Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2002–2003
28 684
Naar een veiliger samenleving
Nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 16 mei 2003 Met deze brief bieden wij u aan de eerste voortgangsrapportage over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma. Deze rapportage is de eerste uit een reeks van halfjaarlijkse voortgangsrapportages over het Veiligheidsprogramma, die uw Kamer voortaan in mei en oktober zal ontvangen. Daarmee wordt tevens invulling gegeven aan de motie Cornielje op de wijze zoals wij uw Kamer reeds hebben bericht in onze brief van 3 april 2003 (TK, 2002–2003, 28 684, nr. 8). De voorliggende mei-rapportage bestrijkt de periode 16 oktober 2002 tot 1 april 2003. In de financiële raming van de uitvoering van het Veiligheidsprogramma (zie bijlage V) is aangegeven onder welke voorwaarden en aannames de uitvoering in de Justitieketen realiseerbaar is. Daarvan zij gezegd dat deze aannames alle aan de scherpe kant zijn en in samenhang dus niet zonder risico’s. In de bijlage bij de voortgangsrapportage vindt U voorts een brief van de departementale accountantsdiensten. Deze bevat de hoofdlijnen van de auditbenadering die de komende maanden in een auditplan en een plan van aanpak zullen worden uitgewerkt. In de eerstvolgende rapportage zullen wij hierop een reactie geven. De Minister van Justitie, J. P. H. Donner De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes
KST68237 0203tkkst28684-9 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2003
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
1
NAAR EEN VEILIGER SAMENLEVING VOORTGANGSRAPPORTAGE MEI 2003
Inhoudsopgave Paragraaf 1: Inleiding 1.1 Verslagperiode 1.2 Opzet rapportage 1.3 Maatregelen door andere departementen 1.4 Maatregelen door derden
3 4 5 5
Paragraaf 2: Algehele voortgang programma 2.1 Uitvoeringsorganisatie 2.2 Aanpak en hoofddoelstelling 2.3 Beleidsprogramma’s en afspraken met ketenpartner 2.4 Algeheel beeld
6 7 7 8 10
Paragraaf 3: Beleidsspeerpunten 3.1 Veelplegers 3.2 Risicojongeren 3.3 Urgentiegebieden
11 11 12 13
Paragraaf 4: Maatregelen 4.1 Politie en opsporing 4.2 Vervolging en afdoening 4.3 Sanctietoepassing 4.4 Preventie en openbaar bestuur
15 15 20 22 25
Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VI Bijlage VII
32 85 86 88 91 94
Overzicht maatregelen en prestaties Overzicht objectieve en subjectieve veiligheid Overzicht kerncijfers strafrechtsketen Voortgangsoverzicht wetgevingsprogramma Financiën Brief van de departementale accountantsdiensten Plan van aanpak implementatie nationale en bovenregionale recherche
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
97
2
PARAGRAAF 1 INLEIDING Op 16 oktober 2002 heeft het kabinet de nota «Naar een veiliger samenleving» (TK, 2002–2003, 28 684, nr. 1)1 aangeboden. In deze nota heeft het kabinet het hoofdthema Veiligheid uit het Strategisch Akkoord uitgewerkt tot een stevig en samenhangend pakket van beleidsmaatregelen die, voorzien van een programmatisch kader, de weg moeten uitzetten naar een veiliger samenleving. Bij het demissionair worden van het kabinet is de nota niet controversieel verklaard. In het wetgevingsoverleg van 2 december 2002 hebben wij dan ook uitvoerig met uw Kamer over de nota van gedachten gewisseld. Daarbij is door het lid Cornielje een motie (nr. 91)2 ingediend om met betrekking tot de uitvoering van de nota de essentie van de procedureregeling van de grote projecten in te bedden in de VBTB-systematiek om zo te komen tot een handhavingsbegroting. Daarmee wordt voorzien in periodieke en geïntegreerde informatievoorziening aan de Tweede Kamer over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma. Op dinsdag 18 februari jl. is de motie Cornielje door de Kamer in nieuwe samenstelling met algemene stemmen aanvaard. Getuige de stemverklaringen afgegeven bij het aanvaarden van de motie, leeft ook bij Uw Kamer het gevoel dat een en ander niet moet leiden tot een overmaat aan bureaucratie bij de uitvoering van het programma. Bij brief van 3 april 20033 hebben wij aangegeven hoe wij aan de motie Cornielje uitvoering willen geven en aan de Kamer verantwoording zullen afleggen op een wijze die enerzijds recht doet aan de controlerende verantwoordelijkheid van de Kamer, en anderzijds tegemoet komt aan zowel Uw als onze wens de papieren bureaucratie daarbij zo beperkt mogelijk te houden. Wij hebben daarbij de contouren van de uitvoering zoals die ons voor ogen staat geschetst (in de komende periode zullen onderdelen hiervan nog nader worden uitgewerkt). Tevens hebben wij aangegeven dat wij voornemens zijn de Kamer tweemaal per jaar over de voortgang van het Veiligheidsprogramma te rapporteren; een voorjaarsrapportage op of omstreeks 1 mei over de realisatie van de maatregelen en prestaties in het vorige jaar en een najaarsrapportage op of omstreeks 1 oktober over het lopende jaar. De rapportage-momenten zijn zo gekozen dat zij ingebed zijn in de VBTB-systematiek en zo veel mogelijk aansluiten op de bestaande P&C-cycli. De voorjaarsrapportage legt verantwoording af over het afgelopen jaar (ook financieel) en kan worden betrokken bij de behandeling van de departementale verantwoording op de derde woensdag in mei. De najaarsrapportage rapporteert over het lopende jaar en kan worden betrokken bij de behandeling van de departementale begrotingen van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en van Justitie. In de laatstgenoemde najaarsrapportage worden ook de effecten op de feitelijke veiligheid meegenomen. Deze worden jaarlijks gemeten. 1.1 Verslagperiode
1
In het vervolg aangeduid als Veiligheidsprogramma. Bij verwijzing naar bepaalde pagina’s wordt gedoeld op de als kamerstuk (nr. 28 684, nr. 1) ingebrachte nota. 2 TK 2002–2003, 28 600 VI, VII, nr. 91. 3 TK 2002–2003, 28 684, nr. 8.
Voor u ligt de eerste meirapportage over de voortgang van het Veiligheidsprogramma. De rapportage beschrijft de periode 16 oktober 2002, de dag waarop de nota aan Uw Kamer is aangeboden, tot 1 april 2003. In afwijking van de voorziene systematiek is voor deze eerste keer gekozen voor een rapportage over de stand van zaken van de maatregelen en prestaties per 1 april in plaats van 1 januari, omdat aldus een beter beeld ontstaat van hetgeen reeds door het huidige demissionaire kabinet is verwezenlijkt. Het nieuwe kabinet kan hierop voortbouwen. Daarnaast zou een rapportage over enkel de periode oktober–december 2002 weinig zinvol zijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
3
1.2 Opzet rapportage De opzet van de eerste voortgangsrapportage is als volgt. In paragraaf 2 wordt op hoofdlijnen gerapporteerd over de voortgang van het programma als geheel. Paragraaf 3 gaat vervolgens in op de voortgang ter zake van de beleidsspeerpunten uit het programma: veelplegers (3.1), risicojongeren (3.2) en urgentiegebieden (3.3). Ook deze rapportage zal zoveel mogelijk de hoofdlijnen betreffen. In paragraaf 4 wordt daarna ingezoomd op de maatregelen die als randvoorwaarden voor een effectieve aanpak kunnen worden beschouwd. In volgorde komen aan de orde de maatregelen die betrekking hebben op politie en opsporing (4.1), vervolging en afdoening (4.2), sanctietoepassing (4.3) en op preventie en openbaar bestuur (4.4). De hoofdteksten zullen zich zoveel mogelijk concentreren op het (geven van) overzicht over het betreffende terrein. Meer exacte informatie over de concrete prestaties, afspraken, nul- en streefwaarde(n), en de voortgang met betrekking tot de maatregelen is opgenomen in bijlage I. Aldus wordt voorkomen dat het overzicht in de details verloren raakt. Tevens biedt deze wijze van rapportage voldoende concrete informatie over de maatregelen en prestaties in het licht van de procedureregeling grote projecten en de VBTB-systematiek. Bijlage I verschaft noodzakelijkerwijs nu nog een overzicht van de ingezette maatregelen (input) afzonderlijk. In de volgende voortgangsrapportages zal de aandacht zich concentreren op de voortgang en de output van deze maatregelen in relatie tot bovengenoemde (clustering van) subparagrafen. De bijlage zal mitsdien compacter en daardoor overzichtelijker worden. Bevat bijlage I informatie over de concrete maatregelen en prestaties, de andere bijlagen bevatten de nodige aanvullende informatie die in de loop van het traject aan belang zullen winnen. In bijlage II wordt een cijfermatig beeld met betrekking tot de situatie in de objectieve en subjectieve veiligheid gegeven: in deze eerste rapportage betreft dit de cijfers 2001; in de rapportages van oktober bevat dit de informatie voor de jaren daarna. In bijlage III wordt een cijfermatig beeld van de stand van zaken in de strafrechtsketen gegeven. Dit betreft eveneens de cijfers van 2001 (en voor zover beschikbaar 2002); een goed beeld van hoe de strafrechtsketen zich door de jaren heen ontwikkelt is van bijzonder belang voor een goede uitvoering van dit programma nu het programma ook ziet op een algehele intensivering van de strafrechtsketen. In bijlage IV wordt een beeld van de voortgang in/van het wetgevingsprogramma geschetst. Op deze plaats kan overigens al worden aangegeven dat, na de aantrede van het nieuwe kabinet, een aantal van de voorziene wetgevingsmaatregelen die randvoorwaardelijk zijn voor een effectieve aanpak, voor parlementaire behandeling door Uw Kamer in aanmerking zal moeten komen, wil het Veiligheidsprogramma als geheel geen onnodige vertraging oplopen (mede ook gezien de langdurige looptijd van dergelijke wetgevingstrajecten). Bijlage V bevat een toelichting over de financiële stand van zaken. Bijlage VI bevat een brief van de departementale accountantsdiensten. Hierin beschrijven zij hoe een adequate accountantscontrole en -rapportage tot stand zal worden gebracht in het licht van de complexiteit van het huidige programma met zijn uiteenlopendheid van maatregelen. Een meer uitgebreide beschouwing plus toetsing is eerst voorzien voor de eerstvolgende rapportage van oktober aanstaande. Tot slot is in bijlage VII het plan van aanpak implementatie nationale en bovenregionale recherche opgenomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
4
1.3 Maatregelen door andere departementen Wat betreft de rapportage over maatregelen en onderwerpen die weliswaar de veiligheid raken maar die in een nauwe samenhang staan tot andere beleidsterreinen en die in hoofdzaak onder de verantwoordelijkheid van andere ministers dan de Minister van BZK en de Minister van Justitie worden uitgevoerd, geven wij er de voorkeur aan om deze maatregelen separaat door de vakministers te laten rapporteren en met Uw Kamer te bespreken, juist ook gezien de vaak nauwe samenhang met de betreffende beleidsterreinen. Zo zullen maatregelen die zien op algemeen jeugdbeleid en de beleidsconvergentie jeugd waaraan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tezamen met andere ministeries werkt, in dat kader worden gerapporteerd, en zal ook de Minister van Verkeer en Waterstaat separaat rapporteren over het Aanvalsplan Sociale veiligheid in het Openbaar Vervoer (SVOV). Op deze plaats zullen wij waar nodig naar de betreffende stukken verwijzen en via de Raad voor de Veiligheid de voortgang van die maatregelen en de eenheid van het kabinetsbeleid daarin borgen. 1.4 Maatregelen door derden Voor wat betreft de rapportage over onderwerpen die in hoofdzaak de inzet van derden c.q. anderen dan de rijksoverheid betreft, hebben wij in de brief van 3 april 2003 waarin wij ingaan op de motie Cornielje, reeds uiteengezet dat de procedureregeling grote projecten en de daarin vervatte accountantsrapportage enkel betrekking heeft op activiteiten waarvoor de Staat alleen of grotendeels verantwoordelijkheid draagt (artikel 1 lid 2 onder b). De regeling strekt zich derhalve niet uit tot de maatregelen uit het Veiligheidsprogramma waarvoor anderen dan de rijksoverheid als bijvoorbeeld de gemeenten of de private sector, verantwoordelijkheid dragen. In de rapportage aan Uw Kamer over deze maatregelen, zullen wij U wel zo goed mogelijk in kwalitatieve zin rapporteren over (de voortgang in) onze inzet om derden te bewegen de betreffende maatregelen te nemen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
5
PARAGRAAF 2 ALGEHELE VOORTGANG PROGRAMMA Deze rapportage beschrijft de voortgang van de maatregelen in het kader van het Veiligheidsprogramma in de periode van 16 oktober 2002 tot 1 april 2003. Met deze voortgangsrapportage wordt een eerste stap gezet in een langdurig traject waarvan de doorlooptijd zich in enkele gevallen uitstrekt tot 2010. Het Veiligheidsprogramma is een ambitieus programma, zowel wat betreft de doelstelling, als wat betreft de daarvoor noodzakelijke maatregelen en prestaties, en de condities en aannames waaronder die prestaties bereikt moeten worden. De budgettaire kaders zijn krap. Of de ambities bewaarheid kunnen worden is mede afhankelijk van de vraag of de werkelijke situatie zich zo zal ontwikkelen als in oktober 2002 werd voorzien. Voortschrijdend inzicht kan tot aanpassingen nopen. Tevens is de vraag of alle condities tijdig kunnen worden verwezenlijkt. Zo vereisen verschillende maatregelen de tijdige inwerkingtreding van verschillende wetsvoorstellen: indien bijvoorbeeld wetsvoorstellen die het meerpersoons celgebruik of de uitbreiding van de OM-afdoening moeten regelen, niet tijdig in werking treden zal dit bij gelijkblijvende financiële kaders onvermijdelijk consequenties hebben voor de beoogde prestaties (aantallen te realiseren detentieplaatsen, aantallen zaken die kunnen worden afgedaan). Om het Veiligheidsprogramma in volle omvang te laten slagen, zal de komende jaren derhalve «scherp aan de koers» moeten worden gezeild (hiervoor zij ook verwezen naar bijlage V). Hierin ligt een belangrijke uitdaging, niet alleen voor het kabinet, maar ook voor de volksvertegenwoordiging en de betrokken veldorganisaties en ketenpartners. Het Veiligheidsprogramma wil tegelijkertijd een programma met zoveel mogelijk concrete doelstellingen, afspraken en prestaties zijn. In de voorziene systematiek van het programma zouden deze in de loop van de tijd tot medio 2003 ontwikkeld moeten worden. Een beschrijving van de stand van zaken tot 1 april 2003 betekent daarmee onvermijdelijk dat deze rapportage nog niet alle maatregelen en prestaties concreet kan benoemen, en dat de rapportage dus alleszins een tweeledig karakter heeft: aan de ene kant een terugblik op hetgeen reeds is bereikt; aan de andere kant ook een vooruitblik op wat nog komen gaat. Waar concrete prestaties inmiddels zijn geformuleerd zal dit waar mogelijk overigens afzonderlijk worden aangegeven. Met bovenstaande kanttekeningen kan over de algehele voortgang van het programma het volgende worden gerapporteerd. Na de indiening van het Veiligheidsprogramma op 16 oktober 2002 is door het – kort daarop demissionair geworden – kabinet, de aanpak van het programma in de periode november 2002 – april 2003 voortvarend ter hand genomen. Voortgang is geboekt op verschillende terreinen: • bij de vormgeving van een adequate uitvoeringsorganisatie; • bij de operationalisering van de aanpak van het programma en de concretisering van de hoofddoelstelling; • bij de ontwikkeling van de beleidsspeerpunten (veelplegers, risicojongeren en urgentiegebieden); • bij het ontwikkelen van beleidsprogramma’s en het maken van de afspraken met de betrokken ketenpartners; en • op concrete maatregelen en prestaties. In deze paragraaf zal worden ingegaan op de ontwikkelingen in de uitvoeringsorganisatie, in de aanpak en hoofddoelstelling, en op de hoofdlijnen wat betreft de (ontwikkeling van de) beleidsprogramma’s en afspraken met de ketenpartners. Meer in het bijzonder de ontwikkelingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
6
met betrekking tot de beleidsspeerpunten en de concrete maatregelen en prestaties komen in volgende paragrafen aan de orde. 2.1 Uitvoeringsorganisatie De implementatie en uitvoering van het (kabinetsbrede) Veiligheidsprogramma geschiedt onder gezag en verantwoordelijkheid van de (onder)Raad voor de Veiligheid onder voorzitterschap van de ministerpresident. De ministers van BZK en van Justitie zijn eerst verantwoordelijken en feitelijk opdrachtgever voor de implementatie en uitvoering. Door deze ministers is in de verslagperiode een breed samengestelde ambtelijke Stuurgroep Veiligheid ingesteld. De samenstelling van de Stuurgroep is zodanig dat daarin de lijnverantwoordelijkheden van de ministers van BZK en van Justitie alsmede het Openbaar Ministerie en de rechtsprekende macht samen komen. De Stuurgroep treedt van tijd tot tijd in overleg met vertegenwoordigers uit het veld verenigd in een klankbordcommissie. Ter ondersteuning van de Stuurgroep is door de ministers van Justitie en BZK een programmamanager aangesteld en een gezamenlijk programmabureau ingericht. De ambtelijke afstemming met de overige departementen is geborgd in de Interdepartementale Commissie voor de Veiligheid (ICV), ambtelijk voorportaal voor de Raad voor de Veiligheid. Overeenkomstig de opzet van het Veiligheidsprogramma is voor wat betreft de uitvoering nadrukkelijk gekozen voor een uitvoering via de bestaande lijnorganisaties om vertragingen te voorkomen. Bestaande instrumenten en mogelijkheden worden hierbij zo goed mogelijk aangegrepen en benut. In de periode november 2002–februari 2003 zijn alle maatregelen in de lijn bij de betrokken departementsonderdelen en organisaties belegd en daarvoor verantwoordelijke portefeuillehouders aangewezen. In deze periode is een groot aantal maatregelen bovendien geclusterd in grotere en met elkaar samenhangende programma’s met een eigen uitvoeringsorganisatie en een eigen programmamanagement (voorbeelden hiervan zijn het programma «Modernisering Sanctietoepassing» en het programma «Jeugd terecht»). Aldus is de voortgang op de maatregelen ook in de reguliere lijn geborgd. 2.2 Aanpak en hoofddoelstelling
Aanpak Het Veiligheidsprogramma is van meet af aan opgezet als een programma met globaal drie fasen: de periode 2002 tot en met 2004 (met een tussenevaluatie eind 2004/begin 2005), de periode 2005 tot ultimo 2006 (inclusief eindevaluatie ultimo 2006) en de periode na 2006. In de afgelopen verslagperiode is nadrukkelijker aan het licht getreden, dat er tevens accentverschuivingen optreden wil het programma als geheel succesvol zijn. Zal in de periode 2002 tot en met 2004 – noodzakelijkerwijs – de nadruk moeten liggen op de ontwikkeling van de instrumenten en maatregelen die randvoorwaardelijk zijn voor een effectief veiligheidsbeleid; in de periode 2005 tot ultimo 2006 zal de nadruk vooral liggen op de noodzaak om met de lokale ketenpartners tot een integrale en sluitende aanpak van geïdentificeerde doelgroepen (veelplegers, risicojongeren) te komen. In de verslagperiode heeft dit inzicht reeds geleid tot het in januari 2003 van start gaan van een duidelijker beleidsinzet Aanpak Veelplegers in aansluiting op de 105 genoemde maatregelen van het Veiligheidsprogramma. Eerdaags bereikt u hierover een beleidsbrief. In paragraaf 3 zal hierover meer worden vermeld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
7
Hoofddoelstelling De hoofddoelstelling van het Veiligheidsprogramma moge bekend zijn: een reductie met – indicatief – circa 20% tot 25% van criminaliteit en overlast in de publieke ruimte die vanaf 2006 in het vizier moet komen. In de verslagperiode is dit nader geoperationaliseerd. Bij brief van 3 april jl. hebben wij u inmiddels verwittigd wat wij onder deze ambitieuze doelstelling verstaan. Doel is om in 2006 een reductie van 20 à 25 procent van de objectieve onveiligheid in het vizier te hebben, dat wil zeggen van de criminaliteit en overlast in hun volle omvang, die burgers, bedrijven en instellingen feitelijk en het meest in het publieke domein ondervinden. Dit zal worden gemeten op basis van bestaande slachtofferenquêtes (inclusief 0-waarde). De 0-waarde op basis van cijfers 2001 vindt u in de bijlage II. Doel hierbij is niet om reeds in 2006, maar in de jaren 2008 tot 2010 een landelijke reductie van 20% tot 25% te realiseren. Bedacht hierbij moet immers worden dat de maatregelen uit het Veiligheidsprogramma pas op termijn hun effect zullen hebben. Een aantal van de maatregelen kent namelijk een doorlooptijd die over 2006 heen gaat. Het gaat bijvoorbeeld om maatregelen op het terrein van wetgeving en werving, selectie en opleiding van personeel. Daarnaast geldt dat wij met het Veiligheidsprogramma een cultuuromslag in de veiligheidsketen willen bewerkstelligen die ook niet van de een op de andere dag is gerealiseerd. Het streven is er wel op gericht om op zo kort mogelijke termijn tot resultaten te komen. In de «echte» probleemwijken – in geheel Nederland naar schatting zo’n 50 in getal –, zullen we daarom gaan meten of de aanpak succesvol is geweest in de zin dat in die wijken reeds ín 2006 tot het landelijk beoogde resultaat van 20% tot 25% reductie wordt gekomen. Het kabinet gaat ervan uit dat deze te volgen aanpak in het kader van het Veiligheidsprogramma het meest effect sorteert, waarbij de verantwoordelijkheid voor de sturing op wijkniveau een decentrale verantwoordelijkheid blijft. Bezien wordt of voor de selectie van deze wijken kan worden aangesloten bij de door de steden voorgedragen prioritaire wijken/GSBaandachtswijken. Een gerealiseerde reductie in deze 50 wijken biedt in samenhang met het volledig realiseren van de (overige) maatregelen een goede basis voor het vertrouwen dat ook de uiteindelijke landelijk beoogde reductie zal worden behaald. Voorwaarde voor het monitoren van de ontwikkelingen op wijkniveau is uiteraard wel dat er voldoende bestuurlijke draagvlak is en dat een voorziening voor informatieverschaffing daarop is of kan worden ingericht. Wat de overlast betreft, terugdringing hiervan zal betrokken worden in de afspraken die wij gaan maken met de medeoverheden en vertegenwoordigende lichamen van het bedrijfsleven en instellingen. Waar mogelijk zullen deze afspraken voorzien worden van een kwantitatieve doelstelling. Zo hebben wij tezamen met de Staatssecretaris van Economische Zaken en de branchevertegenwoordiging inmiddels afspraken gemaakt voor het gezamenlijk aanpakken van winkeldiefstal met als doelstelling een reductie van 20 tot 25% reeds ín 2006. 2.3 Beleidsprogramma’s en afspraken met ketenpartners Het Veiligheidsprogramma voorziet als een der belangrijkste instrumenten in de initiële fase van de uitvoering het verder ontwikkelen van de aangekondigde beleidsprogramma’s en het maken van goede en concrete afspraken met de betrokken partners in de veiligheid, beide met zoveel mogelijk concrete en kwantificeerbare doelen. Op dit vlak zijn in de verslagperiode verschillende mijlpalen gerealiseerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
8
In chronologische volgorde: • Programma «Modernisering van de sanctietoepassing» (16 oktober 2002) • Openbaar Ministerie, Perspectief op 2006 (november 2002) • Programma «Jeugd terecht» (december 2002) • Convenant met de detailhandel «Naar een gezamenlijke aanpak van de winkelcriminaliteit» (20 januari 2003) • Convenant Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Nederland – Politie (27 januari 2003) • Landelijk Kader Nederlandse Politie (februari 2003) • Regionaal convenant Rotterdam-Rijnmond (februari 2003) • Openbaar Ministerie, Aanwijzing voor de opsporing (februari 2003) • Goud in Veiligheid; Een keten van Maatregelen, Commissie Veiligheid Juweliersbranche (april 2003) In al deze afspraken zijn zoveel mogelijk concrete en meetbare resultaten met de ketenpartners opgenomen (zie bijlage I). Deze afspraken en programma’s zijn – of zullen binnenkort – inmiddels alle in de fase van de uitvoering komen. En de verdere uitwerking ligt over de hele linie op schema. Zo is bijvoorbeeld de verwachting dat conform de planning van het Veiligheidsprogramma medio 2003 ook daadwerkelijk de regionale convenanten met de politie tot stand zullen zijn gebracht. Daarmee zal een van de eerste maatregelen van het Veiligheidsprogramma wat betreft het politieveld verwezenlijkt worden. Zo is ook de verwachting dat in juni 2003 voor het verlengingsjaar 2004 de aanvullende afspraken met de GSB-gemeenten tot stand zullen zijn gebracht. Voor het zomerreces van 2003 zal de minister van BZK mede namens zijn medebewindslieden aan elk van de steden een brief zenden waarin de ambitie voor 2004 wordt bevestigd. Deze brief vormt daarmee een wederzijdse afspraak van Rijk en steden over het verlengingsjaar 2004 en zal gelden als aanvulling op de reeds bestaande stadsconvenanten 1999–2003. Ondanks de financiële knelpunten tonen gemeenten de bereidheid de veiligheid ter hand te nemen. De doelstellingen die zij voor zichzelf weggelegd zien komen door de bank genomen overeen met de hoofddoelstelling en de aanpak uit het Veiligheidsprogramma: reductie van criminaliteit en overlast met 20% tot 25% en de aanpak van veelplegers en risicojongeren.1 Met het Openbaar Ministerie en de zittende magistratuur vindt momenteel nog overleg plaats over de consequenties van het Veiligheidsprogramma. Knelpunten liggen voornamelijk op het financiële vlak (zie bijlage V: Financiën). Voor andere maatregelen is daarnaast wetgeving vereist vooraleer zij in uitvoering kunnen worden genomen. De zittende magistratuur heeft op 29 januari 2003 een interim rapport van de Commissie verbetervoorstellen aangeboden aan de Minister van Justitie waarin zij voorstellen doet voor verbeteringen van het strafproces. Inmiddels zijn als uitvloeisel hiervan de benodigde wetsvoorstellen voor advies gezonden. In de bijlage IV met betrekking tot het wetgevingsprogramma vindt u hierover meer informatie.
1
Zie de lokale veiligheidsplannen van o.a. de gemeenten Rotterdam, Den Haag en Amsterdam.
Wat betreft de afspraken met het bedrijfsleven is in de verslagperiode gebleken dat ook sectoren van het bedrijfsleven – getuige het convenant met de detailhandel en de juweliersbranche – de bereidheid tonen de criminaliteit en onveiligheid te lijf te willen gaan, maar dat tegelijkertijd ook hier vanuit de gedachte van de integrale aanpak nog veel inspanningen moeten worden geleverd. De in deze verslagperiode verrichte voorbereidende werkzaamheden voor de oprichting van een Centrum voor Criminaliteitspreventie en voor de samenstelling van een algemene
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
9
preventienota van het kabinet bieden hiervoor – naast tal van andere maatregelen die in uitvoering zijn genomen –, een goede basis. 2.4 Algeheel beeld Al met al kan worden geconstateerd dat in de verslagperiode van 16 oktober 2002 tot 1 april 2003 veel in gang is gezet en voortvarend ter hand is genomen. Met name in de eerste drie maanden van 2003 zijn mijlpalen behaald en resultaten geboekt. De komende periode zullen deze door een nieuw kabinet moeten worden opgepakt en – deels ook met hernieuwde kracht en inzet – verder moeten worden doorgezet. Hierbij zal scherp aan de koers moeten worden gezeild om het programma in volle omvang te laten slagen. De nadruk zal moeten liggen op de totstandbrenging van een integrale en sluitende aanpak van de geïdentificeerde doelgroepen (veelplegers, risicojongeren). Veel van de instrumenten en randvoorwaarden die hiervoor nodig zijn, zijn inmiddels in ontwikkeling; een enkele zelfs (vrijwel) voltooid. In de volgende paragrafen wordt dit verder toegelicht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
10
PARAGRAAF 3 BELEIDSSPEERPUNTEN 3.1 Veelplegers Er is een kleine groep criminelen die veelvuldig strafbare feiten pleegt en daarvoor stelselmatig met de politie in aanraking komt. De criminaliteit van deze veelplegers tast de leefbaarheid in vooral de stedelijke gebieden ernstig aan. Doordat zij vaak kort worden gedetineerd, heeft het huidige sanctiebeleid slechts een beperkt effect op de criminaliteit die zij plegen. De vicieuze cirkel van korte opsluitingen, gevolgd door invrijheidstelling, waarna de delinquentie wordt voortgezet, moet worden doorbroken. Daartoe zullen de meest actieve veelplegers langduriger uit de roulatie genomen gaan worden. Om dat mogelijk te maken is wetgeving in voorbereiding. Het betreffende wetsvoorstel is inmiddels aan de Raad van State voorgelegd en zal binnenkort aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De intentie is om de nieuwe wettelijke regeling al begin 2004 in te voeren. Er komen 1000 plaatsen voor de meest actieve veelplegers. De totale groep veelplegers is aanzienlijk groter. Het beleid ten aanzien van deze grotere groep zal reeds binnen het bestaande juridische kader worden geïntensiveerd. De invoering van de bovengenoemde wettelijke maatregel die een langere vrijheidsbeneming van meerderjarige veelplegers mogelijk maakt, is dan ook onderdeel van het breder kabinetsbeleid met betrekking tot veelplegers. Daarover wordt u middels een afzonderlijke beleidsbrief «Veelplegers» eerdaags (naar verwachting begin mei) geïnformeerd. Centraal daarin staat een persoonsgerichte aanpak. Niet langer zijn de afzonderlijke, doorgaans lichtere delicten bepalend voor de strafrechtelijke reactie, maar het gehele criminaliteitspatroon. Op basis van de afspraken in het landelijk Kader Nederlandse Politie 2003– 2006 maakt elk korps actuele overzichten van (jeugdige) veelplegers en/of harde kernjongeren. Aan de hand daarvan worden per regio in samenspraak met de ketenpartners prioriteiten gesteld met betrekking tot de aanpak van specifieke dadergroepen. Indien er bij individuele veelplegers aanknopingspunten zijn tot gedragsverandering, dan zullen die door middel van gerichte interventies tijdens de detentie of onder reclasseringstoezicht worden benut. Zo niet dan kan worden volstaan met kale detentie in bijzonder te creëren instellingen voor stelselmatige daders (ISD). Essentieel is dat de justitiële interventies een vervolg krijgen in maatschappelijke nazorgvoorzieningen. Mede om die aansluiting te waarborgen, zullen lokale samenwerkingsafspraken moeten worden gemaakt. De noodzaak hiertoe zal worden verankerd in de resultaatsafspraken met betrekking tot veiligheid die het Rijk en de G30 voor deze zomer ten behoeve van het jaar 2004 zullen maken, en in de GSB-afspraken voor de nieuwe convenantsperiode. In de eerdergenoemde beleidsbrief over de aanpak van de veelplegers worden de maatregelen nader beschreven. Zij zullen worden uitgewerkt in een plan van aanpak dat de basis zal vormen voor de concrete implementatie van het nieuwe beleid op lokaal niveau. Een consequente, persoonsgerichte aanpak van volwassen veelplegers met als sluitstuk een langere vrijheidsbeneming, is de eerste pijler van het kabinetsbeleid met betrekking tot de veelplegers als een van de maatregelen van het traject Modernisering Sanctietoepassing. Het tijdig signaleren van risico-jongeren en het voorkomen dat deze afglijden naar een criminele carrière is een tweede pijler. Over dit beleidsspeerpunt wordt in de volgende subparagraaf gerapporteerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
11
3.2 Risicojongeren In het Veiligheidsprogramma is een actieplan voor de aanpak van jeugdcriminaliteit aangekondigd. Dit Actieprogramma aanpak jeugdcriminaliteit 2003–2006 getiteld Jeugd terecht, is op 13 december 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden1. Algemene doelstelling van het actieprogramma is het voorkomen van eerste delicten. Het programma bevat daartoe een groot aantal acties voor preventieprogramma’s en het terugdringen van recidive. De problematiek van de jeugdcriminaliteit vraagt om maatwerk. In de aanpak wordt om die reden gedifferentieerd naar de volgende dadercategorieën: risico-jongeren die dreigen af te glijden naar crimineel gedrag, first-offenders, licht-criminele jongeren, jeugdige veelplegers en hardekernjongeren. De relatie tussen de strafrechtelijke aanpak en de preventieve en curatieve aanpak, gericht op het vergroten van kansen voor jongeren en het tegengaan van uitval, krijgt zijn uitwerking in de interdepartementale Operatie JONG. Ten behoeve van de implementatie van Jeugd terecht zijn de acties ondergebracht in vijf deelprogramma’s, te weten: voorkomen delictgedrag; jeugdige veelplegers, groepscriminaliteit en high crime areas; jeugdsancties; begeleiding en toezicht en effectieve keten. Voor elk deelprogramma is een projectleider vanuit het Justitieveld en een medewerker van het bestuursdepartement verantwoordelijk voor de voortgang en de resultaten van het desbetreffende deelprogramma. Gewerkt wordt thans aan een concretisering van de deelprogramma’s. Per actie worden de doelstelling, prestaties, nulsituatie, kosten, planning en betrokkenen beschreven. Een eerste aanzet hiervoor is neergelegd in bijlage I. In de volgende voortgangsrapportages van het Veiligheidsprogramma wordt het rapporteren over de voortgang van Jeugd terecht integraal meegenomen. Vooruitlopend hierop wordt voor een aantal acties de stand van zaken geschetst.
