Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
24 587
Justitiële Inrichtingen
Nr. 188
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 1 september 2006 Bij brief van 24 mei 2006, TK 24 587, nr. 175, heb ik, mede namens mijn ambtgenoot voor Vreemdelingenzaken en Integratie, het Inspectierapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) en de Raad voor Strafrechtstoepassing (RSJ) over de detentieboot Stockholm in de Merwehaven te Rotterdam, ter kennisneming aan de Tweede Kamer aangeboden. De vaste commissie voor Justitie van uw Kamer heeft over dit rapport en mijn aanbiedingsbrief een aantal vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. In deze brief zal ik daarop, mede namens mijn ambtgenoot voor Vreemdelingenzaken en Integratie, ingaan.
Het tweede deel van dit artikel werd gepubliceerd in Vrij Nederland van 29 maart 2006.
De directe aanleiding voor het onderzoek van de ISt en de RSJ vormde de publicatie op 22 maart 2006 in Vrij Nederland van een journalist die korte tijd «under cover» als vreemdelingentoezichthouder (vth’er) werkzaam was geweest op de detentieboot Stockholm. In dat artikel1 beschreef hij een aantal vermeende ernstige incidenten tussen personeelsleden en gedetineerde vreemdelingen alsmede tussen de vreemdelingen onderling. Meer in het algemeen zou naar zijn oordeel de bejegening van de gedetineerde vreemdelingen door het personeel onvoldoende zorgvuldig en respectvol zijn. De onderzoekers hebben de aantijgingen uit de publicatie onderzocht en komen in dat kader tot de conclusie dat op de detentieboot geen sprake is van structurele misstanden en/of een verstoorde relatie tussen bewoners en vreemdelingentoezichthouders. De leden van Groenlinks vragen wat precies onder structurele misstanden moet worden verstaan. Zij zijn daarbij van oordeel dat de bevindingen van de onderzoekers ten aanzien van privacy, arbeids- en recreatievoorzieningen, veiligheidsvoorzieningen, medische en psychische zorg wel als structurele misstanden kunnen worden benoemd. De leden van de SP-fractie vragen of bij het uitblijven van de door de ISt en RSJ bepleite verbeteringen niet toch sprake is van misstanden. De leden van de CDA-fractie vragen of de zinsnede in het rapport dat, naast de twee incidenten die wel konden worden onderzocht, van de overige incidenten «niet kon worden achterhaald waar de bron lag» impli-
KST100360 0506tkkst24587-188 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 24 587, nr. 188
1
1
ceert dat deze overige incidenten mogelijk niet hebben plaatsgevonden of dat dit slechts betekent dat de bron niet kon worden achterhaald. Zij vragen voorts of in het onderzoek de feiten uit het artikel in Vrij Nederland als bewezen zijn verklaard en of het interview met de redacteur van Vrij Nederland nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd. Ook de leden van de VVD-fractie vragen of de constateringen van de journalist op waarheid zijn gebaseerd. Meer in het algemeen vragen zij in hoeverre het onderzoek een gedegen inzicht geeft in de huidige situatie op de detentieboot. De conclusie in het rapport ten aanzien van de – niet geconstateerde – misstanden op de detentieboot Stockholm moet derhalve in relatie worden gezien tot de beeldvorming zoals die uit de publicaties in Vrij Nederland naar voren kwam. De incidenten zoals de betrokken journalist die uit de derde hand heeft opgetekend, aldus het onderzoeksrapport, zijn in het onderzoek nauwelijks bevestigd. Twee incidenten konden door de onderzoekers nader worden onderzocht; daarbij bleek geen sprake te zijn van het moedwillig op onbetamelijke wijze omgaan met de bewoners door de personeelsleden. Integendeel, alle respondenten die in het onderzoek zijn geïnterviewd – personeelsleden en gedetineerde vreemdelingen – waren juist van oordeel dat de relatie tussen bewoners en vreemdelingentoezichthouder getuigt van wederzijds respect. De onderzoekers kwalificeren de