Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1998–1999
21 501-02
Algemene Raad
Nr. 269
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 29 oktober 1998 Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij het verslag van de Algemene Raad d.d. 26/27 oktober 1998 te doen toekomen. De Minister van Buitenlandse Zaken, J. J. van Aartsen
KST31765 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1998
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 269
1
Verslag van de Algemene Raad d.d. 26/27 oktober 1998 Agenda 2000
Pre-toetredingsinstrumentarium De Algemene Raad bevestigde nog eens de hoge prioriteit die gehecht wordt aan de pre-accessie strategie. De Raad bereikte voorts politieke overeenstemming over de nieuwe pre-toetredingsinstrumenten en het coördinatie-mechanisme. Slechts op het punt van de hoogte van de EU-bijdrage aan nieuwe projecten bleef verschil van mening bestaan. De zich aftekenende politieke consensus zal echter pas in een definitief akkoord worden vertaald op het moment dat over het gehele pakket van Agenda 2000 overeenstemming is bereikt. Het nieuwe instrumentarium betreft: a een uitbreiding van Phare (van 1 miljard naar 1,5 miljard Euro op jaarbasis), ten behoeve van institutionele opbouw en investeringen; b het structuurbeleid, «ISPA» (1 miljard Euro per jaar), voor investeringen in vervoers-infrastructuur en milieu; en c het landbouwbeleid, «SAPARD» (0,5 miljard Euro per jaar), voor modernisering van de agrarische sector. De Raad kwam overeen dat, na de eerste toetredingen, een herverdeling van de restfondsen zal plaatsvinden over de kandidaat-lidstaten die nog niet zijn toegetreden. De Raad zal met gekwalificeerde meerderheid een separaat besluit over een herverdeling nemen. Er zal geen sprake zijn van overheveling van pre-toetredingsfondsen naar andere categorieën. Dit is in lijn met de Nederlandse inzet. De criteria bij re-allocatie van pre-toetredingsmiddelen zijn, mede op instigatie van Nederland, verruimd. Niet alleen zal de behoefte van de nog niet toegetreden kandidaten een rol spelen, maar daarnaast zal rekening worden gehouden met absorptiecapaciteit, inclusief de administratieve en bestuurlijke mogelijkheden tot verwerking van additionele fondsen. Aan de Nederlandse wensen dat de lidstaten voldoende zeggenschap dienen te hebben bij de coördinatie van de pre-toetredingsinstrumenten en dat het coördinatiemechanisme zo pragmatisch en efficiënt mogelijk moet zijn, is voor een belangrijk deel voldaan. Er komt één coördinerend Comité, binnen het Phare-Beheerscomité. Daar zal de afstemming tussen de pre-toetredingsinstrumenten plaatsvinden. Voorts garanderen de overeengekomen managementprocedures in de Phare-, ISPA- en SAPARD-Beheerscomités voldoende zeggenschap voor de lidstaten bij de aansturing en invulling van het pre-accessie instrumentarium. Mede door toedoen van Nederland zijn grenzen gesteld aan het EU-financieringspercentage bij de toekenning van pre-accessie steun. Veertien lidstaten konden zich vinden in het compromis dat uitgaat van maximaal 75 % EU-steun en 85 % in uitzonderingsgevallen. De Raad heeft aangedrongen op een verduidelijking wanneer sprake zal zijn van een uitzonderingsgeval.
