Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1996–1997
21 501-07
Ecofin-Raad
Nr. 184
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 maart 1997 Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, het verslag van de vergadering van de Ecofin-Raad van 17 maart 1997. Dit verslag wordt toegezonden aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer alsmede de Voorzitters van de Algemene Commissie voor EG-Zaken en de Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer. De Minister van Financiën, G. Zalm
7K0974 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-07, nr. 184
1
DIRECTIE BUITENLANDSE FINANCIËLE BETREKKINGEN AFDELING EUROPESE UNIE Betreft: verslag Ecofin-Raad d.d. 17 maart 1997 1. Convergentieprogramma Duitsland Commissaris De Silguy verzorgde de inleiding van de bespreking van het Duitse convergentieprogramma voor de periode 1997–2000. De Commissie kon de hoofdlijnen van het programma onderschrijven en was van mening dat het programma uitging van realistische veronderstellingen. Zij constateerde echter met zorg dat de overheidsschuld zich boven de 60%-norm bevond en stijgende was. Uit het programma kwam daarnaast niet duidelijk naar voren wat er dient te gebeuren indien in 1997 tegenvallers in de inkomsten zouden optreden, bijvoorbeeld wanneer de werkloosheid nog meer zou toenemen. De Commissie zou in ieder geval de situatie in Duitsland in 1997 bijzonder nauwlettend willen blijven volgen. MC-voorzitter Wicks gaf een toelichting op de besprekingen in het Monetair Comité. Hij benadrukte nog maar eens dat convergentieprogramma’s niet het examen vormden voor toetreding tot de derde fase. Wel gaf het onderhavige Duitse convergentieprogramma aan dat de Duitse inspanningen in de goede richting gaan terzake van het oplossen van de structurele en vanwege de hereniging specifiek Duitse problemen. De Raad zou zijns inziens het convergentieprogramma moeten verwelkomen. Tenslotte maakte MC-voorzitter Wicks melding van de afwezigheid van verschillende scenario’s in het Duitse convergentieprogramma, zoals was afgesproken in de code of conduct voor dergelijke programma’s. Minister Waigel stelde in reactie op de opmerkingen van de Commissie en MC-voorzitter Wicks dat Duitsland vastbesloten blijft om de derde fase van de EMU te verwezenlijken. Het doel was en bleef om de criteria tijdig te verwezenlijken, waartoe alle nodige maatregelen zouden worden genomen. Budgettaire consolidatie en structurele hervormingen werden onverkort doorgezet. In 1997 zullen de begrotingsuitgaven met 2,5% verminderen, een gegeven dat sinds 1954 niet meer in Duitsland was voorgekomen. Verlaging van de begrotingsuitgaven diende de ruimte te bieden voor een symmetrische politiek waarbij tekortreductie en lastenverlichting werden doorgevoerd. Minister Waigel benadrukte de voorzichtige veronderstellingen die aan het Duitse programma ten grondslag lagen en wees daarbij op de gunstige algemene economische vooruitzichten, zoals lage inflatie, gematigde loonontwikkeling, aantrekkende wereldhandel en rust op het valutafront. Duitsland had gekozen voor de presentatie van een enkel, maar wel realistisch scenario, in de overtuiging dat verschillende scenario’s op dit moment enkel aanleiding zouden geven tot ongewenste onzekerheid. In antwoord op de door de Commissie geconstateerde negatieve ontwikkeling inzake de schuldquote zou Duitsland consequent tekortreductie blijven nastreven en doorgaan met privatiseringen. Enkele Lidstaten reageerden op de Duitse interventie door het afgegeven