Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1988-1989
20529
Het bevolkingsvraagstuk en bevolkingsbeleid binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking
Nr. 4
LIJST V A N A N T W O O R D E N Ontvangen 17 oktober 1988 1 De afgelopen jaren is het inzicht gegroeid dat er een verband bestaat tussen bevolkingsproblematiek, armoede, werkloosheid, een slechte gezondheidssituatie, uitputting van het milieu en onderontwikkeling. Op grond van dit besef, en tegen de achtergrond van het door de Regering onderschreven beginsel van internationale solidariteit, heeft Nederland de slotverklaring van de VN-Bevolkingsconferentie te Mexico (1984) - waarin de opstellers zich verplichten tot hernieuwde toewijding bij de tenuitvoerlegging van het World Population Plan of Action - van harte onderschreven. Tijdens deze bijeenkomst - zo ook bij andere gelegenheden - bleek dat regeringen van tal van ontwikkelingslanden overtuigd zijn geraakt van de noodzaak van een effectief bevolkingsbeleid. Deze gewijzigde houding biedt meer mogelijkheden om de bevolkingsproblematiek in te passen in ontwikkelingsprogramma's, en voor een meer actieve Nederlandse betrokkenheid en bereidheid tot steunverlening; aldus uiting gevend aan het streven naar versterking van de reeds bestaande samenwerking met ontwikkelingslanden op bevolkingsgebied. 2 Volgens opgave van UNFPA zijn er over de gehele wereld momenteel negentien landen met een beleid gericht op verhoging van de fertiliteit. Zeven daarvan zijn ontwikkelingslanden (Equatoriaal Guinee, Gabon, Uruguay, Kampuchea, Singapore, Irak en Koeweit); de overige twaalf bevinden zich in de geïndustrialiseerde wereld. Volgens deze gegevens heeft geen van de in tabel I genoemde landen een pro-natalistisch bevolkingsbeleid, behalve de USSR, waar de regering voor sommige delen van het land de vruchtbaarheid tracht te stimuleren. 3 De Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) doet een poging inzicht te verkrijgen in de omvang van moedersterfte. Hiertoe is de WHO begonnen gegevens te verzamelen. De gegevens waarover momenteel wordt beschikt zijn evenwel niet volledig en, in veel gevallen, niet zeer recent. De verzameling van gegevens omtrent moedersterfte wordt bemoeilijkt door het feit dat in de meeste landen moedersterfte niet als aparte categorie wordt geregistreerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
1
Dit verklaart voor een deel de grote verschillen die uit de beschikbare gegevens naar voren komen. Aangenomen moet worden dat moedersterfte in werkelijkheid dikwijls hoger ligt dan naar voren komt in de hier gepresenteerde cijfers. De volgende gegevens zijn afkomstig van de Wereld Gezondheids Organisatie en betreffen moedersterfte inclusief de sterfgevallen ten gevolge van de complicaties veroorzaakt door een (meestal illegale) abortus. Gegevens omtrent het werkelijke aantal opgewekte abortussen zijn niet of nauwelijks beschikbaar. Een van de redenen hiervoor is dat in de meeste landen een verbod rust op abortus provocatus. Moedersterfte per 100000 levend geborenen Afrika Noord-Afrika Egypte Opper-Egypte Beneden-Egypte West-Afrika Burkina Faso Mali Oost-Afrika Kenya Tanzania Zambia Zimbabwe Centraal-Afrika Zuid-Afrika Azië Azië Excl. China West-Azië Noord-Jemen Zuid-Azië Bangladesh India Pakistan Sri Lanka Zuid-Oost-Azië Indonesië Philippijnen Oost-Azië China Oceanië
640 500 300 190 700 1 250 10 660 510 680 109 430 690 570 420 na. 340 n.a. 650 600 450 500 90 420 800 80 55 59 n.a.
Noord-Amerika
5
Latijns-Amerika
270
Midden-Amerika Nicaragua Caraïbisch gebied Jamaica Ned. Antillen Tropisch ZA Peru Suriname Gematigd ZA
240 65 220 102 n.a. 310 314 82 110
Europa Nederland Sowjet Unie
5 n.a.