Commissierapport over de Eigen Middelen De Commissie presenteerde bij monde van Commissievoorzitter Santer het rapport over het functioneren van de Eigen Middelen. Het rapport is een jaar vervroegd opdat het betrokken kan worden bij de onderhandelingen over het toekomstige financiële kader. De heer Santer merkte op dat de informele vergadering van staatshoofden en regeringsleiders in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 269
2
Pörtschach heeft bevestigd dat de onderhandelingen over Agenda 2000 in maart 1999 afgerond moeten worden. Commissaris Liikanen gaf aan dat het rapport uitwijst dat het Eigen Middelensysteem tot nu toe goed heeft gewerkt. De afdrachten zijn meer in overeenstemming met het relatieve BNP van de lidstaten. Het begrip nettopositie is aanvechtbaar, maar het is duidelijk dat de nettoposities van een aantal lidstaten duidelijk zijn verslechterd en in sommige gevallen zelfs slechter zijn dan die van het VK in 1984. Aan de andere kant zijn er lidstaten met een hoger inkomen per hoofd dan het VK die toch minder betalen dan het VK. De heer Liikanen merkte tenslotte op dat de drie opties die het rapport noemt ter verzachting van excessieve nettoposities, namelijk – afdrachten baseren op BNP, met geleidelijke reductie VK-compensatie, – gedeeltelijke nationale cofinanciering van het GLB, – invoeren van een algemeen correctiemechanisme, slechts opties zijn en geen voorstellen. Conform het voorstel van het Voorzitterschap zal bespreking van het rapport plaatsvinden tijdens de volgende Algemene Raad op 9 en 10 november a.s. Aan het Coreper wordt gevraagd de bespreking voor te bereiden. Nu werd volstaan met een ronde van eerste reacties op het rapport. Een grote zuidelijke lidstaat kon zich moeilijk voorstellen dat de Commissie als hoedster van het Verdrag dit rapport gemaakt had en bestreed de juridische houdbaarheid ervan. De aandacht in het rapport is volgens deze lidstaat eenzijdig gericht op de positie van vier lidstaten en hun voorstel voor aanpassing. Het voorstel van drie zuidelijke lidstaten wordt daarentegen marginaal behandeld. De optie van nationale cofinanciering van het Landbouwbeleid betekent een breuk met de Europese solidariteit. Lidstaten kunnen niet tot nationale cofinanciering gedwongen worden aangezien het verplichte EU-uitgaven betreft. Cofinanciering bij Structuurfondsen vindt wel plaats, maar dat zijn vrijwillige uitgaven. De afspraak van Fontainebleau over de mogelijkheid van een correctie van excessieve begrotingslasten is niet meer actueel, volgens deze lidstaat; de bij die gelegenheid gecreëerde compensatieregeling voor het Verenigd Koninkrijk moet afgeschaft worden. Andere zuidelijke lidstaten voegden hieraan toe dat een correctiemechanisme uitzondering moet blijven en dat een algemeen correctiemechanisme en compensatie via de EU-uitgaven ten nadele van de arme lidstaten zal zijn, hetgeen indruist tegen de gewenste solidariteit. De lidstaten die grote nettobetaler zijn spraken zich positief uit over het rapport. Ik heb met instemming geconstateerd dat de Commissie nu eindelijk erkent dat er sprake is van budgettaire onevenwichtigheden en dat Nederland een grote nettobetaler is. Voor dit probleem moet een oplossing gevonden worden. Vervolgens heb ik de drie hoofdlijnen van de Nederlandse inzet gerecapituleerd (uitgaven stabiliseren, nettobegrenzer, «faire share» uit de structuurfondsen). Tenslotte heb ik de Commissie verzocht om op korte termijn aan te geven hoe de nieuwe Financiële Perspectieven er uitzien indien zij worden gebaseerd op reële nulgroei, met een sobere begroting 1999 als vertrekpunt. Het is evident dat het VK niet wenst af te zien van de bestaande compensatieregeling en zijn ontvangsten te pover vindt. Een andere grote lidstaat acht nationale cofinanciering van het GLB en een algemeen correctiemechanisme onbespreekbaar; correctie van onevenwichtigheden moet louter via de uitgavenzijde van de begroting plaatsvinden. Lidstaten met een nettopositie dichter bij evenwicht stelden zich behoudend op; twee van hen stelden het onjuist te vinden dat de administratieve uitgaven zijn toegerekend.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 269
