Bomenroute Zeelst.
Hollandse linde
U staat met de rug naar de kerk bij/onder een prachtige - Hollandse Linde (De Wilhelminaboom). Lindebomen worden soms aangeplant als gedenkboom bij geboorte of jubileum. Bij het planten krijgt dan de boom de naam van de geëerde persoon, in dit geval Wilhelminaboom. Bij het planten in 1898 is er tussen de wortels een koker begraven met gegevens van dat moment. Als u in juli hier bent ,ruikt u de geurige bloemen. De bladeren zijn heldergroen en onbehaard. Vaak zijn ze bedekt met een glimmende soort hars of honingdauw, uitgezweet door bladluizen die in groten getale aanwezig kunnen zijn op deze boom. Een goed kenmerk van deze boom zijn de loten onder aan de voet van de stam, die dichte bulten kunnen veroorzaken. De bladeren op deze loten kunnen groot zijn. Hij vertoont geen herfstkleuren. U gaat rechts en eerste straat weer rechts ( route 10 knooppunt 39) Bij huisnr. 34 staat een monumentale
- Plataan van minimaal 100 jaar. De populaire naam is zomerkerstboom vanwege de bolvormige vruchthoofdjes die lang aan de boom blijven hangen tot zelfs in het voorjaar. Het woord plataan is afgeleid van het Griekse platys wat plat of breed betekent en te maken heeft met de afgeplatte, brede kroon van de boom. In de Griekse mythologie is de plataan gewijd aan Artemis, godin van de wilde natuur en de jacht.
Oude plataan
U volgt de weg, bij huisnr. 65 ziet u een
- (echte) Tulpenboom. De vorm van het blad is net een tulp! De boom is bladverliezend. De schors levert een stimulerend middel voor het hart. De hoogte van de boom varieert van 45-58 meter. Het duurt wel 25 jaar voor de boom gaat bloeien. De bloemen ontluiken in juni en juli en zijn bleekgeel. De bladeren kleuren in de herfst prachtig van oranje tot heldergeel.
Bladeren tulpenboom
U loopt door tot huisnr. 84. U staat voor het huis met - 3 Japanse Pagodebomen. De bodhiboom of banyan (Ficus religiosa) is een plant uit de moerbeifamilie (Moraceae). Het is een heilige boom voor boeddhisten. De beroemdste bodhiboom staat in India in het plaatsje Bodhgaya in de provincie Bihar. Onder deze boom bereikte Gautama Boeddha, de stichter van het boeddhisme “bodhi”(opperste kennis, verlichting, ontwaking)
Bij huisnr. 114 staan oude
- Atlasceders. De Blauwe Atlasceder, oorspronkelijk uit Marokko, wordt vaak als sierboom in parken en tuinen aangeplant. De naalden zijn blauw/groen. De vrouwelijke bloemen ontwikkelen zich tot groene cilindervormige kegels met platte toppen van ± 8 cm lang en 3,5 cm breed. Bij rijpheid donkerbruin en houtachtig.
