Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2000–2001
25 107
Derde fase EMU
Nr. 53
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 21 juni 2001 0. Inleiding en samenvatting Het dagelijks leven wordt bij de euroconversie het meest tastbaar beïnvloed door het verschijnen van nieuwe munten en biljetten. De invoering van de chartale euro is bovendien een zeer omvangrijk logistiek project met veel spelers en belangen. Het is daarom niet verwonderlijk dat veel aandacht uitgaat naar dit onderdeel van het europroject. Over de hoofdlijnen en de uitwerking van het scenario van de chartale omwisseling is de Tweede Kamer reeds eerder geïnformeerd bij de brieven van 14 december 1999 en 11 december 20001. In deze brief wordt de huidige stand van zaken van de voorbereidingen geschetst op chartaal gebied, alsmede enige aanverwante onderwerpen. Het chartale project zal vanaf 1 september in de uitvoerende fase komen, wanneer de bevoorrading van banken en grote toonbankinstellingen door het waardevervoer kan beginnen; voor het merendeel zal dit overigens pas vanaf 1 december plaatsvinden, teneinde de periode waarin de euro’s moeten worden opgeslagen te bekorten. De bevoorrading van de overige toonbankinstellingen via de fijndistributie vindt om dezelfde reden pas eind december plaats. Vanaf 14 december zal het grote publiek euromunten in zijn bezit krijgen en vanaf 1 januari ook eurobiljetten. Onder het motto «betaal zo snel mogelijk in euro en zoveel mogelijk gepast» koerst Nederland af op de meest geconcentreerde omschakeling van de 12 eurolanden. De conclusie van deze brief is dat de kaders voor de chartale omwisseling duidelijk zijn en dat de stand van de voorbereidingen op chartaal gebied voldoende waarborgen biedt om deze snelle omschakeling naar de euro verantwoord en veilig te laten verlopen. Niettemin blijft het noodzakelijk te benadrukken dat dit laatste alleen mogelijk is wanneer alle betrokken partijen zich in de uitvoeringsfase constructief inzetten om de gemaakte afspraken uit te voeren.
1
Kamerstuknummer 25 107, nr. 37 en 47.
KST54074 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2001
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
1
In deze brief worden achtereenvolgens besproken: de onderdelen van het omwisselingsscenario als zodanig (hoofdstuk 1), de resterende werkzaamheden (hoofdstuk 2), de risico’s voor een beheerste omwisseling (hoofdstuk 3), de coördinatiestructuur die tijdens de omwisselperiode van kracht zal zijn (hoofdstuk 4) en een overzicht van de stand van zaken in de andere landen die deelnemen in de euro (hoofdstuk 5). 1. Stand van zaken chartale omwisseling
1.1 Voortgang deelprojecten DNB In het kader van de uitvoeringsovereenkomst tussen Financiën en DNB wordt een aantal deelprojecten onderscheiden. De belangrijkste hiervan betreffen het waardevervoer, de fijndistributie van munten voor kleinere toonbankinstellingen, en de muntensets voor het publiek. 1.1.1 Waardevervoer De waardevervoerders zullen in de periode rond de chartale omwisseling hun eigen klanten voorzien van euromunten enbiljetten alsmede bij hen guldenmunten en -biljetten ophalen. Afgesproken is met de waardevervoerders dat zij uiterlijk 1 juli a.s. gedetailleerde transportplannen gereed zullen hebben. Deze planning zal door een onafhankelijke partij worden beoordeeld. Tevens zullen op basis van de plannen proefritten plaatsvinden. Vanaf 1 september kan in alle Eurolanden een begin worden gemaakt met het bevoorraden van banken en toonbankinstellingen, uiteraard onder strikte condities dat de geleverde munten en biljetten niet voortijdig in omloop zullen worden gebracht. In Nederland zullen de waardevervoerders pas vanaf 1 december hun klanten (banken en grote toonbankinstellingen) bevoorraden met euromunten enbiljetten, tenzij de klant eerdere levering wenst en dit in de planning van de waardetransporteur mogelijk is. De waardetransporteurs hebben onlangs hun eerdere commitment op dit punt bevestigd, nadat hierover aanvankelijk enige onduidelijkheid bij klanten was ontstaan. Tevens hebben de waardetransporteurs toegezegd dat klanten die normaliter slechts een deel van het dienstenpakket afnemen (bijvoorbeeld alleen afstorten van biljetten), gedurende de chartale omwisseling het totale dienstenpakket (leveren en afstorten van zowel munten als biljetten) zullen kunnen afnemen. Wel is gebleken dat de additionele kosten van het waardevervoer – d.w.z. de extra kosten ten opzichte van de situatie in een normale periode – hoger zullen zijn dan oorspronkelijk door DNB geraamd. 1.1.2 Fijndistributie De toonbankinstellingen die geen klant zijn van het waardevervoer kunnen standaardpakketten met euromunten bestellen, die bij de toonbankinstellingen aan de deur zullen worden afgeleverd. Ook kan van de fijndistributie gebruik worden gemaakt om vanaf 2 januari 2002 guldenmunten op te laten halen. De fijndistributie zal worden verzorgd door TPG, die hiervoor een tijdelijk netwerk heeft ingericht. DNB heeft op basis van een proef in Gouda en Amersfoort de plannen voor de fijndistributie zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin laten onderzoeken. Uit de proef is naar voren gekomen dat de doelgroep zeer positief is over het ontwikkelde materiaal (informatiemateriaal, besteladvies, bestelformulier). Uit het kwantitatieve onderzoek is voorts gebleken dat de belangstelling onder toonbankstellingen om aan de fijndistributie deel te nemen groot is. Op basis van dit onderzoek moet
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
2