4 In zijn algemeenheid is deze vraag moeilijk te beantwoorden. In het navolgende is gebruik gemaakt van gegevens van UNFPA voor wat betreft de in tabel I genoemde landen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
2
Tabel I bevat buiten Nederland 21 landen, waarvan zeven in Afrika, acht in Azië, vijf in Latijns-Amerika en het Caraïbisch Gebied, en één in Oost-Europa. De onderstaande tabel geeft voor de 21 ontwikkelingslanden aan of sinds de opstelling van het Actieplan van Boekarest sprake is geweest van een wijziging in de bevolkingspolitiek. Reeds vóór Boekarest voorstander van bevolkingsreductie
Sinds Boekarest beleid ingevoerd ter vermindering van de bevolkingsgroei en/of de vruchtbaarheid
Egypte Kenya Bangladesh India Pakistan Sri Lanka Indonesië Philippijnen China Jamaica
Burkina Faso Mali Tanzania Zambia Zimbabwe Noord-Yemen Nicaragua Peru Suriname
Het jaarlijkse groeicijfer van de bevolking van genoemde landen is vermeld in tabel I van de notitie. Het lijkt om een aantal redenen niet verantwoord om reeds nu gevolgtrekkingen te maken inzake de relatie bevolkingsbeleid - groei van de bevolking. In de eerste plaats zullen die regeringen, die een aantal jaren geleden een aanvang maakten met een actief bevolkingsbeleid, dit vaak gepaard hebben doen gaan met verhoogde inspanningen op gezondheidszorggebied, als gevolg waarvan - door afname van de sterftecijfers - vaak in eerste instantie nog bevolkingsgroei zal zijn opgetreden. In de tweede plaats doen de gevolgen van een bevolkingsbeleid zich uit de aard der zaak pas op de langere termijn gelden. In de derde plaats is de statistische capaciteit in veel ontwikkelingslanden helaas vaak nog dermate beperkt, dat het naar buiten gebrachte cijfermateriaal niet al te betrouwbaar geacht mag worden. 5 Bewust is in paragraaf 1.2 van de notitie gewezen op het complexe verband tussen bevolkingsgroei en armoede. Zo wordt enerzijds gememoreerd dat het terugdringen van bevolkingsgroei allerwege wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor het terugdringen van de armoede, terwijl anderzijds melding wordt gemaakt van studies waaruit naar voren is gekomen dat armoede van invloed is op de toegang tot goede anticonceptiva, en derhalve ook indirect op het vruchtbaarheidsniveau. Andere factoren (de rol van het kind als arbeidskracht, gebrek aan besta< nszekerheid voor ouderen) kunnen eveneens van invloed zijn op de relatie bevolkingsgroei - armoede. Ook het VN-Bevolkingsfonds gaat ervan uit dat afname van de vruchtbaarheid deel uitmaakt van het proces dat de economische groei in werking stelt. Ondergetekende deelt voorts de door het Fonds kenbaar gemaakte visie, dat een aantal specifieke omstandigheden er in sommige Aziatische landen (Taiwan, Zuid-Korea, Singapore, Thailand en Indonesië) toe bijgedragen heeft dat de vruchtbaarheid sneller daalde dan verwacht. Het snelle ontwikkelingstempo lijkt niet de enige factor die hieraan ten grondslag ligt. In de betreffende landen was sprake van een grote nationale inzet voor family planning, ondersteund door goed opgezette en uitgevoerde landelijke geboorteregelingsprogramma's. Voor wat betreft de acceptatie daarvan hebben ook culturele factoren waarschijnlijk een rol gespeeld. Dergelijke externe prikkels - extern in die zin, dat zij niet spontaan voortkwamen uit de economische groei hebben bijgedragen tot het succes van bevolkingsprogramma's in een aantal Aziatische landen en zullen als zodanig ook een gunstige invloed hebben uitgeoefend op de snelle ontwikkeling van deze landen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
3
6 Uit tabel 1 in de notitie blijkt, dat de vruchtbaarheidscijfers in vrijwel geheel Sub Sahara Afrika en landen als Pakistan, Bangladesh en NoordJemen zeer hoog zijn. Vele economische, sociale en culturele factoren zijn van invloed op de vruchtbaarheid in de betreffende landen. Sommige daarvan houden verband met de lage status van vrouwen en de maatschappelijke normen aangaande de rol van de vrouw. Die status wordt bepaald door o.m. opleiding, economische zelfstandigheid, culturele waarden. Het komt daarbij voor dat vrouwen niet betrokken worden in beslissingen die een directe invloed hebben op haar vruchtbaarheid. Deze rol zal dan vaak toevallen aan de echtgenoot. Daarnaast kan een beperkte bewegingsvrijheid van vrouwen belemmerend werken op de toegankelijkheid