Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1981-1982
2
Rijksbegroting voor het jaar 1982
17100 Hoofdstuk XIII Departement van Economische Zaken
Nr. 132
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 25 juni 1982 De vaste Commissie voor Economische Zaken1 heeft op 10 juni 1982 in een openbare vergadering met de Minister van Economische Zaken mondeling overleg gevoerd over de stand van zaken met betrekking tot de Maatschappij tot Exploitatie van Stork Ketelbouw (MESK) en de daarmee verband houdende ontwikkelingen inzake het programma van ombouw tot en nieuwbouw van kolengestookte centrales. Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Inleiding van de Minister
' Samenstelling: M. Bakker (CPN), Van der Spek (PSP), Van Dis (SGP), Epema-Brugman (PvdA) voorzitter, Van der Hek (PvdA), Van Amelsvoort (CDA), Van Aardenne (VVD), Smit-Kroes (VVD), Engwirda (D'66), Van Muiden (CDA), Braams (VVD), Jacobse (VVD), Dijkman (CDA), Beckers-de Bruijn (PPR), Wöltgens (PvdA), Van der Linden (CDA), Spieker (PvdA), Gerritse (CDA), ondervoorzitter, Moor (PvdA), Van lersel (CDA), Zijlstra (PvdA), Mateman (CDA), Veldhuizen (D'66), Wallage (PvdA), Dekker (D'66).
2 vel
Ter inleiding van het overleg zette de Minister uiteen dat de totstandkoming van de MESK aanzienlijk trager verloopt dan aanvankelijk mocht worden verwacht. Als aanwijsbare oorzaken van deze vertraging noemde de bewindsman allereerst de noodzaak hier zeer zorgvuldig te werk te gaan, hetgeen, gelet op de complexiteit van de aangelegenheid, tijd kost. In dat verband maakte de Minister melding van de Nederlandse deelneming aan het Kalkarproject. Voorkomen moet worden dat de MESK een zekere erfenis meekrijgt, die voortvloeit uit de desbetreffende contractuele verplichtingen. In de tweede plaats constateerde de Minister dat de basis waarop de MESK zou moeten functioneren helaas versmald is. Ter illustratie van de zekere spanning waaronder het (om)bouwprogramma voor kolengestookte centrales op dit moment staat vermeldde de bewindsman de twijfels over de ombouw van de centrale te Borssele (de desbetreffende order was overigens bedoeld voor De Schelde en niet voor de MESK) en de problemen gerezen ter zake van de aanbesteding van de Dordtse centrale. Afgezien daarvan zou de goedkeuring van de Europese Commissie in de eerstkomende tijd wel eens problemen kunnen gaan opleveren, terwijl er zich ook moeilijkheden voordoen rond het tot stand te brengen convenant. Als laatste vertragende factor noemde de Minister het uitstel van de bestelling van de centrale voor de Vereinigte Deutsche Elektrizitatswerke (VEW). Inmiddels zijn de statuten van de MESK al wel voltooid en ook door de belanghebbende partijen goedgekeurd. De openingsbalans per 1 januari 1982, waarmee de financiële verzelfstandiging ten opzichte van Stork Hengelo een feit wordt, is opgesteld en goedgekeurd door de externe accountant, alsmede door de NIB. De Stichting Onafhankelijke Stem, die
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100 hoofdstuk XIII, nr. 132
1
