Gebruikershandleiding
Ultrasone debietmeter DulcoFlow® DFMa
NL
Voor het begin van alle werkzaamheden de handleiding lezen. Nooit weggooien. De gebruiker is aansprakelijk bij schade als gevolg van installatie- en bedienings‐ fouten. De nieuwste versie van een gebruikershandleiding is beschikbaar op onze homepage. Artikelnummer 985223
BA MAZ 005 01/15 NL
Aanvullende aanwijzingen
Aanvullende aanwijzingen
Afb. 1: A.u.b. lezen! Lees a.u.b. de volgende aanvullende aanwij‐ zingen door! Wanneer u deze kent, doet u daarmee uw voordeel tijdens het gebruik van de gebruikershandleiding. In de tekst zijn de volgende onderdelen geac‐ centueerd: Opsommingen
n
Instructies ð
Resultaten van de instructies
- zie (verwijzingen) Info
Een info bevat belangrijke aanwijzingen voor het juist functioneren van het appa‐ raat of is bedoeld om uw werkzaamheden gemakkelijker te maken. Veiligheidsaanwijzingen Veiligheidsaanwijzingen zijn met pictogrammen aangeduid; zie het veiligheidshoofdstuk.
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1
Identcode................................................................................................................................ 5
2
Over dit product....................................................................................................................... 7
3
Veiligheid, hoofdstuk............................................................................................................... 8
4
Opslag en transport............................................................................................................... 11
5
Overzicht van het apparaat................................................................................................... 12
6
Functieomschrijving.............................................................................................................. 13
7
Monteren en installeren......................................................................................................... 14 7.1 Monteren...................................................................................................................... 7.2 Installeren, hydraulisch................................................................................................. 7.3 Installeren, elektrisch.................................................................................................... 7.3.1 Stroomuitgang........................................................................................................... 7.3.2 Telleruitgang.............................................................................................................. 7.3.3 Stroomuitgang en telleruitgang................................................................................. 7.3.4 Uitgang voor gestuurde pomp ..................................................................................
8
14 15 16 17 17 21 21
Instellen ................................................................................................................................ 22 8.1 Bedieningsconsole....................................................................................................... 8.1.1 LCD-scherm.............................................................................................................. 8.1.2 LED's......................................................................................................................... 8.1.3 Bedieningstoetsen..................................................................................................... 8.2 Weergavegrootheden controleren................................................................................ 8.3 Menuoverzicht.............................................................................................................. 8.4 Naar Instelmodus gaan................................................................................................ 8.4.1 Hoofdmenu "Bedrijfsmodus"..................................................................................... 8.4.2 Hoofdmenu "Instellingen".......................................................................................... 8.4.3 Hoofdmenu "Kalibratie"............................................................................................. 8.4.4 Hoofdmenu "Op nul zetten"....................................................................................... 8.4.5 Hoofdmenu "Info"...................................................................................................... 8.4.6 Hoofdmenu "Taal".....................................................................................................
22 22 22 22 25 26 27 27 27 32 44 45 45
9
In bedrijf nemen.................................................................................................................... 46
10
Onderhoud, reparatie en verwijdering................................................................................... 48 10.1 10.2 10.3
11
Onderhoud................................................................................................................. 49 Reparatie.................................................................................................................... 49 Verwijdering................................................................................................................ 49
Functiestoringen verhelpen................................................................................................... 50 11.1
Fouten DulcoFlow®..................................................................................................... 51
3
Inhoudsopgave
11.2 11.3
Fouten van de pomp in samenhang met de DulcoFlow®........................................... 52 Alle andere storingen................................................................................................. 53
12
Technische gegevens........................................................................................................... 54
13
Maatschets............................................................................................................................ 57
14
Fabrieksinstellingen.............................................................................................................. 58
15
EG-conformiteitsverklaring.................................................................................................... 59
16
Decontaminatieverklaring...................................................................................................... 60
17
Index..................................................................................................................................... 61
4
Identcode
1
Identcode
Serie debietmeter DulcoFlow® DFMa
Type
voor pompenseries
05
Beta, gamma/ L: 1000 - 0413/0713; gamma/ X: 1000 - 0414/0715 (behalve 0220); delta: 1608 - 1612
08
Beta, gamma/ L: 1005/1605 - 0420 gamma/ X: 1604 - 0224 delta: 1020 - 0450 Sigma/ 1 Afdichtingsmateriaal E
EPDM
V
FPM
T
PTFE Hydraulische aansluiting 1
6/4 mm
2
8/5 mm
3
12/9 mm Elektrische aansluiting A
2 m Europa
B
2 m Zwitserland
C
2 m Australië
D
2 m VS Signaaluitgang 0
Geen uitgang
1
Stroomuitgang
2
Telleruitgang
3
Stroom- en telleruitgang
5
Identcode
Serie debietmeter DulcoFlow® 4
Uitgang voor gestuurde pomp Uitvoering 0
Met ProMinent® logo
2
Zonder ProMinent® logo Toebehoren 0
6
Zonder toebehoren
Over dit product
2
Over dit product
De DulcoFlow® debietmeter is voor het meten van pulserende volumestromen bij ProMinent®doseerpompen (aanbevolen) binnen een slag‐ bereik van ca. 0,03 ... 10 ml bedoeld. Normaal gesproken bevindt de debietmeter zich aan de drukzijde. Of de debietmeter in een speciaal geval ook aan de zuigzijde kan worden geïn‐ stalleerd, moet samen met de afdeling "Tech‐ nisch advies" van de fabrikant worden afge‐ stemd. Alle onderdelen die in aanraking komen met het medium zijn vervaardigd van PVDF. Daardoor kunnen ook agressieve media pro‐ bleemloos worden gemeten. Het apparaat wordt ongeveer 30 cm na de pomp in de doseerleiding geïnstalleerd. Storende factoren, zoals bijvoorbeeld luchtbelletjes, worden her‐ kend en als foutmelding aan het analyseappa‐ raat doorgegeven. Bij gebruik met een delta doseerpomp alleen bij doseerslaguitvoering "snel". De DulcoFlow® debietmeter kan optioneel in samenspel met een delta® doseerpomp met regelmodule het debiet constant houden. Naast het vastleggen en meten van volumes‐ tromen kan de DulcoFlow® debietmeter ook worden ingezet voor het monitoren van enkel‐ voudige doseerslagen. Daarbij wordt het appa‐ raat op het op de pomp ingestelde slagvolume gekalibreerd. Er kunnen een onder- en een bovengrens worden gespecificeerd, waarvoor bij onder- resp overschrijden geen terugkoppe‐ ling naar de pomp wordt gegeven. Door de pomp wordt daaruit een foutmelding gegene‐ reerd. De aansluiting aan de pomp vindt plaats via de ingang voor doseerbewaking "Flow Con‐ trol". Het apparaat is ontworpen voor wandmontage.
7
Veiligheid, hoofdstuk
3
Veiligheid, hoofdstuk Beoogd gebruik
Aanduiding van veiligheidsaanwijzingen Deze gebruikershandleiding gebruikt de vol‐ gende signaalwoorden voor verschillende soorten gevaar:
Signaalwoord
Betekenis
WAARSCHUWING
Duidt op een mogelij‐ kerwijze gevaarlijke situatie. Wanneer deze situatie zich voordoet, dan bent u in levensgevaar of kunt u zeer ernstig letsel oplopen.
LET OP
Duidt op een mogelij‐ kerwijze gevaarlijke situatie. Als de situ‐ atie zich voordoet, kan dat licht of mid‐ delzwaar letsel of materiële schade tot gevolg hebben.
n n n
n
n n n n n
Waarschuwingstekens bij verschillende soorten gevaar In deze gebruikershandleiding worden de vol‐ gende waarschuwingstekens gebruikt voor ver‐ schillende soorten gevaar: Waarschuwingsteken
n n
Soort gevaar Waarschuwing voor gevaarlijke elektri‐ sche spanning. Waarschuwing voor gevaar.
8
n
n
Het apparaat mag alleen worden gebruikt voor vloeibare doseermedia. Het apparaat kan alleen voor pulserende vloeibare stromen met een duidelijk nulde‐ biet worden gebruikt. Het apparaat mag uitsluitend worden gebruikt na juiste installatie en inbedrijf‐ name, conform de in de gebruikershandlei‐ ding opgenomen technische gegevens en specificaties. Houd u aan de algemene beperkingen met betrekking tot viscositeitsgrenswaarden, bestendigheid tegen chemicaliën en dicht‐ heid; zie ook de ProMinent bestendig‐ heidslijst (productcatalogus of op www.prominent.nl). Alle andere toepassingen en/of het ombouwen van het apparaat zijn ver‐ boden. Het apparaat is niet geschikt voor het meten van continue vloeibare stromen. Het apparaat mag niet worden gebruikt voor gasvormige media of vaste stoffen. Het apparaat mag zonder de juiste veilig‐ heidsmaatregelen niet worden gebruikt voor brandbare media. Het apparaat mag niet worden gebruikt voor ontplofbare media. Het apparaat mag niet worden gebruikt voor radioactieve media. Het apparaat is zonder de juiste veilig‐ heidsmaatregelen niet voor gebruik buiten bestemd. Het apparaat mag alleen door daarvoor opgeleid en bevoegd personeel worden bediend; zie de onderstaande tabel "Kwali‐ ficaties". U bent verplicht u te houden aan de gege‐ vens in de gebruikershandleiding die betrekking hebben op de verschillende levensfasen van het apparaat.
Veiligheid, hoofdstuk
Veiligheidsaanwijzingen VOORZICHTIG! WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schok Op het binnenste van het apparaat kan netspanning staan. –
Wanneer de behuizing beschadigd is geraakt, moet het apparaat onmiddel‐ lijk van het stroomnet worden losge‐ koppeld. Het apparaat mag alleen na een bevoegde reparatie weer in bedrijf worden genomen.