bejegening zelf ook als correct en respectvol. Dat van de overige incidenten niet kon worden achterhaald waar de bron lag betekent dat er in het onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden dat deze incidenten überhaupt hebben plaatsgevonden; noch in de interviews, noch uit de schriftelijke documentatie. De beweringen van de journalist dienaangaande konden derhalve op geen enkele wijze worden bevestigd. Het onderzoek heeft op een gedegen wijze plaatsgevonden. De ISt en de RSJ hebben hiertoe hun deskundigheid bijeengebracht en in gezamenlijkheid op uiteenlopende wijzen gegevens verzameld en geanalyseerd. Er is gesproken met een groot aantal functionarissen van alle disciplines die werkzaam zijn op de boot, alsmede met bewoners zelf. De onderzoekers hebben voorts een eigen oordeel gevormd over de gang van zaken op de boot aan de hand van een onaangekondigd bezoek en enkele aangekondigde bezoeken. Tevens hebben zij een groot aantal schriftelijke gegevens bestudeerd, zoals onder meer het register van maatregelen en disciplinaire straffen. De bevindingen van de onderzoekers van de ISt en de RSJ zijn voorts collegiaal getoetst door een derde inspecteur van de ISt en door de betrokken RSJ-leden en vervolgens voor wederhoor op de feitelijke bevindingen voorgelegd aan de Dienst Justitiële Inrichtingen. Gesteld kan worden dat het onderzoeksrapport een uitgebreid en gedegen beeld schetst van de situatie op de detentieboot Stockholm. In het interview met de journalist heeft deze aangegeven dat bij een van de door hem beschreven incidenten (het zgn. koffiemelkincident) geen sprake was van moedwilligheid naar de bewoner, maar hooguit van onverschilligheid naar de journalist. Behoudens de opmerking dat in het artikel namen en nationaliteiten bewust onjuist zijn weergegeven uit privacyoverwegingen, wilde de journalist geen nadere informatie verschaffen. Dat niet is vastgesteld dat er sprake is van structurele misstanden betekent vanzelfsprekend niet dat er geen verbeteringen mogelijk zijn, getuige ook de aanbevelingen in het onderzoeksrapport, waarop ik later zal ingaan. Juist omdat de directie van de detentieboot de gesignaleerde tekortkomingen en onvolkomenheden onderkent en vaak al bezig was om hierin verbetering te brengen, zoals ook in het onderzoeksrapport wordt geconstateerd, hebben de onderzoekers deze bewust niet als misstanden gekwalificeerd, zo is desgevraagd nader toegelicht. De aanbevelingen in het rapport hebben ook geen betrekking op principiële vraagstukken in relatie tot de publicaties in Vrij Nederland, getuige ook het feit dat zij voor
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 24 587, nr. 188
2
het overgrote deel gericht zijn tot de locatie Merwehaven zelf en niet aan de minister van Justitie. Verschillende fracties stellen vragen over deze aanbevelingen en de acties die daarop zijn of worden ondernomen. In reactie daarop zal ik ten aanzien van alle aanbevelingen aangeven, waar relevant in onderlinge samenhang, op welke wijze hieraan gevolg zal worden gegeven, teneinde de gestelde vragen zo volledig mogelijk te beantwoorden. Daarbij wordt de nummering van het rapport van de ISt en RSJ aangehouden. Tot slot zal ik ingaan op enkele vragen van de verschillende fracties die niet direct samenhangen met de aanbevelingen in het rapport.
1. Uniformeer de kledingvoorschriften voor vreemdelingentoezichthouders gezien de samenwerking tussen de DJI-poolers en de G4S-medewerkers en ook mede gezien de plannen om de DJI-Pool structureel in te bedden binnen DJI. De gedachte dat uniforme kledingvoorschriften voor alle vreemdelingentoezichthouders de duidelijkheid ten goede komt in de onderlinge omhang en de bejegening van de bewoners, kan worden onderschreven. In overleg met de medezeggenschap van DJI zullen hierover afspraken worden gemaakt. Deze kwestie heeft overigens geen relatie met de plannen om de DJI-Pool structureel in te bedden binnen DJI.