tot voorlichting en dienstverlening, en op de omgang met andere leden van de gemeenschap. Uit studies blijkt dat een ruim aantal jaren onderwijs voor vrouwen gekoppeld aan het verrichten van betaalde arbeid door vrouwen een van de belangrijke factoren is die invloed uitoefenen op de daling van de vruchtbaarheid. In de Nairobi Forward Looking Strategies worden met betrekking tot geboortenregulering alle regeringen opgeroepen om informatie en middelen ter beschikking te stellen die het vrouwen en mannen mogelijk maken te beslissen over het gewenste kindertal. Ondergetekende is zich bewust van de ernst van de onderhavige problematiek, niet alleen met het oog op succes van de bevolkingsprogramma's, maar ook vanwege het belang en de waardigheid van vrouwen, zoals toegelicht in paragraaf 1.4 van de notitie. 7 Het is niet goed mogelijk de Afrikaanse landen in dezen als een homogene groep te zien. In sommige landen is reeds een begin gemaakt met de uitvoering van een bevolkingsbeleid; andere landen zijn doende een beleid te ontwikkelen, en in weer andere landen is de gedachtenvorming terzake recent begonnen (zie ook de door UNFPA verstrekte gegevens bij vraag 4). Factoren die meespelen in dit vraagstuk zijn onder andere de perceptie van de regering omtrent de noodzaak van een bevolkingsbeleid, alsmede de (verwachtbare) acceptatie van family planning door de bevolking, zoals deze wordt beïnvloed door het ontwikkelingsniveau, cultuur en religie. 8 Er bestaan in Egypte meerdere types «raydat» met verschillend takenpakket en vallend onder verschillende Ministeries. «Raydat» behorend bij het Ministerie van Sociale Zaken kunnen vanuit dat Ministerie direct bij inkomensgenererende activiteiten zijn betrokken. De meerderheid van de «raydat» in het bevolkingsprogramma verricht vooral werkzaamheden op het terrein van voorlichting, promotie en verstrekking van voorbehoedsmiddelen. Daarnaast zijn er inkomensgenererende activiteiten gericht op gemeenschappen, vallend onder algemene bestuurlijke dan wel ontwikkelingscomités.
9 In het Egyptische UNFPA-programma bestond, naast het ontbreken van een totaalbeeld, geen duidelijk inzicht in het verloop van uitgaven en de daarmee samenhangende financieringsbehoefte. Dit werd onder meer veroorzaakt door het feit dat er meerdere donoren waren en het UNFPAkantoor in Cairo, dat de activiteiten had uitbesteed aan een niet-winstmakende stichting, onvoldoende bleek toegerust voor zijn begeleidende taak. In het algemeen tracht UNFPA thans de veldstructuur, met name in Afrikaanse landen, te versterken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
4
10 Het CERPOD is een onderdeel van het in Bamako gevestigde Sahel Instituut. Dit instituut is door de Sahellanden in het leven geroepen teneinde - wetenschappelijk onderzoek in deze landen te coördineren; - resultaten van onderzoek te vertalen in beleidsadviezen; - training en opleiding te verzorgen voor nationaal kader. De betrokkenheid van de Sahellanden bij het CERPOD komt vooral tot uitdrukking op het terrein van bestuur en definiëring van het programma. De financiële inbreng van de Sahellanden in de kosten van het CERPOD is bescheiden vanwege de beperkte draagkracht van die landen. Belangrijk is evenwel dat het onderzoeks- en trainingsprogramma van het CERPOD erop gericht is een voortdurende dialoog tussen het centrum en de nationale betrokken diensten te voeden met ideeën en adviezen. Daarin spelen informele bijeenkomsten, symposia en de publikatie van een tijdschrift een belangrijke functie. De door het CERPOD verzamelde informatie, alsmede de daarop geënte aanzetten tot beleid, worden op nationaal niveau in trainingsprogramma's getoetst en zo nodig bijgesteld. 11 Beoogd is te vermelden dat in het genoemde onderzoek, mannen religieuze bezwaren noemden als achtergrond voor hun verzet tegen geboorteregeling. Dit is op zich een neutrale constatering van een perceptie waarbij de onderzoekers in het midden laten of deze bezwaren stoelen op de ethische regels van de godsdienst van de ondervraagde, dan wel op diens interpretatie daarvan. Aangezien het onderzoekers in gevallen als deze ook niet past om een dergelijk oordeel te geven kan van vaste criteria terzake geen sprake zijn. Het gebruik in de notitie van de terminologie «vermeende religieuze bezwaren» beoogde dan ook niet een dergelijk waarde-oordeel uit te spreken.
