Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1990-1991
19637
Vluchtelingenbeleid
Nr. 78
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 5 maart 1991 Hierbij ontvangt u, conform het verzoek van de vaste Commissie voor Justitie', een verslag van de ministeriële conferentie over migratie van Oost– naar West Europa, die op 24 en 25 januari j.l. te Wenen werd gehouden. De Staatssecretaris van Justitie, A. Kosto
1
Samenstelling: Leden: Haas-Berger (PvdA); Stoffelen (PvdA); Gualthérie van Weezel (CDA); V A. M. van der Burg (CDA); Schutte (GPV); Krajenbrink (CDA); Korthals (VVD); Wiebenga (VVD); Laning-Boersema (CDA); Vermeend (PvdA), Brouwer (Groen Links); Kohnslamm (D66); Wolffensperger (D66), ondervoorzitter; Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter; Van Traa (PvdA); Soutendijk-van Appeldoorn (CDA); Van de Camp (CDA); Biesheuvel (CDA), Korthals Altes (VVD); Koffeman (CDA); Kalsbeek– Jasperse (PvdA); M. Zijlstra (PvdA), M. M van der Burg (PvdA). Plv. leden Stemerdink (PvdA); Apostolou (PvdA); Tegelaar Boonacker (CDA); De Hoop Scheffer (CDA); J T. van den Berg (SGP); Koetje (CDA); Dijkstal (VVD); Koning (VVD); Van der Heijden (CDA), Schoots (PvdA); Sipkes (Groen Links); Scheltema-de Nie (D66); Groenman (D66); Van der Vaart (PvdA); Middel (PvdA); Bijleveld-Schouten (CDA); Doelman-Pel (CDA); Hillen (CDA); Rempt-Halmmans de Jongh (VVD), Vreug– denhil (CDA); Leerling (RPF); Van Nieuwen– hoven (PvdA); Jurgens (PvdA).
112795F ISSN0921 7371 SDU uitgeverij 's Gravenhage 1991
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 19 637, nr. 78
Verslag van de ministeriële conferentie over migratie van Oost– naar West-Europa, 24 en 25 januari 1991 te Wenen 1. Inleiding: achtergrond en oogmerk conferentie Een klein jaar geleden, tijdens de buitengewone vergadering van het Comité van Ministers van de Raad van Europa te Lissabon in maart 1990, heeft de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken Mock het initiatief genomen tot het organiseren van een ministeriële conferentie in het kader van de Raad van Europa over migratie van Oost– naar West-Europa. Aanleiding tot het organiseren van de conferentie vormde de toenemende immigratiedruk vanuit Oost-Europa, ten gevolge van het versoepelen van de uitreisbepalingen in die landen enerzijds en de aldaar heersende sociaal-economische crisis anderzijds. Vooral de Middeneu– ropese landen worden als eerste met de gevolgen van deze migratiedruk geconfronteerd. Doel van de conferentie was het aangeven van oplos– singsrichtingen voor de Oost-West migratieproblematiek, samen met de Oosteuropese landen. Voor de conferentie waren behalve de lidstaten van de Raad van Europa, ook uitgenodigd de Sovjet-Unie, Polen, Tsjecho-Slowakije, Roemenie, Bulgarije, Joegoslavie en Albanië alsmede Canada, de Verenigde Staten en Australië. Albanië, de Verenigde Staten en Australië namen als waarnemer aan de conferentie deel. Daarnaast waren afgevaardigden aanwezig van de Europese Commissie, de UNHCR, de IOM, de ILO, de ECE, de EFTA en de OESO. Nederland was vertegen– woordigd door de Staatssecretarissen Dankert en Kosto. 