Waarschuwing voor rondspuitend doseer‐ medium Door de druk in de hydraulische onder‐ delen van het apparaat en de aangren‐ zende installatiedelen kan er bij het han‐ teren of openen daarvan doseermedium uit spuiten. –
– WAARSCHUWING! Waarschuwing voor gevaarlijk of onbe‐ kend doseermedium Indien er een gevaarlijk of onbekend doseermedium is gebruikt: tijdens werk‐ zaamheden aan de hydraulische onder‐ delen kan er medium ontsnappen. –
–
Neem voordat u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert de juiste veilig‐ heidsmaatregelen (bijv. veiligheidsbril, veiligheidshandschoenen, enz.). Houd u aan het Veiligheidsinformatie‐ blad van het doseermedium. Leeg en spoel de hydraulische onder‐ delen voordat u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert.
Koppel de pomp in de hydraulische omgeving van het apparaat los van het stroomnet en zorg dat deze niet onbedoeld weer kan worden inge‐ schakeld. Maak voor het begin van alle werk‐ zaamheden de hydraulische onder‐ delen van de installatie drukloos.
VOORZICHTIG! Gevaar voor persoonlijk letsel en materiële schade Gebruik van niet-goedgekeurde onder‐ delen van een ander merk kan persoonlijk letsel en materiële schade tot gevolg hebben. –
Bouw uitsluitend onderdelen in het apparaat in die door ProMinent zijn goedgekeurd en aanbevolen.
AANWIJZING! Waarschuwing voor illegaal bedrijf Houdt u zich aan de voorschriften die op de plaats van installatie van het apparaat van toepassing zijn.
9
Veiligheid, hoofdstuk
Instructies voor noodgevallen Haal in noodgevallen de voedingskabel van het apparaat uit het stopcontact! Maak bij een eventuele lekkage van doseerme‐ dium de hydraulische omgeving van het appa‐ raat drukloos. Houd u aan het Veiligheidsinfor‐ matieblad van het doseermedium.
Kwalificatie personeel Activiteit
Kwalificatie
Opslag, transport, uit‐ Geïnstrueerd per‐ pakken soon
Een elektromonteur is op grond van zijn vak‐ technische opleiding, kennis en ervaring en op grond van zijn kennis van de geldende normen en bepalingen in staat om de werkzaamheden aan elektrische installaties uit te voeren en mogelijke gevaren zelfstandig te onderkennen en te vermijden. De elektromonteur is speciaal voor het vakgebied waarin hij werkt opgeleid en kent de relevante normen en bepalingen. De elektromonteur moet zich houden aan de bepa‐ lingen van de geldende wettelijke voorschriften voor ongevallenpreventie. Geïnstrueerd persoon Een geïnstrueerd persoon is geïnstrueerd en, indien vereist, ingewerkt voor de taken waarmee hij is belast en de gevaren die bij onjuist handelen kunnen ontstaan. De geïnstru‐ eerde persoon is bovendien voorgelicht over de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen en vei‐ ligheidsmaatregelen.
Monteren, hydrau‐ lisch systeem instal‐ leren
Deskundig personeel
Elektrische installatie
Elektromonteur
Serviceafdeling
Bediening
Geïnstrueerd per‐ soon
Onderhoud
Deskundig personeel
De serviceafdeling bestaat uit servicetechnici die aantoonbaar door ProMinent® zijn geschoold voor en gemachtigd tot het uitvoeren van werkzaamheden aan het apparaat.
Reparatie
Serviceafdeling, gemachtigd door Pro‐ Minent
Buitenbedrijfstelling, afvoeren
Deskundig personeel
Fouten verhelpen
Deskundig perso‐ neel, elektromonteur, geïnstrueerd persoon
Deskundig personeel Deskundig personeel is op grond van zijn vak‐ technische opleiding, kennis en ervaring en op grond van kennis van de geldende bepalingen in staat om de werkzaamheden waarmee het is belast te beoordelen en mogelijke gevaren te onderkennen. Elektromonteur
10
Opslag en transport
4
Opslag en transport
Veiligheidsaanwijzingen AANWIJZING! WAARSCHUWING! Stuur het apparaat alleen in gereinigde toestand en met schoongespoelde hydrau‐ lische onderdelen ter reparatie op; zie "Buitenbedrijfstelling". Stuur het apparaat uitsluitend vergezeld van een volledig ingevulde Decontamina‐ tieverklaring op. De Decontaminatieverkla‐ ring maakt deel uit van de inspectie- of reparatieopdracht. Het apparaat wordt alleen geïnspecteerd of gerepareerd wan‐ neer een door een bevoegde en gekwalifi‐ ceerde werknemer van de exploitant juist en volledig ingevulde Decontaminatiever‐ klaring is bijgevoegd.
Gevaar van materiële schade Het apparaat kan worden beschadigd door onjuiste opslag of transport! – – –
Het apparaat alleen goed verpakt opslaan of transporteren - bij voorkeur in de originele verpakking. Ook het verpakte apparaat alleen conform de opslagvoorwaarden opslaan of transporten. Ook het verpakte apparaat beschermen tegen vocht en inwerking van chemicaliën.
Het formulier "Decontaminatieverklaring" vindt u in de bijlage of op www.prominent.nl. Omgevingsvoorwaarden Informatie
Waarde Eenheid
Min. opslag- en transporttemperatuur
-10 °C
Max. opslag- en transporttemperatuur
+50 °C
Luchtvochtigheid
< 95 % rel. vochtig‐ heid*
* zonder condensvorming
11
Overzicht van het apparaat
5
Overzicht van het apparaat 5
1
4
2
P_DFl_0013_SW
3 Afb. 2: DulcoFlow® overzicht van het apparaat met stroompijlen 1 2
12
Bedieningselementen; zie hoofdstuk "Instellen", "Bedieningsconsole" Netaansluiting
3 4 5
Signaaluitgangen (optioneel) Inlaat doseermedium Uitlaat doseermedium
Functieomschrijving
6
Functieomschrijving
De DulcoFlow® debietmeter meet de volume‐ stroom van pulserende stromen. De meting wordt verricht met de ultrasone methode vol‐ gens het principe van de time-of-flight (TOF)meting. Bij een TOF-meting wordt een geluids‐ signaal afwisselend met de stroomrichting mee en tegen de stroomrichting in uitgezonden. Het tijdsverschil is dan de maat voor de gemiddelde stroomsnelheid. Door temperatuurschomme‐ lingen veroorzaakte veranderingen van het medium worden door de gebruikte ultrasone methode gecompenseerd. Deze methode zonder bewegende onderdelen waarborgt een lange levensduur en een slijtagevrije werking. De massastroom wordt door de DulcoFlow® berekend uit de volumestroom en de dichtheid van het doseermedium. Daarnaast kan de DulcoFlow® de doseerslagen van de doseerpomp vastleggen en daarmee een doseerbewaking zoals de Flow Control ver‐ vangen. Door doseerpompen zoals de gamma of delta® kunnen deze signalen als bevesti‐ gingspulsen voor enkelvoudige slagen worden gebruikt. Wanneer de bevestigingspulsen uit‐ blijven of de ingevoerde grenswaarden door het doseervermogen worden overschreden, stopt de doseerpomp na een instelbaar aantal fout‐ pulsen en gaat over op storingstoestand; zie de Gebruikershandleiding van de doseerpomp. De DulcoFlow® geeft via de verschillende soorten uitgangen de debietwaarde, een slag‐ terugkoppeling of foutmeldingen door. Er is ook de mogelijkheid om samen met een delta® met regelmodule het debiet te regelen.
13
Monteren en installeren
7
Monteren en installeren
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING! U moet het apparaat monteren voordat u elektrisch installeert.
WAARSCHUWING!
Het apparaat is bestendig tegen de nor‐ male omstandigheden in technische ruimten.
7.1
Monteren
Houd u aan de informatie in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Monteer het apparaat zodanig dat de slang tussen het apparaat en de pomp ca. 20 - 30 cm lang wordt. WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schok Wanneer het apparaat zonder buitenbe‐ huizing of weerbeschermend dak in de buitenlucht wordt gebruikt, kan er water op de dichtingen terechtkomen of daarin bin‐ nendringen, of de behuizing door direct zonlicht worden aangetast. –
Gebruik bij werking in de buitenlucht een buitenbehuizing of een weerbe‐ schermend dak.
Alleen zo kan het apparaat op de juiste wijze meten.
Monteer het apparaat loodrecht en rechtop. Alleen zo kan het apparaat op de juiste wijze meten.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor onwettig gebruik Houd u aan de voorschriften die op de plaats van installatie van het apparaat van toepassing zijn.
14
Voor montage aan de zuigzijde (minimale eisen): De zuigleiding altijd stijgend leggen of voetventiel gebruiken (voorkomt de vor‐ ming van luchtbellenen trillingen).
Monteren en installeren
Monteer het apparaat door middel van de beide ogen op de behuizing lood‐ recht en rechtop op een wand.
Leidingen monteren: 1.
Kort het slangeinde (6) haaks af.
2.
Draai de wartelmoer (5) eraf en schuif deze met de klemring (4) over de slang.
3.
Schuif het slangeinde (6) over de door‐ voertule (3) tot aan de aanslag.
4.
Draai de wartelmoer (5) vast.
5.
Trek aan de slang (6) en draai de war‐ telmoer (5) vast.
Vergeet daarbij niet de sluitringen.
7.2
Installeren, hydraulisch VOORZICHTIG!
1
Waarschuwing voor ontsnappend doseer‐ medium Bij ondeskundig geïnstalleerde slanglei‐ dingen kan doseermedium ontsnappen. – –
2 3
Gebruik uitsluitend originele slangen met de voorgeschreven slangmaten. Het toepassen van kleinere slang‐ maten moet worden vermeden.
4
5
Debietrichting De debietrichting door het apparaat is van beneden naar boven.
6
P_MAZ_0041_SW
Hydraulische dempers Installeer hydraulische dempers zoals perswindketels, inline-dempers, bellenge‐ heugens of accumulatoren na de DFMa. Er moet een nuldebiet aanwezig blijven.
Afb. 3: Slangleiding installeren 1 2 3 4 5 6
Aansluiting Afdichting Slangpilaar Klemring Wartelmoer Slang
15
Monteren en installeren
A)
1
B)
2 3
PD
Of de debietmeter in een speciaal geval ook aan de zuigzijde kan worden geïnstal‐ leerd, moet samen met de afdeling "Tech‐ nisch advies" van de fabrikant worden afgestemd.
