de Eerste Kamer de laatste jaren meer politiek geworden? Bröcker: ‘De Eerste Kamer zat altijd al volop in de politiek. Het valt alleen meer op als je verschillende meerderheden hebt in de twee kamers.’ Essers: ‘De voorzitter heeft bij ons afscheid gezegd dat wij in de afgelopen jaren 990 wetsvoorstellen hebben behan deld en daarvan maar acht hebben verworpen.’ Bröcker: ‘Maar de publieke aandacht gaat natuurlijk uit naar wat wij afkeuren en aanhouden. Als we de goedkeu ring aanhouden, kunnen we vragen om een novelle. Bij aangenomen wetten kunnen we aangeven dat bepaalde onderdelen van de wet niet worden geïmplementeerd, in afwachting van reparatiewetgeving of veegwetten.’ Essers: ‘Dat doen wij puur om de wet beter te maken. Ook belastingwetgeving beoordelen wij puur op technische kwaliteit.’ De vicevoorzitter van de Raad van State zei onlangs dat wetgeving een wegwerpartikel dreigt te worden. Bent u het daarmee eens? Essers: ‘Je moet voorspelbaarheid hebben. Je ziet nu soms dat er op het allerlaatste moment een amendement wordt ingediend dat het hele voorstel doet kantelen. Ik vind dat veel gevaarlijker dan een wet die na verloop van tijd wordt ingetrokken.’ Bröcker: ‘De wetgever moet vaker een rechte rug tonen. Ook bij het omzetten van Europese richtlijnen. De wetge ver misbruikt de implementatie van een richtlijn nogal eens om er een schepje bovenop te doen en er een nationa le kop op te zetten. Bij de aanpassing van de telecomwet geving hebben wij een motie ingediend die de wetgever oproept alleen de richtlijn om te zetten in nationale wet geving, zonder extra’s. Mocht er een noodzaak zijn voor een nationale kop, dan zou dit in een separate wet moeten worden aangereikt aan de Eerste Kamer, zodat de Kamer daar een eigen afweging bij kan maken. Die motie is aan gehouden, omdat enkele fracties er nog over willen na denken.’ Essers: ‘Er wordt nogal eens gesuggereerd dat iets moet vanwege een Europese richtlijn, maar dat is niet altijd zo.’
n n n n n
Bröcker: ‘Er kunnen wel valide redenen zijn om meer te doen dan de richtlijn voorschrijft, maar die moet je dan wel benoemen.’ Vijf jaar geleden kwam u, meneer Essers, met een lijstje voorstellen om het fiscale wetgevingsproces te verbeteren (zie kader op pag. 20). Wat is daarvan terechtgekomen in de praktijk? Essers: ‘Een van de aanbevelingen was dat je niet alles op één hoop moet gooien. Ik vind dat er op dat punt wel iets verbeterd is. Maar het kabinet zou nog wel wat duidelij ker kunnen zijn over de doelstellingen van de wet. Ver der zijn er nu vaste behandelmomenten: halverwege en eind van het jaar. Maar door de agenda van de Tweede Kamer houden wij vaak heel weinig tijd over voor de be handeling.’ Bröcker: ‘Daarbij speelt mee dat de fiscale kennis in de Eer ste Kamer beperkt is. Peter Essers was de afgelopen jaren de enige actieve fiscalist, want ik ben al jaren uit de praktijk.’
Moet er dan een nieuwe staatscommissie komen? In koor: ‘Die hebben we genoeg gehad.’ Essers: ‘Iedereen weet wel waar de problemen liggen. Je hebt een breed draagvlak nodig en een moedig kabinet, dat zegt: dit gaan we doen, nu is er smeerolie.’ Bröcker: ‘Nu er wat zoet ligt, is er ook politiek gezien wat ruimte voor het blok rond de btw-harmonisering. Ik hoop dat de regering het zoet gebruikt om het zuur te compen seren.’ Essers: ‘Maar de btw is een heel besmet dossier geworden. Misschien moeten we realistisch zijn en zeggen dat het iets is voor de nieuwe regeerperiode.’
Maakt de wetgever er misbruik van dat u alleen maar ja of nee kunt zeggen en nee zeggen een fiscale atoombom is? Essers: ‘Dat speelt, maar wij kunnen dat ook als wapen ge bruiken. Wij hebben tot nu toe één keer overwogen ge bruik te maken van de procedure om het belastingplan pas na de jaarwisseling te behandelen. Dat kan als het echt moet.’
Herziening Waar moet het heen met de belastingherziening? Essers: ‘Als je echt structurele veranderingen wilt, heb je brede steun nodig. Die is er nu niet.’ Bröcker: ‘De belastingherziening hoeft niet per se een Big Bang te zijn. Je kunt ook een richting aangeven en over een regeringsperiode van vier jaar met een concreet stap penplan komen. Dan vereenvoudig of harmoniseer je de btw bijvoorbeeld in stapjes. Daar heb je brede steun voor nodig en zonder het CDA lukt dat niet, schat ik zo in. Een periode van twee jaar is wel heel kort om de belasting te herzien.’ Essers: ‘Het kabinet wil nu vijf miljard inzetten om de las ten op arbeid te verlagen, terwijl de btw-verhoging is ge parkeerd. Die lastenverlichting is nu geheel losgezongen van structurele hervormingen.’ Moeten we niet meer toe naar decentrale belastingheffing? Bröcker: ‘Als je ziet wat er allemaal op gemeenten afkomt, vraag ik mij af of gemeenten dat goed kunnen uitvoeren. En de VVD wil niet dat gemeenten inkomenspolitiek be drijven.’ Nijmegen – Havana aan de Waal – compenseert hoge lasten voor arme burgers met lagere heffingen. Essers: ‘Als je geen inkomenspolitiek mag voeren, ben je aangewezen op onroerendezaak- of ingezetenenbelasting. Het is een fantastisch idee om de democratie dichter bij de mensen te brengen, maar de uitvoering is minder mooi. Je moet eerst het hele gebouw neerzetten en het totale plaatje laten zien. En ook een paar offers brengen.’
Prof. dr. P.H.J. (Peter) Essers 1957 geboren te Margraten 1982 doctoraal fiscale economie Katholieke Hogeschool Tilburg 1989 promotie op Fiscale aspecten voorperiode van de BV, Katholieke Universiteit Brabant 1991 - heden hoogleraar belastingrecht, Tilburg University 1995 - heden lid Examencommissie CB, later RB 1994 lid Commissie Herziening Loon- en Inkomstenbelasting 2003 - 2015 lid Eerste Kamer, voorzitter Vaste Commissie voor Financiën (CDA) 2004 adviseur Commissie Permanente Educatie van de NFB 2011 voorzitter Academic Committee of the European Association of Tax Law Professors
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
19
n n n n n
Interview
Tien voorstellen Peter Essers kwam vijf jaar geleden met tien voorstellen om het fiscale wetgevingsproces te verbeteren (zie ook Het Register van juli/ augustus 2010): n maak doel en noodzaak van het wetsvoorstel duidelijk n monitor en evalueer de aangenomen wetgeving op gezette tijden n consulteer (praktijk)deskundigen n houd tijdig technische briefings met deskundigen, ambtenaren en Kamerleden n versterk de ondersteuning voor de Raad van State n spreid de fiscale wetsvoorstellen meer over het jaar n beperk het Belastingpakket tot maatregelen die op 1 januari ingaan n geef het parlement meer toegang tot data waarover het ministerie van Financiën beschikt n verminder onsamenhangende verzamelwetgeving n zorg voor doorlopende, geconsolideerde wetteksten
Worden uitvoeringsinstanties voldoende bij het wetgevingsproces betrokken? Essers: ‘Ik mag toch hopen dat er wat meer naar de Belas tingdienst wordt geluisterd dan voorheen, zeker gezien de problemen met de ict.’ Bröcker: ‘Wat dat betreft is het goed dat de huishoudtoe slag is afgeschoten. Wiebes is geen fiscalist, maar een orga nisatiedeskundige en bestuurder. Hij zal ook intern te rade gaan.’ Moet de Belastingdienst een veto krijgen bij onuitvoerbare wetsvoorstellen? Essers: ‘Dat mag nooit. Dat is tegen het politiek primaat.’ En als de belastingambtenaren dan – vrij naar Gerrit Zalm – zeggen: we voeren hem niet uit? Essers: ‘Het zijn ambtenaren, die moeten uitvoeren wat de leiding zegt.’
Knopen doorhakken Bröcker: ‘Het overleg met de NOB en andere organen ver loopt redelijk. De staatssecretaris van Financiën staat open voor snelle hanteerbare oplossingen uit de praktijk. Met sommige onderwerpen moet het kabinet niet langer wachten. Het dga-pensioendossier is zo’n complexe en nij pende problematiek – iedereen vindt dat die zo snel moge lijk moet worden aangepakt. Maar op een of andere ma nier komt het niet van de grond. We moeten dat gewoon oplossen, maar het liefst niet onder de integrale stelselher ziening. Het is heel schrijnend voor de dga dat de fiscus bij het pensioen in eigen beheer zo op twee gedachten hinkt. Haal de dividendklem weg en zorg dat de dga zijn eigen vermogen vrij kan spelen als dividend.’ Essers: ‘Verder moet box 3 alvast worden aangepakt. Ook hier zijn alle voorstellen tien keer uitgewerkt. Het is nu tijd om knopen door te hakken en draagvlak te vinden.’
20
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
Bröcker: ‘Dat geldt ook voor het pensioen in eigen beheer. Dat moet je niet verknopen met de stelselherziening.’ Essers: ‘Dan komt het nooit.’ Bröcker: ‘Het kost de staat geen geld. Sterker nog: het le vert geld op in de vorm van meer dividendbelasting en minder aftrekposten in de vennootschapsbelasting.’ Essers: ‘Maar je hebt wel een goede overgangsregeling no dig.’
Digitalisering Mijn moeder van tachtig kan geweldig Facebooken met de kleinkinderen, maar digitaal aangifte doen lijkt me een brug te ver. Moeten we haar verplichten? Essers: ‘Kun je dat tegenhouden? Die ontwikkelingen zijn er nu eenmaal.’ Bröcker: ‘Doet zij nu haar eigen aangifte?’ De ANBO helpt haar. Essers: ‘Moeten we dan alleen voor uw moeder een uit zondering maken? Je moet efficiënt zijn, maar mensen moeten wel iemand kunnen aanspreken bij de Belasting dienst. Voor het gros van de mensen die hun aangifte doen met een pc, wordt het niet anders. Je moet de nadelen voor mensen als uw moeder zo klein mogelijk maken. Maar het wordt moeilijk om voor een kleine categorie een apart systeem op te tuigen.’ Worden de privacyrisico’s niet te groot? Essers: ‘De Belastingdienst kan al alles opvragen en ja, de gegevens kunnen op straat terechtkomen. Maar je maakt het notoire fraudeurs ook veel moeilijker.’ Bröcker: ‘Met alle respect voor de privacy, maar met het koppelen van datasilo’s valt zoveel te winnen... Ik heb soms meer zorgen over de overheid die wel verzamelt, maar niet koppelt.’ Essers: ‘En als je de controle wilt verbeteren, moet je niet bezuinigen op de Belastingdienst.’
Opvolging Essers: ‘Ondanks politieke tegenstellingen hebben wij goed samengewerkt.’ Bröcker: ‘Er was wederzijds begrip en respect.’ Is uw opvolging goed geregeld? Essers: ‘Wij hebben allebei een fiscalist als opvolger.’ Bröcker: ‘Mart van der Ven was belastinginspecteur, werk te bij Financiën en was vijfentwintig jaar belastingadvi seur bij EY.’ Essers: ‘Wij hebben bij het CDA een hele lange traditie van fiscalisten in de Kamer. Maar door de teruglopende zetel aantallen werd het steeds moeilijker om die te handhaven. Dat Marnix van Rij – partner bij EY en oud-voorzitter van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs – mijn plaats heeft ingenomen, is wel een opluchting.’ >>>
Jurisprudentie en wetgeving Inkomstenbelasting ■ H oge bate in voorperiode geen incidenteel voordeel
Omzetbelasting 21
■ F actuur kan ook vóór verrichten prestatie worden
21 22 22 22
■ B tw op broodjes en dranken bij vakoverleg niet aftrekbaar
22
■ B eroepstermijn startte toen adviseur kopie van
■ T bs-werkzaamheid groeide uit tot onderneming: ■ ■ ■ ■
geen staking tbs M KB-winstvrijstelling ook bij langlopende liquidatie H ir geldt per onderneming, niet per ondernemer O nderhoudskosten Belgisch kasteel niet aftrekbaar G een aftrekbare gebruiksvergoeding voor B&B-ruimten in eigen woning
uitgereikt23 24 ■ O ok als afnemer creditfactuur weigert mogelijk teruggaaf van btw 24
Formeel belastingrecht uitspraak ontving
Loonbelasting
■ I ntrekken betalingsuitstel moet (ook) naar gemachtigde
24 25
■ G een bijtelling als auto wordt gebruikt voor opdrachten
van werkgever
23
Inkomstenbelasting
2015/34 Hoge bate in voorperiode geen incidenteel voordeel
Als een eenmanszaak geruisloos in een bv wordt ingebracht, hoeft over de stakingswinst niet te worden afgerekend. Als de voorover eenkomst binnen negen maanden na het laatste volledige boekjaar van de belastingplichtige is gesloten, keurt de inspecteur goed dat de eenmanszaak met terugwerkende kracht wordt ingebracht tot en met de eerste dag van het op het laatste volledige boekjaar vol gende boekjaar. De inspecteur gaat echter niet met deze terugwer kende kracht akkoord als hierdoor een incidenteel fiscaal voordeel wordt behaald. Wat precies onder een incidenteel fiscaal voordeel moet worden verstaan, is niet in de wet omschreven, hoewel het sinds 22 mei 2015 wel duidelijk is dat een incidentele bate geen in cidenteel voordeel is. De zaak waarin de Hoge Raad dit besliste, betrof een ondernemer die in april 2007 een eenmalige bate in verband met een journalis tieke opdracht had ontvangen. Op 18 september 2007 stelde hij een intentieverklaring op, luidende dat hij zijn eenmanszaak met terug werkende kracht tot en met 1 januari 2007 geruisloos wilde inbren gen in een bv. Door de terugwerkende kracht zou de journalist fors belasting besparen, omdat de bate hierdoor niet met inkomstenbe lasting, maar met vennootschapsbelasting zou worden belast. De in specteur ging niet akkoord met terugwerkende kracht, omdat vol gens hem sprake was van een incidenteel fiscaal voordeel. De Hoge Raad was dit niet met hem eens. Weliswaar bespaarde de journalist belasting omdat de incidentele bate door de inbreng in de bv lager werd belast, maar een incidentele bate is niet aan te merken als een incidenteel fiscaal voordeel. Daarvan is sprake als door de inbreng over een deel van de ondernemingswinst geen be lasting wordt geheven. Dat was hier niet het geval. Er is derhalve geen sprake van een incidenteel tariefvoordeel als vóór de inten tieverklaring een hoge (incidentele) bate opkomt in het kader van de onderneming die wordt ingebracht in een bv en als daardoor een groot tariefvoordeel wordt behaald. ■ Hoge Raad 22 mei 2015, nr. 14/01521, ECLI:NL:HR:2015:1257
2015/35 Tbs-werkzaamheid groeide uit tot onderneming: geen staking tbs Art. 3.99 Wet IB 2001 bepaalt dat, wanneer een werkzaamheid in een kalenderjaar uitgroeit tot een onderneming waaruit de belas tingplichtige als ondernemer winst geniet, voor het bepalen van het in het jaar uit de werkzaamheid genoten resultaat, de werk zaamheid wordt geacht niet te zijn gestaakt. Deze doorschuiving is verplicht. Over de regeling is niet veel bekend. Zo is het onduide lijk wanneer nu eigenlijk sprake is van de uitgroei van een werk zaamheid naar een onderneming. Rechtbank Zeeland-West-Bra bant besliste dat de faciliteit van art. 3.99 Wet IB 2001 kan worden toegepast als het ter beschikking gestelde vermogen gaat behoren tot het ondernemingsvermogen, doordat de belastingplichtige gaat participeren in de onderneming waaraan hij het vermogens bestanddeel in eerste instantie ter beschikking stelde. Twee dames waren met twee broers getrouwd. De mannen dreven in maatschapsverband een akkerbouwbedrijf en pachtten daarvoor een hoeve die in eigendom was bij hun echtgenoten. De dames hadden in 1996 ieder de onverdeelde helft van de eigendom van de hoeve verkregen. Zij gaven de opbrengsten uit de pacht sinds 2001 aan als resultaat uit overige werkzaamheden onder de tbs-regeling. In 2010 zetten de broers hun maatschap om in een vennootschap onder firma en brachten het genot en gebruik van de gepachte hoeve in. De dames traden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011 tot de vennootschap onder firma toe. Vanaf dat mo ment dreven de broers en hun echtgenoten het akkerbouwbedrijf met zijn vieren. De dames etiketteerden in hun aangifte inkom stenbelasting 2011 de hoeve als ondernemingsvermogen. De in specteur stelde dat de dames hun tbs-werkzaamheid hadden ge staakt en dat de stakingswinst op de hoeve belast was. Een van de dames ging in beroep en stelde dat zij haar werkzaamheid niet had gestaakt, maar dat deze door de inbreng daarvan in de vennoot schap onder firma was uitgegroeid tot een onderneming. Rechtbank Zeeland-West-Brabant was het met de vrouw eens dat de tbs was uitgegroeid tot een onderneming. Oorspronkelijk werd slechts een vermogensbestanddeel ter beschikking gesteld. Die enkele activiteit werd bij overgang naar de onderneming on derdeel van, en groeide daarmee uit tot, een groter geheel aan ac
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
21
n n n n n
tiviteiten. Art. 3.99 Wet IB 2001 was van toepassing en de winst op de hoeve mocht daarom onbelast worden doorgeschoven naar de onderneming. ■ Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 april 2015, nr. 14/4021, ECLI:NL:RBZWB:2015:2691
2015/36 MKB-winstvrijstelling ook bij langlopende liquidatie
Bij staking van een onderneming worden de activa verkocht of overgebracht naar het privévermogen van de ondernemer. Dit kan anders zijn als in het kader van een langlopende liquidatie de acti va in afwachting van een geschikte gelegenheid tot verkoop wor den aangehouden. Die bedrijfsmiddelen blijven dan tot het onder nemingsvermogen behoren en pas bij verkoop moet de ondernemer over de boekwinst afrekenen. De Hoge Raad besliste op 22 mei 2015 op de vraag of een ondernemer van wie het pand in afwachting van verkoop tot het bedrijfsvermogen was blijven be horen, bij staking recht had op de MKB-winstvrijstelling. De zaak betrof een ondernemer die op 31 december 2007 zijn on derneming om gezondheidsredenen had gestaakt. Het pand bleef in afwachting van de verkoop tot zijn ondernemingsvermogen be horen, maar werd al die tijd niet verkocht. Toen de ondernemer in oktober 2010 overleed, was de stakingswinst met betrekking tot het pand belast. De Hoge Raad was het met de weduwe van de on dernemer eens dat de MKB-winstvrijstelling mocht worden toege past. Die geldt volgens de Hoge Raad ook voor nagekomen baten die worden ontvangen in het kader van een langlopende liquidatie van een onderneming. De Hoge Raad verwees naar een arrest van 12 oktober 2012 (nr. 14/02559, ECLI:NL:HR:2015:1260), waarin is beslist dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om de MKB-winstvrijstelling van toepassing te laten zijn op de totaal winst van de ondernemer en niet op de jaarwinst. De vrijstelling is ook van toepassing op (stakings)winst die wordt aangegeven in enig jaar dat volgt op een jaar waarin de onderneming voor reke ning van de belastingplichtige werd gedreven en die als voordeel uit die onderneming werd verkregen.