Landelijk invoeren van casusoverleg Per 1 januari is gestart met de landelijke invoering van het casusoverleg tussen in elk geval politie, openbaar ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming. Het casusoverleg is enerzijds bedoeld om de doorlooptijden te verkorten door een gezamenlijke snelle reactie, en anderzijds om de kwaliteit van de besluitvorming en daarmee de kwaliteit van de reactie te verhogen. In alle 19 arrondissementen is gestart met de voorbereiding van invoering van het casusoverleg. In negen arrondissementen is het casusoverleg inmiddels voor het gehele arrondissement ingevoerd. In de overige arrondissementen is het casusoverleg voor een gedeelte van het arrondissement nog niet ingevoerd. De basis voor de bespreking van een jongere in het casusoverleg wordt gevormd door het landelijk overdrachtsformulier jeugd van de politie. Dit formulier wordt per 1 mei 2003 landelijk ingevoerd.
Signaleringsgesprekken
1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 741, nr. 1.
Er zijn pilots aangekondigd met het opzetten van signaleringsgesprekken met jongeren en hun ouders, direct volgend op het eerste politiecontact van een jongere. Doel van deze signaleringsgesprekken is om vroegtijdig een inschatting te kunnen maken of sprake is van achterliggende (gezins)problematiek dan wel opvoedingsproblemen. Het politiecontact wordt in die gevallen aangegrepen om ouders opvoedingsondersteuning aan te bieden, dan wel door te verwijzen naar de juiste hulpverleningsinstantie. In samenwerking met de relevante partners (Bureau Jeugdzorg, politie,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
12
Halt en Raad voor de Kinderbescherming) wordt gestreefd naar een start met de pilots in het laatste kwartaal van 2003.
Landelijke invoering nachtdetentie Voorgesteld is te komen tot gefaseerde landelijke invoering van nachtdetentie in het kader van voorlopige hechtenis. Er is een projectgroep samengesteld (met vertegenwoordigers van Dienst Justitiële Inrichtingen, Raad voor de Kinderbescherming, Openbaar Ministerie en ministerie van Justitie) die het implementatietraject ter hand neemt. De twee belangrijkste taken van de projectgroep betreffen het opstellen van een landelijk beleidskader en een implementatieplan. Het landelijk beleidskader is bedoeld om een uniforme uitvoering van nachtdetentie te waarborgen. Hierin worden zowel de inhoud van nachtdetentie als taken en bevoegdheden van de betrokken instellingen vastgelegd. Het concept landelijk beleidskader is gereed en inmiddels voor advies voorgelegd aan de betrokken instellingen. Het definitieve landelijk beleidskader zal vervolgens door de minister van Justitie worden vastgesteld. Het implementatieplan wordt thans opgesteld, zodat de gefaseerde landelijke invoering van nachtdetentie in september 2003 van start kan gaan.
Individuele trajectbegeleiding (ITB)/Aanpak jeugdige veelplegers Zoveel mogelijk zal het instrument ITB ook worden ingebracht in de bredere aanpak van jeugdige veelplegers. Enige jaren geleden is een begin gemaakt met het structureel en landelijk invoeren van de Individuele Traject Begeleiding voor harde-kernjongeren (ITB/HK). Inmiddels hebben alle arrondissementen een aanbod, dat ook kan gelden voor jeugdige veelplegers. Voor licht-criminele jongeren die tot etnische minderheden behoren bestaat een afzonderlijke ITB-variant, de zogeheten ITB-Criem1. Deze variant van ITB kan slechts worden toegepast in de 25 grote steden (G25), aangevuld met gemeenten behorend tot de G17. In Jeugd Terecht is aangekondigd dat ITB-Criem wordt uitgebreid naar nietallochtone jongeren, dat in 2006 deze vorm van begeleiding beschikbaar zal zijn voor 500 jongeren extra en landelijk ingevoerd zal worden. Deze dubbele verbreding wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat eerst de effectiviteit van de interventie – in termen van recidivevermindering – moet zijn aangetoond. Dit effectiviteitsonderzoek is opgenomen in een Plan van Aanpak ITB dat thans in concept gereed is.
Uitbreiding internaatachtige voorzieningen In het kader van de aanpak van jeugdige veelplegers (zoals vermeld in de in paragraaf 3.1 genoemde beleidsbrief Veelplegers) zal nog dit jaar begonnen worden met de uitbreiding van het aantal plaatsen voor jeugdige veelplegers in de justitiële inrichting Den Engh. De 75 justitieplaatsen in Glen Mills zullen naar verwachting rond mei 2003 volledig gevuld zijn. Mede op basis van een doelgroep- en effectonderzoek en afhankelijk van de beschikbare middelen, zal op termijn bezien worden of verdere uitbreiding mogelijk is. 3.3 Urgentiegebieden
1
CRIEM staat voor Criminaliteit in relatie tot de integratie van etnische minderheden.
Doeltreffend toezicht en handhaving vergen een gerichte aanpak op die plaatsen waar de problemen het grootst en meest nijpend zijn. Het Veiligheidsprogramma biedt gemeenten de mogelijkheid bij het Rijk een verzoek in te dienen om zogenoemde urgentiegebieden aan te wijzen. Dit kunnen bepaalde wijken zijn, winkellocaties en uitgaansgebieden maar ook bijvoorbeeld natuur- of recreatiegebieden waar veel geconcentreerde
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
13
overlast aanwezig is. Binnen een urgentiegebied zal dan vervolgens een integrale, effectieve aanpak van onveiligheid, op basis van reguliere mogelijkheden maar ook met ruimte voor kansrijke – onorthodoxe – maatregelen, mogelijk worden gemaakt. Het creëren van urgentiegebieden wordt in het Veiligheidsprogramma gepresenteerd als een van de onorthodoxe maatregelen om de doelstellingen van het kabinet te realiseren. Het wordt genoemd als middel om een van de drie belangrijke categorieën van oorzaken voor de huidige problemen in de veiligheid aan te pakken, te weten de versnippering van de (krachten) van de betrokken instanties, mensen en middelen, met als gevolg een te geringe effectiviteit in het optreden. Ten aanzien van de uitwerking van de maatregelen wordt overleg gevoerd met de meest betrokken partijen (departementen, gemeenten en bedrijfsleven). De maatregel zal immers op de behoefte van gemeenten en bedrijfsleven moeten aansluiten. Belangrijk signaal is afgegeven dat gemeenten vaak niet bekend zijn met de instrumenten die hen ter beschikking staan, en indien dat wel het geval is, er nog altijd een lokale beslissing moet worden genomen over de wenselijkheid van de inzet van het reeds beschikbare instrumentarium. De mogelijkheid van aanwijzing als urgentiegebied zal niet beperkt zijn tot een specifieke vorm van overlast, maar dit neemt niet weg dat een urgentiegebied geheel of gedeeltelijk zal kunnen samenvallen met een veiligheidsrisicogebied (preventief fouilleren). Overigens hoeft in de praktijk een urgentiegebied niet perse een wijk of straat te zijn, maar kan het ook een specifiek probleem zijn in de regio dat moet worden aangepakt (bijvoorbeeld de veiligheidssituatie in het openbaar vervoer). Zo is bijvoorbeeld de aanpak van de problematiek van de illegale coffeeshops en drugspanden in de ene gemeente effectiever dan de andere. Onbekendheid met de mogelijkheden kan daarbij een rol spelen. Een dergelijke regio kan wellicht geholpen worden met voorlichting en advies. Als er dan nog belemmeringen overblijven, kan het Rijk aan zet zijn om bijvoorbeeld door middel van formele aanwijzing als urgentiegebied aanvullende bevoegdheden aan de gemeente te bieden om een bepaald probleem voortvarend te kunnen aanpakken. Op dit moment worden de uitkomsten van het overleg nader uitgewerkt tot een voorstel voor de uitwerking van de maatregel urgentiegebieden, waarbij aldus de aangegeven behoeften van de betrokkenen het uitgangspunt vormen. Dit voorstel, dat in juni aan de Kamer wordt gepresenteerd, vormt de basis voor het wetsvoorstel urgentiegebieden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
14
PARAGRAAF 4 MAATREGELEN 4.1 Politie en opsporing De maatregelen uit het Veiligheidsprogramma voor de politie zijn vooral gericht op het versterken van de uitvoering van de politiële kerntaken toezicht, handhaving en opsporing. Een concentratie op de uitvoering van deze taken, in samenhang met gerichte maatregelen om meer capaciteit voor de uitvoering vrij te spelen, zal gaan leiden tot meer politie op straat, minder gedogen en meer handhaven, en tot meer en betere opsporing. Daarmee kan gericht worden bijgedragen aan het realiseren van de hoofddoelstelling van het Veiligheidsprogramma: het reduceren van overlast en criminaliteit in het publieke domein. De maatregelen op het terrein van de politie zijn globaal in drie clusters onder te verdelen: • het realiseren van een gerichte aanpak op doelgroepen; • het versterken en verbeteren van de politiële taakuitvoering (optimaliseren van de toezichthoudende en opsporende bevoegdheden en mogelijkheden); • beheersmatige en randvoorwaardelijke maatregelen gericht op capaciteitsverruiming ten behoeve van de uitvoering van de (primaire) taken.
Resultaatafspraken met de politie Over de belangrijkste beleids- en beheersmaatregelen voor de politie uit het Veiligheidsprogramma worden resultaatafspraken gemaakt, die in convenanten worden vastgelegd. Op 15 februari 2003 is het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006 ondertekend door de Ministers van Justitie en van BZK en de korpsbeheerders. Dit Landelijk Kader is de Kamer aangeboden bij brief van 19 maart 20031. Het kader voorziet in concrete resultaatafspraken over onder andere de stijging van het aantal aan het Openbaar Ministerie (OM) ter afdoening aangeboden zaken «met een bekende dader» (over het jaar 2006 met in totaal 40 000 ten opzichte van 2002), de aanpak van (jeugdige) veelplegers en/of harde-kernjongeren; de stijging van het aantal rechtshulpverzoeken dat tijdig is afgehandeld, intensivering van het operationeel vreemdelingentoezicht, verbetering van telefonische bereikbaarheid en beschikbaarheid van de politie en van de tevredenheid van de bevolking over het laatste politiecontact, de toename van het aantal uit staandehoudingen voortgekomen boetes en transacties over het jaar 2006 met minimaal 180 000 ten opzichte van 2002, de terugdringing van het ziekteverzuim en een doelmatigheidsverbetering met 5%. Momenteel vindt nadere uitwerking van de landelijke afspraken per korps in afzonderlijke convenanten plaats. De opstelling van deze convenanten verloopt voorspoedig. Op 17 februari 2003 is het convenant Rotterdam Rijnmond afgesloten; de opstelling van het grootste deel van de convenanten verkeert in een vergevorderd stadium. Voor 1 juli 2003 zullen conform planning alle afzonderlijke convenanten met de korpsbeheerders, het KLPD en het Landelijk Selectie en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) zijn afgesloten.
1
TK, 2002–2003, 28 824, nr. 1.
Het landelijk kader en de regionale convenanten leggen een belangrijke en stevige basis voor een forse kwaliteitsverbetering (zowel kwantitatief als kwalitatief) in de uitvoering van de politiële kerntaken. De afspraken zijn van een ruim voldoende ambitieniveau, maar evenzeer realistisch en uitvoerbaar. De resultaten kunnen worden bereikt zonder dat dit ten koste gaat van andere primaire politie taken. De prioritaire aanpak van speci-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
15
fieke doelgroepen, één van de belangrijke speerpunten van het Veiligheidsprogramma, is geborgd. Elk korps maakt, op basis van een jaarlijks geactualiseerd overzicht van (jeugdige) veelplegers en/of hardekernjongeren, afspraken met de ketenpartners over de specifieke aanpak van de op het overzicht voorkomende (jeugdige) veelplegers en/of hardekernjongeren. Maatwerk en een dadergerichte in plaats van een delictgerichte aanpak worden hiermee mogelijk. Afstemming met de keten, zowel op landelijk als op regionaal niveau, is geborgd doordat de afspraken in afstemming met het Openbaar Ministerie tot stand komen. Het vrijspelen van capaciteit voor de uitvoering van de kerntaken vindt langs verschillende lijnen plaats. Met een 5% doelmatigheidsoperatie en beperking van het ziekteverzuim tot maximaal 8% zal extra capaciteit beschikbaar komen voor het primair proces. Door de overdracht van de administratieve toelatingstaken van de vreemdelingendiensten naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst komt er dit jaar en volgend jaar extra capaciteit vrij (450 fte’s) voor de opsporing van criminele illegale vreemdelingen en voor het toezicht op (illegale) vreemdelingen. Door gericht capaciteitsmanagement wordt bovendien bereikt dat deze capaciteit al naar gelang de omstandigheden (lokaties en tijdstippen) optimaal wordt ingezet. Eventuele knelpunten hierbij (bijvoorbeeld in de Arbeidstijdenwet) worden momenteel geanalyseerd en waar nodig worden voorstellen tot aanpassing ontwikkeld.
Politiële reactie bij aangifte Consequent toezicht vergt consequente handhaving. De politie wordt geconfronteerd met een veelheid aan strafbare feiten. Duidelijk is dat het niet doenlijk, maar ook niet altijd nodig is, altijd en overal met veel politieinzet te reageren. De in het Veiligheidsprogramma aangekondigde Aanwijzing van het Openbaar Ministerie voor de opsporing door de politie is in februari 2003 uitgevaardigd en op 1 maart inwerking getreden. Deze aanwijzing maakt duidelijk wat bij de opsporing in redelijkheid van de politie mag worden gevraagd. Het gaat daarbij om de politiële reactie op afzonderlijke strafbare feiten die ter kennis komen van de politie. Criteria daarvoor vormen de ernst van het strafbare feit, en de aanwezigheid van opsporingsaanwijzingen die kunnen leiden tot opheldering van de zaak (het vinden van verdachten en bewijs). Met deze aanwijzing wordt invulling gegeven aan een belangrijke voorwaarde voor de prioritering in de aanpak van criminaliteit en een optimale aanwending van de politiecapaciteit daarbij.
Taakuitvoering politie Maatregelen gericht op het versterken en verbeteren van de taakuitvoering betreffen de optimalisering van de (wettelijke) mogelijkheden voor de politie om haar taken doeltreffend uit te voeren. In ontwikkeling zijn o.a. de verruiming van de (elektronische) aangiftemogelijkheden, de toepassing van DNA-onderzoek, de landelijke invoering van een burgernet (waarbij burgers en bedrijfsleven kunnen worden ingeschakeld bij aangifte en opsporing) en het gemeentelijk cameratoezicht. Ook op justitieel terrein zijn maatregelen gerealiseerd dan wel in ontwikkeling (zoals het eind vorig jaar voor advies gezonden wetsvoorstel tot uitbreiding van de identificatieplicht). De maatregelen waarbij (wijziging van) wetgeving van toepassing is, vergen vanzelfsprekend een zorgvuldig afstemmings- en implementatietraject. Niettemin loopt de uitvoering van genoemde maatregelen volgens schema. Het wetsvoorstel gemeentelijk cameratoezicht zal op 1 juni aan de Kamer worden aangeboden. In juli 2003 rondt het politieveld een voorstel af om te komen tot een basisvoorzieningenpakket aangiften, waarna
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
16
in overleg met de beide ministeries formalisering zal plaatsvinden. Naar verwachting zullen de realisatie van de technische voorzieningen en de implementatie van het grootste deel van het pakket bij de korpsen eind 2004 gerealiseerd zijn. De mogelijkheden van DNA-onderzoek worden op korte termijn verder verruimd als de wetsvoorstellen «DNA-onderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken uit celmateriaal» (28 072) en «DNA-onderzoek bij veroordeelden» (28 685) in werking treden (beoogde datum van inwerkingtreding respectievelijk 1 juli 2003 en 1 januari 2004). Voorts wordt momenteel door het Korps Landelijke Politiediensten uitvoering gegeven aan het voornemen de logistieke voorzieningen te verbeteren door het transport van DNA-materiaal tussen de regiokorpsen en het Nederlands Forensisch Instituut centraal te organiseren. Daarnaast wordt de standaarduitrusting van surveillanceauto’s uitgebreid met een zogeheten DNA-kit waarmee sporen van een misdrijf veilig kunnen worden gesteld. De anonieme meldlijn Meld Misdaad Anoniem blijkt, gelet op het grote aantal telefoontjes van burgers, in de behoefte anoniem melding te maken van een misdrijf te voorzien. Veel meldingen hebben betrekking op de hennepteelt en fraude. De evaluatie zal binnenkort uitwijzen of en zo ja, op welke wijze van de meldlijn een structurele voorziening kan worden gemaakt.
Versterking opsporing; Inrichting nationale en bovenregionale recherche Voor een betere bestrijding van de zware criminaliteit wordt bij het Korps Landelijke Politiediensten een nationale recherche opgericht. De nationale recherche wordt gevormd uit de huidige kernteams, het landelijk rechercheteam, de unit mensensmokkel, de unit synthetische drugs en de XTC-teams. De nationale recherche zal formeel per 1 januari 2004 bij het Korps Landelijke Politiediensten ondergebracht worden. Dit betekent een flinke reorganisatie. Hierbij zullen de bestaande geldstromen voor de diverse teams verlegd worden van de betrokken centrumkorpsen naar het KLPD en personeel en middelen bij de politie zullen vrijgemaakt worden uit de huidige organisaties en overgenomen worden door het KLPD. Het gezag over de nationale recherche zal over gaan naar het Landelijk Parket, dat daarop ingericht zal worden. Vooruitlopend op de formele overgang van personeel en middelen, zullen de teams materieel al vanaf 1 juli 2003 als nationale recherche operationeel zijn. De KLPD geeft vanaf dat moment onder gezag van het Landelijk Parket sturing aan de operationele onderzoeken en de daarbij in te zetten mensen en middelen. Eveneens medio 2003 zullen de bovenregionale recherche teams/IFTcombinaties materieel operationeel zijn. Dat betekent dat de BRT/IFT’s per die datum «op sterkte» zijn en operationeel worden aangestuurd vanuit de centrumkorpsen. Het Bovenregionaal Recherche Overleg zal per die datum in staat zijn onderzoeken aan de BRT/IFT’s toe te wijzen. Formeel zullen de BRT/IFT combinaties per 1 januari 2004 beheersmatig bij de centrumkorpsen ondergebracht zijn. Politie en openbaar ministerie zijn door ons verzocht de verantwoordelijkheid te nemen voor de implementatie. Daartoe zijn vier projecten ingericht welke in samenhang worden uitgevoerd. Het betreft de vorming van de nationale recherche, de vorming van de BRT/IFT-combinaties, de herinrichting bij het OM in verband met de sturing op de nationale en bovenregionale recherche en het scheppen van gemeenschappelijke randvoorwaarden en condities, onder meer op het gebied van regelgeving financiën en personeel. Een plan van aanpak is inmiddels gereed en als bijlage VII opgenomen. Voor het bewaken van de coördinatie tussen deze
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
17
projecten en het bevorderen van een spoedige implementatie is een regiegroep onder voorzitterschap van de plv. directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid ingesteld, waarin vertegenwoordigers van het Korpsbeheerdersberaad, de Raad van Hoofdcommissarissen en het openbaar ministerie zitting hebben. Het instellingsbesluit van deze regiegroep is de Tweede kamer separaat toegezonden. Inmiddels wordt in de vier projecten hard gewerkt aan het realiseren van de doelstellingen, waarbij op dit moment met name de aandacht uitgaat naar de eerste, het in de zomer van 2003 operationeel laten zijn van de nationale recherche en de bovenregionale teams. Daarnaast worden voorbereidingen getroffen voor de beheersmatige overgang per 1 januari 2004. Voor die datum zullen wij een regeling hebben vastgesteld waarbij de overgang geformaliseerd wordt en de financiering wordt geregeld. Nog voor de zomer zullen wij de korpsbeheerders laten weten op welke wijze dit gevolgen zal hebben voor de aan de korpsen en het KLPD toe te kennen rijksbijdragen. De inrichting van de landelijke en bovenregionale recherche zullen wij gebruiken om andere wensen tot verbetering van de kwaliteit van de opsporing, dat onderdeel uitmaakt van het project Versterking Kwaliteit Opsporing, een impuls te geven. Het project Versterking Kwaliteit Opsporing richt zich op de standaardisering (uniforme informatie) en professionalisering (opleidingen) van het opsporingsproces. Ten aanzien van het personeelsbeleid wordt gestreefd naar zoveel mogelijk uniformiteit. Het is ons streven al bij de bouw van de nationale recherche en de bovenregionale teams te komen tot één functiegebouw voor de recherche, hetgeen uiteindelijk zal resulteren in één functiegebouw voor de Nederlandse politie. Het spreekt voor zich dat dit alleen mogelijk is in een gezamenlijke aanpak met de overige regio’s en met name de regionale recherchediensten. Voorzien is daarom om 2003 verder te gebruiken voor het in samenspraak met de korpsen ontwikkelen van het functiegebouw. Dit proces zal tijd nodig hebben en niet voor 1 januari 2004, het moment van de formele beheersmatige overgang, zijn afgerond. Dit betekent dat bij de beheersmatige overgang van de teams per 1 januari 2004 de teams dan ook grotendeels in hun huidige vorm, samenstelling en rechtspositie overgaan. De vaststelling van de definitieve inrichting, gebaseerd op de nieuwe personele uitgangspunten, en de formele afwikkeling van de personele reorganisatie zullen aansluitend plaats vinden op de beheersmatige overgang per 1 januari 2004 en uiterlijk per 31 december 2004 zijn afgerond. Met de politiebonden is reeds informeel overleg gevoerd over de wijze waarop de overgang van politiemensen naar de nieuwe rechercheteams gaat worden geregeld. Dat overleg zal de komende maanden worden voortgezet.
Informatievoorziening politie De effectiviteit, efficiency en de flexibiliteit van het politiewerk zijn gebaat bij één geïntegreerde informatiehuishouding. Voor de realisatie daarvan zijn maatregelen op het terrein van regelgeving, organisatie en ICT in uitvoering, die in 2005 hun beslag dienen te krijgen. Het doel is een betere ICT-ondersteuning van de regionale en landelijke processen op het terrein van opsporing, handhaving en hulpverlening en bedrijfsvoering. Het nieuwe datacommunicatienetwerk van de politie, de zogenaamde Nutsvoorziening politie, wordt thans geïmplementeerd. De implementatie vindt gelijktijdig plaats met de inrichting van rekencentra in de zes toekomstige verzorgingsgebieden van de ICT Service Coöperatie Politie, Justitie en Veiligheid (ISC). De vorming van een landelijke ICT-organisatie, waarin een aantal bestaande ICT-eenheden zal worden geïntegreerd,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
18
wordt voorbereid: het Sociaal Statuut hiervoor is inmiddels gereed. Tevens is een beoordeling van de resultaten, het proces en de haalbaarheid van de vernieuwing van de informatievoorziening van de politie, de zogenaamde «midterm review», gestart. De invoering van de ICT-voorzieningen vergt een breed draagvlak en een zeer grote inspanning van de politiekorpsen qua menscapaciteit en financiën. Om inzicht te geven in het beslag op de politiekorpsen wordt op dit moment door de Regieraad ICT Politie gewerkt aan een implementatieplanning. In de Politiewet 1993 zal een grondslag worden opgenomen voor het stellen van regels over de informatie- en communicatievoorzieningen van de politie en de samenwerking tussen korpsen. Hiermee zal de informatiehuishouding van de politie worden verbeterd en wordt de bestaande samenwerking tussen korpsen op het terrein van ICT publiekrechtelijk vormgegeven. Tevens wordt op deze wijze in algemene zin meer structuur en helderheid aangebracht in de bestaande, sterk uiteenlopende vormen van samenwerking, waarbij aan die samenwerking op Rijksniveau gericht sturing kan worden gegeven. Het voornemen is een wetsvoorstel voor het stellen van regels over de informatiehuishouding van de politie en voor samenwerking tussen korpsen in 2003 bij de Tweede Kamer in te dienen. Een conceptvoorstel is voorbereid en zal op korte termijn aan de politieberaden worden voorgelegd.
Stelsel prestatiebekostiging In het Landelijk Kader Nederlandse Politie hebben de ministers van Justitie en van BZK met de korpsbeheerders afgesproken dat de toepassing van dit stelsel zal worden aangepast aan de met de korpsbeheerders te maken prestatie afspraken. Het stelsel wordt momenteel herzien. Bij deze herziening wordt aangesloten op de afspraken in het Landelijk kader dat 75% van het voor de korpsen beschikbare budget wordt uitgekeerd aan de korpsen die de gemaakte afspraken nakomen. De overige 25% zal worden uitgekeerd op basis van benchmarking. Een integraal nieuw stelsel van prestatiebekostiging zal dit jaar worden geformaliseerd waarbij wordt aangesloten bij de afspraken in het Landelijk Kader.
Opleidingen/loopbaanbeleid politie en opleidingscapaciteit LSOP Met ingang van 1 januari 2002 is het nieuwe politieonderwijs gestart voor de uitvoerende politieberoepen, het zogenaamde initiële onderwijs. Met deze vernieuwing van het politieonderwijs krijgt de professionaliteit van de politiefunctie een krachtige impuls. Het is dan ook een belangrijk antwoord op de vraag vanuit de maatschappij naar een leefbaarder en veiliger Nederland en gericht op condities om de politie, ook in de toekomst, effectief te laten functioneren. De opleidingscapaciteit van het van het LSOP is – ingegeven door de sterktedoelstelling van het vorige kabinet – vanaf 2001 geleidelijk aan ingericht om jaarlijks zo’n 3000 studenten in opleiding te kunnen nemen. Gecombineerd met de vervangingsvraag betekent de sterkte-uitbreiding met 4000 fte van het huidige kabinet echter een instroom bij het LSOP van circa 2 200 studenten per jaar gedurende de periode 2003–2006. U bent hierover in een brief van 14 november 2002 geïnformeerd (Kamerstuk 28 684, nr. 2). Gezien dit verschil is het LSOP schriftelijk verzocht een plan van aanpak op te stellen. Hierin dient zichtbaar te worden gemaakt welke maatregelen naar de mening van het LSOP nodig zijn om de bedrijfsvoering van het LSOP aan te passen aan deze verminderde opleidingsvraag voor het initieel onderwijs en de hiermee samenhangende wervings- en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
19
selectietaak. U bent hierover onlangs geïnformeerd, evenals over de wijze waarop over dit plan van aanpak besluitvorming zal plaatsvinden. Na het afronden van een initiële opleiding is het mogelijk in het kader van loopbaanbeleid postinitieel onderwijs te volgen. Dit postinitieel onderwijs is thans in ontwikkeling en wordt vanaf 2003 gefaseerd ingevoerd. Het postinitieel onderwijs richt zich op leidinggevenden binnen de politie en specialisten op het terrein van recherche, vreemdelingenzorg, geweldsbeheersing verkeer en milieu. Naar verwachting zal het nieuwe samenhangende stelsel van politieonderwijs in 2006 volledig operationeel zijn.
Samenvattend De maatregelen op het terrein van de politie zijn, langs de hiervoor geschetste lijnen, met voortvarendheid en in nauwe samenwerking met de politie en Justitie in uitvoering genomen. Grote knelpunten in de uitvoering zijn, weliswaar onder het voorbehoud van goedkeuring van wetsvoorstellen, vooralsnog niet voorzien. Vanzelfsprekend moet worden bedacht dat een aantal maatregelen pas op (langere) termijn en in samenhang met andere maatregelen effect zullen kunnen sorteren. Voor een gedetailleerd kwantitatief overzicht van de maatregelen wordt verwezen naar de bijlagen. 4.2 Vervolging en afdoening
Adequaat vervolg De extra inspanningen die van de politie worden gevraagd, moeten een adequaat vervolg krijgen: de opsporing van misdrijven en overtredingen moet leiden tot interventies die waar mogelijk bijdragen aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Aan de «voorkant» van het justitiële systeem, de instroom van zaken vanuit de opsporing, is door de Aanwijzing voor de opsporing inmiddels richting gegeven aan de aanpak door de politie van aangiften van misdrijven. Deze aanwijzing is februari 2003 uitgevaardigd en op 1 maart 2003 in werking getreden. In paragraaf 4.1 van deze rapportage is hierover reeds gesproken. De aanwijzing zal, in 2006 worden geëvalueerd. De Aanwijzing ziet op de kwaliteit van de reactie op strafbaar gedrag. De kwantiteit is aan de orde in de resultaatafspraken die in het Landelijk Convenant met de korpsbeheerders zijn gemaakt en die in de loop van dit jaar worden gevolgd door regionale convenanten. Als gevolg hiervan neemt de instroom van misdrijfzaken tot en met 2006 met 40 000 toe. Gevoegd bij de toename aan kantonzaken als gevolg van de intensivering van het toezicht in de publieke ruimte leidt dit tot een toename van 3 tot 4 procent per jaar van de totale instroom bij het OM.
OM-afdoening Om die instroom goed te verwerken, wordt onder meer voorzien in meer afdoeningen door het OM zelf in plaats van door de rechter. Daartoe worden twee wetsvoorstellen voorbereid. Het eerste verruimt de bestaande transactiemogelijkheden. Het tweede beoogt de OM-afdoening als zodanig van een nieuw wettelijk kader te voorzien. Beide wetsvoorstellen zijn inmiddels in consultatie gegeven. Indiening bij de Tweede Kamer wordt voorzien op 1 oktober 2003 respectievelijk 1 januari 2004; inwerkingtreding wordt beoogd op 1 juli 2004 respectievelijk 1 januari 2005. De inwerkingtreding van deze voorstellen en de ontlasting van de rechtsprekende macht die hiervan het gevolg is, is van groot belang voor de adequate verwerking van de bovenvermelde extra instroom in de keten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
20
Ketensamenwerking Om de (extra) instroom goed te verwerken en elke zaak te voorzien van een passende justitiële interventie, is eveneens een nauwgezette afstemming met de overige actoren in de strafrechtsketen nodig. Op uitvoerende niveau krijgt deze afstemming gestalte in de Arrondissementale Justitiële Beraden (AJB’s). De AJB’s hebben tot taak een optimale afstemming en samenwerking tussen de justitiële organisaties op regionaal niveau tot stand te brengen. In zijn beleidsplan «Perspectief op 2006» heeft het OM aangegeven in deze afstemming de rol van Coördinator te willen vervullen. Momenteel worden de 19 AJB’s verder uitgebouwd. Eind 2002 is inmiddels een eerste voortgangsrapportage verschenen. In de periode mei/juni 2003 vindt nadere besluitvorming plaats over de wijze van voortzetting. In 2005 moeten de AJB’s bindende afspraken hebben gemaakt over de inzet van de samenwerkende organisaties voor effectief justitieel optreden. De Raad voor de rechtspraak bevordert de deelname van (ook) de zittende magistratuur aan de AJB’s. Belemmeringen voor afstemming en samenwerking die voortvloeien uit de wijze waarop de diverse Justitiële uitvoeringsorganisaties worden gestuurd vanuit het Ministerie van Justitie en de hoofdkantoren, zijn in de verslagperiode eveneens onderwerp van aandacht geweest. Maart 2003 is door een ambtelijke werkgroep hierover gerapporteerd. Met het zo veel mogelijk wegnemen van de geïdentificeerde belemmeringen wordt nu een begin gemaakt. Parallel daaraan wordt geprobeerd een nieuw sturingsconcept te ontwikkelen dat betere voorzieningen biedt voor afstemming en samenwerking op uitvoeringsniveau; een voorstel voor zo’n nieuw sturingsconcept wordt nog dit jaar verwacht.
