Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1999–2000
27 203
Verslag van een werkbezoek van een delegatie uit de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan Indonesië (2 tot en met 12 mei 2000)
Nr. 1
VERSLAG Vastgesteld 21 juni 2000 Een delegatie uit de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft van 2 tot en met 12 mei 2000 een werkbezoek gebracht aan Indonesië. De delegatie bestond uit de leden De Boer (PvdA, voorzitter van de commissie), Koenders (PvdA), Hessing (VVD), De Haan (CDA), Hoekema (D66) en Van Middelkoop (GPV). De heer Hommes, griffier van de commissie, was de griffier van de delegatie. Doel van het bezoek was het verkrijgen van informatie over de politieke en de sociaal-economische situatie in Indonesië. Naast een bezoek aan de hoofdstad Jakarta heeft de delegatie daartoe bezoeken gebracht aan de eilanden Ambon en Papua (Irian Jaya). De delegatie heeft tijdens de reis een goed beeld gekregen van de problemen van Indonesië en de pogingen die worden ondernomen door de nieuwe regering om deze problemen tot een oplossing te brengen. Door het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassade te Jakarta is een grote bijdrage geleverd aan de voorbereiding en de uitvoering van het programma. De delegatie spreekt daarvoor haar erkentelijkheid uit. De voorzitter van de delegatie, De Boer De griffier van de delegatie, Hommes
KST46728 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
1
I Inleiding De Republiek Indonesië is een land in Zuidoost Azië. De oppervlakte bedraagt 1 919 440 km2 (46 maal Nederland). Indonesië is een archipel bestaande uit 17 500 eilanden, waarvan er ongeveer 6000 bewoond zijn. Er wonen 208 miljoen mensen. Het land is daarmee het op drie na grootste land ter wereld voor wat betreft bevolkingsaantal. De bevolking is zeer onregelmatig gespreid over het land. De gemiddelde bevolkingsdichtheid is 93 inwoners per km2, maar op Java is de dichtheid echter 814 inwoners per km2. Ongeveer 88% van de bevolking is moslim. II Geschiedenis De geschiedenis van het moderne Indonesië begint op 17 augustus 1945 als de onafhankelijkheid van het land wordt uitgeroepen door Soekarno en Hatta. Daarna volgden er enkele jaren waarin het Nederlandse gezag met geweldsmiddelen het onafhankelijkheidsstreven tevergeefs trachtte te onderdrukken. In 1949 werd de onafhankelijkheid door Nederland erkend. Het westelijke deel van het eiland Nieuw Guinea bleef Nederlands. In het nieuwe Indonesië was Soekarno de onmiskenbare leider. Vanaf 1957 regeerde hij in de zogenaamde «geleide democratie» als autocraat. Mede onder internationale druk werd Nederlands Nieuw Guinea door Nederland in 1963 via een interim-periode van VN-bestuur overgedragen aan Indonesië en heette vanaf dat moment Irian Jaya of West Irian. Tijdens het bewind van Soekarno groeide in de jaren vijftig en zestig de invloed van de communisten. In 1965 had de communistische partij 3 miljoen leden. Op 30 september van dat jaar vond een mislukte staatsgreep plaats. Zes hoge officieren van het leger werden daarbij vermoord. De staatsgreep lokte een tegencoup uit van het leger onder leiding van generaal Soeharto. De communisten kregen de schuld van de onrust en honderdduizenden van hen werden vermoord. Soekarno bleef president, maar de feitelijke macht kwam in handen van generaal Soeharto. In 1967 verloor Soekarno het presidentschap en op 27 maart 1968 werd Soeharto tot president benoemd. Soeharto voerde een politiek van de zogenaamde «Nieuwe Orde». Er was daarbij veel aandacht voor economische ontwikkeling. Deze verliep aanvankelijk voorspoedig. De groeicijfers waren prima en de armoede verminderde. Het systeem werd echter gekenmerkt door sterk groeiende corruptie, waarvan vooral de omgeving van de president en zijn familie profiteerden. Soeharto voerde een autocratisch bewind, waarbij het leger een grote invloed uitoefende. In 1997 stortte als gevolg van een economische crisis die een groot aantal landen in Azië trof de Indonesische munt, de rupiah, in. Dit leidde tot een ernstige economische crisis en het land balanceerde op de rand van het bankroet. De crisis dwong de regering tot prijsverhogingen en dat leidde tot onrust. De roep om hervormingen, ook politieke, werd sterker. Toen Soeharto zich in het begin van 1998 nog een keer tot president liet kiezen vervloog de hoop op spoedige veranderingen. De onlusten namen ernstige vormen aan en richtten zich vooral tegen de Chinezen. De druk op Soeharto werd zo groot dat hij daar niet tegen bestand was. Mede door krachten in zijn omgeving en door toedoen van het leger trad hij op 21 mei 1998 af. Hij werd opgevolgd door vice-president Habibie. Die probeerde orde in de chaos te brengen door economische maatregelen te nemen om de armoede te verminderen. De roep om meer politieke hervormingen bleef echter sterk. Ook buiten Java waren problemen. Op de Molukken ontstonden twisten tussen moslims en christenen, in Aceh was er de roep om afscheiding, evenals op Irian Jaya en Oost-Timor. Dat laatste gebied was tegen de zin van de lokale bevolking door Indonesië in 1975 bezet. President Habibie beloofde
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
2
