GEBRUIKS HANDLEIDING
Ultrasone compacte warmtemeter ultra S3 (MID)
• Bedrijfsomstandigheden / omgevingsomstandigheden: • 5 … 55 °C • IP54 (rekenwerk en debietmeter) • 93 % rel. vochtigheid.
Apparaat eigenschappen / correct gebruik De ultrasone compacte warmtemeter ultra S 3 is een energiemeter voor universele toepassing in systemen voor warmte en koude registratie. – met deze meter is het mogelijk om alle afreken relevante gegevens in verwarmings- en koelinstallaties te verzamelen. • Het rekenwerk is verkrijgbaar in deze uitvoeringen: • rekenwerk warmte voor de registratie van warmte,
Het rekenwerk registreert de opgewekte thermische energie.
R = temperatuur sensor met rode markering (label) B = temperatuur sensor met blauwe markering (label)
Belangrijke informatie
• rekenwerk koude voor de registratie van koude,
Doelgroep Deze installatie instructies zijn bedoeld voor speciaal opgeleide vakmensen. Hierdoor worden fundamentele arbeidsprocedures niet behandeld
Veiligheidsinstructies • De voorschriften voor het gebruik van energiemeters dienen in acht genomen te worden! • De voorschriften voor elektrische installaties dienen in acht genomen te worden! – Installatie dient door specialisten op het gebied van verwarmingsinstallaties en/ of elektriciteit uitgevoerd te worden. De medewerkers dienen opgeleidt te zijn in de installatie en omgang van elektrische apparatuur en de laag spanningsrichtlijnen.
Hier registreert het rekenwerk de koude energie.
• rekenwerk met koude tarief voor gecombineerde registratie van warmte/koude,
Algemene instructies Voor het grootste gedeelte wordt de compacte warmtemeter ultra s3 beschreven in dit document. – De eigenschappen en functies van de koudemeter die afwijken worden beschreven in het hoofdstuk ultra S 3 koudemeter. • Zodra de ultrasone compacte warmtemeter is geïnstalleerd dient hij in bedrijf te worden gesteld. – Controleer of het getoonde debiet en de temperaturen in de display aannemelijk zijn. De verschillende componenten dienen ook verzegeld te worden (rekenwerk, debietmeter en temperatuursensoren). Het resultaat van moetwillig beschadigen van de zegels door niet geautoriseerde personen zorgt ervoor dat de garantie vervalt en de gebruiksgegevens niet bruikbaar zijn voor de afrekening van het gebruik. • De bijgeleverde kabels mogen niet ingekort of op een andere wijze aangepast worden. • Medium: water als beschreven in het AGFW informatieblad FW510. • Temperatuur van het medium: 5 °C…130 °C (150 °C) – het temperatuurbereik hangt af van de toegepaste variant en de nominale grootte. – Het exacte temperatuurbereik staat aangegeven op de typeaanduiding.
Met deze installatie worden de hoeveelheden energie die worden geproduceerd voor zowel warmte als koude geregistreerd.
• rekenwerk solar als speciale uitvoering voor solar systemen (er bestaat geen toelating voor deze uitvoering). markering: zie warmte meting. • De meetnauwkeurigheid komt overeen met de eisen volgens EN1434 • Energie spaarstand (display off) • Individuele afstanduitlezing met optionele Plug & Play modules (M-bus, Impuls)
Speciale kenmerken van het ultra S3 puls model Het ultra S3 puls model is beschikbaar in bepaalde maten met een vooraf geïnstalleerde pulsmodule. Deze meter is voorzien van snelle temperatuurmeting met 4-seconden intervallen en is, vergeleken met een normale ultra S3 (16seconden intervallen), speciaal geschikt voor de meting van warmwaterenergie en voor gebruik in locale wijkverwarmings overgavestations.
mogen nooit verlengd of gewisseld worden.