zoals bekend een aandelenpakket zal verkrijgen ter grootte van f 10 min., zal op het gewenste moment kunnen worden opgericht. Er zal nog een zogenaamde uittredingsovereenkomst moeten worden gesloten tussen de MESK enerzijds en VMF-Stork anderzijds, o.a. ter regeling van de activiteitenafbakening, de over te dragen projecten, de huurovereenkomst van de gebouwen en de terreinen, de dienstverleningsovereenkomst voor wat betreft de centrale afdelingen, etc, de overdracht van octrooien, licenties, know-how overeenkomsten. Ook dat vergt tijd. De Minister wees erop dat de mededelingen in de pers, als zou Brussel bezwaar maken, al daarom onjuist zijn, omdat de desbetreffende herstructureringsmaatregel nog niet officieel bij de Europese Commissie is aangemeld. Eerst als hier het groene 'icht kan worden gegeven voor deze operatie zal de officiële melding uitgaan. Aan instemming van de Europese Commissie met deze maatregel zei de Minister overigens niet te twijfelen. De gemeente Dordrecht heeft nog geen definitief besluit genomen over de aanbesteding van de nieuwte bouwen centrale. Op dit moment overweegt men de mogelijkheid van aanbesteding van de totale order bij Siemens Nederland, waarbij de MESK als onderaannemer zou optreden. Op zich zelf behoeft die constructie niet te leiden tot minder activiteiten van de MESK dan was voorzien. Ten tijde van de discussie over de herstructurering van de grote centraleketelbouw in december 1981 ging men nog uit van een bouwprogramma voor de eerstkomende vijf jaar van in totaal 3000 MW, te verdelen over de MESK en De Schelde. Aan dat programma wordt op dit moment geknabbeld. Hield men toen nog rekening met een uitbreiding van het warmtekrachtvermogen van 2000 MW, en met 1100 MW-uitbreiding als gevolg van de stadsverwarming, de besluitvorming ondervindt thans stagnatie vanwege onzekerheid over onder meer de vraag van de al of niet opleving van de economie en daarmee van de vraag naar elektrisch vermogen en over de prijs van de olie. Daarbij wees de Minister op het belang van de verhouding tussen de prijs van kolen enerzijds en die van olie anderzijds. Dat alles is niet bevorderlijk voor een snelle totstandkoming van de MESK. Met betrekking tot het convenant herinnerde de Minister aan de bedoeling het zwaartepunt van de activiteiten na ongeveer vijf jaar naar Hengelo te verleggen. Het functioneren van de MESK, nadat de ketel voor de Dordtse centrale zal zijn gebouwd, hangt mede af van de vraag of dat convenant goed werkt. Gezien de conflicterende belangen van Vlissingen (De Schelde) en Hengelo (Stork) was al te voorzien, dat de totstandkoming van het convenant de nodige voeten in de aarde zou hebben. Hierna kwam de Minister te spreken over de stand van zaken met betrekking tot de (om)bouw van centrales. Uit een onlangs door hem met de Samenwerkende Elektriciteitsproduktiebedrijven in Nederland (SEP) gevoerd gesprek blijkt dat de SEP de bouw van de centrale in Dordrecht, de ombouw van de centrale op de Maasvlakte en de ombouw van de centrale in Buggenum aan de Maas (in Limburg) als zekerheden aanneemt. Over de ombouw van de centrale in Borssele is de SEP echter veel minder positief gestemd. Tot voor kort berekende men de kosten van de ombouw op f 1700 per kW. Dit levert een aanzienlijk verschil op met de kosten geraamd voor de ombouw van de centrales in Buggenum en op de Maasvlakte, te weten f1200 per kW. Nieuwe berekeningen komen uit op een kostprijs van f1400 a f 1500 per kW, een nog steeds hoog bedrag, hetgeen voornamelijk te wijten is aan de ongunstige infrastructuur van Vlissingen, waar het gaat om aanlanding van kolen. Een beslissing over de centrale in Borssele is nog niet genomen. Duidelijk is dat men ter zake zeer terughoudend is. Het feit dat de VEW-order is uitgesteld heeft vanzelfsprekend ook consequenties voor de orderportefeuille voor de komende jaren, zonder dat die consequenties als dramatisch moeten worden betiteld.