voor Oost-Timor een referendum te organiseren, waarin de bevolking zich mocht uitspreken over onafhankelijkheid of autonomie binnen Indonesië. Het referendum vond plaats op 30 augustus 1999 en het resultaat toonde een massale steun voor de onafhankelijkheid. Na het referendum braken grootscheepse rellen uit, waarbij tegenstanders van de onafhankelijkheid grote schade aanrichtten. Uiteindelijk werd de onafhankelijkheid van Oost-Timor door Indonesië erkend. In de zomer van 1999 vonden algemene verkiezingen plaats. Ondanks de moeilijke situatie werden ze als eerlijk gekenschetst. Geen van de partijen haalde de meerderheid. De partij van mevrouw Megawati Soekarnoputri, dochter van president Soekarno, werd de grootste. Golkar, de partij van de president de tweede. Er ontstond een schimmig spel over de verkiezing van de president door het nieuwe parlement. Uiteindelijk werd in november 1999 Abdurrahman Wahid (Gus Dur) gekozen tot president en Megawati Sukarnoputri tot vice-president. III Staatsinrichting en (partij)politieke situatie De president van Indonesië staat aan het hoofd van de uitvoerende macht en benoemt de ministers. Het parlement (DPR) bestaat uit één kamer van 500 leden, waarvan 462 rechtstreeks zijn gekozen. De overige 38 zetels zijn gereserveerd voor militairen. Naast het parlement bestaat het Volkscongres (MPR). Het Volkscongres bestaat uit de leden van het parlement plus 135 regionale afgevaardigden en 65 afgevaardigden van maatschappelijke groeperingen. De belangrijkste taak van de MPR is het kiezen van de president. Sinds de parlementsverkiezingen van juni 1999 bezet de partij van Megawati (PDI-P) 153 zetels, Golkar, de partij van de vroegere president Habibie en vroeger regeringspartij van Soeharto heeft 120 zetels. De moslimpartij PPP won 58 zetels en de partij van president Wahid (PKB) kreeg 51 zetels. De partij van Amien Rais (PAN) behaalde 34 zetels. De overige zetels 46 zetels zijn verspreid over kleinere partijen. De voorzitter van de Golkarpartij, Akbar Tandjung is de voorzitter van het parlement. Amien Rais werd gekozen tot voorzitter van het Volkscongres. Het parlement is verdeeld in commissies die ieder een eigen werkterrein hebben. De regering van president Wahid steunt op een brede coalitie van de belangrijkste politieke partijen in Indonesië. Deze partijen zijn de PDI-P (Indonesische Democratische Partij), de Golkar (Functionele Groep), de PPP (Partij van de Verenigde Ontwikkeling), de PKB (Partij van het Ontwaken van het Volk) en de PAN (Partij van het Nationaal Mandaat). De PDI-P staat onder leiding van Megawati Soekarnoputri. De leden van de partij komen voornamelijk uit nationalistische en christelijke kringen. Mevrouw Soekarnoputri geniet vooral veel aanhang onder gematigde moslims en onder de niet-moslims. De Golkarpartij staat voor veel Indonesiërs voor het oude establishment. Het was de partij van Soeharto en Habibie. Hoewel Golkar beschikt over een groot netwerk van organisaties, speelt zij een veel minder prominente rol dan voorheen. Momenteel wordt de partij onder leiding van Akbar Tandjung omgevormd en gemoderniseerd. De PPP was de enige toegestane moslimpartij ten tijde van president Soeharto. De PPP pleit voor vergaande veranderingen. Zo wenst zij de politieke rol van het leger zo snel mogelijk terug te dringen. Ook wil zij een grootscheeps onderzoek naar corruptie onder het oude bewind. De PKB is een gematigde partij, die is voortgekomen uit de moslimorganisatie Nahdlatul Ulama. Zij staat een geleidelijk hervormingsproces voor. De politieke rol van het leger moet geleidelijk worden teruggedrongen, maar aan de andere kant ziet zij het leger als belangrijk bolwerk tegen aanspraken van strenge moslims om van Indonesië een moslimstaat te maken. President Wahid is de belangrijkste figuur uit deze partij. De PAN is eveneens een gematigde partij, die pleit voor een seculiere
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
3
pluralistische staat. PAN wordt gedomineerd door leden van de moslimorganisatie Muhammadiyah, maar is geen moslimpartij. De door de moslims gedomineerde partijen PAN, PPP en de kleinere PBB vormen samen de centrale-as partijen. De partijen zijn in Indonesië zijn overigens slecht georganiseerd. Zij zijn voornamelijk actief in het mobiliseren van de massa voor manifestaties, met name in verkiezingstijd. Het ontbreekt aan uitgewerkte politieke programma’s. Dit leidt ertoe dat leidende persoonlijkheden van maatschappelijke organisaties – als president Wahid, die tevens groot aanzien geniet als religieus leider – in de Indonesische politiek een zeer grote rol spelen. IV Gesprekken in Jakarta De delegatie heeft de hoofdstad Jakarta bezocht aan het begin en aan het einde van het bezoek. Zij heeft met verschillende personen van gedachten gewisseld over de ontwikkelingen in de Indonesische politiek. In Jakarta heeft de delegatie op 4 mei deelgenomen aan de herdenkingsplechtigheden op de begraafplaats Menteng Pulo. Namens de delegatie is door de voorzitter een krans gelegd ter nagedachtenis aan de gevallenen. De delegatie heeft een beleefdheidsbezoek gebracht aan president Abdurrahman Wahid. De opbouw van de democratie in Indonesië is volgens hem de belangrijkste uitdaging voor het land. Hiervoor is ontwikkeling van de economie noodzakelijk en Nederlandse steun daarbij is van harte welkom. Er is in Indonesië een zwakke democratische traditie. De democratie moet groeien. De politieke partijen hebben daarbij een belangrijke rol. De president vroeg aandacht voor de hervorming van het leger. Hij toonde zich daarover optimistisch. De situatie moet ontstaan