12 Sinds Nederland te kennen heeft gegeven bereid te zijn ook in de bilaterale ontwikkelingsrelatie een bijdrage aan het opzetten en realiseren van een bevolkingsbeleid te willen verstrekken, zijn reeds een aantal mogelijk geschikte projecten geïdentificeerd. De implementatie van dit nieuwe terrein van samenwerking zal enige aanlooptijd vergen, ook vanwege de gevoeligheid en complexiteit van deze problematiek. Er kan niet worden gesteld dat Nederlandse hulp niet gewenst zou zijn. Wat het tweede deel van de vraag betreft, bevolkingsbeleid is een aandachtsveld, maar geen sector- of themabeleid. Er is derhalve voor bevolkingsbeleid geen apart bedrag op de begroting geïdentificeerd. Financiering zal plaatsvinden danwei ten laste van het kasplafond, ofwel ten laste van sectorprogramma's. Inzake de specifiek op bevolkingsbeleid gerichte hulpinspanningen van andere landen valt te zeggen dat met name Canada en de Scandinavische landen reeds vele jaren op dit terrein actief zijn. Het antwoord op het eerste deel van de vraag toont aan dat er ruimte aanwezig is voor Nederland om zich bij hen te scharen. 13 Kenya had als een van de eerste landen in Afrika een Family Planning programma dat echter om verschillende redenen lange tijd nodig had om van de grond te komen. a. Binnen de FPAK (the Family Planning Association of Kenya), een NGO, die nauw gelieerd is met het IPPF, hebben zich in de loop van de tijd een aantal personele strubbelingen voorgedaan die afbreuk hebben gedaan aan de effectiviteit van deze organisatie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
5
b. De Kenyaanse overheid heeft zich, kennelijk met het oog op de gevoeligheid van het onderwerp, hetgeen ondermeer te maken heeft met de rol van de kerken in Kenya, alsmede de noodzaak om rekening te houden met tribale gevoeligheden, nogal terughoudend opgesteld. Eerst enige jaren geleden is met de oprichting van de door de overheid gesteunde NCPD (National Council for Population and Development) de family planning krachtig landelijk ter hand genomen waarbij nauw samengewerkt wordt met de donoren en het VN-bevolkingsprogramma. Thans wordt afgewacht hoe de ontwikkeling langs beide hierboven geschetste lijnen zich zal ontwikkelen, waarbij zij aangetekend dat de eerste aanwijzingen redelijk positief zijn. De samenwerking tussen NCPD, dat onder het Office of the Vice President valt en het Ministerie van Gezondheid is een van de positieve ontwikkelingen in de laatste jaren, waarbij de inpassing van bevolkingsaspecten in het algemene gezondheidsbeleid zeker als positief valt aan te merken. 14 Bedoeld programma omvat een belangrijk trainingscomponent zowel op managementterrein als op het vaktechnische terrein van gezinsplanning en verloskunde. Op managementterrein voorziet het programma in verbetering van organisatiestructuur van de gezondheids- en gezinsplanningsdiensten op resp. nationaal, provinciaal en districtsniveau, waarbij het accent meer zal komen te liggen op het districtniveau. Het is het voornemen van de Zimbabweaanse regering om binnen het ministerie van gezondheid een aparte eenheid op te zetten om dit proces te begeleiden. De training is in eerste instantie bedoeld voor gezondheidszorgpersoneel van de overheid op de drie niveaus en is gericht op vergroting van effectiviteit van de dienstverlening in de gezondheidszorg en gezinsplam ning. 15 A. Bevolkingsgroei in China, medium variant' 1975-1980 1980-1985 1985-1990 1990-1995 2000-2005
13.961.000 12.060 000 11.304 000 12.923.000 12.275.000
B.