PD
5
4
4 5 6 6
7.3
7
WAARSCHUWING!
8
Gevaar voor elektrische schok Wanneer bij een ongeval met elektriciteit mensen met netspanning in aanraking komen, worden hun overlevingskansen aanzienlijk verhoogd door een aardlek‐ schakelaar.
P_DFI_0005_SW_2
Afb. 4: Hydraulische omgeving DulcoFlow®. A) drukzijde, B) zuigzijde 1 2 3 4 5 6 7 8 A)
Drukhoudventiel Manometer (aanbevolen) Hydraulische demper (optioneel) DulcoFlow® Overstortventiel (optioneel) Doseerpomp Voorraadtank Voetventiel PD
–
PD
1.5 ... 16 bar
De volgende alternatieve elektrische uitgangen voor kabels zijn beschikbaar: n n
20 ... 30 cm
n n
P_DFI_0006_SW_2
Afb. 5: Parameters hydraulische installatie A) drukzijde, B) zuigzijde
16
Installeer daarom absoluut een aard‐ lekschakelaar op de locatie.
Op de debietmeter kunnen een doseerpomp, een analyseapparaat, een PLC of andere appa‐ ratuur worden aangesloten.
B) 1.5 ... 16 bar
20 ... 30 cm
Installeren, elektrisch
Stroomuitgang (identcode-kenmerk "Sig‐ naaluitgang" "1") Telleruitgang (identcode-kenmerk "Sig‐ naaluitgang "2") Stroomuitgang en telleruitgang (identcodekenmerk "Signaaluitgang" "3") Uitgang voor gestuurde pomp (identcodekenmerk "Signaaluitgang" "4")
Monteren en installeren
7.3.1
Stroomuitgang
Stroomuitgang Via de stroomuitgang (normsignaaluitgang (mA)) kunnen worden gesignaleerd: n n
Huidig debiet Storing
P_DFI_0011_SW
Afb. 6
Draad
Functie
bruin
+
Wit
-
Technische gegevens: Informatie
Waarde Eenheid
Stroom*
0/4 - 20 mA
Maximale belasting
400 Ω
* potentiaalvrij
Max. kabellengte
7.3.2 7.3.2.1
30 m
Telleruitgang
2
3
Telleruitgang als slagterug‐ koppelingsuitgang
Telleruitgang als slagterugkoppelingsuitgang Wanneer de telleruitgang als slagterugkoppe‐ lingsuitgang wordt ingesteld, kunnen via deze uitgang slagterugkoppelingen worden gesigna‐ leerd; zie hoofdstuk "Instellen".
1
4 P_DE_0012_SW
Afb. 7
17
Monteren en installeren
1.
Voor het melden van slagterugkoppe‐ lingen bij doseerpompen - zoals gamma en delta® - de kabel van de debietmeter in de bus "Doseerbewaking" op de pomp aansluiten. ð
2.
Op het LCD-scherm van de pomp moet nu de indicator voor doseer‐ bewaking worden weergegeven.
Wanneer dat niet het geval is, moet u op de pomp de benodigde instellingen con‐ figureren.
7.3.2.2
Rc* Collectorweerstand of pull-up weerstand. Meer gegevens: zie volgende pagina.
Pin-toewijzing P i n
Draad Functie
Waarde‐ bereik
Een‐ heid
-
-
Voedings‐ spanning (analyseap‐ paraat)
5 ... 30
V
2
wit***
Foutsignaal
high = ja
-
Telleruitgang als frequentie‐ uitgang
Telleruitgang als frequentieuitgang Wanneer de telleruitgang als frequentieuitgang wordt ingesteld, kunnen via deze uitgang het debiet of fouten worden gesignaleerd; zie hoofdstuk "Instellen". 1.
Verwijder de aangesloten bus.
2.
Verwijder de isolatie van de draden overeenkomend met de maat van de klemmen van het analyseapparaat.
3.
Druk er passende adereindhulzen op.
4.
Sluit de kabel conform onderstaande aansluitgegevens en de Gebruikers‐ handleiding van het analyseapparaat aan op het analyseapparaat:
Aansluitgegevens NPN NPN 3
+ S
RC* RC*
2 + 4
S
P_DFI_0009_SW
18
Afb. 8: Elektrisch aansluitschema NPN-uit‐ gangen op weergaveapparaat of PLC
low = nee 3
blauw ***
Frequentie‐ signaal**
0 ... 10000
Hz
4
zwart ***
Aarde
0
V
** Open-collector. Rechthoekpulsen; puls: pauze = 1 : 1. Bij frequenties onder 10 Hz: De pulslengte ligt vast op 20 ms en de pulsafstand varieert met het uitgevoerde signaal. *** potentiaalvrij
Monteren en installeren
Minimale waarde collectorweerstand RC
Aansluitgegevens PNP PNP
VOORZICHTIG!
1 +
De stroom I door de signaalleidingen moet door een passende collectorweerstand RC worden begrensd, omdat anders de uit‐ gangstransistoren kunnen worden vernie‐ tigd.
S 3 +
2
S
RC* RC*
4 P_DFI_0010_SW
Afb. 9: Elektrisch aansluitschema PNP-uit‐ gangen aan weergaveapparaat of PLC Rc* Collectorweerstand of pull-up weerstand. Meer gegevens: zie onderstaand.
Hoe lager de gebruikte collectorweerstand RC, hoe verder het frequentiesignaal onvervormd kan worden getransporteerd; zie Ä „Collectorweerstand RC voor fre‐ quentiesignaalleiding“ op pagina 20.
Pin-toewijzing Pi n
Draa d
Functie
Waarde‐ bereik
Een‐ heid
1
bruin
Voedings‐ spanning (analyseap‐ paraat)
5 ... 30
V
2
wit***
Foutsignaal
low = ja
-
high = nee 3
blau w***
Frequentie‐ signaal**
0 ... 10000
Hz
4
zwart ***
Aarde
0
V
** Open-collector. Rechthoekpulsen; puls: pauze = 1 : 1. Bij frequenties onder 10 Hz: De pulslengte ligt vast op 20 ms en de pulsafstand varieert met het uitgevoerde signaal. *** potentiaalvrij
Hoe lager de gebruikte collectorweerstand RC, hoe hogere frequenties onvervormd kunnen worden getransporteerd; zie Ä „Minimale waarde collectorweerstand RC“ op pagina 19. De collectorweerstand RC op het externe appa‐ raat: n n n n
kan daarin al geïntegreerd zijn kan daarin al in een laagdoorlaatfilter geïn‐ tegreerd zijn kan daarin schakelbaar zijn kan daarin geheel ontbreken en op de klemmen moeten worden geschroefd.
Zoek dit op in de Gebruikershandleiding van het externe apparaat. Zoektermen: n n n
Collectorweerstand Pull-up weerstand Open-collector-ingang of O.C.
19
Monteren en installeren
De minimale waarde van RC is afhankelijk van de voedingsspanning U Voedingsspanning U
RC min
5V
100 Ω
9V
180 Ω
12 V
240 Ω
24 V
480 Ω
30 V
680 Ω
Rc*
fmax
Ω
0,5 kHz
1 kHz
10 kHz
680
30 m
30 m
25,5 m
480
30 m
30 m
30 m
240
30 m
30 m
30 m
180
30 m
30 m
30 m
100
30 m
30 m
30 m
* Minimale waarde afhankelijk van de voedings‐ spanning die het analyseapparaat levert; zie de Gebruikershandleiding daarvan en tabel
RC min = U / 0,050 A
Collectorweerstand RC voor frequentiesignaal‐ leiding
De collectorweerstand RC (of de pull-up weerstand) en de kabelcapaciteit CK vormen een RC-element dat de flank van de rechthoekpuls doet vervagen. De col‐ lectorweerstand RC moet voor de frequen‐ tiesignaalleiding, afhankelijk van de maxi‐ male frequentie en de vereisten voor de flankhellingshoek van het gebruikte analy‐ seapparaat, en zo weinig mogelijk op basis van de Rc worden gekozen.
Ä „Minimale waarde collectorweerstand RC“ op pagina 19.
De tabel geldt voor kabels met een specifieke capaciteit van 100 pF/m, maar in ieder geval voor onbeschermde kabels zoals besturingslei‐ dingen van het type LiYY van de firma Lapp. Keuze van de collectorweerstand Rc n n 1.
Voedingsspanning van het analyseap‐ paraat = 30 V Ontwerp voor een maximale frequentie fmax = 10 kHz Lees in de tabel Ä „Minimale waarde
collectorweerstand RC“ op pagina 19 de waarde van Rc bij 30 V af. ð
2. Maximale leidinglengte voor verschillende Rc en fmax Rc*
fmax
Ω
0,5 kHz
1 kHz
10 kHz
100.00 0
2,5 m
0,7 m
-
10.000
30 m
17
0,7 m
1.000
30 m
30 m
17 m
20
Die is 680 Ω.
Zoek in de tabel Ä „Aansluitgegevens NPN“ op pagina 18 de regel met 680 Ω op en zoek vanuit de kolom voor fmax = 10 kHz de lengte op. ð
Die is 25,5 m.
Monteren en installeren
7.3.3
Stroomuitgang en telleruit‐ gang
Stroomuitgang Het apparaat heeft zowel een stroomuitgang (normsignaaluitgang (mA)) als een telleruit‐ gang. Voor een beschrijving van deze uit‐ gangen, zie Ä Hoofdstuk 7.3.1 „Stroomuit‐ gang“ op pagina 17 en Ä Hoofdstuk 7.3.2 „Telleruitgang“ op pagina 17.
7.3.4
Uitgang voor gestuurde pomp
Stroomuitgang Het apparaat heeft een uitgang voor een gestuurde pomp. D.w.z., de DulcoFlow® debiet‐ meter kan in samenspel met een delta® doseer‐ pomp met regelmodule het debiet constant houden. Steek daarvoor de stekker van de kabel in de bus van de regelmodule. Meer gegevens: zie "Aanvullende gebruikershandlei‐ ding voor delta® magneetdoseerpomp - regel‐ module delta®".