2. Reduceer de «span of control» van de functiebegeleider van de DJI-poolers. Naast de drie al aanwezige functiebegeleiders is inmiddels een vierde functiebegeleider aangesteld, waarmee de span of control van de afzonderlijke functiebegeleiders substantieel is gereduceerd.
3. Ontlast de afdelingshoofden zodanig dat informatie-uitwisseling met vreemdelingentoezichthouders onder andere door regelmatig werkoverleg geborgd is. 7. Ontlast de afdelingshoofden zodanig dat de afdelingshoofden niet vooral op basis van incidenten contact hebben met de bewoners. Zoals in het onderzoeksrapport reeds is vermeld, wordt het belang van informatie-uitwisseling door de betrokken afdelingshoofden onderkend en waren zij al voornemens hier verbetering in aan te brengen. Door herstructurering van de portefeuilleverdeling is de belasting van de afdelingshoofden meer evenredig geworden. Inmiddels is geborgd dat er vast wekelijks afdelingsoverleg plaatsvindt. Daarnaast overleggen de afdelingshoofden tweewekelijks met de unitmanager van G4S en met de functiebegeleider over personeelsaangelegenheden. Om de informatieuitwisseling verder te bevorderen wordt inmiddels afdelingsgebonden gewerkt.
4. Verbeter het inkomst- en plaatsingsproces door meer stabiliteit te brengen in het team van de inkomstafdeling. Ook op de inkomstenafdeling wordt inmiddels gewerkt met een vast team. Het verantwoordelijke afdelingshoofd werkt actief aan de stabiliteit van het team.
5. Vervang versleten matrassen. De matrassen zijn in juli vervangen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 24 587, nr. 188
3
6. Draag zorg voor serviesgoed dat niet de sporen van eerder gebruik vertoont. Serviesgoed dat niet meer voldeed is inmiddels vervangen door materiaal van een betere kwaliteit. Bij binnenkomst van nieuwe bewoners wordt kapot of vies serviesgoed altijd direct vervangen. Verder start er een proef met gebruik van porseleinen serviesgoed. Overigens hadden de sporen van eerder gebruik waarover in het rapport wordt bericht, betrekking op onjuist gebruik in de magnetron. De bewoners werden en worden attent gemaakt op een juist gebruik van de magnetron.
8. Maak de huisregels zodanig onbelemmerd beschikbaar en zodanig toegankelijk dat de bewoners op de hoogte zijn van hun rechten en plichten. 11. Draag zorg voor een betere bekendheid van de rol en functie van de commissie van toezicht bij zowel vreemdelingentoezichthouders als bewoners. De huisregels zijn op alle afdelingen beschikbaar in Nederlands, Engels, Duits, Frans en Arabisch. Om hen nog toegankelijker te maken worden zij binnenkort in geplasticifeerde vorm in de recreatieruimten van alle afdelingen gelegd. Uitleg van de huisregels vormt een vast onderdeel van de intake van nieuwe bewoners. Dit geldt eveneens voor het bestaan en de functie van de commissie van toezicht en de maandcommissaris. Een en ander wordt ook vastgelegd in het intakeformulier dat wordt ondertekend door de betrokken vreemdeling. Hiermee is gewaarborgd dat alle bewoners over hun rechten en plichten worden geïnformeerd.
9. Draag zorg voor een eensluidende handhaving van de huisregels door de vreemdelingentoezichthouders opdat de bewoners geen willekeur ondervinden. Binnen de ruimte die de huisregels bieden dienen de vth’ers in de bejegening zoveel mogelijk op een persoonlijke wijze om te gaan met de afzonderlijke bewoners. Dat mag vanzelfsprekend echter niet leiden tot willekeur in de bejegening. In de aansturing van de vth’ers door de afdelingshoofden is dit daarom een nadrukkelijk aandachtspunt. Waar bewoners zo’n willekeur toch zouden ervaren, kunnen zij zich uiteraard wenden tot het afdelingshoofd of de maandcommissaris.
