Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2001–2002
28 000 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2002
Nr. 68
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 6 maart 2002 De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 7 februari 2002 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over het advies van de Commissie Structuurversterking Veenkoloniën (28 000-XIV, nr. 36). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie), M. B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Th. A. M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Herrebrugh (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD) en Dijsselbloem (PvdA). Plv. leden: Van Vliet (D66), Depla (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Rietkerk (CDA), Pitstra (GroenLinks), Kamp (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van Wijmen (CDA), Buijs (CDA), Weekers (VVD), Dijksma (PvdA), Bolhuis (PvdA), O. P. G. Vos (VVD), Te Veldhuis (VVD) en Duivesteijn (PvdA).
De heer Waalkens (PvdA) omschrijft de veenkoloniën als een prachtig maar kwetsbaar gebied, dat de sporen van de historie draagt, met de hand gemaakt en met de ploeg bewerkt. De oogst wordt in het gebied zelf ver- en bewerkt. De fractie van de Partij van de Arbeid deelt de zorgen van het kabinet over dit gebied. Zij heeft bij voortduring gewezen op de noodzaak van een vervangend perspectief, binnen de landbouw en daarbuiten. Er is een grote afhankelijkheid van de landbouw en de daarvan afgeleide industrie, die een geringe diversificatie heeft en substantieel wordt ondersteund vanuit het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De commerciële dienstverlening is ondervertegenwoordigd, er is een structurele en hardnekkige werkloosheid, het gemiddelde inkomen ligt 10% beneden dat van de rest van Nederland, het aandeel van de gesubsidieerde werkgelegenheid is erg groot en de bereikbaarheid van het gebied is slecht. De heer Waalkens deelt de conclusies van de commissie Structuurversterking veenkoloniën (commissie-Hoekstra) over de eenzijdige oriëntatie en de afhankelijkheid van het gebied. Impulsen van buitenaf zijn nodig, met een integrale aanpak. Het is absoluut voorspelbaar dat bij een sterk verminderende steun en een productiestijging het areaal zetmeelaardappelen fors zal krimpen. Wie dat niet erkent steekt de kop in het zand. In termen van de Vijfde nota ruimtelijke ordening blijven de veenkoloniën een landbouwontwikkelingsgebied. In het hart van het gebied kan de landbouw zich zijns inziens manifesteren in een structuur die ook in de toekomst borg staat voor het behalen van inkomen. Daarnaast zullen er gebieden zijn die multifunctioneel worden ingevuld, door inplaatsing van melkveehouderij, clustering van biologische productie, introductie van nieuwe teelten, aandacht voor natuur en recreatie, aandacht voor windenergie en een forse impuls voor de glastuinbouw in de regio EmmenKlazienaveen. Daarnaast moet er aandacht zijn voor de economische
KST59830 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 XIV, nr. 68
1
1
kernzones die al zijn afgesproken in het Kompas voor het noorden. Naast de Kompasgelden is additionele financiering nodig. Het kabinetsstandpunt is in dezen te terughoudend. Hij stelt de volgende vragen: 1. Wil de minister bevorderen dat het gebied meer gebruik kan maken van reeds beschikbare middelen? 2. Is de minister bereid voor de voorbereiding en uitvoering van de integrale aanpak een substantieel werkbudget beschikbaar te stellen en samen op te trekken met het Samenwerkingsverband NoordNederland (SNN), provincies en waterschappen? 3. Is de minister bereid te bevorderen dat er een fonds voor de veenkoloniën komt? 4. Wil de minister in overleg treden met zijn collega’s van NoordrijnWestfalen en Nedersaksen over een mogelijk gezamenlijke aanpak? 5. Wil de minister alsnog bij voorrang een systeem van modulatie implementeren in de veenkoloniën? 6. Wil de minister bevorderen dat de directie Noord, aangestuurd door het ministerie van LNV, de regie over het gebied in handen neemt? Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) moet het van het hart dat de reactie van het kabinet op het rapport van de commissie-Hoekstra nogal mager is, vooral gelet op de intentie waarmee die commissie aan het werk is gezet. Zij onderschrijft een groot deel van de conclusies en het advies van de commissie. Een nieuw aspect waar de commissie de vinger bij heeft gelegd is dat er een grote bestuurlijke versnippering is, dat er meer dient te worden samengewerkt en dat er afstemming moet plaatsvinden tussen provincies en gemeenten. Er zijn al veel meer rapporten over de veenkoloniën geweest, maar resultaten daarvan zijn (nog) niet zichtbaar. De herinrichting van de veenkoloniën moet nog worden afgerond. Zij heeft naar aanleiding van de kabinetsreactie een aantal vragen. 1. De aanpassing van het aardappelzetmeelbeleid van de EU kan negatieve gevolgen hebben, waartegen Avebe en telers tijdig maatregelen zullen moeten nemen. Zal het kabinet zich inzetten voor het behoud van de koppeling van het aardappelzetmeelregime en het graanzetmeelregime, zodat ondernemers en de industrie tijd hebben om tot verdere innovatie, marktverbetering etc. te komen? Na 2006 moet weer verder bezien worden wat er gaat gebeuren. 2. Zijn naast de 5 mln Koopmansgelden die nu worden gereserveerd voor ontwikkeling van de melkveehouderij in de veenkoloniën meer impulsen voor nieuwe landbouwkundige ontwikkelingen te verwachten? 3. De commissie-Hoekstra geeft aan dat geen analyse heeft plaatsgevonden van de capaciteit van de verbindingen Emmen-Assen, de N33 en Groningen-Emmen, de N34, in relatie tot de verkeersintensiteit. Die gegevens moeten te leveren zijn, want er is al veel onderzoek naar gedaan. De fractie van de VVD vindt de constatering van het kabinet dat met de aanpassing van de rijkswegen N34 en N37 de bereikbaarheid van en de verkeersveiligheid in de veenkoloniën belangrijk zijn verbeterd irreëel. De N33 is de belangrijkste ontsluiting aan de noordzijde van de veenkoloniën en staat bekend als een van de gevaarlijkste wegen in het land. Mevrouw Snijder-Hazelhoff meent dat dit met nadruk onder de aandacht van het hele kabinet moet worden gebracht. 4. Mevrouw Snijder-Hazelhoff onderschrijft dat veel aandacht dient te worden besteed aan de kwaliteit van het woon- en leefklimaat en het landschap, maar pleit voor de zorg voor de cultuurhistorie van het gebied. Zij waarschuwt dat er niet zo maar wat extra bossen en aanvullingen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) moeten worden aangelegd. Mevrouw Snijder-Hazelhoff vindt het belangrijk dat provincies en gemeenten elkaar vinden om zich gezamenlijk in te zetten voor het veenkoloniale gebied. Ook burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijfs-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 XIV, nr. 68
2
leven en onderwijs moeten een duidelijke betrokkenheid toebedeeld krijgen. Zij constateert dat er nogal veel van de regio wordt verwacht. Het kabinet verwijst naar de Langmangelden en de ICES-gelden, maar er zijn veel claims voor andere projecten. Zij heeft het gevoel dat het kabinet met het instellen van de commissie-Hoekstra verwachtingen in het gebied heeft gewekt, maar dat een echte inzet, door een financiële onderbouwing, tot nu toe uitblijft. De heer Ter Veer (D66) vindt het een belangwekkende mededeling van de minister dat hij zich onverkort inzet voor handhaving van de zetmeelregeling. Minister Pronk heeft mede goedkeuring gegeven aan de voortzetting van de veldproeven met genetisch gemodificeerde aardappelen, zodat de innovatie door kan gaan. Het suikerquotum is nu vrij verhandelbaar, hetgeen kan leiden tot versterking van de economische basis van het individuele landbouwbedrijf. Ook de inplaatsing van melkveehouderijbedrijven is goed voor de agrarische structuur van de veenkoloniën. Zijn fractie ziet niets in nog eens een landinrichtingsproject. De herinrichting van de veenkoloniën is nog niet eens afgerond. Zij is wel erg ingenomen met de gelden voor de plattelandsontwikkelingsprojecten, die onder andere uit Brussel komen. Zij steunt de plannen voor een windpark in Pekela. Windmolens zijn niet overal gemakkelijk te plaatsen, zeker niet bij de Afsluitdijk. De heer Ter Veer betuigt adhesie voor de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied Hoogezand-Sappemeer. Hij wenst Avebe veel sterkte en wijsheid. Voor de fractie van D66 staat centraal dat er in de veenkoloniën nog ruimte is. Er worden veel aardige dingen voor de landbouw