Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
21 501-31
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 81
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 8 juli 2005 Hierbij bied ik u aan het verslag van de 2663e zitting van de Raad van de Europese Unie Raad van de Europese Unie Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (deel Volksgezondheid) van vrijdag 3 juni 2005 te Brussel. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J. F. Hoogervorst
KST88649 0405tkkst21501-31-81 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
1
Deelverslag van de Raad van de Europese Unie Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (deel Volksgezondheid). Dit betreft het deel van vrijdag 3 juni 2005 te Luxemburg. Het verslag van het andere deel van de Raad (Werkgelegenheid, Sociaal Beleid en Consumentenzaken) van donderdag 2 juni, wordt u separaat gestuurd. De Raad stond onder Voorzitterschap van dhr. Mars di Bartolomeo van Luxemburg. In verband met verplichtingen in Den Haag heeft minister H. Hoogervorst zich tijdens de Raad laten vertegenwoordigen door dhr. H. Schuwer, plv. Permanent Vertegenwoordiger bij de Europese Unie en de Directeur Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie, dr.ir. R. J. Dortland. In dit verslag van het Volksgezondheidsdeel van de Raad worden de agendapunten achtereenvolgens beschreven. Agendapunt 11: Geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik Document: 13880/04 ECO 168 SAN 157 CODEC 1166 Aard van de bespreking: 1) Verslag over de stand van de werkzaamheden 2) Oriënterend debat aan de hand van twee vragen
Achtergrond Het merendeel van de geneesmiddelen dat aan kinderen wordt voorgeschreven is niet op henzelf getest, zodat er geen of onvoldoende gegevens voorhanden zijn over de werkzaamheid en veiligheid van het gebruik bij kinderen. Dit staat in tegenstelling tot de situatie bij geneesmiddelen die geregistreerd staan voor gebruik bij volwassenen. Onderzoek naar, en registratie van kindergeneesmiddelen vormen de kern van de onderhavige EU-Verordening. Het belang van deze Verordening is groot omdat mede hierdoor meer geneesmiddelen op de markt komen waarvan de werkzaamheid en veiligheid ook bij kinderen onderzocht zijn. Ook zal door het uitwisselen van gegevens over klinische proeven de Europese onderzoeksinfrastructuur op het gebied van kindergeneesmiddelen worden versterkt waarmee de huidige Europese achterstand op dit gebied in vergelijking met bijvoorbeeld de VS, verkleind kan worden. Om het geagendeerde oriënterend debat over dit onderwerp te stroomlijnen waren door het Luxemburgse Voorzitterschap van te voren twee vragen aan de Ministers van volksgezondheid van de Lidstaten voorgelegd. De eerste vraag betrof of de Lidstaten zich konden vinden in de door de Commissie voorgestelde verlenging van het aanvullende beschermingscertificaat, een soort octrooibescherming met een vaste periode van zes maanden (zie artikel 36 van de Verordening). Deze verlenging wordt de beloning voor een farmaceutisch bedrijf dat klinische studies met geneesmiddelen – met als doel registratie van dat geneesmiddel – bij kinderen adequaat heeft uitgevoerd. Een ruime meerderheid, te weten 18 van de 25 Lidstaten waaronder Nederland, sprak zich uit voor de in de praktijk relatief eenvoudig toe te passen vaste verlenging zoals voorgesteld door de Europese Commissie, waarbij bovendien de administratieve lasten binnen aanvaardbare perken blijven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
2