21
Instellen
8
Instellen
8.1
Bedieningsconsole
DulcoFlow
1
V: Q:
2
De slagterugkoppelings-LED (rechts) geeft onderstaande informatie aan:
®
1145.69 mL 502.13 mL/h
4
3
LED
Informatie
uit
Geen drukstoot herkend
Groen, brandt
Drukstoot herkend; binnen tolerantie
Rood, brandt
Drukstoot herkend; buiten tolerantie
i 8.1.3 P_MAZ_0039_SW
Afb. 10: Bedieningsconsole DulcoFlow® 1 2 3 4
LCD-scherm Status-LED Bedieningstoetsen Slagterugkoppelings-LED
8.1.1
LCD-scherm
Het LCD-scherm bestaat uit twee delen.
Bedieningstoetsen
De bedieningstoetsen hebben de volgende betekenissen:
Toets
i
Benaming
[i] [OMLAAG] [OMHOOG]
8.1.2
LED's
De status-LED (links) geeft onderstaande infor‐ matie aan: LED
Informatie
Groen
Status OK
Oranje
Waarschuwing
Rood
Storing
22
[P]
Instellen
= insteloptie
Hoofdmenu Instellingen
Continuweergave
P
P
Instellingen Scherm
P
3 sec.
P 3 sec.
Afb. 11: Navigeren door het menu De bedieningstoetsen hebben in de continuweergaven, het menu en de submenu's verschillende functies:
In de continuweergaven Toets
i
Functies Tussen de continuweergaven heen en weer gaan
Toets
Functies Submenu openen (naar het eerste menu-item van het gekozen submenu gaan)
Naar het menu gaan (2 sec. ingedrukt houden) De totale hoeveelheid en het aantal slagen die in de conti‐ nuweergaven worden weer‐ gegeven op nul zetten.
i
Terugzetten op fabrieksinstel‐ lingen (10 sec. ingedrukt houden)
In het menu Toets
Functies Naar het vorige submenu gaan Naar het volgende submenu gaan
23
Instellen
In menu-items van submenu's Toets
Functies Omschakelen tussen het incrementeel wijzigen van een getal en het wijzigen van afzonderlijke cijfers
i
De instelwaarde verhogen/wijzigen De instelwaarde verlagen/wijzigen De instelwaarde opslaan en naar het volgende menu-item van het submenu gaan. Bij het wijzigen van afzonderlijke cijfers: Binnen het getal naar het volgende cijfer gaan.
a)
b) Dichtheid 1,3425 g/ml
Dichtheid 1,3425 g/ml
Dichtheid 1,3425 g/ml
B0210
Afb. 12: a) Wisselen tussen het incrementeel wijzigen van een getal en het wijzigen van afzonder‐ lijke cijfers; b) Naar een andere positie in het getal gaan.
Toets [P] voor extra algemeen beschikbare functies: Tijdsduur indrukken
Functie
ca. 2 sec.
Het menu openen
ca. 3 sec.
Het menu verlaten zonder instelwaarden op te slaan en teruggaan naar de continu‐ weergave
24
Een gewijzigde instelwaarde wordt alleen opgeslagen wanneer deze eerst met een korte druk op toets [P] is bevestigd.
Instellen
8.2
Weergavegrootheden con‐ troleren
Voordat u de debietmeter instelt, kunt u de hui‐ dige weergavegrootheden in de continuweer‐ gaven controleren: Wanneer op het LCD-scherm een conti‐ nuweergave wordt weergegeven, dus geen menuweergave, drukt u op de toets [ i ] ("i" van "info"). ð
Na elke keer drukken op de toets [ i ] wordt een andere continuweer‐ gave gegeven.
De indeling van een continuweergave is afhan‐ kelijk van de gekozen meetgrootheid (volume of massa); zie onderstaand.
Continuweergaven voor meetgrootheid "massa" (wanneer in „Bedrijfsmodus è Meetgrootheid“ „Massa“ is ingesteld.)
Basisweergave
Omschrijving
m: Q:
326,05 g 229,21 g/h
Totale hoeveelheid* m en huidig massade‐ biet Q
m: N:
326,05 g 527
Totale hoeveelheid* m en aantal slagen* N
m/H: %SH:
0,619 g 97,8 %
Hoeveelheid per slag m/slag en afwijking van gewenste waarde van slagmassa %GW
* sinds de laatste keer op nul zetten
Met de toets [ i ] kunt u van continuweer‐ gave naar continuweergave gaan.
Continuweergaven voor meetgrootheid "volume" Basisweergave
Omschrijving
V: Q:
243,32 mL 171,05 mL/h
Totale hoeveelheid* V en huidig volumede‐ biet Q
V: N:
243,32 mL 637
Totale hoeveelheid* V en aantal slagen* N
V/H: %SH:
0,382 mL 102,3 %
Waarden op nul zetten –
–
Voor het op nul zetten van de totale hoeveelheid en het aantal slagen drukt u tegelijkertijd op de beide [pijltoetsen]. In het hoofdmenu "Op nul zetten" kunnen de totale hoeveelheid en het aantal slagen onafhankelijk van elkaar op nul worden gezet.
Hoeveelheid per slag V/slag en afwijking van gewenste waarde van slagvolume %GW
* sinds de laatste keer op nul zetten
25
Instellen
8.3
Menuoverzicht Continuweergave
Volume en slagen op nul zetten
P
2s
P
Fout bevestigen
Hoofdmenu Bedrijf
P
Menu Meetgrootheid
Hoofdmenu Instellingen
P
Menu Weergave Menu Telleruitgang*
* afhankelijk van identcode
Menu Stroomuitgang* Menu Gevoeligheid Menu Pomptype Menu Service
Hoofdmenu Kalibratie
P
Menu Slagterugkop.
Menu Volume
B0209_3
26
Instellen
Hoofdmenu Op nul zetten
P
Menu Hoeveelheid
Menu Slagen
Hoofdmenu Info
Hoofdmenu Taal
8.4
Naar Instelmodus gaan
Het apparaat gaat in de Instelmodus wanneer u de toets [P] 2 sec. ingedrukt houdt. In de Instelmodus kunt u uit de volgende hoofd‐ menu's kiezen: 1 - Bedrijf 2 - Instellingen
B0243
Wanneer u „Massa“ selecteert, moet u ook de massadichtheid van het medium invoeren.
8.4.2
Hoofdmenu "Instellingen" Hoofdmenu Instellingen
In het hoofdmenu "Instellingen" kunt u kiezen uit de volgende menu's:
3 - Kalibratie
1 - „Weergave“
4 - Op nul zetten
3 - „Stroomuitgang“ (bij identcode-kenmerk "Signaaluitgang" "1")
5 - Info
2 - „Telleruitgang“ (bij identcode-kenmerk "Signaaluitgang" "2")
6 - Taal
8.4.1
Hoofdmenu "Bedrijfsmodus"
4 - „Service“ (alleen voor Serviceafdeling)
Hoofdmenu Bedrijfsmodus
In het hoofdmenu "Bedrijfsmodus"kunt u de meetgrootheid selecteren: n n n
„Volume“ (debiet) „Massa“ (debiet) „Hoeveelheid“ (debiet)
De indeling van bepaalde menu's is hiervan afhankelijk.
27
Instellen
8.4.2.1
Menu "Scherm"
Instellingen Scherm
P
Eenh. hoev.heid ml
P
Eenheid debiet ml/h
P
Demping debiet 30,00 sec.
P
B0228
In het menu „Scherm“ kunt u de eenheden selecteren voor de hoeveelheid en het debiet. Bovendien kunt u de demping van de weergegeven debietwaarden wijzigen (niet van de hoeveel‐ heid) wanneer deze waarden te snel of te langzaam veranderen op het scherm. Hoe groter de instelde integratieconstante in menu-item „Demping debiet“ , hoe groter de demping van de weergegeven debietwaarden.
Niet-metrieke eenheden en de omrekening daarvan Eenheid
Betekenis
Omrekening
1 gal
1 US liquid gallon
= 3,785421 l
1 lb(s)
1 Pound
= 453,59237 g
8.4.2.2
Menu "Telleruitgang"
(bij identcode-kenmerk "Signaaluitgang" "2" en "3")
Instellingen Telleruitg.
P
Telleruitg. Slagterugkop.
P
Open-collector NPN
P
Telleruitg. Puls/frequentie
P
Puls/frequentie Open-collector
P
Open-collector NPN
P
Puls/frequentie Signaaluitgang
P
Eenh. k-factor 1/ml
P
K-factor
P
Puls/frequentie Foutuitgang
P
5000 1/ml
Fout Inschakelen
P
B0495
In het menu „Telleruitgang“ kunt u de telleruitgang instellen als puls/frequentieuitgang voor het doorgeven van het huidige debiet, een foutsignaal of een slagterugkoppeling.
28
Instellen
Puls/frequentie (frequentieuitgang) Als eerste kunt u het type van de uitgang ( „Open-collector“ ) selecteren, zodat dit past bij het aangesloten apparaat (NPN/PNP). In het menu „Signaaluitgang“ kunt u de kfactor instellen waarmee de DulcoFlow® het huidige debiet Q vermenigvuldigt en via de tel‐ leruitgang als frequentie f aan een extern appa‐ raat doorgeeft. f = K * Q, met: Frequentie f in Hz K-factor K in 1/ml of puls/ml Debiet Q in ml/sec Bij het overschrijden van de hier gespecifi‐ ceerde grenswaarden geeft de DulcoFlow® een foutmelding en brandt de status-LED (links) oranje. In het menu „Foutuitgang“ kunt u specificeren of de DulcoFlow® via de telleruitgang een fout‐ signaal aan een extern apparaat doorgeeft. De uitgang werkt dan als een relais in de toestand NO.
Slagterugkoppeling Voor slagterugkoppeling, bijv. aan een ProMi‐ nent doseerpomp, moet net als bij een Flow Control doseerbewaking® de kabel met de tel‐ leruitgang en de bus "Doseerbewaking" van de doseerpomp worden verbonden. Vervolgens moet u in „Kalibratie“ de „Slagterugkop.“ kalibreren; zie hoofdstuk "Kali‐ bratie".