gedaan, maar er kan nog veel meer. De nota Belvedère biedt naar het oordeel van de heer Ter Veer aantrekkelijke mogelijkheden om met inachtneming van de cultuurhistorische elementen in het gebied extra impulsen te geven. Er zijn vier bestuurslagen die zich met de veenkoloniën bemoeien, om te beginnen Europa, dat vele regelingen heeft waar de veenkoloniën mede van profiteren. Verder is vooral belangrijk dat landelijke overheid, provincies en gemeenten elkaar weten te vinden. Er moet bijvoorbeeld zo snel mogelijk duidelijkheid komen over niet-agrarische bestemmingen voor vrijkomende boerderijen. Met de ruimte-voor-ruimteregeling blijkt al veel te kunnen. Er zijn veel meer bestemmingen mogelijk dan autosloperij en seksboerderij. Nieuwe agrarische bouwplannen moeten ruimhartig worden bejegend, ook door de plaatselijke autoriteiten. De heer Waalkens verdient naar het inzicht van de heer Ter Veer de eer dat hij de problematiek van de aardappelzetmeel in de veenkoloniën en het naderende einde van de Brusselse steun aan de orde heeft gesteld. In Groningen en Drenthe heeft vooral de PvdA het voor het zeggen. Noblesse oblige. De PvdA-bestuurders zijn het aan hun stand verplicht om te zorgen dat er niet alleen wordt gepraat, maar ook gehandeld. De heer Atsma (CDA) is van oordeel dat de kabinetsreactie weinigzeggend is. Hij vindt een plan van aanpak noodzakelijk, maar ziet daar nog niet veel van. Hij is het volstrekt eens met de analyses van de commissieHoekstra. Een aantal van zijn collega’s heeft zijns inziens een beetje rond de hete brij heen gedraaid waar het de vraag betreft of de aardappelzetmeelindustrie nog perspectief heeft als dragende factor voor de veenkoloniën. De heer Waalkens heeft dat perspectief diverse malen ter discussie gesteld, maar zei er vandaag weinig over. Het kabinet mag zich niet beperken tot de afspraken die zijn gemaakt voor de periode tot 2006. Het gaat ook om het perspectief op langere termijn, waarbij de uitbreiding van Europa en de Europese ondersteuning van de totale sector erg belangrijk zijn. De heer Atsma kiest er niet voor om het perspectief voor de aardappelzetmeel weg te nemen. De overheid moet de rug niet naar het gebied wenden. Hij ziet een vernieuwing van de sector, ook met inzet van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 XIV, nr. 68
3
Avebe, als een beter begaanbare route dan de route die de heer Waalkens in de voorgaande maanden meermalen heeft aangegeven. Door de meeropbrengst van de hectares voor de aardappelteelt die in de komende jaren te verwachten is, zullen er hectares vrijkomen. Als er waterpartijen worden aangelegd, kan daar niet van worden geleefd. Van parkachtige projecten in het kader van Belvedere kan men evenmin leven. De vrijkomende grond moet naar het inzicht van de heer Atsma tot het uiterste worden benut voor de mogelijkheden die de landbouw zelf ook aanreikt. NLTO heeft het perspectief daarvoor aangegeven. Er is volop ruimte voor melkveehouderij en glastuinbouw en de bollenteelt zou eraan kunnen worden toegevoegd. Voor een verbreding van de agrarische sector moet de infrastructuur worden verbeterd. Hij kan uit de reactie van het kabinet niet opmaken dat het kabinet daar de moed voor heeft. Er is geld nodig voor verbetering van de infrastructuur. Bijvoorbeeld Stadskanaal heeft daarvoor aanzetten gegeven. De keuzes moeten eerst in regionaal en provinciaal verband worden gemaakt. Hij beschouwt de sturende reacties vanuit de provincies tot nu toe als minimaal. Hem is duidelijk wat landbouworganisaties en waterschappen ervan vinden, maar niet wat de provincies ervan vinden. Misschien heeft dat te maken met de cultuur in die provincies. Dat de heer Waalkens kennelijk als enige wel kennis heeft van de reacties van de provincies zegt misschien iets over de teneur die door de heer Ter Veer is aangegeven. Dat er Kompasgelden en Langmangelden beschikbaar zijn is voor de heer Atsma niets nieuws. Hem is overigens ook bekend hoeveel moeite het noorden soms moet doen om dat geld binnen te halen. Als de minister straks niet een klip en klaar antwoord inzake de financiën geeft, is het dienstig dat de Kamer via een uitspraak probeert extra middelen op tafel te krijgen. Ten slotte vraagt de heer Atsma of straks alleen de bestuurders van gemeenten, provincies