10. Creëer een juridisch loket om de onzekerheid bij de bewoners tot het minimum te beperken als het gaat om hun rechtspositie. 24. Creëer de mogelijkheid en draag zorg voor de gelegenheid voor een reguliere informatie-uitwisseling over de bewoners tussen de vreemdelingentoezichthouders en de terugkeerfunctionarissen enerzijds gericht op de omstandigheden tijdens het verblijf in bewaring en anderzijds gericht op de omstandigheden na vertrek. Het is van belang dat de bewoners duidelijk en zo volledig mogelijk worden geïnformeerd over hun rechtspositie, opdat zo min mogelijk onzekerheid daarover bestaat. Zoals hiervóór is gesteld, gebeurt dit standaard ten aanzien van de huisregels en de commissie van toezicht. Deze laatste heeft juist mede tot taak de bewoners over hun (interne) rechtspositie te informeren. In de informatiebehoefte van de gedetineerde vreemdelingen wordt verder voorzien door veelvuldige contactmogelijkheden met de terugkeerfunctionaris. Deze vervult een centrale rol in het ondersteunen van betrokkenen bij het afsluiten van het verblijf in Nederland en al wat daarmee samenhangt. Voor nadere vragen kan de vreemdeling zich richten tot zijn piketadvocaat, die hij standaard krijgt toegewezen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 24 587, nr. 188
4
Hiernaast zal de Terugkeerorganisatie, die momenteel in oprichting is, op alle locaties waar vreemdelingenbewaring plaatsvindt, een functionaris positioneren die zorgdraagt voor de activiteiten en de afstemming met de ketenpartners rondom de daadwerkelijke terugkeer van de vreemdeling. Daartoe behoort ook het motiveren van betrokkene om aan dit proces mee te werken. De leden van de SP-fractie vragen hier in het bijzonder naar. Op deze wijze is voldoende voorzien in de informatieverstrekking aan de gedetineerde vreemdelingen en is er geen praktische meerwaarde aan het daarenboven creëren van een juridische loketfunctie.
12. Tref geluidsisolerende voorzieningen opdat de bewoners ongestoord kunnen telefoneren. Op alle afdelingen zijn nieuwe, geluidwerende kappen over de telefoons aangebracht.
13. Draag zorg voor een meer uitgebreide rapportage over het gedrag van de bewoners ten behoeve van een betere voortgangscontrole en om problematisch gedrag en klachten beter te kunnen volgen. Het opstellen van uitgebreide gedragsrapportages is een specifieke deskundigheid die niet behoort tot de competentie van vreemdelingentoezichthouders. Ten aanzien van de signalering van problemen en zorgbehoefte van bewoners vervullen de verpleegkundigen een centrale rol in het detentiecentrum. Mede om deze redenen zijn deze in zeer ruime mate aanwezig op de boot. Zie overigens mijn reactie op aanbevelingen 14 en 15 hierna.
14. Voorkom onderdiagnostiek en onderbehandeling van bewoners bij psychosociale problematiek. 15. Verbeter de continuïteit in de huisartsenzorg ten behoeve van de kwaliteit van de indicatiestelling door de huisarts. Voor de psychosociale zorg is de vaste basisformatie inmiddels verhoogd naar 1,5 fte. Er is echter geen afgebakend aantal maximum uren inzet bepaald; inhuur vindt plaats op basis van gebleken behoefte zoals geïndiceerd door de huisarts. Deze is vijf dagen per week van 09.00 uur tot 12.00 uur aanwezig. Daarnaast is een spoedarts 24 uur per dag, 365 dagen per jaar oproepbaar. Mede ter signalering van psychische problemen van bewoners zijn verpleegkundigen van de medische dienst zeven dagen per week van 07.30 uur tot 22.00 uur op de boot aanwezig. Dit is substantieel langer dan in een reguliere penitentiaire inrichting. Zoals in het onderzoeksrapport wordt aangegeven vormen juist de verpleegkundigen de spil in de – continuïteit van de – zorg. Om deze continuïteit verder te waarborgen worden binnenkort, in overleg met de betrokken Forensisch Psychiatrische Dienst, twee vaste psychologen aangesteld. Op de vraag van de leden van de VVD-fractie naar het tweewekelijks multidisciplinair overleg kan ik antwoorden dat de psycholoog hier niet standaard aan deelneemt maar dat de functionaris van de medische dienst zorgdraagt voor de informatieverschaffing tussen het multidisciplinair overleg en de psycholoog. De psycholoog neemt wel wekelijks deel aan het Structureel Zorg Overleg. Deelname van de psycholoog aan het multidisciplinair overleg in reguliere penitentiaire inrichtingen is evenmin standaard maar afhankelijk van de specifieke doelgroep of regime.