commitment om de EMU-criteria op tijd te bereiken te verwelkomen. Er bestond waardering voor de voorgenomen inspanningen. Een grote Lidstaat wees daarbij op het grote belang van de Duitse economische en budgettaire ontwikkelingen voor de gehele Europese economie. Ecofin-voorzitter Zalm sloot de bespreking af door aan te geven dat de Raad verheugd was dat minister Waigel bevestigd had dat de budgettaire doelen in het convergentieprogramma zouden worden nageleefd. Het Duitse programma is realistisch in zijn aannames. Hij gaf aan dat de Raad de bijzondere inspanningen van de Duitse regering als gevolg van de hereniging erkende en bevestigde de steun van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-07, nr. 184
2
Ecofin-Raad voor het door Duitsland voorgestane symmetrisch fiscaal beleid. De Raad drong aan op het nemen van alle nodige extra maatregelen teneinde een verdere opwaartse beweging van de staatschuldquote te vermijden, alsmede te voorkomen dat het tekort door het gestelde plafond zou dreigen te schieten. De conclusies van deze discussie zijn bijgevoegd.1 2. Convergentieprogramma Frankrijk Commissaris De Silguy gaf aan dat de Commissie het Franse convergentieprogramma ambitieus doch realiseerbaar achtte. Datzelfde gold voor het eveneens door de Franse regering voorgestane symmetrische fiscaal beleid. Frankrijk had terecht de weg ingeslagen van structurele hervormingen alsmede van terugdringing van de rol van de Staat in de economie. De in het programma opgenomen prognose voor economische groei van 2,3% werd redelijk geacht. De Commissie wenste wél te vernemen in hoeverre in 1998, vanwege het in dat jaar niet meer optreden van de eenmalige France Telecom-baten, er een vrees bestond voor het overschrijden van het tekortplafond. MC-voorzitter Wicks gaf aan dat het Franse programma in het Monetair Comité met waardering was ontvangen. Het programma werd transparant, geloofwaardig en realiseerbaar genoemd. Wél liet het geen enkele marge toe, zodat het noodzakelijk was het commitment van de Franse regering te krijgen voor corrigerende maatregelen in het geval van een dreigende ontsporing. Eén Lidstaat reageerde door te stellen dat het tegelijkertijd vasthouden aan symmetrisch beleid, te weten tekortreductie en lastenverlichting, er niet toe mocht leiden dat de tekortdoelstelling in gevaar zou komen. Minister Arthuis gaf in reactie aan dat Frankrijk zich zeer bewust was van zijn verantwoordelijkheid en alles in het werk zou stellen om het tekort in 1997 onder de 3%-norm te houden, zonodig door nieuwe maatregelen te nemen. Alle overheidssectoren dienden betrokken te worden bij de bezuinigingen. Frankrijk had van 1995 op 1996 het tekort weten terug te brengen met 0,75%-punt. Er mocht daarom vertrouwen bestaan in de capaciteit om het tekort van 1997 op 1998 te reduceren tot 2,8%. Ecofin-voorzitter Zalm wees concluderend op de gemeenschappelijke kenmerken van het Franse en Duitse convergentieprogramma, zoals terzake van de reductie van uitgaven als voorwaarde voor een symmetrisch fiscaal beleid en daarnaast de inzet op structurele hervormingen. Dergelijk beleid diende niet alleen het doel van een verwezenlijking van de convergentie met het oog op de derde fase van de EMU, maar was sowieso op zichzelf al noodzakelijk om groei en werkgelegenheid te creëren. Ook de conclusies van deze discussie zijn bijgevoegd.1 3. Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 1995, dechargeaanbeveling en betrouwbaarheidsverklaring
1
Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.