verwacht worden dat van de circa 230 000 toonbankinstellingen die voor de fijndistributie in aanmerking komen er waarschijnlijk tussen de 180 000 tot 200 000 van de fijndistributie gebruik zullen maken. Het aantal pakketten dat de betrokken toonbankinstellingen naar verwachting zullen willen bestellen is dermate omvangrijk, dat enig passen en meten noodzakelijk zal zijn om dit met de capaciteit van TPG op te kunnen vangen. Indien nodig kan de periode waarin de initiële fijndistributie plaatsvindt (27–29 december) iets worden verlengd, of kunnen er bij de herhaalbestellingen begin januari extra muntpakketten worden afgeleverd. Voorts is er een consortium van particuliere beveiligingsorganisaties ingehuurd om begeleiders voor de fijndistributie te leveren. Deze begeleiders zullen meerijden op elke wagen van TPG en toezicht hierop houden, terwijl de euromunten worden afgeleverd. De beveiligingsorganisaties zullen de betrokken personen een specifieke training voor deze taak geven. De additionele kosten hiervan zullen evenals de overige projectkosten van DNB op hoofdstuk IXB van de Rijksbegroting worden verantwoord via de winstafdracht van DNB. Tenslotte heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een landelijke vrijstelling voor een aantal artikelen van de Wegenverkeerswet gegeven op basis waarvan DNB aan de waardetransporteurs en TPG toestemming kan verlenen indien nodig gebruik te maken van bijzondere voorzieningen, zoals het buiten de gebruikelijke venstertijden binnenrijden van winkelgebieden. Over de praktische invulling hiervan worden op lokaal niveau afspraken gemaakt. 1.1.3. Geldautomaten De banken hebben bevestigd dat alle geldautomaten vanaf 1 januari alleen nog eurobiljetten zullen uitgeven, waaronder in alle gevallen de € 10 biljetten. Zo’n 40% van de automaten (waar ongeveer de helft van de totale hoeveelheid biljetten wordt opgenomen) zal ook de eerste dagen € 5 biljetten uitgeven. Alle geldautomaten zullen in december meer kleine coupures guldenbiljetten (f 25) uitgeven. Voor een snelle omwisseling is van groot belang dat burgers begin januari beschikken over een reguliere hoeveelheid eurobiljetten. De capaciteit van de geldautomaten is daarom een belangrijk gegeven. Op basis van een nadere inventarisatie op lokaal niveau zal het Nationaal Forum zich er nog van vergewissen dat knelpunten in de vorm van te lange wachttijden bij de geldautomaten in de eerste dagen van januari niet op zullen treden. Overigens dient rekening te worden gehouden met het feit dat sommige geldautomaten de eerste uren van 2002 nog gesloten zullen zijn vanwege de gebruikelijke beveiligingsmaatregelen voor oudejaarsavond. Vanaf uiterlijk 12 uur zullen alle publiek toegankelijke geldautomaten volledig beschikbaar zijn voor euro-uitgiften. 1.1.4 Muntensets Door middel van een KB is formeel opdracht aan DNB gegeven om de uitvoering van de gratis set met euromunten (eurokits) op zich te nemen. Gedetailleerde afspraken tussen het Ministerie van Financiën en DNB zijn in een aanvullende overeenkomst vastgelegd. Inmiddels zijn ook de distributiepunten bekend geworden. Het publiek zal de eurokit tegen inlevering van de op naam gestelde bon af kunnen halen bij Shell, Hema, Combi, RABO, ABN-AMRO, ING/Postbank en Fortis/GWK. De selectie van deze ketens was een cruciaal onderdeel van het project. Het oorspronkelijke voornemen om ook de mogelijkheid te bieden om de bon desgewenst ook te gebruiken voor korting op een consumenten-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
3
pakket is daarbij helaas komen te vervallen, omdat tijdens de selectieprocedure van afgiftepunten bleek dat geen van de kandidaten mogelijkheden zag om deze kortingsvariant uit te voeren. Het geven van korting op een consumentenpakket ter waarde van f 25 zou er namelijk toe leiden dat er ook wisselgeld gegeven zou moeten worden, waardoor de hele operatie volgens deze partijen te gecompliceerd zou worden. Voorts is in navolging van Frankrijk besloten om reeds op vrijdag 14 december te starten met de uitgifte van eurosets en consumentenpakketten via de distributiepunten. Een aantal distributiepunten had vanwege het beperkte aantal werkdagen tussen 17 en 31 december verzocht om een eerdere start van de uitgifte van de sets dan de oorspronkelijk voorziene datum van maandag 17 december. Ook is er – nu er afspraken zijn gemaakt over de vergoedingen voor de distributiepunten – meer duidelijkheid gekomen over de uitvoeringskosten van het project. Zelfs met een groter aantal begunstigden (14,9 mln) dan oorspronkelijk was voorzien, zal DNB volgens de huidige inzichten het project binnen het eerder geraamde bedrag van f 93 mln kunnen uitvoeren. Onderzocht wordt nog of de geplande productie van 15,8 mln eurokits toereikend is om allocatieproblemen bij de afhaalpunten te voorkomen. De productie van de eurokits is in volle gang. Bij het opslag- en distributiecentrum in Lelystad waren op 1 juni circa 5 mln van de 15,8 mln bestelde eurokits aanwezig. De productie zal volgens planning medio oktober zijn afgerond. Naar aanleiding van de eurokit die per ongeluk het ODC via de afvalstroom had verlaten, is besloten om de beveiliging van de productie van de eurokits aan te scherpen. Zo zal het afval van de productielijnen in ieder geval tot 1 september 2001 in het ODC worden bewaard. Ook is een goede start gemaakt met de productie van consumentenpakketten. In totaal is een productie van 8,8 mln van deze pakketten voorzien. Hiervan zullen er 4,4 mln via de banken worden afgezet. Voorts heeft het grootwinkelbedrijf toegezegd 4,4 mln van deze pakketten af te nemen. Momenteel wordt nog onderzocht hoeveel consumentenpakketten additioneel via het MKB afgezet kunnen worden en op welke wijze dit het meest efficiënt kan plaatsvinden.