Versterking rechtsprekende macht De Raad voor de rechtspraak heeft de Commissie Verbetervoorstellen opdracht gegeven orthodoxe en onorthodoxe voorstellen te doen tot verbetering van het strafproces. Op 29 januari 2003 is het interim-rapport van de commissie aangeboden aan de Minister van Justitie. Het grootste deel van de suggesties die de Commissie daarin heeft gedaan, zijn inmiddels geconcretiseerd in de vorm van voorstellen van wet die binnenkort bij uw Kamer zullen worden ingediend. In Bijlage IV zijn deze te vinden onder het kopje «Wetsvoorstellen voortvloeiende uit het rapport van de Commissie Verbetervoorstellen van de Raad voor de rechtspraak». Met deze voorstellen worden verschillende verbeteringen in de organisatie en logistiek van het strafproces aangebracht. Een eindrapport van de Commissie Verbetervoorstellen wordt binnenkort voorzien. Daarnaast heeft de Raad voor de rechtspraak het initiatief genomen tot een sectorprogramma voor de strafsector. Met dit programma wordt onder meer beoogd de toenemende werklast op te vangen en de doorlooptijden te stabiliseren en zo mogelijk te verkorten. Belangrijke componenten van het programma zijn: verbetering van logistieke afstemming met OM en andere partijen en de toepassing van nieuwe informatie en communicatietechnologie in het primaire proces (invoering van het Geïntegreerd Proces Systeem).
Overige verbeteringen strafproces Het streven naar de verbetering van het strafproces kent naast voorgenomen wettelijke regelingen (zie Bijlage IV) ook een aantal actiepunten waarvan met de uitvoering is begonnen. Zo is in de verslagperiode een aanvang gemaakt met het onderzoek naar verruiming van bedrijfstijden in combinatie met een onderzoek naar de mogelijkheden van vervroeging
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
21
van transport van gedetineerden. Voorts is de Raad voor de rechtspraak in overleg met de sectorvoorzitters straf van de gerechten doende om een leidraad aanhouding van strafzaken te ontwikkelen met de bedoeling het aantal aanhoudingen voor onbepaalde tijd terug te dringen. Met het oog op een betere benutting van zittingscapaciteit is een Algemene Maatregel van Bestuur in voorbereiding. Deze maatregel zal de rechterlijke organisatie de mogelijkheid bieden lokale piekbelasting beter te kunnen opvangen en roosterontwrichtingen als gevolg van megazaken te kunnen tegengaan.
Capaciteit De benodigde capaciteit voor de verwerking en afdoening van zaken bij het openbaar ministerie en de rechtsprekende macht vormt een knelpunt. De Raad voor de rechtspraak heeft in samenwerking met het College van Procureurs-Generaal en het ministerie van Justitie capaciteitsprognoses opgesteld waarbij de gevolgen van het Veiligheidsprogramma voor het Openbaar Ministerie en de rechtsprekende macht in kaart zijn gebracht. Op basis van onder meer deze capaciteitsprognoses is een indicatieve verdeling van de beschikbare middelen tot stand gebracht (zie bijlage V: Financiën). Tevens is gebleken dat met de maatregelen zoals aangekondigd in het Veiligheidsprogramma doelmatigheidswinst is te boeken, maar ook dat het wegwerken van oplopende zaaksaanbod de nodige capaciteit eist. De komende periode moet meer duidelijkheid brengen over de vraag of de feitelijke situatie zich conform de naar huidig inzicht gedane aannames zal ontwikkelen. Voortschrijdend inzicht kan tot aanpassingen nopen. Daarnaast zullen ook condities van wetgeving moeten worden vervuld. Om te voorkomen dat het Openbaar Ministerie en de rechtsprekende macht de «bottleneck» van de strafketen gaan vormen is wel reeds duidelijk dat binnen het Veiligheidsprogramma in ieder geval scherp aan de koers moet worden gezeild. 4.3 Sanctietoepassing Sancties leveren een specifieke bijdrage aan het veiliger maken van de samenleving. Het consequent en doelgericht toepassen van sancties herstelt de geschonden norm, vergeldt het aangedane leed en draagt bij aan vermindering van de kans op recidive. Thans maakt het stelsel van de strafrechtstoepassing dit onvoldoende waar. Om die reden zijn fundamentele beleidswijzigingen nodig om de effectiviteit van de strafrechtstoepassing te vergroten. Hiertoe worden maatregelen voorbereid en genomen, die als Modernisering Sanctietoepassing (MST) een onderdeel vormen van het Veiligheidsprogramma.
1
TK 2002–2003, 28 600 VI, nr. 8.
De Tweede Kamer is per brief van 16 oktober 20021 hierover nader geïnformeerd. Modernisering Sanctietoepassing omvat een pakket aan maatregelen, die in samenhang de veiligheid in de samenleving vergroten. Dit pakket bevat: • maatregelen, die bevorderen dat door de rechter opgelegde straffen onverwijld en onbelemmerd kunnen worden uitgevoerd, d.w.z. consequent en efficiënt, het gaat hier niet alleen om uitbreiding van capaciteit maar ook om capaciteit te winnen door vergroting van efficiency; • maatregelen om doelgerichter bij te dragen aan vermindering van recidive; onder andere door een selectievere en intensievere inzet van middelen; • maatregelen gericht op het creëren van randvoorwaarden voor een meer effectieve en efficiënte strafrechtsketen. Modernisering Sanctietoepassing is een omvattend project, dat met het oog op de maatschappelijke veiligheid zal bijdragen aan verbetering van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
22
samenwerking in de keten en een groot beroep doet op de professionaliteit van alle betrokken partners.
Maatregelen Voor een meer consequente en efficiënte bewaring en sanctietoepassing worden thans maatregelen voorbereid o.a. gericht op eenvoudigere en goedkopere capaciteit, meerpersoonscelgebruik tot en met de invoering van kale werkstraffen. Terzake van deze maatregelen (MST 1 t/m 9) zijn de meeste voorbereidingen nu getroffen. Ter vergroting van de effectiviteit van bewaring en sanctietoepassing worden voorbereidingen getroffen, die betrekking hebben op het inrichten van speciale categorale voorzieningen voor veelplegers, strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV) en uit te zetten vreemdelingen. Ook het programma Terugdringen Recidive is voortvarend ter hand genomen en de introductie van voorwaardelijke in vrijheidstelling (VI) maakt eveneens belangrijk onderdeel uit van MST (maatregelen 10 t/m 14) waarmee het sanctiestelsel op inhoud ter vermindering van recidive wordt vernieuwd. Gewerkt wordt aan het creëren van randvoorwaarden voor een meer effectieve en efficiënte sanctietoepassing door versterking van de rol van het Openbaar Ministerie in de executiefase, zodat het OM in staat is tijdige, volledige en juiste juridische beslissingen te nemen. In samenhang hiermee wordt de invoering van een quick scan tijdens de in verzekering stelling (IVS) als onderdeel van een strafrechtsketenbrede risicoanalyse voorbereid en eveneens onder regie van het Openbaar Ministerie zal het early warning system verder worden verfijnd om in een eerder stadium oplopende druk op het gehele sanctiestelsel te kunnen signaleren. Over de stand van zaken hiervan (MST maatregelen 15, 16 en 17) wordt in Bijlage I bij «Vervolging en afdoening» gerapporteerd. Voorts wordt gewerkt aan vernieuwing van besturingsvormen, teneinde het stelsel van de sanctietoepassing in de keten effectiever en efficiënter te doen zijn. Aanvankelijk niet in het Veiligheidsprogramma opgenomen, maar wel deel uitmakend van het pakket Modernisering Sanctietoepassing (MST 18), worden de volgende maatregelen ter vernieuwing van besturingsvormen van uitvoeringsorganisaties voorbereid: • herpositionering van de reclassering; • instellen van een tijdelijke directie Bijzondere Voorzieningen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI); • het verruimen van de bevoegdheden van DJI; • versterking van toezicht op DJI en Reclassering.
Stand van zaken In de bijlage I zal nader op de stand van zaken van de afzonderlijke maatregelen worden ingegaan, hier wordt het algemene beeld van de voortgang in de periode oktober tot 1 april 2003 geschetst. Op het terrein van wetgeving is een voortvarende start gemaakt. Alle noodzakelijke wetswijzigingen zijn in voorbereiding. Aan de Tweede Kamer worden de volgende wetsvoorstellen voorgelegd: • • • •
wetsvoorstel meerpersoonscelgebruik wetsvoorstel doorplaatsen in eerste aanleg veroordeelden wetsvoorstel bestraffing veelplegen wetsvoorstel elektronische detentie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
mei 2003 eind 2003 mei 2003 eind 2003
23
Voorts is een wijziging van de Penitentiaire maatregel in voorbereiding om de mogelijkheid te bieden voor versobering. Deze wijziging zal naar verwachting in de herfst van 2003 in werking kunnen treden. Het wetsvoorstel om deelname aan penitentiaire programma’s (met elektronisch toezicht) reeds na 6 maanden detentie mogelijk te maken in plaats van de huidige 12 maanden is in de Tweede Kamer aangenomen op 18 maart 2003 en door de Eerste Kamer aanvaard op 1 april 2003. Inwerkingtreding hiervan en van de wijzigingen in de Penitentiaire maatregel worden voorzien op 1.1.2004. De implementatie van het basis penitentiair programma is inmiddels gestart door DJI in nauwe samenwerking met SRN. Wat betreft capaciteit zijn eerste resultaten ingeboekt. De uitvoering van de nog dit jaar te realiseren plaatsen ligt op schema, eind 2003 is ten opzichte van het meerjarig perspectief in de begroting 2003 het aantal beschikbare plaatsen met in totaal 1500 plaatsen gestegen. Het reserveren van plaatsen voor arrestanten verloopt voorspoedig, inmiddels zijn 128 van de 600 plaatsen gereserveerd en in gebruik. De gefaseerde invoering van de maatregel meerpersoonscelgebruik (2 op 1 cel), welke voorzien was voor maart 2003 ondervindt vertraging als gevolg van de uitspraak op 20 februari 2003 van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin werd bepaald dat de Groepsondernemingsraad van het Gevangeniswezen (GOR-GW) al in dit stadium naast de desbetreffende lokale ondernemingsraden om advies moest worden gevraagd. Inmiddels is advies aan de GOR-GW gevraagd. Afhankelijk van het door de GOR-GW uit te brengen advies kan op zijn vroegst gestart worden met de eerste gefaseerde invoering op 1 juni 2003. Het wetsvoorstel om meerpersoonscelgebruik in de Huizen van Bewaring wettelijk mogelijk te maken ligt voor advies bij de Raad van State en zal naar verwachting in mei aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Als onderdeel van de 1000 plaatsen voor veelplegers worden voor SOV 144 plaatsen erbij geraamd. Inmiddels zijn voorbereidingen getroffen om nu ook in Den Haag een SOV met 36 plaatsen te realiseren. De bouwkundige oplevering van twee nieuwe uitzetcentra in de nabijheid van de luchthavens Zestienhoven en Schiphol is gepland voor juni resp. juli 2003 met in eerste instantie 96 resp. 104 plaatsen. De betrokken ketenpartners werken samen aan de operationele inrichting van het centrum. Hierbij worden waar mogelijk waarborgen ingebouwd om het bijzondere karakter van de centra (voor de tenuitvoerlegging van bewaring van vreemdelingen die bij grootschalige acties tegen illegaal verblijf zijn aangetroffen, alsmede voor andere vreemdelingen die op korte termijn uit Nederland verwijderd kunnen worden) te kunnen behouden. De eerste vreemdelingen zullen op de centra in bewaring kunnen worden gehouden zodra de bouwkundige oplevering heeft plaatsgevonden. De tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen is inmiddels ingesteld. De nieuwe beleidsprognoses inzake capaciteit voor de komende jaren worden in juni 2003 verwacht. De Tweede Kamer zal hierover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. Naar verwachting zal blijken dat de druk op de capaciteit verder zal toenemen . De voorstellen van de twee externe commissies (Vegter en Otte) inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling resp. voorwaardelijke veroordeling worden betrokken bij de maatregelen van MST. Dit betreft ondermeer het voornemen om de huidige vervroegde in vrijheidstelling (VI) te herzien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
24
Voorwaardelijke invrijheidsstelling is een belangrijk instrument om effectiever aan vermindering van recidive te kunnen werken. Bedoeling is dat onder voorwaarden gedetineerden eerder detentie zullen kunnen verlaten, waarbij de mogelijkheid van detentie als stok achter de deur aanwezig blijft.
Tot slot Teneinde de vereiste voortgang en samenhang ten aanzien van het pakket aan maatregelen van Modernisering Sanctietoepassing te bevorderen is aan de staande organisatie een kleine projectorganisatie toegevoegd: een stuurgroep, een externe begeleider en een projectteam onder leiding van een projectdirecteur. In de staande organisatie worden de voorgenomen maatregelen voorbereid, tot ontwikkeling gebracht en geïmplementeerd. De projectorganisatie bewaakt voortgang, samenhang, als ook kwaliteit en effectiviteit. 4.4 Preventie en openbaar bestuur
Inleiding De maatregelen uit het Veiligheidsprogramma op het terrein van preventie en openbaar bestuur zijn vooral gericht op de bevordering van een veilige leefomgeving en het versterken van de zichtbare handhaving. Waar het gaat om de versterking van de samenhang van het beleid op het lokale niveau is een belangrijke taak weggelegd voor de gemeenten. Speerpunten zijn het meer toezicht houden op straat en het strikter handhaven van het vergunningenbeleid. Gemeenten staan er echter niet alleen voor. Een veilige leefomgeving kan alleen gerealiseerd worden als scholen, hulpverleningsinstellingen (maatschappelijke organisaties), het bedrijfsleven én de burger hun bijdrage leveren. De maatregelen op het terrein van zichtbare handhaving en verbetering van de leefomgeving zijn globaal in twee clusters in te delen: • het bevorderen van een veilige leefomgeving • het intensiveren van toezicht en handhaving Deze clusters worden verwerkt in de te maken afspraken met gemeenten en bedrijfsleven.
Afspraken met gemeenten Over de maatregelen uit het Veiligheidsprogramma waarbij gemeenten een belangrijke rol spelen, worden resultaatsafspraken gemaakt met de G30 en overige gemeenten. Voor de grote steden (de G30) zijn aanvullende afspraken over veiligheid in voorbereiding die aansluiten bij de doelstellingen die zijn geformuleerd binnen de huidige convenantperiode. In die aanvullende afspraken 2004 wordt door middel van outputdoelstellingen het accent voor veiligheid gelegd bij de onderwerpen uit het Veiligheidsprogramma. Hierbij wordt eveneens aandacht besteed aan de aanpak van winkelcriminaliteit. Deze afspraken gelden als opmaat voor de nieuwe convenantsperiode waarin veiligheid als vierde pijler wordt opgenomen. De outputdoelstellingen voor 2004 zijn momenteel nog in onderhandeling en zullen worden toegespitst op de realisatie van een verbeterde nazorg van stelselmatige daders, een sluitende aanpak van sociale opvang en hulpverlening gericht op overlastgevende dak- en thuislozen en de realisatie van toezicht op locaties met een verhoogd risico.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
25
De steden maken hun ambitieniveau op de genoemde thema’s uiterlijk voor het jaar 2004 aan de minister van BZK kenbaar. Voor het zomerreces van 2003 zal de minister van BZK mede namens zijn medebewindslieden aan elk van de steden een brief zenden waarin de ambitie voor 2004 wordt bevestigd. Deze brief vormt daarmee een wederzijdse afspraak van Rijk en steden over het verlengingsjaar 2004 en zal gelden als aanvulling op de reeds bestaande stadsconvenanten 1999–2003. Steden verantwoorden zich over de doelbereiking op de aanvullende afspraken bij de eindverantwoording over de convenantsperiode 1999–2004 in het kader van het grotestedenbeleid.
Veiligheid als vierde pijler binnen Grotestedenbeleid (GSB) Tegelijkertijd zijn voor de volgende convenantperiode (2005–2009) nieuwe afspraken over veiligheid met de G30 in voorbereiding. Gelet op het belang van veiligheid wordt binnen het grotestedenbeleid vanaf 2005 een nieuwe pijler veiligheid toegevoegd. De te maken afspraken omvatten de voor de gemeenten van belang zijnde maatregelen uit het Veiligheidsprogramma. Ze sluiten zoveel mogelijk aan bij de hiervoor genoemde aanvullende afspraken en worden aangevuld met outputdoelstellingen over onderwerpen als huiselijk geweld, keurmerken en sociale onveiligheid in het openbaar vervoer. De doelstellingen zullen daarna worden opgenomen in het beleidskader voor het GSB III. Voor het formuleren van hun eigen ambities op die doelstellingen hebben de steden tot eind 2004 de tijd. In de maatwerkconvenanten worden over de periode van 2005–2009 in de breedte per stad de beleidsprestaties vastgelegd. Bovendien moeten deze convenanten afspraken bevatten over de procesverantwoordelijkheid van Rijk en steden, monitoring, verantwoording, sancties en juridische aspecten (geschillen, etc.) Uiteraard zullen de convenanten primair moeten aansluiten bij de lokale maatschappelijke situatie en de behoeften van de stad. Tevens worden afspraken voorbereid met de overige gemeenten, die niet onder het GSB-beleid vallen. Of dit via het in het Veiligheidsprogramma aangekondigde vervolg bestuursakkoord zal plaatsvinden, is mede afhankelijk van een nieuw te vormen kabinet. Om geen vertraging op te lopen zijn besprekingen gestart met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over afspraken over veiligheid. Een goed ontwikkeld lokaal veiligheidsbeleid vergt inzicht in de lokale en regionale (veiligheids) problematiek. Nog niet alle gemeenten beschikken over een analyse van de veiligheidssituatie. Op basis van deze analyse wordt duidelijk welke veiligheidsproblemen de gemeente aan moet pakken. Met de gemeenten (zowel GSB als niet-GSB gemeenten) worden hierover afspraken gemaakt. De voortgang van de afspraken worden gemonitord via de GSB monitor die jaarlijks (april) verschijnt.
Intensivering van handhaving en toezicht Los van de resultaatsafspraken die met de gemeenten in voorbereiding zijn, is ook een groot aantal maatregelen in uitvoering die het toezicht en de handhaving op lokaal niveau direct versterken en faciliteren. In het onderdeel «politie en opsporing» is al ingegaan op de versterking van de politiële mogelijkheden voor toezicht en handhaving. Over de mogelijkheden voor de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving ontvangt uw Kamer voor juli 2003 een voorstel. De inventarisatie van APV-feiten die voor bestuurlijke boete in aanmerking komen is gereed. Het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
26
nieuwe kabinet zal in de tweede helft van 2003 definitief kunnen besluiten over de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving, zodat daarna het wettelijke traject kan worden gestart. Het eind vorig jaar voor advies gezonden wetsvoorstel over de uitbreiding van de identificatieplicht zal hierbij een belangrijke – versterkende – rol kunnen spelen. Het voorstel zal het immers mogelijk maken dat ook gemeentelijke toezichthouders de bevoegdheid krijgen om inzage in het identiteitsbewijs te vragen. Ook uitbreiding van het toezicht en de handhaving in het publieke domein door buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) vergroot de doelmatigheid en doeltreffendheid van de rechtshandhaving. In kwalitatieve zin wordt de opsporingsbevoegdheid van een aantal verschillende boa-functies uitgebreid. In kwantitatieve zin wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn het aantal boa’s uit te breiden. Het valt te verwachten dat uitbreiding van het toezicht en de handhaving door boa’s gaat leiden tot een verbetering van het subjectieve veiligheidsgevoel van burger (kwalitatief) en tot meer uitgeschreven processen-verbaal door boa’s (kwantitatief). Om die reden wordt medio juni 2003 de opsporingsbevoegdheid van de zogenoemde groene-, openbaar vervoer- en gemeenteboa uitgebreid opdat deze boa’s adequater hun werk kunnen doen. Hetzelfde geldt voor de uitbreiding van de territoriale bevoegdheid van de groene boa. In juni is ook het onderzoek beschikbaar naar de mogelijkheden voor gemeenten om onder voorwaarden particuliere functionarissen in te huren op het gebied van de kleine ergernissen. Opgemerkt moet worden dat het Rijk geen directe invloed heeft op de uitbreiding van het aantal boa’s. Gemeenten bepalen zelf hoeveel boa’s zij willen inhuren en kunnen bekostigen, en vragen als werkgever bij het ministerie van Justitie de daarvoor vereiste aktes van opsporingsbevoegdheid voor boa’s aan. Daarnaast spelen ten aanzien van het stimuleren van de doorgroei van stadswachten tot boa de ontwikkelingen op het gebied van ID-(instroomdoorstroom)banen een belangrijke rol. Een verdere uitbreiding van de bestuurlijke mogelijkheden voor toezicht op lokaal niveau biedt de wijziging van de Gemeentewet en de Wet politieregisters in verband met de invoering van regels omtrent het gebruik van camera’s ten behoeve van toezicht op openbare plaatsen (cameratoezicht op openbare plaatsen). Dit voorstel wordt op 1 juni aan de Kamer aangeboden. Ook in het kader van het Sociaal Aanvalsplan Openbaar Vervoer (SVOV) wordt (op stations) een uitbreiding van het cameratoezicht gerealiseerd. In mei 2003 wordt de richtlijn cameratoezicht openbaar vervoer gerealiseerd. Daarnaast is in het SVOV aangeven dat het opstellen van een veiligheidsarrangement tussen de publieke en private belanghebbenden in een OV-gebied gestimuleerd wordt. In zo’n arrangement worden de mogelijke veiligheidsrisico’s in beeld gebracht en maatregelen getroffen om de waargenomen risico’s te ondervangen zoals de overlast en criminaliteit door veelplegers (zakkenrollers, tasjes dieven) en drugs- en alcohol verslaafden. De resultaten van deze maatregelen zullen worden gemonitord zodat inzichtelijk wordt gemaakt of het gewenste veiligheidsniveau wordt behaald. Met de ondertekening van het veiligheidsarrangement verplichten de belanghebbenden zich de maatregelen uit te voeren. Het kabinet ontwikkelt in 2003 nog een handreiking voor het opstellen van deze arrangementen. Om de uitvoerbaarheid van een (integraal) gemeentelijk veiligheidsbeleid te faciliteren, wordt gewerkt aan het inventariseren en waar nodig opruimen van de belemmeringen voor de invoering van een integrale vergunningverlening door gemeenten («éénloket») en een integrale handhaving. Er is op rijksniveau reeds een behoorlijk aantal stimulerings-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
27
maatregelen genomen die op lokaal niveau de komende tijd zullen worden opgepakt. Zo is een toolkit ontwikkeld die een basispakket aan instrumenten biedt om het beleid van «1-loket» vorm te geven. De instrumenten bestaan uit praktijkgerichte checklists of softwaremodules. Eveneens is een serie handboeken uitgebracht over het creëren van draagvlak, verandermanagement, leggen van de knip tussen front en backoffice en elektronische dienstverlening. Voorts zijn de volgende instrumenten ontwikkeld: de gemeentelijke dienstencatalogus VIND en een Referentiemodel elektronisch loket. Om dit proces niet te verstoren zullen er geen nieuwe impulsen worden ontwikkeld en slechts worden volstaan met het blijvend onder de aandacht brengen van deze gedachte.
Beleid coffeeshops en huisteelt nederwiet Op dit moment worden voorstellen ontwikkeld om te komen tot een aanscherping van de handhaving van de gedoogcriteria voor coffeeshops. Tevens vindt uitwerking plaats van het voornemen om de aanpak van de huisteelt van nederwiet te intensiveren. Deze voorstellen zullen worden verwerkt in de beleidsbrief cannabis die in juni 2003 aan de Kamer namens de ministers van VWS, Justitie en BZK zal worden gezonden. In deze brief wordt tevens aandacht besteed aan: • het voorkomen dat jongeren uit risicogroepen beginnen met het gebruik van cannabis, het vroegtijdig signaleren van problematisch gebruik en het verbeteren van behandelmethoden van problematische cannabisgebruikers; • voortzetting van het ontmoedigingsbeleid; • het verbeteren van de voorlichting aan consumenten over de sterkte van nederwiet en de risico van een hoger THC-gehalte; • beperken van het soft-drugstoerisme uit de buurlanden.
Justitie in de buurt (Jib) Ter versterking van de handhaving wordt de huidige allocatie van de Jib-kantoren bezien. Immers, Jib’s zullen zoveel mogelijk in wijken geplaatst worden waar de problemen ten aanzien van criminaliteit en overlast ook daadwerkelijk het grootst zijn. Die eisen zullen op basis van de huidige planning op 1 juli 2003 gereed zijn. Om de locatie van een Jib te bepalen, wordt er een criminaliteitsindex van risicovolle gebieden ontwikkeld waar mogelijk een Jib gestart kan worden. Op basis van de huidige planning is die criminaliteitsindex gereed in mei 2003. Vanaf september 2003 zullen dan de nieuwe Jib-aanvragen en verlengingsaanvragen aan de nieuwe Jib-eisen en de index getoetst worden. In de komende jaren zal dit leiden tot een reallocatie van de Jib-kantoren.
Afspraken met het bedrijfsleven Naast de afspraken met gemeenten worden er ook afspraken gemaakt met het bedrijfsleven. Het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) is bij deze afspraken betrokken en heeft aangegeven zich aan de branche afspraken te committeren. In januari 2003 hebben de bewindslieden van BZK, Justitie en EZ 20 afspraken gemaakt met de detailhandel. Onder meer dat er een landelijke coördinator overvalcriminaliteit wordt aangesteld, dat er een uniform aangifteformulier komt en dat de overheid urgentiegebieden gaat aanwijzen waarbinnen speciale maatregelen kunnen worden genomen om de veiligheid te vergroten. Tevens hebben de winkelbedrijven aangegeven meer te willen investeren in de aanpak van criminaliteit die wordt gepleegd door het eigen personeel. De samenwerking heeft als doel om een daling van de winkelcriminaliteit met – indicatief – 20% tot 25% in 2006 te realiseren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
28
Daarnaast is er een commissie ingesteld, om te onderzoeken hoe de veiligheid in de juweliersbranche kan worden vergroot. De commissie heeft op 14 april 2003 een rapport uitgebracht met een pakket van voorstellen voor preventieve maatregelen, verbeterde samenwerking tussen politie en juweliers en aandacht voor de overvalproblematiek van politie en openbaar ministerie, moet de veiligheid van de juweliersbranche vergroten. In de periode tot 2006 wordt gewerkt aan een structuur voor een landelijke dekkend stelsel van Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing, in totaal 25. Inmiddels zijn er elf RPC’s actief. Er staan vijf RPC’s in de startblokken om te beginnen. Ook hier staat voorop dat het bedrijfsleven zijn eigen veiligheid (de toepassing van adequate preventie-instrumenten) goed organiseert. In overleg met de private sector wordt gewerkt aan de realisatie van veiligheidsbevorderende maatregelen. Zo is inmiddels de kwaliteitsmeter – en het implementatieadvies – Veilig Uitgaan gereed. Vanaf 2004 zullen alle nieuw te bouwen woningen en woningen die worden gerenoveerd gaan voldoen aan het keurmerk veilig wonen (PKVW) of een gelijkwaardige voorziening. Het ministerie van BZK is in gesprek met de diverse partners om het PKVW na 2004 op een goede manier te borgen. Tevens worden in het kader van de vierde pijler afspraken met de gemeenten gemaakt over het PKVW. Het Keurmerk Veilig Ondernemen (KvO) is inmiddels gereed. De verwachting is dat voor 2003, 25 bedrijventerreinen en 20 winkelcentra een keurmerk kan worden uitgereikt.
Samenvattend Maatregelen op het terrein van preventie en openbaar bestuur vergen de betrokkenheid en inzet van veel verschillende partijen. Sinds het verschijnen van het Veiligheidsprogramma is via overleg en afstemming met alle betrokkenen de basis gelegd voor het maken van concrete resultaatafspraken. Inmiddels is met de detailhandel al een aantal concrete resultaatsafspraken gemaakt en volgen de afspraken met GSB-gemeenten voor het jaar 2004 in juni. Aldus wordt een gemeenschappelijke en werkzame basis gelegd voor de uitvoering van maatregelen later dit jaar en verdere jaren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
29
NAAR EEN VEILIGER SAMENLEVING VOORTGANGSRAPPORTAGE MEI 2003 BIJLAGEN Toelichting op Bijlage I Maatregelen en prestaties • Het Veiligheidsprogramma duidt 105 maatregelen aan die in uitvoering moeten worden genomen. De maatregelen zijn – ongenummerd – opgenomen in de bij het Veiligheidsprogramma behorende «Bijlage 1: Maatregelen met tijdpaden en actoren». Bijlage I bij de onderhavige voortgangsrapportage bevat 147 maatregelen. Voor het verschil met het oorspronkelijk aantal van 105 gelden twee oorzaken: 1. Op 13 december 2002 is, als uitwerking van een van de maatregelen uit het Veiligheidsprogramma, aan de Tweede Kamer de nota «Jeugd terecht Actieprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit 2003– 2006 aangeboden. Dit actieprogramma voegt ruim 35 maatregelen extra toe aan het Veiligheidsprogramma; 2. Het Programma Modernisering Sanctietoepassing dat bij brief van 16 oktober aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 2002–2003, 28 600, nr 8) voegt aan het Veiligheidsprogramma een viertal maatregelen extra toe. • Voor het bewaren van het overzicht zijn de maatregelen uit het Veiligheidsprogramma c.a. thans voorzien van een doorlopende nummering. De nummering volgt de indeling in de paragrafen 2 tot en met 4, van de voortgangsrapportage. De volgorde van de maatregelen, opgenomen in «Bijlage 1: Maatregelen met tijdpaden en actoren» van het Veiligheidsprogramma, is derhalve losgelaten. Met een herindeling ten aanzien van de paragrafen 2 tot en met 4 wordt de thematische samenhang tussen de verschillende maatregelen inzichtlijker. De doorlopende nummering is opgenomen in de transponeringstabellen I en II. Bij het nummeren van de maatregelen is als volgt gehandeld: In transponeringstabel I zijn eerst de maatregelen, die opgenomen zijn in «Bijlage 1: Maatregelen met tijdpaden en actoren» bij het Veiligheidsprogramma, voorzien van de nummers 1 tot en met 105 om als referentiekader te dienen. In transponeringstabel II heeft vervolgens op basis van de indeling van de voortgangsrapportage een vernummering plaatsgevonden van deze maatregelen en de maatregelen uit de Nota «Jeugd Terecht» en het Programma Modernisering Modernisering Sanctietoepassing. In transponeringstabel II wordt apart aangegeven met welk nummer in transponeringstabel I de desbetreffende maatregel correspondeert. Door op deze wijze te handelen blijft de aansluiting behouden met het oorspronkelijke, op 16 oktober 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden, Veiligheidsprogramma. Volledigheidshalve wordt in tabel II ook de nummering aangegeven die gehanteerd wordt in de nota Jeugd Terecht, aangeduid met JT, en in het Programma Modernisering Sanctietoepassing, aangeduid met M.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
30
•
In de onderhavige Bijlage I worden de volgende symbolen en afkortingen gebruikt:
= voltooid
= in uitvoering en volgens planning
= in uitvoering met vertraging = nog niet in uitvoering = In consultatie/bespreking met het veld –
= Niet van toepassing; niet relevant; nu niet mogelijk
M + nr
= Nummering van de maatregelen van het programma modernisering sanctietoepassing
JT + nr.
= Nummering van de actiepunten opgenomen in de nota «Jeugd Terecht»
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
31
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
32
4.
Verbetering van de informatievoorziening over de gehele strafrechtsketen en tussen de ketenpartners onderling
Inrichting permanente structuur van horizontale inhoudelijke informatie-voorziening voor de gehele strafrechtsketen
Maken van spraken met OM in samenhang met afspraken met politie
Afspraken per ketenpartner
start 2003
Jaarlijks en doorlopend
1. de ontwikkeling van een informatiebeleid voor de strafrechtsketen; 2. de invoering van een inhoudelijk informatiesysteem voor de strafrechtsketen waardoor een goed lopend systeem van inhoudelijke informatievoorziening over het criminaliteitsbeeld en de keten wordt gecreëerd. 3. de totstandbrenging van een permanent steunpunt waar de informatievoorziening ten behoeve van de regie over de keten als geheel onderhouden wordt.
1. bepalen van concrete afspraken en vastlegging in meerjaren beleidsplan, prioriteitenbrief en jaarplan 2. Monitoren van voortgang in het kader van planning en controlecyclus 1. 2. 3.
(Doorlopend)
1. 2.