Jurisprudentie en wetgeving
worden overschreden als de investeringen in het strandpaviljoen tot het vermogen van de landbouwonderneming werden gere kend. Investeringen in het strandpaviljoen behoorden tot het on dernemingsvermogen van de horecaonderneming, maar hier wa ren de investeringen onttrokken aan het vermogen van de landbouwonderneming. Omdat de winst per onderneming moet worden vastgesteld, kan een hir niet in een andere onderneming worden toegepast. De regeling van de hir wordt volgens het hof toegepast per onderneming en niet per ondernemer. Kortom, de hir die in de landbouwonderneming is gevormd, kan slechts bin nen die onderneming worden aangewend. ■ Hof Den Bosch 23 april 2015, nr. 14/00394, ECLI:NL:GHSHE:2015:1516
2015/38 Onderhoudskosten Belgisch kasteel niet aftrekbaar
Uitgaven voor het onderhoud van een rijksmonument zijn aftrek baar als het pand is ingeschreven in het Nederlandse rijksmonu mentenregister. Ook buitenlandse belastingplichtigen kunnen sinds 1 januari 2011 de onderhoudskosten van een Nederlands rijksmonument als persoonsgebonden aftrek op hun inkomen in mindering brengen. Een in het buitenland gelegen onroerende zaak kan echter niet worden opgenomen in het Nederlandse rijks monumentenregister, ook al zou deze, als hij in Nederland had ge legen, hebben voldaan aan de voorwaarden om als rijksmonument te worden aangemerkt. De Hoge Raad boog zich op 1 februari 2013 over de vraag of een in België wonende kasteelheer die meer dan 90% van zijn inkomen in Nederland verdiende, recht had op de persoonsgebonden aftrek voor zijn Belgische kasteel. De man had gekozen voor een behan deling als binnenlands belastingplichtige en trok de onderhouds kosten van het kasteel af als persoonsgebonden aftrek in verband met de uitgaven voor een monumentenpand. De Hoge Raad stelde prejudiciële vragen aan het Europese hof van Justitie en besliste op 1 mei 2015 dat het in België gelegen kasteel geen element van het Nederlands cultuurhistorisch erfgoed vormt, zodat de kasteelheer geen recht heeft op aftrek van onderhoudskosten.
■ Hoge Raad 22 mei 2015, nr. 14/02559, ECLI:NL:HR:2015:1260 ■ Hoge Raad 1 mei 2015, nr. 11/03763, ECLI:NL:HR:2015:1174
2015/37 Hir geldt per onderneming, niet per ondernemer
Belastbare winst uit onderneming is het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen. Een belastingplichtige kan verschillende ondernemingen hebben en de winst moet per onderneming wor den berekend. Hof Den Bosch besliste onlangs in een procedure over de herinvesteringsreserve (hir) van een ondernemer die twee afzonderlijke ondernemingen dreef: een landbouw- en een horeca onderneming. In zijn landbouwonderneming had hij een boek winst gemaakt op grond die was verkocht als gevolg van over heidsingrijpen. Die boekwinst voegde hij toe aan een hir. Vervolgens investeerde hij in een strandpaviljoen dat hij van zijn zoon had gekocht en boekte eerdergenoemde hir op die investerin gen af. De inspecteur was het daar niet mee eens, omdat de inves teringen in het strandpaviljoen geen functie hadden in het land bouwbedrijf. Hof Den Bosch besliste dat de grenzen van de redelijkheid zouden
22
Het Register| augustus 2015 | nummer 4
2015/39 Geen aftrekbare gebruiksvergoeding voor B&B-ruimten in eigen woning Een woning die zowel privé als zakelijk wordt gebruikt, kan ver plicht tot het privé- of ondernemingsvermogen behoren of kan keuzevermogen zijn. Als sprake is van keuzevermogen, wordt aan gesloten bij de keuze die de belastingplichtige maakt, tenzij bij die keuze de grenzen van de redelijkheid worden overschreden. Van een woning waarvan een gedeelte privé wordt gebruikt en een an der deel zakelijk, moet alleen het privé gebruikte deel tot het pri vévermogen worden gerekend. Het zakelijk gebruikte deel is keu zevermogen, tenzij het zakelijk gebruik overheerst. Rechtbank Zeeland-West-Brabant besliste in een procedure van een vrouw die een Bed&Breakfast (B&B) exploiteerde in haar eigen woning. De B&B-ruimten besloegen 53% van de woning en waren niet aan te merken als ‘een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte’ van
n n n n n
de woning. De woning was privévermogen en de B&B-houdster wilde voor de B&B-kamers een gebruiksvergoeding in de zin van art. 3.17, lid 1, onderdeel c, onder 1 Wet IB 2001 op haar winst in mindering brengen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant was het met de inspecteur eens dat de B&B-houdster geen gebruiksvergoeding in aftrek kon bren gen. De B&B-ruimten waren niet aan te merken als een zelfstandig gedeelte van de woning, zodat de aftrek van de gebruiksvergoe ding afketste op art. 3.16, lid 1 Wet IB 2001. Eerst moest volgens de rechtbank worden beoordeeld of aftrek niet was uitgesloten of be perkt op grond van genoemde bepaling, voordat werd toegekomen aan aftrek van kosten tot het in art. 3.17, lid 1 Wet IB 2001 aangege ven gedeelte. De B&B-ruimten waren volgens de rechtbank werk ruimten in de zin van art. 3.16, lid 1 Wet IB 2001 en daarom kwa men de kosten en lasten die verband hielden met deze ruimten – waaronder een gebruiksvergoeding – niet in aftrek van de winst van de onderneming. Dit zou anders zijn als de B&B-ruimten wa ren aan te merken als ‘een naar verkeersopvatting zelfstandig ge deelte’ van de woning, maar daarvan was geen sprake. ■ Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 maart 2015, nr. 14/5636, ECLI:NL:RBZWB:2015:1981
Loonbelasting
2015/40 Geen bijtelling als auto wordt gebruikt voor opdrachten van werkgever De Hoge Raad besliste onlangs dat van het ter beschikking stellen van een auto aan een werknemer geen sprake is als deze de auto al leen bestuurt en als alleen in het belang van de werkgever perso nen of goederen worden vervoerd. Het ging om een bv die een ho tel op een Waddeneiland exploiteerde. De bv bezat een Landrover en een Smart en gebruikte de Landrover voor het vervoer van ho telgasten van en naar de veerpont en het hotel en voor safaritoch ten over het eiland. De Smart werd gebruikt voor de verhuur aan hotelgasten en af en toe voor het vervoeren van medewerkers die vergaderingen op het vasteland hadden. De sleutels van de auto’s werden bewaard in een afsluitbaar kastje achter de ontvangstbalie van het hotel, waarvan slechts drie werknemers de sleutel hadden. Van de auto’s werden geen rittenadministraties bijgehouden. De inspecteur legde de bv een naheffingsaanslag loonbelasting op voor het privégebruik van de auto’s door de werknemers. De Hoge Raad was het niet met de inspecteur eens dat in elke situ atie waarin een werknemer een auto van zijn werkgever heeft be stuurd, die auto aan de werknemer ter beschikking is gesteld in de zin van art. 13bis, lid 1 Wet LB. Van een terbeschikkingstelling is geen sprake als een of meer werknemers die auto slechts besturen voor het uitvoeren van bepaalde opdrachten van de werkgever om in diens belang personen of goederen te vervoeren, zodat de feite lijke beschikkingsmacht over de auto bij de werkgever blijft liggen. De Hoge Raad vernietigde de naheffingsaanslag.
Omzetbelasting
2015/41 Factuur kan ook vóór verrichten prestatie worden uitgereikt
De Wet OB schrijft in art. 34g voor op welk tijdstip een factuur moet worden uitgereikt. Dat is de vijftiende dag van de maand vol gende op die waarin de goederen zijn geleverd of de dienst is ver richt. De wet schrijft echter niets voor met betrekking tot het tijd stip waarop voor een bepaalde prestatie een factuur kán worden uitgereikt. De Hoge Raad besliste in de volgende zaak dat een fac tuur ook kan worden uitgereikt voordat de overeengekomen pres tatie is verricht. In dat geval gelden de gevolgen die de Wet OB aan het uitreiken van een factuur verbindt. Het gevolg voor de leve rancier is dan dat hij de btw verschuldigd is geworden en moet af dragen en dat de afnemer recht heeft op aftrek van de voorbelas ting. De zaak betrof een onroerendgoedmaatschap die in oktober 2008 aan een aannemer opdracht gaf om een nieuw bedrijfspand te bou wen. De aannemer reikte op 20 oktober 2008 een bescheid uit waarop een aanneemsom van € 685.000 en € 130.150 aan btw was vermeld. Op het stuk stond dat betaling binnen 14 dagen moest plaatsvinden. Op 12 november 2008 waren de afspraken over de bouw schriftelijk vastgelegd in een aannemingsovereenkomst. De bouwwerkzaamheden waren gestart in december 2008 en in mei 2009 werd het pand opgeleverd. De maatschap betaalde de aanne mer niet in 2008, maar claimde over het vierde kwartaal 2008 wel aftrek van voorbelasting. Ze ontving van de aannemer in de maan den januari tot en met mei 2009 nota’s waarop conform de aanne mingsovereenkomst een deel van de aankoopsom was vermeld. Op die termijnnota’s werd btw in rekening gebracht. De maat schap betaalde die nota’s, maar bracht de btw niet meer in aftrek. De inspecteur weigerde de aftrek van voorbelasting in het vierde kwartaal 2008. De Hoge Raad besliste dat in de Wet OB niet is bepaald wat het eer ste moment is waarop met betrekking tot een bepaalde overeenge komen prestatie een factuur kan worden uitgereikt. Dit betekent dat een factuur ook kan worden uitgereikt voordat de overeenge komen prestatie is verricht en dat dan ook de gevolgen gelden die voor een factuur gelden. Wettelijk kon de aannemer dus een fac tuur in de zin van art. 15, lid 1, letter a, en art. 35, lid 1 Wet OB uit reiken, toen met de maatschap overeenstemming was bereikt over de bouw van het pand. Het bescheid kon dus als factuur worden aangemerkt en de daarop vermelde btw was op grond van art. 13, lid 1 Wet OB in het vierde kwartaal 2008 verschuldigd, zodat de maatschap in dat geval recht op aftrek van voorbelasting had. Het beroep was in zoverre gegrond. ■ Hoge Raad 24 april 2015, nr. 13//03775, ECLI:NL:HR:2015:1084
■ Hoge Raad 29 mei 2015, nr. 13/04993, ECLI:NL:HR:2015:1360
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
23
n n n n n
2015/42 Btw op broodjes en dranken bij vakoverleg niet aftrekbaar Het Besluit Uitsluiting Aftrek omzetbelasting (BUA) regelt de be perking van de btw-aftrek op verstrekkingen aan het personeel voor privédoeleinden, maar als het gaat om spijzen en dranken is aftrek altijd beperkt, ongeacht de doeleinden van die verstrek king. Een groot belastingadvieskantoor spande een procedure aan over de beperking van de aftrek van btw op spijzen en dran ken die het kantoor bij het wekelijkse vaktechnisch overleg liet verzorgen door een cateringbedrijf. De werknemers waren ver plicht om deel te nemen aan de bijeenkomsten. Het ging om een voudige maaltijden, meestal broodjes met beleg, voor € 5 à € 10 per persoon. De inspecteur legde een naheffingsaanslag btw op van € 49.465 in verband met de voorbelasting die het belasting advieskantoor van 2007 tot en met 2011 voor de spijzen en dran ken in aftrek had gebracht. Rechtbank Noord-Holland besliste dat de inspecteur de btw op de dranken en spijzen terecht niet in aftrek had toegelaten. Ze leid de dit af uit art. 3 BUA. Daaruit blijkt namelijk niet dat voor spij zen en dranken een onderscheid wordt gemaakt tussen zakelijke en persoonlijke verstrekkingen. De aftrek van voorbelasting op dergelijke verstrekkingen is niet mogelijk. Het advieskantoor heeft tegen de uitspraak hoger beroep ingesteld. ■ Rechtbank Noord-Holland 23 januari 2015, nr. 14/1798, ECLI:NL:RBNHO:2015:243
2015/43 Ook als afnemer creditfactuur weigert mogelijk teruggaaf van btw
De btw die een ondernemer in rekening brengt aan zijn afnemer, geeft hij op aangifte aan, en voldoet hij aan de Belastingdienst. Dat moet hij ook doen als zijn afnemer de factuur niet betaalt. Het is echter niet de bedoeling dat de schade van de niet-betaalde btw voor de ondernemer is. Als hij aannemelijk maakt dat de betaling van de factuur niet is en ook niet zal worden ontvangen, kan hij om teruggaaf van btw verzoeken. De Hoge Raad nam op 29 mei 2015 de regeling van art. 29 Wet OB onder de loep in een procedure van een bv die een licentie voor het gebruik van een merknaam had verkocht. De afnemer betaalde op de factuur van € 21.420.000 inclusief btw slechts € 10.420.000, waarvan € 3.420.000 aan btw. Het resterende bedrag van € 11 mln betaalde hij niet meer, waarop de bv de inspecteur verzocht om teruggaaf van € 1.756.303 aan btw. Die wees dat verzoek af, omdat niet was aangetoond dat het bedrag niet meer zou worden ontvangen. Korte tijd later zegde de bv de licentieovereenkomst op en stuurde ze haar afnemer een creditfactuur voor € 6,5 mln met € 1.037.815 aan btw. Deze accep teerde de factuur echter niet en bleef de licentie gebruiken. De bv verzocht vervolgens om teruggaaf van € 1.037.815 aan btw, maar ook dat verzoek wees de inspecteur af. De Hoge Raad besliste op het beroep in cassatie van de bv dat art. 29, lid 1, onderdeel b Wet OB onder meer aan de orde is als de on dernemer tegenover zijn afnemer te kennen geeft dat hij afziet van het vorderen van de niet-betaalde vergoeding of het niet-be taalde gedeelte daarvan. Het is niet noodzakelijk dat de overeen komst is ontbonden of beëindigd en ook niet dat de ondernemer achteraf een prijsvermindering heeft verleend. Het is aan de on dernemer om aannemelijk te maken dat de vergoeding geheel of gedeeltelijk niet zal worden ontvangen. De bv had haar verzoek
24
Het Register| augustus 2015 | nummer 4
Jurisprudentie en wetgeving
om teruggaaf gedaan omdat ze het bedrag van € 6,5 mln niet had en ook niet zou ontvangen, omdat ze had afgezien van het vorde ren van dit bedrag en dit via de creditfactuur aan haar afnemer had laten weten. Het hof had volgens de Hoge Raad ten onrechte alleen beslist op de vraag of de overeenkomst rechtsgeldig was beëindigd en op de vraag of de bv een prijsvermindering had ver leend. Maar volgens de Hoge Raad is dat niet voldoende om de te ruggaaf te weigeren. Als de afnemer ten aanzien van de betaling in gebreke is en blijft, heeft de ondernemer die de levering of de dienst heeft verricht, recht op teruggaaf op grond van art. 29, lid 1, onderdeel b Wet OB. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de bv gegrond en verwees de zaak naar Hof Den Bosch. Dat moet onderzoeken of de bv de betaling daadwerkelijk niet meer zou ontvangen. ■ Hoge Raad 29 mei 2015, nr. 13/03683, ECLI:NL:HR:2015:1357
Formeel belastingrecht
2015/44 Beroepstermijn startte toen adviseur kopie van uitspraak ontving
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendge maakt. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Is het per post ver zonden, dan wordt het als tijdig ingediend aangemerkt als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet la ter dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Als de inspecteur een bezwaarschrift te laat ontvangt, zal hij het nietontvankelijk verklaren. Hetzelfde doet de rechter als een beroep schrift te laat is ingediend. De niet-ontvankelijkheid blijft echter achterwege als redelijkerwijs niet kan worden gezegd dat de in diener van het bezwaar- of beroepschrift in verzuim is geweest. Deze regels gelden weer niet als de inspecteur de uitspraak op be zwaar niet op de juiste wijze heeft bekendgemaakt. Van dit laat ste was sprake in de volgende zaak. Een gemachtigde maakte in december 2008 bezwaar tegen navor deringsaanslagen die aan zijn cliënt waren opgelegd. Op 5 oktober 2011 stuurde de ontvanger in verband met een civiele procedure een conclusie van antwoord naar het kantoor van de gemachtigde. In een bijlage stuurde hij een afschrift mee van de uitspraken op bezwaar met dagtekening 18 juni 2009. Op 13 februari 2012 nam de gemachtigde feitelijk pas kennis hiervan. Hij liet de inspecteur een dag later weten dat hij de uitspraken op bezwaar nooit had ontvangen en vroeg de inspecteur om alsnog uitspraak te doen, om zodoende een nieuwe beroepstermijn te kunnen krijgen. De inspecteur antwoordde op 1 maart 2012 dat dit niet mogelijk was, waarop de gemachtigde op 7 maart 2012 namens zijn cliënt in be roep ging. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding, maar Hof Den Bosch besliste dat de gemachtigde er niet op bedacht had hoeven te zijn dat bij de bijlagen bij de conclusie van antwoord de uit spraak op bezwaar zat. Niettemin had de gemachtigde volgens het hof onvoldoende voortvarend gehandeld door pas op 9 maart 2012 beroep in te stellen. De gemachtigde en zijn cliënt lieten het er niet bij zitten en gingen in cassatie.
n n n n n
De Hoge Raad verwees naar een arrest van 15 april 2005 (nr. 40279) waarin is beslist dat, wanneer de uitspraak op bezwaar niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt – zoals in dit geval – de beroepstermijn van zes weken pas aanvangt op de dag waarop de (gemachtigde van de) belanghebbende een afschrift van die uitspraak onder ogen heeft gekregen. In zo’n geval geldt niet de eis van art. 6:11 Awb dat het beroep zo spoedig als redelij kerwijs mogelijk is ingesteld. Het hof had dit volgens de Hoge Raad miskend. Omdat het beroepschrift was ingediend binnen zes weken na dat de datum waarop de gemachtigde een afschrift van de uitspraak onder ogen had gekregen, was het beroep ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk ver klaard. ■ Hoge Raad 17 april 2015, nr. 14/05377, ECLI:NL:HR:2015:960
2015/45 Intrekken betalingsuitstel moet (ook) naar gemachtigde Een belastingadviseur vroeg namens zijn cliënt aan de ontvanger om uitstel van betaling voor aanslagen inkomstenbelasting. Deze kwam aan het verzoek tegemoet en verleende uitstel voor 2008 tot 1 juni 2013 en meldde de gemachtigde dat daarna opnieuw uit stel kon worden gevraagd. Vervolgens verstreek de termijn en liet de ontvanger aan de belastingplichtige weten dat de aanslag bin nen tien dagen moest worden betaald. Betaling bleef echter uit, waarna de belanghebbende in beroep ging tegen het daaropvolgen de dwangbevel. Hof Amsterdam besliste dat, wanneer een gemachtigde namens een belastingplichtige om uitstel van betaling vraagt en het ver leende uitstel vervolgens wordt ingetrokken, de mededeling van de intrekking van het uitstel (ook) aan de gemachtigde moet wor den verzonden. Dit hielp de belanghebbende hier echter niet, om dat de gemachtigde wist dat het uitstel zou vervallen en die kennis aan de belanghebbende moet worden toegerekend.