dat de strijdkrachten weer zorg kunnen dragen voor de eigen zaken. De president kondigde aan dat het parlement binnenkort een besluit zal nemen over voorstellen om de president direct te kiezen door de bevolking in plaats van door het Volkscongres. Het probleem op de Molukken achtte de president relatief beperkt. Overigens is vice-president Megawatti de eerst verantwoordelijke voor de regio’s. De delegatie heeft een bezoek gebracht aan KOMNAS HAM, de mensenrechtencommissie. Deze commissie doet onderzoek naar mensenrechtenschendingen tijdens het vorige regime. De commissie bestaat uit 25 leden (waaronder oud-rechters en oud-hoogleraren) die worden benoemd via coöptatie. In de toekomst worden de leden door het parlement benoemd. Nu is de samenwerking met het parlement redelijk. De commissie is echter nog niet door het parlement uitgenodigd om deel te nemen aan debatten of om uitleg te verschaffen. Een groot probleem voor de commissie is het gebrek aan voldoende financiële middelen. De commissie heeft onderzoek verricht naar de gebeurtenissen in Oost Timor vorig jaar. De resultaten zijn ter kennis gebracht aan de justitiële autoriteiten, die moeten beslissen over eventuele vervolging. Het belangrijkste is nu de hervorming van de rechterlijke macht. Deze moet vrij worden gemaakt van corruptie en van militaire invloed. Daartoe moet wetten worden veranderd. Er moeten meer rechters van buiten worden benoemd en moeten er meer opleidingen worden verzorgd. Er zijn ook onderzoeken gaande naar het leger en de politie. Het leger en de politie zijn betrokken bij veel problemen in het land (Aceh, Ambon). Belangrijk bij de hervorming van politie en leger is goed onderwijs aan militairen. De situatie op de Molukken is zeer moeilijk. Een afkoelingsperiode is gewenst, daarna kunnen er onderhandelingen plaatsvinden om te komen tot een meer stabiele situatie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
4
Van de zijde van de commissie is zeer aangedrongen op preventie van mensenrechtenschendingen. Dit kan alleen door betere wetgeving en door beter onderwijs. Het grote dilemma is de keuze tussen verzoening enerzijds en bestraffing anderzijds. De delegatie heeft met de coördinerend minister van economie, financiën en industrie, drs. Kwik Kian Gie, gesproken over de economische situatie in Indonesië. Volgens de minister is de economische crisis die in 1997 nog tijdens de regering Soeharto uitbrak de ernstigste in de geschiedenis van Indonesië. Deze ernst was mede de reden dat de toenmalige regering steun vroeg van het IMF. Het systeem van Soeharto was echter in strijd met de regels van goed bestuur van het IMF en dus kwam er geen structurele steun op gang. Na de val van Soeharto bracht de nieuwe president Habibie hervormingen op gang, maar de corruptie bleef een groot probleem. De huidige regering startte nieuwe onderhandelingen en die leidden tot een intentieverklaring op 20 januari dit jaar. Een definitieve overeenkomst werd bereikt op 1 mei en de akkoorden zullen waarschijnlijk op 31 mei worden getekend. De huidige economie van Indonesië is bijna uitsluitend gebaseerd op geleend geld. Als er tekorten ontstonden werden ook die weer gedekt met nieuwe leningen. Ook de hoge investeringen tijdens het vorige regime werden gefinancierd door leningen. Daarnaast bestond er tijdens Soeharto een enorme corruptie. Bedrijven hebben daardoor schulden moeten maken om de zakken van de familie Soeharto en van zijn entourage (de zogenaamde cronies) te vullen. De meeste bedrijven hebben mede als gevolg van bovenstaande dan ook een exorbitante schuldenlast. Een positieve ontwikkeling is wel dat de economische groei is gestegen door de liberalisering van de economie. De cronies proberen echter hun geld naar het buitenland over te brengen en laten de failliete boedels aan de regering. Primair moet de banksector worden gereorganiseerd. Dit alles gaat echter zeer moeizaam aangezien bedrijfsleven, banken en de vroegere machtige zakenlieden aan elkaar zijn verbonden en de bureaucratie tegen werkt. De uitgaven zullen moeten worden verlaagd, hetgeen tot sociale spanningen kan leiden. De regering heeft daarvoor een sociaal vangnet geboden en legt in de economische politiek de nadruk op arbeidsintensieve sectoren. Ook tijdens het gesprek met John Dodsworth (IMF) is van gedachten gewisseld over de economische situatie in Indonesië. Het land herstelt volgens hem van de ernstigste crisis in deze regio sinds 1945. De nieuwe regering heeft gezorgd voor enige politieke stabiliteit, een succesvol beleid tegen inflatie en economische groei (verwacht wordt 6%). Echter aan de oorzaken van de crisis is nog weinig gedaan. Zo is het toezicht op de banken nog altijd gebrekkig, waardoor er veel te ruim kan worden geleend en moet er veel meer worden gedaan aan de ontwikkeling van de private sector. De banksector behoeft dringend verbetering en er moet een einde komen aan de leencultuur. Een en ander zal veel tijd in beslag nemen. Alles gaat nu heel traag, vooral de herstructurering van de banken. Er bestaat ook noodzaak om de subsidies af te bouwen, vooral die op brandstof. Voor het overige heeft de regering weinig geld en politieke mogelijkheden om ingrijpende maatregelen te nemen. Er is traagheid bij de sanering van de banken en de verkoop van aandelen. Hierdoor komt ook het vluchtkapitaal niet terug. Door de hoge rijstprijzen is de armoede toegenomen. Op het kantoor van UNDP werd gesproken met de directeur Ravi Rajan en enkele medewerkers. UNDP werkt in een partnership («partnership to support governance reform in Indonesia») samen met de Wereldbank en de Aziatische Ontwikkelingsbank aan de verbetering van het bestuur in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