Alleen warmtemeters met dezelfde meetinterval mogen gebruikt worden voor een specifieke soort meting (bijv. warmwatereenergie, groepen scheiding, energie per gebruiker). – Twee voorbeelden: • OK: ultra S3 puls voor warmwaterenergie en ultra S3 voor groepenscheiding • Niet toegestaan: Afnemer groep 1 met ultra S3 puls en afnemer groep 2 met standaard ultra S3
Voeding Batterij Een 3.6 V DC lithium batterij is geplaatst in de standaard uitvoering. Deze batterij mag niet opgeladen of kortgesloten worden. Omgevingstemperatuur onder 40 °C beïnvloeden de levensduur van de batterij. Gebruikte batterijen moeten worden ingeleverd bij de daarvoor bedoelde inzamelpunten! – Er is een gevaar voor explosie wanneer een verkeerd type batterij gebruikt wordt.
• Luchtbellen en lucht ophoping in de meter zorgen voor storingen. Hierom mag de meter nooit geplaatst worden op locaties waar zich „luchtzakken“ kunnen vormen: Echter, indien installatie alleen maar mogelijk is op een hoog punt, dan dient een ontluchtings mogelijkheid geplaatst te worden. Installatie op een laag punt dient ook te worden vermeden omdat zich daar vuil kan verzamelen wat de meter kan beschadigen.
Netvoedingmodule Het toepassen van een rekenwerk alleen aangesloten op netvoeding is niet geschikt voor het bepalen van het verbruik om een afrekening conform de wet. – Wanneer er een stroomstoring optreed zijn alle functies buiten werking! Netvoeding modules met 24 V AC of 230 V AC zijn voor dit rekenwerk beschikbaar. Een netvoedingmodule kan altijd gewisseld of achteraf geplaatst worden . Netvoedingsmodules mogen alleen worden aangesloten door een elektricien of speciaal daarvoor opgeleide personen. Tijdens een stroomstoring voorziet de verwisselbare backup batterij (CR2032) op de module tot wel 1 jaar van stroom. Tijdens een stroomstoring worden de LCD waarden (na indrukken van de bedientoets) voor de datum en tijd op-todate gehouden. Communicatie via de optionele M-bus module of optische interface blijft ook behouden, maar het reduceert de levensduur van de backup batterij.
• Zorg voor voldoende afstand (250–300 mm) tussen het rekenwerk en eventuele elektromagnetische storingsbronnen (schakelaars, elektromotoren, TLverlichting etc.). • Het rekenwerk mag niet aangesloten worden op de aarding van het gebouw. • Een wandmontageplaat (standaard bij levering) of een afstandhouder (optioneel) is beschikbaar voor montage. • De warmtemeter kan zowel horizontaal als verticaal worden gemonteerd. We adviseren de debietmeter hellend te monteren.
Wanneer de meter voorzien is van een netvoeding module dient de sticker van de netvoedingmodule aan de linker onderzijde van het bovendeel van het rekenwerk geplakt te worden.
Installatie Installatie instructies • Selecteer een droge, eenvoudig bereikbare locatie (meter aflezing en vervanging!) voor de meter of het passtuk. De omgevingstemperatuur mag niet hoger zijn dan 55 °C. Bij de selectie van de inbouwlocatie dient de lengte van de vast aangesloten voelerkabel in acht genomen te (standaard: 2 m, speciale uitvoering 10 m). – De kabels
Kalmeringslengten voor en achter de meter zijn niet noodzakelijk.
Indien mogelijk dienen de meters binnen 1 object uniform gemonteerd te worden! Het display dient te allen tijde zonder hulpmiddelen bereikbaar en afleesbaar te zijn. • We adviseren een vuilvanger te plaatsen voor de diebietmeter. • Installeer afsluiters voor de meter (of vuilvanger) en na de warmtemeter. • Spoel de leiding grondig voor het installeren van de meter – gebruik daarbij een passtuk. • Wanneer de meter vervangen wordt dienen de aansluitoppervlakken van de meter gereinigd te worden. – Gebruik hierbij altijd nieuwe pakkingen. • Open de afsluiters en controleer op lekkages. • Als de temperatuur van het medium lager is dan de omgevingstemperatuur, verwijder het rekenwerk van het volumedeel en gebruik de gegoten meter variant (koude meter) in verband met defect door condensvorming:
Plaats het rekenwerk op de muur met het meegeleverde bevestigingsmateriaal (schroeven, pluggen, ...).