U loopt terug, waarbij u een mooie laan ( De Gaffel) passeert met - Paardenkastanje ook wilde kastanje genoemd. Deze wordt vaak aangeplant als schaduwboom in parken en lanen. De vrucht heeft harde stekels die in oktober splijten waarbij 1 of 2 bruine kastanjes tevoorschijn komen. De vrucht kan niet gegeten worden. De Paardenkastanje bloeit met rode of witte bloemen. Bladeren gewoonlijk met 7 soms met 5 blaadjes zonder steel. De schors is donker roodachtig of grijsachtig bruin, in grote platen barstend. De paardenkastanje werd vaak als medicijn voor paarden gebruikt. Vandaar zijn Nederlandse naam. Na de benzinepomp gaat u links en eerste straat weer links, Borghoutspark in. Op de hoek hiervan ziet u een - Gewone es. Deze inheemse boom is een belangrijke houtproducent. Het lichtgekleurde hout is sterk, slijtvast en geschikt voor het maken van meubels en in de bouw. De bladeren hebben gewoonlijk 9-11 blaadjes, verkleurend tot helder geel in de herfst. De vruchten hebben vleugels van ±4 cm lengte met licht ingesneden top en een klein stekeltje, bruin kleurend in oktober en enige tijd aan de boom blijvend nadat het blad is afgevallen. Bij huisnr. 4 ziet u achter in de tuin een grote - Plataan. Een bladverliezende boom. De bladeren kunnen sterk variëren, zelfs op éénzelfde boom, met diepere lobben, meer tanden of van verschillende grootte. Zij verkleuren tot geel en oranje in de herfst. Schors kenmerkend, loslatend in schilfers, waarbij lichtere onderlagen vrijkomen, zodat een gevlekt geheel ontstaat. Tegenover huisnr. 10, huisnr. 9 (is moeilijk te zien) staat een
- Japanse Notenboom (Ginkgo biloba). Deze boom is in 1730 in Nederland, vanuit China, ingevoerd. Het blad is waaiervormig en weinig gelobd, verkleurend tot geel in de herfst en dan afvallend. Uit de bloemen van de vrouwelijke boom groeien eetbare noten. Als het vlezige deel hiervan verrot, krijgt de noot een onaangename geur en wordt slijmachtig. De schors is bruin en kurkachtig. De Ginkgo biloba is de enige vertegenwoordiger van een plantentype dat wijd verspreid was in de prehistorische tijden. Inheems in China maar aangeplant in tuinen, straten en parken in alle landen met een gematigd klimaat.
Japanse notenboom of ginkgo biloba
- Rode kastanje. De (bastaard)paardenkastanje wordt vaak in parken en lanen aangeplant als schaduwboom. De rode bloemen ontluiken in mei in trossen. De vruchten zijn kleiner dan de vruchten van de witte paardenkastanje en zonder stekels. Bij het splijten in oktober komen er 2-3 bruine noten vrij. De bladeren zijn donkergroen en vaak gerimpeld met 5, soms 7 bijna zittende blaadjes. Voorbij nr. 18 staan - 3 Amerikaans eiken. Deze bladverliezende boom is de beste groeier van de uit Noord-Amerika geïmporteerde eiken. Jonge bomen kunnen wel 2,5 m per jaar groeien. Het hout is wel hard maar niet duurzaam en wordt hoofdzakelijk voor brandhout gebruikt. De bast, rijk aan tannine en kan gebruikt worden bij het looien van leer. De eikels, 1,8 cm lang, rijpen in 2 jaar en vallen in oktober af. De bladeren, 10-22,5 cm lang, fraai heldergeel gedurende de eerste 3 weken, dan groen en in de herfst dieprood tot bruin. In Nederland is deze boom zeer veel aangeplant in parken en bossen waar hij plaatselijk zelfs schadelijk dreigt te worden door andere soorten weg te concurreren. Bij huisnr.20 en 26 staat de - Papierberk (Betula papyrifera) een decoratieve boom. De schors is glimmend, crèmeachtig wit, afschilferend in dunne papierachtige vellen, waardoor bleek oranjekleurige jonge schors zichtbaar wordt. Op oude bomen wordt de schors donkerder, gebarsten en schubachtig. Het blad kleurt in de herfst geel. Hij wordt bij ons veel geplant. De ondoorlaatbare bast werd door indianen gebruikt voor constructies van kano’s. Het hout is ook heel geschikt voor de houtdraaierij en als brandhout. Naast huisnr. 23 ziet u een
papierberk
- Walnoot. Deze boom is door heel Europa aangeplant. De hoogte gaat tot 30 m. en de bladeren hebben meestal 5-7 blaadjes, soms meer. De schors is glad grijs met wijde barsten. De vruchten worden geoogst. Walnoot betekent nieuw leven. Gezegdes: Er moeten harde noten worden gekraakt. Het hele verhaal in een notendop. De walnoot geeft een sterke geur af en wordt daarom nauwelijks door insecten bezocht. Dat verklaart waarom notenbomen vaak bij boerderijen en woningen staan. Ze houden muggen en vliegen op afstand. Daarom hing men ook een notenblad aan een kinderwieg. Op St. Jan, 24 juni, om 12 uur ‘s nachts gingen vrouwen naar de notenboom en plukten er een blad af. Dit legden zij in de linkerschoen, zodat zij in komend jaar verzekerd waren van de liefde en trouw van hun echtgenoot. Een tak met bladeren van de walnoot is een bestandsdeel van de st.Janstros die in Oerle boven of naast de voordeur wordt gehangen. Met kerst legden verloofde noten in het vuur. Branden de noten rustig, dan zou ook hun huwelijk rustig en gelukkig zijn; kraakten ze tijdens het branden, dan zou er veel gekrakeel zijn in hun huwelijk. Tussen een halve walnoot en een mensenhoofd bestaat een typische overeenkomst. De harde bolster is de schedel, de dunne huid het vlies en het gelobde witte vlees de hersenen.