• September 2002: instelling Werkgroep Informatie Strategie Strafrechtketen (WISKK) • Ad 1,2 en 3: Juni 2003: besluitvorming in Bestuursraad van het Ministerie van Justitie over verdere aanpak informatiestrategie SK; bezig met inrichting informatiesteunpunt (o.m. ten behoeve van voortgangsrapportage aan TK)
Stand van zaken wordt weergegeven in paragraaf 4.4 Preventie en bestuur
Afspraken met betrokken overheden en bedrijfsleven
2.
3.
Wordt ingevuld via de afzonderlijk maatregelen hierna
Toelichting
Ontwikkelen beleidsprogramma’s en voorstellen met concrete en kwantificeerbare doelen (ter verdere uitvoering van de maatregelen
Stand per 1-4-2003
1.
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
Maatregel Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling
Paragraaf 2 Algehele voortgang programma
MAATREGELEN EN PRESTATIES
VP-nummer nieuw
BIJLAGE I
61
3
2
1
VP-nummer oud
–
–
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
33
7.
6.
Aansluiting alle actoren strafrechtsketen op Verwijs IndexPersonen (VIP)
5.
Een monitor en evaluatiesysteem i.o.m. regeling Grote Projecten en VBTB-systematiek dat: 1. waarborgt dat de maatregelen binnen daarvoor gestelde kaders worden gerealiseerd 2. het met het VP beoogde beleidseffect en de ontwikkelingen daarbinnen zichtbaar maakt 3. en volledig, betrouwbaar en tijdig informatie verschaft om de uitvoering van het programma adequaat te kunnen sturen en hierover verantwoording af te leggen.
Ontwikkelen en uitvoeren van systeem van monitoring en evaluatie
Inbreng en borging van kennis en deskundigheid vanuit het veld voor de implementatie van de maatregelen
Formeren brede stuurgroep met vertegenwoordigers ketenorganisaties
Verbetering c.q. optimalisering van de operationele samenwerking tussen de ketenpartners
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
2003 en jaarlijks
Ultimo 2002
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Vorm en inhoud gegeven aan informatievoorziening (proces en procedurebeschrijving, aard, beschikbaarheid en kwaliteit van de monitorgegevens, voorschriften en richtlijnen etc.) 2. Opstellen van in overleg met het veld landelijke afrekenbare outcome doelstellingen met basis en streefwaarden 3. De mogelijkheden bezien voor inrichting van een landelijke veiligheidsmonitor, een gewogen landelijke veiligheidsindex en lokale veiligheidsindices 4. Opstellen van voortgangsrapportages tbv van de Staten-Generaal.
1. opstellen conceptadvies over VIP tbv pSG MvJ 2. bespreking en besluitvorming over advies VIPaansluiting 3. bespreking en besluitvorming VIP-advies (DGRH-pSG MvJ) 4. implementatie ketenbreed (w.o. instellen vooronderzoeken)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
/
2.
4.
3.
/
1.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-4-2003
1. Hoofdstructuur van implementatie van het VP is gereed. Op 7 april is naar de TK brief gestuurd over wijze waarop vorm en inhoud wordt gegeven aan de essentie van de procedureregeling Grote Projecten en de VBTB-systematiek 2. Operationalisatie van outcome van het VP is gereed en akkoord bevonden door de ministers 3. Offerteprocedure loopt
1–3 Februari 2003: akkoord DGRH en pSG met advies Werkgroep Informatie Strategie Strafrechtsketen over enige strategische vragen rond VIP, concept VIP-Jaarplan en VIPbegroting 2003 4. Vanaf maart 2003: implementatiefase ketenbreed (w.o. instellen vooronderzoeken)
Toelichting
104
100
62
VP-nummer oud
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
34
01–2004
2005
Versterken van de informatie per politieregio over de jeugdcriminaliteit ten behoeve van een effectieve aanpak.
Naar effectieve aanpak van jeugdige veelplegers
11.
Terugdringen van de doorlooptijd van het politietraject in de jeugdstrafrechtketen en verbeteren van de schakeling tussen politie en OM
Verkorten termijn inzenden proces-verbaal aan OM 2003
10–2003:
Invoeren criminaliteitskaart
9.
Brede toepassing van effectieve aanpakken waardoor bedoelde jongeren en jeugdgroepen gerichter kunnen worden aangepakt en er landelijk meer uniform beleid ontstaat.
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
10.
1. Beleidsbrief naar de Tweede Kamer, mei 2003 2. Plan van aanpak 3. Implementatie start nog in 2003
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. Invoering Landelijk Overdrachtsformulier 2. De bewaking van de inzendtermijn van het proces-verbaal door de politie is in de procesbeschrijving voor het casusoverleg opgenomen
1. Uitvoering effectiviteittoets 2. Databank effectieve werkwijzen
Landelijke invoering criminaliteitskaart
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
Paragraaf 3.2 Risicojongeren
2003–2007
Veelplegers
8. Eindresultaat Effectiviteit sanctietoepassing is toegenomen, overlast van veelplegers is afgenomen; vermindering wordt bereikt
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
Paragraaf 3.1 Veelplegers
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
1. 2. 3.
Stand per 1-4-2003
1. Werkwijzen die in de opsporings- en vervolgingspraktijk worden gebruikt, zullen op hun effectiviteit worden getoetst. De uitkomsten van de toetsing zullen ontsloten worden.
Kerndeel levert informatie uit grafieken en statistieken (CBA-J kerndeel oplevering 10–2003). Verdiepend deel levert informatie over analyses uit CBS, politiemonitor, jeugdzorg etc.(opleveren verdiepend deel 1-2004)
Toelichting
• Zie ook maatregel 114 Speciale categorale voorzieningen voor veelplegers • Zie ook maatregel 42 Uitbreiding internaatachtige voorzieningen
Toelichting
12
12
12
VP-nummer oud
VP-nummer oud
JT-4
JT-2 JT-3a JT-3b
JT-1
JT-nummer of M-nummer
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
35
15.
14.
13.
Een betere samenwerking in de jeugdstrafketen gericht op afstemming van de activiteiten van ketenpartners en verkorting van de doorlooptijden
Landelijke invoering van casusoverleg met heldere verantwoordelijkheidsdeling voor individuele casusregie en de bewaking van het proces
Het beschikbaar krijgen van betrouwbaar cijfermatig materiaal is noodzakelijk om algemeen en specifiek beleid te kunnen voeren op etnische minderheden die met de politie in aanraking zijn gekomen.
Verbeteren inzicht etnische herkomst daders
Een antwoord geven op de vraag in hoeverre er sprake is van een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de politiële jeugdtaak.
Uitvoeren van vervolgonderzoek Inspectie Openbare Orde en Veiligheid
2006
2003
2004
2003–2006
Registratie doorverwijzingen naar jeugdzorg
12.
Het voorzien in een sluitend systeem van informatie dat inzicht moet geven in het aantal doorverwijzingen na politiecontact naar de Bureau Jeugdzorg
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Het casusoverleg is in de eerste helft van 2003 operationeel in alle arrondissementen conform de notitie Casusoverleg 2. Het Landelijk Overdrachtsformulier is landelijk beschikbaar en ingevoerd 3. De werkprocessen van casusoverleg, casusregie en procesbewaking zijn beschreven, op elkaar afgestemd en vastgesteld 4. Bespreking van maximaal 30 000 eind 2006 jongeren in het casusoverleg
Geanonimiseerde koppeling tussen de gegevens van de politie en de Gemeentelijke Basisadministratie
Onderzoeksrapportage van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid
Verwijzing naar Bureau Jeugdzorg is opgenomen in het keteninformatiesysteem van de jeugdstrafrechtketen
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4.
/
Stand per 1-4-2003
1. Behorend bij de brief van de Minister van Justitie 5199682/02/DJC 2. Uitgezonderd zijn jongeren die een Haltwaardig delict hebben gepleegd en voorgeleidingszaken
College Bescherming persoonsgegevens is geconsulteerd
Besluit is genomen om onderzoek te laten plaatsvinden in het derde kwartaal van 2003
Toelichting
13
12
12
12
VP-nummer oud
JT-8 JT-9 JT-13
JT-7
JT-6
JT-5
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
36
20.
19.
18.
17.
Het voorzien in een sluitend systeem van informatievoorziening binnen de jeugdstrafrechtketen ten behoeve van procesbewaking en casusregie
Keten informatievoorziening ten behoeve van casusregie en procesbewaking
Ondersteuning bieden op het terrein van privacyvraagstukken aan lokale partners
Hepldesk privacy
Betere informatie-uitwisseling tussen de bij de aanpak van jeugdcriminaliteit betrokken instanties
Opheffen belemmeringen privacywetgeving
Tot stand brengen van effectieve samenwerking tussen politie/justitie en jeugdzorg/ opvoedingsondersteuning om sneller doelmatig door te verwijzen
Aangrijpen politiecontact als schakelmoment jeugdzorg/ opvoedingsondersteuning
2003–2006
Eind 2003
2006
2003–2006
Verkorten doorlooptijden jeugdstrafrechtketen
16.
Verder terug dringen van de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen naar de geformuleerde streefnormen en handhaven van de doorlooptijden op dat niveau.
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Inventarisatie welke informatie nodig is voor de uitvoering van procesbewaking en casusregie en in hoeverre de informatiesystemen van de afzonderlijke ketenpartners en het Cliëntvolgsysteem Jeugdcriminaliteit hierin kunnen voorzien
Inrichten helpdesk
Advies over noodzaak aanpassing privacyregelgeving
Op lokaal niveau zijn afspraken vastgelegd
1. Vastlegging van afspraken op arrondissementsniveau over prestaties en volumes 2. Beschikbaarheid van een meet- en monitoringssysteem
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
1. Er is een ambtelijke werkgroep met deelname van ketenpartners ingesteld 2. Eind 2002 is een evaluatierapport gepubliceerd over het Cliëntvolgsysteem Jeugdcriminaliteit
Het betreft structurele afspraken tussen politie en jeugdzorg/opvoedingsondersteuning. Hierbij wordt rekening gehouden met de resultaten uit de JT acties 18, 19 en 20 (VP-maatregelen 16, 17, 19 en 21)
1. Geïnventariseerd wordt welke informatie nodig is om inzicht te geven in de doorlooptijden en in hoeverre de informatiesystemen van de afzonderlijke ketenpartners hierin kunnen voorzien
Toelichting
12
12
12
12
VP-nummer oud
–
JT-16
JT-15
JT-14
JT-10
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
37
25.
24.
23.
22.
Jeugdige daders verantwoordelijkheid voor hun daden laten nemen
Herstel in het jeugdstrafrecht
Uniformeren van de (screenings)methodiek in de jeugdstrafrechtsketen.
Aanpassen en afstemmen screeningsinstrumenten
Ontwikkelen van instrumenten die ondersteunend zijn bij signalering van achterliggende (gezins)problematiek ten behoeve van doorverwijzing
Ontwikkelen signaleringsinstrumenten
Vroegtijdig signaleren van, en hulp bieden aan jeugdige zedendelinquenten.
Ontwikkelen screeningsmodule voor zedenzaken
2007
2007
2005
2006
2006
Leerlingbemiddeling
21. De methodiek inzetten om leerlingen conflicten te leren oplossen en zo delictgedrag voorkomend uit escalatie van conflicten te voorkomen
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. uitvoering van vijf projecten (drie lopende en twee nieuwe) 2. evaluatie van de vijf projecten op het effect op recidive
1. inventarisatie van bestaand instrumentarium 2. uniform «basis screeningsinstrument» 3. bevordering van het gebruik van het uniforme screeningsinstrument
1. Inventarisatie van bestaande instrumenten 2. Op basis inventarisatie zonodig aanvulling van de bestaande instrumenten; 3. Overeenstemming begrippenkader: doelgroep en doelstellingen 4. Beschikbaar stellen en in gebruik nemen van het instrumentarium
1. Screeningmodule voor zedenzaken 2. Evaluatie onderzoek testfase
1. methodiek beschrijven 2. methodiek implementeren
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2.
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4.
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
Doelstelling conform art.10 van het EU Kaderbesluit van de EU 1. Momenteel worden een diverse pilots, gericht op herstelbemiddeling in het jeugdstrafrecht, uitgevoerd 2. Evaluatierapport van pilots verschijnt medio 2003
1. Er bestaan veel screeningsinstrumenten die onvoldoende op elkaar zijn afgestemd en de gegevens zijn onvoldoende uitwisselbaar
1. Zie ook JT 14, 18 en 20 (VP-maatregelen 10, 16, 17 en 21)
1. De zedenmodule is een aanvulling op het screeningsinstrument van de raad voor de kinderbescherming (Baro)
Toelichting
12
15
15
12
12
VP-nummer oud
–
JT-18
JT-18
JT-17
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
38
29.
28
27.
Het bieden van intensieve vormen van opvoedingsondersteuning aan ouders van jongeren uit de Justitiedoelgroep.
Ontwikkelen en invoeren drangmaatregelen
Bieden van opvoedingsondersteuning aan ouders van de Justitiedoelgroep
Ontwikkelen opvoedingsondersteuningsmethodiek en materiaal
Uitbreiding van de beschikbaarheid van programma’s voor een effectieve wijkstrategie ten behoeve van het voorkomen van jeugdcriminaliteit
Uitbreiding Communities that Care (CtC)
2005
2004
2006
2006
Experimenteren met signaleringsgesprekken
26.
Het signaleren van achterliggende (gezins)problematiek bij politiecontact van minderjarigen ten behoeve van doorverwijzing
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
Invoering drangmaatregelen in zorgaanbod voor de Justitiedoelgroep.
Beschikbaarheid opvoedings ondersteunings-methodiek, materiaal en deskundigheid
Uitbreiding van de CtC systematiek van 4 naar 7 wijken
1. Uitvoering van pilots waarin wordt geëxperimenteerd met verschillende vormen van signaleringsgesprekken 2. Evaluatie van pilots 3. Beschrijving van de gebruikte signaleringsgesprekken
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3.
Stand per 1-4-2003
Meta-analyse wordt uitgevoerd door het WODC (eind 2003 verwacht)
Onder de Justitie doelgroep worden minderjarigen met verhoogd risico op politiecontacten verstaan
Het tussenrapport van de Commissie Opstelten toont aan dat er positieve resultaten zijn 1. Voorbereiding voor uitbreiding met drie pilotprojecten 2. Voorbereiding van effectevaluatie. 3. Verbetering manual Veelbelovend en effectief
1. Zie ook JT acties 14, 18 en 2020 (VP-maatregelen 10, 16, 17 en 21) 2. Geëvalueerd wordt op haalbaarheid en effectiviteit ((wordt achterliggende problematiek gesignaleerd en leidt deze signalering tot effectieve doorverwijzing)
Toelichting
12
12
82
81
VP-nummer oud
JT-21
JT-20
–
JT-19
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
39
33.
32.
31
Mogelijk maken van het opleggen door de rechter van een meer op persoon toegesneden programma binnen de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Onderzoek naar de mogelijkheid van een voorlopige voorziening binnen de schorsing van de voorlopige hechtenis
Het vergroten van de mogelijkheid van persoonsgerichte aanpak 2003–2004
1. Onderzoeksrapport naar mogelijkheden van een voorlopige voorziening binnen de schorsing van de voorlopige hechtenis 2. Advies over noodzaak aanpassing wetgeving
1. Ontwikkeling Beleidskader jeugdige veelplegers 2. Vooronderzoek naar capaciteitsbehoefte 3. Capaciteitsuitbreiding binnen reguliere inrichtingen
Ruimere toepassing van voorlopige hechtenis bij jeugdige veelplegers 2003–2006
3. Aangescherpte wet en of regelgeving
1. Uitvoering Lik op stuk beleid 2. Onderzoek naar juridische mogelijkheden
1. Verhoging bekendheid Stopreactie 2. Vaststelling en handhaving doorlooptijden Stopreactie 3. Beschrijving van werkprocessen die aansluit op individuele behoefte 4. Maatwerk is ingebouwd in de werkprocesbeschrijving van de Stopreactie waarbij het uitgangspunt is dat de Stopreactie kan aansluiten op de individuele behoefte 5. Aansluiting tussen Stopreactie en opvoedingsondersteuning
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
Jongeren na aanhouding confronteren met hun gedrag door hen «materieel te raken».
Uitbreiding mogelijkheden inbeslagname/ verbeurdverklaringen 2005
2004
Versterking van de toepassing van de Stopreactie
30.
Optimaliseren van de Stopreactie en waar nodig verwijzen naar opvoedingsondersteuning
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. 2.
1. 2. 3.
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-4-2003
Er wordt nog te vaak strafbaar gedrag van jongeren getolereerd. Onderzocht wordt of de mogelijkheden van lik-op-stuk kunnen worden uitgebreid tot inbeslagname en verbeurdverklaringen.
1. Gestreefd wordt naar een bereik van 70% van de Stopdoelgroep in 2006 2. In 2003 zullen pilots starten waarin het door het project «Ouders van tegendraadse jeugd» ontwikkelt en opvoedingsondersteuningsmateriaal wordt getest. In deze pilots is aandacht voor de relatie met Stop. 3. De Stopreactie bestaat uit een reactie richting kind én ouders
Toelichting
14
12
14
12
VP-nummer oud
JT-29
JT-28
JT-26 JT-27
JT-22 JT-23 JT-24 JT-25
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
40
37.
36.
35.
Versterken van mogelijkheden op resocialisatie van jongeren die in voorlopige hechtenis zitten en buiten JJI een zinvolle dagbesteding hebben door hen de mogelijkheid te bieden om overdag buiten de inrichting te verblijven.
Landelijke invoering nachtdetentie
Goede uitvoering van taakstraffen door middel van effectieve sanctionering van het niet (volledig) nakomen van de taakstraf door de jongere.
Aanscherping OM-richtlijn over tenuitvoerlegging vervangende jeugddetentie na mislukken taakstraf
Het versterken van de handhaving van de leerplicht
Voorkomen schoolverzuim
2007
2007
2004
2004
Versterking Halt
34. Uniforme landelijke naleving van het Besluit Halt-feiten
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Ontwikkelen van beleidskader 2. Organiseren startconferentie 3. Het beleidskader wordt in overleg tussen departementen en ketenpartners geïmplementeerd 4. Evaluatie 5. Het landelijk invoeren van nachtdetentie in alle opvanginrichtingen; geleidelijk opbouw naar 70 plaatsen in 2006.
1. Aangescherpte OM-richtlijn; 2. 75% van mislukte taakstraffen worden omgezet in jeugddetentie; 3. Landelijk geldende afspraken met het OM inzake consequente naleving en handhaving van de geldende richtlijn.
1. Uitbreiding van het project HandhavenOpNiveauleerplicht naar 4 pilots 2. Ontwikkeling van een geïntegreerde aanpak van schoolverzuim binnen gemeenten 3. Ontwikkeling en aanbieding van een gemeenschappelijk model.
1. Herziening Besluit Halt-feiten 2. Communicatieplan 3. evaluatieonderzoek
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3.
1. 2. 3.
1. 2. 3.
Stand per 1-4-2003
Het concept landelijke beleidskader is gereed en is voor advies voorgelegd aan de betrokken instellingen. Het definitieve landelijke beleidskader zal vervolgens door de minister van justitie worden vastgesteld. Het implementatieplan dat dient ter voorbereiding van de gefaseerd landelijke invoering wordt thans opgesteld, zodat de gefaseerd landelijke invoering van nachtdetentie in september 2003 van start kan gaan.
1. Er bestaat op dit moment een OM-richtlijn die niet consequent wordt nageleefd.
Het Ministerie van OC&W verzorgt de coördinatie van het project Handhaven-Op-Niveauleerplicht 1. Het WODC doet onderzoek naar effectiviteit van huidige maatregelen en sancties gericht op verzuim 2. De pilots vinden in 4 gemeenten plaats 3. Model geselecteerd voor uitvoering van de pilots.
1. In 2001 had 5% van de Halt-afdoeningen betrekking op niet Halt-waardige feiten. 2. In het kader van het project «Versterking Halt» zal ook worden gewerkt aan de versterking van de positie van Halt als organisatie en positie extern naar politie en OM Dit valt buiten de nota «Jeugd Terecht».
Toelichting
19
16 18
83
–
VP-nummer oud
JT-34
JT-33
–
JT-30 JT-31 JT-32
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
41
40.
39.
De jeugdreclassering heeft een herkenbare positie binnen Bureau Jeugdzorg en is direct te benaderen door de keten- en netwerkpartners
Verhelderen positie BJZ/ jeugdreclassering in relatie tot justitiële ketenpartners
De jeugdreclassering ontwikkelt zich tot een professionele organisatie die haar werkprocessen beschreven heeft in termen van kwaliteit en gebruikte methoden
Verbeteren professionaliteit jeugdreclassering
2003
2003–2004
2006
Uitbreiding scholings- en trainingsprogramma’s (STP)
38.
De kans op resocialisatie vergroten door het aanbieden van scholings- en trainingsprogramma’s aan jongeren die een jeugdinrichting verlaten.
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. afspraken tussen Justitie en BJZ-jeugdreclassering over zowel kwaliteit als kwantiteit 2. een nieuw afstemmingsprotocol tussen de Raad voor de Kinderbescherming en BJZ-jeugdreclassering waarin de relatie en het verkeer tussen beiden worden beschreven.
1. een beschrijving van de werkprocessen waarover alle ketenpartners geïnformeerd zijn 2. een vormings- en scholingsprogramma dat in beginsel voor elke jeugdreclasseringmedewerker beschikbaar is 3. een werkend informatiesysteem dat voldoet aan de behoefte van zowel de jeugdreclassering als van de ketenpartners.
1. Onderzoek naar knelpunten is gereed; 2. Een werkgroep met als taak het doen van voorstellen voor verbetering is opgericht; 3. Voorstellen van de werkgroep zijn geïmplementeerd; 4. Het aantal STP’s neemt jaarlijks toe en bedraagt 250 plaatsen in 2005
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2.
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-4-2003
1. Ten aanzien van dit onderdeel lopen er al verschillende trajecten: bestuurlijk overleg wordt reeds gevoerd. 2. Een belangrijk deel van dit onderdeel loopt al in het huidige amvb traject met betrekking tot het wetsvoorstel Wet op de Jeugdzorg.
Toelichting
12
12
20
VP-nummer oud
–
–
JT-35
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
42
42.
Verminderen van de recidive van jeugdige veelplegers en het versterken van de resocialisatie van de jeugdigen.
Uitbreiding internaatachtige voorzieningen 2004
2003–2006
Verbreden beschikbaarheid ITB-harde kern en ITB-Criem na bewezen effectiviteit
41.
Een betere benutting van de beschikbare capaciteit, een toetsing van de effectiviteit en een uitbreiding ITB Criem (bij voldoende aanwijzingen voor effectiviteit)
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Beleidsbrief veelplegers aan de Tweede Kamer, waarin het algehele kader rondom veelplegers is geschetst. 2. Beleidskader implementatie veelplegersbeleid. 3. Versnelde capaciteitsuitbreiding in Den Engh met plaatsen ten behoeve van jeugdige veelplegers.
1. Definitieve vaststelling doelgroep ITB/HK 2. Afspraken omtrent (on)geldigheid van verblijfsvergunningen voor minderjarige ITB-kandidaten 3. Definitieve vaststelling ITB-modaliteiten 4. Antwoord op de vraag of wetswijziging geïndiceerd is 5. Toename instroom ITB-kandidaten: instroom van 700 (HK) resp. 1000 (Criem) per jaar in 2003 en 2004 (uitgaande van voldoende kandidaten) 6. Voorlichtingsmateriaal t.b.v. reclasseringsmedewerkers 7. Protocol gezamenlijke toetsing Raad en JR inzake voldoen (van kandidaten) aan ITB-criteria 8. (aanvullende) scholingsmodules voor de training van ITB-werkers 9. methodiekbeschrijving ITB/Criem 10. (zo nodig) herziene versie methodiekbeschrijving ITB/HK 11. vastgestelde kostprijs/ productfinanciering 12. landelijk uniforme registratie ITB-ers door de hele strafrechtketen 13. consultancyrapportage WODC en rapportage effectevaluatie door WODC
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
3. In 2003 zou de eerste groep van 12 in kunnen stromen gevolgd door twee groepen van 12 in 2004
3. ITB/Criem kan vooralsnog slechts worden toegepast bij jongeren van allochtone herkomst in de 25 grote steden (G25), aangevuld met gemeenten behorend tot de G17, mits die daartoe een verzoek hebben ingediend en mits dat vervolgens is ingewilligd.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
1. 2. 3.
Toelichting
Stand per 1-4-2003
21
17
VP-nummer oud
JT-37
JT-36
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
43
45.
44.
De behoefte aan jeugdcapaciteit en de beschikbare capaciteit zijn met elkaar in evenwicht, en er is voldoende personeel voor de geplande activiteiten.
Uitbreiden capaciteit justitiële jeugdinrichtingen mede als gevolg van keteneffecten Aanpak personele vraagstuk JJI’s
Het ontwikkelen van een strafrechtelijke maatregel als aanvulling op de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), waarmee het gedrag van jongeren, intra- en extramuraal, kan worden beïnvloed.
(Onderzoek wenselijkheid/ mogelijkheid) gedragsbeïnvloedende maatregel in jeugdstrafrecht
2007
2004
2004
Inventariseren mogelijkheden en ervaringen groepsaanpak
43.
verbeteren inzicht
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Voldoende beschikbare capaciteit in JJI’s; 2. De formatie van de inrichtingen is volledig bezet; 3. Uitvoering van de DJI-nota «Investeren in personele zorg» (IPZ); 4. Permanente monitoring van behoefte en beschikbaarheid; 5. Goede aansluiting van wat de ketenpartners vragen en de JJI’s kunnen bieden. Tijdig herbestemmen van capaciteit en zonodig bijbouwen.
1. Onderzoek; 2. Indien uit onderzoek is gebleken dat dit wenselijk is, een maatregel in aanvulling op PIJ.
inventarisatie
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
Jaarlijks worden de prognoses bijgesteld. Beleidseffecten moeten daarin worden verdisconteerd. De inrichtingen leveren plannen in ter verwezenlijking van de nota IPZ
1. Uit de praktijk wordt aangegeven dat er onvoldoende mogelijkheden zijn voor een gedragsbeïnvloedende maatregel voor jeugdigen. 2. De strafrechtelijke maatregel dient de juridische basis te vormen voor diverse in gebruik zijnde programma’s
Toelichting
12
12
12
VP-nummer oud
JT-40 JT-41 JT-42
JT-39
JT-38
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
44
47.
Mogelijk maken om verplichte nazorg op te leggen om daarmee resocialisatie te versterken
Onderzoek wettelijke mogelijkheden verplichte nazorg 2004
2007
Inzicht in de inhoud en effectiviteit van bestaande sanctiemodaliteiten
46.
• Inzicht in het hele palet van jeugdsancties/maatregelen. • Het effectiviteitbepaling van sancties en maatregelen op het niveau van het individu (effecten van behandeling) en het niveau van de uitvoeringsinstanties in het algemeen (in termen van recidive) • Borging/structureel maken van effectonderzoek. • Programma’s die getoetst zijn op hun kwaliteit en voldoen aan vastgesteld criteria
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. inventarisatie van lacunes in de wetgeving gerelateerd aan doelgroepen 2. inventarisatie bij stakeholders in advisering, oplegging en uitvoering van nazorg over inhoudelijke en organisatorische knelpunt 3. inventarisatie van nazorg programma’s in binnen- en buitenland 4. uitbreiding van scholings- en trainingsprogramma’s
1. Inventarisatie effectieve programma’s in binnen- en buitenland; 2. Evaluatieonderzoek; 3. Effectiviteittoets en handboek is ontwikkeld; 4. Inzicht in het palet van jeugdsancties/maatregelen; 5. Interventie 6. Een jeugdsanctie atlas is samengesteld en wordt ge-update. 7. Standaardprocedure certificering 8. Instelling landelijke toetsingscommissie
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Stand per 1-4-2003
Op dit moment is het voor de rechtbank mogelijk door het opleggen van een Maatregel Hulp en Steun, begeleiding tijdens de proeftijd verplicht te stellen. De begeleiding van de proeftijd is in een vorm van verplichte nazorg. Niet elke kinderrechter laat de begeleiding van de proeftijd vergezeld gaan van toezicht door jeugdreclassering maar dit is wel gebruikelijk
1. Bij de Raden voor de Kinderbescherming is er een kwaliteitszorgsysteem voor leerstraffen in ontwikkeling. 2. De JJI’s beschikken over gevalideerde meetinstrumenten voor de voortgang van de individuele interventie. 3. Per 2003 zijn de JJI’s aangesloten op de recidivemonitor van het WODC.
Toelichting
22
12
VP-nummer oud
JT-50
JT-43 JT-44 JT-45 JT-48 JT-49
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
45
51.
50.
49.
komen tot een sluitend overzicht van effectieve leerstraffen
Kwaliteitstraject leerstraffen
Beoordelen van nieuwe nazorg programma’s op hun bijdrage aan het terugdringen van recidive of het tegengaan dan wel verminderen van een criminele carrière.
Opstellen toetsingskader beoordeling nazorgprogramma’s
Alle jongeren die daarvoor in aanmerking komen, kunnen nazorg ontvangen.
Geleidelijke uitbreiding capaciteit jeugdreclassering
2003–2006
2004–2005
2003–2006
2004
Inventariseren nazorgprogramma’s in binnen- en buitenland
48.
Het aanbieden van effectieve nazorg programma’s die toepasbaar zijn in de Nederlandse situatie
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. landelijk menu leerstraffen 2. vaststellen inrichting kwaliteitszorgsysteem, vaststellen 3. implementeren organisatiestructuur t.b.v. kwaliteitszorgsysteem
1. Uitbreiding van het recidiveonderzoek van WODC naar effectiviteitonderzoek 2. Een toetsingskader voor nazorg programma’s is ontworpen.
1. Voldoende capaciteit voor 750 zaken in 2003/2004 2. Voldoende capaciteit voor 1500 zaken in 2005 3. Voldoende capaciteit voor 4000 zaken in 2006
1. benoeming van effectiviteitcriteria 2. inventarisatie van beschikbare effectieve nazorg programma’s 3. inventarisatie van inhoudelijke en organisatorische knelpunten in de uitvoering van de nazorgactiviteiten 4. afspraken met betrokken (uitvoerings)instanties over uit het buitenland over te nemen effectieve nazorg programma’s 5. afspraken met ketenpartners in advisering, verwijzing en instroom, vastgesteld in samenwerkingsovereenkomsten
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3.
1. 2.
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-4-2003
12
Op dit moment is er sprake van een zeer diverse praktijk in nazorg programma’s en -activiteiten. Effectiviteitonderzoek heeft nauwelijks of niet plaatsgevonden. Criteria voor advisering en oplegging lijken niet voorhanden.
1. In 2000 bedroeg het aantal nazorg- activiteiten in het kader van jeugdreclassering 233
In 2000 is een convenant Landelijke Kader voor de nazorg gesloten. In dit convenant is de samenwerking tussen JJI en de jeugdreclassering samenwerkende partner organisatie beschreven. Op dit moment is er een veelheid aan aanbieders van nazorg activiteiten. De MO-groep, marktpartijen maar ook internaatachtige voorzieningen en gemeenten bieden nazorgactiviteiten aan
Toelichting
–
–
12
12
VP-nummer oud
JT-53
JT-52
JT-51
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
46
55.
54.
53.
Beschikbaarheid verhogen van preventieprogramma’s, gericht op jeugdcriminaliteit, die op hun effectiviteit zijn getoetst. Bevorderen van het kennisnemen van effectief of veelbelovend beoordeelde preventieprogramma’s
Toetsing preventieprogramma’s door auditcommissie
Het beschikbaar krijgen van een doelgericht, uitvoerbaar en gestandaardiseerd instrument om risico’s en terugval in het oude gedrag te beoordelen met het oog op beslissingen over de straf/maatregel, verlof, beëindiging van sanctie en nazorg.
Ontwikkelen en implementeren risicotaxatie instrument
Verkrijgen van inzicht in bestaande instrumentarium op het gebied van screening en risicotaxatie.
Inventariseren bestaande instrumenten in binnen- en buitenland
2006
2007
Eind 2003
2003–2006
Verbeteren aansluiting tussen jeugdreclassering en volwassenenreclassering
52.
Continuïteit in begeleiding als de jeugdige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. De criteria om preventieprogramma’s op effectiviteit te toetsen zijn vastgesteld 2. Een auditcommissie is ingesteld 3. De resultaten van toetsing door deze commissie worden bekend gemaakt
Eenvormig «basis» risicotaxatie instrument, eventueel aangevuld met aanvullende modules afhankelijk van doelgroep of instelling waar de justitiabele instroomt
Inventarisatie van het bestaande instrumentarium op het gebied van screening en risicotaxatie.