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100 hoofdstuk XIII, nr. 132
2
De Minister verklaarde in het energiebeleid voor de langere termijn, dat hij in hoofdlijnen aan de vaste kamercommissie hoopte te ontvouwen op 24 juni a.s., intensief aandacht te zullen besteden aan het bevorderen van de inspanningen op het gebied van warmte/krachtkoppeling. De voor de grootverbruikers van elektriciteit tot stand te brengen regeling zal die inspanningen dan ook niet mogen ontmoedigen. Uitgaande van de nagenoeg zekere ombouw van de Maasvlaktecentrale en van die in Buggenum en de bouw van een nieuwe centrale in Dordrecht mag toch een aanzienlijke orderstroom worden verwacht, zeker als die gepaard gaat met vergrote warmtekrachtinspanningen. Aldus concludeerde de bewindsman, die zich over het uiteindelijke succes van de MESK daarom optimistisch toonde. Gekomen aan het einde van zijn inleidend betoog deelde hij mee voornemens te zijn druk uit te oefenen op betrokken partijen om sneller tot een beslissing te komen, in het geval rond 1 juli a.s. nog onvoldoende vooruitgang zou zijn geboekt met de ontwikkeling ter voorbereiding van het van start gaan van de MESK. Vragen en opmerkingen uit de commissie De heer Gerritse (C.D.A.) informeerde wat zich in de afgelopen tijd nu feitelijk heeft voorgedaan met betrekking tot het eigenlijke convenant en welke moeilijkheden zich daarbij hebben gemanifesteerd. Voorts zou dit lid graag nader worden ingelicht over de concrete voornemens ten aanzien van het kolenombouwprogramma, dit mede in verband met de beleidsvoornemens op het punt van de elektriciteitstoevoer voor grootverbruikers. Kan de Minister, zo luidde een derde en laatste vraag, ingaan op de door hem aangestipte kwestie van de kostprijs per KW en de normen die in dat verband worden gehanteerd? Wie maakt die normen, waarop zijn die normen gebaseerd en wie hanteert die normen? De heer Jacobse (V.V.D.) kreeg graag meer duidelijkheid over de kolenprijs. Deze spreker maakte in dat verband melding van de enerzijds gehoorde geruchten over onvoorziene stijging met consequenties voor kolenvergassingsprojecten en van anderzijds door RSV op dit moment met het kolengraafproject ondervonden problemen, die juist het gevolg zouden zijn van een sterke daling van de kolenprijs. Een volgende vraag had betrekking op het convenant. Is het juist dat de vertraging voornamelijk te wijten is aan de houding van het SEAN-bestuur, dat in afwijking van het door de Kamer geaccordeerde besluit niet te beslissen over de toekomstige afbouw van de bouw van de grote centraleketels bij de KMS Hengelo, een ander standpunt inneemt, namelijk nog steeds vasthoudt aan zijn oorspronkelijk aan de toenmalige Minister uitgebrachte advies? Deelt de Minister het oordeel, dat een hard optreden zijnerzijds buitengewoon wenselijk is, indien de vorige vraag bevestigend moet worden beantwoord? De woordvoerder van de fractie van D'66, mevrouw Suzanne Dekker bracht naar voren dat de ondernemingsraad van Stork KAB in Hengelo nog zeer onlangs schriftelijk tegenover de kamercommissie bezorgdheid had uitgesproken over het nog steeds uitblijven van de oprichting van de MESK, die in de oorspronkelijke opzet was voorzien per 1 januari 1982. Zolang de MESK niet is opgericht zou de noodzakelijke garantiestelling bij het verkrijgen van opdrachten ook ontbreken. Graag kreeg zij dit nader toegelicht door de Minister. Een tweede punt hield verband met de consequenties van het kolen(om)bouwprogramma. Kan de Minister, gehoord de onzekerheden, aangeven op welke wijze een en ander consequenties heeft voor de activiteiten van Stork, Hengelo en De Schelde in Vlissingen? Wat is precies de oorzaak van de vertraging in de besluitvorming ter zake van de Dordtse centrale? Wat betekent, in werkuren uitgedrukt, in
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100 hoofdstuk XIII, nr. 132
3