walnoot
- Rode beuk. De z.g. bloedbeuken met bruine bladeren stonden bij de volkeren in een hoog aanzien. Schedels en huiden van geslachte dieren werden aan de offerbomen opgehangen. Bij de Kelten overgoot men de stam met bloed opdat de boom niet zou sterven. Bij huisnr. 25 en 29 zien we de - Zilver- of Witte esdoorn. Deze prachtige boom is in Nederland veel aangeplant als sierboom in parken en lanen. De hoogte 27-36m. Vruchten aan stelen van 3,5-5 cm lengte, met wijd gespreide, gedraaide vleugels. De bladeren zijn zilverachtig aan de onderkant en in de herfst geel en rood. Schors glad, grijs en vaak bedekt met scheuten en waterloten.
Witte of zilveresdoorn
- Beuk . Een beuk van 100 jaar oud met een hoogte van 25 meter en een kroondoorsnee van 15 meter heeft in het groeiseizoen 670.000 bladeren met een gezamenlijke oppervlakte van 1600 m2. De beuk, de koningin van het bos, is inheems in Europa, ook in ons land. De eetbare nootjes leveren olie. Deze wordt in bepaalde soorten margarine verwerkt. De hoogte gaat tot 30 m met een zware stam soms tot 2,5 m diameter. De bloemen ontluiken in mei. De mannelijke talrijk, in hangende groepjes, met één of twee vrouwelijke bloeiwijzen aan de top van de scheut. De vruchten rijpen in aug.-sept. Dan komen de driehoekige nootjes vrij, van ± 1,5 cm lengte. Veel beukennoten betekent een lange en strenge winter. De bladeren hebben 5-9 paar nerven. De schors is glad en grijs. Als krachtterm zeggen we wel eens: we gooien de beuk er in: als we eens flink moeten aanpakken. Een stukje beukenhout bij je dragen zou geluk brengen. Water uit een holle beukenboom drinken zou schurft en andere huidziekten genezen, ook bij dieren.
Bij huizen. 33 en 37 staan
Moeraseiken. De moeraseik (Quercus palustris) is een eenhuizige boom uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae), die van nature voorkomt in de rivierdalen in het noordoosten van de Verenigde Staten en daar een hoogte van 25 m bereikt. Op de boom komen mannelijke en vrouwelijke bloemen apart voor. De boom wordt sinds het einde van de achttiende eeuw in Europa aangeplant. Hij wordt in Nederland tamelijk veel aangeplant langs straten en in parken en plantsoenen binnen de bebouwde kom. De boom is ongeschikt voor kalkrijke gronden en in tegenstelling tot wat de naam zou doen vermoeden is de boom minder geschikt voor natte, moerasachtige gronden. De boom kan echter wel korte tijd tegen overstromingen. De bladeren hebben een opvallend mooie, dieprode herfstkleur. De kwaliteit van het hout is minder in vergelijking met dat van de andere eikensoorten. De boom groeit matig snel, wordt in Nederland tot 20 m hoog en heeft een kegelvormige kroon. De horizontaal geplaatste takken hebben korte, scherpe twijgen. Op latere leeftijd buigen de onderste takken door. De moeraseik heeft smalle diep ingesneden bladeren met aan elke zijde 2 tot 4 lobben. Het blad is 7 tot 10 cm lang, De boom loopt in het voorjaar uit met rode scheuten, die na een maand verkleuren naar donkergroen. Latere nieuwe scheuten in juli hebben ook een rode kleur. De bloemen verschijnen tegelijk met het blad. Mannelijke bloemen zitten in katjes, die zich ontwikkelen uit knoppen in de bladoksels van het voorgaande jaar. De vrouwelijke bloemen zitten op korte steeltjes in de oksels van de uitlopende bladeren. Deze eik is met succes aangeplant en is bladverliezend. Het hout is hard en sterk. De eikels rijpen in 2 jaar en worden ± 1,2 cm lang. De bladeren zijn diep gelobd tot 7,5 à12,5 cm lang met opvallende bosjes bruine haren in de oksels van de nerven. Verkleurend tot scharlakenrood in de herfst.