16. Verruim de capaciteit van de extra zorgafdeling in overeenstemming met de noodzakelijke behoefte. Naast de afdeling van 18 plaatsen in het Uitzetcentrum Rotterdam Airport, is inmiddels tevens een bijzondere-zorgafdeling van 24 plaatsen gereali-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 24 587, nr. 188
5
seerd in het detentiecentrum Zeist, ten behoeve van alle detentiecentra. Hiermee is de capaciteit voor bijzondere zorg, conform hetgeen de ISt en RSJ in hun rapport stellen, meer dan verdubbeld.
17. Het is wenselijk om, in overleg met de gedetineerdencommissie, het assortiment van de winkel uit te breiden met verse producten als fruit en groente. Bij de dagelijkse verschaffing van (koelvers)maaltijden door de inrichting worden altijd zuivelproducten, groente en vers fruit aangeboden. Nog bezien wordt de toepasbaarheid van andere (ruimere) winkelsystemen op de detentieboten.
18. Maak het mogelijk dat de bewoners toegang hebben tot een uitgebreider boekenbestand, woordenboeken en juridische naslagwerken. Het boekenbestand is inmiddels substantieel uitgebreid. Via de bibliotheekcentrale worden ook buitenlandse kranten beschikbaar gesteld.
19. Creëer de mogelijkheid dat de bewoners wekelijks aan lichamelijke oefening kunnen doen met behulp van fitnessapparatuur. Aan deze aanbeveling zal uitvoering worden gegeven door het omvormen van enkele zespersoonskamers op de boot tot fitnessruimte. In de huidige situatie, waarbij het detentiecentrum Schiphol-Oost nog buiten gebruik is en nieuwe locaties voor vreemdelingenbewaring nog niet zijn opgeleverd, is dit om capaciteitsredenen echter nog niet mogelijk. Binnen enkele maanden zullen deze fitnessruimten wel zijn gerealiseerd.
20. Tref een luchtvoorziening ten behoeve van de OBS-afdeling opdat het verblijf hierin kan worden aangemerkt als verblijf in de buitenlucht. De penitentiaire regelgeving bevat geen eisen waaraan de luchtvoorziening van een observatie-afdeling moet voldoen. Het verblijf in de huidige luchtruimte van deze afdeling kan zeker worden aangemerkt als verblijf in de buitenlucht. Het is niet mogelijk om op de boot zelf een andersoortige voorziening te realiseren.
21. Formaliseer en faciliteer de gedetineerdencommissie. Op de boot is een gedetineerdencommissie aanwezig. Gelet op de veelal korte verblijfsduur van de vreemdelingen vinden niet telkens verkiezingen plaats maar nemen de reinigers zitting in de commissie. Zij zijn goed op de hoogte van wat er leeft onder de bewoners. Er vindt zeswekelijks overleg plaats met de directie. Daarbij wordt door de directie ook de mogelijkheid van vooroverleg geboden.
22. Draag zorg voor de borging van een technisch volledige bruikbaarheid van de veiligheidsvoorzieningen en voor de handhaving en naleving van de instructies dienaangaande, in het bijzonder als het gaat om de detectiepoort. Deze aanbeveling verwijst naar de constatering dat de «piepers», ofwel de personenzoekinstallatie (PZI) niet altijd allemaal functioneren. In de publicatie in Vrij Nederland werd dit aangegeven. De piepers worden intensief gebruikt, het is derhalve niet ongebruikelijk dat zij soms defect raken. Defecte piepers worden ter reparatie aangeboden; om dan in vervanging te voorzien zijn 50 extra piepers aangeschaft. Het is de verantwoordelijkheid van de vreemdelingentoezichthouder zelf om de pieper op werking te
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 24 587, nr. 188
6
controleren bij aanvang van de dienst. Men wordt hier ook nadrukkelijk op gewezen. Waar het gaat om het «piepvrij» door de detectiepoort gaan van personeel bij het betreden van de inrichting, is het toezicht op een strikte naleving hiervan inmiddels verscherpt.