concreto een eventueel onderaannemerschap van Stork? Met betrekking tot het convenant sloot spreekster zich aan bij de eerder door de heer Jacobse gestelde vraag. Daaraan gekoppeld stelde zij de vraag hoe de Minister oordeelt over de eerder dit jaar door het SEAN-bestuur gedane suggestie om een steunverlening aan de beide bij de MESK betrokken bedrijven afhankelijk te stellen van de medewerking van de raden van bestuur aan het tot stand brengen van het convenant. De heer Zijlstra (P.v.d.A.) stelde de vraag of de sterke aandacht voor warmtekrachtkoppeling, waarbij juist kleinere ketels dan 100 MW in het geding zijn, nog consequenties heeft voor de perspectieven op langere termijn van de MESK. Zal de MESK die kleinere ketels nu wel mogen gaan bouwen? De heer Van Dis (S.G.P.) vroeg zich af of van de SEP niet wat meer investeringsinitiatieven mogen worden verwacht. De SEP bestaat toch immers uit een groot aantal overheidsbedrijven. Hoe ziet de Minister de rol van de SEP voor wat betreft de MESK en de toekomstperspectieven van die nieuwe onderneming? Kan de Minister bij benadering aangeven op welk moment de oprichting van de MESK daadwerkelijk zijn beslag kan krijgen? De heer Van Dis informeerde voorts naar de wijze waarop de als gevolg van de vertraging te verwachten verliezen bij de bij de MESK betrokken bedrijven zullen worden afgedekt. Wordt in dat verband gedacht aan een zekere voorfinanciering van overheidszijde? Ook deze spreker was geïnteresseerd in een nadere uitleg over de positie die het SEAN-bestuur ten aanzien van de voorliggende problematiek inneemt. De heer Van Aardenne (V.V.D.) beaamde dat het hier gaat om een zeer ingewikkelde materie, die bovendien verband houdt met een aantal zaken die in dit overleg niet aan de orde zijn. De onderhavige kwestie ligt immers op het breukvlak van energiebeleid en industriebeleid. In dat verband is er ook een nauwe samenhang met de structuur van het energie-onderzoek, waarover de kamercommissie hopelijk nog vóór het zomerreces met de Minister van gedachten zal kunnen wisselen. Spreker wees op de ruime taakstelling van de SEAN, die zeker niet uitsluitend is opgezet voor de herstructurering van de grote centrale-ketelbouw. Hij vroeg zich af, of de Minister er niet verstandig aan deed - vooruitlopend op de officiële melding van de onderhavige herstructureringsoperaties - met EG-commissaris Andriessen overleg te plegen, om ook langs die weg te trachten zo snel mogelijk de zo noodzakelijke helderheid te verkrijgen. Aan de bewindsman legde de heer Van Aardenne de vraag voor of het wetsontwerp houdende machtiging tot oprichting van de SEAN binnenkort is te verwachten en of de onafhankelijke stem ook nog parlementaire goedkeuring vergt. Hij herinnerde aan de in juni 1981 aan de Kamer toegezegde uiteenzetting inzake de juridische aspecten van de Nederlandse deelneming aan het Kalkarproject. Aan de hand daarvan zal immers moeten worden beslist of de Nederlandse bijdrage wel of niet aan een zeker plafond zal worden gebonden. Die beslissing is essentieel voor de verder te ontwikkelen industrie- en energiepolitiek. Hierna kreeg de heer Van der Spek (P.S.P.) het woord, die de Minister de volgende vragen stelde. Mag de Kamer nog een echte notitie verwachten over het kolen(om)bouwprogramma en over de daarmee verband houdende ontwikkelingen ter zake van de MESK of moet de inleiding van de Minister als zodanig worden aangemerkt? Geldt de argumentatie voor de nieuw te bouwen centrale in Dordrecht en voor de ombouw van Borssele en de Maasvlakte nog onverminderd, ongeacht de inmiddels opgetreden ontwikkelingen ter zake van de prijs van kolen? Wordt in de kostenberekeningen van een kolengestookte centrale rekening gehouden met de afvalproblematiek? In hoeverre staat de opsplitsing van RSV de totstandkoming van het
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100 hoofdstuk XIII, nr. 132
4