1.2 Afspraken met banken, detailhandel en verzekeraars Door de detailhandel is een aantal specifieke aandachtspunten met betrekking tot het distributiescenario opgebracht, waarover in de afgelopen maanden veelvuldig besprekingen tussen de meestbetrokken partijen uit het Nationaal Forum (het Ministerie van Financiën, DNB, de banken, de detailhandel en de Consumentenbond) hebben plaatsgevonden. In aanvulling hierop heb ik ook zelf enkele malen gesproken met vertegenwoordigers van detailhandel, horeca en MKB, alsmede met een vertegenwoordiging van de banken teneinde de oplossing van de door partijen gesignaleerde knelpunten te bevorderen. 1.2.1. Openstelling banken In de eerste plaats kan in dit verband genoemd worden de openstelling van de banken in de periode rond de chartale omwisseling. Dit is zowel voor het publiek als voor de detailhandel van belang. De detailhandel hechtte veel belang aan openstelling van de bankkantoren op 1 januari. Dit geeft winkeliers de mogelijkheid om op 1 januari eurobiljetten in huis te halen, waardoor zij eurobiljetten minder lang hoeven op te slaan, en voorkomen kan worden dat winkeliers de biljetten al tijdens de jaarwisse-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
4
ling in huis moeten hebben, wat voor sommigen onwenselijk is. Ik ben dan ook verheugd dat ik het bankwezen tijdens een bespreking die ik tezamen met de President van DNB met de bestuursleden van de NVB heb gevoerd, bereid heb gevonden om de zakelijke klanten de gelegenheid te bieden om vooraf bestelde standaardpakketten met eurobiljetten op 1 januari 2002 in de middag bij de bankkantoren op te halen. Tevens heeft het bankwezen extra openstelling toegezegd op andere dagen in de periode rond de chartale omwisseling. In de periode 27 december 2001 tot en met 4 januari 2002 zullen de kaskantoren van banken en postkantoren op de normale bankwerkdagen geopend zijn van 9 tot 18 uur. Eventueel, afhankelijk van de voortgang van het omwisselscenario, zijn de kaskantoren ook in de periode van 7 tot 11 januari van 9 tot 18 uur geopend. Op 31 december zullen de kaskantoren geopend zijn van 10 tot 14 uur evenals op zaterdag 5 januari. 1.2.2. Provisiekosten voor het opnemen en afstorten van biljetten Ook is er een oplossing gevonden voor de hogere provisiekosten die toonbankinstellingen kwijt zouden zijn ten gevolge van de extra biljetten die zij in de periode rond de chartale omwisseling zullen moeten opnemen en afstorten; er zullen immers in de periode rond €-day meer biljetten worden opgenomen en afgestort dan gebruikelijk. In de vorige voortgangsrapportage is reeds het aanbod van de banken genoemd om voor zakelijke cliënten die gewoonlijk standaardprovisies betalen vanaf 1 januari tot en met 7 januari 2002 een de facto nul-tarief zullen hanteren voor de afstortkosten van guldenbiljetten. Omdat deze cliënten in de eerste week dus ook geen provisies hoeven te betalen over het normale volume aan guldenbiljetten die ze afstorten, leidt deze regeling er toe dat dergelijke cliënten grosso modo niet met additionele provisiekosten voor de handling van biljetten geconfronteerd worden. Voor de (grotere) toonbankinstellingen die een maatwerkarrangement hebben voor de handling van biljetten hebben de banken aangegeven dat er individuele afspraken gemaakt kunnen worden met de huisbankier waar wordt afgestort. Dit aanbod van de banken is in het Nationaal Forum van 20 maart besproken en aanvaard. 1.2.3. Verzekering van kasgeld Voorts bestond bij toonbankinstellingen de vrees dat de hoeveelheden euromunten en -biljetten die zij voor 1 januari 2002 in huis zouden moeten halen een dusdanige waarde zouden vertegenwoordigen, dat de verzekeraars niet bereid zouden zijn om dit te verzekeren. Deze kwestie is met de betrokken partijen besproken. Daarbij is gebleken dat de hoeveelheid kasgeld bij toonbankinstellingen in de periode rond de chartale omwisseling qua waarde maximaal met een factor 2 (incidenteel oplopend tot maximaal factor 3) kan oplopen. Het betreft hier overigens vooral extra hoeveelheden muntgeld (grote volumes, relatief weinig waarde). De meeste verzekeraars hebben aangegeven bereid te zijn om een dergelijke verruiming in dekking te nemen, al dan niet tegen een hogere verzekeringspremie. Uiteraard zal hierbij aan voorwaarden ten aanzien van de kwaliteit van de opslag voldaan moeten worden. Voorts is in het Nationaal Forum afgesproken dat er nadere aanbevelingen komen ten aanzien van de veiligheid van de opslag van euromunten en -biljetten.
1.3. Productie euromunten en biljetten 1.3.1. Euromunten De Koninklijke Nederlandse Munt had half juni 2,4 mld van de 2,8 mld bestelde euromunten geproduceerd. De totale productie ligt hiermee op
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
5
schema. Wel blijft de productie van € 2-munten – die technisch het meest gecompliceerd zijn – aandacht vergen. In de vorige rapportage werd reeds melding gemaakt van het feit dat een deel van de productie is uitbesteed aan de Birmingham Mint in het VK. Daarnaast is nu ook de Royal Mint in het VK ingeschakeld voor een deel van de productie en is de productie bij de Koninklijke Nederlandse Munt gestegen, sinds de Koninklijke Nederlandse Munt geassembleerde rondellen geleverd krijgt. Naar verwachting zullen dan ook alle bestelde euromunten begin november gereed zijn. Tenslotte heeft de Koninklijke Nederlandse Munt – zoals voorzien in het muntcontract – opdracht gekregen om volgend jaar een aanvullende 500 mln euromunten te produceren. 1.3.2. Eurobiljetten In Nederland zijn er ruim 650 miljoen stuks eurobiljetten door DNB besteld. Voor de chartale omwisseling zijn circa 420 miljoen stuks eurobiljetten benodigd, waarvan naar verwachting 360 mln stuks direct in omloop zullen worden gebracht. De resterende hoeveelheid is bedoeld als logistieke voorraad voor 2002. Medio juni 2001 waren er bijna 300 miljoen eurobiljetten die alle productieprocessen – inclusief verpakken – hadden doorlopen. De planning is dat op 1 september 2001 op zijn minst de totale startvoorraad eurobiljetten gereed zal zijn. De Raad van Bestuur van de ECB heeft besloten tot een extra productie van vooral ook kleinere denominaties eurobiljetten ter grootte van 10% van de totaal benodigde starthoeveelheden in de eurozone. De productie van deze eurobiljetten, die als centrale reserve zullen worden aangehouden, is een aanvullende maatregel, die moet bijdragen aan een soepele chartale omwisseling. In vergelijking met de productie van nationale biljetten is de productie van eurobiljetten complexer vanwege het feit dat de eurobiljetten die door verschillende leveranciers geproduceerd worden aan dezelfde kwaliteitseisen moeten voldoen. Een gemeenschappelijk stelsel van kwaliteitsbeheer dient zeker te stellen dat de kwaliteit van de geproduceerde eurobiljetten bij alle drukkerijen gelijkwaardig is. Voorts is er in het kader van kwaliteitsbewaking een centrale gegevensbank, waarin gegevens opgeslagen worden over de kwaliteit van de door de diverse drukkerijen geproduceerde biljetten en worden er door de ECB kwaliteitsinspecties ter plaatse uitgevoerd. Tenslotte vindt in ECB-kader overleg plaats over eventuele knelpunten en het verlenen van wederzijdse bijstand. Voor een deel van de eurobiljettenproductie zijn er tussen central banken afspraken gemaakt over het uitwisselen van opdrachten bij de productie van eurobiljetten tussen de deelnemende landen, teneinde schaalvoordelen te bereiken en/of eerder hier en daar opgetreden haperingen in het productieproces in te lopen. De verwachting is dat in alle eurolanden de benodigde starthoeveelheden eurobiljetten op 1 september 2001 aanwezig zullen zijn.