De President van de Europese Rekenkamer (ERK) stelde dat het ERK-jaarverslag veel tekortkomingen had blootgelegd inzake het financieel beheer op de diverse EU-terreinen, maar ook verbeteringen constateerde. Bezorgd was de ERK over de slechte uitvoering van de Structuurfondsen. De ERK toonde zich verheugd over de inspanningen van de Commissie en Lidstaten in het kader van het SEM 2000-project (Sound and Efficient Management) om te komen tot verbeteringen in het financiële beheer van EU-middelen. Met betrekking tot de verklaring van betrouwbaarheid, gaf de ERK-president aan dat de ERK niet in staat was geweest deze af te geven vanwege het hoge percentage aan materiële fouten bij de betalingen (5,9%), hetgeen een verslechtering betekende ten opzichte van 1994 (4% materiële fouten). Daarentegen kon de ERK in 1995
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-07, nr. 184
3
over slechts 2,3% van de betalingen geen uitspraak doen, tegenover 14% in 1994. Commissaris Liikanen gaf aan dat materiële fouten niet per definitie fraude betekenen. Een schatting van fraudegevallen in het percentage van 5,9% fouten kwam uit op 0,6%. De Commissie gaf aan dat een verheldering van de subsidiabiliteitscriteria van groot belang was om de onregelmatigheden terug te dringen. De Commissie was verheugd te kunnen melden dat in het kader van de werkzaamheden van de groep Persoonlijk Vertegenwoordigers inzake SEM 2000 project er zeer recent consensus kon worden geconstateerd over de set subsidiabiliteitscriteria bij de Structuurfondsen, die de Lidstaten en de Commissie zullen gaan toepassen voor de beoordeling van en controle op nieuwe Structuurfondsprojecten. Verscheidene Lidstaten bedankten de ERK voor het geleverde werk en wezen op de noodzaak dat de Commissie in samenwerking met de Lidstaten verder zou werken aan verbetering inzake de controle en het beheer van EU-middelen. Het Voorzitterschap constateerde dat de ERK-bevindingen door de Raad als streng, degelijk maar constructief werden beoordeeld. Bemoedigend waren de in gang gezette verbeteringsprocessen. Het accoord over de subsidiabiliteitscriteria was daarvan een voorbeeld. Gehoopt werd op eveneens positieve ontwikkelingen terzake van het onderwerp financiële correcties bij de Structuurfondsen, in het kader van het SEM 2000-project. De Ecofin-Raad van juni a.s. zou daarover spreken aan de hand van een voortgangsverslag van de Commissie over de werkzaamheden van de groep Persoonlijk Vertegenwoordigers. Tenslotte constateerde het Voorzitterschap overeenstemming over de positieve aanbeveling van de Ecofin-Raad aan het Europees Parlement inzake het verlenen van kwijting (decharge) aan de Commissie over de begroting 1995 alsmede een Ecofin-verklaring over de verklaring van betrouwbaarheid. 4. Financiële steunverlening aan derde landen
Roemenië Terzake van Roemenië zette Commissaris De Silguy uiteen dat de Roemeense regering een nieuw ambitieus hervormingsprogramma had aangekondigd. De Commissie wilde derhalve overgaan tot uitkering van een deel van de tweede tranche van 70 Mecu van de betalingsbalanslening uit 1994. De Commissie zou hiervoor graag een politiek signaal van de Raad ontvangen. Het Voorzitterschap stelde vast dat de Raad het reactiveren van de oude betalingsbalanslening van oorspronkelijk 125 Mecu kon ondersteunen in het licht van de bevredigende ontwikkelingen in Roemenië. De Ecofin-Raad zou de G-24 leden oproepen om eveneens hun eerder toegezegde steun uit te betalen.