convenant dat er volgens de wens van de Minister eigenlijk al op 1 april jl. had moeten zijn, in de weg? Moet uit de nu ontstane situatie niet worden geconcludeerd dat warmtekrachtkoppeling sneller dan aanvankelijk bedoeld geïntroduceerd dient te worden en dat de produktie van RSV en de MESK daarop moet worden afgestemd, dat wil zeggen zich moet richten op kleinere ketels en eventueel gasturbines? In dat verband wees de heer Van der Spek op een binnenkort te publiceren rapport waaruit zou blijken dat aan die variant aanzienlijk gunstigere werkgelegenheidsgevolgen zijn verbonden. Een laatste vraag had betrekking op de stellingname van de Europese Commissie. Welke moeilijkheden verwacht men van die zijde? De heer Engwirda (D'66) wilde weten wat de financiële implicaties zullen zijn voor de Staat, als deelnemer in de MESK, van de vertraging in het programma van ombouw en nieuwbouw van (kolengestookte) centrales. Mevrouw Epema-Brugman (P.v.d.A.) stelde zich op het standpunt dat de nu ontstane grote onzekerheid voorkomen had kunnen worden als de Minister eerder zou hebben ingegrepen. De door de bewindsman in dat verband genoemde datum van 1 juli a.s. achtte zij rijkelijk laat. Spreekster zou graag meer informatie hebben over de beweerde instemming van RSV en VMF-Stork met het concept-convenant. Waarop is die instemming gebaseerd? Kan de Minister nader mededeling doen van de bezwaren van het SEAN-bestuur? Naar het oordeel van deze spreekster dient er op korte termijn inzicht te komen in de structuur van onderzoek, ontwikkeling, produktie, etc. van de energie-apparatuur en energiesystemen in Nederland. Daarvoor is onderzoek nodig, waaraan RSV, VMF-Stork, Holec en wellicht nog andere ondernemingen hun medewerking zullen moeten verlenen. Als zij daaraan niet vrijwillig willen meewerken, dienen zij daartoe te worden verplicht, eventueel bij wet. Eventuele aanbesteding aan Siemens van de order voor de Dordtse centrale kenschetste mevrouw Epema-Brugman als ten hemel schreiend. Behoud van een stuk industriële ontwikkeling en een eigen energie-industrie staan toch niet ter discussie. Daarom had er alles aan moeten worden gedaan om de MESK in staat te stellen die order te krijgen. Ook om die reden blijft een met de meeste spoed in te stellen onderzoek opportuun. Aldus betoogde dit P.v.d.A.-fractielid.
ANTWOORD VAN DE MINISTER Als reactie op de vragen en antwoorden vanuit de commissie bracht de Minister allereerst naar voren dat hij in de laatste maanden van 1981 wel degelijk hard heeft ingegrepen. Ondanks het daarover bestaande verschil van mening had hij toen immers de hoofdlijnen bepaald waarlangs de herstructurering zich zou dienen te voltrekken en de opdracht gegeven om op grond van die richtlijnen een convenant tot stand te brengen. Aangezien de MESK per 1 januari feitelijk van start is gegaan met een gevulde orderportefeuille (dankzij de centrale in Velsen en de te verwachten order voor de Dordtse centrale) was er in de afgelopen tijd geen dringende noodzaak om verdere beslissingen inzake het convenant af te dwingen. Het convenant is immers bedoeld voor de jaren na 1985/1986. De Minister verklaarde in de gegeven situatie, waar nog geen sprake is van stagnatie, er de voorkeur aan te geven dat betrokkenen in onderling overleg tot overeenstemming komen. Zij zullen daarvoor echter niet tot in het oneindige tijd krijgen en op die grond is de Minister voornemens omstreeks 1 juli in te grijpen, in het onverhoopte geval dat alsdan nog geen overeenstemming zou zijn bereikt. Op 14 april jl. is met het SEAN-bestuur een concept-convenant besproken. Overeen aantal hete hangijzers, waaronderde kwestie van de orderverdeling als de grote orderstroom zal zijn opgedroogd, is men het toen niet eens geworden. Het SEAN-bestuur heeft in verband daarmee besloten de totstandkoming van het convenant te doen voorafgaan door een zogenaamde letter of intent. Die letter of intent is op 4 juni jl. met vertegenwoordigers
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100 hoofdstuk XIII, nr. 132
5