1. Een nieuw afstemmingsprotocol dat mede recht doet aan de Wet op de jeugdzorg die in 2004 wordt ingevoerd; 2. Een uitgeschreven methodiek met daaraan gekoppeld een scholingstraject. 3. Een evaluatie van het nieuwe afstemmingsprotocol
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3.
1. 2. 3.
Stand per 1-4-2003
Het NIZW blijkt veel expertise te bezitten op dit terrein. Gezocht wordt naar aansluiting.
Verschillende instellingen gebruiken verschillende risicotaxatie instrumenten die niet op elkaar aansluiten.
Er bestaat onvoldoende inzicht in bestaande instrumenten op het gebied van screening en risicotaxatie.
Toelichting
12
12
12
–
VP-nummer oud
JT-57
JT-56
JT-55
JT-54
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
47
1. Inventarisatie van (interdepartementale) samenwerkingsknelpunten binnen het deelprogramma; 2. Deze inventarisatie voorleggen binnen operatie JONG; 3. Gezamenlijke formulering van oplossingsalternatieven voor knelpunten; 4. Uitwerking en invoering van oplossingen.
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
59.
Helderheid geven over wat in redelijkheid van de politie mag worden verwacht.
Uitvaardigen aanwijzing over politiele reactie bij vermoedelijke strafbare feiten
Vergroting aangiftebereidheid van burgers, klanttevredenheid en efficiëntie organisatie en bedrijfsvoering politie
2003
Opstellen OM-aanwijzing voor politie voor het geven van een reactie op afzonderlijke strafbarer feiten die haar ter kennis komen.
1. 2. 3. 4.
Aanwijzing voor de opsporing is op 26 februari jl. naar de Tweede Kamer gezonden.
1. brief aan TK 2003, 51 164) gestuurd over stand van zaken 3. Afgerond voor 1–7 4. Wetsvoorstel: zie wetgevingsprogramma Basispakket grotendeels geïmplementeerd
1. Verruiming aantal aangiftevoorzieningen 2. Inventarisatie bij korpsen van mogelijke aangiftevoorzieningen 3. Vaststelling uniforme eisen aangiftevoorzieningen 4. Ontwikkeling elektronische aangifte
Verbetering en verruiming aangiftemogelijkheid burgers
58. Ultimo 2004
Geschiedt door de nieuwe vormgeving van de beleids- en beheerscyclus politie met als centraal element het Landelijk kader 2003–2006.
Versterken gezagsrol minister van Justitie t.a.v. opsporing
Toelichting
57.
Stand per 1-4-2003
Operatie JONG bevindt zich nog in de startfase. Contacten zijn gelegd
Toelichting
Maatregel Doelstelling
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-4-2003
VP-nummer nieuw
Streefdatum realisatie doelstelling
Paragraaf 4.1 Politie en Opsporing
2003–2006
Aansluitingsbevordering Interfaces
56.
Gebruik maken van de mogelijkheden van operatie JONG om mogelijke knelpunten die optreden bij de uitvoering van de acties het deelproject Voorkomen delictgedrag (interdepartementaal) op te lossen
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
24
23
91
VP-nummer oud
12
VP-nummer oud
–
–
–
JT-nummer of M-nummer
JT-58
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
48
62.
61.
Vergroting kwaliteit en effectiviteit van de opsporing in het algemeen
Versterking professionaliteit recherche
Vergroting effectiviteit opsporing (in termen van pakkans)
Uitvoering pilot toepasbaarheid burgernet
Ultimo 2007
Ultimo 2004
2003/2004
Experimenteren en mogelijk landelijk implementeren publiek private meldpunt M. (Meld Misdaad Anoniem)
60.
Het op experimentele basis starten van een meldlijn waar misdrijven anoniem gemeld kunnen worden, die zodanig veel bruikbare informatie (indicatie: ca. 2500 meldingen jaarlijks) oplevert dat het zinvol wordt geacht de meldlijn te continueren
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Deskundigheidsbevordering via onderwijs 2. Ontwikkeling loopbaanbeleid rechercheurs met als eerste stap het opstellen van een functiegebouw. 3. Invoeren van gestandaardiseerde en gevalideerde producten (t.b.v. versterking en standaardisering van het opsporings- en informatieproces). 4. Ontwikkelen van een landelijke sporendatabank (t.b.v. forensisch-technisch onderzoek).
1. Uitvoering pilot burgernet in regio Utrecht 2. Evaluatie van pilot om bredere toepasbaarheid te bezien
1. Opzetten van pilot 2. Evalueren van pilot en standpuntbepaling 3. Obv uitkomst van evaluatie bepalen of de meldlijn ook na het proefjaar wordt gecontinueerd
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4.
2.
1.
1. 2. 3.
Stand per 1-4-2003
De vorming en inrichting van de bovenregionale en nationale recherche vindt plaats mede met behulp van de activiteiten uit deze maatregel. (zie maatregelen 69 en 70) 3. Standaardisatie en validatie vindt plaats in het kader van het programma Aanpak Bedrijfsvoering en informatiehuishouding (ABRIO). Verder wordt onder door de Regieraad ICT in 2003 begonnen met de uitrol van de landelijke informatiesysteem opsporing (zie onder maatregel 63)
1. pilot (duur: één jaar) start in oktober 2003 2. evaluatie vanaf oktober 2004
Pilot is opgezet en gestart in september 2002, en eindigt in september 2003
Toelichting
27 29
26
25
VP-nummer oud
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
49
1. 2.
67.
Verdere verbetering coördinatie taken m.b.t. uitzetting van illegalen
Het in een zo vroeg mogelijk stadium voorkomen, ontdekken en tegengaan van illegaal binnenkomst van vreemdelingen die illegaal verblijf in Nederland beogen
Deze maatregel wordt meegenomen bij de uitvoering van maatregel 116 betreffende Speciale categorale voorzieningen, uit te zetten vreemdelingen.
1. Uitwerking geschiedt op basis van bevindingen evaluatie in 2001 van MTV door een een gezamenlijke werkgroep waar de IND en de KMAR aan deelnemen. 2. Doorlopende activiteit Zie ook maatregel 68
1. Verbetering van de effectiviteit en resultaatsgerichtheid van het MTV 2. Steekproefsgewijs uitvoeren van controle rond de grensovergangen met Duitsland en Belgie
Op 18-2-2003 is een conferentie van de betrokken uitvoerende diensten gehouden ten behoeve van een snelle invoering van het protocol.
Intensivering operationeel vreemdelingentoezicht (MTV)
/
2. TK heeft wetsvoorstel (nr 28 072) aanvaard op 1-10-2002; thans aanhangig bij EK 3. Vaste Cie Justitie van TK heeft verslag vastgesteld (wetsvoorstel 28 685)
Toelichting
66.
Koppeling van de strafrechtsketen aan de Vreemdelingenketen met behulp van de een in een protocol vastgelegde werkwijze en met behulp van ondesteunenende informatiseringssystemen.
1. 2. 3.
Stand per 1-4-2003
Nadere besluitvorming is nodig
2003/2004
2003–2004
1. Implementatie van de wet van 5 juli 2001 die de mogelijkheden heeft verruimd van DNAonderzoek bij verdachten 2. Wetsvoorstel DNA onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van de onbekende verdachte 3. Wetsvoorstel voor DNA onderzoek bij veroordeelden
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
Invoering strafbaarstelling illegaal verblijf
Het adequaat laten meewegen van criminele antecedenten bij het bepalen van het verblijfsrecht van vreemdelingen in Nederland
Implementatie werkwijze Vreemdeling in de strafrechtsketen (VRIS) in alle regiokorpsen
Streefdatum realisatie doelstelling
65.
64.
Verruiming toepassingsmogelijkheden DNA-onderzoek
63.
Vergroting effectiviteit in de opsporing in termen van opheldering van misdrijfzaken
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
33
32
31
30
28
VP-nummer oud
–
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
50
70.
69.
Effectievere en efficiëntere opsporing voor bovenregionale criminaliteit
Vorming zes BRT/IFT combinaties
Vergroting effectiviteit opsporing criminaliteit op landelijk niveau
Vorming Nationale Recherche
1-1-2004
1-1-2004
2003–2005
Overhevelen administratieve taken mbt vreemdelingen van politie naar IND
68.
Vergroting van capaciteit bij politie voor executieve (kern) taken mbt aanpak illegale vreemdelingen
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Zes BRT/IFT’s 2. 1% van politiesterkte toewijzen aan centrumkorpsen + 90 fte 3. Vorming bovenregionaal recherche-overleg
1. Formalisatie van samenvoeging van kernteams, LRT, USD en UMS tot een Nationale recherche 2. Feitelijke overgang van mensen en middelen 3. Aanpassing gezagsorganisatie
1. Overgang in fases van backoffice toelatingstaken naar de IND 2. Overgang van de frontoffice toelatingstaken naar gemeenten in 2004 3. Versterking toezicht op vreemdelingen
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3.
1. 2. 3.
1. 2. 3.
Stand per 1-4-2003
Er is een regiegroep opgericht voor de begeleiding van het implementatietraject. 1. medio 2003 materieel operationeel 2. medio 2003 op sterkte 3. gevormd en medio 2003 operationeel
Algemeen Er is een projectgroep opgericht voor de begeleiding van het implementatietraject 1. Het gaat om 6 kernteams, 1 LRT, 1 USD, 1 UMS 2. Voor 1-7-2003 feitelijke overgang naar KLPD
1. M.i.v. 1 april is het eerste deel van de backoffice toelatingstaken overgedragen (de zgn. MVVaanvragen). Op 1-9-2003 worden de taken m.b.t. VVR-aanvragen overgedragen. Op 1-12-2003 worden de taken m.b.t. verlenging verblijfsvergunning en visaverstrekking overgedragen. 2. Krijgt invulling in 2004. (Zie onder maatregel 77) 3. Vindt plaats zodra de backoffice toelatingstaken van de Vreemdelingendienst aan de IND zijn overgedragen.
Toelichting
37
36
34 35
VP-nummer oud
– –
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
51
72. Effectievere bestrijding voetbalvandalisme
Bestrijding voetbalvandalisme Doorlopend
2006
Realisatie gemeenschappelijke informatiearchitectuur politie Realisatie geïntegreerde Landelijke ICT-infrastructuur veiligheidspartners (LICTIV)
71.
Het tot stand brengen van een verzameling landelijke ICT-voorzieningen (Politiesuite) en het tot stand brengen van een geintegreerde landelijke ICT-infrastructuur die in stand worden gehouden door een nog op te richten publiekrechtelijke samenwerkingsvoorziening
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. actualisatie beleidskader 2. formatie auditteam 3. onderzoek door JUS naar sanctiemogelijkheden 4. inventarisaties leemtes aanpak
1. Uitvoering door Regieraad ICT van projecten die gemeenschappelijke informatiearchitectuur en LICTIV moet realiseren 2. De financiering van deze projecten obv het programmaplan ICT-politie en het bewaken van de besteding 3. Het stellen van kaders en het vaststellen van niveaus van beveiliging voor een geïntegreerde landelijke ICT-infrastructuur voor politie en veiligheidspartners 4. Het stellen van politiek/ bestuurlijke prioriteiten 5. Formele oprichting publiekrechtelijke voorziening
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-4-2003
1. geactualiseerde beleidskader is op 23 april jl. naar de Kamer gestuurd 2. Instelling auditteam zal plaatsvinden vóór aanvang voetbalseizoen 2003–2004
1. Het gaat daarbij om de volgende projecten: landelijke ICT-voorziening elektronische aangifte, OOV beveiligingsarchitectuur, Nutsvoorzieningen politie en brandweer, Integratieverbindingen Justnet en Politienet, OOV snelweg, integratie GMS, Integratie informatie ontsluitende netwerkdienst Integratie C2000, Integratie landelijke informatieregisters en Toegangsdiensten, integratie telefonie. Aan het KBB, RHC en OMP- Beraad is gevraagd en project te starten voor de realisatie van een landelijk pakket aangiftevoorzieningen waaronder elektronische en telefonische aangifte. De OOVbeveiligingsarchitectuur is voor 75 procent gereed. De implementatie en uitrol van de nutsvoorziening politie is gaande in samenhang met de realisatie van zes regionale verzorgingsgebieden in de politie. Het Justitienet wordt door MINJUS aanbesteed bij de ITO
Toelichting
68
63 64
VP-nummer oud
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
52
78.
77.
76.
75.
74.
Versterking kwaliteit en effectiviteit politie
Opleidingen en loopbaanbeleid politie (vernieuwing politieonderwijs, personeelsarrangementen, professionalisering loopbaanbeleid)
Vermindering van administratieve lasten ten gunste van meer executieve taken
Interdepartementaal Beleidsonderzoek administratieve lasten politie
Vergroting van netto arbeidsvolume en verbetering van ARBO bij politie
Terugdringen ziekteverzuim naar 8%
Vergroting van flexibiliteit en effectiviteit van politie-inzet door opheffen knelpunten in ATW
Opheffen knelpunten arbeidstijdenwet Politie
Doelmatigheidsverbetering van 5% van de feitelijke sterkte
Verbetering doelmatigheid in de keten (i.c. schakel politie)
Ultimo 2006
Medio 2003
2003–2006
1-1-2007
3 kwartaal 2004
Uitbreiden beheersrol minister van BZK
73.
• Vergroting sturingspotentieel van Min BZK tav beheersinhoudelijke aangelegenheden • Aanbrengen van stroomlijn en eenduidigheid in samenwerkingsvormen (oa voor ICT) politie
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Gefaseerde implementatie van nieuw stelsel van politieonderwijs, bekostiging en besturing daarvan 2. Uitwerken van plan van aanpak voor een flexibel functionerend LSOP 3. Uitwerken plan van aanpak loopbaanbeleid
1. Interviews met velddeskundigen voor vaststelling knelpunten 2. Expertmeetings 3. Werkbezoek aan vier representatieve korpsen
Zie onder maatregel 84
1. Inventarisatieonderzoek knelpunten ATW 2. Bepaling nul- en streefwaarden
Zie onder maatregel 84
1. wijzigen Politiewet 1993 voor het stellen van regels tav samenwerking en informatiehuishouding 2. wetsvoorstel «Bestel in Balans» voor versterking beheersbevoegdheid van de korpsbeheerde
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3.
1. 2. 3.
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
Implementatie loopt vanaf 1999
Zie onder maatregel 84
1. onderzoek loopt
Zie onder maatregel 84
2. Wetsvoorstel is aanhangig bij de TK; is controversieel verklaard door de TK
Toelichting
96
95
94
93
92
89
VP-nummer oud
–
–
–
–
–
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
53
83.
82.
81.
80
Publiekelijk en periodiek bekend maken en vergelijken van de behaalde resultaten van politieregio’s
Periodiek publiceren van vergelijkende resultaten politieregio’s
Aanpassen huidig bekostigings systeem politie voor (centrale) sturing op prestaties
Uitwerken stelsel van prestatiebekostiging
Bezien hoe het BVS beter kan aansluiten bij de ontwikkelingen van de (relatieve) veiligheidssituatie en op welke wijze al te grote budgetfluctuaties kunnen worden voorkomen.
Aanpassen budget verdeelsysteem (BVS)
Verlaging inzet politie bij evenementen
Limitering inzet politie bij evenementen
1-1-2004
1-1-2004
1-1-2005
2003–2006
Overdracht algemene hulpverleningstaken politie (beperking hulpverlening tot noodhulp)
79.
Vergroting van de inzet van politie op haar kerntaken.
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Het benaderen van verschillende instanties voor het ontsluiten van gegevensverzamelingen 2. Overleggen over vorm, inhoud, kwaliteit en periodiciteit van gewenste gegevens 3. Het formeel aanschrijven van instanties 4. Het opslaan en beschikbaar stellen van gegevens
1. Vaststellen herzien stelsel 2. Vaststellen van tussentijdse resultaten
1. Evaluatie van BVS in 2004 2. Aanpassen BVS en invoeren herzien BVS in 2005 3. Implementatie nieuw BVS in 2005/2006
Wordt meegenomen bij de uitvoering van maatregel 72
Maken van afspraken met gemeenten en zorginstellingen voor het verlenen van hulp anders dan noodhulp aan hen die dat behoeven
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4.
1. 2.
1. 2. 3.
Stand per 1-4-2003
1. Met CJIB is inmiddels formele overeenstemming bereikt.
1. 2002 zal worden bekostigd op basis van het oude stelsel. Het nieuwe stelsel zal worden toegepast bij de bekostiging over 2003
1. Voorbereiding voor evaluatie gestart
Er is op 27 januari jl. een convenant gesloten tussen politie en de GGZ. Daarin is bepaald dat op regionaal niveau binnen een halfjaar nadere afspraken worden gemaakt over de crisisopvang van verslaafden en gestoorden, onder regie van centrumgemeenten.
Toelichting
102
101
99
98
97
VP-nummer oud
–
–
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
54
Ultimo 2002– medio 2003
Landelijke convenant en regionale convenanten
84.
Prestatiegerichter werken/ Maken van prestatieafspraken met korpsen
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
Sluiten van landelijk en regionale convenanten met daarin afspraken over 1. 40 000 extra misdrijfzaken met bekende dader naar OM 2. Aanpak van veelplegers en harde kernjongeren 3. Stijging tijdige afdoening van aantal internationale rechtshulpverzoeken 4. Intensivering operationeel vreeemdelingentoezicht 5. Verbetering bereikbaarheid en beschikbaarheid politie 6. Verbetering tevredenheid burger dienstverlening politie 7. (Structurele) toename aantal staandehoudingen van ten minste 180 000 te bereiken in 2006 8. Terugdringen ziekteverzuim 9. Verbetering doelmatigheid 5%
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. /
Stand per 1-4-2003
1 Instroom aantal misdrijfzaken (1-1-2003) 2 Aantal veelplegers en harde kernjongeren (1-1-2003) 3 nader te bepalen 4 nader te bepalen 5 de feitelijke bereikbaarheid van het LTP/1-1-2 en de gemeten kwaliteit van de dienstverlening in het kader van het LTP die volgt uit de regionale toepassing van de «Kwaliteitsthermometer teleservice». De schaalscore beschikbaarheid zoals gemeten in de Politie Monitor Bevolking (1-1-2003) 6 Het percentage respondenten dat tevreden of zeer tevreden is over politieoptreden bij het laatste contact met de politie, zoals gemeten in de Politie Monitor Bevolking 7 Het aantal uit staandehoudingen voortgekomen boetes en transacties
Algemeen Landelijk convenant 18-2 gesloten; regionale convenanten worden medio 2003 gesloten
Toelichting
VP-nummer oud
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
55
85.
VP-nummer nieuw
Tijdige en adequate reactie op rechtshupverzoeken uit het buitenland
Internationale rechtshulpverzoeken
Maatregel Doelstelling
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Optimaliseren van managementinformatiesysteem LURIS II 2. Opstellen van kwantitatieve en kwalititatieve normen voor afdoening van rechtshulpverzoeken 3. Ontwikkelen van verdeelinstrument voor budgettering van Internationale rechtshulpcentra
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3.
Stand per 1-4-2003
JT-nummer of M-nummer
–
VP-nummer oud
103
Toelichting
8 (Betreft uitwerking van maatregel 76) Het landelijke totale ziekteverzuimpercentage dient over het jaar 2006 maximaal 8% te bedragen. Met de korpsen worden hiertoe afzonderlijke afspraken gemaakt. De afspraken zullen in lijn zijn met het Arboconvenant 2001–2004 en de reductiedoelstellingen in dit convenant verder continueren. 9 (Betreft uitwerking van maatregel 74) Opstellen van plannen van aanpak door korpsen om te komen tot de doelmatigheidswinst van 5% van feitelijke sterkte ultimo 2002. Ieder korps stelt daartoe een plan van aanpak op waarin de samenhangende maatregelen (waaronder de optimalisatie van het capaciteitsmanagement) worden weergegeven die, samen met de maatregelen ten behoeve van het terugdringen van het ziekteverzuim, deze doelmatigheidsverbetering realiseren
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
56
2005
Meer en executabele OM-afdoening
87.
88.
2008
Keteneffecten voor de Justitieketen als gevolg van de intensivering van de handhaving en van het toezicht in de publieke ruimte De adequate verwerking van de extra instroom als gevolg van het landelijk kader van de politie
86.
Verhoging van de effectiviteit van de sanctie door versterking van de rol van het OM in de executiefase, zodat het OM in staat is tijdige, volledige en juiste, juridische beslissingen te nemen
Versterking rol OM bij executie
Vergroten van de doelmatigheid in de Justitieketen en ontlasting van de rechtsprekende macht
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Uitvoering van een operational audit naar de executie van taakstraffen. 2. Verbreding van de uitkomsten van de audit naar de andere executieterreinen. 3. Formulering van maatregelen ter versterking van de organisatie van het OM in executiefase. 4. Invoering van de maatregelen, landelijk en lokaal, waaronder inrichting van werkprocessen i.o.m. ketenpartners, automatisering. 5. Verdere ontwikkeling en bestuurlijke inbedding «early warning system» t.b.v. versterking van de ketenafstemming.
1. Wetsvoorstel uitbreiding transactiemogelijkheden 2. Wetsvoorstel OM-afdoeningen
1. Verwerking van 40 000 extra misdrijfzaken 2. Verwerking van 180 000 uit staandehoudingen voortkomende boetes en transacties
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
Paragraaf 4.2 Vervolging en afdoening
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
1 + 2 zie Wetgevingsprogramma
Toelichting
41
40
38
VP-nummer oud
M-15
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
57
2004
2005
Aanpassing betekeningsregeling
95.
2003
2006
2005
Betere benutting zittingscapaciteit
De Commissie heeft tot doel te komen met wets wijzigingen die leiden tot een efficiëntere strafrechtspleging
Commissie Verbetervoorstellen
Opheffen knelpunten regionale samenwerking tussen justitieorganisaties in de strafrechtsketen
Onderzoek naar aard en oorzaak van belemmeringen in de aansturing en financiering van de ketenpartners die praktische samenwerking in de weg staan
Optimalisatie van afstemming en samenwerking tussen de lokale justitiële organisaties
Verdere uitbouw van de Arrondissementale Justitiële Beraden
Early warning systeem
94.
93.
92.
91
90.
2005
Invoeren quick scan bij inverzekeringstelling
89.
Eindresultaat Stelselmatige en vroegtijdige screening en indicatiestelling bij inverzekeringstelling, opdat in een vroeg stadium als onderdeel van strafrechtsketenbrede risicoanalyse een efficiënte en effectieve aanpak door het OM kan worden gekozen
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
Wetsvoorstel Herziening Betekeningsvoorschriften
AMVB betere benutting zittingscapaciteit
1. Interimrapportage 2. Eindrapportage 3. Implementatie van de voorstellen
Inventarisatie knelpunten
1. Verdere uitbouw van AJB’s 2. Bindende afspraken over inzet van deelnemende organisaties aan AJB
Zie onder maatregel 88
1. Papieren versie is gereed (december 2003) 2. Implementatie 2004–2005
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3.
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
Zie wetgevingsprogramma
Zie wetgevingsprogramma
1. Op 29 januari jl. is interimrapportage aan de Minister van Justitie aangeboden. Naar aanleiding van interimrapportage zijn inmiddels vier wetsvoorstellen in voorbereiding (zie wetgevingsprogramma)
Nulwaarde 1-1-2003: 19 AJB’s
Er is samenhang met ontwikkeling van instrumenten in programma Jeugdcriminaliteit en in het pakket Modernisering Sanctietoepassing
Toelichting
46
45
44
43
42
–
39
VP-nummer oud
–
–
–
M-17
M-16
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
58
2003
PM
2005
ZSM
2004
Terugdringen van aanhoudingen voor onbepaalde tijd met in persoon betekende dagvaarding
Indienen wetsvoorstel voor verlenging termijn oproepen getuigen Aanpassing Vreemdelingenwet op het punt van rechterlijke toets in bewaringszaken Bezien mogelijkheden afschaffing aanwezigheidseis voor minderjarigen bij jeugdstrafzaken
100.
101.
102.
103.
PM
1-1-2007
Onderzoek verruiming bevoegdheden politierechter (motie Teeven)
Verkrijgen van inzicht in de mogelijkheden van verruiming van bedrijfstijden van gerechten
Onderzoek naar verruiming bedrijfstijden van gerechten
Telehoren van verdachten in het strafrecht wettelijk mogelijk maken
Invoering telehoren in strafzaken
99.
98.
97.
PM
Efficiencyverbetering transport gedetineerden
96.
Efficiëntieverbetering transport gedetineerden van en naar voorgeleiding en zitting met als gevolg minder aanhoudingen bij strafzaken
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
Onderzoeken van gevallen waarin van de aanwezigheidseis kan worden afgezien
Wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000
Wetsvoorstel
Ontwikkelen van een beleidsinhoudelijk kader in overleg met de sectorvoorzitters straf van de gerechten. Kader moet handvatten bieden wanneer en in welk geval een zaak voor onbepaalde dan wel bepaalde tijd kan worden aangehouden
1. Verrichten van onderzoek 2. Opleveren van onderzoeksrapport
1. Inventarisatie van mogelijkheden voor verruiming van bedrijfstijden 2. Nav (a) opstellen van plan van aanpak
1. Voorbereiden wetsvoorstel 2. Start van pilot in 2 arrondissementen
1. Inventarisatie van mogelijkheden voor verbetering in transport 2. Nav (a) opstellen van plan van aanpak
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2.
1. 2.
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
Maatregel houdt verband met maatregel 44 (JT-39).
Wetsvoorstel TK 2002–2003, 28 749, nrs 1-2 is in december 2002 aan de TK gezonden.
Wetsvoorstel is in consultatie. Beoogde indiening bij de TK: 1-10-2003
Toelichting
54
53
52
51
50
49
48
47
VP-nummer oud
–
–
–
–
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
59
2003–2008
Eenvoudigere en goedkopere capaciteit
105.
107.
106.
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
Eindresultaat: de behoefte aan capaciteit is afgenomen met 200 plaatsen
Elektronische detentie (ED) i.p.v. korte vrijheidsstraffen
Eindresultaat: 1000 plaatsen
Meerpersoons celgebruik bij penitentiaire inrichtingen
Eindresultaat: Nog nader te definiëren
2006
Bezien mogelijkheden versterking van het voortbouwende aspect van de appelbehandeling
104. Wetsvoorstel stroomlijning van de procedure in hoger beroep
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1-1-2005
1-1-2005
1. Wetsvoorstel TK is ingediend (dec. 2003) 2. Implementatieplan voor eerdere start is gereed (1-5-2003) 3. Circulaire gereed (voor 1-8-2003) 4. Bepaalde categorieën zijn voortijdig van start gegaan (1-8-2003) 5. Wet in werking getreden (1-1-2005)
1. Wetsvoorstel in TK is ingediend (Mei 2003) 2. Aanpassing Penitentiaire beginselenwet is in werking getreden (1-1-2005) 3. 200 plaatsen gerealiseerd (juni 2003) 4. 300 plaatsen gerealiseerd (jan 2004) 5. 1000 plaatsen gerealiseerd (jan. 2005)
1. Wijziging Penitentiaire maatregel gereed (najaar 2003) 2. Implementatie van start gegaan (ultimo 2003)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
Paragraaf 4.3 Sanctietoepassing
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
Stand per 1-4-2003
Kosten levensonderhoud in studie, interdepartementale werkgroep start.
Wetsvoorstel in voorbereiding Uiteindelijke plaats ED in het stelsel van sanctietoepassing mede afhankelijk van uitwerking voorwaardelijke invrijheidsstelling en voorwaardelijke veroordeling
1. Ligt voor advies bij de Raad van State. 2. Advies van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming gevraagd 3. Uitspraak ondernemingskamer geeft vertraging bij de gefaseerde invoering. Advies aan GOR-GW gevraagd. Uitvoering voor 1-1-2005 bij HvB’s nog niet op wettelijke basis.
• Interdepartementale werkgroep buigt zich over verdere versobering • Samenhang met aanpak Veelplegers • Samenhang met bezuinigingstaakstelling
Toelichting
Zie wetgevingsprogramma
Toelichting
56(b)
56(a)
56
VP-nummer oud
55
VP-nummer oud
M-3
M-2
M-1
JT-nummer of M-nummer
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
60
110.
109.
Eindresultaat: 600 plaatsen zijn gereserveerd
Reserveren van plaatsen voor arrestanten
Eindresultaat : per 1-11-2003 gedetineerden (aantal nog nader te bepalen) in inrichtingen met een lager beveiligingsniveau
Sneller doorplaatsen naar minder beveiligde inrichtingen
Uiterlijk dec 2003
1-11-2003
1-1-2005
Doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden
108.
Eindresultaat: nog nader te bepalen aantal van doorstromingen uit de huizen van bewaring van in eerste aanleg veroordeelden
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Samenwerkingsovereenkomst is getekend door DJI en het CJIB (mei 03) 2. Eind 2de kwartaal: 500 plaatsen gereserveerd 3. Eind 3de kwartaal: 600 plaatsen gereserveerd
1. Wijzigingsvoorstel ministeriële regeling. Selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en ministeriële regeling «tijdelijk verlaten van de inrichting» zijn na consultatie vastgesteld (1 aug 2003) 2. Wijzigingsvoorstel is inwerking getreden (1 nov 03) 3. Implementatie is gestart (1 nov 03)
1. Wetsvoorstel TK is ingediend (dec. 2003) 2. Implementatieplan is gereed (mei 2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3.
1. 2. 3.
1. 2.
/
Stand per 1-4-2003
128 plaatsen zijn gereserveerd en in gebruik
• Incalculeren verhoging ontvluchtingen en onttrekkingen • samenhang met TR, risicotaxatie, doelgroepen • Afhankelijk van ruimte in capaciteit elders • Samenhang met beleidsplan GW (ontschotting)
Wetsvoorstel in voorbereiding – afhankelijk van ruimte in capaciteit elders – samenhang met TR/doelgroepen
Toelichting
56
56
56
VP-nummer oud
M-6
M-5
M-4
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
61
114.
113.
112.
Eindresultaat: 1. Effectiviteit sanctietoepassing is toegenomen, overlast van veelplegers is afgenomen; vermindering van recidive wordt bereikt.
Speciale categorale voorzieningen – veelplegers
Eindresultaat: 40% van de werkstraffen wordt kaal uitgevoerd, d.w.z. zonder extra begeleiding door reclassering
Kale werkstraffen
Eindresultaat: Beschikbaarheid van een regeling om taakstraffen vervroegt te beëindigen bij goed gedrag is gerealiseerd.
Tijdelijk vervroegd beëindigen van taakstraf
2003–2007
Dec. 2003
31-12–2003
1-1-2005
Publiekprivate samenwerking toepassen bij gevangeniswezen en bij taakstraffen
111
Eindresultaat: • GW heeft een gunstiger prijskwaliteit verhouding (nog nader te bepalen) • Doelmatigheid bij Taakstraffen is vergroot (nog nader te bepalen)
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Wetsvoorstel bestraffing veelplegers 2. De volgende plaatsen zijn gerealiseerd 30 in 2003 272 in 2004 544 in 2005 967 in 2006 1000 in 2007
1. Productportfolio (splitsing trajectbegeleiding in indicatiestelling en begeleiding) is aangepast 2. Het aantal taakstraffen is verhoogd tot het niveau van 31 000 per jaar (tweede helft ’03)
1. Criteria en toepassingsprocedure door Stichting Reclassering Nederland zijn vastgesteld (aug. 03) 2. Er is overeenstemming bereikt met zittende en staande magistratuur (nov. 03)
1. Onderzoek naar wenselijkheid en mogelijkheden PPS voor GW is afgerond en vertaald in voorstel (dec. 2003) 2. Contract(en) voor PPS/ inrichting(en) zijn gesloten (juli 2004) 3. Implementatie is voorbereid (dec. 2004) 4. Onderzoek naar wenselijkheid en mogelijkheden PPS bij taakstraffen is afgerond en vertaald in voorstel (dec. 2003) 5. Contract(en) voor PPS/ taakstraffen zijn gesloten (juli 2004) 6. Implementatie is voorbereid (dec. 2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2.
1. 2.
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-4-2003
Beleidsbrief begin mei naar Tweede Kamer 1. wetsvoorstel is aan Raad van State voorgelegd (zie wetgevingsprogramma) 2. Nulwaarde 1-1-2003 = 0
1. Invoering per 1-4 van product in Cliënt Volgsysteem van Reclassering. 2. Nulwaarde 1-1-2003: PM
Capaciteitsuitbreiding taakstraffen maakt dat toepassing vooralsnog niet aan de orde is.
Ten aanzien van PPS bij GW geldt dat de levensvatbaarheid in sterke mate afhankelijk is van het veiligstellen van de ministeriele verantwoordelijkheid, in combinatie met bieden van voldoende vrijheid om de verwachte voordelen van PPS te kunnen realiseren.