29
Instellen
8.4.2.3
Menu "Stroomuitgang"
(bij identcode-kenmerk "Signaaluitgang" "1", "3" en "4")
Instellingen Stroomuitgang
B0496
P
Stroomuitgang Signaalstroom
P
Stroomuitgang Foutstroom
P
Stroomuitgang Gestuurde pomp
P
Stroombereik 4 - 20 mA
P
Eenheid debiet ml/h
P
0/4 mA waarde 0,68 ml/h
P
20 mA waarde 897,65 ml/h
P
Demping
P
Foutstroom 23 mA
P
30,00 sec.
Foutstroom Inschakelen
P
In het menu „Stroomuitgang“ kunt u de normsignaaluitgang (mA) instellen voor het doorgeven van het huidige debiet, een foutsignaal of een wisselwerking met de regelmodule van een delta® doseer‐ pomp.
In het menu „Signaalstroom“ kunt u specifi‐ ceren hoe de DulcoFlow® via de stroomuitgang het huidige debiet aan een extern apparaat doorgeeft. U kunt hier elk gedrag van het stroomsignaal dat recht evenredig is met het debiet program‐ meren. Daarvoor voert u twee willekeurige punten P1 (4 mA, Q1) en P2 (20 mA, Q2) in (waarbij Q1 het debiet is waarbij de DulcoFlow® 4mA afgeeft); op die manier definieert u een rechte lijn en daarmee het gedrag:
Qmax P2
Q2
P1
Q1
0
4
20
I [mA]
P_DFI_0012_SW
Afb. 13: Grafiek voor debiet Q als stroomsig‐ naal (hier: 4 ... 20 mA)
30
Instellen
Teken een grafiek zoals bovenstaande, met waarden voor P1 (4 mA, Q1) en P2 (20 mA, Q2), resp. P1 (0 mA, Q1) en P2 (20 mA, Q2) om het debiet van de Dulco‐ Flow® naar wens als stroomsignaal af te geven! Bij het overschrijden van de hier gespecifi‐ ceerde grenswaarden geeft de DulcoFlow® een foutmelding en brandt de status-LED (links) oranje.
Bovendien kunt u de demping van de weerge‐ geven debietwaarden wijzigen (niet van de hoeveelheid) wanneer deze waarden te snel of te langzaam veranderen op het scherm. Hoe groter de instelde integratieconstante in menu-item „Demping “ , hoe groter de demping van de weergegeven debietwaarden.
In het menu „Foutuitgang“ kunt u specificeren of de DulcoFlow® via de stroomuitgang een foutsignaal aan een extern apparaat doorgeeft (23/3,6 mA).
Wanneer u het menu „Gestuurde pomp“ selec‐ teert, kan de DulcoFlow® met de regelmodule van een delta® doseerpomp het debiet aan‐ sturen; zie "Aanvullende gebruikershandleiding voor delta® doseerpomp - regelmodule delta®".
31
Instellen
Menu "Gevoeligheid"
8.4.2.4
Instellingen Gevoeligheid
P
Gevoeligheid Normaal
P
B0501
In het menu "Gevoeligheid" kunt u de gevoeligheid van het apparaat voor storingen zoals luchtbellen verlagen. Daarmee wordt echter tegelijkertijd ook de meetnauwkeurigheid kleiner.
Instelling gevoeligheid
Gevoeligheid voor luchtbellen
Meetnauwkeurigheid
Normaal
hoog
hoog
...
...
...
Niveau 4
laag
laag
Menu "Pomptype"
8.4.2.5
Instellingen Pomptype
P
Pomptype Magnetdos.pumpe
P
B0636
In het menu "Pomptype" moet het pomptype worden ingesteld.
Menu "Service"
8.4.2.6
Instellingen Service
P
Servicecode 0000
P
B0229
Het menu "Service" is beschermd met een wachtwoord en is alleen bestemd voor de Serviceafde‐ ling.
8.4.3
Hoofdmenu "Kalibratie" Hoofdmenu Kalibratie
In het menu "Kalibratie" kunt u de debietmeting kalibreren of de slagterugkoppeling instellen.
32
Instellen
Kalibratie "Slagterugkoppe‐ ling" 8.4.3.1.1 Voor "Volume"
8.4.3.1
In dit menu kunt u een toegestane bereik voor het slagvolume V/slag specificeren. Wanneer het slagvolume buiten dit bereik komt, bijv. door een veranderde tegendruk, geeft de Dulco‐ Flow® geen slagterugkoppeling meer aan de doseerpomp en brandt de rechter LED vast rood in plaats van groen. ProMinent doseer‐ pompen, zoals de gamma of de delta®, gaan na een aantal foute slagen (in te stellen op de pomp) over naar de storingstoestand.
33
Instellen
Over gewenste waarde en toleranties
Kalibratie Slagterugkop.
P
B0230
Slagterugkop. Gewenste waarde
P
Slagvol. (gew.) 0,347 ml
P
Slagvol. (gew.) 0,347
Tolerantie Toleranties (%)
P
Toler. onder -010,00 %
P
Toler. boven +020,00 %
ml
P
P
Het toegestane bereik voor het slagvolume V/slag boven de gewenste waarde van het slagvolume V/slag en toleranties in % specificeren: 1.
Ga naar „Kalibratie è Slagterugkop. è Gewenste waarde“ en druk op de toets [P]. ð
2.
Onder menu-item „Vol. (gewenst)“ kunt u de huidige opgeslagen gewenste waarde aflezen.
Start de doseerpomp. ð
De huidige meetwaarde wordt weergegeven.
3.
Draai net zo lang aan de slaginstelknop tot de gewenste waarde wordt weergegeven.
4.
Druk op de toets [P]. ð
De weergegeven meetwaarde wordt als gewenste waarde opgeslagen en het menuitem „Tolerantie Toleranties“ wordt weergegeven.
De gewenste waarde geldt als 100 %. 5.
Stop de doseerpomp.
6.
Druk op de toets [P].
7.
Voer de „Toler. onder“ in met de [pijltoetsen] en druk op de toets [P].
8.
Voer de „Toler. boven“ in met de [pijltoetsen] en druk op de toets [P]. ð
De continuweergave wordt weer weergegeven.
De gewenste waarde kunt u ook, zonder de slaginstelknop te gebruiken en de pomp te laten lopen, direct onder „Slagvol. (gew.)“ met de [pijltoetsen] invoeren.
34
Instellen
Over grenswaarden
Kalibratie Slagterugkop.
P
Slagterugkop. Gewenste waarde
P
Tolerantie Toleranties (%)
P
Tolerantie Grnswrdn.(abs.)
P
Slagvol. (gew.) 0,347 ml
P
Slagvol. (gew.) 0,347
Ondergrens 0,312 ml
P
Bovengrens 0,416 ml
ml
P
P
B0231
Als alternatief kunt u ook onder „Ondergrens“ en „Bovengrens“ de gewenste grenzen voor het toe‐ gestane bereik van het slagvolume invoeren: 1.
Ga naar „Kalibratie è Slagterugkop. è Gewenste waarde“ en druk op de toets [P]. ð
2.
Onder menu-item „Vol. (gewenst)“ kunt u de huidige opgeslagen gewenste waarde aflezen.
Start de doseerpomp. ð
De huidige meetwaarde wordt weergegeven.
3.
Draai net zo lang aan de slaginstelknop tot de gewenste waarde wordt weergegeven.
4.
Druk op de toets [P]. ð
De weergegeven meetwaarde wordt als gewenste waarde opgeslagen en het menuitem „Tolerantie Toleranties“ wordt weergegeven.
De gewenste waarde geldt als 100 %. 5.
Ga met de [pijltoetsen] naar menu-item „Tolerantie Grnswrdn.(abs.)“ en druk op de toets [P].
6.
Draai de slaginstelknop zo ver naar beneden tot de gewenste ondergrens is bereikt en druk op de toets [P].
7.
Voer dit op dezelfde wijze uit voor de bovengrens. ð
8.
De continuweergave wordt weer weergegeven.
Stop de doseerpomp.
35
Instellen
De gewenste waarde kunt u ook, zonder de slaginstelknop te gebruiken en de pomp te laten lopen, direct onder „Slagvol. (gew.)“ met de [pijltoetsen] invoeren.
8.4.3.1.2
Voor "Massa"
In dit menu kunt u het toegestane bereik voor de massa per slag m/slag specificeren. Wan‐ neer de slagmassa buiten dit bereik komt, bijv. door een veranderde tegendruk, geeft de Dul‐ coFlow® geen slagterugkoppeling meer aan de doseerpomp en brandt de rechter LED vast rood in plaats van groen. ProMinent doseer‐ pompen, zoals de gamma of de delta®, gaan na een aantal foute slagen (in te stellen op de pomp) over naar de storingstoestand.
36
Instellen
Over gewenste waarde en toleranties
Kalibratie Slagterugkop.
P
B0232
Slagterugkop. Gewenste waarde
P
Slagmas. (gew.) 0,347 g
P
Slagmas. (gew.) 0,347 g
P
Tolerantie Toleranties (%)
P
Toler. onder -010.00 %
P
Toler. boven +020.00 %
P
Het toegestane bereik voor de slagmassa m/slag via de gewenste waarde van de slagmassa m/slag en de toleranties in % specificeren: 1.
Ga naar „Kalibratie è Slagterugkop. è Gewenste waarde“ en druk op de toets [P]. ð
2.
Onder menu-item „Slagmas. (gew.)“ kunt u de huidige opgeslagen gewenste waarde aflezen.
Start de doseerpomp. ð
De huidige meetwaarde wordt weergegeven.
3.
Draai net zo lang aan de slaginstelknop tot de gewenste waarde wordt weergegeven.
4.
Druk op de toets [P]. ð
De weergegeven meetwaarde wordt als gewenste waarde opgeslagen en het menuitem „Tolerantie Toleranties“ wordt weergegeven.
De gewenste waarde geldt als 100 %. 5.
Druk op de toets [P].
6.
Voer de „Toler. onder“ in met de [pijltoetsen] en druk op de toets [P].
7.
Voer de „Toler. boven“ in met de [pijltoetsen] en druk op de toets [P]. ð
8.
De continuweergave wordt weer weergegeven.
Stop de doseerpomp.
