Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1997–1998
22 112
Ontwerprichtlijnen Europese Commissie
Nr. 94
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 24 oktober 1997 Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij zes fiches aan te bieden, die werden opgesteld n.a.v. het overleg door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen. Deze kwam op 8 oktober jl. bijeen om zich een eerste oordeel te vormen van voorstellen die vanuit Brussel aan de lidstaten werden toegezonden. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, M. Patijn
KST24882 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 22 112, nr. 94
1
1. «Aanvullende pensioenen in de interne markt» een Groenboek. Nummer van het Commissie-document: Publicatieblad: Voor onderhandelingen eerstverantwoordelijke Ministerie:
COM(97)283 SZW en FIN
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het groenboek wil reacties uitlokken van onder meer de lidstaten over een mogelijk hernieuwde poging van de Commissie tot het realiseren van: – de vrijheid van dienstverlening voor instellingen met betrekking tot administratie en beheer van aanvullende pensioenregelingen (banken, beleggingsinstellingen, verzekeraars); – vrijheid van kapitaalverkeer, met uitzondering van de nationale maatregelen met betrekking tot activa van pensioenfondsen uit hoofde van bedrijfseconomisch toezicht; – het formuleren van toezichtsregels op pensioenfondsen onder erkenning van de eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inrichting van hun sociale zekerheidsstelsels; – het wegnemen van belemmeringen voor het vrije verkeer van personen op het gebied van aanvullende pensioenen, onder andere met betrekking tot de overdraagbaarheid; – wegnemen van belemmeringen op het gebied van de directe belastingen met betrekking tot aanvullende pensioenen die een barrière kunnen vormen voor het vrije verkeer van personen en het vrij verlenen van diensten. implementatieperiode af te ronden.
Subsidiariteitstoets, deregulering: Aangezien het hier een groenboek betreft en er nog geen concrete voorstellen worden gedaan is de subsidiariteit hier nog niet aan de orde. Wel kan nu reeds het volgende worden gesteld: Vrijheid van dienstverlening en vrijheid van kapitaalverkeer behoren tot de fundamentele vrijheden uit het EG-Verdrag (artikel 59 respectievelijk 73B). Hierbij is echter tot nu toe, om redenen van bedrijfseconomisch toezicht, een uitzondering gemaakt voor pensioenfondsen. Hoewel het vrije verkeer van werknemers in grensoverschrijdende situaties betekenis heeft voor de aanvullende pensioenen, kan worden betwijfeld of artikel 48–51 EG-Verdrag een voldoende rechtsbasis biedt voor maatregelen die de inrichting van de aanvullende pensioenen raken, toch een primaire verantwoordelijkheid van de sociale partners. Een terughoudende opstelling is hier op zijn plaats.
Consequenties voor de nationale rechtsorde en beleid c.q. lagere overheden: N.v.t. 2. Mededeling van de Commissie betreffende de financiële diensten: het vertrouwen van de consument versterken. Follow-up van het Groenboek «Financiële diensten: voldoen aan de verwachtingen van de consument». Nummer van het Commissie-document: Publicatieblad: Voor onderhandelingen eerstverantwoordelijke Ministerie:
COM(97)309 FIN
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het betreft een mededeling van de Commissie, waarin een overzicht wordt gegeven van de resultaten van de discussie over het in mei 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 22 112, nr. 94
2
verschenen Groenboek van de Commissie «Financiële diensten: voldoen aan de verwachtingen van de consument». Daarnaast kondigt de Commissie een aantal initiatieven aan als vervolg op die discussie. Het betreft voorstellen tot richtlijnen (verkoop op afstand van financiële diensten, motorrijtuigenverzekering voor bezoekers), onderzoek naar de noodzaak tot een richtlijn (niet-erkende financiële tussenpersonen), de bijwerking van bestaande richtlijnen (tussenpersonen in verzekeringen, consumentenkrediet), de opstelling van gedragscodes (voorlichting van en verhaalmogelijkheden voor consumenten), het bijwerken en aanvullen van een aanbeveling (nieuwe betaalmiddelen), en toezicht op de situatie op nationaal niveau (buitensporige schulden, toegang tot financiële diensten).