Instructies voor de installatie van de temperatuursensoren Temperatuursensoren mogen alleen geplaatst worden zoals ze worden geleverd. – De kabels mogen niet ingekort of verlengd worden. Het temperatuursensor type kan van het opschrift van het label op de sensorkabel afgelezen worden. • Het temperatuursensor type (Pt 500) moet overeenkomen met de specificaties op de typeaanduiding van het rekenwerk. – Het temperatuursensor type kan van het opschrift van het label op de sensorkabel afgelezen worden. • Nooit de senorkabel dicht bij kabelschachten of kabelgoten plaatsen. – Houdt een minimale afstand van 300 mm. • De temperatuursensor kunnen in speciale kogelafsluiters of dompelbuizen geplaatst worden. • Zorg ervoor dat de sensoren symmetrisch gemonteerd worden – bij voorkeur direct onderdompelend. • Bij montage in dompelbuizen dienen de sensoren volledig tot de bodem van de dompelbuis ingevoerd te worden en da vastgezet te worden. Bij montage van de sensoren gaat u als volgt te werk:
• Voer na montage een functiecontrole uit. • Verzegel beide vrije temperatuursensoren en het rekenwerk. • Documenteer afsluitend de ingebruikname.
Schroef de afdichtingplug uit de kogelkraan, speciaal Tstuk of aansluitstuk.
Selecteer een droge, goed toegankelijke locatie voor het rekenwerk.
Plaats een O-ring van de bijgeleverde montageset op de montagestift (afb. onder, item 2). U kunt altijd maar één O-ring tegelijkertijd gebruiken. – Bij terugplaatsen van de sensor, dient de oude O-ring verwijderd te worden en dient vervangen te worden door een nieuwe. U kunt reserve O-ringen bestellen onder artikelnummer 00 13020 (adapter set voor sensor installatie).
Houdt rekening met de lengte van de temperatuursensoren: max. 10 m
Draai de O-ring met de montagestift in de sensoraansluiting van de kogelkraan (afb. onder, item 3).
Bevestiging van het rekenwerk op de muur
Positioneer de O-ring door gebruik te maken van de andere zijde van de montagestift (afb. onder, item 4). Schuif de bevestigingsschroef over de temperatuursensor. Plaats de montagestift zo ver mogelijk over de temperatuursensor.
De temperatuursensor is nu vastgezet in de besvestigingsschroef. Duw de gegroefde pin in de temperatuursensor bevestigingsschroef met een tang (afb. onder, item 6). Verwijder de montagestift van de temperatuursensor (afb. onder, item 5). Plaats de temperatuursensor met de adapter in de kogelkraan en draai de messing schroef handvast aan (afb. onder, item 7).
Plaats voorzichtig de voorbereide lintkabel aan beide zijden
Bij montage in dompelbuizen, dienen de sensoren tot op de bodem van de dompelbuis gedrukt te worden en dan gefixeerd.
Uitbreidingsmodules Het rekenwerk heeft twee aansluitingen voor uitbreidingsmodules. De modules kunnen gebruikt en gecombineerd worden volgens de volgende tabel. Niet vermelde combinaties zijn niet toegestaan. Deze modules hebben geen invloed op de meting en kunnen worden geplaatst zonder de ijkmarkering te beschadigen. De desbetreffende ESD voorschriften (ESD: electrostatic discharge) dienen in acht te worden genomen. Bij beschadiging (in het bijzonder aan de elektronica), voortkomend uit onachtzaamheid, wordt geen verantwoordelijkheid genomen. Module
geschikte poort(en)
M-bus
Poort 1 en poort 2
Pulse in*
Poort 1 en poort 2
Pulse out
Alleen poort 2
Analoge
Poort 1 (poort 2 kan niet worden gebruikt)
* De pulse input module kan 2 inputs beheren. Plaatsing van de modules Klap de sluitingen aan de beide zijden van het rekenwerk open. Plaats de module in de betreffende poort.