3
Verschillende lidstaten onderstreepten het belang van beleidshervormingen en voortgezette budgetdsipline. EU-uitbreiding De Algemene Raad nam kennis van het voortgangsrapport van het Voorzitterschap waarin de voorbereidingen van de toetredingsonderhandelingen uiteen wordt gezet. De ministeriële Intergouvernementele Conferenties (IGC’s) met Polen, Hongarije, Tsjechië, Slovenië en Cyprus worden gehouden op 10 november 1998. De Gemeenschappelijke Posities over de zeven eerste hoofdstukken (wetenschap & onderzoek, telecommunicatie & informatietechnologie, onderwijs & training, cultuur & audiovisueel, industriebeleid, midden- en kleinbedrijf en gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid) zullen daartoe door de Algemene Raad van 9 november a.s. worden besproken en vastgesteld. De IGC’s van 10 november a.s. worden voorbereid door IGC’s op ambassadeursniveau op 29 oktober 1998. Pörtschach De Voorzitter van de Algemene Raad lichtte de Raad in over de resultaten van de informele ontmoeting van Staatshoofden en Regeringsleiders in het Oostenrijkse Pörtschach op 24/25 oktober jl. Uw kamer ontving reeds eerder een separaat verslag over deze informele Top. Zuid-Afrika Commissaris Pinheiro heeft de Raad verslag gedaan van zijn ontmoeting van 24 oktober jl. met de Zuid-Afrikaanse Minister van Handel, Erwin. Beide onderhandelaars hebben tijdens de ontmoeting nog eens de uitstaande kwesties geïnventariseerd. Het belangrijkste obstakel op weg naar een akkoord is nog steeds het tijdschema van een tariefafbraak in zowel de industrie- als in de landbouwsector. Met name de landbouwsector vormt hierbij het probleem. Daarnaast moeten partijen nog nader tot elkaar komen in de aparte akkoorden voor de visserij en wijn. Ook de kwestie van de opname van een terug- en overname clausule is nog niet bevredigend opgelost. De Commissie zal een alomvattend pakket met compromis-voorstellen voorbereiden. Vervolgens is van 16–20 november a.s. een nieuwe onderhandelingsronde voorzien. Op 2–3 december zullen Commissaris Pinheiro en Minister Erwin dan mogelijk laatste kwesties trachten op te lossen, zodat tijdens de Algemene Raad van 7 december a.s. een verdragstekst gepresenteerd kan worden. Nederland heeft tijdens de Raad nogmaals benadrukt dat er snel een akkoord moet komen dat voldoet aan de vereisten van WTO-conformiteit, asymmetrie en evenwichtige verdeling van de concessies. De voorstellen van de Commissie zullen aan de hand van deze criteria worden getoetst. Westelijke Balkan
Kosovo De Algemene Raad nam conclusies en een verklaring aan over Kosovo. In de conclusies wordt, behalve aan Kosovo, tevens aandacht besteed aan de onderdrukking van de vrije media in de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ), de Europese waarnemersmissie (ECMM), Montenegro, Bosnië en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 269
4
Albanië. De verklaring heeft betrekking op de humanitaire situatie in Kosovo, naleving van de door OVSE en NAVO met de FRJ gesloten overeenkomsten, naleving van Veiligheidsraadsresoluties 1160, 1199 en 1203, de Kosovo Verificatie Missie (KVM) en de onderhandelingen over een politieke oplossing. De Commissarissen Van den Broek en Bonino gaven een presentatie over de humanitaire situatie. Aan de hand van een notitie die de Commissie op verzoek van de Algemene Raad van 5 oktober jl. had opgesteld, schetsten zij een beeld van de nijpende situatie waarin veel vluchtelingen en ontheemden zich nog steeds bevinden. Het aantal mensen dat in de open lucht bivakkeert neemt af, maar zonder een zeer snelle voorziening voor de nog resterende 10 à 20 000 personen tekent een drama zich