Subsidiariteitstoets, deregulering: N.v.t.; aangezien het een mededeling betreft. Wel kan al worden gezegd dat in het kader van de voltooiing van de Interne Markt in het verleden een groot aantal richtlijnen betreffende financiële diensten zijn aangenomen. De Commissie had vanuit dat oogpunt daartoe ook de bevoegdheid. Op dit moment is de Interne Markt voor Financiële Diensten grotendeels voltooid. Nederland is van oordeel dat de regelgeving tevens voldoende is om ook de belangen van de consument te beschermen. Voorzover dat nog niet het geval zou zijn, geeft Nederland er de voorkeur aan eerst te kijken of nationale oplossingen mogelijk zijn. Uiteraard zal, bij het verschijnen van de concrete commissievoorstellen, ieder voorstel afzonderlijk worden getoetst op subsidiariteit.
Consequenties voor de nationale rechtsorde en beleid c.q. lagere overheden: Vooralsnog n.v.t. 3. Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad betreffende gedragsregels voor geautomatiseerde boekingssystemen. Nummer van het Commissie-document: Publicatieblad: Voor onderhandelingen eerstverantwoordelijke Ministerie:
COM(97)246 97/C267/11 V&W
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het voorstel betreft de herziening van de huidige verordening inzake gedragsregels voor computerreserveringssystemen (CRS). De CRS-regels beogen een neutrale, niet-discriminatoire behandeling te waarborgen van alle luchtvaartmaatschappijen, waarvoor CRS-ondernemingen boekingen verrichten en informatie over vluchten, prijzen e.d. tonen. De belangrijkste voorgestelde wijzigingen zijn: – aanscherping verplichtingen reisbureaus (met het doel een minimum aan vertrouwen in de niet-discriminatoire aard van de aan de consument verschafte informatie te creëren en de luchtvaartmaatschappijen tegen de gevolgen van onrechtmatige of onjuiste boekingen te beschermen); – uitbreiding van de werkingssfeer tot spoorvervoer (voorstel om railvervoerexploitanten de mogelijkheid te bieden hun reisinformatie eveneens op de CRS-beeldschermen voor luchtvervoerdiensten te laten opnemen, zodat de reiziger de voor- en nadelen van de aangeboden diensten kan vergelijken); – aanscherping van de regels inzake door maatschappijen en reisbureaus te betalen tarieven, inclusief bepalingen over het voorkomen van «valse boekingen».
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 22 112, nr. 94
3
Subsidiariteit, deregulering: Positief. De eerste EU-gedragscode voor geautomatiseerde boekingssystemen is op 24 juli 1989 door de Raad goedgekeurd en had betrekking op de voornaamste mededingingskwesties die zich rond die tijd op de CRS-markt voordeden (in 1993 zijn deze gewijzigd teneinde duidelijkheid te scheppen en tevens rekening te houden met ontwikkelingen in de bedrijfstak).
Consequenties voor de nationale rechtsorde en beleid c.q. lagere overheden: Géén 4. Witboek over de van de richtlijn betreffende de arbeidstijd uitgesloten sectoren en activiteiten. Nummer van het Commissie-document: Publicatieblad: Voor onderhandelingen eerstverantwoordelijke Ministerie:
COM(97)334 SZW
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het doel van het witboek is ervoor te zorgen de beste oplossing te vinden om de veiligheid en de gezondheid te regelen, in verband met de arbeidstijden, van de werkenden die momenteel zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn arbeidstijden (93/104/EEG). Het witboek is tevens ter advisering aangeboden aan de sociale partners. Daarnaast kunnen anderen vóór 31 oktober a.s. op de voorstellen reageren. Het witboek bevat drie delen. Het eerste deel geeft een beschrijving van de actuele situatie. Het tweede belicht de mogelijke oplossingen, en het derde deel geeft de weg aan die de Commissie wil gaan volgen, onder voorbehoud van de opmerkingen die naar aanleiding van het witboek gemaakt gaan worden. Het witboek is mede opgesteld naar aanleiding van een informele consultatieronde bij de sociale partners over een werkdocument van de Commissie. De evaluatie uit deel een leidt tot drie conclusies: – er bestaat een veiligheids- en gezondheidsprobleem voor de uitgesloten sectoren, dat moet worden opgelost; – er is geen reden de «niet-mobiele» werknemers anders te behandelen dan degenen die reeds onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen; – teneinde te bewerkstelligen dat minimale arbeidsomstandigheden zijn gewaarborgd gelden de regels van de richtlijn voor alle werknemers en is er geen reden voor uitzonderingen. Om het probleem te regelen stelt de Commissie dat er vier wegen mogelijk zijn (deel twee en drie), te weten: – een niet-bindende benadering; – een zuiver sectoriële benadering; – een gedifferentieerde benadering; – een zuiver horizontale benadering.