De tweede vraag betrof het toegankelijk maken voor derden van data van klinische proeven. Hierover was de Raad minder eensgezind. Deze vraag is van belang met het oog op het voorkómen van onnodige klinische studies, bijvoorbeeld het onnodig herhalen van dergelijke studies. De vraag kan echter ook van belang zijn om ouders te informeren over eerder verricht onderzoek met geneesmiddelen bij kinderen. Dit is vooral van belang in het geval dat men ouders vraagt of zij hun kinderen mee willen laten doen aan dergelijke studies. Een aantal Lidstaten zag voordelen voor de volksgezondheid door de data voor het publiek toegankelijk te maken omdat hiermee de transparantie wordt vergroot en het gevaar van onnodige dubbele proeven afneemt of geheel voorkomen kan worden (zie artikel 40 van de Verordening). Anderen waren voorstander om slechts delen van de database voor het publiek toegankelijk te maken, de toegang slechts te beperken voor gebruik door gezondheidsprofessionals en wetenschappers, of de toegang in het geheel niet te verruimen omdat het bedrijfsvertrouwelijke informatie betreft. Het voorstel van de Commissie om de transparantie te vergroten dient nog verder te worden uitgewerkt. Naar aanleiding van het verloop van het oriënterend debat sprak het voorzitterschap evenwel de verwachting uit dat nog voor het einde van dit jaar politieke overeenstemming over deze belangrijke Verordening – want daar zijn de Lidstaten het over eens – bereikt kan worden. Agendapunt 12: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen Document: 8798/05 11646/03 DENLEG 44 SAN 162 CODEC 1024 Aard van de bespreking: Beraadslaging (openbaar) Resultaat: Politiek akkoord met unanimiteit
Achtergrond Een gezondheidsclaim legt een verband tussen een bepaald voedingsmiddel of een van de ingrediënten daarvan en gezondheid. Een voedingsclaim stelt iets over het gehalte aan energie, nutriënten, of andere substanties. De praktijk laat zien dat consumenten voor commerciële doeleinden misleidt worden door fantasievolle gezondheidsclaims. De Verordening legt thans vast onder welke voorwaarden producten gezondheids- en voedingsclaims mogen dragen. Alleen als een claim conform de Verordening is, mag deze van toepassing zijn op gezonde voeding. De Verordening hangt daarmee nauw samen met de wetgeving over (voedingswaarde)etikettering en bijvoorbeeld de aanpak van obesitas, inclusief de daarbij horende regelgevende maatregelen. De annex bij de Verordening bevat op wetenschappelijke gronden verkregen beschrijvingen van wat wordt bedoeld met «suikervrij», «vetarm», «light» enz. De consument krijgt daarmee garanties voor eerlijke en betrouwbare productinformatie en de fabrikanten die producten met reële gezondheidsvoordelen op de markt brengen, winnen bij eerlijke concurrentie. Tijdens het Nederlands Voorzitterschap was er al veel vooruitgang geboekt op dit dossier. Met name ten aanzien van de op wetenschappelijke basis verkregen voedingsprofielen (die in feite de voorwaarden zijn waarop producten bepaalde voedings- en gezondheidsclaims mogen hebben) en de hieraan gekoppelde autorisatieprocedure. In eerste instantie leek het erop dat unanimiteit niet haalbaar was. Het Verenigd Koninkrijk (VK) hield een pleidooi om in het kader van een op de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
3
burger gericht gezondheidsbeleid, ook negatieve boodschappen op levensmiddelen mogelijk te maken. Eén van de achtergronden hiervan is dat het VK een grote educatiecampagne op de rails heeft gezet in de strijd tegen obesitas. In dit voorstel wilde het VK ruimte voor negatieve claims (bijvoorbeeld een rode stip voor een vet, zout of suikerrijk product), en niet alleen voor positieve claims zoals beoogd met de Verordening. Resultaat van het debat was dat de Verordening van toepassing blijft op gezonde voeding (positieve claims), maar dat de Commissie in een declaratie bevestigd dat negatieve claims mogelijk zijn, maar op grond van Richtlijn 98/34/EC gemeld moeten worden om te verzekeren dat er geen handelsbarrières ontstaan. Het Europees Parlement (EP) heeft in haar eerste lezing eind mei 2005 een groot aantal amendementen voorgesteld, met name over het voedingsprofiel en de autorisatieprocedure. In het thans door de Raad aangenomen compromis dat ter tweede lezing aan het EP zal worden aangeboden, is getracht om zoveel mogelijk aan deze amendementen van het EP tegemoet te komen. Agendapunt 13: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen Document: 8796/05 DENLEG 10 CODEC 334 14842/03 DENLEG 73 CODEC 1613 Aard van de bespreking: Beraadslaging (openbaar) Resultaat: Politiek akkoord met gekwalificeerde meerderheid