2. Verloop conferentie Tijdens de conferentie benaderden de Oosteuropese en de Westeu– ropese landen de migratieproblematiek vanuit een verschillende invalshoek. Dit bleek ook uit de samenstelling van de delegaties. Waar de Oosteuropeanen veelal vertegenwoordigd waren door bewmdslieden van sociale zaken en werkgelegenheid, waren de Westeuropeanen vertegen– woordigd door bewindslieden van justitie, binnenlandse of europese zaken. Van de kant van de Oosteuropese deelnemers werd duidelijk de grote behoefte aan economische ondersteuning naar voren gebracht. Genoemd werd onder meer hulp bij het opzetten van een infrastructuur voor een markteconomie, leningen, buitenlandse investeringen en joint ventures. Daarnaast werd ook gerefereerd aan een behoefte aan deskun– digheidsbevordering: stage, scholing– en managementtrainingen. Door het ondersteunen van de sociaal-economische ontwikkeling in de Oosteuropese landen zou verdere emigratie uit die landen moeten worden voorkomen, aldus de Oosteuropese sprekers. Deze steun zou ook een verdere brain-drain voorkomen. De Oosteuropeanen hielden voorts een pleidooi voor gereguleerde arbeidsmigratie voor bepaalde tijd van Oost naar West. Hiertoe zou een juridisch kader moeten worden geschapen, bijvoorbeeld door het afsluiten van speciale overeenkomsten. Een aantal Oosteuropese landen stelde te willen toetreden tot de Raad van Europa en/of het Verdrag van Genève uit 1951 en het protocol van New York uit 1967 (o.a. Polen en Roemenië). Het vermelden waard is de uiteenzetting van de delegatie uit de Sovjet-Unie over de aard en achtergrond van de immigratie vanuit dat land. Volgens de spreker werd zijn land geconfronteerd met een betrek– kelijk nieuw verschijnsel, te weten arbeidsmigratie. Deze vorm van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 19 637, nr. 78
migratie zou samenhangen met de liberalisering van het uitreisverkeer in de Sovjet-Unie en het feit dat sinds kort de keuze van arbeid is vrijge– laten. De verwachting werd uitgesproken dat er potentieel 6 tot 8 miljoen Sovjet-burgers in dit kader zouden willen emigreren. Concreet zouden 1,5 tot 2 miljoen mensen op korte termijn aanstalten maken om te emigreren. De Westeuropese landen spraken zich positief uit over het democrati– seringsproces zoals dat zich in Oost-Europa lijkt te voltrekken De oniangs verworven vrijheid te reizen binnen Europa werd in dit verband toegejuicht. Hierbij werd echter duidelijk aangegeven dat de situatie in de Westeuropese landen geen immigratie voor langere duurtoelaat. Veel Westeuropese landen waren de mening toegedaan dat in de eerste plaats de oorzaken en achtergronden van de immigratie uit Oost-Europa moeten worden aangepakt. Hiertoe zou het democratiseringsproces in Oost-Europa moeten worden gestimuleerd en de sociaal-economische ontwikkeling ondersteund. Daarnaast is door de Westeuropese landen aangedrongen op maatregelen om illegale immigratie tegen te gaan. In dit verband is genoemd het bevorderen van vrijwillige terugkeer van illegale immigranten en het afsluiten van terug– en/of overname-overeen– komsten. 3. Inbreng Nederlandse delegatie Door de Nederlandse delegatie werd een tweesporenbeleid bepleit ten aanzien van de migratieproblematiek vanuit Oost-Europa (zie bijlage 1)1. Dat wil zeggen een preventief beleid, gericht op ondersteuning van het democratiseringsproces en de bevordering van de sociaal-economische ontwikkeling, geflankeerd door een beleid gericht op het tegengaan van illegale immigratie. Vooropgesteld werd dat het hervormingsproces in Oost-Europa door de Nederlandse Regering wordt toegejuicht, alsmede de daaruit voort– vloeiende vrijheid om te reizen binnen Europa. Voorzover deze vrijheid van reizen past binnen het Nederlandse toelatingsbeleid wordt dit aange– moedigd. Vrijheid van reizen betekent echter geen automatisch recht op vestiging. Waar migratie uit Oost-Europa niet past binnen het huidige toelatingsbeleid, wordt deze als ongewenst beschouwd en zal deze moeten worden tegengegaan.
Ter inzage gelegd op de bibliohteek.