■ Datum inwerkingtreding
■ Staatsblad
■ Aangenomen EK
■ Eindverslag EK
■ Memorie van Antwoord EK
■ Voorlopig verslag EK
■ Wetsvoorstel EK
■ Aangenomen TK
■ Eindverslag TK
■ Nota n.a.v. verslag TK
■ Verslag TK
■ Wetsvoorstel + MvT TK
per 3 juli 2015
De stand van zaken
Wetgeving
■ Hof Amsterdam 12 maart 2015, nr. 14/00430, ECLI:NL:GHAMS:2015:1309
BTW-constructie (on)roerende zaken 30 061
Bij KB
Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362
Bij KB
Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst 33 714
Bij KB
Modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen 34 003
Dag na uitgifte Stb
Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties 34 036
Bij KB
Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst 34 196
Bij KB
Fiscale verzamelwet 2015 34 220
1-1-2016
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
25
n n n n
De medisch specialist in loondienst bij de eigen bv Met de invoering van de integrale bekostiging van de medisch-specialistische zorg per 1 januari 2015 is het zelfstandig declaratierecht van de vrij gevestigd medisch specialist jegens patiënten en zorgverzekeraars komen te vervallen. Volgens het ministerie van Financiën zou de medisch specialist daarmee ook zijn fiscaal ondernemerschap verliezen, en wel vanwege het wegvallen van een cruciaal onderdeel daarvan, te weten het debiteurenrisico. Daar kunnen echter vraagtekens bij worden gezet, getuige de beantwoording van Kamervragen hierover. Ook op een andere manier kan het fiscaal ondernemerschap nog worden voortgezet.
G Edwin Kroon E.P. Kroon AA RB is eigenaar van Accountants- en Belastingadvieskantoor Kroon te Hoofddorp en Bennebroek en lid van de Branche Expert Kring Medisch van het SRA
26
enoemde Kamervragen werden gesteld nadat bekend was geworden dat de Belastingdienst in Hoorn van mening is dat er wel degelijk sprake is van fiscaal ondernemerschap van een aantal medisch specialisten die werkzaam zijn in het Medisch Centrum Alkmaar, niettegenstaande het feit dat ook zij hun zelfstandig declaratierecht hadden verloren. Uit de beantwoording, door de minister van VWS, kan worden afgeleid dat het fiscaal ondernemer schap inderdaad niet meteen ten einde hoeft te zijn door louter het wegvallen van het declaratierecht.1 Niettemin voelde de medisch specialist zich door het standpunt van Financiën feitelijk gedwongen om zijn fiscale onder nemerschap op een andere wijze veilig te stellen.
Zorgakkoord In het Zorgakkoord werd voor de medisch specialist na melijk de mogelijkheid geopend om zijn fiscale onderne merschap voort te zetten door aan een van de voorge stelde besturingsmodellen voor ziekenhuizen en medisch specialisten deel te nemen en daarmee ook on dernemersrisico’s te lopen. Deze besturingsmodellen zijn te onderscheiden in modellen met transparante en modellen met niet-transparante rechtsvormen, respec tievelijk zonder en met een bv. Bij de laatste werkt de medisch specialist met zijn eigen bv samen met het zie kenhuis of participeert hij met zijn bv in het samenwer
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
kingsverband met het ziekenhuis. De medisch specialist kon daarnaast ook kiezen voor een loondienstverband met het ziekenhuis, waarbij hij onder bepaalde voor waarden een vergoeding van € 100.000 uit het zoge noemde transitiefonds kon verkrijgen. Van deze moge lijkheid is slechts sporadisch gebruik gemaakt; de medisch specialisten hebben en masse gekozen voor een van de hiervoor genoemde besturingsmodellen. Voor deelname aan een besturingsmodel met een niettransparante rechtsvorm werd door de medisch specia list een houdstervennootschap opgericht, dan wel sa men met zijn maatschapsleden een structuur met meerdere vennootschappen opgezet. Hierbij doet zich onder meer de vraag voor op welke wijze de beloning van een medisch specialist bij zijn bv inhoud kan wor den gegeven en hoe die kan worden geoptimaliseerd, ge geven het huidige (fiscale) regime.
Beloning van een medisch specialist in loondienst bij zijn eigen bv Op 1 januari 2015 is de gebruikelijkloonregeling, zoals neergelegd in art. 12a Wet LB 1964, ingrijpend gewijzigd, en wel als volgt: n de doelmatigheidsmarge is verlaagd van 30 naar 25%; n het begrip ‘soortgelijke dienstbetrekking’ zoals dat tot en met 2014 in de wet was opgenomen, is vervangen door het begrip ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’.
n n n n
Het uitgangspunt van de gebruikelijkloonregeling is dat het in een kalenderjaar genoten loon ten minste moet worden gesteld op het hoogste bedrag van: n 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienst betrekking; n het hoogste loon van de andere werknemers van de bv of met de bv verbonden lichamen; n € 44.000 (art. 12a-norm met ingang van 1 januari 2015).
Vaststellingsovereenkomst Inmiddels heeft de Belastingdienst, in samenspraak met vertegenwoordigende organisaties van medisch specia listen, een vaststellingsovereenkomst met een toelich ting hierop gepubliceerd over de hoogte van het mini maal uit te keren gebruikelijk loon van een medisch specialist. Dit is gebeurd om eenduidigheid te scheppen en uiteraard ook om discussies met de Belastingdienst hierover te voorkomen, alsook eventuele gerechtelijke procedures. In deze vaststellingsovereenkomst is be paald dat het gebruikelijk loon over een jaar ten minste € 160.000 bedraagt. Na aftrek van een doelmatigheids marge van 25% dient het loon voor de loonheffingen mi nimaal te worden gesteld op € 120.000. Het bedrag van € 160.000 is vastgesteld op basis van: n trede 6 van de salaristabel van de Arbeidsvoorwaar den Medisch Specialisten; n een vakantietoeslag van 8%; n een frequentietoeslag van maximaal 6%; n een intensiteitstoeslag van maximaal 15%; n een eventuele gratificatie. Het gebruikelijk loon van € 160.000 is een ondergrens. De medisch specialist behoudt zich het recht voor om een hoger gebruikelijk loon vast te stellen. Dit gebruike lijk loon omvat alle positieve en negatieve looncompo nenten van het werknemersloon. Een werkweek wordt gesteld op 45 uur. Mocht een medisch specialist minder (of meer) uren per week werken, dan wordt het gebrui kelijk loon pro rata verlaagd (of verhoogd). In de over eenkomst is voorts bepaald dat de rekening-courant schuld van de medisch specialist met zijn bv niet hoger mag zijn dan € 17.500, inclusief eventueel bijgeschreven rente. Mocht er een hogere schuld zijn ontstaan, dan moet dit in 2016 via een dividenduitkering zijn terugge bracht tot dit maximum. Verder is nog bepaald dat geld leningen mogen worden onderscheiden van de reke ning-courantschuld als deze separaat worden verantwoord in de administratie. Onder geldleningen worden verstaan verstrekte, dan wel ontvangen gelden waarmee een vermogensbestanddeel is gefinancierd en die onder zakelijke voorwaarden zijn aangegaan. De toepassing van de onderdelen van de vaststellings overeenkomst voor 2015 staat slechts open voor diege nen die daadwerkelijk zo’n overeenkomst met de Belas tingdienst aangaan. Als ervoor wordt gekozen om geen vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst af te sluiten, is deze niet gebonden aan het standpunt dat het gebruikelijk loon minimaal € 160.000 bedraagt. In die
gevallen zal het gebruikelijk loon individueel moeten worden vastgesteld, daarbij rekening houdend met alle feiten en omstandigheden, hetgeen kan leiden tot een hoger bedrag dan € 160.000. Kanttekeningen bij de vaststellingsovereenkomst Gelet op de beloningsstructuur van een medisch specia list in loondienst zoals die is vastgelegd in de Arbeids voorwaarden Medisch Specialisten (AMS), is het vastge stelde minimum van € 160.000 – waarop nog een aftrek van 25% mag plaatsvinden – alleszins redelijk te noe men. Vraagtekens kunnen echter worden gezet bij de bepaling dat de rekening-courantschuld van de medisch specialist met zijn bv niet hoger mag worden dan € 17.500. Dit zal zijn bepaald om te voorkomen dat een te hoge rekening-courantschuld ontstaat als gevolg van een te laag vastgesteld loon ten opzichte van de opna men vanuit de bv. Niettemin is het toch primair de ver antwoordelijkheid van de medisch specialist zelf – en diens adviseur – om hierop toe te zien. Bovendien kan er wetstechnisch gezien geen verband worden gelegd tus sen de hoogte van het gebruikelijk loon en de hoogte van de rekening-courantpositie met zijn bv. Ook kunnen vraagtekens worden gezet bij de bepaling dat het vastgestelde gebruikelijk loon van € 160.000 alle positieve en negatieve looncomponenten van het werk nemersloon omvat. Hierbij valt onder meer te denken aan de bijdragen aan de levensloopregeling, ook al is die inmiddels afgeschaft voor nieuwe gevallen; zie ook art. 39d Wet LB. In 2006 is in de Tweede Kamer de vraag aan de orde geweest of een bijdrage aan een levenslooprege ling door een dga in mindering mag worden gebracht op zijn gebruikelijk loon, alvorens dit wordt getoetst aan art. 12a Wet LB 1964. In de Handelingen staat het vol gende: ‘Ten behoeve van een praktische uitvoering kan er in de situatie dat het loon vóór inleg in de levensloop regeling niet lager is dan het loon vóór inleg in de le vensloopregeling van werknemers die geen dga zijn, maar wel in soortgelijke dienstbetrekkingen werkzaam zijn, echter van worden uitgegaan dat artikel 12a Wet LB 1964 in ieder geval niet van toepassing is indien de inleg in de levensloopregeling niet hoger is dan 12% van het loon.’2 Dit standpunt wordt ook door Hof Den Haag gedeeld. Dat concludeert dat ‘het loon dat resteert na aftrek van de bijdragen aan de levensloopregeling het “referentie loon” (lees: gebruikelijk loon EK) is’.3 Het argument dat het hof hierbij hanteert, is dat die 12% een gebruikelijke bijdrage aan de levensloopregeling is van vergelijkbare
In de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat het gebruikelijk loon over een jaar ten minste € 160.000 bedraagt augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
27
Medisch specialist
n n n n
werknemers die hun belastbaar loon hiermee ook ver minderd zien alvorens loonbelasting is verschuldigd. Overigens heeft de staatssecretaris cassatie tegen deze uitspraak ingesteld. Inmiddels heeft zowel het Register Belastingadviseurs als de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs kenbaar gemaakt over beide punten vragen te zullen stellen in het komende beconoverleg.
Concernstructuur, doorbetaaldloon regeling en managementvergoeding Bij een concernstructuur bezit de medisch specialist via zijn houdstervennootschap indirect een aanmerkelijk belang in de werk-bv, veelal vakgroep-bv genoemd. Omdat hij daarvoor tevens arbeid verricht, wordt hij geacht op grond van art. 4, onderdeel d Wet LB 1964 in dienstbetrekking te zijn bij die vakgroep-bv, zo er al geen sprake zou zijn van een dienstbetrekking in ar beidsrechtelijke zin. Op grond daarvan dient de gebrui kelijkloonregeling ook bij die vakgroep-bv te worden toegepast. Nu zal het bijna altijd zo zijn dat de medisch specialist in loondienst is bij zijn houdstervennootschap en niet bij de vakgroep-bv waarvoor hij feitelijk zijn werkzaamhe den verricht. In die situatie wordt dan een management vergoeding overeengekomen die wordt vastgelegd in een managementovereenkomst tussen de houdsterven nootschap en de vakgroep-bv. De managementvergoe ding wordt geacht de vergoeding te zijn voor de werk zaamheden die de medisch specialist vanuit zijn houdstervennootschap verricht ten behoeve van de vak groep-bv. Dit druist in tegen het standpunt dat in de ju risprudentie is ingenomen door onder andere de Hoge Raad, te weten dat voor iedere vennootschap afzonder lijk een gebruikelijk loon moet worden vastgesteld. Vanaf 2010 is de zogenoemde doorbetaaldloonregeling gaan gelden zoals die thans is neergelegd in art. 12a, lid 3 Wet LB 1964. Kort gezegd komt deze regeling hierop neer dat in de concernvennootschap – meestal de houd stervennootschap – een loon wordt vastgesteld dat als vergoeding dient voor de totale arbeidsprestatie van de medisch specialist, ongeacht voor welke concernven nootschap hij feitelijk werkt. Ten slotte wordt ten aan zien van de managementvergoeding opgemerkt dat hierover geen btw hoeft te worden berekend, omdat de medisch specialist op grond van art. 11, lid 1, letter g Wet OB 1968 btw-vrijgestelde prestaties verricht.
Goedgekeurd is dat de medisch specialist de aan SPMS betaalde premie als negatief loon in zijn aangifte inkomstenbelasting opneemt
28
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
Terbeschikkingstelling auto van de zaak Het gebruikelijk loon hoeft niet volledig in geld te wor den uitgekeerd, maar kan ook worden genoten in de vorm van het ter beschikking stellen van een auto aan een werknemer. In art. 13bis Wet LB 1964 is namelijk bepaald dat tot het gebruikelijk loon van de werknemer ook wordt gerekend het voordeel dat in privé wordt ge noten als aan de werknemer een auto ter beschikking wordt gesteld.
WKR, gebruikelijkheidstoets en noodzakelijkheidscriterium Vanaf 1 januari 2015 dient ook een dga gebruik te maken van de werkkostenregeling (WKR). Uitgangspunt van de WKR is dat alle vergoedingen en verstrekkingen belast zijn. Daarop gelden een aantal uitzonderingen. Zo mag een werkgever deze vergoedingen of verstrekkingen on derbrengen in de zogenoemde vrije ruimte. Deze be draagt 1,2% van de totale fiscale loonsom. Als deze vrije ruimte wordt overschreden, is hierover een eindheffing van 80% verschuldigd. Verder is in de WKR bepaald dat vergoedingen en verstrekkingen alleen werkkosten zijn – en dus tot de vrije ruimte kunnen behoren – als deze niet in belangrijke mate hoger zijn dan in overeenkom stige omstandigheden gebruikelijk is. Deze bepaling wordt ook wel de gebruikelijkheidstoets genoemd. De Belastingdienst beschouwt vergoedingen of verstrekkin gen van maximaal € 2400 per jaar vooralsnog als gebrui kelijk, zo valt te lezen in het Handboek Loonheffingen van april 2015. In de WKR geldt voorts het zogenoemde noodzakelijk heidscriterium, hetgeen inhoudt dat vergoedingen en ver strekkingen zijn vrijgesteld voor zover deze noodzakelijk zijn voor de behoorlijke uitoefening van de dienstbetrek king. Noodzakelijk wordt in dit verband als ‘zonder meer nodig’ uitgelegd. Daarbij valt te denken aan een mobiele telefoon, omdat het zonder meer nodig is dat een medisch specialist te allen tijde bereikbaar is. Denk voorts aan al lerlei gereedschappen of instrumenten (bijvoorbeeld een operatiebril), een computer en/of tablet om informatie te kunnen vergaren die zonder meer nodig is voor een be hoorlijke uitoefening van de dienstbetrekking door een medisch specialist. Normaal gesproken is het aan de Be lastingdienst om aannemelijk te maken dat een bepaalde vergoeding of verstrekking wordt gegeven om de werkne mer te belonen. In de hier bedoelde situatie is de werkne mer echter tevens de bestuurder van de houdsterven nootschap en dan is het aan hem als werkgever om aannemelijk te maken dat de vergoeding of verstrekking gebruikelijk én noodzakelijk is voor een behoorlijke uit oefening van de dienstbetrekking.
Fiscale behandeling pensioenpremie betaald aan SPMS De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de premie die wordt betaald aan de Stichting Pensioen fonds Medisch Specialisten (SPMS) door de medisch specialist in privé in aftrek moet worden gebracht.
n n n n
Goedgekeurd is dat de medisch specialist de aan SPMS betaalde premie als negatief loon in zijn aangifte in komstenbelasting opneemt.4 Aan deze goedkeuring is de voorwaarde verbonden dat bij de aangifte inkom stenbelasting een verklaring van de inhoudingsplich tige – hier dus de bv – wordt overgelegd dat de betaalde premie niet heeft geleid tot een verlaging van het loon. Het in aanmerking nemen van de betaalde pre mie als negatief loon in de aangifte inkomstenbelas ting mag dus geen gevolgen hebben voor de hoogte van het vast te stellen gebruikelijk loon. Nu de Belas tingdienst deze mening is toegedaan, biedt dit een fis caal voordeel omdat de in privé betaalde premie tegen een maximaal tarief van 52% kan worden afgetrokken, terwijl dat in de bv tegen een tarief van 40 of 43,75% zou zijn geweest. Mocht de premie toch door de bv zijn betaald, dan kan ze in de rekening-courant van de dga worden geboekt, zodat ze alsnog in privé kan wor den afgetrokken.
Wet Normering Topinkomens Deze wet geldt voor salarissen van functionarissen die werkzaam zijn bij semi-publieke organisaties, zoals zie kenhuizen, scholen en publieke omroepen. In het Zorg akkoord dat geldt voor de periode 2014 t/m 2017 staat echter dat de medisch specialist niet onder deze wet valt. In 2015 is het maximumsalaris € 178.000. Dit be drag is inclusief vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering, pensioenbijdrage en onkosten. Dit bedrag zal jaarlijks worden geïndexeerd. De medisch specialist moet er ern stig rekening mee houden dat na 2017 deze wet ook op hem van toepassing kan worden.
Loon of dividend Bij de vaststelling van het gebruikelijk loon dient de me disch specialist zich er rekenschap van te geven dat het loon al snel tegen het momenteel geldende loonbelas tingtarief van 52% is belast. Als zijn beloning in de vorm van een extra winstuitkering (dividend) wordt toege kend, bedraagt het gecombineerde tarief vennootschaps belasting en ab-heffing 40%. Komt het belastbare bedrag van de houdstervennootschap boven de € 200.000 uit, dan bedraagt het gecombineerde tarief voor het meerde re 43,75%, maar ook dat is dus nog aanmerkelijk lager dan het loonbelastingtarief van 52%.
Conclusie Ook al kunnen er bij de vaststellingsovereenkomst nog de nodige vraagtekens worden gezet, ze biedt wel een goed aanknopingspunt voor het vaststellen van de hoog te van het gebruikelijk loon van een vrij gevestigd me disch specialist. Uiteraard moet er bij deze vaststelling ook altijd worden gekeken naar de individuele financiële omstandigheden en behoeften van een medisch specia list. Met andere woorden, de beloning voor zijn werk zaamheden is en blijft maatwerk. <<<
Noten 1
Brief van 16 juni 2015, kenmerk 767292-136554-MEVA.