moeraseik
Voor nummer 35 staan 2 Paardenkastanjes. Tegenover huisnr. 43 gaan we rechts het park in. We passeren hier een rij - Essen. De es komt voor op vrijwel het gehele Europese continent, in Zuid-Noorwegen en Zweden, ten oosten van de Zwarte Zee in de Kaukasus en in een smalle strook in Noord-Spanje. Verder nog in Engeland. Het is een snelgroeiende boom die tot 40 m hoog wordt. De boom bloeit voordat hij in blad komt. De vruchten zijn voorzien van 'vleugeltjes' die helpen bij de verspreiding. Voor zaadwinning kunnen de vruchten op twee tijdstippen geoogst worden. Als ze in de eerste helft van augustus groen geoogst worden, kunnen ze direct uitgezaaid worden, omdat ze dan nog geen kiemrust hebben. Bij oogst in het najaar van afgerijpte vruchten moet eerst de dan ontwikkelde kiemrust gebroken zijn voordat ze gezaaid kunnen worden. Het blad gebruikte men vroeger ook voor het verwijderen van wratten. Men legde een essenblad op de wrat en sprak de woorden: es, es, ik bid u, koop deze wratten van mij. De es is, net als de wilg, geschikt om te knotten. Het hout van de es is lichtgekleurd, taai en sterk. Vanwege deze elasticiteit wordt het gebruikt voor liggers van gymnastiektoestellen en voor stelen van bijlen en spades. Ook wordt het vanwege de vlamtekening gebruikt voor meubels, vloeren en trappen. De duurzaamheid van essenhout bij buitengebruik is echter vrij laag en het hout valt dan ook in de duurzaamheidsklasse 5, de laagste klasse. Rechts zien we
- 2 Amberbomen (Liquidambar styraciflua). Deze geïmporteerde boom uit de V.S. kan 45m hoog worden en wordt vaak aangeplant vanwege het zeer decoratieve loof: bladeren met 5 soms 7 lobben met fijn getande randen. De oksels van de nerven aan de onderkant dragen roestkleurige bosjes haar. Herfstkleuren: purper, rood en oranje. De geslachtsnaam is afgeleid van het Latijn liquidus, "vloeibaar" en het Arabisch ambar, "gom", een verwijzing naar de welriekende rode gom die de bladeren van de boom bij warmte afscheiden en die uit de stam kan worden afgetapt. De amberboom wordt in Nederland niet hoger dan 10-20 m. Hij neemt hier tamelijk langzaam in grootte toe hoewel hij in het gebied van herkomst geldt als een snelle groeier. De amberboom heeft veel zon nodig. De jonge boom heeft een kegelvorm. Later wordt de boom breder met een eironde tot ronde vorm.