De gewenste waarde kunt u ook, zonder de slaginstelknop te gebruiken en de pomp te laten lopen, direct onder „Slagmas. (gew.)“ met de [pijltoetsen] invoeren.
37
Instellen
Over grenswaarden
Kalibratie Slagterugkop.
P
Slagterugkop. Gewenste waarde
P
Tolerantie Toleranties (%)
P
Tolerantie Grnswrdn.(abs.)
P
Slagmas. (gew.) 0,347 g
P
Slagmas. (gew.) 0,347 g
P
Ondergrens 0,312 g
P
Bovengrens 0,416 g
P
B0233
Als alternatief kunt u ook onder „Ondergrens“ en „Bovengrens“ de gewenste grenzen voor het toe‐ gestane bereik van de slagmassa invoeren: 1.
Ga naar „Kalibratie è Slagterugkop. è Gewenste waarde“ en druk op de toets [P]. ð
2.
Onder menu-item „Slagmas. (gew.)“ kunt u de huidige opgeslagen gewenste waarde aflezen.
Start de doseerpomp. ð
De huidige meetwaarde wordt weergegeven.
3.
Draai net zo lang aan de slaginstelknop tot de gewenste waarde wordt weergegeven.
4.
Druk op de toets [P]. ð
De weergegeven meetwaarde wordt als gewenste waarde opgeslagen en het menuitem „Tolerantie Toleranties“ wordt weergegeven.
De gewenste waarde geldt als 100 %. 5.
Ga met de [pijltoetsen] naar menu-item „Tolerantie Grnswrdn.(abs.)“ en druk op de toets [P].
6.
Draai de slaginstelknop zo ver naar beneden tot de gewenste ondergrens is bereikt en druk op de toets [P].
7.
Voer dit op dezelfde wijze uit voor de bovengrens. ð
8.
38
De continuweergave wordt weer weergegeven.
Stop de doseerpomp.
Instellen
De gewenste waarde kunt u ook, zonder de slaginstelknop te gebruiken en de pomp te laten lopen, direct onder „Slagmas. (gew.)“ met de [pijltoetsen] invoeren.
8.4.3.2
Kalibratie "Hoeveelheid"
Kalibreer het debiet van de hoeveelheid alleen wanneer de weergegeven waarden niet de verwachte nauwkeurigheid bereiken
Schakel onder de optie "Uitgang voor gestuurde pomp" de besturing uit.
39
Instellen
Via invoer
8.4.3.2.1
Kalibratie Slagterugkop.
Kalibratie Hoeveelheid
P
Hoeveelheid Invoer
P
Corr. factor 101,23 %
P
B0244
Wanneer u de nieuwe correctiefactor in % weet, kunt u deze hier direct invoeren. De correctiefactor verkrijgt u door de door uzelf gemeten waarde te delen door de weergegeven waarde en het resultaat met 100 te vermenigvuldigen. 1.
Ga naar „Kalibratie è Slagterugkop“.
2.
Ga met de [pijltoetsen] naar menu-item „Kalibratie Hoeveelheid“ en druk 2 x op de toets [P].
3.
Voer met de [pijltoetsen] de „Corr. factor“ in en druk op de toets [P]. ð
De continuweergave wordt weer weergegeven.
8.4.3.2.2
Via meetwaarden
VOORZICHTIG! Gevaar bij gevaarlijke doseermedia Bij het opvolgen van de volgende hande‐ lingsaanwijzingen is contact met het doseermedium mogelijk. –
–
Neem veiligheidsmaatregelen voor het uitvoeren van de volgende hande‐ lingsaanwijzingen wanneer het doseermedium gevaarlijk is. Houdt u zich aan de veiligheidsinfor‐ matiebladen van het doseermedium.
Afhankelijk van de geselecteerde meetgroot‐ heid wordt een kalibratiemenu weergegeven voor: n n
40
Volume Massa
Instellen
Volume
Kalibratie Slagterugkop.
Kalibratie Hoeveelheid
B0226
P
Hoeveelheid Invoer
P
Hoeveelheid Meetwaarden
P
Vol. (werkel.) 54,72 ml
P
Vol. (gewenst) 52,13
Corr. factor 95,27 %
ml
P
P
41
Instellen
Voorwaarden: n n
1 kalibratiebuis die nauwkeurig genoeg kan worden afgelezen De zuigleiding van de doseerpomp is zonder bellen in de kalibratiebuis gevoerd.
1.
Noteer het vloeistofpeil in de kalibratiebuis.
2.
Ga met de [pijltoetsen] van menu-item „Kalibratie Slagterugkop.“ naar menu-item „Kalibratie Hoeveelheid“ en druk op de toets [P]. ð
3.
Ga met de [pijltoetsen] van menu-item „Hoeveelheid Invoer“ naar menu-item „Hoeveelheid Meetwaarden“ en druk op de toets [P]. ð
4.
Het menu-item „Hoeveelheid Invoer“ wordt weergegeven.
Het menu-item „Vol. (werkel.)“ wordt weergegeven.
Start de doseerpomp.
Kies het aantal slagen zodanig dat de afleesfout bij de kalibratiebuis (helft van het kleinste afleesbare volume gedeeld door het gedoseerde totaalvolume) kleiner wordt dan de meetfout van de DulcoFlow® 5.
Stop de doseerpomp.
6.
Noteer het vloeistofpeil in de kalibratiebuis en bouw de verschilwaarde op.
7.
Druk op de toets [P]. ð
8.
Maak met de [pijltoetsen] de waarde in menu-item „Vol. (gewenst)“ gelijk aan de verschil‐ waarde en druk op de toets [P]. ð
9.
Het menu-item „Vol. (gewenst)“ wordt weergegeven.
Het menu-item „Corr. factor“ wordt weergegeven. Daarin kunt u de berekende correc‐ tiefactor aflezen.
Druk op de toets [P], waardoor u teruggaat naar de continuweergave.
U kunt de correctiefactor ook zelf uitrekenen en deze direct onder „Invoer“ - „Corr. factor“ invoeren.
42
Instellen
Massa
Kalibratie Slagterugkop.
Kalibratie Hoeveelheid
B0227
P
Hoeveelheid Invoer
P
Hoeveelheid Meetwaarden
P
Massa (werkel.) 54,72 g
P
Mas. (gewenst) 52,13 g
P
Corr. factor 95,27 %
P
43
Instellen
Voorwaarden: n n n
1 weegschaal die nauwkeurig genoeg kan worden afgelezen 1 vat met doseermedium De zuigleiding van de doseerpomp is zonder bellen in het vat gevoerd.
1.
Tarreer de weegschaal (op nul zetten).
2.
Ga met de [pijltoetsen] van menu-item „Kalibratie Slagterugkop.“ naar menu-item „Kalibratie Hoeveelheid“ en druk op de toets [P]. ð
3.
Ga met de [pijltoetsen] van menu-item „Hoeveelheid Invoer“ naar menu-item „Hoeveelheid Meetwaarden“ en druk op de toets [P]. ð
4.
Het menu-item „Hoeveelheid Invoer“ wordt weergegeven.
Het menu-item „Massa (werkel.)“ wordt weergegeven.
Start de doseerpomp.
Kies het aantal slagen zodanig dat de afleesfout op de weegschaal (helft van de kleinste afleesbare massa gedeeld door de gedoseerde totaalmassa) kleiner wordt dan de meet‐ fout van de DulcoFlow® 5.
Stop de doseerpomp.
6.
Lees het gewicht af op de weegschaal.
7.
Druk op de toets [P]. ð
8.
Maak met de [pijltoetsen] de waarde in menu-item „Mas. (gewenst)“ gelijk aan het afgelezen gewicht en druk op de toets [P]. ð
9.
Het menu-item „Mas. (gewenst)“ wordt weergegeven.
Het menu-item „Corr. factor“ wordt weergegeven. Daarin kunt u de berekende correc‐ tiefactor aflezen.
Druk op de toets [P], waardoor u teruggaat naar de continuweergave.
U kunt de correctiefactor ook zelf uitrekenen en deze direct onder „Invoer“ - „Corr. factor“ invoeren.
8.4.4
Hoofdmenu "Op nul zetten" Hoofdmenu Op nul zetten
44
In het hoofdmenu "Op nul zetten"kunt u de totale hoeveelheid en het aantal slagen die in de continuweergaven worden weergegeven onafhankelijk van elkaar op nul zetten.
Instellen
Wanneer u de pijltoetsen tegelijkertijd indrukt, worden de totale hoeveelheid en het aantal slagen beide op nul gezet. Door de toetsen [ i ] en [P] tegelijkertijd 10 sec. ingedrukt houden, kunt u het apparaat terugzetten op de fabrieksinstellingen; zie "Fabrieksinstellingen" aan het einde van de handleiding.
8.4.5
Hoofdmenu "Info" Hoofdmenu Info
In het hoofdmenu "Info" kunt u de volgende informatie aflezen:
Afkorting
Betekenis
ID
Identcode
SN
Serienummer
HW
Hardware-versie
SW
Firmware-versie
BL
Bootloader-versie
8.4.6
Hoofdmenu "Taal" Hoofdmenu Taal
In het hoofdmenu "Taal" kunt u van taal veran‐ deren.
45
In bedrijf nemen
9
In bedrijf nemen
1.
Sluit het apparaat hydraulisch aan op de totale installatie.
2.
Sluit de signaalleidingen van het appa‐ raat aan.
3.
Sluit het apparaat aan op de netspan‐ ning.
4.
Wijzig of configureer eventueel de: n n n
n n n
6.
Bevestig de fout „Gasbellen“ met de toets [P].
7.
Laat de doseerpomp werken.
8.
Indien gebruikt als doseerbewaking: Controleer of de slagterugkoppelingen door de pomp worden ontvangen. Wanneer dat niet het geval is, volgt u de desbetreffende aanwijzingen die volgen na de tips. Controleer of de weergegeven waarden plausibel zijn.
Wanneer het frequentiesignaal en/of het stroomsignaal van het apparaat worden gebruikt, controleert u of deze signalen op de verwachte wijze werken. Wanneer dat niet het geval is, volgt u de desbetreffende aanwijzingen die volgen na de tips.