2 Kamerstukken I 2005/06, 30 306 en 30 307, F, blz. 16 naar aan leiding van de brief d.d. 7 februari 2006 aan de Vaste Commissie van Financiën van de Tweede Kamer. 3 Hof Den Haag 28 maart 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1317. 4 Besluit van 7 april 2003, nr. DGB2002/7207M.
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
29
n n n n n n
Art. 4 WBR in vakantietijd: van campings tot (data)hotels Overdrachtsbelasting is verschuldigd ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen. In deze bijdrage richt ik mij op art. 4 WBR, een antimisbruikbepaling die beoogt te voorkomen dat aan de heffing van overdrachtsbelasting kan worden ontkomen door onroerende zaken onder te brengen in rechtspersonen met een in aandelen verdeeld kapitaal (art. 4, lid 1, onderdeel a WBR), hetzij in coöperaties en verenigingen met lidmaatschapsrechten (art. 4, lid 1, onderdeel b WBR).
Z Jeroen Rheinfeld Mr. dr. J.W.A. Rheinfeld is senior jurist bij Countus accountants + adviseurs en universitair docent agrarisch recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen
30
onder een regeling als art. 4 WBR zou de ‘om leidingsroute’ via de aandelen en de lidmaat schapsrechten leiden tot een fiscaal ‘nie mandsland’, waarin heffing van overdrachtsbe lasting als gevolg van de verkrijging van deze aandelen en lidmaatschapsrechten niet mogelijk zou zijn, aange zien de verkrijging niet ziet op een onroerende zaak, noch op rechten waaraan een onroerende zaak is onder worpen. De Hoge Raad heeft doel en strekking van art. 4 WBR in een van de zogeheten ‘doorkijkarresten’ aldus geformu leerd:1 3.4. (...) In artikel 4, lid 1, letter a, van de Wet worden bij wege van fictie (cursief JR) als zaken als bedoeld in artikel 2 van de Wet mede aangemerkt – voor zover hier van belang en kort gezegd – aandelen in aldaar nader omschreven onroerendezaaklichamen. Ingevolge artikel 10 van de Wet wordt bij de verkrijging van zodanige aandelen voor de heffingsmaatstaf aangesloten bij de waarde van de onroerende zaak welke door die aandelen wordt vertegenwoordigd. 3.5 (...) artikel 4, lid 1, aanhef en letter a, en artikel 10 van de Wet (...) bewerkstelligen dat de verkrijging van aandelen in, kort gezegd, onroerendezaaklichamen wordt belast als werden (cursief JR) de betrokken onroerende zaken zelf verkregen.
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
Met andere woorden, art. 4 WBR heeft geen andere strekking dan het voorkomen van het ontgaan van hef fing van overdrachtsbelasting door middel van het ‘tus senschuiven’ van rechtspersonen. De wetgever haalt hiervoor de beproefde methode van de wetsfictie van stal. Dit blijkt duidelijk uit de in de voorgaande passage gecursiveerde woorden. Hierna behandel ik de systema tiek, de techniek (op hoofdlijnen) en enkele recente ontwikkelingen op het terrein van art. 4 WBR. Om nog eventjes in zomerse (vakantie)sferen te blijven, neem ik in het bijzonder de ‘link’ tussen art. 4 WBR en (de ex ploitatie van) campings en (data)hotels onder de loep.
Systematiek art. 4 WBR Art. 4 WBR zorgt voor een uitbreiding van het belastbaar feit in de overdrachtsbelasting door creatie van een cate gorie fictieve onroerende zaken.2 Als gevolg hiervan is op de verkrijging van deze fictieve onroerende zaken art. 2, lid 1 WBR van toepassing als waren het ‘echte’ onroe rende zaken. Ze manifesteren zich grofweg in twee ge daanten, te weten: 1. aandelen in onroerendezaakrechtspersonen (art. 4 lid 1 onderdeel a WBR). Sinds 1 januari 2011 vallen hieronder ook rechten uit bestaande aandelen, zo blijkt uit art. 4, lid 11 WBR; 2. lidmaatschapsrechten in bepaalde (coöperatieve) flat verenigingen (art. 4 lid 1 onderdeel b WBR).
n n n n n n
Aandelen De verkrijging van aandelen valt enkel onder het bereik van art. 4 WBR als wordt voldaan aan de volgende twee vereisten: n de aandelen moeten betrekking hebben op een on roerendezaakrechtspersoon (ozr); en n de verkrijger moet door middel van de verkregen aan delen in zowel kwalitatief als kwantitatief opzicht een belang bij de onroerende zaken van de desbetref fende ozr verkrijgen of uitbreiden. Lidmaatschapsrechten De verkrijging van lidmaatschapsrechten in verenigin gen en coöperaties wordt enkel door art. 4 WBR getrof fen als in die lidmaatschapsrechten is begrepen het recht op het exclusieve – uitsluitend of nagenoeg uitsluitend – gebruik van een in Nederland gelegen gebouw of van een gedeelte daarvan dat blijkens zijn inrichting is be stemd om als afzonderlijk gedeelte te worden gebruikt.
Civiel en fiscaal De Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) is te kenmerken als een fiscale wet met een sterke civielrechtelijke inslag. Tenzij uit de wet anders blijkt, moet men voor de betekenis van termen en begrippen te rade gaan bij het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel.3 De wet bevindt zich daarmee op het interessante kruispunt van de civiele en fiscale realiteit.4 De fiscalist en/of jurist die zich actief met de overdrachtsbelasting bezighoudt, dient derhalve op beide terreinen over voldoende (basis)kennis te beschikken.
Techniek art. 4 WBR De hiervoor aangeduide twee soorten fictieve onroeren de zaken, die tezamen de basis vormen voor de wetsfic tie van art. 4 WBR, dienen te voldoen aan allerhande na dere vereisten en voorwaarden, alvorens heffing van overdrachtsbelasting aan de orde is. Uit het scala aan ei sen en voorwaarden die tezamen het ‘technisch hart’ van art. 4 vormen, bespreek ik er twee: de onroerende zaakrechtspersoon en de doeleis. Onroerendezaakrechtspersonen Art. 4 WBR gaat, zo kan uit de parlementaire geschiede nis worden opgemaakt, uit van een ruim begrip rechts persoon. Naast de rechtspersonen uit boek 2 BW vallen ook alle andere lichamen met rechtspersoonlijkheid on der dit begrip. Voorts dient de rechtspersoon een in aan delen verdeeld kapitaal te hebben. Vervolgens dient de stap te worden gezet van rechtsper soon naar onroerendezaakrechtspersoon, kortweg ozr. Enkel deze laatste categorie rechtspersonen valt name lijk onder het bereik van de fictie. Daarbij moet worden opgemerkt dat de term ozr pas sinds 1 januari 2014 bin
nen de kaders van art. 4 WBR in gebruik is. Deze term houdt verband met een belangrijke inperking ten op zichte van de situatie van vóór 1 januari 2014. Voordien zag art. 4 WBR namelijk op de verkrijging van een be lang in onroerendezaaklichamen (ozl), een aanmerkelijk ruimer begrip omdat het ook lichamen zonder rechts persoonlijkheid omvatte, zoals een cv of een fonds voor gemene rekening.5 De koerswijziging per 1 januari 2014 is het gevolg van het Scheepjeshofarrest uit 2004.6 De Hoge Raad oordeel de in dit arrest, kort samengevat, dat art. 4 WBR als lex specialis kan worden gezien van de lex generalis uit art. 2 WBR. Aangezien een lex specialis voorrang heeft boven een lex generalis, werd de berechte casus beslist langs de lijnen van art. 4 WBR, waardoor geen overdrachtsbelas ting was verschuldigd; er was namelijk niet aan de bezitseis voldaan. Zou de casus langs de lijnen van art. 2 WBR zijn berecht, dan was wel overdrachtsbelasting verschuldigd geweest. Als gevolg van dit arrest ontstond er in diverse situaties een ongelijke en volgens de wetgever ongewenste fiscale behandeling bij de verkrijging van belangen in perso nenvennootschappen. Belanghebbenden konden, vaak met de hulp van een (fiscaal) adviseur, de verkrijging dikwijls actief ‘sturen’ via art. 4 WBR, waardoor in voor komende gevallen geen overdrachtsbelasting verschul digd was.7 De reparatie door de wetgever per 1 januari 2014, bestaande uit de vervanging van de term ‘licha men’ door ‘rechtspersonen’ (met een in aandelen ver deeld kapitaal) zorgt ervoor dat verkrijgingen van belan gen in personenvennootschappen voortaan integraal onder het regime van art. 2 WBR vallen, waardoor de ‘ontsnappingsroute’ via de lex specialis van art. 4 WBR is afgesneden. Een rechtspersoon met een in aandelen verdeeld kapi taal wordt aangemerkt als ozr en valt daarmee binnen het bereik van art. 4 WBR als: n de bezittingen (activa) van die rechtspersoon; n ten tijde van de verkrijging van de aandelen; n of op enig tijdstip in het daaraan voorafgaande jaar (referentiejaar); n zowel grotendeels (> 50%) bestaan, of binnen het re ferentiejaar hebben bestaan, uit al dan niet in Neder land gelegen onroerende zaken; n die hoofdzakelijk (70% of meer) dienstbaar zijn (of binnen het referentiejaar waren) aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van die onroerende za ken; n en als tegelijkertijd ten minste 30% van de bezittin gen uit in Nederland gelegen onroerende zaken be staat, of binnen het referentiejaar heeft bestaan. De 50%-eis en de 30%-eis worden tezamen aangeduid als de bezitseis. De 70%-eis pleegt te worden aangeduid als de doeleis of dienstbaarheidseis. De doeleis (het dienstbaarheidscriterium) In art. 4, lid 1, onderdeel a WBR is het dienstbaarheids criterium, ook wel aangeduid als de doeleis, opgenomen. Deze houdt, kort samengevat, in dat een rechtspersoon
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
31
n n n n n n
Niet onder het het bereik van art. 4 WBR vallen activiteiten waarbij de onroerende zaak dienstbaar is aan andersoortige dienstverlening
alleen dan een ozr is als zijn onroerende bezittingen hoofdzakelijk (70% of meer) dienstbaar zijn aan handelsen/of exploitatiedoeleinden.
Exploitatie van onroerende zaken Met ‘exploitatie van onroerende zaken’ wordt in het al gemeen gedoeld op het uitbaten van die onroerende za ken door het gebruik ervan tegen betaling aan derden af te staan (verhuur of verpachting).8 Niet onder het begrip – en derhalve niet onder het bereik van art. 4 WBR – val len activiteiten waarbij de onroerende zaak dienstbaar is aan andersoortige dienstverlening. In de (recente) recht
32
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
Art. 4 WBR
spraak is beslist dat geen sprake is van exploitatie van on roerende zaken in de zin van art. 4 WBR in onder meer de navolgende gevallen: n exploitatie van een camping; n exploitatie van een zogeheten datahotel. Exploitatie van een camping Een bv die een camping met tal van bijbehorende recrea tieve voorzieningen exploiteerde, was volgens de Hoge Raad geen ozr.9 In cassatie stond de vraag centraal of de exploitatie van de toeristische kampeerplaatsen, be stemd voor trekkerstentjes en toercaravans, als exploita tie van een onroerende zaak in de zin van art. 4 WBR diende te worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat dit niet het geval was omdat: 4. de exploitatie van de camping wat betreft de toeristische plaatsen, gelet op de korte duur waarvoor deze worden verhuurd en op de aanwezigheid van bijkomende (recreatieve) voorzieningen, voor de toepassing van de onderwerpelijke regeling niet wezenlijk verschilt van de exploitatie van een hotelbedrijf, dat naar de bedoeling van de wetgever niet onder de regeling valt.
n n n n n n
De exploitatie van een camping is derhalve geen art. 4-exploitatie, in ieder geval voor zover het de toeristi sche plaatsen betreft. De vergelijking met de exploitatie van een hotelbedrijf dringt zich hier op. Hoewel er door gaans een strikte (natuurlijke) scheiding lijkt te zijn tus sen kampeerders enerzijds en hotelgangers anderzijds, lijken deze twee typen vakantiegangers dus over dezelf de art. 4-kam te kunnen worden geschoren. Ruim vijf jaar later, in maart 2014, overwoog Rechtbank Noord-Nederland in een nieuwe ‘camping-casus’ als volgt:10 3.8 De camping verhuurt plaatsen voor campinggasten waarop tenten of toercaravans kunnen worden neergezet. De camping is gelegen aan het open vaarwater van het (meer) en de (water) en beschikt over een speeltuin met diverse speeltoestellen. Voorts organiseert de camping recreatieve activiteiten en verhuurt zij valken en sloepen. Daarnaast verhuurt de camping ligplaatsen voor boten en ontvangt zij parklasten en een verhuur- en beheervergoeding voor het optreden als verhuurbemiddelaar van vakantiewoningen die bij de camping zijn gelegen. Deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, leiden de rechtbank tot het oordeel dat (X) B.V. ten tijde van de verkrijging een recreatiebedrijf exploiteerde. Het bezit van de onroerende zaken (zoals de campinggrond) is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk voor de exploitatie van het recreatiebedrijf. Bij een recreatiebedrijf staan naar het oordeel van de rechtbank de recreatiediensten voorop en zijn de onroerende zaken slechts hieraan dienstbaar. Hierbij acht de rechtbank de mate van het niveau van de geboden voorzieningen niet van belang, aangezien een laag voorzieningenniveau in essentie niet afdoet aan het karakter van een recreatiebedrijf. De rechtbank leidt derhalve uit de feiten en omstandig heden af dat de bv ten tijde van de verkrijging een recre atiebedrijf exploiteerde, alwaar de recreatiediensten voorop staan. De onroerende zaken zijn hier slechts dienstbaar aan. Op grond hiervan kwalificeren de ver kregen aandelen in de bv niet als fictieve onroerende za ken in de zin van art. 4 WBR, waardoor er geen heffing van overdrachtsbelasting plaatsvindt, ondanks het feit dat de bezittingen van de bv hoofdzakelijk uit onroerend goed bestonden. Het hoger beroep in deze casus bevestigde voorgaande slot som. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde namelijk dat:11 4.1 [...] het tegen vergoeding afstaan van het gebruik van zowel de seizoensplaatsen als de passantenplaatsen door [F] B.V. aan recreanten plaatsvindt in het kader van het eigen bedrijfsproces van [F] B.V., gericht op dienstverlening van andere aard dan het tegen vergoeding afstaan
van onroerende zaken. Daaraan doet niet af dat de bijkomende recreatieve voorzieningen gering van omvang zijn, afgezien van de mogelijkheid gebruik te maken van de ligplaatsen en van de verhuur van boten. 4.2 [...] kan niet worden geoordeeld dat de tot het campingbedrijf behorende onroerende zaken, als geheel genomen, op het tijdstip van verkrijging door belanghebbende van de aandelen in [F] B.V. geheel of hoofdzakelijk, dat wil zeggen: voor ten minste 70 percent, dienstbaar waren aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van die onroerende zaken.
In de hofuitspraak vallen naast de kortdurende passantenplaatsen ook de meer permanente seizoensplaatsen buiten het bereik van art. 4 WBR Deze, gezien de voorgaande rechtspraak logische uit spraak gaat, bij nadere bestudering, (nog) verder dan het hiervoor besproken arrest van de Hoge Raad uit 2008. In de hofuitspraak vallen namelijk naast de kortdurende passantenplaatsen ook de meer permanente seizoens plaatsen buiten het bereik van art. 4 WBR. De (fiscaal) adviseur met een voorliefde voor langdurige kampeerva kanties kan derhalve opgelucht ademhalen. Exploitatie van een ‘datahotel’ Dat het (fiscale) recht dynamisch is en toepasbaar dient te zijn op alle actuele ontwikkelingen, blijkt uit de recht spraak over datacenters, c.q. datahotels. De casus: belang hebbende exploiteert via een bv twee datacenters. Eind 2010 heeft belanghebbende één aandeel in zichzelf inge kocht van de meerderheidsaandeelhouder. In geschil is of dit ingekochte aandeel een fictieve onroerende zaak als bedoeld in art. 4 WBR is. Rechtbank Leeuwarden over woog op 25 november 2012 onder meer als volgt:12 3.7. (...) De garantie van continuïteit van geschikte stroomvoorziening, koeling en beveiliging is naar het oordeel van de rechtbank het belangrijkste element van de door BV Z verleende dienst. (...). 3.8. Het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres weliswaar onroerende zaken bezigt, doch dit doet in het kader van de exploitatie van datahotels door BV Z. BV Z oefent daarbij een bedrijf uit op een ander gebied dan dat van handel in en/of exploitatie van onroerend goed. Het dienstverlenende karakter staat hier voorop en niet het rendabel maken van onroerende zaken. De datacen ters zijn dienstbaar aan de exploitatie van onroerende
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
33
n n n n n n
zaken en vallen derhalve niet onder het bereik van art. 4 WBR.13 In hoger beroep heeft Hof Arnhem-Leeuwarden deze uitspraak bevestigd.14 Ook A-G Wattel zit, blijkens zijn conclusie, op deze lijn.15 Vervolgens is het woord op 10 oktober 2014 aan de Hoge Raad:16 2.5 Het Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat de exploitatie van de datacenters door belanghebbende plaatsvindt in het kader van haar eigen bedrijfsproces, dat wordt gekenmerkt door het creëren en waarborgen van de condities waaronder ICT-apparatuur optimaal kan worden benut. Daartoe heeft het Hof klaarblijkelijk redengevend geacht dat deze diensten overheersend zijn in het geheel van de jegens de cliënten verrichte prestaties en de terbeschikkingstelling van ruimten in de datacenters aan deze cliënten daaraan ondergeschikt is. Op grond daarvan is het Hof kennelijk tot de slotsom gekomen dat de feitelijke bedrijfsuitoefening van belanghebbende niet is aan te merken als handel in en/of exploitatie van onroerende zaken en de datacenters daarom niet hoofdzakelijk dienstbaar waren aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren door belanghebbende van onroerende zaken. Aldus verstaan geven deze oordelen niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad geeft hier duidelijk aan welke stappen het hof in dit geval kennelijk heeft genomen om tot de con clusie te komen dat hier geen sprake is van een art. 4-ex ploitatie. De datacenters zijn niet hoofdzakelijk dienst baar aan de exploitatie van die datacenters, maar zijn hoofdzakelijk dienstbaar binnen de bedrijfsuitoefening van belanghebbende, welke bedrijfsuitvoering niet is aan te merken als de handel in en/of exploitatie van onroe rende zaken. De exploitatie van een datacenter, c.q. data hotel valt derhalve niet onder het bereik van de fictie.