1.4. Gerelateerde aspecten van het distributiescenario 1.4.1. Elektronisch betalen Voor veel (kleinere) ondernemers blijven de kosten van de ombouw van hun betaalautomaten een punt van ergernis. Mede in verband hiermee heb ik voorgesteld om de fiscale euro-faciliteit voor het MKB (tijdelijke verhoging zelfstandigenaftrek en investeringsaftrek in de jaren 1999, 2000 en 2001) met één jaar te verlengen. Interpay meldt goede voortgang bij de aanpassing van betaalautomaten. De totale orderinleg ligt nu op circa 85 procent. Eind mei is via een nieuwe
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
6
mailing van Interpay en de terminalleveranciers getracht de resterende 15% (meest kleinere winkels) over de streep te trekken. De terminalleveranciers zetten alle zeilen bij om de terminals effectief aan te passen. Ultimo mei was bijna de helft van het aantal pin- en combi-automaten eurogeschikt gemaakt, en voor een groot deel van de automaten zijn afspraken over de ombouw gemaakt. De mogelijkheid blijft echter bestaan dat winkeliers – die niet tijdig opdracht geven om hun betaalautomaat aan te passen – per 1 januari 2002 hun betaalautomaat niet meer kunnen gebruiken. Naast de discussie over de kosten van de euro-aanpassingen voor pin- en chipfaciliteiten loopt een bredere discussie over de tariefstructuren en de infrastructuur in het betalingsverkeer. Ik heb de President van De Nederlandsche Bank verzocht een werkgroep over deze materie in te stellen die volgend voorjaar verslag zal uitbrengen. Voorts wordt in ieder geval nog voor het eind van dit jaar een tussenrapportage verwacht. In de werkgroep zijn de grote banken, de NVB en Interpay vertegenwoordigd. De ministeries van Financiën en Economische Zaken zijn als waarnemer aanwezig. Tussentijds wordt o.l.v. DNB overleg gevoerd met de klanten van het betalingsverkeer. De werkgroep zal meer principieel kijken naar het functioneren van het betalingsverkeer en de rol en positie van Interpay, waarbij aspecten als schaalvoordelen, concurrentie en maatschappelijke efficiency aan de orde zullen komen. De Kamer is hierover reeds separaat geïnformeerd1. 1.4.2. Openbaar vervoer In het Nationaal Forum van 20 maart is nog eens bevestigd dat alle toonbankinstellingen tijdens de periode van dubbele circulatie zowel guldens als euro’s accepteren. Dit geldt voor alle sectoren, inclusief het openbaar vervoer. Als enige uitzondering hierop zal de kaartverkoop op trams en bussen (stads- en streekvervoer) vanaf 1 januari uitsluitend in euro plaatsvinden. Het doel van deze uitzondering is het voorkomen van vertragingen als gevolg van de langere afhandelingstijd van een transactie die wordt afgerekend in guldens (indien nodig met eurowisselgeld). Het primaire proces van de bestuurders van trams en bussen betreft immers het (op tijd) laten rijden van hun voertuig en niet het verkopen van kaartjes. Dit is ook het verschil met andere toonbankinstellingen. 1.4.3. Bankkosten voor het omwisselen van andere EMU-valuta In de afgelopen jaren hebben de mededingingsautoriteiten bij de Europese Commissie onderzoek gedaan naar de kosten die banken in diverse lidstaten in rekening brengen voor het omwisselen van biljetten uit EMU-landen. De meeste betrokken Nederlandse banken hebben onlangs – evenals een aantal Duitse, Belgische en Ierse banken – besloten om de tarieven voor het omwisselen van biljetten uit andere EMU-landen te verlagen en vanaf de laatste maanden van 2001 in het geheel geen kosten in rekening brengen voor het omwisselen van EMU-biljetten. De Europese Commissie heeft daarop besloten om het onderzoek naar deze banken stop te zetten. Voor de Commissie speelde een belangrijke rol dat de e.e.a. het publiek in staat stelt resterende voorraden EMU-biljetten kosteloos om te zetten. EMU-munten zijn overigens – behoudens een enkele uitzondering – niet omwisselbaar bij de banken. 1.4.4. Prijsontwikkeling 1
Brief «Tariefstructuren en infrastructuur in het betalingsverkeer» d.d. 27 april 2001 (FIN-01-321).