Bulgarije Terzake van Bulgarije wees de Commissie op de diepe crisis die het land doormaakte. Zeer recent was er echter een principe-accoord bereikt met een delegatie van het IMF. De Commissie meende dat voor het welslagen van dit programma aanvullende financiële steun noodzakelijk was, en wees op het feit dat de penibele situatie er toe zou kunnen leiden dat Bulgarije terugbetalingen op eerdere EU-leningen volgend jaar wellicht niet zou kunnen doen. Minister Zalm concludeerde dat de Ecofin-Raad pas kon spreken over macro-financiële steun indien daartoe een concreet Commissievoorstel zou worden voorgelegd, waarbij, op verzoek van verscheidene Lidstaten, ook aanvullende informatie over de situatie in Bulgarije zou worden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-07, nr. 184
4
verstrekt. De Ecofin-Raad was bereid een voorstel na advies van het Monetair Comité op korte termijn, met een positieve grondhouding en met inachtneming van de bekende criteria voor betalingsbalanssteun te bespreken. 5. Technische specificaties euromunten Op basis van een aanvullend rapport van de Muntmeesters en een behandeling daarvan in het Monetair Comité besprak de Ecofin-Raad enkele openstaande kwesties inzake technische specificaties van de euromunten. Er kon echter nog geen consensus worden bereikt. Geschilpunten blijven vooralsnog het nikkelgehalte van de 1 en 2 euromunten alsmede de meerkantigheid van de 20 eurocent. Eén Lidstaat bleef zich, daarbij ondersteund door een andere Lidstaat, verzetten tegen het gebruik van nikkel in de euromunten en drong aan op nader onderzoek van een nieuwe muntlegering. Dit stuitte op onbegrip bij een grote Lidstaat. Een andere grote Lidstaat meldde zich te blijven verzetten tegen het voorstel voor een negenkantige 20-eurocent. De Ecofin-voorzitter herinnerde aan een eerdere afspraak om het aan de Lidstaten over te laten of een nationaal randschrift zou worden gebruikt op de bepaalde munten. Het rapport van de Muntmeesters was hierover echter niet duidelijk. Een grote Lidstaat vroeg zich af of verschillende randschriften niet verwarrend voor blinden zouden kunnen zijn. Het Voorzitterschap concludeerde dat het het beste was dat de Commissie nu op korte termijn met een voorstel zou komen, rekening houdend met het besprokene in de Raad. De Ecofin-Raad zou dit voorstel, zo mogelijk tijdens de Informele Ecofin te Noordwijk, dienen te bespreken. 6. Belasting op energie Commissaris Monti lichtte zijn voorstel voor een richtlijn inzake de belasting op energieprodukten toe. De Commissie beoogde met het voorstel een communautair kader te creëren ter verbetering van de interne markt voor energie. Binnen dit kader zouden de Lidstaten de vrijheid krijgen om hun eigen milieubeleid vast te stellen. Voorgesteld werd namelijk om de bestaande minimumtarieven voor minerale oliën uit te breiden tot stapsgewijs in de tijd toenemende minimumtarieven voor de verschillende soorten energieproducten (waaronder kolen, gas en electriciteit). In het richtlijnvoorstel werd het dringende verzoek gedaan aan de Lidstaten om de lastendruk als gevolg van het voorstel niet te laten stijgen. Eveneens werd volgens de Commissie rekening gehouden met de concurrentiepositie van bedrijven, door bijvoorbeeld aan energieintensieve bedrijven de mogelijkheid van belastingfaciliteiten in het vooruitzicht te stellen. Uit een eerste reactieronde kwam naar voren dat een zestal Lidstaten het voorstel positief tegemoet traden en de overige Lidstaten min of meer grote reserves aantekenden bij (onderdelen van) het voorstel. Een grote lidstaat achtte het voorstel in strijd met de subsidiariteitsgedachte. Een andere grote lidstaat steunde het voorstel weliswaar, maar merkte daarbij op dat het ter beschikking komen van extra gelden uit de heffing niet mag leiden tot een afname van de druk om de sociale zekerheidssystemen te hervormen. Een derde grote lidstaat verwees ook naar het subsidiariteitsprincipe en vroeg aandacht voor het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Tenslotte vroeg deze lidstaat rekening te houden met die energiebronnen die niet bijdragen aan het broeikaseffect. Een aantal kleinere lidstaten wees onder meer op de wenselijkheid van nader onderzoek naar de milieu-effecten van de nieuwe voorstellen, de onwenselijkheid van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-07, nr. 184
5
verhoging van belastingen in verband met de inflatoire druk terwijl ook aandacht werd gevraagd voor de concurrentiepositie. Ecofin-voorzitter Zalm bedankte de Commissie voor haar toelichting en wees erop dat het voorstel goed aansloot op de resultaten van de Milieuraad van maart jl. Het Nederlands Voorzitterschap wilde graag toezeggen zijn best te doen om het voorstel tot werkelijkheid te maken. In de Ecofin-Raad van mei zou opnieuw een discussie worden geagendeerd. Deze discussie zou in de tussentijd met voortvarendheid voorbereid worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-07, nr. 184
6