Conclusie Het moge duidelijk zijn: de reikwijdte van de wetsfictie van art. 4 WBR neemt, zeker de laatste jaren, steeds ver
34
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
Art. 4 WBR
der toe.17 De oorzaak daarvan is grotendeels gelegen in de creativiteit en inventiviteit van de (fiscaal) adviseur: de fiscale adviespraktijk is telkens in staat gebleken om art. 4 WBR te elimineren door het opzetten van aller hande constructies. Voorbeelden van dergelijke con structies zijn: oppompconstructies, dubbeldekker- en stapelconstructies, inkoopconstructies, spreidings- en uitsmeerconstructies, bijkoopconstructies en cv-con structies. De wetgever zag en ziet zich daardoor dikwijls genoodzaakt om te reageren met reparatiewetgeving, waardoor de regeling in de loop der jaren steeds com plexer en gedetailleerder is geworden. Hier is een interessante parallel te trekken met de ‘ko ningin der ficties’ uit de Successiewet, te weten de ‘ge notsfictie’ van art. 10 SW, alwaar het ‘fiscale straatbeeld’ nagenoeg hetzelfde is: de in fiscaal-juridisch opzicht le nige en dynamische estate-planningspraktijk wordt con tinu gevolgd en zo nodig een halt toegeroepen.18 Het baanbrekende arrest van 10 oktober 2014 is daarvan het meest recente voorbeeld.19 De fiscale moed dient de adviseur echter niet (geheel) in de schoenen te zinken: er bestaan, zoals we hiervoor hebben gezien, wel degelijk grenzen aan het toepas singsbereik van deze complexe wetsfictie. Het Scheep jeshofarrest heeft per 1 januari 2014 een belangrijke rem gezet op de ongebreidelde toepassing van art. 4 WBR. Ook hier kan overigens (wederom) een parallel worden getrokken met de zojuist gememoreerde fictie van art. 10 SW. De toepassing van deze fictie is, hoewel men in de (fiscale) praktijk wel eens anders zou kunnen den ken, ook niet onbegrensd.20 Daarnaast zit er enige ruimte in de interpretatie van de exploitatie-eis, als onderdeel van de doeleis uit art. 4 WBR. Of is voldaan aan deze eis, is sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. De aard van de feitelijke werkzaamheden is daarbij relevant. Als de onroerende zaken dienstbaar, c.q. ondergeschikt zijn aan de ondernemingsactiviteit, is doorgaans niet voldaan aan genoemde eis. Maar wanneer de onroerende zaken dienstbaar zijn aan de handel in of de exploitatie van de onroerende zaken, is dat normaliter wel het geval. Daar tussen ligt een groot grijs gebied, waar niet op voorhand duidelijk is of aan de exploitatie-eis is voldaan. De (fis caal) adviseur kan deze ruimte in een concrete situatie opzoeken en verkennen. Tot besluit: de fiscalist met vakantieplannen en/of de fervente kijker van het tv-programma ‘Ik vertrek’ kan gerust zijn: de exploitatie van een camping of een (data) hotel is, volgens de meest recente rechtspraak rond art. 4 WBR, fiscaal bezien veilig. Ook zullen, zo ben ik met Van Straaten van mening, de verhuur van een ingerichte hotelkamer of een gemeubileerd appartement aan toe risten (B&B), alsook de exploitatie van een zwembad niet als art. 4-exploitatie kunnen worden gekwalifi ceerd.21 De fictie van art. 4 WBR zal uw vakantieplannen derhalve niet (gemakkelijk) kunnen dwarsbomen.Wel moet de (fiscaal) adviseur te allen tijde bedacht zijn op het (toenemende) bereik en de invloed van deze boeien de wetsfictie. <<<
n n n n n n
Noten
12 Rb Leeuwarden 25 november 2012,
1 HR 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7580, BNB 2011/219 en HR 23 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AU8559, BNB 2007/167. 2 Zie A. Rozendal, Artikel 4 WBR, FBN 2015/15. 3 Aldus J.C. van Straaten, Wegwijs in de overdrachtsbelasting, 19e druk, Den Haag, Sdu 2014, p. 3. 4 Zie over de wisselwerking tussen het Nederlandse burgerlijke recht en het Nederlandse fiscale recht nader R.J. de Vries, Fiscale en civiele werkelijkheid, WFR 2015/38. Overigens wijst A. Ro zendal erop dat de WBR in de loop der jaren steeds economischer van aard lijkt te worden. Zie A. Rozendal, De toegenomen reik wijdte van art. 4 WBR, WPNR 2015 (7060). 5 Zie H. Vermeulen, Vastgoedbeleggingsfondsen en de heffing van overdrachtsbelasting nieuwe stijl, WFR 2014/393. 6 HR 15 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3184, BNB 2005/52. 7 Zie E.M. van Hall, Beleggingsfondsen niet langer geschaard onder artikel 4 WBRV, V&O 2014/2. 8 Aldus J.C. van Straaten, Wegwijs in de overdrachtsbelasting, 19e druk, Den Haag, Sdu 2014, par. 5.5.3. 9 HR 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD6385.
ECLI:NL:RBLEE:2012:BY5445. 13 In dezelfde zin: A. Rozendal in zijn commentaar in NTFR 2013512. 14 Hof Arnhem-Leeuwarden 25 september 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7131. 15 Conclusie A-G Wattel 6 mei 2014, ECLI:NL:PHR:2014:2925. 16 HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2925, BNB 2015/14. Zie tevens NTFR 2014-2669. 17 Zie A. Rozendal, De toegenomen reikwijdte van art. 4 WBR, WPNR 2015 (7060). 18 Zie W.R. Kooiman, Fictie van voorbehouden genot reikt steeds verder, FTV 2015/13. 19 HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2921, waarover uitgebreid M. de L. Monteiro, Artikel 10 SW; hoe ver strekt het toepassings bereik?, KWEP 2015/3. 20 Zie B.M.E.M. Schols, Artikel 10 SW: Fictie wordt werkelijkheid?!, FBN 2015/17. 21 J.C. van Straaten, Wegwijs in de overdrachtsbelasting, 19e druk, Den Haag, Sdu 2014, par. 5.5.3.
10 Rb Noord-Nederland 13 maart 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:1251. 11 Hof Arnhem-Leeuwarden 10 februari 2015, nr. 14/00407, ECLI:NL:GHARL:2015:902. Zie tevens Notamail 2015/386.
advertentie Heeft u al een nieuwsbrief voor uw klanten?
indruk logo in full colour
ook digitaal verkrijgbaar
Fiscaal Actueel is een nieuwsbrief met actuele en praktische artikelen voor uw mkb-klanten. De inhoud wordt samengesteld door ervaren fiscalisten. De nieuwsbrief verschijnt 4x per jaar in gedrukte en digitale versie. Meer weten of direct een abonnement afsluiten? Kijkt u op het RB Ledennet onder Ledeninformatie.
rb.nl/fiscaal-actueel
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
35
n n n n n
Wet aanpak schijnconstructies: met een kanon op een mug schieten? Per 1 juli 2015 is het grootste deel van de Wet aanpak schijnconstructies in werking getreden. Deze wet is relatief zonder veel publiciteit ingevoerd en daardoor (te) weinig bekend. Terwijl hij wel een grote impact kan hebben. In deze bijdrage sta ik stil bij de wijzigingen die de wet met zich brengt en wat dit betekent voor ondernemingen.
H Jacques Raaijmakers J.H.P.M. Raaijmakers RB is verbonden aan Raaijmakers Belastingadvies en Educatie en lid van de specialistengroep Loonheffingen RB
36
et bestrijden van fraude heeft al jarenlang een hoge prioriteit bij de verschillende kabi netten. Zo is in 2007 de zogeheten NENnorm 4400 geïntroduceerd, is in 2007 en 2008 gesproken over de invoering van een aansprake lijkheid voor de inlener voor het door de uitlener betaal de wettelijk minimumloon – hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot invoering daarvan per 1 januari 2010 – en werd er per 1 juli 2012 een registratieplicht voor uitzendon dernemingen ingevoerd.1 En op 12 december 2014 is dan het wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies bij de Tweede Kamer ingediend.2 Dit wetsvoorstel kent een lange voorgeschiedenis. Zo heeft de toenmalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij brief van 10 september 2012 geschetst welke maatregelen nog zullen worden voorge steld ter bestrijding van de malafide uitzendbureaus. Een verdere uitwerking van de voorgestelde maatrege len is gegeven bij brief van 11 april 2013. In die brief wor den als speerpunten genoemd die dienen te worden aan gepakt: schijnzelfstandigheid, ontduiking minimumloon, ontduiking cao’s, ontwijking premieaf dracht en internationale afspraken. Vervolgens is bij brief van 26 november 2013 een rapportage verstrekt over de voortgang van de voorgestelde maatregelen in eerdergenoemde brief van 11 april 2013.3 Een tweede voortgangsrapportage verschijnt op 4 juli 2014.4 Ook daarin wordt een overzicht gegeven van de te verwach ten voorstellen. Op 12 december 2014 wordt het wets voorstel aan de Tweede Kamer aangeboden. Die gaat er
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
op 3 maart 2015 mee akkoord, op 2 juni 2015 gevolgd door de Eerste Kamer.
Inhoud wet De wet stelt, zoals ook blijkt uit de formele titel, een aantal wijzigingen in diverse wetten voor. Die kunnen als volgt worden ingedeeld: n wijzigingen met betrekking tot het wettelijk mini mumloon; n naming and shaming; n invoering ketenaansprakelijkheid; n handhaving; n internationaal. De belangrijkste voorstellen worden hierna besproken. In het bestek van dit artikel is het niet mogelijk om alle wijzigingen te behandelen en zo nodig van commentaar te voorzien.
Wijzigingen met betrekking tot het wettelijk minimumloon Een belangrijk onderdeel betreft de verbetering van de handhaafbaarheid van de Wet minimumloon en mini mumvakantiebijslag (WML). Om dat te bereiken is het volgende geregeld: n het wettelijk minimumloon mag alleen nog maar giraal worden betaald; n de werknemer recht heeft op ten minste het wette lijk minimumloon voor de arbeid die in dienstbetrek king wordt verricht; en n het minimumloon is niet vatbaar voor verrekening of inhouding door de werkgever.
n n n n n
Deze wijzigingen gaan pas per 1 januari 2016 in. Op die manier hebben werkgevers en werknemers zes maan den de tijd om bestaande verplichtingen aan te passen. Giraal betalen Om handhaving door de Inspectie SZW makkelijker te maken, is geregeld dat het minimumloon uitsluitend nog giraal mag worden uitbetaald. Op die wijze is het voor de Inspectie SZW eenvoudig vast te stellen of het wettelijk minimumloon is betaald. Een uitzondering geldt voor de dienstverlening aan huis op basis van een arbeidsovereenkomst.5 Let op: de girale betaling geldt niet voor de vakantiebijslag en ook niet voor het loon dat boven het wettelijk minimumloon wordt betaald. Het niet voldoen aan het girale betalen van het mini mumloon kan worden bestraft met het opleggen van een boete van maximaal € 81.000. Het opleggen van een dwangsom is alleen mogelijk als naast contante betaling ook sprake is van onderbetaling. Ten minste het wettelijk minimumloon Om elke onduidelijkheid te voorkomen is wettelijk ver ankerd dat voor elke werknemer het recht bestaat op het wettelijk minimumloon en de uitbetaling daarvan. Tevens is het recht en de betaling van het minimumloon uitgebreid naar werknemers die AOW-gerechtigd zijn en doorwerken. Niet vatbaar voor verrekening of inhouding Omdat het Burgerlijk Wetboek regels kent die het moge lijk maken om bepaalde zaken te verrekenen met het wettelijk minimumloon, bestaat de mogelijkheid dat een werknemer minder ontvangt dan dat wettelijk minimumloon. Daardoor is hij mogelijk niet in staat om noodzakelijke uitgaven te voldoen, aldus de memorie van toelichting. Uit de handhavingspraktijk van de Inspectie SZW komt naar voren dat werkgevers financi eel voordeel behalen door het toepassen van verrekenin gen en/of inhoudingen op het loon van bijvoorbeeld huisvesting of ziektekostenverzekering. Daarmee wordt het doel van de WML, te weten dat de werknemer de vrije beschikking krijgt over het volledige wettelijk minimumloon, geweld aangedaan. Derhalve is in art. 13 WML geregeld dat er op het WML geen enkele verreke ning of inhouding mag plaatsvinden. Dit geldt alleen voor het wettelijk minimumloon; het deel daarboven mag wel worden aangewend voor verrekening of inhou ding. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is van diver se zijden aangedrongen om het toch mogelijk te maken om inhoudingen te doen op het wettelijk minimumloon voor huisvesting en ziektekostenverzekeringen. Daarbij zou het dan wel moeten gaan om bonafide werkgevers en redelijke bedragen. Minister Asscher heeft de Kamer bij brief van 2 juni 2015 laten weten dat het proces nog niet is afgerond. Dat heeft te maken met een recente uit spraak van het Europese Hof van Justitie, waarvan de analyse van de impact nog niet is afgerond.6 In deze zaak ging het om de vraag of bepaalde vergoedingen al dan
niet tot het minimumloon moesten worden gerekend. Daarnaast heeft Asscher aangegeven dat hij de wense lijkheid van het al dan niet toestaan van inhoudingen op het wettelijk minimumloon wil bezien in de context van de eerder aangekondigde brede herziening van de WML. Die herziening ziet met name op de reikwijdte van de wet, de handhaafbaarheid, invoering van een minimumuurloon, stukloonproblematiek en de uitbeta ling van meerwerkuren. Op de verplicht te verstrekken loonstrook dienen de samenstelling van en de inhoudingen op het loon gespe cificeerd te worden vermeld. Het niet of niet tijdig ver strekken van die gegevens wordt als een overtreding aangemerkt. Er dient dus expliciet te worden vermeld welke vergoedingen worden betaald, welk loon en wat de inhoudingen daarop zijn.
Naming and shaming Er is een wettelijke basis gecreëerd voor het openbaar maken van de inspectieresultaten van de Inspectie SZW. Ze worden actief openbaar gemaakt. Een en ander geldt voor de WML, de Wet arbeid vreemdelingen (WAV), de Arbeidsomstandighedenwet, de Arbeidstijdenwet en de WAADI. Met de openbaarmaking wil men onder meer bevorderen dat de wetten worden nageleefd en dat der den worden geïnformeerd en waar nodig gewaarschuwd. De gegevens over boeteoplegging, constateringen dat er geen overtredingen hebben plaatsgevonden en bevelen tot preventieve stillegging worden in principe openbaar gemaakt. Persoonsgegevens en bedrijfs- en fabricagege gevens zijn van openbaarmaking uitgesloten. Naar het oordeel van de regering is er weliswaar sprake van schending van art. 8, lid 2 EVRM, maar die inbreuk wordt gerechtvaardigd door het belang van openbaarma king. Opvallend is de opmerking in de memorie van toe lichting dat in het kader van de afweging van openbaar making geen individuele belangenafweging plaatsvindt! Daarmee zou namelijk de voorgestane volledige transpa rantie niet worden bereikt. Het is de vraag of dat in rech te stand zal houden. De openbaarmaking vindt plaats nadat het onderzoek definitief is afgerond. Daarmee is bereikt dat de belang hebbende zijn zienswijze naar voren heeft kunnen bren gen en daarmee is ook de termijn verstreken voor het instellen van een voorlopige voorziening om publicatie tegen te gaan. In art. 18pa WML is bepaald dat de open baarmaking plaatsvindt niet eerder dan 10 werkdagen na de dag waarop het boetebesluit is genomen. Tevens wordt dan vermeld of tegen het besluit een rechtsmiddel is inge steld of openstaat. Publicatie blijft achterwege zolang nog niet is beslist op een ingestelde voorlopige voorziening. Een en ander betekent wel dat, wanneer geen voorlopige voorziening wordt ingesteld, een opgelegde boete open baar wordt gemaakt, ook al loopt er bezwaar of beroep tegen. De situatie kan zich derhalve gemakkelijk voor doen dat een boete wordt gepubliceerd, maar dat deze later in bezwaar of beroep wordt vernietigd. De openbaar making heeft dan zijn desastreuze werk al gedaan. Beter was dan ook geweest dat openbaarmaking pas aan de orde
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
37
Aanpak schijnconstructies
n n n n n
Beter was geweest dat openbaarmaking pas aan de orde is als de opgelegde boete onherroepelijk vaststaat
Om de verantwoordelijkheid van de betrokken opdrachtgever te prikkelen, is de opdrachtgever, naast de werkgever, aansprakelijk voor het voldoen van het aan de werknemer verschuldigde loon. Deze aansprake lijkheid geldt voorts voor alle gevallen waarin arbeid wordt verricht in dienst van de werkgever ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht of van aanneming van werk. Hoewel de wettekst niet spreekt over inle ning en andere vormen van het ter beschikking stellen van personeel, is het wel de bedoeling dat ook die onder de reikwijdte van deze nieuwe bepaling vallen.
is als de opgelegde boete onherroepelijk vaststaat. Op elke andere wijze kunnen bonafide bedrijven de wrange vruchten plukken van het naming and shaming. Het komt namelijk regelmatig voor dat een opgelegde boete in bezwaar of beroep wordt vernietigd.
Disculpatie Een opdrachtgever is niet aansprakelijk als hij in rechte aannemelijk maakt dat hem, gelet op de omstandighe den van het geval, niet kan worden verweten dat het loon niet is voldaan. Zoals uit de wettekst volgt, is er dus geen keiharde disculpatiegrond, ook niet wanneer zaken wordt gedaan met een NEN 4400 gecertificeerde onder neming. Het gaat er, aldus de memorie van toelichting, om dat de opdrachtgever die maatregelen treft die van hem redelijkerwijs mogen worden verwacht om zich ervan te vergewissen dat de werkgever het aan zijn werknemer verschuldigde loon voldoet. Daarbij kan een
Invoering ketenaansprakelijkheid De invoering van een civielrechtelijke ketenaansprake lijkheid is in het sociaal akkoord van 11 april 2013 tussen partijen overeengekomen. Doel van de regeling is om de rechtspositie van de werknemers te verbeteren en om een gelijk speelveld te creëren.