Zoals gesteld in de vorige voortgangsrapportage verzamelt de Consumentenbond gegevens over de prijsontwikkeling in de aanloop naar en tijdens de omwisselperiode. Bij de metingen uit maart en mei bleken geen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
7
aanwijzingen van een structurele verhoging van de prijzen als gevolg van de euro-introductie. Dit is in lijn met berekeningen van DNB dat zelfs indien bedrijven de euro-invoeringskosten volledig in de prijzen zouden doorberekenen, de bijdrage van de euro aan de inflatie in 2001 gering zou zijn (max +0,3%). Overigens zou dit vervolgens in 2002 leiden tot een beperkt neerwaarts effect op de inflatie (max – 0,5%). Een aandachtspunt blijft nog wel dat er in 15% van de gevallen foutief wordt omgerekend, overigens veelal met beperkte gevolgen. De Consumentenbond heeft inmiddels ook een Euro-Meldpunt geopend waarbij particulieren hun positieve of negatieve ervaringen kwijt kunnen met betrekking tot de prijsontwikkelingen en -aanduidingen in relatie tot de euro. Beide activiteiten van de Consumentenbond worden door mij financieel ondersteund. Tevens verrichtten de partners in het Convenant dubbelprijzen en gewenningsinformatie (Consumentenbond, RND en MKB-Nederland) een monitor naar de mate waarin het convenant wordt uitgevoerd. Eind maart is geconstateerd dat bijna één derde van de ondernemers dubbele prijzen op alle artikelen hanteert, en dat een kwart verwacht dit voor 1 juli 2001 alsnog te doen. Voorts zetten 71% van de ondernemers één of meer wenmiddelen in (bijv. dubbel prijzen op aanbiedingen of produkten in etalage). Hoewel het dubbel prijzen in Nederland sterk is toegenomen, heeft het Nationaal Forum van 14 juni – gelet op de afspraak in het Convenant dubbel prijzen dat vanaf 1 juli 2001 overal dubbel geprijsd wordt – geconcludeerd dat aanvullende actie wenselijk is. De partijen van het Nationaal Forum zullen hun achterban hierop aanspreken; voorts zal via de mediacampagne hieraan aandacht worden besteed. 1.4.5. Acties van charitatieve instellingen De Stichting Nationale Eurocollecte en Coins for Care hebben overeenstemming bereikt over vergaande samenwerking voor een landelijke inzamelingsactie van zowel Nederlands als vreemd muntgeld, met name op het gebied van communicatie, logistiek en opbrengstdeling. De gezamenlijke acties lopen van september 2001 tot juni 2002, met een deur-totdeur collecte in de 2e helft van januari 2001. De instellingen zullen gezamenlijk een communicatieplan (slogan, logo, callcenter) opstellen. De inzamelingsactie zal in de NFE-voorlichtingscampagne worden ondersteund. 2. Resterende werkzaamheden
2.1. Wetgeving In een Europese verordening (974/98) is reeds voorzien dat de euromunten en -biljetten vanaf 1 januari wettig betaalmiddel zijn, en dat dit gedurende de duale fase ook nog geldt voor de nationale valuta. Het voorstel voor de Muntwet 2002 is thans in behandeling bij de Tweede Kamer. De nota naar aanleiding van het verslag is inmiddels aan de Tweede Kamer verzonden. Afronding van de behandeling door de Tweede Kamer is voorzien vóór het zomerreces, zodat de Eerste Kamer direct na het reces tot behandeling kan overgaan. In de Muntwet zijn nadere bepalingen opgenomen betreffende de nationale zijde van de euromunten. Tevens is bepaald dat de artikelen die betrekking hebben op de guldenmunten worden ingetrokken op een per KB te bepalen datum. In de memorie van toelichting is bepaald dat dit per 28 januari 2002 0.00 uur zal zijn, overeenkomstig de afspraken die hierover in het Nationaal Forum zijn gemaakt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
8
2.2. Veiligheid De veiligheidsdimensie is een belangrijk onderdeel van de chartale omwisseling. Zoals gemeld in de brief van 11 december is er onder meer een ambtelijke stuurgroep «justitiële en veiligheidsaspecten invoering euro» ingesteld. In aansluiting daarop heeft de Raad van Hoofdcommissarissen besloten bij het KLPD het «Nationaal project euro en veiligheid» in te stellen waarin wordt samengewerkt door alle regionale korpsen en het KLPD. De organisatiestructuur is vergelijkbaar met die van EURO 2000. Uitgangspunt van het project is dat de uitvoering zoveel mogelijk decentraal plaatsvindt door de regionale korpsen binnen hun eigen capaciteit. Het landelijke projectbureau heeft een stimulerende en ondersteunende rol. Op deze wijze wordt gezorgd voor een uniform optreden van justitie en politie ten tijde van de euro-omwisseling, waarbij er uiteraard ruimte blijft de (beveiligings-) maatregelen toe te snijden op specifieke lokale omstandigheden. In het kader van het politieproject zijn zes landelijke werkgroepen gevormd op het gebied van respectievelijk preventie, beveiliging, informatiehuishouding, intelligence, opvolgingsorganisatie en bejegeningsprofiel. Deze werkgroepen hebben inmiddels conceptwerkplannen opgeleverd. In de periode tot 1 september zullen de landelijke kaders worden vertaald naar korpsplannen, die vervolgens verder worden geoperationaliseerd. De projectorganisatie van de politie zal aangesloten worden op de landelijke coördinatiestructuur voor de chartale omwisseling in het NCC die onder leiding staat van het Ministerieel Beleidsteam. Dit laatste wordt nader toegelicht in hoofdstuk 4.
2.3. Communicatie richting publiek Het publiek zal worden opgeroepen om in december reeds één of meerdere consumentenpakketten in huis te halen, om in januari reeds te beschikken over een startvoorraad kleingeld. Wat betreft de biljetten wordt men geadviseerd al in de eerste dagen in januari langs de geldautomaten te gaan om eurobiljetten op te nemen. Vanaf het moment van de eerste geldopname in euro zal iedereen weer kunnen terugkeren naar het normale patroon voor het opnemen van biljetten. Een belangrijke boodschap van het Nationaal Forum zal zijn: «betaal zo snel mogelijk in euro en zoveel mogelijk gepast.» Daarnaast wordt het pinnen en chippen aanbevolen als vangnet.