van RSV en VMF besproken. Volgens de letter of intent verenigen partijen zich uitdrukkelijk met de richtlijnen die eerder waren afgesproken en die uiteindelijk gestalte hebben gekregen in het in december 1981 gevoerde kamerdebat. Aan de inhoud van het convenant zal eveneens volgens die richtlijnen vorm moeten worden gegeven. Zoals bekend had vooral de directie van RSV, c.q. van De Schelde problemen met de richtlijnen, voor zover deze betrekking hebben op de werkverdeling tussen De Schelde en de MESK in Hengelo. Op 23 juni a.s. zullen de voorstellen voor wijzigingen of aanvullingen worden besproken in een nader overleg met betrokken partijen. In dit verband herinnerde de Minister aan de in zijn brief van 25 november 1981 aan de Kamer (zie bijlage bij kamerstuk zitting 1981-1982, hoofdstuk XIII, Departement van Economische Zaken, nr. 38) voorkomende zinsnede «de leiding van RSV neemt de verantwoordelijkheid voor de werkgelegenheid in haar bedrijf in acht.». Op die zinsnede beroept RSV zich terecht bij de voorstellen tot wijziging. De uitkomsten van de bespreking van 23 juni, zo vervolgde de Minister, zullen nu worden afgewacht alvorens, als men het dan nog niet eens zou zijn geworden, met «harde hand» in te grijpen. Naar het oordeel van de bewindsman had overigens het feit dat de procedure trager verloopt dan was gehoopt geen wezenlijke schade aangericht. Ook als het convenant inmiddels al wel tot stand zou zijn gekomen, zou de MESK niet de order van de Dordtse centrale hebben gekregen. De MESK kan namelijk niet de f 140 min. bankgarantie verstrekken, die nodig is als zekerheid voor vooruitbetalingen. Siemens heeft die mogelijkheid wel. Daar komt nog bij dat de gemeente Dordrecht niet beschikt over een eigen bouwbureau en om die reden er de voorkeur aan geeft in zee te gaan met een ook wat dat betreft sterke onderneming als Siemens. Deze constructie leidt niet tot een mindere werkbelasting van de MESK. De Minister bestreed dat de vertraging bij de totstandkoming van het convenant verband zou houden met het aannemersschap van de MESK onder Siemens. Siemens heeft altijd goede betrekking onderhouden met zowel VMF-Stork als met de MESK. De elektriciteitsproduktiebedrijven calculeren de kW-uurprijs aan de hand van de investeringen en desinvesteringen, die met een ombouw gepaard gaan. Volgens de informatie van de SEP komt men op een kW-prijs - per kW te installeren vermogen - van ongeveer f 1400 a 1500 hetgeen aanzienlijk hoger is dan de prijs voor de Maasvlakte- en de Buggenumcentrale (aanvankelijk dacht men aan f 1700 per kW). Die berekening is relevant voor de produktiebedrijven, die immers moeten berekenen hoeveel de giganten en kleinverbruikers in de toekomst per kW zullen moeten betalen. De Minister verklaarde er weinig voor te voelen om de overheid een deel van de ombouwkosten voor haar rekening te laten nemen, zoals de produktiebedrijven wensen. Naar zijn oordeel moeten de kosten aan de gebruikers worden toegerekend. Op dit moment heeft de overheid te maken met de verschillende produktiebedrijven, die zich onderling hebben verenigd in onder andere de SEP en het VEEN, zonder echter te beschikken over de middelen om hetgeen op grond van energie- of industriepolitieke overwegingen wenselijk wordt geacht af te dingen. Zolang de CoCoNutexercitie niet is afgerond is de overheid aangewezen op goede samenwerking, waarvan overigens op dit moment sprake is. De overheid is voorts afhankelijk van vergunningenprocedures, waarvoor gemeentelijke en provinciale overheden verantwoordelijkheid dragen. Met betrekking tot de kolenprijzen, waarnaar was gevraagd, merkte de bewindsman op dat die prijs commercieel wordt vastgesteld, anders dan de olieprijs, die politiek bepaald wordt. De verhouding tussen beide prijzen is relevant voor de beoordeling van de rentabiliteit van de kolenvergassingsprojecten. Datzelfde geldt voor de ombouw van centrales, waar men eveneens rekening dient te houden met onzekerheid vanwege de politiek bepaalde olieprijs. Aangenomen moet worden, dat de kolenprijs globaal zal blijven stijgen, omdat de loonkostenfactor bij die prijs een belangrijke rol speelt, of zo men wil de factor kosten van levensonderhoud. De olieprijsontwikkeling is minder goed te voorspellen. Duidelijk is in elk geval, dat de aandacht gericht zal moeten blijven op energiebesparing en
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100 hoofdstuk XIII, nr. 132
6