38
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
n n n n n
onderscheid worden gemaakt tussen maatregelen vooraf en maatregelen achteraf bij geconstateerde gebreken. In de memorie van toelichting worden de volgende voor beelden gegeven: n de mogelijkheid om zaken te doen met een gecertifi ceerde opdrachtnemer, waarbij het certificaat of keurmerk waarborgt dat de opdrachtnemer zijn per soneel betaalt conform het overeengekomen loon; n in contracten afspraken maken over de naleving van arbeidsvoorwaarden en over procedures in geval van onderbetaling in de keten; n zorgen voor een verantwoordelijke opdrachtverle ning, onder andere via correcte arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, het van toepassing verklaren van een eventuele branchecode en werken tegen een marktconforme prijs; n het opnemen van bepalingen dat wordt gehandeld conform wet- en regelgeving. Daarbij zijn ook het meewerken aan (periodieke) controles en het toepas sen van een kettingbeding van belang; n het vastleggen van de procedure hoe te handelen bij misstanden; n alleen zaken doen met ondernemingen die zijn gere gistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Volgens de parlementaire behandeling is het de bedoe ling dat er een onderscheid tussen grote en kleine bedrij ven wordt gemaakt. Van grote bedrijven mag een grotere inspanning worden verwacht dan van kleine(re) bedrij ven. Zo kan van kleine bedrijven niet worden verwacht dat ze audits laten uitvoeren. Wel moeten ze kunnen beoordelen of de prijs redelijk is en of btw in rekening is gebracht. Het is en blijft uiteindelijk de rechter die zal oordelen of voldoende maatregelen zijn getroffen om niet aansprakelijk te zijn. Er is bewust niet gekozen voor de mogelijkheid tot invoering van een hoofdelijke aan sprakelijkheid met een vrijwaring. Dit zou de effectivi teit van de regeling niet ten goede komen, aldus de memorie van toelichting. Zoals de disculpatie nu is vormgegeven, gaat ze tot tallo ze procedures leiden. Dit omdat er geen safe harbour regeling is. Daarbij dient te worden bedacht dat het niet mogelijk is om constant te monitoren of de opdrachtne mer wel elke dag/week/maand het overeengekomen loon aan zijn werknemers voldoet. Daarnaast geldt het argument dat is gebruikt om de hoofdelijke aansprake lijkheid met vrijwaring niet in te voeren, te weten een substantiële verhoging van de administratieve lasten en uitvoeringsproblemen, in deze net zo hard. Kortom, een regeling die nader moet worden beoordeeld opdat er een werkbare en controleerbare mogelijkheid is voor een opdrachtgever om zich te kunnen disculperen. Volgorde In beginsel is iedere opdrachtgever aansprakelijk voor het voldoen van het door de werkgever aan de werkne mer verschuldigde loon. De wet stelt echter een volgor de aan de aansprakelijkstelling. De vordering is alleen mogelijk tegen de naast hogere opdrachtgever in de
keten als ze tegen de lager gelegen opdrachtgever niet is geslaagd omdat deze: n geen bekende woonplaats of bekend werkelijk ver blijf heeft; n niet in het handelsregister is ingeschreven; n in staat van faillissement verkeert en het loon niet uit de vereffening kan worden voldaan; n bij een onherroepelijke rechtspraak is veroordeeld tot voldoening, maar de uitspraak niet ten uitvoer kan worden gelegd; n dit alles voor zover hij aannemelijk kan maken alle maatregelen te hebben genomen om te voorkomen dat het verschuldigde loon niet zou worden betaald. De werknemer dient eerst zijn werkgever aan te spreken en een loonvordering in te stellen. Ook de opdrachtge ver van de werkgever kan hij direct aansprakelijk stel len. Wordt door de werkgever niet voldaan aan die loon vordering of door de opdrachtgever niet aan de hoofdelijke aansprakelijkstelling, dan kan de werkne mer de hogere opdrachtgevers volgtijdelijk aanspreken. De volgtijdelijke aansprakelijkheid wordt opzijgezet: n in geval van ernstige onderbetaling en het loon kan niet worden ingevorderd op basis van de hiervoor genoemde voorwaarden; en n na één jaar, waarbij deze termijn start op het moment dat de werknemer de hoofdopdrachtgever informeert over de onderbetaling. Art. 7:692 BW De huidige regeling waarbij de inlener aansprakelijk kan worden gehouden voor het onderbetalen van het wette lijk minimumloon, vervalt zes maanden na invoering van de civielrechtelijke ketenaansprakelijkheid.
Handhaving Met betrekking tot de WML is de bevoegdheid toege kend aan de Inspectie SZW om, wanner ze indicaties heeft dat een cao niet wordt nageleefd, de naam en vestigingsplaats van de onderzochte onderneming door te geven aan cao-partijen en aan de Stichting Normering Arbeid in verband met mogelijke gevolgen uit hoofde van de NEN 4400 certificering. Voorts is de informatie uit onderzoeken van de Inspectie SZW te gebruiken voor een cao-nalevingsonderzoek. Tevens is geregeld dat, wanneer de cao ongewijzigd word verlengd, de algemeen verbindendverklaring voor dezelfde duur wordt verlengd. Op die manier wordt voorkomen dat er ‘gaten’ vallen in de alge meenverbindendheid van een cao.
Internationaal De Handhavingsrichtlijn biedt de lidstaten de mogelijk heid strengere regels op te stellen en de ketenaansprake lijkheid ook op sectoren buiten de bouw toe te passen. De regering vindt de door haar ingevoerde ketenaan sprakelijkheid in dat opzicht niet discriminerend en dis proportioneel. De in de voortgangsrapportage aanpak schijnconstruc ties genoemde A1-verklaringen zijn in het wetsvoorstel
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
39
Aanpak schijnconstructies
n n n n n
niet terug te vinden. Dat is ook logisch, omdat dit een Europeesrechtelijke kwestie is waarin Nederland niet eigenhandig kan ingrijpen. Een eventuele aanpassing van EU-verordening 883/2004 inzake de door Neder land voorgestane aanpassing ter voorkoming van sociale dumping valt op korte termijn niet te verwachten. Het zal tijd kosten om alle lidstaten op één lijn te krijgen, als dat al lukt.
kunnen worden aangepakt. Maar daar zal de schoen waarschijnlijk wringen: gebrek aan capaciteit. Tot slot is de disculpatiegrond vaag en complex geformuleerd, het geen tot veel discussie (en procedures) zal leiden. De evaluatie van deze wet is pas voorzien drie jaren na de inwerkingtreding, derhalve rond 1 juli 2018. <<<
Noten
Conclusie
1 Zie J.H.P.M. Raaijmakers, WAADI leidt tot buitensporige inle
Zoals de Raad van State in zijn advies – van niet minder dan 24 pagina’s! – al aangaf, is geen inzicht gegeven in de aard en omvang van het probleem. Het lijkt er dan ook op dat voor een probleem waarvan de grootte onbekend is, alle opdrachtgevers worden opgezadeld met een enor me lastenverzwaring. Daar komt dan ook nog eens bij dat de effectiviteit volstrekt onduidelijk is. Met andere woorden, wordt hier met een kanon op een mug gescho ten? De vraag rijst bovendien of de wantoestanden niet net zo goed met het bestaande instrumentarium hadden
nersaansprakelijkheid, Het Register 2013/6, blz. 28-31. 2 Wet van 4 juni 2015 tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter verbetering van de naleving en handha ving van arbeidsrechtelijke wetgeving in verband met de aanpak van schijnconstructies door werkgevers (Wet aanpak schijncon structies), Stb. 2015/233. 3 Brief van 26 november 2013, 2013-0000165855. 4 Brief van 4 juli 2014, 2014-0000096459. 5 Het zogeheten huispersoneel; zie ook art. 5 Wet LB 1964. 6 HvJ EU 12 februari 2015, zaak C-396/13 (ESA).
advertentie
DGA Pensioen Seminar Wiebes maakt er een ‘pensioenpotje’ van.
Pensioen in eigen beheer van de DGA. Einde oefening of nieuwe start? Tijdens het DGA Pensioen Seminar komen aan de orde: - de plannen van staatssecretaris Wiebes voor afschaffing van het pensioen in eigen beheer van de DGA en introductie van het oudedagssparen in eigen beheer; - overige relevante actualiteiten m.b.t. pensioen- en stamrechtverplichtingen bij de eigen BV. www.davidbakker.eu voor meer info over sprekers en programma.
Spreker:
Drs. David Bakker RB (pensioenfiscalist, publicist, opleider) Sidekick: Mr. Drs. Jan van der Meer (pensioenspecialist, auteur Kluwer Pensioengids) PE-punten: RB: 3, NBA en NOB: eigen accreditatie Prijs: € 195,00 (ex btw) Aanmelden via een mail met uw gegevens en voorkeursdatum naar
[email protected]
Data en locaties Het seminar wordt vijf keer opgevoerd van 14.00 tot 17.30 uur op de volgende data en locaties: Dinsdag 6 oktober 2014 Rotterdam (Novotel)
40
Woensdag 7 oktober 2015 Haarlem (Van der Valk)
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
Donderdag 8 oktober 2015 Apeldoorn (Van der Valk)
Dinsdag 13 oktober 2015 Vianen (Van der Valk)
Woensdag 14 oktober 2015 Eindhoven (Novotel)
HET
Verenigingsnieuws Ledenservice
Kwaliteit in onze beroepsuitoefening Kwaliteit staat op de agenda; in het Strategisch plan 2015-2018 zet het bestuur in op vergroting van de ondersteuning van een kwalitatieve beroepsuitoefening door de leden. Als portefeuillehouder houd ik mij bezig met de verdere ontwikkeling van de wijze waarop deze ondersteuning u wordt aangeboden. Zo zijn we onze opleidingen en cursussen aan het moderniseren en verbreden. Op dit moment wordt het beroepsvaardigheidsprogramma aangepast aan de huidige (markt)omstandigheden. Ons PEprogramma staat goed bekend als zeer divers en kwalitatief; waar nodig en gevraagd wordt doorontwikkeld. Zo kunt u binnenkort een e-learning programma gericht op het verkrijgen van actuele kennis over, en nakoming van, Wwftverplichtingen volgen. Ook de doorontwikkeling van het ledennet naar een interactieve en actuele community draagt ongetwijfeld verder bij aan uw beroeps uitoefening. Overleg met besturen van andere beroepsverenigingen, zoals de NOB en de NBA, betreffen ook regelmatig het onderwerp ‘Kwaliteit’. In het Reglement Beroepsuitoefening (RBU) is neergelegd dat de leden van de vereniging hun werkzaamheden op een eerlijke, zorgvuldige en behoorlijke wijze verrichten, zich houden aan wet- en regelgeving en zich verder onthouden van al wat overigens in strijd is met de eer en waardigheid van het beroep (artikel 1 RBU). Een lid moet vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar kunnen komen en mag geen werkzaam heden verrichten die onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid van een belastingadviseur (artikel 2 RBU). Over de hoedanigheid waarin een belasting adviseur optreedt mag geen misverstand bestaan (artikel 3 RBU) en van alles wat in de uitoefening van het beroep te zijner kennis komt is het lid tot geheimhouding verplicht (artikel 4 RBU). Dat u uw vakkennis onderhoudt en ontwikkelingen op het vakgebied én beroepsuitoefening bijhoudt is evident (artikel 5 RBU). U dient tevens zorg te dragen voor adequate verzekering van het risico van de beroepsaansprakelijkheid (artikel 6 RBU). Ga er maar aan staan, zult u zeggen. Hoe ver reiken deze verplichtingen en op
Uiteraard dient u uw werkzaamheden als belastingadviseur dienovereenkomstig te vervullen maar ook andere hoedanig heden waarin u optreedt vallen binnen deze norm (bijvoorbeeld als executeurtestamentair of bestuurslid).
Onafhankelijkheid U zult er voor moeten zorgen dat u te allen tijde onafhankelijk en in vrijheid uw beroep kunt uitoefenen. Met vooraf gaande toestemming kan u twee partijen met verschillende (tegengestelde) belangen adviseren mits u voortdurend zorgt dat u de belangen van de ene klant niet boven die van de andere klant plaatst.
Geheimhouding
welke wijze implementeert u dat in uw dagelijkse praktijkvoering opdat u als een ‘waardige en kundige’ belastingadviseur en lid van onze vereniging optreedt? Het bestuur volgt de ‘randen’ van deze vragen aan de hand van bij de vereniging ingediende klachten, tucht- en beroepszaken. Er zijn kwesties die wij absoluut onacceptabel vinden; het gaat dan om aantoonbare financiële malversaties. Zo nodig maakt het bestuur gebruik van het haar zelfstandig toekomende recht om in beroep te komen tegen een uitspraak van de Raad van Tucht wanneer deze gedragingen (mogelijk) aan de orde zijn.
Eer en waardigheid van het beroep
Een belangrijk aspect in het optreden van de belastingadviseur is de vertrouwelijkheid in de relatie met de cliënt. Deze mag rekenen op uw geheimhouding. Echter, de verplichtingen die een belastingadviseur op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) dient na te komen dwingt u tot melding van ongebruikelijke transacties (herkomst en belastingheffing zijn onbekend). Het convenant met Bureau Financieel Toezicht, op basis waarvan een deel van de zelfstandige leden wordt gecontroleerd door auditors/leden van het RB, is onlangs gemoderniseerd en herbevestigd. Meer dan ooit wensen wij u op deze verplichtingen te ondersteunen en te begeleiden naar een juiste uitvoering van identificatie van cliënten en uitvoering van uw meldingsverplichtingen. Paul Cramer RB vicevoorzitter Register Belastingadviseurs
Onder ‘eer en waardigheid’ van het beroep wordt een dynamisch begrippenkader verstaan waarbij maatschappelijke opvattingen de richting bepalen.
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
41
HET
Verenigingsnieuws Vakinformatie
Register Belastingadviseurs en Bureau Financieel Toezicht komen nieuw Wwft-toezichtarrangement overeen Register Belastingadviseurs (RB) en toezicht houder Bureau Financieel Toezicht (BFT) blijven de komende drie jaar samenwerken in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering (Wwft). Hiertoe onder tekenden bestuursvoorzitters Wil Vennix (RB) en Fred Hammerstein (BFT) op 3 juli 2015 opnieuw een Wwft-toezichtarrangement. Het RB en het BFT willen gezamenlijk de integriteit van het financiële stelsel waarborgen en de betrokkenheid van de belastingadviseur (in het bijzonder van de RB-leden) bij criminele activiteiten zoals witwassen en terrorismefinanciering voorkomen. In dat kader hebben het RB en het BFT al langer een toezichtarrangement. De afspraken vastgelegd in het nieuwe Wwft-toezichtarrangement geven het RB de mogelijkheid om de kwaliteit van de beroeps uitoefening van de leden en hun integriteit de komende drie jaar in overleg met het BFT verder te bevorderen. Wil Vennix: “Het RB stelt altijd het doel de kwaliteit van de leden op een zo hoog mogelijk niveau te brengen en de kwaliteit op dat niveau te houden. RB-leden moeten dan ook uitdrukkelijk aandacht besteden aan de verplichtingen die de Wwft kent. De verdere samenwerking met het BFT waarmee de RB-leden daarbij kunnen worden ondersteund, past daar uitstekend bij.”
Massaal bezwaar Eind juni is het besluit van de staatssecretaris van Finan ciën gepubliceerd om bezwaarschriften tegen de vermogensrendementsheffing over spaarsaldi wegens strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) aan te wijzen als massaal bezwaar. De regeling geldt alleen voor bezwaarschriften waarin het standpunt is ingenomen dat de box 3-heffing op spaar saldi op zichzelf in strijd is met het EVRM, zonder dat in geschil is of sprake is van een schending van de fair balance op grond van een individuele excessieve last. De regeling is voorts van toepassing op bezwaarschriften waarop op 26 juni 2015 nog geen uitspraak is gedaan en alle bezwaarschriften die vanaf die datum worden ingediend, tot de collectieve uitspraak op bezwaar wordt gedaan. Overigens is het sinds 26 juni 2015 niet meer nodig om bezwaar in te dienen tegen aanslagen inkomstenbelasting enkel op grond van hiervoor genoemde rechtsvraag. Deze aanslagen worden bij een oordeel in het voordeel van de belastingplichtige door de Belastingdienst herzien, mits de aanslag op 26 juni 2015 nog niet onherroepelijk vaststaat.
RB: geef mogelijkheid om af te zien van in eigen beheer opgebouwde pensioenrechten Het overgangsrecht voor pensioen in eigen beheer zou uitgebreid moeten worden met de mogelijkheid om af te zien van de in eigen beheer opgebouwde pensioenrechten. Hiervoor pleitte het RB begin juli in een reactie op de Kamerbrief van de staatssecretaris van Financiën Wiebes over oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer. In deze brief schetst hij twee oplossingen voor de huidige problemen bij pensioenrechten in eigen beheer. Het overgangsrecht is echter te beperkt geformuleerd. RBvoorzitter Wil Vennix licht toe: “De mogelijkheid om af te zien van opgebouwde pensioenrechten zorgt er in de eerste plaats voor dat de omvang van het aantal pensioenregelingen in eigen beheer op korte termijn aanzienlijk afneemt. Bovendien wordt de uitgestelde loonbelastingclaim ingeruild voor een directe heffing vennootschaps belasting en/of inkomstenbelasting in box 2 waardoor de overheid niets tekort komt.” > De volledige reactie is na te lezen op het RB Ledennet
42
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
Vanaf september: IBR Update De specialistengroep Internationaal Belastingrecht van het RB publiceert vanaf dit najaar vier keer per jaar een nieuwsspecial over internationaal belastingrecht op het RB Ledennet. In de special, IBR Update genaamd, komen de volgende onderwerpen en sectoren aan bod: woonplaats natuurlijke personen en rechtspersonen, buitenlandse belastingplichtigen, expats, 30%-regeling, arbeidsbeloning (o.a. pensioen), Duitsland en België, transfer pricing, belastingverdragen/voorkomingsregelingen, speciale regelingen (ambtenaren, diplomaten, zeelieden, artiesten, sporters, verkeersvliegers e.a.), sociale zekerheid, aanpak schijnconstructies, onroerend goed, toeslagen in internationaal verband, vaste inrichting, EU directe belastingen en varia. Zodra een nieuwe editie van IBR Update is gepubliceerd op het RB Ledennet, wordt hiervan melding gemaakt in een nieuwsflits.
IBR Update
> Een directe notificatie in uw mailbox ontvangen als een nieuwe editie online is geplaatst? Volg dan het dossier internationaal belastingrecht via uw MijnRB-profiel
Geen verlenging termijnen meer bij Gerechtshof Den Haag Het Gerechtshof Den Haag hanteert sinds 1 augustus 2015 andere richtlijnen in belastingzaken. Met deze aanpassing wordt beoogd de behandel termijn van hoger beroepsprocedures te verkorten. Voor het herstel van (vorm-)verzuimen geldt alleen nog de wettelijke termijn van vier weken. De wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van een verweerschrift wordt eveneens niet meer verlengd. Er wordt dus ook geen uitstel meer verleend. Ook worden geen herinneringen meer verzonden indien bovenstaande wettelijke termijnen zijn overschreden. Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Belastingadviseurs die procederen voor dit hof worden dus voortaan geconfronteerd met aanzienlijke verkorting van termijnen in vergelijking met de oude situatie. De nieuwe regeling geldt voor alle zaken waarvoor na 1 augustus door het hof een verzoek wordt gedaan tot het herstellen van een vormverzuim, dan wel door het hof een verzoek wordt gedaan tot het indienen van een verweerschrift. Verwacht wordt dat deze regeling op termijn landelijk wordt ingevoerd.
Fiscaal Memo Op het RB Ledennet is de update van het Fiscaal Memo beschikbaar als digitaal bestand. Het Memo bevat de voornaamste feiten en cijfers die onmisbaar zijn voor uw dagelijkse praktijk als belastingdeskundige.
Gratis Fiscaal Memo App Nog efficiënter, slimmer en sneller werkt u met de Fiscaal Memo App. Alle feiten en cijfers die onmisbaar zijn in uw werk altijd binnen handbereik. Gewoon op uw iPhone of smartphone. De Fiscaal Memo App is gratis voor u als RB-lid. U vindt de toegangscode in de pocket Fiscaal Memo die u begin dit jaar ontvangen heeft. Maakt u al gebruik van de App? U hoeft zich niet opnieuw te registreren, u ontvangt automatisch de nieuwe updates.
Praktijkbijeenkomsten Bureau Vaktechniek Dit najaar vinden voor RB-leden weer op diverse locaties in het land gratis praktijkbijeenkomsten van Bureau Vaktechniek plaats. Tijdens de bijeenkomsten behandelen de medewerkers van Bureau Vaktechniek aandachtspunten voor de praktijk naar aanleiding van wetswijzigingen per 1 januari 2015, de wetsvoorstellen van het Belastingplan 2016 en andere actualiteiten. > Alle informatie over de praktijkbijeenkomsten vindt u op het RB Ledennet onder Permanente Educatie
Winnaar golfballenactie RB-dag Tijdens de RB-dag kon bij de Kröller-stand een iPad worden gewonnen, door het raden van het juiste aantal golfballen. De gelukkige winnaar, die het exacte aantal van 148 golfballen raadde, is de heer Oosterkamp van Oosterkamp Finance. Hij ontving op maandag 13 juli de iPad uit handen van Menno Sombroek, directeur van Kröller Assurantiën. Zij zijn partner van het RB en leveren specifieke verzekeringsdiensten. Zie voor meer informatie kroller.nl/rb of kijk op het RB Ledennet onder Ledenvoordeel.