Achtergrond Via een positieve lijst legt de verordening vast welke vitamines en mineralen toegevoegd mogen worden aan levensmiddelen, in welke vorm en maximum hoeveelheid en hoe verrijkte levensmiddelen moeten worden geëtiketteerd. Voor andere stoffen dan vitamines en mineralen voorziet de verordening in een negatieve lijst van voedingsadditieven die worden verboden of onderhevig zijn aan restricties. Daarnaast zorgt de verordening ook voor transparantie en juiste informatie aan de consument omdat regels worden gesteld aan de etikettering van verrijkte levensmiddelen. Dit stelt de consument instaat om een verantwoorde voedingskeuze te maken. Dit wordt versterkt door de samenhang met de hierboven genoemde verordening gezondheidsclaims. Doordat deze verordening erin voorziet dat levensmiddelen met een ongezond voedingsprofiel geen gezondheidsclaim mogen dragen, wordt de toevoeging van vitaminen en mineralen aan deze ongezonde producten ontmoedigd. Dit garandeert betrouwbare informatie en voorkomt misleiding van de consument zoals het als «gezond» aanprijzen van snoepgoed om dat er bijvoorbeeld vitamine C aan is toegevoegd, terwijl het product zelf een ongezond voedingsprofiel heeft omdat het (te) veel calorieën bevat. De ministers van volksgezondheid erkenden unaniem het belang van Europese regelgeving op het gebied van verrijking van voedingsmiddelen. Denemarken dreigde echter tegen het voorstel te stemmen indien er geen verwijzing naar de voedingsprofielen (zie de Verordening voedingsclaims) gemaakt zou worden om zodoende de verrijking met vitaminen van ongezonde voedingsmiddelen zoals vette etenswaren, snoepgoed en frisdranken te stoppen. In het kader van de strijd tegen obesitas beoogde Denemarken te bereiken dat de consument gevrijwaard blijft van misleidende informatie over levensmiddelen en dat daarom bepaalde voedingsmiddelen zoals chocolade volledig van verrijking worden uitgesloten. De overheid zou hiermee volgens Denemarken een belangrijke bijdrage leveren aan een gezonde levensstijl. Feitelijk stelde Denemarken de Raad
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
4
voor de keuze: of het voedingsprofiel als dwingend criterium opnemen of categorieën producten buiten het bereik van verrijking laten vallen. Zweden en Frankrijk volgden in eerste instantie de redenering van Denemarken maar gingen uiteindelijk akkoord met de bestaande tekst, mede ook omdat de Verordening over zes jaar zal worden geëvalueerd. Het Voorzitterschap concludeerde dat er op dat moment een ruime gekwalificeerde meerderheid in de Raad voor het voorliggende compromis was, waarmee het politieke akkoord een feit was. Agendapunt 14: Actieprogramma Volksgezondheid en consumentenzaken Document: 8064/05 SAN 35 CONSOM 16 CADREFIN 73 CODEC 259 Aard van de bespreking: Oriënterend debat (openbaar)
Achtergrond Het op 6 april 2005 door de Commissie gelanceerde gecombineerde actieprogramma volksgezondheid en consumentenbescherming werd tijdens de raad gepresenteerd. Nieuw aan het voorstel is dat het twee beleidsterreinen samenvoegt die tot op heden een separaat actieprogramma kennen. Het nieuwe programma bestaat uit drie onderdelen te weten 1) Gemeenschappelijke doelen op het gebied van gezondheids- en consumentenbescherming, 2) Gezondheidsdoelen en 3) Consumentendoelen. Behoudens Denemarken sprak de Raad zich positief uit voor geïntegreerde benadering van volksgezondheid- en consumentenbescherming. Het samengaan heeft een multipliereffect: deels zullen beiden onderdelen elkaar versterken en deels blijven ze op zichzelf staan. Nederland en Zweden stelden zich als één van de weinige Lidstaten terughoudend op over het budget. De Raad was gevraagd om in het orienterend debat in te gaan op de vijf doelstellingen uit het programma op het gebied van gezondheidsbescherming, te weten: – bescherming van burgers tegen gezondheidsbedreigingen; – stimuleren van een gezondere levensstijl; – bijdragen tot vermindering van ernstige ziekten binnen de EU; – bijdragen aan de ontwikkeling van effectievere en efficiëntere gezondheidssystemen; – de vier bovengenoemde doelstellingen ondersteunen door informatieverstrekking en analyses met betrekking tot gezondheid. In dit kader