af. Van den Broek en Bonino onderstreepten het cruciale belang van de veiligheid, zowel voor de ontheemden als voor de hulpverleners. Zonder veiligheid geen terugkeer of politieke verbetering; een snelle ontplooiing van de KVM is daarom essentieel. De Commissie kan die veiligheid niet garanderen, maar spant zich tot het uiterste in voor noodhulp en reconstructie. Ik heb erop gewezen dat de inspanningen van de NAVO om Belgrado onder druk te zetten essentieel zijn, niet alleen wat betreft de naleving van het eerder deze maand bereikte akkoord, maar ook wat betreft de hulpverlening. Terwijl o.a. Nederland het accent in de verklaring op naleving door de FRJ-regering wilde leggen, meenden enkele andere lidstaten dat de tekst m.b.t. naleving van de kant van de Kosovaren moest worden aangescherpt. Het Voorzitterschap concludeerde daarop dat met een algemene referte aan de VR-resoluties kon worden volstaan. Tijdens de Raad bevestigden de verschillende lidstaten hun eerder aangekondigde personele bijdragen aan de KVM. Het Voorzitterschap gaf aan dat de VS bereid is aan de opzet van de KVM een door de EU te benoemen Senior Deputy toe te voegen. De speciale vertegenwoordiger van het Voorzitterschap, Petritsch, gaf in de Raad een overzicht van de stand van zaken m.b.t. een politieke oplossing. Petritsch werkt op dagelijkse basis samen met VS Ambassadeur Hill. Deze wordt ondersteund door twee Amerikaanse juristen. Petritsch gaf aan dat aan Kosovaarse zijde ook de oppositie in de gesprekken wordt betrokken. Hij verwacht dat komende twee weken voortgang kan worden geboekt. Niettemin was Hill volgens Petritisch teleurgesteld over een gesprek op 23 oktober jl. met UCK-vertegenwoordigers. In dit verband waarschuwde Petritisch voor de gevolgen van een eventueel NAVO-ingrijpen. Het UCK mag geen gelegenheid worden geboden om misbruik te maken van de omstandigheden, aldus Petritisch. De inschatting van Petritsch dat een interimakkoord nog maar het begin zal zijn van een lang proces werd gedeeld. Verschillende ministers gaven het vredesproces in Kosovo weinig kans zolang zich geen daadwerkelijke democratie ontwikkelt in de FRJ. Uit recente maatregelen tegen de media blijkt dat de tendens in de FRJ negatief is. De druk op Milosevic moet dan ook hoog blijven. Ik heb ervoor gepleit de uitspraken van de Algemene Raad van 5 oktober jl. over de effectiviteit van de bestaande sanctiemaatregelen van de EU tegen de FRJ te herhalen. Niet alle ministers waren het echter eens met zo’n aanscherping van de desbetreffende passage in de conceptverklaring. Het Voorzitterschap hield daarom vast aan de gekozen formulering.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 269
5
Albanië Italië informeerde de Algemene Raad over de Albanië-conferentie die op 30 oktober a.s. in Tirana zal plaatsvinden. Het land vroeg in dit verband aandacht voor de volgende punten: – operationele maatregelen voor de komende zes maanden in een aantal sectoren (o.a. de grondwet);verbetering van de openbare orde (verantwoordelijkheid Albanese regering; steun van internationale gemeenschap); – defensie: bijdrage van Albanië aan de vermindering van regionale spanningen; versterking NAVO-aanwezigheid; – corruptie: verhoging EU-inspanning in de strijd tegen de corruptie, o.a. door intensivering van de douane-ondersteuning; – institutionele versterking; – op peil houden van het engagement van de internationale financiële instellingen. Met het oog op intensivering van de politietraining en -advisering in WEU-kader in Albanië verzocht de Algemene Raad het Voorzitterschap voor de Raad van 9 november een voorstel voor te bereiden (evt. d.m.v. een verzoek aan de WEU op basis van artikel J.4.2 Verdrag van Maastricht). Midden-Oosten Vredesproces De Raad heeft een verklaring goedgekeurd, waarin de Europese Unie stelt zeer verheugd te zijn over de ondertekening in Washington op 23 oktober jl. van het Wye River-Memorandum