en wellicht ook het Rijk meepraten over de ontwikkeling van het gebied of dat de verschillende sectoren zelf ook rechtstreeks mogen meepraten. De heer Stellingwerf (ChristenUnie) valt het op dat vandaag vooral noordelingen aanwezig zijn, maar hij gaat ervan uit dat dit toeval is en dat er kamerbreed belangstelling is voor de veenkoloniën. Hij citeert met instemming de regels uit het lied van Ede Staal over de veenkoloniën, die ook in het rapport waren opgenomen. Over de structuur van het gebied kan gemakkelijker geschreven worden dan dat verbeteringen in de praktijk worden gebracht. Er moet vooral aan randvoorwaarden worden voldaan, via algemene beleidsinstrumenten als onderwijs, infrastructuur, stedelijke vernieuwing enz. De vraag is dan gewoon welke prioriteit een gebied als de veenkoloniën krijgt. De reactie van het kabinet stelt hem wat dat betreft enigszins teleur. Het is goed dat de regionale problematiek in kaart is gebracht, want die kan nu tenminste in de afwegingen worden betrokken. Het eventuele negatieve imago van het gebied wordt er vooral van buitenaf op geplakt. Hij zou best in het gebied willen wonen, want het heeft genoeg kwaliteiten. Aan het imago bij buitenstaanders moet vooral wat gedaan worden vanuit een zelfbewuste houding van de regio, die zelf moet bepalen wat zij met haar kwaliteiten wenst te doen. Belangrijk is dat de verschillende gebiedsdelen niet gaan concurreren, maar dat vanuit een integrale gebiedsvisie wordt gewerkt. De heer Stellingwerf pleit ervoor om ook aan de andere kant van de grens met Duitsland te kijken, aangezien Emsland in het verleden reeds een succesvol beleid heeft gevoerd, waarvan wellicht nog geleerd kan worden. Hij vindt vooral de visie op de landbouw belangrijk. Ook voor hem staat de zetmeelaardappelenteelt centraal, met daaraan gekoppeld de innovatieve verwerkende industrie, de toelevering, het transport, de dienstverlening enz. Die structuur heeft het gebied gemaakt. Het wegvallen van de beschermende kaders door het wegvallen van de markt-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 XIV, nr. 68
4
ordening kan het gebied ook breken. Hij is blij dat het kabinet de koppeling aan het graanzetmeelregime wil behouden om gelijke concurrentievoorwaarden te creëren. Het wil echter ook zo snel mogelijk van elke vorm van marktordening en marktondersteuning af. Zeker wanneer nieuwe landen tot de EU toetreden zal de regio vanwege de hogekostenstructuur uit de markt worden gedrukt. Hij zou willen dat Nederland leidinggevend was bij het handhaven van de vangnetconstructie die de marktordening nu is. Europa moet geen slaaf van de WTO zijn. Het kabinet wil de ondersteuning meer richten op de maatschappelijke functies van de landbouw, maar hij vraagt zich af wat er meer maatschappelijk is dan behoud van de sociaal-economische infrastructuur, waardoor ook het typische landschap kan worden behouden. Natuurlijk laat dit onverlet dat bekeken moet worden hoe de teelt doelmatiger kan zijn. Hij vindt de inplaatsing van melkveehouderij heel goed, maar is minder enthousiast over de vestiging van boomkwekerijen. Hij vraagt of de regering mogelijkheden ziet voor agrarisch natuurbeheer, bijvoorbeeld op de verplichte spuitvrije zones. Kan de akkerbouw aangevuld worden met grondgebonden veehouderij uit de concentratiegebieden? Een afschaffing van het zetmeelregime zal naar de overtuiging van de heer Stellingwerf uitlopen op een structuurverzwakking. Het geld dat nu beschikbaar is is dan heel weinig. Dan is een grote investeringsimpuls nodig, bijvoorbeeld in het kader van ICES. Hij heeft begrepen dat projecten voor de veenkoloniën in dat kader goed zouden scoren. Het antwoord van de minister De minister meent dat nu voor de allereerste keer in de historie in de Tweede Kamer speciaal over de veenkoloniën wordt gesproken. Hij heeft de commissie-Hoekstra ingesteld om het fundamentele vraagstuk van de structuur van het gebied te analyseren. Het was gemakkelijker geweest om dat niet te doen, maar het leek het kabinet essentieel om niet te reageren op voor de hand liggende ontwikkelingen, maar om al aandacht aan problemen te schenken voordat die problemen zich voordoen. Dat de kabinetsreactie op het rapport wordt besproken in de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij geeft wel aan dat het parlement de problematiek van de veenkoloniën vooral ziet als een landbouwproblematiek. Hem is gevraagd de rol van coördinator op zich te nemen, terwijl vaak Economische Zaken het beleid voor de economische infrastructuur van een regio zal coördineren. Hij kent het gebied uit eigen ervaring. Vele jaren geleden was hij lid van de provinciale staten van Groningen. De minister beklemtoont dat de komende vijf jaar zich majeure veranderingen in de Europese landbouwpolitiek zullen voordoen. Provincies en regio zullen nooit kunnen zeggen dat zij dat niet hebben geweten. Het kabinet zal echter met grote hardnekkigheid vasthouden aan de toegezegde koppeling van aardappelzetmeel en graanzetmeel. Tot 2006 zullen er geen majeure veranderingen in het gebied plaatsvinden. De bedragen die met de koppeling gemoeid zijn zullen ongeveer stabiel zijn. Daarna zullen er ook bij handhaving van de koppeling aanzienlijke inkomensverliezen en steunverliezen zijn. De cijfers over de grote werkloosheid, de eenzijdige gerichtheid en de relatieve braindrain zijn bekend. De inzet van het rapport was dat de problematiek van de veenkoloniën zelf primair aan de orde zou komen. Als de Kamer de reactie van het kabinet nog mager vindt, komt dat wellicht doordat het proces nog maar net is begonnen. Ook voor de provincies is het betrekkelijk nieuw dat er aan de veenkoloniën apart aandacht wordt besteed. De discussie die nu plaatsvindt gaat niet over een van de regionale problematiek van het noorden afgeleide problematiek. De minister erkent dat de internationale dimensie belangrijk is. Jarenlang hebben Groningen en Drenthe de aanpalende regio’s in Duitsland de rug
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 XIV, nr. 68
5
toegewend. De Duitse Länder werden geacht een heel andere oriëntatie te hebben. Het probleem was echter in wezen dat er geen Europese regionale politiek bestond. Men oriënteerde zich op respectievelijk Den Haag en Bonn. Voor Groningers en Drenten was weinig te halen in Bonn en voor het Emsland was weinig te halen in Den Haag. De problematiek van het Emsland was ook aan het water gebonden en die van de veenkoloniën minder. Bovendien is de schaal van de drie noordelijke provincies toch veel kleiner dan die van de deelstaat Nedersaksen. Overigens heeft hij inmiddels contact met zijn collega van Nedersaksen over de aardappelzetmeelproblematiek. Naar zijn indruk komt er in Hannover meer belangstelling voor een gezamenlijke aanpak. Alleen Duitsland en Nederland zijn geïnteresseerd in de voortzetting van het huidige aardappelzetmeelregime. De minister prijst de moed van de heer Waalkens voor diens vooruitlopen op de ontwikkelingen na 2006, wanneer de Europese Unie groter zal zijn en de prioriteiten van het landbouwbeleid zullen worden verschoven van de eerste pijler naar de tweede pijler. Dat zal het gebied van de veenkoloniën nieuwe kansen geven, maar na 2006 wordt het beleid van prijsondersteuning niet noodzakelijkerwijs voortgezet. Wie daarvoor de ogen sluit, draait de bewoners van het gebied een rad voor ogen. Zijn inzet is niet zozeer om alles op alles te zetten om prijs- en marktsteun te handhaven, omdat dit niet past in het bredere economische beleid van het kabinet en hij ook niet gelooft dat de toekomst van het gebied kan worden gegarandeerd door in te zetten op bestaande steun. De landbouwpolitiek voor het gebied wordt verbreed. Aan de tweede pijler heeft Nederland, overheid en sector, nooit aandacht besteed. Er was een nationale economische visie die op export was gericht, waar prijs- en marktsteun wel in paste, maar plattelandssteun niet. Die werd vooral belangrijk geacht voor gebieden die ontvolkten. De problematiek van de veenkoloniën gaat daar meer op lijken dan in welk ander gebied in Nederland dan ook. De minister is het ermee eens dat niet opnieuw moet worden gewerkt aan een nieuwe landinrichting. Hij geeft aan dat er aan Langmangelden voor glastuinbouw, agrarisch natuurbeheer enz. globaal 40 mln euro beschikbaar is, aan plattelandsontwikkelingsgelden van de EU voor NoordNederland 9 mln euro en voor landinrichting, EHS en andere subsidies voor de landbouw ongeveer 100 mln euro. Voor de veenkoloniën is ongeveer een negende deel van deze bedragen beschikbaar. De