benadrukte Zweden dat het actieprogramma niet tot doel had losse thema’s zoals de bestrijding van specifieke ziekten op te lossen. De opzet van het programma is er op gericht om de oorzaken van uiteenlopende aandoeningen en ziekten tegen te gaan, te onderzoeken en waar nodig preventieve maatregelen te nemen. Dit weerhield echter een groot aantal Lidstaten er niet van om tijdens het debat hun prioritaire onderwerpen te benadrukken. Het merendeel van de Lidstaten was echter van mening dat de meerwaarde van het programma te vinden is in thema’s zoals het monitoren van grensoverschrijdende ziekten en het stimuleren van een gezonde leefstijl. Denemarken onderstreepte dat de toegevoegde waarde van het programma vooral lag in de preventie van ziekten. Met een verwijzing naar de werkzaamheden van de High Level Group (HLG) on health services and medical care, pleitte een aantal Lidstaten voor versterking van de synergie tussen de nationale gezondheidsstelsels. Met het oog op de bestaande sociaal economische verschillen binnen de EU, waren het vooral de nieuwe Lidstaten die wezen op het belang van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
5
het overbruggen van gezondheidsverschillen en toegankelijkheid tot zorg tussen de Lidstaten. Aangezien een goede gezondheid aan de basis ligt van sociale cohesie en een welvarende economie, gaven Hongarije en Litouwen aan dat er meer beleidsterreinen zijn waar een communautaire benadering op zijn plaats is. Nederland verwees naar het feit dat gezondheid als «health driver of economic progress» een belangrijke rol speelt en dat gezondheid is opgenomen in het Lissabonproces. Nederland plaatste wel vraagtekens bij de toegevoegde waarde van Europa bij de in het programma opgenomen «awarness» campagnes. Vanuit de subsidiariteitgedachte zal hier nog naar gekeken moeten worden. Duitsland plaatste een kritische noot door aan te geven dat het actieprogramma van een gezonde samenleving uitgaat in plaats van rekening te houden met vergrijzingvraagstuk. Portugal gaf aan bij de toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorgstelsels migratiegeneraties te willen meenemen in benchmarken en onderzoek. Om de doelstellingen van het actieprogramma up to date te houden stelde Italië voor om de voortgang en ervaringen bijvoorbeeld jaarlijks beoordelen. Ter afsluiting gaf EU Commissaris Kyprianou aan dat het actieprogramma ambitieus is. Het programma is uitgebreid met nieuwe doelstellingen en daarom is het budget ook uitgebreid. Voor de periode 2007–2013 bedraagt het voorgestelde budget € 1,203 miljard. De uitbreiding met drie strands, te weten: reageren op gezondheidsbedreigingen, ziekte en letselpreventie en het tot stand brengen van synergie tussen nationale gezondheidsstelsels, was een vereiste, onder andere omdat gezondheidsvraagstukken steeds complexer worden en het bilateraal uitwisselen van ervaringen met 25 Lidstaten niet tot structurele oplossingen zal leiden. Agendapunt 15: Zwaarlijvigheid (obesitas), voeding en lichaamsbeweging Document: 8572/05 Aard van de bespreking: Conclusies van de Raad en gedachtewisseling Resultaat: Aanname van de Raadsconclusies
Achtergrond De Raadsconclusies onderstrepen het belang van aandacht voor het toenemende probleem van overgewicht, met name bij kinderen. Naast fysieke, psychische en sociale problemen veroorzaakt overgewicht ook andere ziektes zoals diabetes. De Raadsconclusies benadrukken het belang van een integrale aanpak van voeding én bewegen als onderdeel van een healthy lifestyle benadering en roept landen op initiatieven te ontplooien om het probleem een halt toe te roepen. De Conclusies van de Raad werden aanvaard, waarna een gedachtewisseling plaatsvond. Commissaris Kyprianou benadrukte daarbij dat de eerder besproken Verordening voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen ook van groot belang is om zwaarlijvigheid te bestrijden. Daarnaast wees hij op het belang van het op 15 maar 2005 gestarte EU platform «Diet, Physical Activity and Health» omdat hierbij alle stakeholders betrokken zijn die een rol spelen bij de aanpak van obesitas (zoals de producenten en distributeurs van voedsel, de media en sport). Uiteraard is dit niet het enige instrument: ook het tegengaan van een ongezonde levensstijl stond centraal. Voor de Raad in december 2005 hoopt de Commissie een Groenboek over «healthy living» gereed te hebben. Op grond van de reacties op het Groenboek komt de Commissie eind 2006 met een Mededeling waarin een aantal concrete beleidsvoorstellen zullen worden uitgewerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