amberboom
Verder lopend zien we links een moeraseik en - 3 Zomereiken. Deze inheemse boom kan zeer oud worden, tot 800 jaar of nog ouder met een hoogte van 30 m.. Het hout is waardevol. Het bijna ongesteelde blad (de eikel is gesteeld) wordt spoedig aangevreten door insecten en getooid met gallen. Dit veroorzaakt geen zichtbare schade aan deze langlevende boom. Een recente verschijning is het Galwespje dat eikel en dopje sterk misvormt en slechts optreedt waar de Moseik in de omgeving aanwezig is. Zomereiken werden vaak geplant als grensboom van akkers en erfafscheidingen. Sommige markeerden het land waarvan de pachter een tiende van de opbrengst aan de landheer moest betalen (tiendeboom). Een van de meest eervolle onderscheidingen bij de Romeinen bestond uit een burgerkroon die gevlochten was uit eikenloof. Het scheldwoord eikel heeft niets te doen met de vrucht van de eikenboom; hier wordt verwezen naar een mannelijk lichaamsdeel. Het rijmpje, Eiken moet je wijken, Beuken moet je zoeken, wijst op de grotere kans op blikseminslag in een Eik bij onweer. De eik was ook een boom waar onder recht werd gesproken en dingbanken werden ingericht. Het woord plank werd vroeger alleen voor eikenhout gebruikt. Was dit van bv. naaldhout dan noemde men dat een deel. In veel plaatsnamen komt de naam eik voor bv. Bergeijk, Maaseik. Een mooie uitdrukking is: zij zijn onder de eikenboom getrouwd, als aanduiding dat het huwelijk niet in een kerk of gemeentehuis heeft plaatsgevonden. Van een grote leugenaar zei men wel: hij liegt door een eikenplank heen. Er zijn ook bedevaartsplaatsen waar Maria in een eikenboom verschenen zou zijn: H. Eik Oirschot en Meerveldhoven. Rechts staat een tamme kastanje. Doorlopend zien we rechts 3 Japanse kersen en een rijtje Beuken. Links staan 2 - Trompetbomen. Deze boom, afkomstig van Mexico, is verwant aan de klimplant Bignonia. Hij wordt veelal aangeplant. Ze vragen een wat beschutte standplaats, anders kan in strenge winters het hout stuk vriezen. Opvallend zijn de 30 cm lange peulen. Als een bloem apart bekeken wordt, blijkt dat deze de vorm heeft van een trompet, vandaar de Nederlandse naam. Indianen gebruikten delen van deze boom als geneesmiddel. We passeren een rijtje platanen, rechts zomereiken, berk, kastanje, amberboom en - Tamme kastanje. Dit is een vanuit Zuid-Europa ingeburgerde soort, vaak aangeplant voor zijn eetbare noten en als sierboom in parken en tuinen. Hoogte 30 m met een zware stam met een omtrek van 9-12 m. De vruchten rijpen in één seizoen. Sommige bomen geven 1 of 2 ronde noten per vrucht, andere bomen 3 of 4 platte noten, die niet goed genoeg zijn om te eten. De bladeren worden geel en later donkerbruin in oktober. De schors is donkerbruin en gegroefd, vaak met draaigroei. Men heeft altijd verondersteld dat de Romeinen de tamme kastanje naar Noord-Europa gebracht hebben. Volgens nieuwe onderzoekingen groeide hij daar al tijdens het late ijzertijdperk rond 200 voor Christus. Waarschijnlijk hebben de Kelten de lekkere vruchten meegenomen en voor verspreiding gezorgd. Dat lukte vooral in de warmere gebieden van het Rijndal. Later gingen de Romeinen de tamme kastanje steeds vaker verbouwen om hun legioenen van voedsel te voorzien.