5
Indonesië. Daarnaast wordt speciale aandacht gegeven aan de probleemgebieden Aceh, Molukken, Timor en Papua (Irian Jaya). UNDP concentreert zich vooral op het parlement, de regionale en lokale besturen en op de verkiezingen. Zo is vorig jaar veel steun verleend aan de nationale verkiezingen. Er wordt gewerkt aan capaciteitsverbetering in de provincies en oprichting van het instituut ombudsman. Daarnaast is er het community recovering programme. Dit programma voorziet in het creëren van een sociaal vangnet. Het wordt uitgevoerd via Indonesische ngo’s. Voor wat betreft de Molukken is er enige optimisme. Erkentelijkheid werd uitgesproken voor de Nederlandse bijdrage aan het werk van UNDP voor Indonesië en speciaal voor Ambon. In Ambon zal een speciaal bureau worden opgericht voor het werk van UNDP op de Molukken. Verbetering van de veiligheidssituatie staat voorop, maar daarna is verzoening en opbouw noodzakelijk. UNDP bouwt een team op in Ambon om daaraan mee te werken. Er wordt ook gewerkt in Aceh, waar hopelijk binnenkort een staakt-het-vuren zal worden bereikt. Het nieuwe nationale parlement na de verkiezingen van vorig jaar wordt gekenmerkt door afwezigheid van institutionele capaciteit. Er bestaat een programma om een secretariaat op te bouwen en onderzoekscapaciteit te ontwikkelen. Voor wat betreft het kiesstelsel is er een plan om de huidige kiesraad te ontbinden en nieuwe leden te benoemen. Er zal een nieuw kiessysteem tot stand komen met meer kenmerken van een districtenstelsel. UNDP verleent geen steun aan politieke partijen. Het grote probleem bij de opbouw van democratische instituties in Indonesië is het gebrek aan capaciteit, personele en materiële. Dit geldt voor het landelijke, maar ook voor het plaatselijke niveau. De decentralisatie is een belangrijk onderwerp in de Indonesische politiek, maar het is nog niet duidelijk welke kant het precies op zal gaan. Er wordt wel gestreefd naar overheveling van bevoegdheden naar de districten, en niet zozeer naar de provincies. Provinciale autonomie zou te gemakkelijk kunnen leiden tot separatisme. De delegatie heeft een onderhoud gehad met vertegenwoordigers van vrouwenorganisaties. Geweld tegen vrouwen werd lang door de machthebbers gebruikt om de bevolking te onderdrukken. Door met geweld tegen vrouwen te dreigen werden de mannen onder druk gezet. Dit gebeurde vooral in de probleemgebieden zoals Aceh, Timor en Papua (Irian Jaya). In de wet is vastgelegd dat de vrouw haar taak heeft in de huishouding en dat de man het hoofd is van de familie. Er bestaat dus geen situatie van gelijkwaardigheid. Om hierin verandering te brengen moeten eerst wettelijke rechten worden toegekend, die daarna in de praktijk moeten worden toegepast. De nieuwe president heeft het goede voorbeeld gegeven door drie vrouwelijke ministers te benoemen (één van de ministers heeft een portefeuille uit de harde sector). Ook zijn initiatieven genomen voor nieuwe wetgeving, maar door de corruptie wordt veel door de bureaucratie tegengehouden. Er bestaat een beleid van geboorteberperking, maar dit leidt volgenes sommige zegsvrouwen vaak tot een verplichte implant van anticonceptiva voor vrouwen uit de lagere klassen en soms tot definitief onvruchtbaar maken van vrouwen. Om de gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen is een belangrijke taak weggelegd voor het onderwijs. Tijdens een bezoek aan de Wereldbank is gesproken met Mark Baird, het hoofd van de plaatselijke vertegenwoordiging. Alhoewel volgens de Wereldbank er niet één definitie van armoede bestaat, is ongeveer de helft van de bevolking arm. In september 1998 was er een piek, daarna is het aantal armen gedaald. De armoede is het sterkst gestegen in de stedelijke gebieden van Java. Op het platteland was altijd al veel armoede. De democratische ontwikkeling in Indonesië is opmerkelijk. Het parlement, de president en de vice-president zijn populair en er is sprake van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
6
een vrije pers. Voor wat betreft de economische situatie zorgt het IMF-beleid dat door de regering wordt gevoerd ervoor dat er meer stabiliteit is ontstaan. Er zal echter meer moeten worden gedaan om ook op langere termijn de ontwikkeling te garanderen. De decentralisatie van bevoegdheden naar het districtsniveau staat gepland voor januari 2001. Dit zal niet zonder problemen verlopen volgens Baird. De decentralisatie is zeer vergaand (slechts buitenlandse betrekkingen, defensie, justitie en politie blijven duidelijk de verantwoordelijkheid van de centrale overheid), maar de wetgeving is niet compleet. Daarnaast is gekozen voor een invoering ineens. Een meer gefaseerde aanpak was zinvoller geweest. De faciliteiten op het districtsniveau zijn onvoldoende om alle taken aan te kunnen. De Wereldbank ondersteunt de decentralisatie onder meer door (materiële en personele) capaciteitsverbetering. Voor wat betreft de ontwikkeling van goed bestuur worden in het partnership met UNDP en de Aziatische Ontwikkelingsbank alle activiteiten gecoördineerd. Dit zorgt ook voor