6
Tijdens het debat passeerden diverse nationale prioriteiten en acties op het gebied overgewicht en bewegen de revue. Duitsland vond dat op het gebied van overgewicht onvoldoende werd gerealiseerd en dat men zich daarbij bewust moet zijn dat overgewicht niet slechts een individueel probleem is maar een vraagstuk dat de hele samenleving aangaat en verwees hierbij naar de ontwikkeling van «het potentieel» van Europa in relatie met de Lissabonstrategie. De Griekse Minister ondersteunde het Europese Platform Diet, Phsycial Activity and Health vanwege de pan-Europese aanpak en zei dat de slechte balans tussen sociale en economische ontwikkeling mede verantwoordelijk is voor obesitas. De Sloveense minister vroeg ook aandacht voor de aanpak van anorexia en boulimia, in het bijzonder gericht op de jeugd als kwetsbare groep. De Finse minister benadrukte dat bewegen onderdeel is van ziektepreventie evenals gezonde eetgewoonten. Finland verwees verder naar de voornemens om in december in Helsinki een conferentie te houden waar preventie van chronische ziekten in relatie tot gezonde levensstijl centraal zal staan. Oostenrijk benadrukte het stijgende aantal kinderen met diabetes in relatie tot overgewicht en gaf aan tijdens het Oostenrijkse Voorzitterschap in de eerste helft 2006, obesitas op de agenda te houden. Oostenrijk heeft daartoe onlangs een questionnaire over diabetes aan de Lidstaten gezonden. Ierland melde dat volgens en recente studie de directe kosten in Ierland van overgewicht € 30 miljoen bedragen en de indirecte kosten € 400 miljoen. De studie zal aan de Commissie worden gezonden. Agendapunt 16. Strijd tegen HIV/AIDS Document: 8573/05 SAN 46 Aard van de bespreking: Conclusies van de Raad (hamerstuk) Resultaat: Aanname van de Raadsconclusies
Achtergrond Ierland organiseerde tijdens haar voorzitterschap op 23 en 24 februari 2004 in Dublin de conferentie «Breaking the Barriers – Partnership to fight HIV/AIDS in Europe and Central Asia». In de zogenaamde «Dublin Declaration» werden onder andere de EU lidstaten en de Europese Commissie aangesproken om de strijd tegen HIV/AIDS te versterken. Sindsdien is het onderwerp een prioriteit en heeft ook de Commissie de coördinatie van de Europese aanpak naar zich toe getrokken. De Raadsconclusies werden zonder verdere discussie aanvaard. Vervolgens kondigde de Commissie aan nog voor het eind van 2005 met een nieuwe strategie en actieplan te komen. Agendapunt 17: Geestelijke gezondheid Document: 9182/05 SAN 68 Aard van de bespreking: Conclusies van de Raad (hamerstuk) Resultaat: Aanname van de Raadsconclusies
Achtergrond In zijn conclusies in 2003 over geestelijke gezondheid vroeg de Raad specifiek aandacht voor de bestrijding van stigmatisering en discriminatie van geestesziekten. In januari 2005 werd dit onderwerp in een breder verband besproken: ministers afkomstig uit de Europese lidstaten van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Europese Commissie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
7
kwamen in Helsinki bijeen om over geestelijke gezondheid te praten. De resultaten van deze conferentie en het daar afgesproken actieplan liggen aan de basis van de onderhavige Raadsconclusies geestelijke gezondheid. Via de Raadsconclusies is de aandacht voor dit onderwerp weer op de politieke agenda van de Lidstaten en de Europese Commissie komen te staan. De Raadsconclusies werden zonder discussie aanvaard. 