„Hoofdmenu "Taal"“ op pagina 45 het „Pomptype“ - zie Ä Hoofd‐ stuk 8.4.2.5 „Menu "Pomp‐ type"“ op pagina 32 de meetgrootheid in "Massa" en de dichtheid van het doseermedium; zie Ä Hoofdstuk 8.4 „Naar Instel‐ modus gaan“ op pagina 27 de eenheden; zie Ä Hoofd‐ stuk 8.4.2.1 „Menu "Scherm"“ op pagina 28 de stroomuitgang; zie Ä Hoofd‐ stuk 8.4.2.3 „Menu "Stroomuit‐ gang"“ op pagina 30 de telleruitgang; zie Ä Hoofd‐ stuk 8.4.2.2 „Menu "Telleruit‐ gang"“ op pagina 28
Laat de doseerpomp aanzuigen en de installatie ontluchten door tegelijkertijd op beide [pijltoetsen] op de bedienings‐ console van de pomp te drukken.
46
10.
de „taal“ - zie Ä Hoofdstuk 8.4.6
5.
9.
Wanneer dat niet het geval is, volgt u de desbetreffende aanwijzingen die volgen na de tips.
Wanneer de doseerpomp bij de inbedrijf‐ name overgaat op de storingstoestand, drukt u op de toets [P] om de fout te bevestigen.
Bij gebruik van de delta® doseerpomp stelt u "Dosering" - "Instellingen (persslag)" in op "snel".
Werking als doseerbewaking 1.
Stel in „Instellingen è de Telleruitgang“ in op „Slagterugkop.“ .
2.
Configureer in het menu „Kalibratie“ de „Slagterugkop.“ ; zie Ä Hoofd‐
stuk 8.4.3.1 „Kalibratie "Slagterugkoppe‐ ling"“ op pagina 33
In bedrijf nemen
Werking als debietmeter 1.
Kalibreer in het menu „Kalibratie“ de „Hoeveelheid“ ; zie Ä Hoofdstuk 8.4.3.2
„Kalibratie "Hoeveelheid"“ op pagina 39 2.
Controleer of de weergegeven waarden plausibel zijn.
(bij identcode-kenmerk "Signaaluitgang" "2" en "3") 1.
Specificeer onder „Instellingen è Telleruitgang è Puls/frequentie è Foutuitgang“ de gewenste foutge‐ beurtenis.
2.
Roep de gewenste fout op en controleer of alles werkt zoals verwacht.
Functie "Debietwaarde Q doorgeven" (voor identcode-kenmerk "Signaaluitgang" "1") 1.
Specificeer onder „Instellingen è Stroomuitgang è Signaalstroom“ de gewenste waarden; zie Ä Hoofd‐
stuk 8.4.2.3 „Menu "Stroomuit‐ gang"“ op pagina 30. 2.
Controleer of de weergegeven waarden plausibel zijn.
(voor identcode-kenmerk "Signaaluitgang" "4") 1.
Stel onder „Instellingen è Stroomuitgang“ de stroomuitgang in op „Gestuurde pomp“ .
2.
Configureer aan de hand van de Aan‐ vullende gebruikershandleiding de regelmodule van de delta® en controleer of alles werkt zoals verwacht.
(voor identcode-kenmerk "Signaaluitgang" "2") 1.
Specificeer onder „Instellingen è Telleruitgang è Puls/frequentie è Signaaluitgang“ de gewenste waarden; zie Ä Hoofdstuk 8.4.2.2
„Menu "Telleruitgang"“ op pagina 28. 2.
Controleer of de weergegeven waarden plausibel zijn.
Functie "Foutsignaal doorgeven" (bij identcode-kenmerk "Signaaluitgang" "1" en "3") 1.
Specificeer onder „Instellingen è Stroomuitgang è Foutstroom“ de gewenste foutgebeurtenis en de „Foutstroom“ .
2.
Roep de gewenste fout op en controleer of alles werkt zoals verwacht.
47
Onderhoud, reparatie en verwijdering
10
Onderhoud, reparatie en verwijdering WAARSCHUWING!
Gevaar door chemicaliënresten Na gebruik bevinden er zich doorgaans nog chemicaliënresten in de kalibratiebuis en op de behuizing. Deze chemicaliën‐ resten kunnen voor mensen gevaarlijk zijn. –
–
48
Voorafgaand aan verzending of ver‐ voer moeten absoluut de veiligheids‐ instructies voor opslag, transport en uitpakken worden opgevolgd. Reinig de kalibratiebuis en de behui‐ zing en verwijder daarbij grondig alle chemicaliën en vuil. Houd u aan het Veiligheidsinformatieblad van het doseermedium.
Onderhoud, reparatie en verwijdering
10.1 Interval regelmatig
Onderhoud Onderhoudswerkzaamheid Controleer of de juiste debietwaarde wordt weergegeven. Wanneer dat niet het geval is, kalibreert u het debiet opnieuw; zie hoofdstuk "Kalibratie". Wanneer slagterugkoppeling wordt gebruikt: Stel bij lopende doseerpomp de slaglengte in op net boven de geprogrammeerde bovengrens; de debietindicator op de pomp mag niet meer knipperen. Stel bij lopende doseerpomp de slaglengte in op net onder de geprogram‐ meerde ondergrens; de debietindicator op de pomp mag niet meer knipperen. Wanneer dat niet het geval is, moet u de DulcoFlow® eventueel opnieuw confi‐ gureren; zie Ä Hoofdstuk 8.4.3.1 „Kalibratie "Slagterugkoppeling"“ op pagina 33 Wanneer slagterugkoppeling wordt gebruikt: Controleer of de slagterugkoppe‐ lings-LED (rechts op het apparaat) in takt met de slag brandt. Wanneer dat niet het geval is, moet u de oorzaak opsporen en wegnemen. Controleer of er doseermedium ontsnapt. Veeg indien nodig het apparaat voorzichtig af met een zachte doek met zeepsop.
10.2
Reparatie
10.3
Alleen ProMinent en door ProMinent gemach‐ tigde Serviceafdelingen mogen de DulcoFlow® debietmeter repareren.
Verwijdering VOORZICHTIG!
Gevaar voor het milieu door elektronisch afval In het apparaat bevinden zich elektroni‐ sche componenten die een giftig effect op het milieu kunnen hebben. – –
Scheid de elektronische onderdelen van de overige onderdelen. Houd u aan de geldende plaatselijke voorschriften!
49
Functiestoringen verhelpen
11
Functiestoringen verhelpen WAARSCHUWING!
Waarschuwing voor gevaarlijk of onbe‐ kend doseermedium Indien er een gevaarlijk of onbekend doseermedium is gebruikt: tijdens werk‐ zaamheden aan de hydraulische onder‐ delen kan er medium ontsnappen. –
–
50
Neem voordat u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert de juiste veilig‐ heidsmaatregelen (bijv. veiligheidsbril, veiligheidshandschoenen, enz.). Houd u aan het Veiligheidsinformatie‐ blad van het doseermedium. Leeg en spoel de doseereenheid van de pomp voordat u daar werkzaam‐ heden aan uitvoert.
Functiestoringen verhelpen
11.1
Fouten DulcoFlow®
Storingen met foutmelding Bij een storing brandt de status-LED (links) rood. Foutbeschrijving Oorzaak
Verhelpen
Bellen ontdekt
Voorkom bellen of deeltjes in het doseermedium.
Er zijn te veel of te grote bellen of deeltjes in het doseermedium.
Waarschuwingen met foutmelding Bij een waarschuwing brandt de status-LED (links) oranje. Foutbeschrij‐ ving
Oorzaak
Verhelpen
Q(Hz) > Qmax De debietwaarde Q heeft de gespecifi‐ ceerde bovengrens bij de telleruitgang overschreden.
Spoor de oorzaak op in de installatie of de DulcoFlow® en neem deze weg.
Q(Hz) < 0
De debietwaarde Q heeft de gespecifi‐ ceerde ondergrens bij de telleruitgang onderschreden.
Spoor de oorzaak op in de installatie of de DulcoFlow® en neem deze weg.
Q(mA) > Qmax
De debietwaarde Q heeft de gespecifi‐ ceerde bovengrens bij de telleruitgang overschreden.
Spoor de oorzaak op in de installatie of de DulcoFlow® en neem deze weg.
Q(mA) < Qmin De debietwaarde Q heeft de gespecifi‐ ceerde ondergrens bij de telleruitgang onderschreden.
Spoor de oorzaak op in de installatie of de DulcoFlow® en neem deze weg.
LED-signalen Voor meer informatie over LED-signalen, zie hoofdstuk "Instellen"
51
Functiestoringen verhelpen
11.2
Fouten van de pomp in samenhang met de DulcoFlow®
Wanneer u de pomp na één van de volgende fouten weer in bedrijfstoestand wilt terugbrengen, drukt u op de toets [P]. Bij een storing brandt een LED rood en knippert de debietindicator. Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
De pomp stopt bij het aanzuigen.
Door lucht in de dosee‐ reenheid heeft de Dulco‐ Flow® geen bevestigings‐ pulsen afgegeven.
Haal tijdens het aanzuigen de kabel naar de DulcoFlow® los, waardoor tijdelijk de functie "Debiet" wordt uitgeschakeld.
De pomp stopt bij het instellen van de DulcoFlow®.
De DulcoFlow® heeft te weinig opeenvolgende bevestigingspulsen afge‐ geven.
Druk op de toets [P].
De pomp stopt tij‐ dens het in bedrijf zijn.
Er bevindt zich gas in de doseereenheid (uitgassend doseermedium).
n n n n
Er bevindt zich gas in de doseereenheid (de doseer‐ tank is leeg).
n n n n
52
Er bevindt zich gas in de doseerkop (lekkage op de route tussen doseertank en DulcoFlow®).
n n
Verstopping tussen de Dul‐ coFlow® en de doseertank
n n
n n
Haal de kabel naar de DulcoFlow® los van de pomp. Ontlucht de doseereenheid. Steek de kabel naar de DulcoFlow® in de bus op de pomp. Verhoog in het menu van de pomp het aantal bevestigingspulsen. Vul de doseertank bij. Haal de kabel naar de DulcoFlow® los van de pomp. Ontlucht de doseereenheid. Steek de kabel naar de DulcoFlow® in de bus op de pomp. Verhelp de lekkage. Haal de kabel naar de DulcoFlow® los van de pomp. Ontlucht de doseereenheid. Steek de kabel naar de DulcoFlow® in de bus op de pomp. Verwijder de verstopping. Haal de kabel naar de DulcoFlow® los van de pomp.