interne Indonesische discussie, bij voorbeeld op het terrein van de hervorming van de rechtspraak. Er is een groot draagvlak voor staatshervormingen, maar capaciteit is een groot probleem en het gebrek daaraan blokkeert soms de ontwikkelingen. Ook de financiële controle is zwak. De delegatie heeft een gesprek gevoerd met de procureur-generaal, Marzuki Darusman. De heer Darusman geniet groot aanzien als voormalig actief strijder voor de mensenrechten. Hij was de grote stimulator van de grote rol van KOMNAS HAM. Er is daarbij onder meer gesproken over de situatie op Papua (Irian Jaya). Volgens de procureur-generaal zullen alle zaken van mensenrechtenschendingen worden vervolgd nadat de mensenrechtencommissie haar rapport heeft opgemaakt. Het grote probleem hierbij is de prioriteitenstelling. Het is onmogelijk om alle zaken (Papua, Oost-Timor, Aceh, etc.) tegelijk aan te pakken. In Papua zal het bestuur worden veranderd van militair naar civiel. Ook in Aceh en op de Molukken verbetert de situatie geleidelijk, al zijn mensenrechtenschendingen op beperkte schaal nog steeds mogelijk. Er zal binnen drie tot zes maanden een speciaal mensenrechtentribunaal worden opgericht met speciaal aangewezen rechters. Buitenlandse rechters zullen worden gevraagd om te adviseren. Er is overigens een groot tekort aan rechters, officieren van justitie en advocaten. UNDP verzorgt trainingen om het tekort in te lopen. Hervorming van het Hooggerechtshof is een belangrijke stap op weg naar verbetering van de rechterlijke macht. De integriteit zal hierdoor worden bevorderd. De beslissing over de nieuwe bezetting van dit hof ligt bij het parlement. De decentralisatie is uiterst belangrijk voor Indonesië. Hierdoor zal de wens naar afscheiding verminderen. De autonomiegedachte zal echter wel nader moeten worden uitgewerkt. Het banksysteem zorgt voor grote problemen. Slechts 3% van de banken voldoet aan de normen. Het is echter door gebrek aan capaciteit onmogelijk om alle overtredingen aan te pakken. Ook bij het parlement is het capaciteitsprobleem nijpend. Het parlement speelt nog niet de rol die het zou moeten spelen. Er is sprake van onvoldoende coalitievorming en fragmentatie. Het parlement stelt zich op als een geheel van afzonderlijke actiegroepen. Er is een groot debat gaande over mogelijkheid om de volgende president direct door de bevolking te laten kiezen. Omkoping van de kiesmannen wordt daardoor onmogelijk. De heer Darusman toonde zich daar op dit moment geen voorstander van. Volgens hem zijn vervroegde presidentsverkiezingen op korte termijn, die wellicht het gevolg zijn van invoering van het nieuwe systeem, ongewenst. Die kunnen tot instabiliteit leiden. President Wahid is er overigens wel een voorstander van om de direct gekozen president vast te leggen in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
7
de grondwet die in augustus aanstaande in het parlement zal worden behandeld. Naast het gebrek aan capaciteit is het grote probleem het gebrek aan geld. Transitie kost veel geld en dat is er niet. Verder kost alles veel tijd en de bevolking is ongeduldig. In het parlement (DPR) is de delegatie ontvangen door de ondervoorzitter, Muhaimin Iskandar. Deze is lid van de PKB, de partij van president Wahid. Volgens Iskandar is Indonesië in een overgangssituatie naar een echt meerpartijensysteem. Het grote probleem in deze situatie is dat alles tegelijk komt. Er is een gebrek aan parlementaire traditie en de verwachtingen van de bevolking zijn hoog gespannen. Het parlement ziet voor zichzelf als belangrijkste taak de controle op naleving van de wet door de regering. Fractievorming heeft nog niet echt plaatsgevonden. De heer Iskandar maakte van de gelegenheid gebruik om aandacht te vragen voor de IPU-conferentie die zal plaatsvinden in Jakarta in het najaar. Met een delegatie van de commissie voor Buitenlandse Zaken uit de DPR is van gedachten gewisseld over de algehele politieke situatie in Indonesië. Van Indonesische zijde werd benadrukt dat het kabinet van president Wahid gericht is op samenwerking. Deze samenwerking gaat zover dat er bijna geen oppositie meer is in het parlement. Dit leidt tot een dilemma, want enerzijds is een oppositie noodzakelijk voor goede democratische verhoudingen, anderzijds schept oppositie ongewenste tegenstellingen. Het nieuwe parlement is in opbouw. De regels van de democratie worden nog niet door iedereen goed begrepen. De democratie moet volwassen worden in Indonesië en deel gaan uitmaken van de traditie. Voor het huidige parlement zijn er twee belangrijke problemen. Ten eerste is er het vraagstuk van de lokale autonomie. Ten tweede moet de militaire invloed in het algemeen en in het parlement in het bijzonder worden teruggedrongen. Het aantal militaire leden moet worden verminderd. Daarnaast zijn de economische problemen nog lang niet overwonnen. Hiervoor zal veel geduld nodig zijn. Het parlement houdt zich bezig met de begroting, met wetgeving en met onderzoek. Vooral de laatste twee taken zijn nieuw. Onder Soeharto hield het parlement zich daar niet mee bezig. Voor de gebieden Papua (Irian Jaya) en Aceh wordt gewerkt aan voorstellen voor autonomie. Hiervoor moeten de details nog worden gepreciseerd. Overigens is volgens de Indonesische parlementariërs goed onderwijs en volksgezondheid voor de Papua’s van veel groter belang. Het lage niveau van het onderwijs belet hen veelal om