2.4 Kwetsbare groepen De euro wordt van ons allemaal is geen loze kreet. De voorlichting van het Nationaal Forum zal een 100%-bereik moeten hebben. Veel aandacht gaat daarbij uit naar het bereiken van de kwetsbare groepen. Zoals in eerdere rapportages reeds uitvoerig is gemeld is er speciaal materiaal ontwikkeld voor onder meer de oudere ouderen, kinderen en ook de verschillende etnische groepen. Bijzondere aandacht is er ook voor mensen met een handicap. Visueel gehandicapten krijgen vanaf 1 september bovendien de mogelijkheid te wennen aan de (echte) euromunten en -biljetten. Zorginstellingen kunnen bovendien voor hun bewoners bestelde eurobiljetten reeds op 1 januari bij hun bank afhalen (euromunten vanaf 14 december). Voor dak- en thuislozen worden speciale omwisselmogelijkheden gecreëerd. Binnen deze groep bevinden zich immers de meeste van de paar duizend ingezetenen zonder bank- of girorekening.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
9
3. Analyse mogelijke risico’s bij chartale omwisseling Ofschoon de voorbereiding van de chartale omwisseling zeer gedegen is, kan nooit ten volle worden uitgesloten dat er door eventualiteiten verstoringen plaatsvinden. De Nederlandsche Bank werkt daarom – in opdracht van het Ministerie van Financiën – aan noodscenario’s, waarmee op dergelijke omstandigheden ingesprongen kan worden.
3.1. Risico’s in het distributieproces Wat betreft de risico’s waarvoor noodscenario’s ontwikkeld worden, moet in de eerste plaats gedacht worden aan problemen bij de distributie van euromunten en biljetten, bijvoorbeeld ten gevolge van gladheid. In het transportschema voor de fijndistributie en het waardevervoer wordt op dit soort risico’s ingespeeld door voldoende speling in te bouwen om vertraging voor kortere tijd op te kunnen vangen. Ook worden procedures ontwikkeld om te voorkomen dat vertragingen op beperkte schaal tot aanzienlijke effecten verderop in de distributieketen leiden.
3.2. Risico’s als gevolg van tekortschietende voorbereidingen Eerder is gemeld dat bij een groot deel van het MKB de voorbereidingen niet ver waren gevorderd. De afgelopen maanden is de voorbereiding door het MKB evenwel goed op gang gekomen (slechts 11% van het kleinbedrijf geeft nog aan niets te hebben ondernomen; ongeveer de helft geeft aan minstens halverwege te zijn), zij het dat de diverse conversieactiviteiten in veel gevallen (te) veel geconcentreerd worden rond de datum van 1 januari. Het risico van samenloop ligt hierbij op de loer. Onvoldoende of te late voorbereiding kan er toe leiden dat de betrokken bedrijven begin januari problemen zullen ondervinden in hun bedrijfsprocessen. Uiteraard is het in ieders belang dat dit wordt voorkomen. De voorbereiding op chartaal gebied strekt zich onder meer uit tot het bestellen van euromunten en -biljetten, aanpassingen aan kassa’s, en het voorzien in voldoende, veilige opslagruimte voor de aanwezige hoeveelheid chartaal geld. De kans dat onvoldoende voorbereiding van het MKB van invloed is op een succesvolle chartale omschakeling is overigens beperkt omdat juist die sectoren die veel met contant geld te maken hebben (detailhandel, horeca), mede dankzij een actieve rol van de betrokken koepels en brancheverenigingen relatief ver zijn met hun voorbereidingen.
3.3. Risico’s in het betalingsgedrag van het publiek De bedrijfsvoering van toonbankinstellingen kan ten gevolge van langere transactietijden worden verstoord. Deels zijn langere transactietijden onontkoombaar en zullen toonbankinstellingen zich hierop moeten voorbereiden. Uit onderzoek blijkt dat zowel eurobetalingen – vanwege de onwennigheid van zowel de winkelier als de cliënt met de euro – als guldenbetalingen waarbij eurowisselgeld retour wordt gegeven, extra tijd zullen vergen. De bedrijfsvoering zou echter onnodig verstoord worden door gemengde betalingen (klant betaalt in één transactie deels met gulden en deels met euro). Omdat gemengde betalingen aanzienlijk complexer zijn, vergen deze buitenproportioneel veel tijd in de afhandeling. Gemengde betalingen zullen daarom ook sterk ontmoedigd worden. De transactietijden zouden ook onder druk kunnen komen staan, indien het publiek begin januari op grote schaal opgepotte guldenmunten zou «lozen». De banken hebben grote spaaracties in oktober en november 2001 gepland om de opgepotte voorraden guldenmunten af te romen. Voorts zal in de massamediale campagne het publiek worden geïnstrueerd om vooral niet met opgepotte guldenmunten te betalen, maar zoveel
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
10
mogelijk gepast in euro te betalen. Tenslotte zal in de campagne aandacht worden gegeven dat men resterende guldenmunten tot 1 april 2002 kosteloos bij de eigen bank kan afstorten en/of omwisselen.
3.4. Risico’s in het elektronisch betalingsverkeer Voorts is het denkbaar dat het elektronische betalingsverkeer verstoord wordt. De systemen van Interpay hebben in het verleden bij extreme drukte problemen gehad om al het PIN-verkeer te verwerken. Interpay heeft echter besloten om de bestaande capaciteit voor 1 november 2001 met 70% te verhogen. Deze capaciteit is voldoende om 80% van alle transacties (chartaal en elektronisch) boven € 15 te kunnen verwerken (thans wordt iets minder dan 50% van de transacties boven € 15 gepind). Het publiek zal in de massamediale campagne worden geadviseerd om bedragen vanaf € 15 te pinnen en voor lagere bedragen te chippen wanneer men niet over gepast geld in euro’s beschikt; dit advies is ook bedoeld om te vermijden dat de verwerkingscapaciteit overbelast wordt. Voorts zij opgemerkt dat in het distributiescenario voorzichtigheidshalve niet gerekend is met de mogelijkheid om de fysieke geldstromen te beperken door een grotere beroep te doen op elektronische betalingen. Het scenario is gebaseerd op het huidige gebruik van pinnen en chippen en niet op groei. Veeleer heeft elektronisch betalen een vangnetfunctie in het distributiescenario. Deze vangnetfunctie behelst dat de winkelier die onverhoopt door zijn eurowisselgeld heen dreigt te raken, dit kan voorkomen door zijn klanten te verzoeken om te pinnen en chippen. Uit een enquête van DNB blijkt dat 1⁄3 van het publiek bereid is om begin 2002 op verzoek van de winkelier te chippen en 3⁄4 van het publiek bereid is te pinnen.