tussen Premier Netanyahu en Voorzitter Arafat. De Unie dringt voorts aan op een spoedige tenuitvoerlegging van de overeenkomst. In de verklaring wordt tenslotte gesteld dat ook de Europese Unie een grote bijdrage kan leveren aan het succes van het vredesproces. De EU is vastbesloten haar rol ten volle te blijven spelen, en ook haar aanzienlijke economische en technische bijstand aan de Palestijnse bevolking voort te zetten, in het vertrouwen dat Israël zijn verantwoordelijkheden nakomt bij het scheppen van de voorwaarden voor economische ontwikkeling.De Raad zal op 9 november as. een nadere bespreking wijden aan het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Birma De Raad wijdde een uitgebreid debat aan de gemeenschappelijke positie inzake Birma, die wederom voor zes maanden verlengd diende te worden. Verschillende lidstaten waren van mening dat, gezien de politieke ontwikkelingen in Birma in de afgelopen maanden, de gemeenschappelijke positie niet alleen verlengd diende te worden, maar ook aangescherpt. Daartoe waren door het Voorzitterschap verschillende opties geformuleerd, zoals uitbreiding van de visumrestricties, een sport- en cultuurboycot, een verbod op het leveren van diensten aan het Birmese regime door dienstverleners uit de EU, een verbod op het doen van nieuwe investeringen in Birma en het tegenhouden van leningen voor Birma in de internationale financiële instellingen. In de discussie werd een koppeling gelegd met de kwestie van de Birmese deelname aan de EG-ASEAN Joint Committee. Hoewel Birma geen partij is bij EG-ASEAN overeenkomst, is ASEAN van mening dat Birma (dat wel lid is van ASEAN) toch op een of andere manier bij de bijeenkomst van de EG-ASEAN Joint Committee aanwezig zou moeten kunnen zijn. Daartoe zijn door Thailand modaliteiten geformuleerd, nl. geen officiële status voor de Birmese delegatie en geen spreekrecht. Nederland gaf in de discussie aan van mening te zijn dat de situatie in Birma een substantiële verscherping van de gemeenschappelijk positie,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 269
6
inclusief economische sancties rechtvaardigde. Een klein aantal lidstaten sloot zich bij de Nederlandse interventie aan. De overige delegaties wilden op dit moment echter niet verder gaan dan aanscherping van de visumrestricties, door deze uit te breiden tot transitvisa en tevens de groep mensen waarop de visumrestricties van toepassing zijn uit te breiden. De Raad besloot derhalve de gemeenschappelijke positie te verlengen en aan te scherpen door middel van een verbod op transitvisa en uitbreiding van de toepassing tot alle leden van de SPDC en het militaire apparaat en hun families, en tot functionarissen werkzaam in de toerisme sector. Het verbod op het uitgeven van transitvisa is zeker geen lege huls, omdat het juist de enkele lidstaten treft die de effectieve werking van de visumrestricties tot dusverre ondermijnden door dit type visum nog wel af te geven. Nederland gaf daarbij aan het hierboven verwoorde besluit wel het minimum te vinden om akkoord te gaan met de voorgestelde modaliteiten voor de EU-ASEAN Joint Committee, en tevens verdere verscherping van de gemeenschappelijke positie in de toekomst wederom op te zullen brengen, indien de ontwikkelingen in Birma daartoe aanleiding zouden geven. Diversen
– Malta Italië hield een pleidooi voor een snelle afronding en presentatie door de Commissie van een herzien avis inzake de toetredingsaanvraag van Malta. Juist omdat er dwarsverbanden bestaan met andere dossiers en omdat de Maltese wetgeving reeds grotendeels in lijn is met het acquis, bepleitte Italië dat het toetredingsproces van Malta zo spoedig mogelijk zou beginnen, te weten tijdens de Europese Raad van Wenen. Het Voorzitterschap gaf in reactie aan erop te vertrouwen dat de Commissie te gelegener tijd een herzien avis zou presenteren. Dan zal de Algemene Raad het onderwerp verder bespreken.