carrière te maken. Indonesië moet één blijven. Daarvoor werd de steun van Nederland gevraagd. Lokale autonomie is wel gewenst en de economische situatie moet worden verbeterd. Er is een discussie gaande over de directe verkiezing van de president. De parlementariërs beoordelen dat voorstel in zijn algemeenheid positief. Directe verkiezingen zal de president een sterk mandaat geven en daardoor de stabiliteit bevorderen. Indirecte verkiezing kan eigenlijk alleen maar in combinatie met een parlementair systeem, dat volgens hen per definitie minder stabile is. Nu, in de situatie van een sterke president gebaseerd op verkiezing door het parlement, is er sprake van een mengvorm en dat leidt tot onduidelijkheid. V Gesprekken in Ambon In Ambon-stad is de delegatie ontvangen door de gouverneur van de Zuid Molukken, dr. ir. M. Saleh Latuconsina, de voorzitter van het provinciale parlement, Abdul Fatah Syah Doa, de militaire commandant, brigade generaal Max Tamaela, en de vice-gouverneur, mevrouw dra. Paula Renyaan. De gouverneur sprak dank uit voor de hulp die Nederland heeft verstrekt tijdens de recente problemen op de Molukken. Die problemen zijn nog niet voorbij, maar op de Zuid Molukken (het gebied
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
8
ten zuiden van het eiland Ceram) is de situatie wel onder controle. Het aantal incidenten loopt terug en er is een tendens van afkoeling. Er zijn wel 191 000 vluchtelingen die moeten worden overgeplaatst naar veiliger gebieden. Er is veel geld nodig, vooral voor de bouw van nieuwe huizen. Er zijn ongeveer 14 000 nieuwe huizen nodig. De zogenaamde islamitische Jihad-groep die aangekondigd heeft om naar Ambon te komen zal alleen worden toegelaten indien de groep ongewapend is en een positieve bijdrage wil leveren aan de opbouw van het gebied. Zo niet, dan worden ze terug gestuurd. Andere strijdgroepen zullen niet worden toegelaten. Het grootste probleem ligt in de steden waar moslims en christenen door elkaar wonen. Door de recente onlusten wil men echter gescheiden wonen. Dat heeft grotendeels plaatsgevonden. Om ze weer bij elkaar te brengen is een lastige taak voor het lokale bestuur. In het lokale bestuur werken christenen en moslims overigens wel met elkaar samen. Reconciliatie (verzoening) is een belangrijk begrip. Deze verzoening moet vooral tot stand worden gebracht op het basisniveau. Echte verzoening is slechts mogelijk door verbetering van de levensstandaard. Daarnaast moet er een mentale hersteloperatie worden uitgevoerd bij de vluchtelingen. Op dit moment echter is prioriteit nummer één het stoppen van het geweld. Daarna moet de oorzaak worden aangepakt en die is nog steeds onduidelijk. Tijdens een rondetafelgesprek heeft de delegatie van gedachten gewisseld met een aantal ngo’s (Artsen zonder Grenzen, Action contre la Faim en TIRUS, een platform van 41 ngo’s). Volgens de ngo’s is de precieze oorzaak van de onlusten onbekend. Het resultaat is dat minderheden worden verjaagd en er alleen verliezers zijn. De rellen zijn in golven gekomen. Er wordt vermoed dat er steun wordt verleend door politieke krachten in Jakarta. Vooral de moslims zouden hiervan profiteren. In die visie maken de problemen in Ambon deel uit van het machtsspel dat in de hoofdstad wordt gespeeld. Er wordt nu wel naar verzoening gestreefd, maar de agenda daarvoor is onbekend. Op dit moment is de handhaving van de openbare orde zwak en worden weinig tot geen mensen vervolgd voor hun daden. Bemiddeling van buiten zou een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van de problemen. De autoriteiten geven onvoldoende informatie en ondernemen weinig actie. De provinciebestuurders hebben weinig krediet. Zij hebben primair hun eigen belangen. Dit zelfde geldt voor het leger, dat direct vanuit Jakarta wordt gestuurd. De ngo’s doen eigenlijk het werk dat door de regering zou moeten worden gedaan. De vraag is overigens waar het geld is gebleven dat door de Nederlandse regering ter beschikking is gesteld voor hulp. Voorts heeft de delegatie van gedachten gewisseld met de heren Titulay (Molukse synode), Hasanusi (voorzitter islamitisch genootschap) en Suleyman (secretaris islamitsch genootschap). Tevens was de vicegouverneur, mevrouw Renyaan aanwezig. Volgens alle aanwezigen is de samenwerking tussen de geestelijke leiders heel goed. Volgens de heer Hasanusi is er geen sprake van religieus geweld, maar geweld tussen religieuze gemeenschappen. De heer Titulay verklaarde dat er altijd sprake was van veel wederzijds respect tussen de geloofsgemeenschappen. Het is dan ook moeilijk om een eenduidige oorzaak aan te geven van de onlusten. Er waren wel altijd kleine incidenten tussen christelijke en islamitische kampongs, maar geweld op deze schaal is nooit voorgekomen. Over de werkelijke redenen van de rellen vorig jaar wordt gespeculeerd. Misschien is een derde partij betrokken bij het ontstaan ervan. Onderzoek is gewenst om het wantrouwen weg te nemen en om de schuldigen te vinden. Het zal daarbij moeilijk zijn om eventuele provoca-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
9