3.5. Risico’s in de criminele sfeer Tot slot kunnen ook criminele activiteiten rondom de euroconversie een bedreiging vormen. Overvallen op transporten en winkels zijn hiervan evidente voorbeelden. Andere activiteiten waarmee rekening gehouden dient te worden zijn witwaspraktijken, oplichting en valsemunterij. De politie heeft ten behoeve van de stuurgroep justitiële en veiligheidsaspecten van de euro-invoering deze risico’s uit de criminele hoek in kaart gebracht in dreigingsanalyses die continu worden geactualiseerd, en komt aansluitend met voorstellen voor preventie en beveiliging. In de periode rond de chartale omwisseling zal er een zeer forse inzet van het politiepersoneel zijn. Door de betrokken instanties is aangegeven dat de Nederlandse politie hiertoe binnen de reguliere politiezorg in staat is. Voorts is van belang dat in het kader van de euroconversie voor het bestrijden van witwassen extra capaciteit in personele en materiële zin wordt ingezet. Het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) en het Bureau voor de politiële ondersteuning van de Landelijke Officier van Justitie voor de wet MOT (BLOM) hebben speciaal voor de chartale omwisseling extra capaciteit vrijgemaakt om de verwachte toename in het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties op een zinvolle wijze te verwerken. Onder meer wordt hierbij gebruik gemaakt van de HARMmethodiek (HARM: Hit-and-Run Moneylaundering), waarbij speciale politieteams actie ondernemen als zij via het MOT en BLOM een spoedmelding van een financiële instelling krijgen. Desgewenst is het kabinet bereid in vertrouwelijk overleg de veiligheidsrisico’s en maatregelen nader toe te lichten, bij voorkeur na het zomerreces als de plannen verder zijn uitgewerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
11
4. Euro-coördinatiestructuur In voorgaande rapportages is reeds ingegaan op de interdepartementale coördinatiestructuur voor de chartale omwisseling1. De Minister van Financiën treedt – gemachtigd door de Ministerraad – op als coördinerend minister voor de chartale omwisseling en voert hierover overleg met de betrokken ministers. Ook op ambtelijk niveau treedt het Ministerie van Financiën op als coördinerend ministerie. Dit neemt niet weg dat de betrokken departementen in deze structuur hun eigen verantwoordelijkheid behouden. Voor de specifieke operationele veiligheidsaspecten en de aansturing van de politie in het bijzonder hebben Justitie en BZK zoals eerder gemeld de stuurgroep «justitiële en veiligheidsaspecten invoering euro» in het leven geroepen. De bestaande coördinatiestructuur vormt de basis voor de op te zetten euro-coördinatiestructuur voor communicatie en besluitvorming in de periode rond €-day. Deze euro-coördinatiestructuur zal primair gericht zijn op de chartale omwisseling; daarnaast worden vanzelfsprekend alle andere mogelijke problemen met een grote maatschappelijke impact hier ter besluitvorming voorgelegd. Voor de euro-coördinatiestructuur zal gebruik gemaakt worden van de faciliteiten van het NCC. Het Ministerie van Financiën treedt op als coördinerend ministerie. De euro-coördinatiestructuur zal in een lichte vorm vanaf september operationeel zijn. Euromunten en -biljetten kunnen namelijk in principe vanaf 1 september onder voorwaarden verspreid worden aan professionele partijen. Vanaf 1 december tot en met eind januari zal de eurocoördinatiestructuur op volle sterkte draaien, aangezien in deze periode het zwaartepunt van de logistieke inspanningen in Nederland plaatsvindt. De coördinatiestructuur zal daarna nog tot 1 april stand-by staan, aangezien het publiek nog tot 1 april 2002 bij het bankwezen terecht kan voor het omwisselen en/of afstorten van guldens alsmede voor het omwisselen van nationale biljetten van andere EMU-landen. Goede communicatie richting pers en publiek is in deze periode vanzelfsprekend essentieel. Voor het vertrouwen van het publiek in de chartale omwisseling is heldere en eenduidige berichtgeving over het verloop van de chartale omwisseling noodzakelijk. In de euro-coördinatiestructuur zal daarom een belangrijke plaats worden ingeruimd voor voorlichting en communicatie. Zo zijn er bijvoorbeeld – in navolging van EURO2000 – geregelde persbriefings voorzien. Ook op het internationale vlak zijn goede afspraken noodzakelijk. De Governing Council van de ECB heeft reeds besloten tot het instellen van een Eurosystem Cash Changeover Co-ordination Committee bestaande uit vertegenwoordigers van de ECB en de betrokken centrale banken. Dit comité zal een monitorende rol hebben en een netwerk voor informatieuitwisseling opzetten. Voorts hebben de ECB en Europol een interinstitutionele stuurgroep opgezet die de strategie moet coördineren in de strijd tegen valsemunterij. Op Nederlands initiatief zijn er in Europol-kader afspraken gemaakt over de uitwisseling van informatie ten aanzien van eurogerelateerde criminaliteit, alsmede aspecten die de openbare orde betreffen. Voor een totaalbeeld van de chartale omwisseling in het eurogebied is het evenwel wenselijk dat er op het niveau van de betrokken Ministers van Financiën een coördinatiestructuur beschikbaar is die informatie uit de verschillende domeinen verzamelt. Nederland zal zich in de komende maanden ervoor inzetten dat er een adequate structuur beschikbaar is. 1
Kamerstuk nummer 25 107, nr. 37 en 47.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
12