23. Laat calamiteitenoefeningen regelmatig plaatsvinden. Sinds februari 2006 vindt periodiek een gecombineerde (gedeeltelijke) ontruimings-, brand- en BHV-oefening plaats, beurtelings op de detentieboten Reno en Stockholm. De maandelijkse oefening op 27 maart is niet doorgegaan vanwege de onrust onder de bewoners als gevolg van de media-aandacht naar aanleiding van de publicatie in Vrij Nederland. Het toch uitvoeren van de oefening zou grote beheersmatige problemen hebben veroorzaakt. Sedertdien hebben in de periode april tot en met juli vier geplande oefeningen gewoon doorgang gevonden. De oefening voor augustus vindt in week 35 plaats. Voor september (week 39) is een grote oefening in samenwerking met alle hulpdiensten gepland. Naast deze frequente oefeningen is in de afgelopen maanden op alle werkdagen standaard bij het ochtendoverleg met het executieve personeel gesproken over het handelen in geval van calamiteiten. De onderwerpen variëren daarbij. Brand is een vast terugkerend thema, evenals bijvoorbeeld een ongeval, explosiegevaar, ordeverstoring etcetera. In antwoord op een vraag van de leden van de VVD-fractie kan daarmee worden gesteld dat de structurele aandacht voor brandbestrijding bij het personeel voldoende is gewaarborgd. Meer in het algemeen kan in reactie op de vraag van de VVD-fractie worden geantwoord dat in het rapport van de ISt en de RSJ werd geconcludeerd dat de bewoners op correcte en respectvolle wijze door het personeel wordt bejegend. Ik heb sedertdien geen signalen ontvangen dat deze situatie gewijzigd zou zijn. De leden van de CDA-fractie vragen voorts naar de reden van het verschil in opleiding tussen G4S-personeel en DJI-poolers. Zij vragen of het zinvol is te overwegen aan beide categorieën dezelfde opleiding aan te bieden. De leden van de VVD-fractie achten het onwenselijk dat de werving, selectie en opleiding van vreemdelingentoezichthouders geheel buiten de Tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen plaatsvindt. Zij vragen voorts of er voor wat betreft de inzet van twee categorieën personeelsleden inzicht is in de werkwijze binnen de andere (vreemdelingen)detentievoorzieningen en of de gang van zaken op de detentieboot uitzonderlijk is. Zowel de DJI-poolers als de medewerkers van G4S ontvangen de voor de functie gewenste opleiding. DJI-poolers volgen daartoe de specifieke basisberoepsopleiding van 7 weken aan het eigen Opleidingsinstituut van DJI. De G4S-medewerkers dienen in het eerste dienstjaar het beveiligingsdiploma 2 (MBO) te behalen en ontvangen daarnaast als aanvulling een 7-daagse opleiding rechts- en wetskennis en de 2-daagse opleiding Praktische Penitentiaire Oriëntatie van het Opleidingsinstituut van DJI. Niet alleen bepaalt DJI t.a.v. de medewerkers van G4S de eisen en criteria waaraan de opleiding voor vth’er moet voldoen, de opleiding zelf wordt zoals eerder opgemerkt deels aanvullend verzorgd door het eigen Opleidingsinstituut van DJI. Deze situatie geldt ten aanzien van alle detentiecentra waar zowel DJI-poolers als G4S-personeel werkzaam zijn. Met alle maatregelen is een bedrag gemoeid van circa € 500 000,– structureel. Dit betekent dat de kostprijs per persoon per dag toeneemt met ongeveer € 2,–. Tot slot stellen verschillende fracties vragen over de verblijfsduur op de detentieboot in relatie tot het gevoerde regime en de verblijfsomstandigheden. De leden van de PvdA vragen of ik de zienswijze van de RSJ over
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 24 587, nr. 188
7