– In opdracht van het Kenniscentrum PPS wordt een nadere studie uitgevoerd naar de verschillende toepassingsmogelijkheden bij GW.
Toelichting
5
8
59
9
VP-nummer oud
M-10a
M-9
M-8
M-7
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
62
117.
116.
Eindresultaat: Uitbreiding aan taakstraffen in combinatie met elektronisch toezicht voor bepaalde categorieën justitiabelen is gerealiseerd, zodanig dat hierdoor vanaf 2006 de behoefte aan plaatsen met 200 is afgenomen.
Vaker taakstraf + elektronisch toezicht ipv gevangenisstraffen van 6 tot 12 maanden
Eindresultaat: twee uitzetcentra zijn gerealiseerd in totaal met 600 plaatsen
Speciale categorale voorzieningen – uit te zetten vreemdelingen
Jan. 2006
December 2007
Dec. 2007
Speciale categorale voorzieningen – strafrechterlijke opvang verslaafden (SOV)
110.
Eindresultaat: Het aantal SOV-plaatsen is met 144 uitgebreid, waarmee een betere dekking over het land is gerealiseerd.
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Aanvang behoeftevermindering aan plaatsen is ultimo 2003 gerealiseerd met een 100 plaatsen 2. Maken van afspraken met OM en ZM voor het vaker toepassen van ET met taakstraf
1. Twee locaties nabij Zestienhoven en Schiphol zijn bouwkundig opgeleverd met resp. 96 plaatsen en 104 plaatsen (juni resp. juli 2003) 2. Eerste instroom van uit te zetten vreemdelingen gerealiseerd (juni/resp. juli 2003)
Kader is opgesteld om uitbreiding en spreiding te realiseren op basis van 144 plaatsen uit de 1000 t.b.v. veelplegers (september 2003)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
Nulwaarde 1-1-2003 = PM 1. Voorstellen van de commissie vrijheidsbeperking worden bij de uitwerking betrokken 2. Overleg is gaande met OM, ZM en SRN
Nulwaarde 1-1-2003: 0 uitzetcentra 1. Selectie van locaties heeft plaatsgevonden, aanvang gemaakt met inrichting. Werkgroep met vertegenwoordigers van ketenpartners is bezig met de opstelling van de afspraken. TVB’s tussen DJI en DGIAV zijn vastgesteld De maatregel betreffende de verdere verbetering coördinatietaken m.b.t. uitzetting van illegalen wordt meegenomen bij de uitvoering van maatregel 116
• voorbereidingen zijn getroffen om nu ook in Den Haag een SOV te realiseren en wel in de Penitentiaire Inrichtingen Haaglanden met 36 plaatsen per 1-1-2004 • 18 plaatsen in Vught gerealiseerd • Nulwaarde 1-1-2003 = 203 plaatsen
Toelichting
57
60 33
4
VP-nummer oud
M-11
M-10c
M-10b
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
63
119.
Een dekkend aanbod van effectieve gedragsinterventies voor gedetineerden om recidive te verminderen
Programma TR Effectieve gedragsinterventies voor gedetineerden Ultimo 2006
Ultimo 2006
Programma TR. Effectieve interventies voor daarvoor in aanmerking komende gedetineerden – Diagnose-instrument
118.
Eindresultaat: Landelijke toepassing van een betrouwbaar diagnoseinstrument waarmee het recidive risico van plegers van misdrijven kan worden bepaald en de veroorzakende factoren
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Voorbereiding experimentele introductie cognitieve vaardigheidstraining is gerealiseerd (dec. 2003) 2. Voorstel voor uitbreiding van het interventieaanbod voor verslaafde gedetineerden is gereed (maart 2004) 3. Verbeterplan bestaande interventies incl. accreditatieregeling en implementatieplan zijn beschikbaar gekomen (april 2004) 4. Experimentele introductie nieuwe interventies en verbetering van bestaande interventies worden uitgevoerd (2004 tot 2006)
1. Een ontwikkelde en geteste eerste versie diagnose instrument is beschikbaar (juli 2003) 2. Een definitieve papieren versie diagnose-instrument is gereed december 2003 3. Invoeringsplan diagnoseinstrument is voltooid (dec. 2003) 4. Diagnose-instrument in geautomatiseerde informatiesystemen DJI en reclassering ingebouwd (dec. 2004) 5. Diagnose-instrument gefaseerd ingevoerd (dec. 2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5. /
Stand per 1-4-2003
1. Inventarisatie bestaande interventies in de penitentiaire inrichtingen is gereed. Voorstel kwaliteitscriteria is gereed
1. Eerste versie is gereed voor test in pilots
Toelichting
6 11
6 10
VP-nummer oud
M-12b
M-12a
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
64
122.
121.
Eindresultaat: Het huidig automatisme van de onvoorwaardelijk vervroegde invrijheidstelling uit detentie op 2/3 van de vrijheidsstraf is vervangen door invrijheidstelling onder voorwaarden op de helft van de vrijheidsstraf. Doel: vrijspelen van ca 800 detentieplaatsen en vermindering van recidive
Invoering voorwaardelijke invrijheidstelling (VI), waarin het penitentiair programma opgaat, vanaf de helft van de straf
Eindresultaat: Een betere aansluiting van reïntegratie trajecten van gedetineerden op maatschappelijke nazorgvoorzieningen is bereikt.
Programma TR Verbetering aansluiting nazorgvoorzieningen voor gedetineerden
Medio 2005
Ultimo 2006
Ultimo 2005
Programma TR verbetering samenwerking gevangeniswezen – reclassering
120.
Eindresultaat: Een transparant samenwerkingsmodel tussen gevangeniswezen en reclassering voor reïntegratietrajecten van gedetineerden is ingevoerd
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Wetsvoorstel is aan de Tweede Kamer aangeboden (jan. 2004) 2. Voorbereiden invoering is voltooid (dec. 2004) 3. Invoering is gestart (jan. 2005)
1. Opstellen verbeterplan nazorgvoorzieningen is gerealiseerd (juli 2003). 2. Implementatie verbeterpunten is gerealiseerd (dec. 2004) 3. Pilots toeleiding drangtrajecten voor verslaafde veelplegers zijn gehouden (juli 2004) 4. Landelijke intensivering drangbeleid voor verslaafde veelplegers is voltooid (ultimo 2006)
1. Opstellen concept samenwerkingsmodel is voltooid (april 2003) 2. Uitwerking en toetsing in 3 pilots heeft plaatsgevonden (juli 2004) 3. Model reïntegratieplan is gereed gekomen (oktober 2003) 4. Definitief samenwerkingsmodel + implementatieplan is vastgesteld (juli 2004) 5. Landelijke implementatie is voltooid eind 2005.
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-4-2003
1. Commissie vrijheidsbeperking heeft rapport uitgebracht
3. Pilots toeleiding zijn gestart eind 2002
Toelichting
58
6 11
6 3
VP-nummer oud
M-13
M-12d
M-12c
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
65
126.
125.
124.
Eindresultaat: Slagvaardigheid van DJI is vergroot en meer in het bijzonder ten gevolge van de nieuw voorgestane detentiefasering en regionale ketensamenwerking
Nieuwe besturingsvormen uitvoeringsorganisaties – Verruiming bevoegdheden DJI
Eindresultaat: Tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen is gestart (maart ’03)
Nieuwe besturingsvormen uitvoeringsorganisaties – inrichten tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen
Eindresultaat: Positionering en aansturing van reclassering die in overeenstemming is met (wettelijke) taken
Nieuwe besturingsvormen uitvoeringsorganisaties – herpositionering Reclassering
PM
Maart 2003
1-1-2007
1-1-2004
Verruimen toepassing van het penitentiair programma
123.
Eindresultaat: Meer gedetineerden komen in aanmerking voor uitstroom via een penitentiair programma met als gevolg vermindering van behoefte aan 72 detentieplaatsen en vermindering van recidive
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. Onderzoek is verricht naar voor het agentschap DJI geldende regelgeving en bezien is welke onderdelen daarvan voor wijziging of herziening in aanmerking komen (aug.2003) 2. Plan van aanpak voor alle betrokken onderdelen is opgesteld (okt.2003)
1. Een ontwikkelde en vastgestelde Beleidsvisie op toekomstig takenpakket reclassering en consequenties voor positionering en aansturing zijn bepaald 2. Opstellen wetsvoorstel Wet op de reclassering
1. Wetsvoorstel om penitentiair programma met elektronisch toezicht na 6 maanden detentie mogelijk te maken en wijziging in Penitentiaire Maatregel (PM) zijn in werking getreden (jan. 2004) 2. 30 plaatsen in 2003 3. 72 plaatsen per 1.1.2004
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2.
1. 2.
1. 2. 3. /
Stand per 1-4-2003
Tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen is in maart 2003 ingesteld.
1. Invoering van de voorstellen van de commissie Luteijn wordt voorbereid, m.n. de oprichting van een Beleidsen verdeelorgaan
1. Wetsvoorstel is aanvaard door TK en EK. Advies uitgebracht door Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming op bijbehorende wijziging van PM. Deze wijziging is richting MR 2. Nulwaarde 1-1-2003 = 0 3. Nulwaarde 1-1-2003 = 0
Toelichting
–
–
–
7
VP-nummer oud
M-18c
M-18b
M-18a
M-14
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
66
Streefdatum realisatie doelstelling
2003/2004/2005
Maatregel Doelstelling
Afspraken met betrokken overheden en bedrijven (i.c. gemeenten) Veiligheid als vierde pijler binnen GSB
VP-nummer nieuw
128
Het in het kader van de uitvoering van het VP, maken van sluitende afspraken met gemeenten over het lokale veiligheidsbeleid die in logische samenhang zijn met de afspraken met de andere ketenpartners
1. Plan van aanpak is opgesteld (april 2003) 2. Regelgeving is opgesteld (dec. 2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2.
Stand per 1-4-2003
1. Afspraken moeten aansluiten bij afspraken overige ketenpartners 2. In samenspraak met betrokken ministeries en steden formuleren van outputdoelstellingen voor de aanvullende afspraken met de G30 voor het jaar 2004 3. Is samenspraak met betrokken ministeries steden, formuleren van outputdoelstellingen voor de nieuwe convenantperiode GSB III (2005 – 2009) 4. Het door de G30 formuleren van hun ambities op de outputdoelstellingen 5. Voorbereiden van de afspraken die met de overige gemeenten gemaakt worden over het thema veiligheid.
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-4-2003
Paragraaf 4.4 Preventie en Openbaar bestuur
1-1-2005
Nieuwe besturingsvormen Uitvoeringsorganisaties – vorming inspectie voor de sanctietoepassing
127.
Eindresultaat: Toezicht op penitentiaire inrichtingen en reclasseringsinstellingen is verbeterd tevens de afstemming tussen de verschillende toezichthouders, door middel van een operationele inspectie.
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
Er is een werkgroep Veiligheid van de G26 ingesteld olv van Burgemeester Sakkers om een optimale afstemming tussen rijk en gemeenten te bereiken. G30 hebben zich bereid verklaard aanvullende afspraken voor 2004 te maken op basis van geboden zekerheid De outputdoelstellingen zijn onderwerp van discussie in lopende gesprekken met de steden en ministeries
Toelichting
Toelichting
78
2
VP-nummer oud
–
VP-nummer oud
–
JT-nummer of M-nummer
M-18d
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
67
2004–2005
Versterking van de bestuurlijke handhaving (inclusief bestuurlijke boete)
133.
Met het oog op vergroting veiligheid in het publieke domein, uitbreiding bestuurlijke handhaving incl. bestuurlijke boete voor model APV-feiten ter versterking van toezicht en handhaving door gemeenten.
PM
Invoering identificatieplicht
132.
1. Consultatieronde VNG, RHC, KBB en College van PG’s 2. Verzending brief in juli 2003 aan de Tweede Kamer met voorstel over mogelijkheden uitbreiding bestuurlijke boete 3. Start wetgevingstraject op basis van definitief besluit Tweede Kamer
Wetsvoorstel op de uitgebreide identificatieplicht
Uitbreiding van het aantal Justitie in de Buurtkantoren in high-crime areas.
Justitie in de Buurtkantoren
131. Snel, doelgericht en in nauwe samenwerking met Justitieorganen en ketenpartners interveniëren bij veiligheidsproblematiek
Over voortgang van deze maatregel wordt apart gerapporteerd
Aanpak onveiligheid Openbaar vervoer (uitbrengen en uitvoeren van aanvalsplan sociale veiligheid
1. Opstellen startnotitie en plan van aanpak 2. Inventarisatie van de behoeften van gemeenten om een zo effectief mogelijke maatregel te creëren 3. Uitwerken van de startnotitie, incl wettelijke kader en een concrete invulling van de mogelijkheden. 4. Tweede Kamer informeren over de invulling en nadere uitwerking van deze maatregel 5. Het ontwikkelen van een wetsvoorstel
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
130.
2003–2006
2004
Structurele aandacht voor onveilige gebieden en treffen van specifieke maatregelen voor aan te wijzen urgentiegebieden
129.
Een samenhangend geheel van maatregelen dat als basis dient voor het Rijk om in gemeenten urgentiegebieden te kunnen aanwijzen voor een onorthodoxe aanpak van onveiligheid.
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5.
/
/
Stand per 1-4-2003
Zie wetgevingsprogramma
Wetsvoorstel is behandeld in de Ministerraad van 2 mei jl. en is voor advies ingediend bij de Raad van State
Op basis van een criminaliteitsindex worden de risicovolle gebieden geïdentificeerd Er wordt een handboek samengesteld van best practices Er wordt een nieuwe financieringsstructuur ontwikkeld
Hangt samen met maatregel 128 Veiligheid als vierde pijler binnen GSB
Op dit moment worden de uitkomsten van het overleg nader uitgewerkt tot een startnotitie voor de uitwerking van de maatregel urgentiegebieden, waarbij aldus de aangegeven behoeften van de betrokkenen het uitgangspunt vormt. Deze notitie, die in juni aan de Kamer wordt gepresenteerd, vormt de basis voor het wetsvoorstel urgentiegebieden (zie wetgevingprogramma)
Toelichting
71
70
67
66
65
VP-nummer oud
–
–
JT-11 JT-12
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
68
1-1-2005
Uitbreiding inzet particuliere beveiliging, buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA en stadswachten
137.
Uitbreiding toezicht en handhaving in het publieke domein
2003–2004
2004 evj
Aanscherpen beleid t.a.v. coffeeshops en huisteelt nederwiet (presenteren uitgewerkte voorstellen voor aanpak)
Vergroten van veiligheid in het openbaar vervoer en stations c.a. dmv (uitbreiding van gemeentelijk) toezicht op basis van ter zake geldende heldere wetgeving
(Gemeentelijke) cameratoezicht
136.
135.
1-1-2004
Gemeentelijk cameratoezicht
134. Creëren van wettelijk kader
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
Onderzoek naar: • uitbreiding opsporings- en territoriale bevoegdheden • mogelijkheden inhuur door gemeenten van particulieren voor BOA-taken • doorstroming stadswachten naar BOA-functies • invoering Boa-insigne
1. Beleidsbrief cannabis aan de TK (juni 2003) 2. Implementatie van de voorstellen
Aansluitend op creatie van wettelijk kader, opstellen van richtlijn voor cameratoezicht in en rond het Openbaar Vervoer (mei 2003)
Wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet en lagere regelgeving
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2.
/
Stand per 1-4-2003
Onderzoek ingezet in oktober 2002 loopt nog steeds. Consultatierondes in het veld zijn geweest. Adviesaanvragen uitbreiding territoriale bevoegdheid groene boa zijn voorgelegd aan de Raad van Hoofdcommissarissen en College van Procureursgeneraal. Uitwerking uitbreiding opsporingsbevoegdheid boa’s
Uitvoering van deze maatregel en maatregel 133 heeft een relatie met het aanvalsplan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer (maatregel 130). Over de voortgang van deze nota zal door V&W de TK apart worden geïnformeerd
Wetsvoorstel is in februari 2003 naar Raad van State gestuurd (zie wetgevingsprogramma). Het daarop te baseren uitvoeringsbesluit is in voorbereiding.
Toelichting
74
73
72 87
72
VP-nummer oud
– –
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
69
Betrokkenheid vergroten en borgen van bedrijven, instellingen en burgers in de verbetering van de veiligheidssituatie in de (hun) wijk.
Hangt samen met de uitvoering van maatregel 128
Wijkgerichte aanpak van veiligheid
140.
1. Oplevering van handreiking Kernbeleid Veiligheid van de VNG die ter ondersteuning dient voor de gemeenten 2. Eind april is een brief naar alle gemeenten verstuurd om hen te attenderen op de noodzaak van een lokale veiligheidsanalyse en de afstemming tussen de lokale Veiligheidsplannen en de regionale convenanten politie.
Toelichting
Maakt deel uit van wetsvoorstel voor de versterking van de positie van de Minister van BZK ten aanzien van beheersinhoudelijke aangelegenheden politie (zie maatregel 65). Wetsvoorstel is aanhangig bij de TK; is controversieel verklaard door de TK 3.
1. 2.
Stand per 1-4-2003
Gemeentelijk inbrengrecht
De wijkgerichte aanpak als procesdoelstelling meenemen in het GSB en het Beleidskader GSB
1. Het maken van afspraken met gemeenten (GSB en overige) dat iedere gemeente een lokale veiligheidsanalyse maakt 2. Het gebruik maken van het regionaal college als orgaan om de lokale veiligheidsplannen af te stemmen op de regionale beleidsplannen
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
139.
2003–2005
Vanaf 2003
Analyse/opstellen van eenduidig beeld veiligheidssituatie Lokale veiligheidswensen in regionale beleidsplannen politie
138.
Om zicht te krijgen op de lokale veiligheidssituatie maken de gemeenten zelf een veiligheidsanalyse. Deze analyse kan vervolgens worden gebruikt voor het opstellen van een lokaal veiligheidsplan. Het regionale beleidsplan politie hangt samen met de lokale veiligheidsplannen.
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
79
–
–
–
–
76
77
–
JT-nummer of M-nummer
75
VP-nummer oud
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
70
142.
a. Huiselijk geweld
141.
Voorkomen van marginalisering en criminaliteit onder allochtone jongeren door uitsluitend preventief lokaal beleid
Preventiebeleid 2001-2004; leerbegeleiding en stimulering taalontwikkeling
Ontwikkelen Pilots Vrouwen Veiligheidsindex
b. Geweld tegen vrouwen
Terugdringen van de ernst en omvang van huiselijk geweld
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
2006
2003–2004
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Implementatie van een sluitende preventieve aanpak onder regie van gemeenten, en inbedding in het regulier lokaal beleid 2. Stimulering taalontwikkeling in voor- en vroegschoolse periode in het voortgezet onderwijs 3. Intensivering mentoring en internaatachtige voorzieningen
Realiseren van vier lokale pilots Vrouwen Veiligheids Index (VVI)
1. Opstellen plan van aanpak huiselijk geweld in allochtone kring 2. Bepaling standpunt nav onderzoek voor uithuisplaatsing van plegers huiselijk geweld 3. Inrichting monitor aanpak van huiselijk geweld 4. Ontwikkeling van ondersteuningsaanbod gemeenten 5. Inventarisatie knelpunten regelgeving mbt privacy en beroepsgeheim 6. Voortgangsrapportage aan de TK
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-4-2003
1. 38 gemeenten nemen actief deel aan «Preventiebeleid 2001–2004». Begin 2004 voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer.
De nota «Een veilig land waar vrouwen willen wonen» is aan de TK aangeboden en in april jl. besproken met de TK. Het ontwikkelen van pilots VVI vloeit voort uit deze nota.
Nulwaarde 1-1-2003: aard en omvang huiselijk geweld. 1. Betreft uitvoering Nota Privé geweld Publieke Zaak. Voortgangsrapportage wordt opgesteld en wordt medio 2003 bij de TK ingediend. Er zijn gesprekken gaande met allochtonen organisaties voor het leveren van input. Overleg met betrokken ministeries loopt. Er zijn gesprekken gaande met politie, OM en VNG voor de inrichting van de monitor. VNG is bezig met opstelling plan van aanpak 6. voortgangsrapportage gaat medio 2003 naar de TK
Toelichting
84
80
VP-nummer oud
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
71
144.
Een gezamenlijke structurele en systematische aanpak in terugdringing van criminaliteit en overlast
Publiek private samenwerking in veiligheidsbevordering c.a. 2006/doorlopend
2006
Een-loket-benadering
143. Met het oog op integrale vergunningverlening en een integrale handhaving en toezicht, het toepassen van de een-loket-gedachte voor de afgifte van gemeentelijke vergunningen aan openbare inrichtingen
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
1 Bepalen van ieders bijdrage per branche aan terugdringing en vastleggen in concrete afspraken 2. Opzetten van een landelijk dekkend net van regionale platforms criminaliteitsbeheersing 3. Oprichten Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) 4. Bundelen en ontsluiten van kennis en kunde op gebied van veiligheid via CCV
1. Opstellen van een verkennende notitie. 2. Ontsluiten via website slagen voor veiligheid van «best practices» van gemeenten die de een-loketgedachte hebben ingevoerd. 3. Het zoeken naar stimuleringsmaatregelen voor het toepassen van de een-loket-gedachte voor zover de integrale vergunningverlening niet dwingend is voorgeschreven door de AWB 4. Het in kaart brengen van en vervolgens het wegnemen van belemmeringen die integrale handhaving in de weg staan.
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4.
/
Stand per 1-4-2003
Nulwaarde 1-1-2003: aard en omvang per branche van criminaliteit en overlast
1. Er zijn op 20 januari 2003 prestatieafspraken gemaakt met de betrokken branche over terugdringing winkeldiefstal in detailhandel (hangt samen met maatregel onder B) 2. Voorstel in voorbereiding 3. Inrichting projectorganisatie in voorbereiding 4. Idem
Uit de verkenning kan geconcludeerd worden dat er op rijksniveau geen extra initiatieven hoeven te worden ontplooid om aan de 1-loketgedachte gestalte te geven. Hoewel er geen initiatieven hoeven te worden ontplooid om aan de 1-loketgedachte in zijn algemeenheid gestalte te geven, is het voornemen met betrekking tot de doelgroep horecaondernemers, aansluiting te zoeken bij het project Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf (B4). Inhaken bij het project B4 zal wat betreft het wegnemen van belemmeringen voor een meer gecoördineerd beleid ten aanzien van de Horeca een oplossing kunnen bieden.
Toelichting
86
85
VP-nummer oud
–
–
JT-nummer of M-nummer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
72
147.
146.
De TK periodiek op de hoogte brengen over actuele ontwikkeling op het terrein van criminaliteitspreventie
Tweede Kamer informeren over ontwikkelingen in criminaliteitspreventie
Investeringen in veiligheid door bedrijven
Stimulering veiligheidsbevorderende initiatieven
Vanaf 2003
Vanaf 2003 en dan jaarlijks
In 2005
In overleg met private sector in gang zetten van concrete veiligheidsbevorderende maatregelen
145.
Een gezamenlijke structurele en systematische aanpak in terugdringing van criminaliteit en overlast
Streefdatum realisatie doelstelling
Maatregel Doelstelling
VP-nummer nieuw
Opstellen Kabinetsnotitie
In het kader van de Hein Roethofprijs een prijs uitreiken voor bedrijven die op een constructieve en innovatieve wijze investeren in veiligheid en tegengaan van criminaliteit
1. Maken van afspraken met bedrijfsleven over beveiliging diefstalgevoelige apparaten 2. Openbaar maken van gestolen goederenregister 3. Uitbreiding cameratoezicht 4. Implementeren van Politiekeurmerk veilig wonen 5. Implementeren van kwaliteitsmeter veilig uitgaan 6. Implementeren van keurmerk veilig ondernemen 7. Afspraken maken met Bond van verzekeraars over invoering premiedifferentiaties bij preventieve maatregelen
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. /
Stand per 1-4-2003
1. nieuwe fietsen worden al voorzien van een beveiligings tag (chip). Op 14 april is aan de ministers van BZK en van Justitie het rapport « Goud in Veiligheid aangeboden betreffende de voorstellen om de veiligheid in de juweliersbranche te vergroten. 1 en 7 hangen samen met maatregel onder B
Toelichting
106
88
87
VP-nummer oud
–
–
–
JT-nummer of M-nummer
Transponeringstabel I Maatregelen uit Veiligheidsprogramma
Paragraaf (in bijlage)
Nummering in Nota Jeugd terecht (JT) of Programma Modernisering Sanctietoepassing (M)
1. Ontwikkelen beleidsprogramma’s en voorstellen met concrete en kwantificeerbare doelen (ter verdere uitvoering vd maatregelen 2. Afspraken met betrokken overheden en bedrijfsleven
2/4.4
3. Afspraken per ketenpartner (excl. overheden en bedrijfsleven)
2/3.2/4.1/4.2/4.3
4. Uitbreiding strafrechtelijke opvang van verslaafden (SOV)
4.3
M-10b
5. Oprichting van een algemene – detentie en toezicht – voorziening voor stelselmatige daders
4.3
M-10a
6. Voortvarende uitvoering programma «terugdringing van recidive»
4.3
7. Verruimen penitentiair programma
4.3
M-14
8. Doelgerichte inzet reclassering bij taakstraffen
4.3
M-9
9. (Onderzoek naar) benutting publiek private samenwerking bij tenuitvoerlegging taakstraffen
4.3
M-7
10. Stelselmatige vroegtijdige screening en indicatiestelling voor drangtrajecten
4.3
M12a
11. Verbeteren van justitiële verslavingszorg in detentie inclusief toegeleiding en bereikbaarheid naar drangtrajecten
4.3
M-12b/M-12d
12. Opstelling actieplan jeugdcriminaliteit (ter uitwerking maatregelen veiligheidsprogramma) + motie Van Nieuwenhoven
3.2
Nota Jeugd terecht (JT)
13. Landelijke invoering casusoverleg
3.2
JT-8/JT-9/JT-13
14. Ontwikkeling gerichte aanpak, opsporing en lik-op-stuk-beleid (snelle verbeurdverklaringen, snelle inhechtenisneming, ruimere toepassing van voorlopige hechtenis bij veelplegers) van jeugdige veelplegers en harde kernjongeren
3.2
JT-26/JT-27/JT-29
15. Verdere ontwikkeling en uitbreiding instrumenten m.b.t. screening en risico taxatie
3.2
JT-18
16. Uitbreiding sanctiemodaliteiten en striktere handhaving bestaande sanctiemodaliteiten jeugdigen (gericht op resocialisatie)
3.2
JT-33
17. Uitbreiding ITB-CRIEM ook voor niet allochtone jongeren
3.2
Zie JT-36 en 12
18. Toezicht op vervolg niet (goed) uitgevoerde taakstraffen
3.2
JT-33
19. Landelijke invoering nachtdetentie
3.2
JT-34
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
73
Maatregelen uit Veiligheidsprogramma
Paragraaf (in bijlage)
Nummering in Nota Jeugd terecht (JT) of Programma Modernisering Sanctietoepassing (M)
20. Uitbreiding scholings- en trainingsprogramma’s jeugdigen
3.2
JT-35
21. Uitbreiding internaatsplaatsen (Den Engh/Glenn Mills)
3.2
JT-37
22. Afspraken tussen reclassering en jeugdhulpverlening over invoering nazorg bij bepaalde sanctiemodaliteiten (sluitend vangnet)
3.2
JT-50
23. Verbetering en verruiming aangiftemogelijkheid burgers (telefonische/ elektronische aangifte; op locaties dicht bij de burger; verstrekking vervolginformatie)
4.1
24. Uitvaardigen aanwijzing over politiële reactie bij vermoedelijke strafbare feiten
4.1
25. Experimenteren en mogelijk landelijk implementeren publiek-private meldpunt M.
4.1
26. Uitvoering pilot toepasbaarheid burgernet (en evt. invoering obv resultaten)
4.1
27. Versterking professionaliteit recherche (o.a. verbetering deskundigheid, loopbaanbeleid en informatievoorziening)
4.1
28. Verruimen toepassingsmogelijkheden DNA-onderzoek
4.1
29. Informeren Tweede Kamer over mogelijkheden van uitvoering opsporingsverbeterende maatregelen
4.1
30. Implementatie werkwijze Vreemdeling in de strafrechtsketen (VRIS) in alle regiokorpsen
4.1
31. Invoering strafbaarstelling illegaal verblijf
4.1
32. Intensivering operationeel vreemdelingentoezicht
4.1
33. Verdere verbetering coördinatie taken m.b.t. uitzetting van illegalen
4.3
34. Overhevelen administratieve taken politie m.b.t. vreemdelingen naar IND
4.1
35. Versterking politieel toezicht op criminaliteit, illegale vreemdelingen en migratiecriminaliteit
4.1
36. Inrichting nationale recherche (bij KLPD; vorming kernteams, landelijk rechercheteam, unit mensensmokkel, unit synthetische drugs en XTC-teams),
4.1
37. Vorming (zes) bovenregionale rechercheteams
4.1
38. Vergroting effectiviteit justitiële reactie (systematiek, afdoening en afstemming)
4.2
39. Invoeren quick scan bij inverzekeringstelling
4.2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
M-16
74
Maatregelen uit Veiligheidsprogramma
Paragraaf (in bijlage)
40. Meer en executabel OM-afdoening
4.2
41. Versterking rol OM bij executie
4.3
42. Verdere uitbouw van Arrondissementale Justitiële Beraden
4.2
43. Onderzoek naar aard en oorzaak van belemmeringen in aansturing van financiering van de ketenpartners die praktische samenwerking in de weg staan
4.2
44. Voorstellen RvdR/Commissie verbetervoorstellen inzake efficiencyverhoging strafrechtspleging
4.2
45. Betere benutting zittingscapaciteit
4.2
46. Aanpassing betekeningsregeling
4.2
47. Efficiencyverbetering transport gedetineerden
4.2
48. Invoering telehoren in strafzaken
4.2
49. Onderzoek naar de verruiming van bedrijfstijden van gerechten
4.2
50. Onderzoek verruiming bevoegdheden politierechter (motie Teeven)
4.2
51. Terugdringen van aanhoudingen voor onbepaalde tijd bij zaken met in persoon betekende dagvaarding
4.2
52. Indienen wetsvoorstel voor verlenging termijn oproepen getuigen
4.2
53. Aanpassing Vreemdelingenwet op het punt van rechterlijke toets in bewaringszaken
4.2
54. Bezien mogelijkheden afschaffing aanwezigheidseis voor minderjarigen bij jeugdstrafzaken
4.2
55. Bezien mogelijkheden versterking van het voortbouwende aspect van de appelbehandeling
4.2
56. Vergroten detentiecapaciteit (uitbreiding capaciteit, eenvoudiger cellen, meervoudig celgebruik, publiek-private samenwerking etc.)