diversificatie, als (commerciële) instrumenten tegen de politiek bepaalde prijsstelling van olie. De Minister meende dat de tegenvallers met het kolengraversproject, zoals genoemd door de heer Jacobse, niet zozeer te maken hebben met de algemene tendens voor wat betreft de kolenprijs. Daar zou het gaan om een incidentele daling. Het convenant had niet al in januari klaar moeten zijn, maar ongeveer in april jl. Van bezwaren van het SEAN-bestuur dat zou vasthouden aan het in september 1981 uitgebrachte advies, was de Minister niets gebleken. Hij zegde toe de positie van dit bestuur zorgvuldig te zullen volgen, omdat de SEAN zo'n belangrijke rol speelt bij de totstandkoming van het convenant. De Minister herhaalde dat dit convenant tot stand dient te komen met inachtneming van de daarvoor vastgestelde politieke richtlijnen. Het is de bedoeling de werkzaamheden van de MESK zo goed mogelijk te spreiden over de eerstkomende jaren. De SEP heeft zijn medewerking daartoe toegezegd en een voorlopige inventarisatie gemaakt van de te verwachten orders. Tot de belangrijkste onzekerheid over de mogelijkheden om die inventarisatie ook te realiseren geeft op dit moment de ombouw van de centrale in Borssele aanleiding. Die centrale zou overigens gebouwd worden door De Schelde en niet door de MESK. Volgens de Minister is het nog steeds de bedoeling ook de tweede centrale op de Maasvlakte om te bouwen. Aanbesteding van de Dordtse centrale wordt nog dit jaar verwacht. In de besluitvormingsprocedure, zo betoogde de Minister, is voor zover hem bekend, geen wezenlijke verandering opgetreden. Het tijdstip voor een definitieve beslissing is in het verleden opgeschoven, zoals dat ook eerder was gebeurd, in verband met een dalende vraag naar elektriciteit. Het uitstel, waarvan thans sprake is, zou nodig zijn omdat Siemens nog een evaluatie moet verrichten van de te installeren ketel, waarvoor men een revolutionair ontwerp op het oog heeft, en omdat de vergunningsprocedures in verband daarmee nog enige tijd vergen. Het verstrekken van de order aan Siemens, zo herhaalde de bewindsman, hoeft geen aanleiding te zijn tot bezorgdheid als er goede afspraken worden gemaakt met Siemens over het onderaannemersschap van de MESK. De overheid kan de gemeente Dordrecht niet dwingen tot aanbesteding bij de MESK, omdat ook deze klant vrij is te kopen waar hij wil. De SEP heeft die bevoegdheid evenmin. De Minister achtte op dit moment geen reden aanwezig om de bij voorbeeld aan RSV te verlenen steun afhankelijk te stellen van de medewerking van dat concern. Die voorwaarde is immers al het vorig jaar gesteld. De raden van bestuur van de betrokken ondernemingen zullen daarop ook niet terugkomen. In antwoord op de vraag van de heer Zijlstra verklaarde de Minister nog steeds op het standpunt te staan dat de MESK zich met name moet richten op het bouwen van grotere ketels, dat wil zeggen ketels met een grotere capaciteit dan 100 MW. De MESK zal overigens wel mogen meedingen naar opdrachten van kleinere ketels, mits dit bedrijf dan opereert op de vrije markt. Concurrentievervalsing moet worden voorkomen. Over nieuwe gegevens wat dit betreft zei de Minister niet te beschikken In reactie op deze interruptie van de heer Van Dis bevestigde de Minister dat het nog steeds de bedoeling is vast te houden aan de afspraak over twee produktieplaatsen. Die afspraak zal ook moeten worden vastgelegd in het convenant. Gevraagd naar de financiering door de overheid herinnerde de Minister eraan, dat de VMF-Stork ten behoeve van de oprichting van de MESK een bedrag van f 15 min. ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast zal de overheid een bedrag van f 10 min. fourneren voorde stichting onafhankelijke stem. De deelname van de NIB bedraagt f20 min., zodat de MESK in totaal beschikt over f 45 min. eigen vermogen. In de hele operatie is er in voorzien, dat er gedurende enige tijd op het eigen vermogen zal worden ingeteerd. Volgens de verwachtingen zal de MESK na 1983 winstgevend zijn en geen beroep behoeven te doen op overheidssteun. Mochten die verwachtingen niet worden bewaarheid, dan zal de zaak opnieuw moeten worden overwogen.