hectaresteun voor de veenkoloniën is jaarlijks 40 mln euro. Uit de Kompasmiddelen gaat jaarlijks 21,5 mln euro naar de veenkoloniën. De minister beseft overigens dat met de beschikbaarstelling van deze gelden de problemen niet zijn opgelost. Hij bereidt een ICES-claim voor. Voorts wordt al met het oog op de kabinetsformatie bekeken welke budgetten verder nodig zouden zijn. Een debat als dat van vandaag is erg nuttig voor het verkrijgen van een groter financieel draagvlak. Hij zou er geen probleem mee hebben als er een debat over het VAO kwam. Als de Kamer met een uitspraak komt, zal hij daar zeker niet om treuren. Hij wil echter niet beginnen met de stelling dat het beter gaat als het kabinet geld uitgeeft. De regiovisie en de inzet van de provincies moeten ook impulsen zijn waardoor het gebied in het zonnetje komt. Hij bespeurt echter te veel neiging om te redeneren vanuit een financiële basis zonder naar de oorzaken van de problemen te kijken. Het verheugt de minister dat er een regiovisie voor de tien betrokken gemeenten komt. Hij hoopt dat de provincies die zullen vertalen in een herprioritering van hun gezamenlijke beleid. Die regiovisie moet ook gericht zijn op de periode na 2006. Het volgende kabinet zal een aanzet moeten geven voor de verdere omgang met de regiovisie, zodat het niet bij de historische bijeenkomst van vandaag blijft. De Koopmansgelden zijn bestemd voor inplaatsing van bedrijven in het gebied, maar ook voor structuurversterking. De minister zal een bijdrage beschikbaar stellen voor het opstellen van de regiovisie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 XIV, nr. 68
6
De problematiek van de N33 en de N34 is een totaal andere dan die in het westen van het land. Aan de veiligheidsproblemen wordt gewerkt. Daarvoor is door Verkeer en Waterstaat een ICES-claim ingediend. Het beleid voor het openbaar vervoer is gedecentraliseerd. De afroming in het kader van de modulatie is generiek. Het is heel lastig om voor een specifiek gebied een aparte regeling te treffen. De modulatie zal vanaf 2003 een sterk accent krijgen. De veenkoloniën mogen niet afhankelijk worden van een op zichzelf nog onzeker instrument als de modulatie. De minister is blij dat positief wordt gereageerd op de afgifte van een vergunning voor veldproeven door de Avebe met genetisch gemodificeerde aardappelen. De Avebe weet naar de indruk van de minister voldoende snel hoogwaardige derivaten uit de dure grondstof aardappelzetmeel te halen. De Avebe heeft een beleidsplan dat anticipeert op de steunverlaging en daarmee voorziet in de continuïteit. De Avebe gebruikt ook tarwezetmeel en tapioca als grondstof. Hij heeft het volle vertrouwen in de levensvatbaarheid van het bedrijf. Het is belangrijk dat de steun aan de telers geleidelijk wordt verlaagd, zodat zij zich kunnen aanpassen. Nadere gedachtewisseling De heer Waalkens (PvdA) zou ter ondersteuning van de inzet van de minister een uitspraak van de Kamer over een bundeling van geldstromen gericht op de problematiek van de veenkoloniën willen vragen. Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) hoopt dat vanavond nog een debat over het VAO kan plaatsvinden, ter ondersteuning van minister en kabinet. De heer Ter Veer (D66) hoort nog graag iets over het windpark Pekela. De heer Atsma (CDA) hoopt dat de positieve reactie van de minister op de vragen over de budgetten door middel van een Kameruitspraak kan worden bevestigd. Hij is absoluut nog niet gerustgesteld door de opstelling van enkele partijen voor de periode na 2006. Hij hoopt dat de Avebe de tijd wordt gegund om te overleven. De heer Stellingwerf (ChristenUnie) zou het betreuren dat 50 mln euro tot 75 mln euro zou moeten worden ingeleverd doordat het Europees beleid verandert, terwijl er dan Nederlands geld naar de veenkoloniën gepompt moet worden. Hij wil krachtig vasthouden aan de EU-steun. De minister deelt mee dat voor wat betreft de aanleg van het windpark Pekela er wordt gewerkt aan een overleg met VROM en de provincie Groningen. Hij ziet het aangekondigde debat over het VAO met vertrouwen tegemoet. De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Ter Veer De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, De Lange
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 XIV, nr. 68
7