Sluit de deksel. Bedientoets indrukken om het functioneren van de meter te controleren. Verzegel de behuizing. slot 1
slot 2
M-bus communicatie module De M-bus communicatiemodule is een seriële interface voor de gegevens uitwisseling met externe apparaten (M-bus centrale). Op de module is een 2-polig aansluitklem aangebracht met de gekenmerkte aansluitingen 24, 25. • De aansluiting is polariteit onafhankelijk en galvanisch gescheiden • M-bus protocol in overeenstemming met EN 1434-3; EN 13757-2-3-4 • 300 of 2400 bauds (auto baud detect) • Stroom consumptie: 1 M-bus last.
pulse interval ~1:1 • Pulse waarde: laatste positie op het display (zie puls lus, pulse output 1 and 2): Warmtemeter
extern
Puls uitgang module
Koudemeter ultra S3 Dit hoofdstuk beschrijft alleen de kenmerken en functies van de koudemeter welke afwijken van die van de warmtemeter.
Algemene informatie over de koudemeter Tijdens de koude meting verschillen de meetcondities aanzienlijk van die bij warmte meting. – Neem daarvoor de volgende aanwijzingen/informatie in acht!
Koudemeter type goedkeuring Pulse output functie module Deze module wordt bijvoorbeeld toegepast om het rekenwerk geschikt te maken voor RF-verzending met de data III pulse radio interface (IFS data III). Alle versies van het ultra S3 puls model hebben reeds de puls module vanaf fabriek aangebracht en zijn daardoor geschikt voor RF activatie met een IFS data III zonder verdere aanpassing. De pulsmodule mag niet verwijderd worden uit de ultra S3 puls. – In geval van defect dient de complete meter vervangen te worden. Er zijn aansluitingen voor 2 puls outputs op de module. Standaard daarbij zijn “O1 Energy” en “O2 Volume“. De outputs zijn gekenmerkt op de klemmenlijst met respectievelijk “O1 - ⊥” en “O2 - ⊥” en in het display met respectievelijk Out1 and Out2. Sluit de twee kabels van de IFS data III als volgt aan: • Positief (+) op klem 01 • GND (⊥) op GND (⊥) Een uitzondering is het rekenwerk met twee registers. In dat geval is de aansluiting: • de IFS voor warmte-energie op O1 and “⊥“ • de IFS voor koude-energie op O2 and “⊥“
Overige specificaties van de puls module • • • • •
Externe voeding Vcc = 3–30 V DC Uitgangsstroom < 20 mA met restspanning < 0.5 V Open collector (drain) Galvanisch gescheiden Output 2: frequentie <= 100 Hz Verhouding : pulse duur/
We bevestigen dat deze meters zijn vervaardigd volgens de Duitse Fysisch en Technisch instituut (PTB) type goedkeuring en mogen worden gebruikt wolgens het Duitse ijkwezen.
Bedrijfscondities/meetbereik Rekenwerk Θ 1 °C…105 °C ∆Θ 3 K…102 K Debietmeter Θq 2 °C…105 °C Omgevings temperatuur: 5…55 °C Beschermingsklasse: IP 54 (rekenwerk) – IP 65 (debietmeter)
Instructies voor de installatie van de debietmeter/ rekenwerk van de koudemeter • Algemeen gesproken dient het rekenwerk apart van de debietmeter geïnstalleerd te worden. Dit zorgt ervoor dat de temperaturen dalen tot onder het dauwpunt. • Installeer de debietmeter in de retourleiding. • De debietmeter dient diffusievast geïsoleerd te worden na de installatie. Deze isolatie dient iedere keer dat de meter vervangen wordt opnieuw aangebracht te worden. • Meters voor toepassing in Glykol-water mengesels kunnen niet worden gekalibreerd. • Plaats de kabels van de debietmeter en de temperatuursensoren aan het rekenwerk met een driplus – this prevents condensate water from penetrating into the calculator.
Installatie van de direct onderdompelende temperatuursensoren The temperature sensors must only be installed as shown in the following diagram – that is from below:
• De debietmeter mag tot 45° gedraaid worden ten opzichte van de horizontale as. Installation of the temperature sensors in immersion sleeves De temperatuursensoren mogen alleen geïnstalleerd worden zoals getoond in het volgede schema – dat is van onder af:
• De plastic behuizing mag niet naar boven of onder gericht gemonteerd worden.
Displays/bediening Om de door het rekenwerk gegenereerde gegevens weer te geven zijn er verschillende vensters met bijbehorende systeeminformatie gemaakt die met een lusfunctie in volgorde kunnen worden opgeroepen.