de verblijfsduur deel. Zij vragen voorts wat mijn uitleg is van «menswaardig» en of de situatie op de detentieboot ook menswaardig was voordat de verbeteracties in gang werden gezet. De leden van de CDA-fractie vragen of in het regime rekening wordt gehouden met gevallen waarin het land van herkomst niet meewerkt aan de uitzetting. De leden van de VVD vragen of er grote landelijke verschillen zijn tussen voorzieningen voor vreemdelingenbewaring en wat daarin de standaard dient te zijn. Zij vragen voorts naar het gevoerde regime in geval van een langere verblijfsduur. De leden van de SP betwijfelen of het wel mogelijk is om mensen op een humane manier te detineren op boten en vragen of de omstandigheden niet sterk verbeterd moeten worden. Het regime dat op de detentieboot Stockholm wordt gevoerd is formeel een regime van beperkte gemeenschap zoals dat in een regulier huis van bewaring regel is. Het regime voldoet daarmee aan de eisen zoals neergelegd in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Waar het gaat om de uren dat men buiten de cel verblijft, is het regime op de Stockholm – evenals in de overige detentiecentra – zelfs beduidend ruimer dan de Pbw vereist en in huizen van bewaring gebruikelijk is. Naar de termen van de toepasselijke wetgeving kan dus worden gesteld dat het regime alleszins menswaardig is. De ISt en RSJ komen ook niet tot een andere conclusie in hun onderzoeksrapport. Dat het regime qua invulling van activiteiten sober van karakter is, doet daaraan niet af maar hangt samen met de kernfunctie van de vreemdelingenbewaring, waarin de voorbereiding van het vertrek van betrokkene uit Nederland centraal staat. Primair op reïntegratie gerichte activiteiten zoals onderwijs en arbeid passen hier minder goed bij. Dat verschillende verbeteracties in gang zijn gezet dient niet te worden begrepen als een aanwijzing dat het regime als zodanig niet menswaardig of anderszins onder de maat was, maar dat in de uitvoering nog zaken kunnen worden verbeterd. Dit is in het onderhavige geval niet wezenlijk anders dan ten aanzien van de reguliere doorlichtingsrapporten die de Inspectie voor de Sanctietoepassing over penitentiaire inrichtingen uitbrengt en waarin zij aanbevelingen doet voor verbetering. De Inspectie voor de Sanctietoepassing kan voorts besluiten tot een vervolgonderzoek om vast te stellen in hoeverre haar aanbevelingen in de praktijk ook worden uitgevoerd. Inzake de detentieboot Stockholm heeft zij inmiddels aangegeven een vervolginspectie te zullen inplannen. De leden van de VVD-fractie vroegen om deze toezegging. Het ligt tot slot niet in de rede om de verblijfsduur op de Stockholm te maximeren. Dit is immers bij geen enkele penitentiaire inrichting met een regime van beperkte gemeenschap het geval. Als de regimevoering conform de toepasselijke regelgeving plaatsvindt, is aan de aanvaardbare verblijfsduur in zo’n regime geen bovengrens verbonden. De mate van medewerking van het land van herkomst aan de terugkeer van de vreemdeling heeft geen invloed op het toegepaste regime. Zoals ik al in mijn brief van 24 mei heb aangegeven, zou zo’n maximum1 bovendien specifiek ten aanzien van de vreemdelingenbewaring waar het gaat om de bereidwilligheid van betrokkene om mee te werken aan diens terugkeer, een verkeerd signaal afgeven. Dit laat onverlet dat bij het opleggen van een bewaringsmaatregel steeds moet worden beoordeeld of sprake is van zicht op uitzetting. Indien dit niet – langer – het geval is, dient de bewaring in beginsel te worden opgeheven. Dit wordt ook periodiek door de rechter getoetst. De Minister van Justitie, J. P. H. Donner
1
Nota bene: het gaat niet om de maximumduur van de vreemdelingenbewaring.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 24 587, nr. 188
8