We steken over en meteen rechts zien we de - Haagbeuk. Deze boom komt, tenzij aangeplant, in West-Nederland nauwelijks voor en hoort thuis op de betere bosgronden. Het harde fijnvezelige hout wordt o.a. gebruikt voor hamers, kegels en bepaalde beweegbare piano-onderdelen. Hij is ook zeer geschikt voor geschoren heggen, daar hij snoeien zeer goed verdraagt. Als hij gekweekt wordt met een stam die over de eerste 2 m van takken is ontdaan, is hij een prachtige boom voor beperkte ruimten en is zeer populair voor beplanting van zijwegen, straten, parken en stijltuinen. Ook aan de rechterkant zien we de - Zwarte els. Deze inheemse boom groeit op vochtige moerasachtige grond en langs riviertjes. Zwarte elzen hebben een vrij oppervlakkig wortelgestel waarmee ze veel water uit de grond trekken. De boom kan tot 30 m hoog worden, maar dat komt zelden voor. Hij is meestal meerstammig. De schors is zwartbruin. Het hout wordt voor veel doeleinden gebruikt. De bladeren zijn rondachtig met ingesneden top en 7 paar nerven. De vruchten worden houtig in de winter. Men droeg koorts, kiespijn en wratten vroeger over op elzen. Een elzentakje dat voor zonsopgang op Goede Vrijdag met één slag was afgehouwen, zou bloedstelpend werken. Links staat weer een tulpenboom. Rechts aanhouden. Aan de rechterkant zien we een - Witte abeel of Zilverpopulier, familie van de wilg. Sinds de zeventiende eeuw komt deze soort voor in Nederland. In parken en tuinen wordt de boom veel aangeplant voor de sier. De schors is glad, wit of grijs, met ruitvormige tekeningen en later aan de voet donker en ruw. De bladeren zijn gelobd en bij het ontluiken geheel bekleed met een dik wit dons, later donker glanzend groen aan de bovenkant. Aan het einde van het pad gaan we rechts. In de tuin rechts staat nog een - Treurbeuk. De beuk is een stevig ingeburgerde en talrijk aangeplante boom in de westerse cultuurlandschappen. Sinds de 19e eeuw worden er heel wat cultivars van de beuk gekweekt. Een daarvan is de treurbeuk Voor de school gaan we links. Tegenover de school zien we een mooie - Berk, een sierlijke en elegante boom met opgaande of hangende takken, prachtig in het voorjaar met haar lange, hangende katjes, het lichtgroene blad en de meestal witte bast. Een vriendelijke boom ook, symbool van fijnheid en bekoorlijkheid. Zij wordt ook wel 'de Vrouwe van het woud' genoemd of 'de witte Vrouwe met de groene sluier'. In de Scandinavische landen vereert men de berk als boom van het licht, de nieuwe lente. Voor de Germanen was de berk de boom der wijsheid. Zij kenden aan bladeren, twijgen en sap magische en geneeskrachtige eigenschappen toe. Zij geloofden dat berken de aardse behuizing vormden van de godin Freya. Bij de Kelten is de berk gewijd aan Bergha of Brigit, godin van het onderricht in de dichtkunst, waarzeggen, geneeskunst en smeedwerk.
Met berkenblad kan ook wol geel en groen worden geverfd. Als men iemand een berkenkrans geeft, is dit een teken van liefde. Gedroogde berkenbladeren werden in een wieg van een verzwakt kind gelegd. Men dacht zo de kracht weer in het kind te lokken.
We slaan nu rechtsaf de Blaarthemseweg in. Langs deze weg staan 58 Amerikaanse eiken. Bij huisnr. 41 zien we beuken. Achter de tulpenboom(links) staat een - Zilverlinde. Deze heeft sterk geurende bloemen, ontluikend tegen eind juli. De bladeren zijn donker en gerimpeld aan de bovenkant en grijs en donzig aan de onderkant en op de steel. De schors is donkergrijs en gegroefd.
zilverlinde
We lopen verder, links aanhoudend richting kerk. Aan de linkerkant bij het Patronaat staan 3 - Hollandse linden. Hij behoedde voor ongelukken, een huis omgeven met lindebomen was ongenaakbaar voor heksen. Met een strop om de lindebast gevlochten kon men de duivel vangen en epilepsie of vallende ziekte kon genezen worden in de schaduw van een linde. Een lindeboom genas van de zogenaamde derdedaagse koorts, ook wel bibberkoorts geheten, een ziekte die vroeger vrij algemeen voorkwam. Op het kerkplein aangekomen zien we daar beuk, haagbeuk en Hollandse linde.
Einde wandeling, totaal 2,9 km
Trompetboom