5. Internationale vergelijking Alle eurolanden hebben inmiddels een plan voor de chartale omwisseling gepresenteerd. Het Nederlandse plan met een formele periode van dubbele circulatie van vier weken en een feitelijke omwisseling binnen één à twee weken, blijft veruit het meest ambitieuze. De meeste lidstaten blijven mikken op een periode van dubbele circulatie van twee maanden; uitzonderingen hierop zijn Ierland (tot 9 februari) en Frankrijk (tot 17 februari). Niet alle eurolanden hebben voorzien dat de geldautomaten vanaf 1 januari 2002 op grote schaal eurobiljetten zullen uitgeven. In Portugal, Frankrijk, Finland, Ierland en Italië is het percentage geldautomaten dat direct vanaf 1 januari eurobiljetten zal uitgeven nog vrij laag. In een aantal gevallen zullen er na 1 januari zelfs nog nationale biljetten via de geldautomaat uitgegeven worden. Er zijn echter nog besprekingen gaande met de banken om deze situatie te verbeteren. Ook is de beschikbaarheid van kleine coupures eurobiljetten via de geldautomaat niet overal gegarandeerd. Alleen in Duitsland en in Nederland zullen er op significante schaal € 5-bilijetten via geldautomaat worden uitgegeven. In België, Griekenland, Luxemburg en Finland zal het kleinste biljet dat uit de geldautomaat in de meeste gevallen zelfs het € 20-biljet zijn. Nederland en Duitsland zijn voorzover bekend ook de enige lidstaten die aan het einde van 2001 kleine coupures nationale biljetten via de geldautomaten zullen verstrekken. Een dergelijke maatregel draagt eveneens bij aan het beperken van de wisselgeldbehoefte van toonbankinstellingen. Immers, voorzover klanten aan het begin van 2002 nog met guldenbiljetten zullen betalen, zullen deze voornamelijk kleine biljetten zijn, waardoor de aanslag op het wisselgeld van de winkelier relatief beperkt zal zijn. Voorts speelt de vraag of de bevoorrading van toonbankinstellingen met euromunten en -biljetten overal succesvol zal zijn. In veel eurolanden worden de modaliteiten voor de bevoorrading met euromunten en -biljetten aan de marktpartijen overgelaten en is de opstelling van het bankwezen dusdanig dat de voorwaarden waaronder de bevoorrading van toonbankinstellingen plaatsvindt minder gunstig is dan in Nederland. Alleen in Nederland, Duitsland, Luxemburg en Oostenrijk is het voor de detailhandel mogelijk om op 1 januari 2002 eurobiljetten bij de bank op te halen. Ook de gratis fijndistributie van euromunten komt behalve in Nederland in geen enkel ander euroland voor evenals de innamevergoeding voor nationale munten. Tenslotte hebben Nederland, Oostenrijk en Ierland instrumenten ontwikkeld die de toonbankinstellingen bijstaan in het schatten van de wisselgeldbehoefte en besteladvies geven. In alle eurolanden is besloten om het publiek in december in de gelegenheid te stellen om een consumentenpakket met euromunten te kopen. De omvang van deze pakketten komt gewoonlijk overeen met een rond bedrag in nationale munt en varieert van € 6,35 (19 munten) in Ierland tot € 15,25 (40 munten) in Frankrijk. De Nederlandse consumentenpakketten ter waarde van € 11,34 (f 25) bevatten 32 munten. Finland heeft een muntenpakket dat vergelijkbaar is met de Nederlandse eurokit (één munt van iedere denominatie met een waarde van € 3,88), zij het dat de Finse eurosets niet gratis beschikbaar zullen worden gesteld. De distributie van deze consumentenpakketten start in de meeste eurolanden op 15 (zaterdag) of 17 (maandag) december. Onlangs heeft Frankrijk echter besloten om reeds op 14 december met de verkoop te starten. De overweging hierbij was dat de meeste banken op zaterdag gesloten zijn en dat er voldoende dagen nodig zijn om de consumentenpakketten te verkopen. Nederland heeft om vergelijkbare redenen eveneens besloten om de start
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
13
van het verloop van consumentenpakketten en de uitgifte van eurosets te vervroegen tot 14 december. Voorts is overal een gratis omwisselfaciliteit voor het publiek. Met uitzondering van Duitsland, Ierland en Oostenrijk geldt er geen beperking voor de eigen cliënten van de bank. In veel lidstaten is voor korte tijd ook beperkte kosteloze omwisseling voor niet-cliënten mogelijk. In Nederland zal deze optie in principe niet beschikbaar zijn. Spaaracties in 2001 om opgepotte nationale munten te verzamelen zijn tot nu toe in de helft van de eurolanden gepland (België, Duitsland, Griekenland, Ierland, Luxemburg en Nederland). De Europese Commissie heeft op 4 april een rapport gepubliceerd over de stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen op de chartale euro (COM (2001)190 final). De Commissie geeft in dit document een aantal voorbeelden van «best practices». Voor een belangrijk deel zijn deze «best practices» afkomstig uit het Nederlandse scenario. Als voorbeeld kan worden genoemd het vullen van geldautomaten met kleine coupures nationale biljetten aan het einde van 2001, openstelling van bankkantoren voor de detailhandel op 1 januari 2002, begin 2002 kleine coupures eurobiljetten via geldautomaat uitgeven, etc. Voorts presenteert de Commissie ter bespreking in de eurogroep maandelijks een scoreboard, dat steeds met het verslag van de eurogroep naar de Tweede Kamer wordt gezonden. 6. Slot Alle betrokken partijen zijn druk doende met de voorbereidingen op de gigantische logistieke operatie die de invoering van de euro met zich meebrengt. Voor het welslagen hiervan is van belang dat deze voorbereidingen op de huidige voet doorgaan binnen de afgesproken kaders. Naarmate de tijd vordert wordt het immers des te riskanter om telkens opnieuw de kaders van de operatie ter discussie te stellen. Onzekerheden over de kaders leiden immers de aandacht af van de uitvoerende werkzaamheden die nodig zijn in het voorbereidingsproces. Ook voor het publiek is het van groot belang dat de resterende voorbereidingsfase voldoende vertrouwen creëert in een beheerste omschakeling. Een operatie van deze omvang kan niet geheel geruisloos verlopen. Het zal onvermijdelijk zijn dat de invoering van de euro op beperkte schaal leidt tot vertragingen in normale processen, b.v. doordat transacties aanvankelijk meer tijd kosten. Met de genomen maatregelen worden dergelijke verstoringen zoveel mogelijk beperkt, en zullen de vruchten van de euro-invoering kunnen worden geplukt in de vorm van prijstransparantie, betere marktwerking binnen Europa en lagere kosten voor producten. De Minister van Financiën, G. Zalm
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 25 107, nr. 53
14