Functiestoringen verhelpen
Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen n n
11.3
Ontlucht de doseereenheid. Steek de kabel naar de DulcoFlow® in de bus op de pomp.
Er is aan de slaginstelknop gedraaid;
zie de Gebruikershandleiding van de doseer‐ pomp
Het doseermedium heeft een te hoge viscositeit;
zie de Gebruikershandleiding van de doseer‐ pomp
Alle andere storingen
Bij alle andere storingen: neem contact op met uw serviceafdeling of met uw ProMinent-vestiging.
53
Technische gegevens
12
Technische gegevens
Capaciteitsgegevens Informatie
Waarde Eenheid
Kleinst meetbare slagvolume, pulserend, ca.
0,03 ml/slag
Grootst meetbare slagvolume, pulserend, ca.
10,00 ml/slag
Nauwkeurigheid bij min. 100 slagen:
±2 %*
* op basis van de gemeten waarde
Elektrische gegevens Informatie Slagterugkoppeling, uitgang**: Frequentieuitgang**: Max. belasting stroomuitgang: Beschermingsgraad: Voedingsspanning: Opgenomen vermogen Netfrequentie:
Waarde Eenheid 1 Contact/slag 0 ... 10.000 Hz 400 Ω IP 65 100 - 230 V AC 5 W 50/60 Hz
** Open-collector. Rechthoekpulsen; puls: pauze = 1 : 1. Bij frequenties onder 10 Hz: De pulslengte ligt vast op 20 ms en de pulsafstand varieert met het uit‐ gevoerde signaal.
Vereisten medium Materiaalcompatibiliteit bij: PVDF, dichtingsmateriaal Informatie
Waarde Eenheid
Mediumdruk:
1,5 - 16 bar
Mediumtemperatuur: Geluidssnelheid:
54
-10 - +45 °C 1000 ... 2500 m/sec.
Technische gegevens
Omgevingsvoorwaarden Informatie
Waarde Eenheid
Min. opslag- en transporttemperatuur
-10 °C
Max. opslag- en transporttemperatuur
+50 °C
Min. omgevingstemperatuur bij werking
-10 °C
Max. omgevingstemperatuur bij werking
+50 °C
Max. luchtvochtigheid*
95 % rel. vochtig‐ heid
* zonder condensvorming
Materialen Component
Materiaal
Kalibratiebuis
PVDF
Dichtingen, hydraulisch;
zie "identcode"
Behuizing
PPE+GF20
Schroeven etc.
A2
Elektronica
Elektronische componenten
Nominale diameters slangaansluiting; zie "identcode"
55
Technische gegevens
Compatibiliteit met debietmeting Type
Pompen
05
Beta, gamma/ L: 1000 - 0413/0713 gamma/ X: 1000 - 0414/0715 (behalve 0220) delta: 1608 - 1612
08
Beta, gamma/ L: 1005/1605 - 0420 gamma/ X: 1604 - 0224 delta: 1020 - 0450 Sigma/ 1
56
Maatschets
13
Maatschets 121 107
121.6 35.5
18
183.6
160.5
10
M20x1,5
91.9
80.4
5.4
P_DFI_0003 Afb. 14: Maatschets DulcoFlow®; maten in mm
57
Fabrieksinstellingen
14
Fabrieksinstellingen
Fabrieksinstellingen DulcoFlow® DFMa Parameters
Waarde
Instellingen
Parameters
Waarde
Slagvolume
1 ml
Plus-tolerantie
100 %
Meetgrootheid
Volume
Min-tolerantie
-100 %
Eenheid van dicht‐ heid
g/ml
Bovengrens
2 ml
Dichtheid
1.0
Ondergrens
0 ml
Eenh. van hoeveel‐ heid
ml
Taal
Duits
Eenheid van debiet
l/h
Demping debiet
10,00 sec
Telleruitgang
Slagterugkoppeling
Eenheid k-factor
1/ml
K-factor
1000
Foutuitgang
uit
Open-collector
NPN
Stroomuitgang
4 - 20 mA
Eenheid van debiet
ml/h
0/4 mA waarde
0
20 mA waarde
1000
Foutstroom
uit
Gevoeligheid
Normaal
Pomptype
Magneetdoseerpomp
Demping stroomuit‐ gang
10,00 sec
Pomptype
Magneetdoseerpomp
Kalibratie Correctiefactor
58
100 %
EG-conformiteitsverklaring
15
EG-conformiteitsverklaring
Volgens RICHTLIJN 2006/42/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD, bijlage I, FUNDAMENTELE VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSEISEN, hoofdstuk 1.7.4.2. C. Hiermee verklaren wij, n n n
ProMinent Dosiertechnik GmbH Im Schuhmachergewann 5 - 11 D - 69123 Heidelberg,
dat het hieronder genoemde product op basis van het ontwerp en de constructie en in de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de relevante fundamentele veiligheids- en gezond‐ heidseisen van de EG-richtlijn. Deze verklaring verliest haar geldigheid wanneer er aanpassingen aan het product worden uitgevoerd die niet met ons zijn afgestemd.
Samenvatting uit de EG-conformiteitsverklaring Benaming van het product:
Ultrasone debietmeter DulcoFlow
Producttype:
DFMa...
Serienr.:
zie typeplaatje op het apparaat
Relevante EG-richtlijnen:
Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG EMC-richtlijn (2004/108/EG)
Toegepaste geharmoni‐ seerde normen, met name:
EN 60335-1, EN 61010-1
Datum:
28-1-2013
EN 55011, EN 61000-6-1/2/3/4, EN 61326-1
U kunt de EG-conformiteitsverklaring downloaden op de homepage.
59
Decontaminatieverklaring
16
60
Decontaminatieverklaring
Index
17
Index
A
Aanduiding van veiligheidsaanwij‐ zingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Aansluitgegevens . . . . . . . . . . . . . 18 Aanvullende aanwijzingen . . . . . . . . 2
B
Basisweergave . . . . . . . . . . . . . . . 25 Bedieningsconsole . . . . . . . . . . . . 22 Bedieningsmenu . . . . . . . . . . . . . . 26 Bedieningstoetsen . . . . . . . . . . . . 22 Bedrijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Benaming van het product . . . . . . 59 Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . 8 BL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
G
Gasbellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Gestuurde pomp . . . . . . . . . . . 21, 30 Gevoeligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Grafiek voor debiet . . . . . . . . . . . . 30 Grenswaarden . . . . . . . . . . . . 35, 38
H
Hoofdmenu . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 HW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Hydraulische omgeving . . . . . . . . . 16
I
Capaciteit kabel Ck . . . . . . . . . 18, 20 Capaciteitsgegevens . . . . . . . . . . . 54 Collectorweerstand Rc . . . . . . 18, 20 Compatibiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . 56 Controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Correctiefactor . . . . . . . . . 40, 41, 43
ID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Identcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 In bedrijf nemen . . . . . . . . . . . . . . 46 Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Instelmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Instructies voor noodgevallen . . . . 10 Invoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
D
K
C
Debiet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 21 Decontaminatieverklaring . . . . . . . 60 Demping . . . . . . . . . . . . . . . . . 28, 30 Dichtheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Doorstromingsmeter . . . . . . . . . . . 47 Doseerbewaking . . . . . . . . 17, 29, 46 Draad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
E
Eenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Elektrisch aansluitschema . . . . . . . 18 Elektrische gegevens . . . . . . . . . . 54
F
Flankhellingshoek . . . . . . . . . . . . . 20 Foutsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Foutuitgang . . . . . . . . . . . . . . . 29, 30 Frequentieuitgang . . . . . . . . . . 18, 29 Functieomschrijving . . . . . . . . . . . 13 Functiestoringen verhelpen . . . . . . 50
Kalibratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Kwalificatie personeel . . . . . . . . . . 10
L
LCD-scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 LED's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
M
Maatschets . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Massa . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 36, 43 Massadebiet . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Materialen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Max. kabellengte . . . . . . . . 17, 20, 21 Medium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Meetwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . 40 Menuoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . 26 Minimale waarde collectorweer‐ stand Rc . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
N
Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . . . . 10 61
Index
Normsignaaluitgang (mA) . . . . 17, 21 NPN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
O
Omgevingsvoorwaarden . . . . . . . . 55 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Op nul zetten . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Open-collector-uitgang . . . . . . . . . 18 Opslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Over dit product . . . . . . . . . . . . . . . 7 Overzicht van het apparaat . . . . . . 12
P
Storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 21 Stroomuitgang . . . . . . . . . . 17, 21, 30 SW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
T
Taal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Technische gegevens . . . . . . . . . . 54 Telleruitgang . . . . . . . . . . . 17, 21, 28 Toegepaste geharmoniseerde normen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 Toleranties . . . . . . . . . . . . . . . 34, 37 Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . 11
PNP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Pomptype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Pull-up weerstand . . . . . . . . . . 19, 20 Puls/frequentieuitgang . . . . . . . . . 29
U
R
Veiligheid, hoofdstuk . . . . . . . . . . . . 8 Vereisten medium . . . . . . . . . . . . . 54 Verwijdering . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Volume . . . . . . . . . . . . 27, 33, 39, 41 Volumedebiet . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Relevante EG-richtlijnen . . . . . . . . 59 Reparatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
S
Serienummer: . . . . . . . . . . . . . . . . 59 Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Setpoint . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 37 Slagterugkoppeling . . . . . . 17, 29, 33 SN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
62
Uitgang voor gestuurde pomp . . . . 21
V
W
Waarschuwingsteken . . . . . . . . . . . 8 Weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Weergavegrootheden controleren . 25
63
ProMinent GmbH Im Schuhmachergewann 5-11 69123 Heidelberg Germany Telefoon: +49 6221 842-0 Telefax: +49 6221 842-612 E-mail:
[email protected] Internet: www.prominent.com 985223, 7, nl_NL
© 2010