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100 hoofdstuk XIII, nr. 132
7
In reactie op hetgeen de heer Van Aardenne naar voren had gebracht benadrukte de bewindsman de noodzaak hier zeer zorgvuldig te werk te gaan, juist omdat zowel het energiebeleid als het industriebeleid in het geding zijn. Met die V.V.D."fractiewoordvoerder was hij het oneens, wanneer deze stelt, dat er na het eerste SEAN-advies geen vooruitgang is geboekt. Er zijn toch beslissingen genomen in december 1981, die thans worden uitgevoerd. Naar het oordeel van de Minister zal de SEAN in de toekomst toch een wat andere taakopdracht moeten krijgen. De SEAN zal zich zich zeker nog wel bezig moeten houden met de herstructurering van de industrie voor energieapparatuur en energiesystemen. Daarnaast zal de SEAN zich vooral moeten richten op het vinden van nieuwe activiteiten op dit gebied. In die richting gaan ook de binnenkort te formuleren beleidsvoornemens over de structuur van het energieonderzoek. Kernpunt daarin vormt de noodzaak de Nederlandse industrie intensiever en doelmatiger te betrekken bij de produktie van alle mogelijke apparatuur, die te maken heeft met energie. Een optimale structuur vereist goedwerkende dwarsverbanden tussen het energieonderzoek en het industriële gebeuren. Het wetsontwerp inzake de oprichting van de SEAN zal eerst aan de Kamer worden aangeboden, wanneer er een principebeslissing is genomen over de structuur van het energieonderzoek, omdat dan ook duidelijker is welke de taken zullen zijn van de SEAN. Dit wetsontwerp zal dan ook gelijktijdig met of kort na de toezending aan de Kamer van het regeringsstandpunt inzake de structuur van het energieonderzoek worden ingediend. De stichting onafhankelijke stem behoeft niet bij wet te worden geregeld. De Minister bevestigde, dat de Kamer nog een juridische uiteenzetting over het Kalkarproject en de mogelijkheden de Nederlandse deelneming daarin zo spoedig mogelijk te beëindigen te wachten staat. Het gaat hier om een uiterst gecompliceerde materie, waarover zodra de Minister daarin enig inzicht heeft gekregen aan de Kamer zal worden gerapporteerd, ook al zouden er nog geen definitieve conclusies getrokken kunnen worden. Over de MESK is geen notitie meer te verwachten. Als de zaak zijn beslag heeft gekregen zal dit uiteraad wel aan de Kamer worden gerapporteerd. De Minister verklaarde niet te twijfelen aan het doorgaan van de bouw van de Dordtse centrale. De kosten van chemisch afval van vliegasverwerking, zijn in de kosten-calculaties begrepen. De opsplitsing van het RSV-concern, het doorsnijden van bepaalde dwarsverbanden, zo betoogde hij, staat los van het convenant en de bij de totstandkoming daarvoor opgetreden vertraging. In het kader van de voorstellen over de elektriciteitstarieven is de Minister voornemens, ook met nadere plannen te komen inzake de snellere introductie van warmtekrachtkoppeling. Het programma voor warmtekracht komt inderdaad minder snel van de grond dan men hoopte. Gepoogd zal worden dit om te buigen. Warmtekracht zal aantrekkelijk moeten blijven in het te herformuleren energiebeleid. In de toekomst zal de MESK op dezelfde voet moeten kunnen concurreren in die sfeer met Holec en andere bedrijven. De bezwaren die de Europese Commissie volgens de geruchten zou kunnen laten horen tegen de oprichting van de MESK achtte de Minister te ontzenuwen. De Minister was het met mevrouw Epema-Brugman eens, dat de bij de energieproduktie betrokken bedrijven hun medewerking zullen moeten verlenen aan een onderzoek over de structuur van deze sector. Dat zal in de herformulering van de taak van de SEAN dan ook duidelijk tot uiting moeten komen. De beslissingen van de MESK worden op dit moment nog genomen door de directie van Stork Ketel- en Apparatenbouw, die als volwaardige directie van de MESK optreedt. De voorzitter van de commissie, Epema-Brugman De griffier van de commissie, Vrins
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100 hoofdstuk XIII, nr. 132
8