teurs op te sporen. Motieven van die provocateurs zijn overigens onbekend, evenals de namen. De heer Suleyman merkte op dat de Jihad-groep slechts welkom is als er wordt meegeholpen aan de wederopbouw. Hij verklaarde zich tegen ordeverstoringen door de groep. Op het niveau van de elites van de geloofsgemeenschappen bestaat de wil om uit de problemen te komen. Op de lagere niveaus bestaat die wil niet. Daar zijn ook provocateurs actief. De vice-gouverneur verklaarde dat de politie onderzoek pleegt naar de motieven van de provocateurs. Het onderzoek wordt bemoeilijkt door de afwezigheid van getuigen en van direct bewijs. Het imago van Nederland is pro-christelijk. Bij velen bestaat (overigens ten onrechte) de indruk dat de steun die door Nederland wordt gegeven meer ten goede komt aan de christenen. Het is van het grootste belang dat de hulp bij iedereen terechtkomt en vooral ook bij de onderste laag van de bevolking. VI Gesprekken op Papua (Irian Jaya) De delegatie heeft op het eiland Papua een bezoek gebracht aan de hoofdstad Jayapura. Daar werd in het kader van het milieubeleid een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van het Wereldnatuurfonds (WWF). Het WWF heeft een taak bij de uitvoering van het milieubeleid Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar biodiversiteit en wordt voorlichting en onderwijs aan ambtenaren gegeven. Het is erg moeilijk om de duurzaamheid te bevorderen, gelet ook op de grote wens bij de bevolking voor meer welvaart. Alles gaat om economische groei. De wens naar meer economische ontwikkeling stimuleert ook de onafhankelijkheidsdiscussie. In het parlement bestaat wel draagvlak voor milieubeleid, maar private ondernemingen hebben grote belangen die de uitvoering van de regels soms in de weg staan. De uitvoerbaarheid is toch al vaak het grootste probleem. De financiering van het WWF in Papua vindt voor ongeveer 90% plaats vanuit Nederland. Er bestaat geen verbinding met het volksgezondheidsbeleid, wel wordt er aandacht besteed aan verontreiniging. De delegatie heeft met de gouverneur van Papua, adm. b.d. Musiran Darmo Suwito, van gedachten gewisseld over de actuele situatie op het eiland. De gouverneur werd onder meer vergezeld door de militaire commandant, maj-gen. Albert Inkiriwang en enkele andere hoge militairen. De voorzitter van het provinciale parlement, Nathaniel Kaiwai, was de enige burger in het gezelschap. Volgens de gouverneur heeft de decentralisatie tot doel om meer bevoegdheden aan de districten toe te kennen, om de deelname van de bevolking te vergroten en om te democratiseren. Papua zal meer zelfstandigheid krijgen met een burgerregering, maar onafhankelijkheid behoort uitdrukkelijk niet tot de mogelijkheden. Politieke bijeenkomsten van de Papua’s zijn mogelijk mits ze blijven binnen de grenzen van de wet. De Papua-militia die zijn georganiseerd dienen ter assistentie van de politie bij de handhaving van de openbare orde. De voorzitter van het parlement verklaarde dat het parlement deel uitmaakt van het Indonesische staatsverband. In het kader van de decentralisatie moet het parlement wel een sterkere positie krijgen. Hij pleitte voor meer investeringen. Deze investeringen moeten zorgen voor meer welvaart. Problemen daarbij zijn echter de geïsoleerde ligging van het gebied, de verspreide bevolking en de gebrekkige infrastructuur. Hierdoor is transport beperkt mogelijk. Er wordt op Papua gehoopt op specifieke Nederlandse steun. Daarbij moet ook worden gedacht aan investeringen in de mijnbouw. Die zorgt voor welvaart en werkgelegenheid en daardoor vermindert de onrust.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
10
De delegatie heeft met vertegenwoordigers gesproken van FOKER, een koepelorganisatie van 100 ngo’s in en rond Jayapura. Volgens hen is er sprake van een overgangssituatie, waarbij de toekomst onduidelijk is. De maatschappij wordt nu door de staat gedomineerd en dat zal minder worden. De civil society moet worden opgebouwd. Aan dit proces moeten ngo’s meewerken. Steun geven aan de civil society betekent het aanspreken van parlement en regering op hun verantwoordelijkheid voor de bevolking. De ngo’s moeten ook meehelpen om de economische situatie te verbeteren. Daarnaast moet een bijdrage worden geleverd aan het in stand houden van de cultuur van de Papua’s. Dit alles staat los van eventuele onafhankelijkheid. Met betrekking tot de discussie over eventuele onafhankelijkheid spelen drie factoren een rol. De bevolking voelt zich geen deel van Indonesië, de Papua’s hebben een eigen culturele identiteit en er bestaat sinds 1962 een grote sociale onrechtvaardigheid. Er zijn wel veranderingen waar te nemen. Zo zijn de straffen bijvoorbeeld verlaagd. Onafhankelijkheid zou wel kunnen zorgen voor een einde aan de mensenrechtenschending en opheffing van discriminerende wettelijke voorschriften, bijvoorbeeld bij de opbrengst van de bodemschatten. De huidige verbeteringen in de omstandigheden zijn nog niet genoeg voor de bevolking om het vertrouwen te herwinnen. Door vertegenwoordigers van het Papua Presidium werd naar voren gebracht dat de hervormingen nieuwe kansen geven voor de Papuabevolking om hun wensen naar voren te brengen en op te komen voor hun rechten. Er werd gememoreerd aan de geschiedenis, waarbij Nederland het toenmalige Nederlands-Nieuw Guinea aan Indonesië heeft overgedragen. Het wordt ervaren dat het koloniale Nederland Nieuw Guinea heeft overgedragen aan het koloniale Indonesië. Nederland moet helpen om het onrecht te herstellen. Er werd een vergelijking getrokken met Portugal dat zich is blijven inzetten voor Oost Timor. Nederland heeft een morele verplichting om zich in te zetten voor Papua. Immers, in 