Ter stimulering van de sociaal-economische ontwikkeling in Oost-Europa zal de Nederlandse Regering intensief blijven participeren in reeds bestaande multi– en bilaterale hulpprogramma's. een bijzonder onderdeel van de bilaterale hulpprogramma's vormen specifieke maatre– gelen gericht op deskundigheidsbevordering, scholing en training voor Oost-europeanen. De mogelijkheden hiertoe zullen nader worden bestu– deerd. Daarnaast zal de Nederlandse Regering een voorlichtingscam– pagne opzetten, om een duidelijk en realistisch beeld te schetsen van de Nederlandse samenleving in het algemeen en het toelatingsbeleid in het bijzonder. Dit om hooggespannen verwachtingen over de kansen en mogelijkheden om in Nederland een nieuw bestaan op te bouwen, weg te nemen. Tenslotte heeft de Nederlandse Regering zich geïnteresseerd betoond in een monitoring– en informatiesysteem over het verloop van de migratie binnen Europa. Een dergelijk systeem kan belangrijke gegevens opleveren voor de beleidsontwikkeling ten aanzien van migratie. Als mogelijke maatregelen om illegale immigratie tegen te gaan werd door de Nederlandse delegatie onder meer genoemd het afsluiten van terug en/of overname-overeenkomsten. De conferentie in Wenen bood volgens de Nederlandse delegatie een goede gelegenheid om een dialoog te starten op dit punt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 19 637, nr. 78
Tijdens de conferentie heeft Nederland aandacht gevraagd voor de positie van minderheden en zigeuners. De nieuwe dialoog en samen– werking met Oost-Europa ten aanzien van de migratieproblematiek schept gezamenlijke verantwoordelijkheden voor hun positie. Voorkomen moet worden dat deze groep in het nieuwe «Europese Huis» op drift raakt en van land tot land wordt gestuurd. De Nederlandse delegatie heeft daarom haar bereidheid uitgesproken een expert-conferentie over zigeuners te organiseren, om zo in het kader van de Raad van Europa te komen tot een open internationale gedachtenwisseling over de zigeu– nersproblematiek. De Nederlandse delegatie deed de suggestie om voor de concrete follow-up de Raad van Europa (bijvoorbeeld het CDMG) te kiezen en voor een dialoog met Oost-Europa over migratieproblematiek de CVSE. 4. Uitkomsten conferentie Tijdens de conferentie is een slotdocument aangenomen (zie bijlage 2)2. Dit document heeft voornamelijk een declaratoir karakter en bindt de partijen dus niet. In de preambule is een adhesiebetuiging opgenomen aan de mensenrechtenverdragen en het Verdrag van Genève. Vervolgens is een verwijzing naar het CVSE-proces opgenomen, waarbij duidelijk is aangegeven dat de vrijheid van reizen binnen Europa geen vrijheid van vestiging kan impliceren. Voorts wordt het belang van het aanpakken van de oorzaken en achtergronden van migratie beschreven. In het operationele gedeelte worden de deelnemende landen allereerst opgeroepen te overwegen zich aan te sluiten bij de bestaande mensenrechtenverdragen alsmede het Verdrag van Genève, de laatste zonder geografische beperkingen. In de tweede plaats wordt de wens uitgesproken het immigratiebeleid beter op elkaar af te stemmen op basis van onderlinge solidariteit en hiertoe een dialoog te starten. In de derde plaats wordt een aantal meer concrete aanbevelingen gedaan die liggen in de preventieve sfeer en op het gebied van de handhaving. In de vierde en laatste plaats wordt de follow up geregeld. Hoewel het slotdocument van de conferentie voornamelijk declaratoir van aard is, biedt het een goede basis om de migratieproblematiek binnen Europa op gemeenschappelijke wijze aan te pakken. Op de confe– rentie is een dialoog gestart met Oost-Europa op het gebied van immigratie alsmede een samenwerkingsproces in gang gezet. Het succes van de dialoog zal mede afhangen van de wijze waarop inhoud wordt gegeven aan de follow up van de conferentie. Een belangrijk punt is voorts dat naast de bestrijding van illegale immigratie ook de noodzaak wordt ingezien van een preventief beleid. 5. Verdere voortgang Een goede follow up werd door alle deelnemers aan de conferentie als belangrijk ervaren. Na afloop van de conferentie zijn hieromtrent afspraken gemaakt. Tijdens een vervolgbijeenkomst in het kader van de Raad van Europa, in maart te Straatsburg, zal met name worden bezien welke van de in het slotdocument voorgenomen activiteiten kunnen worden ondergebracht in bestaande bilaterale en multilaterale fora.
Ter inzage gelegd op de bibliohteek
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 19 637, nr. 78
In de Interdepartementale Stuurgroep Immigratie (ISI) wordt besproken op welke wijze Nederland het beste inhoud kan geven aan de aanbevelingen die in het slotdocument zijn geformuleerd. Daarnaast worden binnen het ministerie van Justitie voorbereidingen getroffen voor de organisatie van een expert-conferentie over de zigeunerproblematiek.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 19 637, nr. 78