• – – –
Het rekenwerk mag alleen als volgt gemonteerd worden: verticaal, hellend (in een hoek tussen verticaal en horizontaal), horizontaal. Daarbij dient de sensorkabel altijd van onder af te komen. – Op deze manier kan hij fungeren als druiprand
Instructies voor de installatie van de temperatuursensoren van de koudemeter In principe gelden de zelfde regels voor de koudemeter als voor de warmtemeter (zie pagina 12). – Hier de verschillen. • Om kleine temperatuurverschillen correct vast te leggen dienen de temperatuursensoren direct onderdompelend gemonteerd te worden (d.w.z. zonder dompelbuis) – dit is voorgeschreven tot DN 25 bij nieuwe installatie van koudemeters en is verplicht. Tot DN 40 kunnen de sensoren zonder probleem in een speciale kogelkraan gemonteerd worden. • Installeer beide temperatuursensoren op een locatie met dezelfde en hogere debieten. • Om meetverschillen die veroorzaakt worden door de installatie, te verminderen dient een diffusievaste isolatie toegepast te worden. Maak de isolatie zo dat er geen condensatie kan binnendringen via de isolatie van de leidingen via de temperatuursensor. • Zorg ervoor dat de typeaanduiding, ijkmerk en de loodzegels vrij toegankelijk zijn.
In de standaard versie heeft het rekenwerk 5 of 6 verschillende lussen: • Hoofdlus • Omslagdatumlus • Informatielus • Pulslus • Tarieflus (standaard alleen voor gecombineerde meters voor verwarming/koeling) • Maandlus. De hoofdlus is geprogrammeerd met de actuele gegevens zoals energie, volume en flow gegevens. Met de bedientoets kan er gewisseld worden tussen de individuele aanduidingen. Daarbij wordt er een onderscheidt gemaakt tussen korte en lange toetsdrukken. Met een korte toetsdruk (< 3 seconden) wordt binnenin een lus verder geschakeld. Met een lange toetsdruk (> 3 seconden) wordt naar de volgende lus geschakeld. De aanduiding Energie (1.1) van de hoofdlus is de basis aanduiding. – Als de toets ongeveer 4 minuten niet wordt gebruikt dan schakelt de display automatisch uit om elektriciteit te besparen (uitzondering: bij foutmelding). Als de toets opnieuw wordt ingedrukt dan toont de display de basisaanduiding.
Informatielus (3)
Display lussen Hoofdlus (1, standaard display) Gecumuleerde Energie KD = kort drukken (< 3 seconden) Volume
Doorstroming
Bij gecombineerde warmte-/ koudemeters worden na het volume extra de geaccumuleerde koude energie getoond.
Vermogen
Het rekenweerk is voorzien met automatische identificatie classic S3 calculator is equipped with automatic en een display wat toont welke module er geplaatst is in welke poort. Deze identificatie wordt getoond in lus 3, in twee verschillende schermen voor respectievelijk poort 1 en 2 automatisch en afwisselend. Module type
Display
Geen module
0
M-bus
1
Pulse input
4
Pulse output
5
Analoge output
6
Huidige datum
Actuele tijd
,SEC_Adr’
Secondair adres
,Pri_Adr 1’
Primair adres 1
,Pri_Adr 2’
Primair adres 2
Aanvoer-/Retour temperatuur
Temperatuurverschil Bedrijfs dagen
Fout status
Installatie locatie
Display test
Mogelijke waarden: - cold pipe - hot pipe
,Port 1’
Aantal modules in slot 1
,Port 2’
Aantal modules in slot 2
Omslagdatumlus (2, standaard scherm) Omsteldatum 1
Omsteldatum 1 Energie
,Accd 1’
Datum toekomstige Omsteldatum 1
Omsteldatum 1 vorig jaar
Omsteldatum 1 vorig jaar Energie
Omsteldatum 2
Omsteldatum 2 Energie
,Accd 2’
Datum toekomstige Omsteldatum 2
Omsteldatum 2 vorig jaar
Omsteldatum 2 vorig jaar Energie
,Accd 1A’
,F02-002’ Software versie
,Accd 1L’
Zie bovenstaande tabel Controle getal
Pulslus (4) Pulsingang 1
Gecum. waarde Pulsing. 1
Puls per opslag
Pulsingang 2
Gecum. waarde Pulsing. 2
Puls per opslag
Pulsuitgang 1
Waarde pulsuitgang 1
Pulsuitgang 2
Waarde pulsuitgang 2*
,Accd 2A’
,Accd 2L’
Als er een pulse input module aangesloten is, worden de extra gegevens hier getoond.