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
43
HET
Verenigingsnieuws Model onder de aandacht
Checklist ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen (nieuw!) Register Belastingadviseurs heeft samen met Bol Juristen een databank met juridische modelovereenkomsten ontwikkeld, toegespitst op het privaatrecht. De juridische modellen kunnen door RB-leden worden gebruikt in de fiscale adviespraktijk. In elk nummer van Het Register lichten we een model voor u toe of behandelen we een actualiteit of een voor uw adviespraktijk interessant aspect uit een model.
Ontslagrecht 2.0: nieuwe spelregels per 1 juli 2015! Met de inwerkingtreding van het tweede deel van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) per 1 juli 2015 is het ontslagrecht ingrijpend op de schop gegaan. De wetgever beoogt hiermee het ontslagrecht te vereenvoudigen alsmede de kosten van een ontslag te verlagen. Maar wat zijn nu de concrete gevolgen? Allereerst krijgt een werkgever te maken met een achttal in de wet voorgeschreven ontslagredenen, daar moet u het mee doen. De praktijk van een ontbindingsverzoek om gewichtige redenen waar allerlei redenen als een cocktail bij elkaar konden worden gevoegd ter rechtvaardiging van een ontslag, zijn definitief voorbij. Voortaan dient een specifieke keuze te worden gemaakt op welke grond ontslag wordt aangevraagd. Deze grond moet vervolgens nauwkeurig worden onderbouwd met inachtneming van de wettelijke voorschriften. Vervolgens zal de rechter, dan wel het UWV WERKbedrijf, deze ontslaggrond streng toetsen en een besluit nemen.
Krijgt u te maken met een bedrijfseconomisch ontslag, dan adviseren wij u om met behulp van de nieuwe checklist, maar zeker ook aan de hand van de Ontslagregeling1 en de Regeling UWV ontslagprocedure2, de ontslagaanvraag op te stellen, altijd toegespitst op de concrete omstandigheden van het geval. Let op! De inwerkingtreding per 1 juli 2015 van het tweede deel van de Wet Werk en Zekerheid heeft tevens grote gevolgen voor de ontslagvergoeding. Vanaf 1 juli 2015 is in de meeste gevallen, en derhalve ook bij een ontslag wegens bedrijfseconomische redenen, een transitievergoeding verschuldigd.
Hoger beroep De WWZ maakt hoger beroep van de beslissingen van de rechter dan wel het UWV mogelijk. Nu is het nog zo dat met een ontbindingsbeschikking de kantonrechter de ontslagzaak (nagenoeg altijd) definitief beslist. Met de WWZ wordt dit anders. Een werknemer, maar ook de werkgever, kan in beroep gaan tegen beslissingen van het UWV en de kantonrechter. Dit kan leiden tot langdurige ontslagprocedures.
Voorgeschreven ontslagroutes
Wederzijds goedvinden
Met de komst van de WWZ is het daarnaast gedaan met de keuzevrijheid van de werkgever. Niet alleen dient de werkgever te kiezen uit één of meerdere van de wettelijk voorgeschreven ontslaggronden. De wet schrijft tevens verplicht voor welke instantie de ontslagaanvraag dient te behandelen. Bedrijfs economisch ontslag en ontslag wegens twee jaar ziekte worden beslist door het UWV; over de andere gronden beslist de kantonrechter. Een werkgever kan dus niet langer kiezen of hij met een dossier naar de rechter dan wel naar het UWV gaat, de route is voortaan voorgeschreven.
Net als in het huidige recht kunnen werkgever en werknemer onder de WWZ ook met wederzijds goedvinden de arbeids overeenkomst beëindigen. Indien hierbij de spelregels worden nageleefd, behoudt de werknemer zijn recht op een werkloosheidsuitkering. Voortaan krijgt de werknemer een wettelijke bedenktermijn waarbinnen hij zonder opgaaf van reden de ondertekende beëindigingsovereenkomst achteraf alsnog kan vernietigen. Hij blijft dan ‘gewoon’ in dienst!
Ontslag wegens bedrijfseconomische redenen Ten gevolge van de nieuwe ontslagregels is de Checklist ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen zoals die in de Juridische modellenbank is opgenomen, in een nieuw jasje gestoken. Per 1 juli 2015 gaat UWV WERKbedrijf AJD in geval van een ontslagaanvraag werken met een digitaal aanvraagformulier. Het aanvraagformulier bestaat uit drie delen: deel A (gegevens werkgever), deel B (gegevens voor ontslag voorgedragen werknemers) en deel C (onderbouwing ontslagaanvraag). Deze formulieren zijn terug te vinden op www.uwv.nl/werkgevers/formulieren. Gebruik van deze formulieren is verplicht.
Al met al verandert er met de WWZ veel in het arbeidsprocesrecht. Wij kunnen ons voorstellen dat u graag wilt sparren over de aanpak van een ontslagkwestie. Belt u ons dan ook gerust. Wij kunnen dan samen bekijken wat de beste aanpak is. U vindt de juridische modellenbank op het RB Ledennet. Bij korte vragen over het gebruik van of behoefte aan uitleg over de juridische modellen kunt u gratis gebruikmaken van de Juridische Helpdesk van Bol Juristen. Zij zijn bereikbaar per e-mail via
[email protected] of telefonisch op 088-1211211.
1
Ministeriële regeling 23 april 2015, 0000102290.
2 Ministeriële regeling 23 april 2015, 2015-0000102296.
44
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
ANTWOORD
VRAAG
Vragen aan Bureau Vaktechniek
Het ene stamrecht is het andere niet Het komt met enige regelmaat voor dat leden bij de overname van een klant tegen een bestaande stamrechtverplichting in eigen beheer aanlopen. Het bestaan van deze verplichting blijkt uit de in eerdere jaren hiervoor gevormde voorzieningen op de balans van de besloten vennootschap. Vaak is echter niet duidelijk of de gevormde voorziening juist is en wat de mogelijkheden tot afwikkeling zijn.
Allereerst zal natuurlijk onderzoek moeten worden gedaan naar de oorsprong van de stamrechtverplichting. Is er sprake van een zogenaamd loondervingsstamrecht (gouden handdruk) of is het stamrecht bedongen bij de inbreng van een onderneming in een besloten vennootschap (stakingslijfrente en/of de omzetting van een oudedagsreserve). Deze oorsprong zal blijken uit de stamrechtovereenkomst. Het onderscheid tussen beide vormen is zeer relevant voor de mogelijkheden die er zijn voor de afwikkeling. Een loondervingstamrecht mag namelijk zonder berekening van revisierente geheel of gedeeltelijk worden afgekocht. Daarmee is dit soort stamrechten natuurlijk een mooi instrument voor inkomensplanning. Jaarlijks kan beoordeeld worden of er al dan niet (een deel) afgekocht zou moeten worden ter aanvulling van het inkomen. Uiteraard kan er ook gewoon een periodieke uitkering worden bedongen. Wel zal de afwikkeling van dit stamrecht altijd met inhouding van loonheffing moeten geschieden. Er zal dus wel een loonadministratie moeten worden gevoerd. Is er sprake van een stamrecht dat is voortgevloeid uit de staking van een onderneming, dan kan dit niet zonder berekening van revisierente geheel of gedeeltelijk worden afgekocht. Afkoop kan echter in bijzondere omstandigheden toch interessant zijn, waarbij met name gedacht moet worden aan de situatie waarbij er bijvoorbeeld compensabele verliezen bij de stamrechtgerechtigde zijn. Meestal zullen deze stamrechten dus middels het bedingen van periodieke uitkeringen tot afwikkeling komen. In tegenstelling tot de loondervingstamrechten mag de afwikkeling van deze stamrechten ook buiten de loonheffing worden gehouden. Uiteraard zal de uitkering dan wel voor het brutobedrag in de
aangifte inkomstenbelasting moeten worden aangegeven, zodat er wel inkomstenbelasting over betaald moet worden. Uiteraard zal ook aandacht moeten worden besteed aan de waardering van de stamrechtverplichting op de balans van de besloten vennootschap. Voor de balanswaardering is relevant of er sprake is van een reeds vastgestelde periodieke uitkering of niet. Het maakt dus niet uit of de uitkeringen al zijn ingegaan (uitkeringsfase) of dat dit nog niet het geval is (opbouwfase). In alle gevallen geldt dat indien de hoogte en duur van de periodieke uitkering bekend is, dat er dan actuarieel moet worden gewaardeerd. Daarbij zal ook een rekenrente van 4% moeten worden gehanteerd. In tegenstelling tot de balanswaardering van pensioenverplichtingen mag er bij deze actuariële berekening wel rekening worden gehouden met een leeftijdsterugstelling. Zijn de hoogte en duur van de uitkeringen nog niet bekend, dan zal er in de overeenkomst bepaald zijn op welke wijze de stamrechtverplichting berekend moet worden. Gebruikelijk is dat het oorspronkelijk bedrag jaarlijks met een overeengekomen rendement wordt verhoogd. Het rendement kan een vast karakter hebben (bijvoorbeeld 4% tot het moment waarop de uitkeringen ingaan), maar ook een variabel karakter. In dat laatste geval wordt vaak aangesloten bij variabele rentepercentages, zoals het U-rendement e.d. Het is echter ook mogelijk dat aangesloten moet worden bij het rendement dat is behaald op de beleggingen die zijn gedaan met de middelen die zijn gestort voor het overeengekomen stamrecht. Gezien bovenstaande is het dus niet zo vreemd dat voor dit soort verplichtingen vaak een specialist wordt ingeschakeld.
Als RB-lid kunt u bij de helpdesk van Bureau Vaktechniek vragen stellen over uw fiscale praktijk. Onze fiscalisten helpen u met name door collegiaal te overleggen, te ‘klankborden’ en eventueel door te verwijzen naar specialisten. U bereikt de helpdesk via het contactformulier op het RB Ledennet.
Drs. Peter Goossens RB Bureau Vaktechniek
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
45
HET
Verenigingsnieuws Permanente Educatie
PE- Tip
!
PE-programma najaar 2015 Wilt u dit najaar nog PE-punten halen? U vindt ons uitgebreide aanbod gemakkelijk online! Bij iedere cursus ziet u staan voor wie deze met name bedoeld is. Er zijn cursussen op ‘hoofdlijnen’ om uw kennis te versterken en als meer ‘specialistisch’ om uw kennis te verdiepen. Zo vindt u snel en eenvoudig de cursus die past bij uw ervaring en ambitie. Altijd actueel en permanente praktijkgericht, educatie zodat u uw vak goed kunt uitoefenen. Kijk op rb.nl/permanente-educatie en log in op het praktijkgerichte fiscale cursussen RB Ledennet om u najaar 2015 aan te melden. Zo zijn uw gegevens alvast voor u ingevuld.
Weten wanneer u een cursus gepland heeft staan? U heeft zich aangemeld voor een cursus maar u bent vergeten om dit in uw agenda te vermelden. Via ‘Mijn RB’ vindt u snel en eenvoudig uw cursusoverzicht. • Log in op het RB Ledennet en kies onder ‘Mijn RB’ voor ‘Mijn bijeenkomsten’. • Hier ziet u alle (toekomstige) cursussen staan waarvoor u zich heeft aangemeld. • Staat uw inschrijving onder ‘aangemeld’ vermeld, dan bent u als deelnemer voor de betreffende cursus ingeschreven. • Staat uw inschrijving onder ‘reservelijst’ vermeld, dan is de betreffende cursus volgeboekt. U bent vrijblijvend op de reservelijst geplaatst, hier zijn geen kosten en/of verplichtingen aan verbonden. Zodra er een plaats vrij komt, wordt er contact met u opgenomen.
Een wijziging doorgeven U heeft zich aangemeld voor een cursus maar u kunt niet op de geplande avond. U kunt uw mutaties snel en eenvoudig online verwerken. • Zoek de betreffende cursuspagina op in het cursusaanbod. • Als u ingeschreven bent ziet u, in plaats van een button ‘Inschrijven’ de button ‘Afmelden’ staan. • Door te klikken op ‘Afmelden’ worden uw gegevens in het formulier gevuld. • Als u zeker weet dat u zich af wilt melden voor de cursus kiest u voor ‘Verzenden’. • Meldt u zich binnen drie weken voor de cursusdatum af? Neemt u dan contact op met afdeling PE via
[email protected]. Let u uiteraard op de annuleringsvoorwaarden. • Wilt u de cursus op een andere datum/locatie volgen? Meldt u zich dan opnieuw aan voor de cursus van uw voorkeur.
Kijk voor het volledige cursusaanbod op rb.nl/permanente-educatie. Log in op het RB Ledennet om u snel en eenvoudig in te schrijven op de cursus van uw voorkeur.
46
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
RB Opleidingen praktijkgerichte fiscale cursussen najaar 2015
Bekijk uw cursusagenda in ‘Mijn RB’
RB Opleidingen Postbus 333 4100 AH Culemborg T 0345 54 70 30
[email protected] rbopleidingen.nl
001_PE2015_omslag.indd 1
04-05-15 12:19
Cursus ‘op maat’? Wilt u een cursus incompany organiseren of op maat laten maken? Dat kan bij RB Opleidingen. Het is een ideale vorm om actuele vakinhoudelijke kennis binnen uw organisatie op praktijkgerichte wijze op peil te houden. Dit alles uiteraard tegen dezelfde uitstekende kwaliteit die u van ons gewend bent. Voordelen incompany cursus: • U kunt de cursusinhoud afstemmen op uw medewerkers en/of uw organisatie • U bepaalt in overleg de data en locatie • U bespaart reistijd en reiskosten • U bespaart veelal op de totaalkosten ten opzichte van individuele inschrijvingen
Meer weten? Neem voor meer informatie contact op met een van onze medewerkers via
[email protected] of bel (0345) 54 70 30.
PE uitgelicht De RB-adviseur: van expert naar partner in business De rol van de belastingadviseur verandert steeds verder. Op dit moment ligt de nadruk van de RB-adviseur vooral op het bijhouden en uitbreiden van vaktechnische kennis. De omgeving vraagt echter om een bredere en sociaal relevante rol van een belastingadviseur. Het is dus niet langer voldoende om alleen uw kennis te onderhouden, ook uw vaardigheden worden steeds belangrijker.
doende op de hoogte van uw kwaliteiten? Hoe kunt u meerwaarde toevoegen in de relatie ten opzichte van uw klant?
Om u te ondersteunen in uw ontwikkeling, organiseren wij vaker bijeenkomsten en cursussen waarin het thema ‘vaardigheden’ een belangrijk onderdeel is.
Aan het einde van de lezing heeft u de handvatten om niet alleen expert te zijn maar ook partner in business te worden van uw klant.
Vaardigheden tijdens een Landelijke Studiebijeenkomst?
Doet u mee?
Jazeker, deze mogelijkheid bieden wij u aan tijdens de derde serie Landelijke Studiebijeenkomsten dit jaar in de maanden september/oktober. Tijdens de eerste lezing gaan Harry Lina en Martijn Hoede makers met u aan de slag om u meer inzicht te geven in welke factoren van belang zijn om uw succes te vergroten. Denk bijvoorbeeld aan de persoonlijke chemie die u als adviseur heeft met uw klant. Wat zijn uw vaardigheden en in welke mate stelt u zich als (mede) ondernemer op om voor uw klant kansen te signaleren? Weet u eigenlijk wel precies wat de klant van u wil? Hoe kijkt een klant tegen u aan? Is hij vol-
succes toepassen ontwikkelen oefenen aanleren
“Top cursus, volgend jaar graag de vervolgcursus!” – deelnemer ‘Doelgericht, overtuigend en effectief communiceren’
Vanaf 25 augustus is het mogelijk om u aan te melden voor de Landelijke Studiebijeenkomst.
Vaardigheden in een kleiner groepsverband? Dat is mogelijk tijdens een van onze reguliere PE-cursussen. Hier heeft u meer ruimte voor interactie en natuurlijk het stellen van uw (praktijk)vragen. U vindt ons volledige PE-aanbod online, maar de volgende vaardigheidscursussen lichten we graag voor u uit: • Strategische heroriëntatie • Snellezen voor (belasting)adviseurs en accountants • Doelgericht, overtuigend en effectief communiceren • Klantportfoliomanagement • Adviesvaardigheden Is de cursus van uw voorkeur vol? Schrijf u in op de reservelijst. Bij voldoende belangstelling organiseren we namelijk een extra cursus! “Eén van de actiepunten voor het RB de komende jaren is het hebben van meer aandacht voor ethische kwesties en vaardigheden. We gaan de (gewenste) competenties benoemen voor de belastingadviseur en gerichte vaardigheidstrainingen aanbieden waarbij vooraf duidelijk is welke competentie ontwikkeld wordt.” - RB-voorzitter Wil Vennix over het belang van vaardigheden.
Kijk voor meer informatie of het volledige cursusaanbod op rb.nl/permanente-educatie. Log in op het RB Ledennet om u snel en eenvoudig in te schrijven op de cursus van uw voorkeur.
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register
47
HET
Verenigingsnieuws Opleidingen
RB Opleidingen innoveert fiscale opleidingen Vernieuwd – opleiding Register Belastingconsulent Vanaf komend opleidingsjaar bestaat de opleiding Register Belastingconsulent zowel uit klassikale lesavonden als uit inter actieve e-learningmodules. Een praktijkcasus kan bijvoorbeeld binnen de online leeromgeving uitgewerkt worden of theorie kan binnen een e-learningmodule zelfstandig bestudeerd worden. Tijdens de colleges is er zo meer ruimte voor verdieping binnen de lesstof. Studenten ontmoeten elkaar hierdoor niet alleen klassikaal maar krijgen ook een online platform tot hun beschikking. Als blijkt dat de afwisseling in lesvormen binnen de opleiding positief wordt gewaardeerd, wordt gekeken om dit ook bij de overige opleidingen te ontwikkelen.
Vernieuwing Beroepsvaardigheidsprogramma Studeren bij RB Opleidingen betekent studeren bij de grootste fiscale opleider van Nederland. Het complete aanbod van praktijkgerichte vakopleidingen op hbo-niveau zorgt ervoor dat u altijd de studie kiest die bij u past en u verder helpt in uw fiscale carrière. Niet voor niets worden onze opleidingen hoog gewaardeerd zowel door studenten als werkgevers in het fiscale werkveld. Het afgelopen jaar is intensief onderzocht wat de mogelijkheden zijn om het opleidingsaanbod door te ontwikkelen met behulp van eigentijdse lesvormen. Dit najaar is het resultaat hiervan al zichtbaar in de opleiding Register Belastingconsulent.
Praktijkgericht U volgt college in kleine groepen, wij zijn er van overtuigd dat dit de meeste ruimte biedt voor praktijkgerichtheid, kennisdeling en interactie. Door het praktijkgerichte karakter van de opleidingen kunt u de opgedane kennis direct toepassen in uw dagelijkse adviespraktijk. Bovendien zijn al onze docenten werkzaam in het vakgebied, de een als belastingadviseur, de ander als belastinginspecteur of universitair docent.