18. Diversen NB. Kort voor de Raad zijn onder dit agendapunt nog een viertal onderwerpen geagendeerd waardoor de nummering ten opzichte van de eerder aan de Kamer gezonden geannoteerde agenda is verschoven. Het betreft de nieuwe punten Europees jaar mobiliteit van werknemers (a.), G10-geneesmiddelen (c.), Verslag over toepassing van de Richtlijn betreffende tabaksproducten (l.) en de Mededeling van de Commissie over non-discriminatie en gelijke kansen (m.). De punten a. en m. hebben betrekking op het deel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid en zijn dan ook niet door de EU ministers van volksgezondheid besproken. a. N.v.t. (informatie over het Europees jaar mobiliteit van werknemers) b. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 297/95 inzake de vergoedingen die aan het Europees Geneesmiddelenbureau dienen te worden betaald Document: 9405/05 ECO 63 SAN78 AGRILEG 77 Aard van de behandeling: kennisnemen van het verslag over de stand van de werkzaamheden De Raad nam kennis van het voortgangsverslag. c. G10 – Geneesmiddelen Document: 9368/05 ECO 62 SAN 77 Aard van de behandeling: aanhoren van de informatie van de Commissie In het kader van de Lissabonstrategie was voor de innovatie op het terrein van geneesmiddelen de zogenaamde G-10 Medicines group ingesteld (high level comité voor geneesmiddeleninnovatie- en voorziening). Deze G-10 Medicines group adviseerde Europese Commissie begin 2002 over de versterking van de Europese farmaceutische industrie waarbij een hoog niveau van de volksgezondheid werd nagestreefd. Commissaris Verheugen riep het succesvolle maar afgesloten G10-proces in herinnering en kondigde aan met de stakeholders een vervolg te willen arrangeren. Lidstaten en industrie zouden hierbij afspraken moeten maken om de internationale concurrentiepositie van de industrie te verbeteren. In het bijzonder mag Europa geen terrein verliezen ten opzichte van de VS en China. Volgens de Commissie krijgt de farmaceutische industrie een sleutelfunctie in de gezondheidsagenda. Mede als gevolg van de demografische ontwikkeling zal de gezondheidssector in de komende jaren een van de belangrijkste groeisectoren worden. De farmaceutische industrie moet nadrukkelijker kiezen voor Europa als vestigingsplaats en een bijdrage leveren aan de volksgezondheid. In dat verband kan het 7e kaderprogramma onderzoek een belangrijke rol spelen, aldus Verheugen. De Commissie heeft toegezegd om snel met een concreet voorstel te komen, dat voornamelijk gericht zal zijn op publiek-private samenwerking en veiligheid van producten. Eén keer per jaar zouden op hoog niveau vertegenwoordigers van Lidstaten, het Europees Parlement, de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
8
Commissie en industrie bijeen moeten komen om richting te geven aan (de uitwerking door) deskundigen volgend op deze bijeenkomst. De Commissie wil het aan de Lidstaten zelf overlaten hoe de afvaardiging vanuit de Lidstaten eruit moet komen te zien. d. International Gezondheidsreglement (International Health Regulations – IHR) Document: 9416/05 SAN 80 Aard van de behandeling: schriftelijke informatie van het Voorzitterschap en de Commissie Het Voorzitterschap noemde het tot stand komen van de IHR van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), een mijlpaal in de geschiedenis, omdat met de IHR grensoverschrijdende gezondheidsrampen, zoals besmettelijke ziekten, beter het hoofd kan worden geboden. De samenwerking met de Commissie tijdens de onderhandelingen was uitstekend geweest. Commissaris Kyprianou vond dat ook en zei naar aanleiding van het verloop van de discussie in de WHO in te toekomst graag te willen bespreken hoe de gemeenschapsbelangen in de WHO beter verdedigd kunnen worden. De EU is immers geen lid van de WHO, wat het optreden in de World Health Assemblee (WHA) beperkt. e. Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik (Framework Convention on Tobacco Control) Document: 9304/05 SAN 76 en 9443/05 SAN 86 Aard van de behandeling: Schriftelijke informatie van het voorzitterschap en de Commissie De Commissaris meldde dat thans 13 lidstaten, wat de meerderheid is, de Framework Convention on Tobacco Control hebben geratificeerd. Het Voorzitterschap zal nog deze maand de Conventie namens de Gemeenschap ratificeren. f. Opstelling van communautaire draaiboeken voor influenzapandemieën Document: 9419/05 SAN 81 PROCIV 74 Aard van de behandeling: schriftelijke informatie van de Commissie Het Voorzitterschap benadrukte dat het onderwerp op de Raadsagenda moet blijven staan en dat behandeling van het ervan niet los kan staan van de rol die het nieuwe Europese Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding – ECDC (zie ook punt 18-h) hierbij heeft. Commissaris Kyprianou concludeerde dat er in de EU vooruitgang wordt geboekt op gebied van voorbereiding. Er wordt met fabrikanten gesproken over zowel antivirale middelen als over vaccins. Kyprianou benadrukte het belang van de Health Security Committee naast het ECDC. g. Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van richtlijn 95/2 EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen, en RL 94/35 EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt Document: 8981/05 DENLWG 12 CODEC 355 Aard van de behandeling: kennisnemen van het verslag over de stand van de werkzaamheden De Raad nam kennis van het voortgangsverslag. Naar aanleiding van het voortgangverslag waren in het bijzonder de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
9
nitrietwaarden in levensmiddelen onderwerp van een korte discussie. Zo bevatten bepaalde traditionele hammen en worsten (Duitsland en Oostenrijk) in de ogen van een aantal Lidstaten (waaronder Denemarken) nog te hoge zoutgehaltes. De Commissie stelde dat alle in de Richtlijn voorgestelde nitrietniveaus door European Food Safety Authority (EFSA) zijn erkend, maar erkende ook de noodzaak voor derogaties voor traditionele producten. h. Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding Document: 9420/05 SAN 82 PROCIV 75 Aard van de behandeling: schriftelijke informatie van de Commissie De Commissie maakte melding van de inauguratie van het European Centre for Disease Prevention and Control – ECDC, op 27 mei 2005 te Stockholm i. Milieu en volksgezondheid Document: 9421/05 ENV 244 SAN 83 Aard van de bespreking: schriftelijke informatie van de Commissie De Raad nam de terugkoppeling voor kennisgeving aan. NB. Op 15 juni 2005 is in Luxemburg een conferentie gehouden waar de verdere uitwerking van het Actieprogramma Milieu en Gezondheid op de agenda stond (zie ook punt 18-k) j. Ontwikkeling van de gezondheidszorg in de Europese Unie Document: 9422/05 SAN 84 Aard van de behandeling: schriftelijke informatie van de Commissie over de werkzaamheden van de groep op hoog niveau. De Raad nam kennis van de schriftelijke informatie van de Commissie. Tijdens het volgende Voorzitterschapsperiode zal de Commissie de Raad opnieuw informeren over de voortgang. k. Activiteiten van het Voorzitterschap Het Voorzitterschap blikte terug op de conferentie in Parijs waar gesproken werd over HIV/AIDS en de mogelijkheden om te anticiperen op een grieppandemie en ook op de conferentie over eHealth gehouden te Tromsö, Zweden. Ook maakte het Voorzitterschap melding van nog komende conferenties. Zo zal op 15 juni in Luxemburg een conferentie gehouden worden waar de verdere uitwerking van het Actieprogramma Milieu en Gezondheid op de agenda staat en op 21 en 22 juni vindt in Luxemburg de conferentie over zeldzame ziektes plaats. l. Verslag over de toepassing van Richtlijn 2001/37/EG betreffende tabaksproducten Document: 9423/05 SAN 85 en 9487/05 SAN 90 Aard van de behandeling: kennis nemen van de brief die Denemarken aan de Commissie had gezonden inzake additieven in tabaksproducten. Denemarken had een brief aan de Commissie gezonden over problemen bij de meting van additieven in tabaksproducten. De Raad nam hier kennis van. Volgens de Commissaris moeten de lidstaten er zich van bewust zijn dat tabaksproducten ook zonder additieven schadelijk voor de gezondheid zijn. Het Verenigd Koninkrijk (VK) zei dat ze hierover een bijeenkomst met experts organiseren. Verder wachtte het VK ook nog voorstellen van de WHO hierover.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
10
m. N.v.t. (informatie over de Mededeling van de Commissie over non-discriminatie en gelijke kansen)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 21 501-31, nr. 81
11