* Warmtemeter/koudemeter
Tarieflus (5)
Foutcodes
Standaard alleen actief voor gecombineerde meting van verwarming / koeling.
Wanneer er een fout optreedt, wordt de foutcode getoond in de hoofdlus. Alle andere schermen zijn nog steeds beschikbaar wanneer de bedientoets wordt ingedrukt. Wanneer de bedientoets na 4 minuten niet wordt ingedrukt, wordt de foutcode automatisch weer getoond.
Tarieftype 1 *
Omsteldatum 1 Datum tarief 1
Omsteldatum 1 Tariefteller 1
Tarieflimiet 1
,Accd 1A’
Omsteldatum 2 Datum tarief 1
Omsteldatum 2 Tariefteller 1
,Accd 2A’
Tariefteller 2
Tarieftype 2 *
Tarieflimiet 2
Omsteldatum 1 Datum tarief 2
Omsteldatum 1 Tariefteller 2
,Accd 1A’
Omsteldatum 2 Datum tarief 2
Omsteldatum 2 Tariefteller 2
,Accd 2A’
Tariefteller 3
Tarieftype 3 *
Tarieflimiet 3
Tariefteller 4
Tarieftype 4 *
Tarieflimiet 4
* wordt getoond, wanneer de tariefvoorwaarde voldoet.
Maandlus (6) ,LOG’
Datum vorige maand
Energie
Volume
Maximale flow
Maximale output
,LOG’
Datum maand - 1
Energie
Volume
Maximale flow
Maximale output
,LOG’
Datum maand - 23
Energie
Volume
Maximale flow
Maximale output
Het foutscherm verdwijnt automatisch zodra de oorzaak van de fout verholpen is. Alle fouten die langer dan 6 minuten aanwezig zijn, worden opgeslagen in het foutgeheugen. C-1
Basis parameters in het flash of RAM vernietigd
E-1
Defecte temperatuur meting: – Temperatuurbereik buiten [-9.9 °C … 190 °C] – Sensor kortgesloten – Sensor gebroken
E-3
Sensor verwisseld in het warme en koude gebied
E-4
Hardware fout tijdens ultrasone meting: – Ultrasone omvormer defect – Ultrasone omvormer kortgesloten
E-5
Te vaak uitgelezen – tijdelijk geen m-bus communicatie mogelijk
E-6
Verkeerd flowrichting – debietmeter verkeerd geïnstalleerd
E-7
Geen zinvol ultrasoon ontvangstsignaal: – Lucht in het meetgedeelte.
E-8
Primaire voeding faalt (alleen bij netvoeding modules) – voeding via backup batterij
E-9
Waarschuwing: batterij capaciteit laag
Gegevens uitlezen/programmeren Benodigdheden voor deze twee functies: Of de Techem Bluetooth optical head of de Hydrometer Bluetooth optical head is geïnstalleerd en ingesteld. De IZAR@Set software voor uitlezing en voor de configuratie van de standaardfuncties dient geïnstalleerd te zijn op een notebook. • De optische afleesbutton zorgt ervoor dat de gegevens van de gekoppelde meter uitgelezen en getoond wordt. • Het primaire adres voor de M-bus communicatie kan worden gewijzigd in het tabblad General. • De voor Techem relevante omslagdatum kan worden gewijzigd in het veld Due date 1 in het tabblad Due dates. • Wanneer er waarden worden gewijzigd dient dit in de betreffende meter te worden geprogrammeerd door gebruik te maken van de Write button. Het is niet mogelijk om uit te lzen of te programmeren met de HYDRO-Set software welke gebruikt werd bij voorgaande meter generaties!
EU conformiteitsverklaring De complete conformiteitsverklaring van HYDROMETER GmbH is te vinden op pagina 8.
Techem Energy Services B.V. Postbus 2152 4800 CD Breda www.techem.nl
• 83119_0314 (18.12.2014)
Tariefteller 1