4.3
M-1 – M-6
57. Uitbreiding taakstraffen gecombineerd met electronisch toezicht
4.3
M-11
58. Herinvoering voorwaardelijk karakter invrijheidsstelling met penitentiair programma vanaf de helft van de straf
4.3
M-13
59. Invoering tijdelijke mogelijkheid om opgelegde taakstraffen vervroegd te beëindigen bij goed gedrag veroordeelde
4.3
M-8
60. Inrichting twee centra (met capaciteit van ieder 300) t.b.v. uitzetting
4.3
M-10c
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
Nummering in Nota Jeugd terecht (JT) of Programma Modernisering Sanctietoepassing (M)
M-15
75
Maatregelen uit Veiligheidsprogramma
Paragraaf (in bijlage)
Nummering in Nota Jeugd terecht (JT) of Programma Modernisering Sanctietoepassing (M)
61. Bevordering keteninformatie (inrichting permanente structuur van horizontale inhoudelijke informatievoorziening
2
62. Aansluiting alle actoren op keteninformatiesysteem VIP
2
63. Realisatie gemeenschappelijke informatiearchitectuur politie
4.1
64. Realisatie geïntegreerde Landelijke ICT-infrastructuur veiligheidspartners (Lictiv)
4.1
65. Structurele extra aandacht voor onveilige gebieden en treffen specifieke maatregelen voor (aan te wijzen) urgentiegebieden
4.4
66. Aanpak onveiligheid in het openbaar vervoer (uitbrengen en uitvoeren aanvalsplan sociale veiligheid openbaar vervoer)
4.4
Kabinetsnota Aanvalsplan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer
67. Uitbreiding aantal bureaus Justitie in de buurt (Jib)
3.2/4.2
JT-11/JT-12
68. Bestrijding voetbalvandalisme (uitbreiden en actualiseren beleidskader, formeren onderzoeksteam voor preventieve maatregelen, bezien sanctiemogelijkheden, inventariseren leemtes in aanpak)
4.1
69. Uitbreiding bevoegdheden bestrijding illegaal wapenbezit
4.1
70. Invoering identificatieplicht 71. Versterking bestuurlijke handhaving
4.4
72. Gemeentelijk cameratoezicht (o.a. afronden wetstraject «cameratoezicht op openbare plaatsen»
4.4
73. Aanscherpen beleid t.a.v. coffeeshops en huisteelt nederwiet (presenteren uitgewerkte voorstellen voor aanpak)
4.4
74. Uitbreiding inzet particuliere beveiliging, bijzondere opsporingsambtenaren en stadswachten
4.4
75. Analyse/opstellen eenduidig beeld veiligheidssituatie
4.4
76. Lokale veiligheidswensen in regionale beleidsplannen politie
4.4
77. Gemeentelijk inbrengrecht
4.4
78. Veiligheid als vierde pijler binnen GSB
4.4
79. Wijkgerichte aanpak van veiligheid (o.a. project «onze buurt aan zet»)
4.4
80. Huiselijk geweld (uitvoering nota’s «privé geweld – publieke zaak» en «een veilig land waar vrouwen willen wonen»)
4.4
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
76
Maatregelen uit Veiligheidsprogramma
Paragraaf (in bijlage)
Nummering in Nota Jeugd terecht (JT) of Programma Modernisering Sanctietoepassing (M)
81. Experimenteren met opzetten van signaleringsgesprekken met jongeren en ouders
3.2
JT-19
82. Uitbreiding Communities that Care (CtC) systematiek
3.2
83. Voorkomen voortijdig schoolverlaten en schoolverzuim
3.2
84. Uitbreiding leerlingbegeleiding en integraal taalbeleid
4.4
85. Eén loket benadering
4.4
86. Publiek-private samenwerking in veiligheids-bevordering (o.a. oprichting Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), afspraken met Nationaal Platform voor Criminaliteitsbeheersing, oprichting regionale platforms)
4.4
87. In overleg met private sector in gang zetten van concrete veiligheidsbevorderende maatregelen (o.a. (digitale) beveiliging consumentengoederen, openbaarheid gestolen goederen register, keurmerken)
4.4
88. Stimulering veiligheidsbevorderende initiatieven
4.4
89. Gerichte inzet beheersrol minister BZK (o.a. regels stellen omtrent informatievoorziening en recherche functie, gericht inzetten aanwijzingsbevoegdheid)
4.1
90. Uitbreiden beheersrol minister BZK (regelen wettelijke grondslag voor stellen van regels over informatiehuishouding politie en voor samenwerking tussen korpsen conform de figuur van gemeenschappelijke regelingen, wetsvoorstel Bestel in Balans)
4.1
91. Versterken gezagsrol minister van Justitie t.a.v. opsporing
4.2
92. Verbetering doelmatigheid in de keten (efficiencyverbetering van 5% in vier jaar voor het primair proces)
Alle paragrafen
93. Opheffen knelpunten arbeidstijdenwet politie
4.1
94. Terugdringen ziekteverzuim politie (naar 8%)
4.1
95. Toetsing en aanpassing wet- en regelgeving (interdepartementaal beleidsonderzoek)
4.1
96. Opleidingen en loopbaanbeleid politie (vernieuwing politie onderwijs, personeels arrangementen, professionalisering loopbaanbeleid)
4.1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
77
Maatregelen uit Veiligheidsprogramma
Paragraaf (in bijlage)
97. Overdracht algemene hulpverleningstaken politie (beperking hulpverlening tot acute noodhulp)
4.1
98. Limitering inzet politie bij evenementen
4.1
99. Aanpassen budgetverdeelsysteem (BVS)
4.1
Nummering in Nota Jeugd terecht (JT) of Programma Modernisering Sanctietoepassing (M)
100. Formeren brede stuurgroep met vertegenwoordigers ketenorganisaties 101. Uitwerken stelsel van prestatiebekostiging
4.1
102. Periodiek publiceren vergelijkende resultaten politieregio’s
4.1
103. Landelijke afspraken/convenanten
4.1
104. Ontwikkelen en uitvoeren systeem van monitoring en evaluatie
2
105. Jaarlijkse voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer
2
Transponeringstabel II VP-nummer nieuw
Maatregel
VP-nummer oud
JT-nummer of M-nummer
Paragraaf 2 Algehele voortgang programma
1.
Ontwikkelen beleidsprogramma’s en voorstellen met concrete en kwantificeerbare doelen (ter verdere uitvoering vd maatregelen
1
–
2.
Afspraken met betrokken overheden en bedrijfsleven
2
–
3.
Afspraken per ketenpartner
3
–
4.
Inrichting permanente structuur van horizontale inhoudelijke informatie-voorziening voor de gehele strafrechtsketen
61
–
5.
Aansluiting alle actoren strafrechtsketen op VerwijsIndexPersonen (VIP)
62
–
6.
Formeren brede stuurgroep met vertegenwoordigers ketenorganisaties
100
–
7.
Ontwikkelen en uitvoeren van systeem van monitoring en evaluatie
104
–
–
–
12
JT-1
Paragraaf 3.1 Veelplegers 8.
Veelplegers Paragraaf 3.2 Risicojongeren
9.
Invoeren criminaliteitskaart
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
78
VP-nummer nieuw
Maatregel
VP-nummer oud
JT-nummer of M-nummer
10.
Naar effectieve aanpak van jeugdige veelplegers
12
JT-2 JT-3a JT-3b
11.
Verkorten termijn inzenden proces-verbaal aan OM
12
JT-4
12.
Registratie doorverwijzingen naar jeugdzorg
12
JT-5
13.
Uitvoeren van vervolgonderzoek Inspectie Openbare Orde en Veiligheid
12
JT-6
14.
Verbeteren inzicht etnische herkomst daders
12
JT-7
15.
Landelijke invoering van casusoverleg met heldere verantwoordelijkheidsdeling voor individuele casusregie en de bewaking van het proces
13
JT-8 JT-9 JT-13
16.
Verkorten doorlooptijden jeugdstrafrechtketen
12
JT-10
17.
Aangrijpen politiecontact als schakelmoment jeugdzorg/opvoedingsondersteuning
–
JT-14
18.
Opheffen belemmeringen privacywetgeving
12
JT-15
19.
Helpdesk privacy
12
JT-16
20.
Keten informatievoorziening ten behoeve van casusregie en procesbewaking
12
–
21.
Leerlingbemiddeling
12
–
22.
Ontwikkelen screeningsmodule voor zedenzaken
12
JT-17
23.
Ontwikkelen signaleringsinstrumenten
15
JT-18
24.
Aanpassen en afstemmen screeningsinstrumenten
15
JT-18
25.
Herstel in het jeugdstrafrecht
12
–
26.
Experimenteren met signaleringsgesprekken
81
JT-19
27.
Uitbreiding Communities that Care (CtC)
82
–
28.
Ontwikkelen opvoedingsondersteuningsmethodiek en materiaal
12
JT-20
29.
Ontwikkelen en invoeren drangmaatregelen
12
JT-21
30.
Versterking van de toepassing van de Stopreactie
12
JT-22 JT-23 JT-24 JT-25
31.
Uitbreiding mogelijkheden inbeslagname/ verbeurdverklaringen
14
JT-26 JT-27
32.
Ruimere toepassing van voorlopige hechtenis bij jeugdige veelplegers
12
JT-28
33.
Onderzoek naar de mogelijkheid van een voorlopige voorziening binnen de schorsing van de voorlopige hechtenis
14
JT-29
34.
Versterking Halt
–
JT-30 JT-31 JT-32
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
79
VP-nummer nieuw
Maatregel
VP-nummer oud
JT-nummer of M-nummer
35.
Voorkomen schoolverzuim
83
–
36.
Aanscherping OM-richtlijn over tenuitvoerlegging vervangende jeugddetentie na mislukken taakstraf
16 18
JT-33
37.
Landelijke invoering nachtdetentie
19
JT-34
38.
Uitbreiding scholings- en trainingsprogramma’s (STP)
20
JT-35
39.
Verbeteren professionaliteit jeugdreclassering
12
–
40.
Verhelderen positie BJZ/jeugdreclassering in relatie tot justitiële ketenpartners
12
–
41.
Verbreden beschikbaarheid ITB-harde kern en ITB-Criem na bewezen effectiviteit
17
JT-36
42.
Uitbreiding internaatachtige voorzieningen
21
JT-37
43.
Inventariseren mogelijkheden en ervaringen groepsaanpak
12
JT-38
44.
(Onderzoek wenselijkheid/mogelijkheid) gedragsbeïnvloedende maatregel in jeugdstrafrecht
12
JT-39
45.
Uitbreiden capaciteit justitiële jeugdinrichtingen mede als gevolg van keteneffecten Aanpak personele vraagstuk JJI’s
12
JT-40 JT-41 JT-42
46.
Inzicht in de inhoud en effectiviteit van bestaande sanctiemodaliteiten (Ontwikkelen standaardprocedure voor certificering JT 46) (Instellen landelijke toetsingscommissie JT47)
12
JT-43 JT-44 JT-45 JT-46 JT-47 JT-48 JT-49
47.
Onderzoek wettelijke mogelijkheden verplichte nazorg
22
JT-50
48.
Inventariseren nazorgprogramma’s in binnenen buitenland
12
JT-51
49.
Geleidelijke uitbreiding capaciteit jeugdreclassering
12
JT-52
50.
Opstellen toetsingskader beoordeling nazorgprogramma’s
51.
Kwaliteitstraject leerstraffen
12
–
52.
Verbeteren aansluiting tussen jeugdreclassering en volwassenenreclassering
–
JT-54
53.
Inventariseren bestaande instrumenten in binnen- en buitenland
12
JT-55
54.
Ontwikkelen en implementeren risicotaxatie instrument
12
JT-56
55.
Toetsing preventieprogramma’s door auditcommissie
12
JT-57
56.
Aansluiting/bevordering Interfaces
12
JT-58
JT-53
Paragraaf 4.1 Politie en opsporing
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
80
VP-nummer nieuw
Maatregel
VP-nummer oud
JT-nummer of M-nummer
57.
Versterken gezagsrol minister van Justitie t.a.v. opsporing
91
–
58.
Verbetering en verruiming aangiftemogelijkheid burgers
23
–
59.
Uitvaardigen aanwijzing over politiële reactie bij vermoedelijke strafbare feiten
24
–
60.
Experimenteren en mogelijk landelijk implementeren publiek private meldpunt M. (Meld Misdaad Anoniem)
25
–
61.
Uitvoering pilot toepasbaarheid burgernet
26
–
62.
Versterking professionaliteit recherche
27 29
–
63.
Verruiming toepassingsmogelijkheden DNA-onderzoek
28
–
64.
Implementatie werkwijze Vreemdeling in de strafrechtketen (VRIS) in alle regiokorpsen
30
65.
Invoering strafbaarstelling illegaal verblijf
31
66.
Intensivering operationeel vreemdelingentoezicht
32
67.
Verdere verbetering coördinatie taken m.b.t. uitzetting van illegalen
33
68.
Overhevelen administratieve taken mbt vreemdelingen van politie naar IND
34 35
– –
69.
Vorming Nationale Recherche
36
–
70.
Vorming zes BRT/IFT combinaties
37
–
71.
Realisatie gemeenschappelijke informatiearchitectuur politie Realisatie geintegreerde Landelijke ICTinfrastructuur veiligheidspartners (LICTIV)
63
–
64
–
72.
Bestrijding voetbalvandalisme
68
–
73.
Uitbreiden beheersrol minister van BZK
89
–
74.
Verbetering doelmatigheid in de keten (i.c. schakel politie)
92
–
75.
Opheffen knelpunten arbeidstijdenwet Politie
93
–
76.
Terugdringen ziekteverzuim naar 8% (zie ook maatregel 92 oud)
94
–
77.
Interdepartementaal Beleidsonderzoek administratieve lasten politie
95
–
78.
Opleidingen en loopbaanbeleid politie (vernieuwing politieonderwijs, personeelsarrangementen, professionalisering loopbaanbeleid)
96
–
79.
Overdracht algemene hulpverleningstaken poliie (beperking hulpverlening tot noodhulp)
97
–
80.
Limitering inzet politie bij evenementen
98
–
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
81
VP-nummer nieuw
Maatregel
VP-nummer oud
JT-nummer of M-nummer
81.
Aanpassen budget verdeel systeem (BVS)
99
–
82.
Uitwerken stelsel van prestatiebekostiging
101
–
83.
Periodiek publiceren van vergelijkende resultaten politieregio’s
102
–
84.
Landelijke convenant en regionale convenanten
103
–
85.
Internationale Rechtshulpverzoeken
–
–
Paragraaf 4.2 Vervolging en afdoening 86.
Keteneffecten voor de Justitieketen als gevolg van de intensivering van de handhaving en van het toezicht in de publieke ruimte
38
–
87.
Meer en excecutabele OM-afdoening
40
–
88.
Versterking rol OM bij executie
41
M-15
89.
Invoeren quick scan bij inverzekeringstelling
39
M-16
90.
Early warning systeem
91.
Verdere uitbouw van Arrondissementaal, Justitiële Beraden
42
–
92.
Onderzoek naar aard en oorzaak van belemmeringen in de aansturing en financiering van de ketenpartners die praktische samenwerking in de weg staan
43
–
93.
Commissie Verbetervoorstellen
44
–
94.
Betere benutting zittingscapaciteit
45
–
95.
Aanpassing betekeningsregeling
46
–
96.
Efficiencyverbetering transport gedetineerden
47
–
97.
Invoering telehoren in strafzaken
48
–
98.
Onderzoek naar verruiming bedrijfstijden van gerechten
49
–
99.
Onderzoek verruiming bevoegdheden politierechter (motie Teeven)
50
–
100.
Terugdringen van aanhoudingen voor onbepaalde tijd met in persoon betekende dagvaarding
51
–
101.
Indienen wetsvoorstel voor verlenging termijn oproepen getuigen
52
102.
Aanpassing Vreemdelingenwet op het punt van rechterlijke toets in bewaringszaken
53
103.
Bezien mogelijkheden afschaffing aanwezigheidseis voor minderjarigen bij jeugdstrafzaken
54
104.
Bezien mogelijkheden versterking van het voortbouwende aspect van de appelbehandeling
55
M-17
Paragraaf 4.3 Sanctietoepassing 105.
Eenvoudigere en goedkopere capaciteit
56
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
M-1
82
VP-nummer nieuw
Maatregel
VP-nummer oud
JT-nummer of M-nummer
106.
Meerpersoonscelgebruik bij penitentiaire inrichtingen
56(a)
M-2
107.
Elektronische detentie (ED) i.p.v. korte vrijheidsstraffen
56(b)
M-3
108.
Doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden
56
M-4
109.
Sneller doorplaatsen naar minder beveiligde inrichtingen
56
M-5
110.
Reserveren van plaatsen voor arrestanten
56
M-6
111.
Publiek-private samenwerking toepassen bij gevangeniswezen en bij taakstraffen
9
M-7
112.
Tijdelijk vervroegd beëindigen van taakstraf
59
M-8
113.
Kale werkstraffen
8
M-9
114.
Speciale categorale voorzieningen – Veelplegers
5
M-10a
115.
Speciale categorale voorzieningen – SOV
4
M-10b
116.
Speciale categorale voorzieningen – Uit te zetten vreemdelingen
60
M-10c
117.
Vaker taakstraf + electronisch toezicht ipv gevangenisstraffen van 6 tot 12 maanden
57
M-11
118.
Programma TR. Effectieve interventies voor daarvoor in aanmerking komende gedetineerden – Diagnose-instrument
6 10
M-12a
119.
Programma TR Effectieve gedragsinterventies voor gedetineerden
6 11
M-12b
120.
Programma TR verbetering samenwerking gevangeniswezen – reclassering
6 3
M-12c
121.
Programma TR Verbetering aansluiting nazorgvoorzieningen voor gedetineerden
6 11
M-12d
122.
Invoering voorwaardelijke invrijheidstelling (VI), waarin het penitentiair programma opgaat, vanaf de helft van de straf
58
M-13
123.
Verruimen toepassing van het penitentiair programma
7
M-14
124.
Nieuwe besturingsvormen uitvoeringsorganisaties – herpositionering Reclassering
–
M-18a
125.
Nieuwe besturingsvormen uitvoeringsorganisaties inrichten tijdelijke directie Bijzondere Voorzieningen
–
M-18b
126.
Nieuwe besturingsvormen uitvoeringsorganisaties Verruiming bevoegdheden DJI
–
M-18c
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
83
VP-nummer nieuw
Maatregel
VP-nummer oud
JT-nummer of M-nummer
127.
Nieuwe besturingsvormen Uitvoeringsorganisaties vorming inspectie voor de sanctietoepassing
–
M-18d
Afspraken met betrokken overheden en bedrijven (i.c. gemeenten Veiligheid als vierde pijler binnen GSB
2
–
78
–
129.
Structurele aandacht voor onveilige gebieden en treffen van specifieke maatregelen voor aan te wijzen urgentiegebieden
65
–
130.
Aanpak onveiligheid Openbaar vervoer (uitbrengen en uitvoeren van aanvalsplan sociale veiligheid
66
–
131.
Justitie in de Buurt (JIB)
67
JT-11 JT-12
132.
Invoering identificatieplicht
70
–
133.
Versterking van de bestuurlijke handhaving (inclusief bestuurlijke boete)
71
–
134.
Gemeentelijk cameratoezicht
72
–
135.
(Gemeentelijke) cameratoezicht
72 87
– –
136.
Aanscherpen beleid t.a.v. coffeeshops en huisteelt nederwiet (presenteren uitgewerkte voorstellen voor aanpak)
73
–
137.
Uitbreiding inzet particuliere beveiliging, buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA en stadswachten)
74(A)
–
138.
Analyse/opstellen van eenduidig beeld veiligheidssituatie Lokale veiligheidswensen in regionale beleidsplannen politie
75 76
– –
139.
Gemeentelijk inbrengrecht
77
–
140.
Wijkgerichte aanpak van veiligheid
79
–
141.
Huiselijk geweld
80
–
142.
Preventiebeleid 2001–2004; leerlingbegeleiding stimulering taalontwikkeling
84
–
143.
Een-loket-benadering
85
–
144.
Publiek private samenwerking in veiligheidsbevordering c.a.
86
–
145.
In overleg met private sector in gang zetten van concrete veiligheidsbevorderende maatregelen
87
–
146.
Stimulering veiligheidsbevorderende initiatieven
88
–
147.
Tweede Kamer informeren over ontwikkelingen in criminaliteitspreventie
106
–
Paragraaf 4.4 Preventie en openbaar bestuur 128.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
84
BIJLAGE II
OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE VEILIGHEID Situatie objectieve en subjectieve veiligheid
Cijfers met betrekking tot
Bron
Stand van zaken 2001
Doelstelling
Stand van zaken 2002/ wanneer beschikbaar
Toelichting
] ] ] ] ] -/- 20 à 25% ] ] ] ] ] ]
september 2003
– vanwege samenhang met politiecijfers (geregistreerde criminaliteit) publicatie cijfers 2002 in september 2003; – de objectieve onveiligheid omvat die vormen van overlast en criminaliteit in de publieke ruimte waar burgers en bedrijven/ instellingen vaak mee worden geconfronteerd; – overleg over vervolgonderzoek MBI loopt
objectieve veiligheid
feitelijk ondervonden criminaliteit1 • slachtofferschap burgers t.w. het geschat aantal ondervonden delicten burgers: – vermogen – geweld • slachtofferschap bedrijven en instellingen t.w. het aantal ondervonden delicten bedrijven/ instellingen: – vermogen – geweld
Slachtofferenquête/ CBS-POLS
1 324 000 1 058 000
Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI)/NIPO
1 891 500 440 000
nog niet bekend
feitelijk ervaren overlast en verloedering • ernstige overlast • (fysieke) verloedering
Politie Monitor Bevolking (PMB)/ Intomart
2,1 (schaalscore) 3,5 (schaalscore)
substantiële verbetering
– meting PMB thans (nog) tweejaarlijks (oneven jaren): wordt jaarlijks; resultaten meting PMB 2003 naar verwachting juni 2003 beschikbaar
Politie Monitor Bevolking (PMB)/ Intomart
vaak onveilig: 5,5% zelden/soms: 28,5%
substantiële verbetering
– er wordt geen concrete streefwaarde opgenomen voor de subjectieve veiligheid;
subjectieve veiligheid * onveiligheidsgevoelens
1
In de volgende voortgangsrapportage(s) worden de cijfers mede gerelateerd aan het aantal inwoners van 15 jaar en ouder en het aantal bedrijven en instellingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
85
BIJLAGE III Cijfers met betrekking tot
KERNCIJFERS STRAFRECHTSKETEN Bron/leverancier
stand van zaken 2001
stand van zaken 2002/wanneer beschikbaar
doelstelling
Toelichting/ opmerkingen
opsporing • aantal HALT-verwijzingen
HALT-Nederland
20 186
mei 2003
aantal opgemaakte pv’s (naar delict) – vermogen – geweld – openbare orde en vernieling
CBS-Politiestatistiek
1 357 600 919 300 101 100 192 900
• – – –
opgehelderde misdrijven vermogen geweld openbare orde en vernieling
CBS-Politiestatistiek
208 600 78 800 44 000 25 200
sept. 2003
• – – –
aantal gehoorde verdachten vermogen geweld openbare orde en vernieling
CBS-Politiestatistiek
276 600 109 400 56 700 38 000
sept. 2003
• – – –
ophelderings% (totaal) vermogen geweld openbare orde en vernieling
CBS-Politiestatistiek
15,4 8,6 43,5 13,1
sept. 2003
80 686 59 626 17 958
mei 2003
Dadergerichte informatie: – aantal nieuwkomers – aantal meerplegers – aantal veelplegers
Herkenningsdienst Systeem (HKS)/ KLPD/dNRI
aantal door de politie aan het OM aangeleverde verdachten (= pv’s)
COMPAS/PaG
206 000
219 599
• INSTROOM Rechtbankzaken OM (incl BOD’s en Kmar) – wv minderjarigen – wv geweld
COMPAS/JV/PaG
234 700
248 100
AFDOENINGEN Rechtbankzaken OM – wv overdrachten – wv onvw.sepot – wv transactie en vw sepot – naar de rechter – voegen – dagvaarden: – dagvaarding meerv.kamer – dagvaarding politierechter – dagvaarding kinderrechter
COMPAS/JV/PaG
– cijfers ontleend aan LCK-2000-2001
+40 000
jaarcijfers 2001 en 2002 cf Jaarverslag 2002 OM; instroom OM ligt hoger dan «uitstroom politie» vanwege meetellen productie KMAR en BOD’s.1
27 700 36 900
232 700 28 100 67 300 139 300 13 500 125 800 14 000 103 000 8 900
246 200 27 800 74 700 153 000 14 600 138 500 15 400 112 300 10 800
– conform Landelijk kader Ned. Politie; betreft 25 regio’s +KLPD (dus excl. BOD’s en Kmar);
– betreft voeging ter berechting of ad info
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
86
Cijfers met betrekking tot
Bron/leverancier
stand van zaken 2001
doelstelling
stand van zaken 2002/wanneer beschikbaar
Toelichting/ opmerkingen
executie/tenuitvoerlegging • uitgevoerde taakstraffen volw.
DSRS/SRN
20 732
capaciteit DJI • capaciteit sector GW totaal, waarvan: – sanctiecapaciteit – vreemdelingenbewaring
DJI
13 474 12 030 1 444
– SOV-plaatsen – plaatsen voor veelplegers
203 0
– meermanscelgebruik
0
– politiecelgebruik
352
– aantallen IVO – aantallen SOB
4 837 4 211
• capaciteit sector JJI totaal, waarvan: – opvanginrichtingen – behandelinrichtingen
2 332
capaciteit sector TBS totaal, waarvan: – justitiële inrichtingen – niet-justitiële inrichtingen
1 332
• bijzondere voorzieningen: – detentiecentra – uitzetcentra
783
1
– betreft capaciteit ultimo 2002
– in 2002 nog geen aangewezen plaatsen – in 2002 nog geen aangewezen plaatsen – gemiddeld gebruik over 2002 – eindstand 2002 – eindstand 2002
1 050 1 282
1 133 199
0
– eind 2002 nog in opbouw – in 2002 nog geen uitzetcentra
M.i.v 1e marap 2003 zal PaG cijfers gedifferentieerd presenteren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
87
BIJLAGE IV
WETGEVINGSPROGRAMMA Voortgang wetgevingsprogramma STRAFPROCESRECHT Betere benutting zittingscapaciteit (algemene maatregel van bestuur) Stand: in consultatie Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2004 OM-afdoening Er zijn twee wetsvoorstellen voorbereid: • Wetsvoorstel uitbreiding transactiemogelijkheden Stand: in consultatie Indiening bij de Tweede Kamer: 01-10-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-07-2004 – Wetsvoorstel OM-afdoening Stand: in consultatie Indiening bij de Tweede Kamer: 01-01-2004 Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2005 Wetsvoorstel herziening betekeningsvoorschriften Stand: in voorbereiding Indiening bij de Tweede Kamer: 01-01-2004 Beoogde inwerkingtreding: 01-07-2005 Stroomlijning van de procedure in hoger beroep Stand: in voorbereiding Indiening bij de Tweede Kamer: 01-07-2004 Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2006 Wetsvoorstel invoering telehoren Stand: in voorbereiding Indiening bij de Tweede Kamer: 01-01-2004 Beoogde inwerkingtreding: 01-07-2005 Wetsvoorstel elektronische aangifte Stand: in voorbereiding Indiening bij de Tweede Kamer: 01-09-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-03-2005 Wetsvoorstellen voortvloeiende uit het interim-rapport van de Commissie verbetervoorstellen van de Raad voor de rechtspraak (Naar een veiliger samenleving, p, 27) – Wetsvoorstel vereenvoudigde bewijsmotivering bekennende verdachten Stand: in consultatie Indiening bij de Tweede Kamer: 01-10-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-04-2005 – Wetsvoorstel horen van getuigen en aanverwante onderwerpen Stand: in consultatie Indiening bij de Tweede Kamer: 01-10-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-04-2005 – Wetsvoorstel aanpassingen voorlopige hechtenis Stand: in consultatie Indiening bij de Tweede Kamer: 01-10-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-04-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
88
– Wetsvoorstel doorzoeking buiten gerechtelijk vooronderzoek Stand: in consultatie Indiening bij de Tweede Kamer: 01-10-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-04-2005 MATERIEEL STRAFRECHT Wetsvoorstel bestraffing veelplegen Stand: voor advies aan Raad van State aangeboden Indiening bij de Tweede Kamer: 15-05-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2004 PENITENTIAIR- EN SANCTIERECHT Wetsvoorstel verruiming toepassing penitentiair programma en elektronisch toezicht Stand: aanvaard door de Eerste Kamer Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2004 Wetsvoorstel meerpersoonscelgebruik Stand: voor advies aan Raad van State aangeboden Indiening bij de Tweede Kamer: 15-05-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2005 Wetsvoorstel doorplaatsen na veroordeling in eerste aanleg Stand: in voorbereiding Indiening bij de Tweede Kamer: 01-11-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2005 Wetsvoorstel elektronische detentie kortgestraften Stand: in voorbereiding Indiening bij de Tweede Kamer: 01-12-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2005 Wetsvoorstel voorwaardelijke invrijheidstelling Stand: in voorbereiding Indiening bij de Tweede Kamer: 01-01-2004 Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2005 Wijziging Penitentiaire maatregel i.v.m. versobering Stand: voor advies aan Raad van State aangeboden Beoogde inwerkingtreding: 01-09-2003 POLITIE Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de aanpassing van de bevoegdheden op regionaal niveau, alsmede van de bevoegdheden van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten. Stand: aanhangig bij de Tweede Kamer. Inwerkingtreding: z.s.m. Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met ICT Politie en samenwerkingsvoorzieningen. Indiening bij de Tweede Kamer: laatste kwartaal 2003. Inwerkingtreding: 01-09-2004 Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met aanpassing van de regelingen voor bijstand Indiening bij de Tweede Kamer: laatste kwartaal 2003. Inwerkingtreding: 01-01-2005.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
89
BESTUUR Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van regels omtrent het gebruik van camera’s ten behoeve van toezicht op openbare plaatsen (cameratoezicht op openbare plaatsen) Stand: voor advies aan Raad van State aangeboden Indiening bij de Tweede Kamer: 15-05-2003 Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2004 Voorstel van wet tot invoering van urgentiegebieden Stand: beslispuntennotitie in voorbereiding Indiening bij de Tweede Kamer: 01-01-2004 Beoogde inwerkingtreding: 01-07-2004 Voorstel van wet tot uitbreiding bestuurlijke handhaving Stand: in voorbereiding Indiening bij de Tweede Kamer: 01-03-2004 Beoogde inwerkingtreding: 01-03-2005 VREEMDELINGENWET Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen (t.b.v. reductie werklast vreemdelingenketen a.g.v. toepassing vreemdelingenbewaring) Stand: aanhangig bij de Tweede Kamer Beoogde inwerkingtreding: z.s.m.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
90
BIJLAGE V
FINANCIËN Het Kabinet heeft aan extra middelen in het Strategisch Akkoord van juli 2002 € 800 mln gereserveerd. Een deel hiervan (ca. € 100 mln) is reeds aangewend voor de tegenvallers op het terrein van Justitie en BZK. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen is, naar aanleiding van de motie Zalm, voor 2003 eenmalig € 130 mln en vanaf 2004 € 20 mln structureel aan de enveloppe veiligheid toegevoegd. In de respectieve Nota’s van Wijziging bij de Begroting van BK en van Justitie is een indicatie gegeven van de inzet van de middelen. In een eerder stadium is reeds gemeld dat van de mogelijkheden die het amendement «Rietkerk» biedt geen gebruik zal worden gemaakt. Op p. 14 van het Veiligheidsprogramma werd reeds vermeld dat – gezien de omvang van alle problemen in de veiligheid – de aanwezige substantiële middelen niet voldoende zouden zijn om alle problemen op te lossen, en dat gegeven deze beperkte financiële mogelijkheden het maken van keuzes onvermijdelijk is. Met het oog op het zoveel mogelijk rendement voor de veiligheid is naar toenmalig inzicht gekozen voor de verdeling van de middelen zoals in de financiële paragraaf van het Veiligheidsprogramma opgenomen. Enkele posten zijn daarbij onverdeeld gebleven. Het betreft: • de verzamelpost «terugdringen van doorlooptijden», «rijk aan handhaving», «preventie» en «kwaliteit recherche» (oplopend tot € 15 mln in 2008); • de post voor de opvang van de keteneffecten als gevolg van de intensivering van de handhaving en opsporing (oplopend tot € 78 mln in 2008).
Financiële verantwoording In de jaarlijkse mei-rapportage wordt beoogd de financiële verantwoording met betrekking tot het Veiligheidsprogramma over het jaar voorafgaand (t-1) op te nemen. Een en ander in overeenstemming met de reguliere begrotings- en VBTB-systematiek. Nu voor 2002 echter geen middelen beschikbaar zijn gesteld, kan van een financiële verantwoording in deze rapportage nog geen sprake zijn.