Studeren naast uw werk De opleidingen zijn zo ingericht dat ze prima te volgen zijn naast uw werk. Bij alle opleidingen staat aangegeven welke tijd (gemiddeld) besteed wordt aan zelfstudie. Dit kan zijn in de vorm van het doornemen van de theorie, maar ook door het uitwerken van opdrachten die in het volgende college besproken worden.
Blended learning Blended learning is een ideale mix van de voordelen van klassikaal leren, leren op de werkplek en leren via de online leeromgeving. Per opleiding wordt de juiste ‘mix’ van leervormen bepaald door de leerdoelen en afgestemd op de werksituatie.
48
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
De rol van de belastingadviseur verandert steeds verder. Op dit moment ligt de nadruk van de RB-adviseur nog altijd op het bijhouden en uitbreiden van vaktechnische kennis. De omgeving vraagt echter om een bredere en sociaal relevante rol van een belastingadviseur. Vaardigheden worden dus steeds belangrijker. Het huidige beroepsvaardigheidsprogramma speelde al in op deze behoefte, maar wordt vernieuwd om nog beter aan te laten sluiten op deze ontwikkeling. Daarbij worden ook interactieve e-learningsmodules toegevoegd aan de opleiding. Naar verwachting starten we in het voorjaar van 2016 met het vernieuwde programma. Heeft u interesse en wilt u op de hoogte gehouden worden? Stuur dan een e-mail naar
[email protected].
Voordelen studeren bij RB Opleidingen • Klassikale kennisuitwisseling staat voorop • Afwisselend aanbod in leervormen waar mogelijk • Praktijkgericht leren • Goede doorstroommogelijkheden • Studeren naast uw werk • Lidmaatschap bij de grootste beroepsvereniging van belastingadviseurs
Geslaagden RB Opleidingen heeft een unieke samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen, exclusief voor RB-leden. De volgende leden zijn geslaagd voor hun Master Fiscaal Recht: de heer mr. J.F. van Buren RB en de heer mr. R.N.A.J. Gillissen BBA RB. Van harte gefeliciteerd en veel succes bij uw beroepsuitoefening.
Mijn RB-cv: Register Belastingconsulent RB Opleidingen is de grootste fiscale opleider van Nederland. Jaarlijks zetten honderden studenten hier hun eerste én de vervolgstappen op het fiscale vakgebied. Lees het volledige verhaal van Edo op rbopleidingen.nl. Houdt u van een uitdaging, oplossingen zoeken voor uw klant en bent u creatief? Dan past het beroep van belastingconsulent goed bij u. U krijgt er waardering van de klant, afwisselend werk, baanzekerheid en een goed salaris voor terug. De opleiding Register Belastingconsulent geeft u een brede basis om zowel de particulier als de mkb-ondernemer fiscaal te adviseren. De opleiding bestaat zowel uit klassikale lesavonden als uit interactieve e-learningmodules. Alle lessen zijn praktijkgericht met volop interactie en kennisdeling, zowel face-to-face als online.
wd vernieu
“Het mooie van het vak is dat je bij elk bedrijf kunt meedenken hoe je hun problemen kunt oplossen”
Alle voordelen op een rij
Naam: Edo Meijerhof RBc Vooropleiding: mbo juridisch medewerker; diverse vakopleidingen: schadeverzekeringen, erkend hypotheekadviseur en makelaarsdiploma Opleiding: Register Belastingconsulent Geslaagd: april 2014 opleidingsgebouw Vervolgopleiding: Register Belastingadviseur Werk: MKB-adviseur bij Adm. Kantoor Groot Amsterdam B.V.
• Fiscale praktijkgerichte basiskennis in 1,5 jaar • Theorie gekoppeld aan praktische vaardigheden • Flexibel studeren: combinatie van klassikale lesavonden en e-learning vanuit huis • Na afronding van de opleiding mag u de titel RBc voeren • Perfecte doorstroommogelijkheden
Studiegegevens Register Belastingconsulent Studieduur 1,5 jaar Niveau hbo Aantal colleges 33 Collegetijden 18.30-22.00 uur Aanvang september/maart
Opleidingsaanbod en doorstroommogelijkheden Schakelprogramma
Opleidingsaanbod en doorstroommogelijkheden
Master BelastingSchakelprogramma adviseur Master 1 jaar Belastingadviseur
Vragen of een vrijblijvend studieadviesgesprek?
Master Belastingadviseur Master 1 jaar Belastingadviseur
Bel (0345) 54 70 30 of mail naar
[email protected].
1 jaar
9 maanden
AA/RABelastingAA/RAaccountant Belasting9 maanden accountant 9 maanden
AA/RARegister AA/RABelastingRegister adviseur Belasting9 maanden adviseur 9 maanden
Belastingassistent Belasting4-6 maanden assistent 4-6 maanden
Register
Register
BelastingRegister consulent Belasting1,5 jaar consulent
BelastingRegister adviseur Belasting3 jaar adviseur
1,5 jaar
2,5 jaar
Master Fiscaal Master Master Recht Fiscaal Fiscaal Master Recht RuG Toelatingsprogramma
Toelatingsprogramma
Fiscaal RechtRuG RuG 1 jaar
1 jaar
Recht RuG 1 jaar
1 jaar
Beroepsvaardigheidsprogramma
Beroepsvaardigheidsprogramma 6 maanden rbopleidingen.nl
6 maanden
augustus 2015 | nummer 4 | Het Register Aanmelden Wilt u zich inschrijven voor de opleiding van uw keuze? Dit kan direct online via rbopleidingen.nl. Bij het inschrijven vragen wij u om kopieën van uw diploma’s te uploaden. Wilt u zeker
49
HET
Verenigingsnieuws Boeken
Werkkostenregeling (Fiscaal Actueel-reeks) is praktisch en helder
WWW.KLUWER.NL
789013 129502
34544 Werkkostenregeling
.indd 1
In dit boek worden de (recente) ontwikkelingen in weten regelgeving, rechtspraak en literatuur beschreven. Evenals in de eerste druk wordt de nodige diepgang niet geschuwd. Door de opname van talrijke casusposities zullen de beroepspraktijk en de student zich snel thuis voelen in het boek. Waar nodig wordt de regeling blootgesteld aan een kritische noot. De volgende hoofdonderwerpen komen aan bod: Eigenlijke eigen woning; eigenwoningficties; eigenwoningsubject; schuld en causaal verband; bijleenregelin g; aflossingseis; overgangsrecht bestaande eigenwoning schuld; aftrekbeperkingen van art. 3.119a, lid 6, Wet IB 2001; voordelen uit eigen woning en renten en kosten eigenwoning buitenlandse belastingplich schuld; t en migratie; werkruimte regeling; restschulden; erfpacht- en opstalcanons ; aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld; eigenwoninggerelateerde partneralimentatie; uitgaven voor monumentenpanden; tariefsmaatregel aftrekbare kosten eigen woning en spaarproducten.
Werkkostenregeling 2e geheel herziene druk
10
Drs. P.W.H. Hoogstraten
28-01-15 15:29
Er zal geen fiscaal onderwerp zijn waarover de afgelopen jaren zoveel geschreven is als de werkkostenregeling (WKR). Na een overgangsregeling van vier jaar is deze per 1 januari 2015 dan eindelijk verplicht geworden. Niet meer dan logisch dat daaraan dan aandacht wordt besteed in boekvorm. In circa 100 pagina’s wordt een verrassend compleet beeld van de WKR geschetst. In toegankelijk taalgebruik worden de verschillende onderdelen overzichtelijk belicht. Veelvuldig wordt de link met de oude regeling gelegd om zodoende de verschillen te duiden. De auteur schroomt ook niet om kritische kant tekeningen te plaatsen, zodat in voorkomende situaties deze gebruikt kunnen worden in een discussie met de Belastingdienst.
Praktisch nut 9 Wetenschappelijk niveau 8 Actualiteit 8 Leesbaarheid 8 Presentatie 8 Prijs-kwaliteitverhouding 8 Bedoeld voor generalist drs. m. j. j. r . van mourik voltooide in 1998 de studie Fiscale Economie aan de toenmalige Katholieke Universiteit Brabant. Na werkzaam te zijn geweest de belastingadviespraktijk in en tien jaar belastingrech t te hebben gedoceerd aan universiteiten van Tilburg de en Utrecht, is hij thans actief als fiscalist bij vakorganisatie De Unie. Van zijn hand verschenen diverse publicaties op het terrein eigen woning. Voorts gaf van de hij vele cursussen en voordrachten over dit onderwerp. mw. mr . h. p. m. van bijnen is verantwoorde lijk voor het laatste hoofdstuk van deze uitgave, over kapitaalverzekeringen en spaarrekeningen eigen Zij voltooide in 1993 haar woning. studie Fiscaal Recht aan de toenmalige Katholieke Universiteit Brabant en werkte daarna bij de Fiscaal Juridische afdeling van Nationale Nederlanden , het wetenschappelijk bureau van PwC en de afdeling Fiscale en Juridische Zaken van Achmea. Momenteel is zij werkzaam bij de Kennisgroep Verzekerings producten en eigen woning van de Belastingdienst en verbonden aan het Fiscaal Instituut van de Universiteit van Tilburg. Zij is co-auteur van NDFR, deel Inkomstenbelasting.
www.sdu.nl
Dit boek is ook opgenomen
op ndf r .
21 fiscale gesch riften
De eigen woning in de Wet IB 2001 Tweede druk
drs. m. j. j. r . van mouri k m.m.v. mw. mr. H.P.M.
van Bijnen
van mourik
9
fg
21
De eigenwoningregeling in de Wet IB 2001 is continu in beweging. De regeling is na 2001 veelvuldig gewijzigd. De meest recente wetswijziging werking getreden op 1 van formaat is in januari 2013. Vanaf die datum dienen ‘nieuwe voldoen aan een aflossingseis gevallen’ te om renteaftrek in box 1 te kunnen krijgen. Met enige regelmaat verschijnt er interessante rechtspraak over de eigen woning en duikt de woning op in het politieke debat en in de literatuur.
Wet IB 2001
Praktisch nut 9 Wetenschappelijk niveau 7 Actualiteit 9 Leesbaarheid 9 Presentatie 8 Prijs-kwaliteitverhouding 9 Bedoeld voor generalist
Werkkostenregeling
Vanaf 2015 is de werkkostenreg eling de enige regeling gen aan werknemers. voor vergoedingen en De werkkostenregeling verstrekkinbestaat al sinds 2011, werkgevers nog kiezen maar tot 2015 konden voor toepassing van de oude regels. De meeste ben daarvoor gekozen werkgevers heben moeten vanaf 2015 dus ‘om’. Ook voor werkgevers zijn overgegaan op de werkkostenregeling is die al eerder werk aan de winkel. De vanaf 2015 namelijk op werkkostenregeling is een aantal belangrijke onderdelen veranderd. Door werkkostenregeling kan de werkgever, naast een aantal gerichte vrijstellingen hilwaarderingen, maximaal 1,2% van de totale loonsom en nionbelaste vergoedingen (de ‘vrije ruimte’) besteden en verstrekkingen voor aan werknemers. vrije ruimte (en afgezien Over het bedrag boven van de gerichte vrijstellingen de gever loonbelasting betalen en nihilwaarderingen) moet de werkin de vorm van een (gebruteerde) komen alle aspecten van eindheffing van 80%. In de werkkostenregeling dit boek aan bod. Het is een praktijkgericht zetting met voorbeelden en tips om zo optimaal e uiteenmogelijk de nieuwe regeling in te voeren. Drs. P.W.H. (Peter) Hoogstraten (1966) is na zijn studie van Amsterdam gaan fiscale economie aan werken als belastingadvis de Universiteit eur. Daar adviseerde doelgroep. Na een aantal hij voor een brede jaren is hij overgestapt naar de Belastingdiens en Rotterdam werkzaam t. Hij is in Arnhem geweest in de nationale en internationale loonheffi Op dit moment is hij landelijk vaktechnisch ngenpraktijk. coördinator loonheffi techniek van de Belastingdiens ngen bij de Directie Vakt in Den Haag. Naast tingdienst is hij werkzaam zijn werkzaamheden bij de Belasals medewerker van Vakstudie Nieuws en Register Belastingadvis als docent bij het eurs. Voorts spreekt hij regelmatig op congressen, seminars. Zijn nevenwerkzaa studiedagen en mheden, waaronder het persoonlijke titel. schrijven van dit boek, verricht hij op
21 Auteur: drs. M.J.J.M. van Mourik fiscale gesch riften Uitgever: Sdu Uitgevers ISBN: 9789012390446 Prijs: € 53,70
FISCA AL ACT UEE L
De eigen woning in de
beschreven biedt veel voorbeelden en schema’s dringt snel door tot de kern van de zaak
10
2e druk
bevat actuele onderwerpen
Hoogstraten
10
FISCA AL Auteur: drs. P.W.H. Hoogstraten ACT UEE L Uitgever: Wolters Kluwer ISBN: 9789013129502 Prijs: € 37,50
De eigen woning in de Wet IB 2001
inkoms tenbel asting
Deel 21 FG-reeks 1
26-02-15 11:27
Noem ons ouderwets, maar waar is de tijd gebleven dat je als belastingadviseur de vraag of de rente voor de eigen woning aftrekbaar is zonder het raadplegen van de literatuur nog gewoon met ja of nee kon beantwoorden. De huidige eigenwoning regeling is buitengewoon complex, nauwelijks te doorgronden en in de praktijk onuitvoerbaar. De regeling is al niet meer te begrijpen voor fiscalisten, laat staan voor de woningeigenaar zelf, aldus een gerenommeerde fiscalist laatst in een rondetafel gesprek over herziening van het belastingstelsel.
Gelukkig is daar Van Mourik. Hij zet de recente ontwikkelingen in wet- en regelgeving en rechtspraak op een rij. De complexiteit van de regeling zit onder andere in de annuïtaire aflossingseis, het bijhouden van de eigenwoningreserve en de aflossingsstand Twee grote pluspunten van het boek willen we nog benoemen. en de uitwerking van de regeling in geval van echtscheiding en Enerzijds is het boek gelardeerd met eenvoudige maar verhuizing. Al deze onderwerpen en tal van andere worden door doeltreffende voorbeelden. Anderzijds is het onderdeel over de de auteur op heldere wijze uiteengezet. Er wordt veelvuldig toepassing van het WKR in het internationale loonbelastingrecht gebruikgemaakt van casusposities en dat is een echte verrijking. het lezen meer dan waard. Dit onderdeel is in veel voorgaande Na lezing van de soms toch wel taaie teksten, valt met zo’n voorpublicaties onderbelicht gebleven. beeld plotseling alles op zijn plaats. Ook schuwt de auteur niet zijn mening te geven In de boekenrubriek geven ervaAls we dan toch een minpunt(je) moeten over zaken waar, ondanks de stortvloed aan ren vakmensen op persoonlijke noemen, zou dat het feit zijn dat het boek wetten en besluiten, onduidelijkheid over titel hun mening over recent waarschijnlijk snel toe is aan een herdruk. bestaat. De laatste jaren zijn er meer verschenen (fiscale) boeken: De ontwikkelingen in deze regeling zullen uitgaven verschenen over de eigen woning, n Twee beoordelaars recenseren elkaar in rap tempo gaan opvolgen, zo is de maar wat ons betreft steekt dit boek er met een boek. verwachting. Tot die tijd is dit een absolute kop en schouders bovenuit. Het is prettig n Zij kennen cijfers toe voor aanrader voor de generalist. leesbaar, compleet en door de vele bijvoorbeeld leesbaarheid, voorbeelden nuttig voor de beroepspraktijk. actualiteit en niveau. Eindoordeel: n n n n Eindoordeel: n n n n n De recensenten geven een Door: mr. Berrie van der Velden AA RB en eindoordeel: mr. Sebastian van Wijk RB Door: mr. Marco Dijkstra RB en Aanrader n n n n n mr. Marcel van Galen RB Goed n n n n Redelijk n n n Matig n n Afrader n
50
Het Register | augustus 2015 | nummer 4
Jong RB is een professioneel netwerk voor jonge leden (tot en met 35 jaar) van het Register Belastingadviseurs. Er worden jaarlijks diverse bijeenkomsten georganiseerd waarbij het accent ligt op de fiscale actualiteit en je persoonlijke ontwikkeling. Ook is er volop gelegenheid om te netwerken met andere jonge belastingadviseurs.
Gezocht: leden voor de Jongerencommissie RB De jongerencommissie bestaat uit 5 tot 9 personen die samen de belangen behartigen van de Jong RB-leden, een platform biedt waar jongeren hun mening kunnen uiten, leden bijeen brengt om met en van elkaar te leren. Er wordt een positieve bijdrage geleverd aan de toekomst van het beroep en de commissie vervult tevens een adviesfunctie naar het bestuur.
Wie wij zoeken Ben jij maximaal 33 jaar oud? Wil jij je inzetten voor de jongeren binnen onze vereniging? Ben jij een organisatietalent, heb je oog voor verandering binnen de cultuur van ons beroep en wil je graag je mening uiten?
Wat wij vragen Op basis van het strategisch plan 2015 - 2018 wordt per jaar de lijn voor het komende jaar bepaald. Als commissie zorg je ervoor dat de doelstellingen worden uitgewerkt tot een jaarprogramma en draag je bij aan de organisatie ervan. Taken van de commissie zijn o.a.: ■ organiseren van minimaal vier bijeenkomsten per jaar; ■ schrijven van content voor bv Het Register of online; ■ doen van voorstellen en uitbrengen van advies aan
het bestuur. De commissie komt minimaal vier keer per jaar bij elkaar. Enkele keren voor een vergadering, enkele keren om een en ander praktisch voor te bereiden. Als commissielid ben je tijdens de Jong RB-bijeenkomsten aanwezig.
rb.nl
Het is leuk om te doen, je werkt samen met een groep mensen aan hetzelfde doel, het is leerzaam, draagt bij aan je persoonlijke ontwikkeling in je vak en je krijgt waardering voor je werk!
Wat wij bieden De jongerencommissie is een commissie van het RB die zich ten doel stelt jezelf verder te ontwikkelen, je actief in te zetten voor de vereniging en een profijtelijk relatienetwerk te ontwikkelen. Daarnaast kom je dichter bij de ‘beslisser’ te staan en behoort een onkostenvergoeding tot de mogelijkheden.
Geïnteresseerd? Heb je belangstelling om in deze commissie zitting te nemen, stuur dan je motivatie naar Jojanneke Heyden via
[email protected] of neem telefonisch contact op, telefoonnummer 0345-547030.
Geen commissiewerk, maar wel meedenken? Wil je liever geen commissiewerk verrichten, maar heb je wel goede ideeën die je graag wilt delen? Uiteraard zijn jouw suggesties van harte welkom. Ook hiervoor kun je gebruik maken van bovengenoemde contactgegevens.
maak uw ambities waar
Geeft u dit najaar uw carrière een boost? Houdt u van een uitdaging, oplossingen zoeken en adviseert u uw klant graag over fiscale vraagstukken? Wilt u daarnaast uw vakkennis op peil brengen? In september gaan de verschillende opleidingen weer van start. RB Opleidingen biedt u fiscale opleidingen van hbo tot aan de universiteit. Met uitstekende carrièreperspectieven!
Meer weten? rbopleidingen.nl