– Algerije Minister Schüssel deed kort verslag van de recente ministeriële Trojkaontmoeting met Algerije. Deze was zeer succesvol geweest. Algerije heeft zich bereid verklaard opnieuw met de Commissie besprekingen te voeren over het Euro-Mediterraan associatieverdrag. EU-GCC Samenwerkingsraad En marge van de Algemene Raad kwam op 27 oktober de 8e Gezamenlijke Raad bijeen van de GCC-landen en de EU-lidstaten. Op economisch gebied benadrukten de GCC-ministers dat ernst wordt gemaakt met de opzet van een GCC-Douaneunie. Zij vroegen de EU alles in het werk te stellen om al in 1999 de GCC-EU onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord af te kunnen sluiten. Van EU-zijde is er nog eens aan herinnerd dat de inwerkingtreding van een vrijhandelsakkoord voor wat de EU betreft afhankelijk is van de daadwerkelijke totstandkoming van een GCC-Douaneunie. Tevens werd tijdens de Raad van beide zijden aandacht geschonken aan actuele handelsconflicten. Zo maakt de GCC bezwaar tegen een EU-heffing op aluminium-import uit de Golf, en werd van EU-zijde bezwaar gemaakt tegen het feit dat Saudi-Arabië uiteenlopende prijzen hanteert voor petrochemische producten van verschillende producenten uit binnendanwel buitenland (zgn. «double pricing»). Over de thema’s mensenrechten en terrorisme werd tijdens het diner van gedachten gewisseld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 269
7
Van EU-zijde werd daarbij melding gemaakt van de in Europa levende bezwaren tegen de doodstraf. Van GCC-zijde werd benadrukt dat de Golfstaten de waarde van universele mensenrechten erkennen, maar dat anderzijds buiten Europa religieuze en culturele opvattingen bestaan die men in Europa niet altijd op hun eigen merites lijkt te willen beschouwen. 4e Associatieraad EU-Bulgarije En marge van de Algemene Raad vond eveneens op 27 oktober 1998 de vierde Associatieraad EU-Bulgarije plaats. De pre-toetredingsstrategie van Bulgarije stond centraal. Bulgarije was positief over de collectieve acquis-screening die met de «pre-ins» heeft plaatsgevonden. Dit wordt door het land gezien als een teken van de inclusiviteit van het EU-uitbreidingsproces. Daarnaast werd ingegaan op het Nationale Programma voor de overname van het Acquis (NPAA). De aandacht ging daarbij uit naar de succesvolle macro-economische stabilisatie en de structurele hervormingen in Bulgarije. Tenslotte werd van Bulgaarse zijde benadrukt dat het land maatregelen getroffen heeft om het visumbeleid in lijn te brengen met het EU-beleid. De Commissie erkende dat Bulgarije grote vorderingen heeft gemaakt en op het goede spoor zit. Toch moeten de werkzaamheden geïntensiveerd worden. Dit geldt met name op het terrein van certificering, fiscaal beleid, interne markt, JBZ-onderwerpen, milieu, nucleaire veiligheid en energie. Ook ging de Commissie in op de herstructurering van de staalindustrie. De EU wacht een ontwerp-herstructureringsplan voor de staalindustrie af, alvorens goedkeuring te verlenen aan steunverlening voor deze sector. Voorts werd gesproken over de economische crisis in Rusland, de situatie in Kosovo en regionale samenwerking. De crisis in Rusland had volgens Bulgarije geen directe invloed op zijn economie aangezien minder kredieten beschikbaar worden gesteld voor opkomende markten in de hele regio. Wel was sprake van enige indirecte invloed doordat sprake was van enig wantrouwen t.o.v. nieuwe opkomende markten. Met betrekking tot de situatie in Kosovo, dankte de EU voor het evenwichtige optreden van Bulgarije. Vaststelling agenda/Transatlantisch Economisch Partnerschap Het onderwerp Transatlantisch Economisch Partnerschap (TEP) was op het laatste moment van de agenda verwijderd. Alleen Nederland had aan het Voorzitterschap aangegeven daarmee problemen te hebben. Bij de goedkeuring van de agenda heb ik daarom gezegd schrapping van dit onderwerp te betreuren. Daarbij gaf ik aan dat, hoewel de besprekingen met de VS over de invulling van het gezamenlijk actieplan nog niet zijn afgerond, de Algemene Raad een inhoudelijk debat over het TEP niet uit de weg moet gaan. De betrekkingen tussen de EU en de VS zijn van een dermate groot belang dat een discussie op politiek niveau voor de hand had gelegen. Het is aan de Algemene Raad die discussie te voeren, zowel vanwege zijn bevoegdheden op handelspolitiek terrein als vanwege zijn algemeen coördinerende functie. EU-SADC ministeriële vergadering Dit onderwerp werd door de Raad niet besproken. Het stond als A-punt op de agenda. De Raad ging akkoord met het ontwerp-communiqué voor de EU-SADC ministeriële vergadering behoudens de paragrafen betreffende de politieke situatie in de SADC-regio en stemde in met afronding van de paragrafen betreffende de politieke situatie tijdens de Senior Officials Meeting direct voorafgaand aan de ministeriële bijeenkomst. Dit werd nodig geacht om het communiqué zo actueel mogelijk te maken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 21 501-02, nr. 269
8