Subsidiariteit, deregulering: Niet van toepassing omdat het witboek geen concrete voorstellen bevat. Wel kan worden gesteld dat op basis van artikel 118A de Gemeenschap bevoegd is voorstellen te doen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 22 112, nr. 94
4
Consequenties voor de nationale rechtsorde en beleid c.q. lagere overheden: N.v.t. 5. Voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake veiligheidseisen en vakbekwaamheidsattesten voor cabinepersoneel in de burgerluchtvaart. Nummer van het Commissie-document: Publicatieblad: Voor onderhandelingen eerstverantwoordelijke Ministerie:
COM(97)382 97/C263/04 V&W
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het voorstel bevat: – geharmoniseerde opleidingseisen ten behoeve van cabinepersoneel met veiligheidsfuncties; – het vereiste dat de opleidingen en opleidingsorganisaties formeel door de nationale burgerluchtvaartautoriteit moeten worden erkend; – de verplichting tot het afnemen van een toets door daartoe gekwalificeerd personeel; – de verplichte afgifte van vakbekwaamheidsattesten; – straffen voor overtreders.
Subsidiariteit, deregulering: Nederland heeft zijn twijfel ten aanzien van de noodzaak voor communautaire regelgeving. Binnen JAA (Joint Aviations Authority)kader bestaat reeds regelgeving op dit terrein. Het commissievoorstel betekent een uitholling van de JAR-OPS (Joint Aviation Requirements – Operational, dit zijn technische eisen).
Consequenties voor de nationale rechtsorde en beleid c.q. lagere overheden: Uitbreiding van de luchtvaartwetgeving met de materiële vereisten van de richtlijn. Aangezien in artikel 10 (De lidstaten stellen de stelsels van straffen van toepassing op overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn aangenomen nationale bepalingen vast en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de tenuitvoerlegging van deze straffen te verzekeren. De aldus vastgestelde straffen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.) strafbepalingen worden voorzien, is aanpassing van de Luchtvaartwet noodzakelijk. De opzet van een erkenningsbeleid van opleidingsinstituten en van een geordend systeem van vakbekwaamheidsattesten. De voorgestelde implementatietermijn van 1 april 1998 is, gezien de wijze van implementatie en het feit dat behandeling waarschijnlijk niet meer onder Luxemburgs voorzitterschap plaatsvindt, niet haalbaar.
Consequenties voor de EG-begroting in ECU (per jaar): Niet bekend gemaakt in het voorstel.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 22 112, nr. 94
5
6. Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad betreffende de ontwikkeling en de consolidatie van de democratie en de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Nummer van het Commissie-document: Publicatieblad: Voor onderhandelingen eerstverantwoordelijke Ministerie:
COM(97)357 97/C282/11 BZ
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Commissie beoogt met het voorstel: a. een kader te presenteren voor de samenwerking met ontwikkelingslanden op het gebied van mensenrechten en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat (artikel 130 U, lid 2); en b. een juridische grond te creëren voor activiteiten en uitgaven op dit terrein, waarvan er overigens reeds een groot aantal plaatsvinden (begrotingshoofdstuk B7–70, ingesteld door het EP in 1994). De verordening legt vast onder welke voorwaarden met bepaalde soorten partners uit de lidstaten en/of de ontvangende landen kan worden samengewerkt. Belangrijke aandachtsvelden zijn: – bevorderen van burgerlijke en politieke rechten; – bevorderen en versterken van de rechtsstaat; – ondersteunen/waarnemen van verkiedingen (P.M. op de begroting); – bewustmaking; – bestrijding van discriminatie; – stimuleren van «good governance»; – bestrijden van corruptie; – conflictpreventie; – steun aan een aantal met name genoemde doelgroepen.
Subsidiariteitstoets/deregulering: Uitgangspunt is dat deze positief is voorzover het activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking betreft, die kunnen worden gebaseerd op artikel 130U. Voorzover de verordening activiteiten regelt, die buiten dat kader vallen, blijven de lidstaten echter bevoegd.
Consequenties voor de nationale rechtsorde en beleid c.q. lagere overheden: N.v.t. Consequenties voor de EG-begroting in ECU (per jaar): 75–80 MECU. Dit bedrag staat reeds op de begroting (begrotingshoofdstuk B7–70). Onderhavig voorstel heeft tot doel deze uitgaven van een juridische basis te voorzien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 22 112, nr. 94
6