1961 zijn de soevereine rechten van de Papua’s door Nederland impliciet erkend. De Nederlandse regering zou zich van de Verklaring van New York (1962) moeten distantiëren en de Act of Free Choice (1969) ongeldig moeten verklaren. In de Verklaring van New York werd destijds Nederlands Nieuw Guinea overgedragen aan de Verenigde Naties. Daarmee kwam Papua tijdelijk onder VN-bestuur. Daarna vond de overdracht plaats aan Indonesië. Onder toezicht van de VN spraken in 1969 zo’n duizend door Indonesië aangewezen Papualeiders zich in de Act of Free Choice uit voor officiële aansluiting bij Indonesië. Nederland heeft, volgens de Papua’s ten onrechte, niet of nauwelijks geprotesteerd tegen deze gang van zaken. De overige Papua’s mochten niet stemmen. De Papua’s willen hun geschiedenis terug en zelf de toekomst bepalen. De laatste jaren is er sprake van een groeiend politiek zelfbewustzijn na vele jaren van Indonesische repressie waarbij duizenden doden zijn gevallen. Namens de delegatie is door de voorzitter naar voren gebracht dat het belangrijk is fundamentele rechten als het recht op vrije meningsuiting, het recht op vrije godsdienstbeoefening, economische ontwikkeling en gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, worden gerespecteerd. Nederland onderkent dat de bevolking van Papua heeft geleden. Het is echter ook opgevallen dat president Wahid het lijden heeft erkend. Die erkenning is een grote stap voorwaarts. De president heeft ook gepleit voor verzoening. Het verleden kan niet worden teruggedraaid en er moet worden gekeken naar de toekomst. De voorzitter sprak dan ook haar steun uit voor vernieuwing die door president Wahid wordt voorgestaan. Democratisering geeft een veel betere toekomst voor alle volkeren, dus ook voor het volk van Papua. De voornemens van de nieuwe Indonesische regering moeten echter niet bij woorden blijven, maar in daden worden omgezet. De aangekondigde maatregelen moeten worden uitgevoerd en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
11
het liefst zo snel mogelijk. Gelijkwaardigheid van de volkeren is van het grootste belang. Ook met vertegenwoordigers van de kerken is gesproken over het vraagstuk van onafhankelijkheid. Er is een grote wens onder bevolking voor een onafhankelijk Papua. De kerken vinden dat Indonesië een instrument moet bieden voor een dialoog met de lokale bevolking. De kerken steunen het onafhankelijkheidsstreven niet. Het regime van Soeharto heeft alleen maar dood en verderf gezaaid. De Papua-ordedienst die onlangs is opgericht helpt om het proces te bewaken. Ze is echter nauwelijks getraind en er bestaat een groot gevaar voor provocaties. Het Papua Presidium probeert de training te organiseren, maar er is nauwelijks geld beschikbaar. De armoedebestrijding is groot probleem. Veel gezinnen hebben tekorten en de hulp bereikt de mensen niet. Dit zorgt voor extra onrust. De kerken geven steun via voedsel en medicijnen. De officiële steun gaat via een grote (regerings)bureaucratie, waarbij veel geld aan de strijkstok blijft hangen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
12
Bijlage
Programma in hoofdlijnen Woensdag 3 mei 2000 Aankomst in Jakarta Bezoek aan concert in het Erasmushuis (Nederlands Cultureel Centrum) Donderdag 4 mei 2000 Bezoek aan president Abdurrahman Wahid Gesprek met KOMNAS HAM Bezoek aan de begraafplaats Menteng Pulo Kranslegging door de voorzitter Diner met Indonesische gasten ter residentie van de ambassadeur Vrijdag 5 mei 2000 Gesprek met de minister van Economie, Financiën en Industrie, drs. Kwik Kian Gie Gesprek met de IMF senior resident representative John Dodsworth Gesprek met de UNDP resident representative Ravi Rajan Ontmoeting met vrouwenorganisaties Diner met de Nederlandse gemeenschap ter residentie van de ambassadeur Zaterdag 6 mei 2000 Vlucht van Jakarta naar Makassar (Sulawesi) Overnachting in Makassar Zondag 7 mei 2000 Vlucht van Makassar naar Ambon Gesprek met de gouverneur, de vice.gouverneur, de militaire commandant en de voorzitter van het parlement Gesprek met ngo’s (ACF, MSF en TIRUS) Informele ontmoeting met uit Nederland teruggekeerde Ambonezen Diner met de burgemeester van Ambon Maandag 8 mei 2000 Discussie met vertegenwoordigers van de christelijke en moslimgemeenschappen Kort bezoek aan de Hative kecil Electric Power Plant Vertrek naar Timika (Papua) Overnachting in Timika Dinsdag 9 mei 2000 Vlucht van Timika naar Jayapura Gesprek met het WWF Gesprek met de gouverneur, de militaire commandant en de voorzitter van het parlement Informeel diner met de Nederlandse gemeenschap in Jayapura Woensdag 10 mei 2000 Gesprek met ngo’s (FOKER) Gesprek met het Papua Presidium Ontmoeting met de kerken
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
13
Donderdag 11 mei 2000 Vlucht Jayapura naar Jakarta Gesprek met de landendirecteur van de Wereldbank Mark Baird Gesprek met de procureur-generaal Marzuki Darusman Vrijdag 12 mei 2000 Gesprek met de ondervoorzitter van het parlement, Muhaimin Iskandar Gesprek met een delegatie uit de commissie voor Buitenlandse Zaken van het parlement Korte ontmoeting met een aantal ngo’s op het terrein van mensenrechten Afsluitende lunch met de Nederlandse ambassadeur en de begeleidende stafleden van de ambassade Vertrek van Jakarta naar Amsterdam Zaterdag 13 mei 2000 Aankomst in Amsterdam.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 203, nr. 1
14