Indicatieve onderverdeling posten; voorwaarden Inmiddels kan wel meer duidelijkheid worden gegeven over de beoogde besteding van de twee nog onverdeelde posten. Bij de onderstaande indicatieve verdeling zijn de volgende kanttekeningen op hun plaats. 1. Zoals reeds in paragraaf 2 aangegeven moet het Veiligheidsprogramma binnen beperkte budgettaire kaders worden uitgevoerd. Er moet scherp aan de koers worden gezeild om het programma in volle omvang te doen slagen. Bij gewijzigde condities, omstandigheden en aannames waaronder prestaties moeten worden bereikt, zullen aanpassingen in ramingen en budgetten en – indien hiervoor geen extra middelen beschikbaar worden gesteld – eventueel ook bijstellingen in ambities en doelstellingen onvermijdelijk zijn. In onderstaande opstelling is er overigens de voorkeur aan gegeven om scherper vooraf te ramen onder handhaving van de ambities en doelstellingen uit het Veiligheidsprogramma, in plaats van meer behoudend te ramen met mogelijk een neerwaartse bijstelling van de ambities op voorhand. 2. Tweede kanttekening met betrekking tot de opvang van de keteneffecten is, dat op voorhand niet vaststelbaar is hoe de feitelijke
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
91
•
•
•
situatie zich zal ontwikkelen en of deze aansluit bij de naar huidig inzicht gemaakte aannames. Of deze aansluiting plaatsvindt is onder meer afhankelijk van: de feitelijke ontwikkelingen bij bijvoorbeeld de politie met betrekking tot de aard en het aantal bij het OM aan te brengen extra zaken. Worden de beoogde 40 000 extra zaken ultimo 2006 gehaald en in welke aantallen stromen deze dan jaarlijks in? Op deze plaats kan er overigens reeds op worden gewezen dat de middelen voor de verwerking daarvan pas in 2008 volledig beschikbaar komen; de feitelijke verhouding tussen de afdoening van zaken door het OM en de – relatief duurdere – afdoening van zaken door de strafrechter: in onderstaande opstelling is de aanname dat het OM gedurende het traject minder van de oplopende reeks van 40 000 zaken voor de rechter zal aanbrengen en meer zelf gaat afdoen (55% in 2003 voor de strafrechter aflopend naar 40% in 2006 en latere jaren); aanname is tevens dat de 40 000 zaken van een minder soortgelijk gewicht zijn zodat het ook bij de strafrechter relatief meer enkelvoudige dan meervoudige kamerzaken zal betreffen (namelijk 93% in plaats van 89% nu); Dit is redelijk omdat de verwachting is dat de zwaarste zaken nu worden aangepakt; de vraag of de maatregelen uit het Veiligheidsprogramma die besparingen en vermindering van werklast beogen ook daadwerkelijk tijdig worden ingevoerd. Dit betreft met name de tijdige realisatie van de voorstellen van de Commissie Verbetervoorstellen en de tijdige inwerkingtreding van verschillende wetsvoorstellen;
Gezien deze onzekerheden is verder het voornemen om onderstaande indicatieve verdeling vast te leggen in de meerjarenramingen van de betreffende ketenpartners met het voorbehoud dat op dit moment uitsluitend de budgetten voor 2003 en 2004 worden toegekend, en dat de feitelijke toekenning van de meerdere budgetten in de jaren daarna in jaarlijkse tranches geschiedt op basis van de daadwerkelijk geleverde resultaten/prestaties en kengetallen in het jaar t-1 en de afspraken voor het komende jaar t (meetpunt vormen de kengetallen op peildatum 31 december van t-1). Aldus kunnen wijzigingen in de werkelijke situatie en de kengetallen ook in de middelen tot uitdrukking komen. In de indicatieve opstelling worden de beide posten uit het Veiligheidsprogramma (terugdringing doorlooptijden c.s. en keteneffecten) tezamen gepresenteerd, met de kanttekening dat de middelen voor het onderdeeltje «terugdringing doorlooptijden» en «kwaliteit recherche» zijn toegevoegd aan de (adequate verwerking van de) keteneffecten door de ketenpartners. De ambitie tot een verdere terugdringing van de doorlooptijden wordt derhalve bijgesteld in de zin dat hiervoor geen extra middelen beschikbaar zijn, doch dat terugdringing in kwalitatieve en logistieke maatregelen wordt gezocht. Met de voorziene publiciteitscampagne waarin een appel wordt gedaan op de burger, wordt voor het Justitiedeel invulling gegeven aan de preventie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
92
Tabel V: Inzet middelen strafrechtketen (exclusief sancties/MST en Jeugd) Bedragen x € mln
3.2.4 3.3.1 3.3.1 3.3.2.Nfi 3.3.3
Slachtofferhulp OM Gerechtskosten 0,1 Rijk aan handhaving
2003
2004
2005
2006
2007
2008
0,1 7,0
0,1 12,1
0,2 18,5
0,3 24,6
0,4 35,6
0,6 44,2
0,2 3,0
0,3 3,0
0,4 3,0
0,6 4,0
0,9 5,6
1,2
0,0
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
3,9
7,3
10,7
13,4
19,4
24,0
4.2.1
Intensivering ZM besparingen ZM Bedrag ZM Rechtbijstand
0,0 3,9 4,6
– 3,3 4,0 6,9
– 16,2 –5,5 10,9
– 25,0 – 11,6 14,4
– 25,0 – 5,6 21,8
– 25,0 – 1,0 27,7
5.1.5 5.1.6 5.1.8 5.2.1
SRN RvdK Halt CJIB
1,3 0,3 0,1 0,5
1,5 0,2 0,1 1,0
1,6 0,2 0,2 1,5
1,7 0,1 0,3 2,0
3,1 0,3 0,4 3,0
5,6 0,5 0,6 4,0
7.1
Publiciteitscampagne Projectbureau VP)*
0,0
2,0
2,0
2,0
0,0
0,0
0,9
1,2
1,2
1,2
0,7
0,3
4.1.1
7.1
Reeds uitgekeerd uit Veiligheidsenveloppe voor grootste bestaande knelpunten strafrechtketen (3e Nota van wijziging; Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 600 VI, nr. 74)
3.3.1 4.1.1
OM ZM
3,0 17,0
3,0 17,0
3,0 17,0
3,0 17,0
3,0 17,0
3,0 17,0
Totaal intensiveringen veiligheidsprogramma
38,9
53,1
54,8
59,0
85,2
109,6
Beschikbaar Veiligheidsenve6 loppe (incl. Kasschuif)
21,6
53,0
54,8
59,1
85,2
109,6
Herschikking binnen Justitiebegroting
17,4
)* =kosten voor het programmabureau Veiligheid en de Sectorraad Openbaar Bestuur Veiligheid Justitie (OBJV)
Risico’s De bovenstaande verdeling van de middelen van de strafrechtsketen is gebaseerd op een scherpe raming, en geeft een indicatie van de verdeling onder de veronderstelling dat de eerder genoemde aannames worden gerealiseerd. Op grond hiervan is de Raad voor de Rechtspraak van oordeel dat de gerechten het verlangde aantal strafzaken met de hun toebedachte middelen niet zullen kunnen afdoen. De aannames zijn echter afhankelijk van ontwikkelingen in de toekomst die op verschillende manieren kunnen uitkristalliseren. Er is daarom nu geen reden de aannames te optimistisch te achten. Mochten bovengenoemde of mogelijk andere risico’s zich te zijner tijd realiseren dan zal op dat moment moeten worden bezien of er ruimte is extra middelen toe te voegen dan wel de ambities bij te stellen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
93
BIJLAGE VI
ACCOUNTANTSRAPPORTAGE Aan de Voorzitters van de Stuurgroep Veiligheidsprogramma mw. drs. L.M.C. Ongering [DGOOV] dhr. mr. drs. C.M.W. Dessens [DGRH] Uitgangspunten audit «naar een veiliger samenleving» 1. Inleiding De Tweede Kamer (TK) heeft door aanvaarding van de motie Cornielje aan de uitvoering van de nota «Naar een veiliger samenleving» de status van groot project toegekend. Daarmee wordt voorzien in periodieke en geïntegreerde informatievoorziening aan de TK over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma volgens de vaste bepalingen die in dat kader met de Kamer zijn overeengekomen. Door de programmamanager zijn de auditdiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Justitie benaderd met het verzoek om aan te geven op welke wijze de accountantscontrole ingericht kan worden gegeven de eisen van de grote projecten regeling. Met deze notitie informeren wij u over de hoofdlijnen van de auditbenadering, aanpak en de producten/rapportages die wij in het kader van dit project van belang achten. De benadering en aanpak wordt de komende maanden uitgewerkt in een auditplan [raamwerk] en een plan van aanpak voor de audit. Voor de uitwerking van deze stukken verwachten wij regelmatig overleg te hebben met het programmabureau. Door de auditdiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Justitie is in goed overleg besloten de audit voor het Veiligheidsprogramma gezamenlijk uit te voeren. 2. Uitgangspunten In de brief aan de Tweede Kamer van 3 april 20031 wordt aangegeven dat rapportage over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma zich moet concentreren op de essentie van de groot projectstatus. In de brief van 3 april wordt een aantal – voor de inrichting en uitoefening van de taken door de auditdiensten – belangrijke aandachtspunten gesignaleerd. Allereerst wordt onderscheid aangebracht in de systeemverantwoordelijkheid en de resultaatverantwoordelijkheid van de ministers. De ministers hebben een systeemverantwoordelijkheid om «de keten» in staat te stellen de doelstellingen van het programma te bereiken. Slechts op een beperkt aantal aspecten van het programma is sprake van resultaatverantwoordelijkheid voor de ministers. Tevens wordt gesteld dat de aanwijzingen in de bijlagen B en C van de regeling grote projecten worden gevolgd. De auditdiensten zijn van mening dat zij met de voortgangsrapportage die in oktober 2003 aan de Kamer wordt verstrekt wel een uitspraak moeten doen met betrekking tot de toereikendheid van de projectorganisatie zoals genoemd in punt 7d van bijlage A van de regeling grote projecten.
1
Kenmerk 5200877/502/GBJ.
In de brief wordt gemotiveerd op welke wijze het programmabureau de administratieve overlast -gegeven de wens van de Kamer om aan te sluiten op de VBTB-systematiek- wil voorkomen. Dit heeft gevolgen voor de inrichting en uitvoering van de controle op de financiële en niet-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
94
financiële gegevens die in de voortgangsrapportages worden opgenomen. Gezien de ontwikkelingsfase van het project en de nog niet uitontwikkelde taken en bevoegdheden van de ambtelijke stuurgroep en het programmabureau kunnen wij nog niet inschatten wat de meest efficiënte en effectieve aanpak voor de audit is. Wij zijn voornemens in de maand juni het auditplan ter kennisneming aan u te doen toekomen. 3. Auditobjecten Door de auditdiensten worden de volgende auditobjecten onderscheiden.
3.1 Projectorganisatie Bij de uitvoering van het project zijn derden, bijvoorbeeld gemeenten, politie en Openbaar Ministerie betrokken. Tussen de vaste kamercommissie en de bewindspersonen dient over de inhoud van de voortgangsrapportages helder te worden afgesproken wat tot de resultaatverantwoordelijke aspecten van de bewindspersonen behoort en welke aspecten tot de systeemverantwoordelijkheid voor de keten van de ministers gerekend moet worden. Daarbij dient duidelijk te zijn voor welke in de voortgangsrapportages op te nemen informatie de bewindspersoon afhankelijk is van derden. Bij de inrichting van de projectorganisatie dienen maatregelen te zijn opgenomen die waarborgen bieden voor transparante, betrouwbare en controleerbare informatie aan de Kamer. Zonder een voldoende fundament in de informatieketen aan de Kamer heeft de rol van de auditdiensten als sluitstuk in de informatievoorziening een beperkte toegevoegde waarde. Eén van de basisgegevens hierbij vormt het nog te accorderen instellingsbesluit voor het programmabureau.
3.2 Voortgangsrapportages De Kamer ontvangt twee maal per jaar een voortgangsrapportage over het programma. De auditdiensten zijn voornemens door middel van een systeemgerichte aanpak de Kamer een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van de gepresenteerde informatie. Dit betekent op hoofdlijnen dat de auditdiensten het proces van vergaring en veredeling van door de departementsonderdelen en derden aangeleverde informatie beoordelen, gegeven de afspraken zoals die tussen de Kamer en de minister ten aanzien van de betrouwbaarheid worden afgesproken. De waarborgen voor de betrouwbaarheid en controleerbaarheid moeten door het programmabureau nog worden uitgewerkt in een informatie- en controleprotocol. In dit protocol dient het recht op review door de auditdiensten opgenomen te worden. Voor wat betreft de informatie over de financiële middelen geeft het programmabureau er de voorkeur aan om deze geïntegreerd met de reguliere budgetallocatie en budgetuitputting te benaderen. Daaruit volgt dat de beoordeling van de auditdiensten op de financiële informatie zich beperkt tot het vaststellen van aansluiting van de gepresenteerde financiële gegevens met de departementale jaarrekening. Wij zijn van mening dat gezien de aansluiting bij de VBTB-systematiek de normen zoals vastgelegd in de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoeken (RPE) bij de controle op de niet financiële informatie aan de orde zijn. Vanuit het Ministerie van Financiën wordt gewerkt aan een normenkader voor de niet financiële informatie [uitvoering motie van Walsem1. Met de controle en beoordeling voor het groot project 1
TK 2001–2002: 27 849 en 28 035 nr. 24.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
95
Veiligheidsprogramma zullen wij zo veel als mogelijk bij deze richtlijn aansluiten.
3.3 Jaarrekening In het kader van haar certificerende taak uit hoofde van de Comptabiliteitswet controleren de auditdiensten jaarlijks de departementale jaarrekeningen. In deze controles worden de rechtmatigheidstoetsen uitgevoerd. 4. Rapportages AD Conform de indeling in paragraaf 3 zullen door de auditdiensten accountantsrapporten bij de auditobjecten worden opgesteld. Bij de voortgangsrapportage die in oktober 2003 aan de Kamer wordt verstrekt, zal een rapportage worden opgesteld over de toereikendheid van de projectorganisatie. Bij de overige voortgangsrapportages zullen door de auditdiensten ten behoeve van de ministers rapporten van bevindingen worden opgesteld. In deze rapporten van bevindingen wordt op basis van een nog nader te definiëren normenkader een oordeel gegeven over de betrouwbaarheid en transparantie van de in de voortgangsrapportage verstrekte informatie en over de toereikendheid van de projectorganisatie [in het bijzonder met betrekking tot de administratieve organisatie en de interne controle van het project]. De departementale jaarrekening wordt voor wat de financiële informatie betreft door de betreffende auditdienst van een accountantsverklaring voorzien. De Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, De directeur auditdienst M. J. Winters RA De Ministerie van Justitie, De directeur auditdienst i.o. P. J. Ierschot RA
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
96
BIJLAGE VII
IMPLEMENTATIE NATIONALE EN BOVENREGIONALE RECHERCHE Plan van aanpak Den Haag, februari 2003 Inhoudsopgave
blz.
Lijst van afkortingen
98
1.
Inleiding
99
2.
Projectopzet
101
3.
Uitvoering project Financiën Communicatie
103 104 104
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
97
Lijst van afkortingen
ABRIO BOD BRO BRT CBA CBO CCZWACRI CIP CSV DNRI ICC IFT IGO IKP IRC KLPD KOV RWOV USD UMS ZGC
Aanpak Bedrijfsvoering Recherche Informatiehuishouding en Opleidingen Bijzondere opsporingsdienst commissie Boven Regionale Opsporing Bovenregionaal recherche team Criminaliteitsbeeld analyse Commissie bovenregionale opsporing Coördinatiecommissie Zware criminaliteit Coöperatie informatiemanagement politie Criminele samenwerkingsverbanden Dienst Nationale Recherche Informatie Internationale coördinatiecentra Interregionaal fraudeteam Informatie gestuurde opsporing Informatieknooppunt Politie Internationale rechtshulpcentra Korps Landelijke Politie Diensten Kwaliteitsinstrument Opsporing en Vervolging Referentiekader Werkprocessen Opsporing en Vervolging Unit Synthetische Drugs Unit mensensmokkel Zware georganiseerde criminaliteit
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
98
1. Inleiding Met dit project wordt uitvoering gegeven aan hetgeen de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie in het Veiligheidsprogramma en in de brief van 28 november 2002 hebben toegezegd aan de Tweede Kamer met betrekking tot de inrichting van een nationale en bovenregionale recherche Aanleiding voor de in die documenten gepresenteerde plannen was de ontwikkeling van het landelijke en bovenregionale recherchestelsel in de laatste jaren. In die tijd is een aantal maal, wanneer zich een fenomeen voordeed dat in de staande organisatie niet voldoende snel werd aangepakt, de beslissing genomen een nieuw team op te richten om daarmee snel tastbare resultaten te kunnen behalen. Er was dan minder aandacht voor de relatie met het geheel van de reeds bestaande organisaties. Hierdoor is de wijze van aansturing, verantwoording, financiering en organisatie divers vormgegeven. Dit leidde in het voorjaar van 2002 tot een brede wens om tot een helderder en slagvaardiger structuur te komen. In het Strategisch Akkoord van juli 2002 is over de recherche opgenomen dat «de kernteams worden samengevoegd tot één nationale recherche, gepositioneerd bij het KLPD en rechtstreeks aangestuurd door het OM.» Bovenstaande passage is uitgewerkt in het veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving» zoals op 11 oktober jl. vastgesteld door het kabinet. «Voor een betere bestrijding van de zware criminaliteit wordt een nationale recherche opgericht. Deze wordt ondergebracht bij het Korps Landelijke Politiediensten. De nationale recherche wordt gevormd door de kernteams, het landelijk rechercheteam, de unit mensensmokkel, de unit synthetische drugs en de XTC-teams. Prioriteitstelling en beheer worden hiermee eenvoudiger. Het gezag over de nationale recherche komt bij het landelijk parket, terwijl er ook één beheerder zal zijn, te weten de korpsbeheerder van het KLPD. De nationale recherche wordt gedeconcentreerd gehuisvest bij de huidige zeven korpsen (zes regionale politiekorpsen en het KLPD). De nationale recherche krijgt de taken van de teams die er in opgaan alsmede de uitvoering van gecompliceerde rechtshulpverzoeken. Daarnaast worden zes vaste rechercheteams gevormd voor de aanpak van de regio-overstijgende vormen van middelzware criminaliteit zoals overvallen, woninginbraken, ramkraken, horizontale fraude etc. Het gaat om vormen van criminaliteit die behoren tot de verantwoordelijkheid van de regionale recherche, maar die door aard of verschijningsvorm in een samenwerkingsverband van meerdere regio’s beter kunnen worden aangepakt. De zes teams worden ondergebracht in de zes centrumkorpsen waarin ook de gedeconcentreerde nationale recherche gehuisvest wordt. De teams krijgen 1% van de politiesterkte – zoals die eerder door de regio’s is toegezegd voor het bemensen van de ad-hoc te vormen bovenregionale rechercheteams. Daarnaast gaan de huidige interregionale fraudeteams onderdeel uitmaken van de capaciteit. Het gezag en het beheer over deze teams komt in handen van respectievelijk de hoofdofficieren en de korpsbeheerders van de centrumkorpsen. Teneinde een integrale prioriteitstelling te bevorderen en de verschillende teams flexibel in te kunnen zetten en waar mogelijk doelmatigheidswinst te bereiken, wordt voorzien in verbinding tussen de zes bovenregionale teams en de nationale recherche. Deze verbinding zal terug te vinden zijn op zowel het gebied van gezag (sturing, prioritering) als beheer (organisatie,werkwijze). De uitwerking hiervan is in het najaar van 2002 gereed. De ontwikkelingen worden begeleid door een door ons in te stellen projectorganisatie onder leiding van een stuurgroep. In de loop van 2003 zullen de bovenregionale teams operationeel zijn en is de beheersmatige
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
99
overgang van de kernteams naar het KLPD een feit. Een en ander zal in een formele regeling worden neergelegd.» Bovengenoemde passage werd uitgewerkt in de brief van 28 november 2002. In die brief zijn voorstellen gedaan de aansturing, de werkwijze, de financiering, en de rechtsgrondslag van de nationale en bovenregionale recherche, eenduidig vorm te geven. De nationale recherche wordt gevormd door het samenvoegen van de zeven kernteams plus de capaciteit van de delictspecifieke teams Unit mensensmokkel (UMS), de Unit Synthetische Drugs (USD), alsmede de XTC-teams. Bij zes politieregio’s en bij het KLPD komen gedeconcentreerde eenheden van de nationale recherche. De nationale recherche zal zich, kort gezegd, onder gezag van het landelijk parket, richten op de bestrijding van zware georganiseerde criminaliteit en het uitvoeren van internationale rechtshulpverzoeken binnen dat gebied. Daarnaast worden 6 bovenregionale rechercheteams (BRT’s) opgericht waaraan de capaciteit van de interregionale fraudeteams (IFT’s) wordt toegevoegd. Deze teams worden bij dezelfde regiokorpsen ondergebracht als de gedeconcentreerde eenheden van de nationale recherche. De BRT’s zullen zich richten op de bovenregionale middencriminaliteit. Anders dan tot dusver, zal deze capaciteit vast beschikbaar zijn, en niet per onderzoek te hoeven worden opgebouwd. De commissie Bovenregionale Recherche Onderzoeken (BRO) kent onderzoeken aan de BRT/IFT combinaties toe. Aldus ontstaat capaciteit die snel en flexibel kan worden ingezet. Landelijk wordt bezien welke onderzoeken en aandachtsgebieden dienen te worden aangepakt en stelt men aldus de prioriteiten. Om te samenhang te bewaken tussen de activiteiten van de nationale recherche en de bovenregionale teams is bepaald dat de KLPD driehoek en het BRO regelmatig met elkaar overleggen. Naast dit implementatie traject zal binnenkort het project «Versterking kwaliteit opsporing» (VKO) gaan lopen. Dit project bevat de volgende vier pijlers: 1. personeel, 2. processen & ICT, 3. forensisch technisch onderzoek en 4. innovatie en expertise. Doel van het project is het bevorderen van de kwaliteit van de opsporing, ondermeer door het implementeren van standaards op de bovengenoemde deelgebieden. Bij de inrichting van de nationale en bovenregionale recherche zullen kwaliteitsinstrumenten vanuit ABRIO, zoals de informatieproducten, en concepten als informatiegestuurde opsporing, worden ingevoerd om de nieuwe teams zo snel mogelijk op dezelfde wijze te laten werken. Ook ten aanzien van het personeelsbeleid wordt toegewerkt naar standaards. Een landelijke informatiehuishouding en een landelijk loopbaanbeleid voor recherche personeel kan alleen werken als ook in de regio’s maatregelen worden genomen op dit terrein. Andersom kan implementatie van maatregelen vanuit het project VKO starten bij de nationale recherche en de bovenregionale teams, waardoor er wederzijds versterking optreedt en er een vliegwieleffect ontstaat naar de landelijke ontwikkelingen. Door de rechercheverantwoordelijken uit de korpsleidingen van de centrumkorpsen, inclusief het KLPD, is daarom aangedrongen op gelijktijdige implementatie van maatregelen op het gebied van ABRIO, informatiehuishouding en personeelsbeleid bij zowel de nationale recherche, de bovenregionale teams als de regio’s. Gelijktijdig werd aangegeven dat, met de op hande zijnde implementatie van het recherchesysteem HYDRA in de loop van 2003, de grenzen van de spankracht van de korpsen dan wel wordt bereikt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
100
2. Projectopzet Het komende jaar dient een aanzienlijke verbetering tot stand gebracht te worden in het functioneren van de landelijke en bovenregionale criminaliteitsbestrijding. Het project is erop gericht dat op 1 januari 2004 de plannen zoals verwoord in de brief van 28 november 2002 over de nationale en bovenregionale recherche zijn geïmplementeerd en de regeling, die de Regeling kernteams, de Regeling landelijke recherche team, de convenanten UMS en USD en de IFT-convenanten vervangt, en die ook het beheer en het gezag over de nieuwe structuren regelt, in werking treedt. Feitelijk dienen de teams in de zomer van 2003 in grote lijnen te werken conform de nieuwe opzet. Voor de nationale recherche betekent dit dat de huidige teams werken als een eenheid, aangestuurd door de driehoek van het KLPD. Voor de BRT/IFT-combinaties betekent dit dat de teams feitelijk beschikken over een budgetsterkte van 1% van de politiesterkte plus de huidige IFT-capaciteit en als zes organisaties aangestuurd worden door de driehoeken van de centrumkorpsen en het BRO. Als uitgangspunt geldt dat de werkzaamheden in het veld, zo spoedig mogelijk, vooruitlopend op de formele inwerkingtreding, conform de nieuwe structuren worden uitgevoerd. Voor de aanpak van de bovenregionale criminaliteit betekent dit, dat begin 2003 het in september 2002 gegenereerde landelijk inzicht van het criminaliteitsbeeld op dat terrein zal worden geactualiseerd. Tegelijkertijd zal – per 1 januari 2003 – bij elk van de 6 kernkorpsen tenminste 0,5% van de budgetsterkte van de deelnemende korpsen beschikbaar zijn om vanaf dat moment BRT onderzoeken te kunnen uitvoeren. Per 1 juli dient 1% van de budgetsterkte op deze wijze beschikbaar te zijn. De inhoud van het project bestaat aldus uit de volgende deelactiviteiten: 1. operationeel: het feitelijk werken conform de uitgangspunten van de brief, met op korte termijn zichtbaar betere resultaten; 2. inrichting, feitelijke en juridische vormgeving van de betrokken organisaties; 3. kwaliteit, het op hoog kwalitatief niveau brengen van de eenheden en processen; Deze activiteiten zijn ondergebracht in verschillende projecten, die in grote onderlinge samenhang, moeten leiden tot de spoedige implementatie van de nieuwe structuur. Die projecten zijn: I. Vormgeven van de nationale recherche De kernteams, units mensensmokkel en synthetische drugs en de XTC teams worden samengevoegd tot de nationale recherche. Aandachtspunten zijn het bewerkstelligen van eenvormigheid binnen de nationale recherche op gebied van rechtspositie, werkwijze, aansturing etc., de overgang van personeel en de financieel/logistieke ontvlechting. II. Vormgeven van zes BRT/IFT combinaties bij kernkorpsen en de inrichting van de (L)IRC-structuur In het najaar van 2002 is een aantal BRT/IFT combinaties onderzoeken gestart. Deze teams zullen verder moeten worden uitgebouwd. Van de BRT-capaciteit (1% van de landelijke politiesterkte) was per 1 januari 2003 de helft beschikbaar, de andere helft uiterlijk 1 juli 2003. Met het LIRC zullen de IRC’s zullen gaan fungeren als één loket voor zware buitenlandse rechtshulp en zware internationale opsporingsverzoeken. De organisatie van de IRC’s wordt aangepast op die van de BRT/IFT combinaties. III. Inrichting OM & sturing Dit project behelst het vormgeven aan het sturingsconcept met betrekking tot de nationale recherche en de BRT/IFT combinaties en het daarop inrichten van de OM organisatie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
101
IV. Gemeenschappelijke randvoorwaarden en condities Teneinde de samenhang in het project te bevorderen worden in dit project de activiteiten ondergebracht waarvan de producten in de andere projecten gemeenschappelijk (moeten) worden toegepast. Dit project kent een aantal deelprojecten: a) Informatiehuishouding Binnen de nationale en bovenregionale recherche moet gewerkt gaan worden met dezelfde – landelijk vast te stellen – informatieprocessen, waardoor er uiteindelijk 1 landelijke informatiehuishouding zal ontstaan. De nieuwe teams zullen zo snel mogelijk dezelfde formats voor analyse en zaaksvoorbereiding moeten gebruiken. Daarmee wordt samenwerking vergemakkelijkt. In een later stadium dienen ook de ICT voorzieningen op elkaar te worden afgestemd. Dit deelproject ondersteunt dat proces. Tevens zal er in het najaar een geactualiseerd landelijk inzicht van criminaliteitsbeelden worden opgeleverd, waarmee een keuze kan worden gemaakt voor onderwerpen voor BRT/IFT-onderzoeken en onderzoeken voor de nationale recherche. b) ABRIO In dit deelproject wordt zorggedragen voor de implementatie van de afgeprocedeerde ABRIO-producten in de nationale recherche en de bovenregionale teams. Een belangrijk onderdeel hierbij is de implementatie van het concept van Informatie Gestuurde Opsporing (IGO) Het project ABRIO en Informatiehuishouding zijn nauw met elkaar verbonden. Bij het inrichten van de informatiehuishouding zal gebruik gemaakt worden van de door ABRIO ontworpen of nog nader te ontwerpen producten en processen. Met betrekking tot het doen van aanbevelingen op het gebied van ICT en regelgeving wordt eveneens aangesloten bij de ontwikkelingen binnen ABRIO en het CIP. Mogelijk dat alsnog zal worden besloten de beide deelprojecten samen te voegen. c) Regelgeving Dit project zorgt voor de ministeriele regelgeving en eventuele uitvoeringsregelingen. d) Financiën De financieel/logistieke ontvlechting is in eerste instantie een activiteit binnen de projecten I, II en III. Zonodig worden deze activiteiten vanuit dit project ondersteund. Verder wordt vanuit dit project voorzien in een nieuwe financieringsstructuur voor de bovenregionale teams en voor de nationale recherche. Bijzonder aandachtspunt is de wijze waarop de convenanten met het OM en met de andere opsporingsdiensten in de nieuwe structuur een plaats krijgen. e) Personeel De personele overgang van de bestaande teams naar de nationale recherche, respectievelijk de bovenregionale teams is een verantwoordelijkheid voor de betrokken lijnorganisaties. De overgang wordt voorbereid door de projecten I en II. Vanuit dit project wordt overleg gevoerd met de politievakbonden, worden voorstellen gedaan voor een éénvormige rechtspositie en voor maatregelen die het loopbaanbeleid bij de recherche in het algemeen en de teams in het bijzonder doen verbeteren. Daarnaast bewaakt de projectleider van project IV de samenhang in inrichting en sturing met betrekking tot de andere projecten. Tevens wordt de communicatie over de projecten vanuit dit project gecoördineerd. Ter verdere uitwerking van de vier projecten zijn projectopdrachten geformuleerd en projectplannen gemaakt. Deze zijn als bijlage opgenomen. Het projectplan «Versterking kwaliteit opsporing» is eveneens opgenomen als bijlage.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
102
3. Uitvoering project In de op 28 november 2002 aan de Tweede Kamer gestuurde brief staat over de uitwerking van de nationale en bovenregionale recherche het volgende:
«De korpsbeheerder KLPD draagt zorg voor de organisatie van de nationale recherche binnen het korps. Het College van procureurs-generaal draagt zorg voor aanpassing van de organisatie van het openbaar ministerie op een zodanige wijze dat de nationale recherche en de BRT/IFT’s adequaat gezagsmatig aangestuurd kunnen worden. Daarbij hoort de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van een landelijk criminaliteitsbeeld georganiseerde criminaliteit. Het Korpsbeheerdersberaad draagt zorg voor de realisatie van de BRT/IFT’s. Daartoe wijst het Korpsbeheerdersberaad een korpsbeheerder aan. Uitvoering vindt onder onze verantwoordelijkheid binnen de bestaande organisaties plaats. De uitvoering zal worden begeleid door een regiegroep, waarin de betrokken organisaties en de departementen zijn vertegenwoordigd.» Voor de afstemming wordt, zoals beschreven, een regiegroep gevormd. Deze bestaat uit vertegenwoordigers vanuit het KBB, de RHC, de KLPD driehoek, het College van pg’s en de beide departementen. De regiegroep vergadert één maal per maand. Zie voor de samenstelling en taken van de regiegroep de bijgevoegde instellingsbeschikking. Door de verantwoordelijke opdrachtnemers is per project een projectleider en een projectsecretaris aangewezen. De projectleiders overleggen iedere twee weken met elkaar onder leiding van de projectleiding van project IV, teneinde de voortgang en samenhang op dit niveau te bewaken. Zij worden hierbij ondersteund door de projectsecretarissen die met de gemeenschappelijke managementondersteuning samen de projectstaf vormen. Het hoofd NRI heeft een doorlopende uitnodiging voor het projectleidersoverleg. Het projectleidersoverleg fungeert als voorportaal voor de Regiegroep. Vanuit project IV wordt zorggedragen voor het ambtelijk secretariaat van de Regiegroep. Iedere projectleider richt zijn eigen project – binnen de context van het totale project – zelfstandig in, zoals beschreven in de bijgevoegde projectplannen. De feitelijke implementatie is een lijnverantwoordelijkheid van respectievelijk de KLPD, de centrumkorpsen en het OM. De projectleiders overleggen daarom iedere maand met de rechercheverantwoordelijken uit de korpsleidingen van de centrumkorpsen en het KLPD. Deze dragen in hun eigen organisatie zorg voor onder meer de feitelijke overgang van personeelsleden naar de nationale recherche, respectievelijk de BRT/IFT combinaties, de logistiek/financiële inrichting en de inrichting van éénduidige werkprocessen. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor de feitelijke implementatie van het in de deelprojecten ontwikkelde en in de Regiegroep vastgestelde beleid in de centrumkorpsen en bij de KLPD en zij stimuleren de implementatie hiervan in de overige korpsen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
103
Financiën Iedere opdrachtnemer draagt zelf de kosten voor de personele invulling van de eigen projectorganisatie. De bijkomende kosten die een rechtstreeks gevolg zijn van het project (huisvesting projectbureau, vergaderkosten etc.) worden conform de bijgevoegde begroting vergoed door de beide departementen. Daarnaast dragen de ministeries uiteraard zelf de kosten die gemoeid zijn met deelproject IV en met het secretariaat van de gezamenlijke overleggen. Communicatie In de verschillende deelprojecten wordt ook aandacht besteed aan de interne en externe communicatie. Door zowel projectleiders als de rechercheverantwoordelijken van de centrumkorpsen is het belang aangegeven van éénduidige communicatie. Om deze reden is besloten de communicatie op elkaar af te stemmen en te voorzien in een coördinerend mechanisme. Met de communicatiemedewerkers zal op korte termijn afgestemd worden over de vorm waarin dit het beste kan geschieden. Er wordt rekening gehouden met de inhuur van een bureau of kracht die deze coördinatie ondersteunt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9
104