Bevolkingsomvang in China, medium variant*
Geschatte bevolkingsomvang van China (incl. Taiwan) op basis van Total Fertility Rate van 5.99**
1970 1975 1980 1985 1990 2000
828.894.000 932.997.000 1.002.803.000 1.063.105.000 1.119.625.000 1.255.656.000
830.675.000 940806000 1.084.102.000 1 253.331.000 1 452.401.000 1 960.831 000
* Bron: U.N Dl.E.SA. 'Demographic Indicators of Countries: Estimates and projections as assessed in 1 982'. ** Officieel VN-cijfer; gemiddelde over 1965-1970.
16 De zinsnede over de aandacht die de maatregelen inzake het één kind-gezin hebben gekregen, is niet vergoelijkend, doch constaterend bedoeld. De redenering die in het NAR-advies is ontwikkeld, wordt plausibel genoemd omdat het denkbaar is dat de Chinese bevolking de overheidsmaatregelen om het één-kind-gezin te realiseren heeft geaccepteerd, daar deze zonder discriminatie gericht zijn op de gehele bevolking
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
6
en geïntegreerd onderdeel uitmaken van een breder sociaal-economisch ontwikkelingsbeleid. Hoewel verzet vanuit de bevolking doorgaans als een goede indicatie van onvrede over overheidsmaatregelen mag worden opgevat, kan het omgekeerde niet beweerd worden. Het uitblijven van verzet wijst immers niet automatisch op acceptatie. De mate van acceptatie van family planning programma's vormt voor ondergetekende in zoverre een graadmeter in de oordeelsvorming, dat het zijns inziens in het algemeen niet verstandig is om bilateraal programma's te ondersteunen waartegen de bevolking zich om welke reden ook verzet. 17 A a. Omdat de meeste culturele minderheidsgroeperingen - die in totaal zo'n 5% van de Chinese bevolking uitmaken - buiten de formele bestuurlijke structuren vallen en velen een nomadisch bestaan leiden, is de één-kindpolitiek onder deze groeperingen niet echt doorgevoerd. Wel werd in de «Central Government Guideline of Family Planning» (1984) opgeroepen tot family planning ook onder de minderheden. b. Volgens UNFPA voorzag bovengenoemd document ook in iets pragmatischer richtlijnen voor het na te streven kindertal: de lokale overheden konden daarvan gebruik maken bij het bepalen van hun beleid. Uitzonderingen waarbij een tweede kind acceptabel is, zijn voor wat betreft het platteland: - vissersdorpen waar mannen-arbeid noodzakelijk is om economisch te overleven, als het eerste kind een meisje is. - idem voor «moeilijke» (nooit gedefinieerd) plattelandsgebieden. c. Echtparen (het aantal niet-gehuwde paren in China dal kinderen heeft is vrijwel nihil) waarbij de overheid coulanter is ten aanzien van het tweede kind zijn zij, wier eerste kind ernstig (en niet door een erfelijke aandoening) gehandicapt is. Hetzelfde geldt voor een tweede huwelijk waarbij één der partners nog geen kind heeft, en soms wanneer één of beide partners zelf enig kind is. B Betrouwbare gegevens omtrent het percentage gezinnen in China dat daadwerkelijk slechts één kind heeft zijn niet voorhanden. 18 Het bevolkingsprogramma van Bangladesh is omstreden vanwege de uitwerking van het beloningssysteem dat wordt gehanteerd om sterilisatie van zowel vrouwen als mannen te bevorderen. Een dergelijk systeem dient kritisch te worden bekeken omdat het een bedreiging kan vormen van het basisrecht om in vrijheid en verantwoordelijkheid te kunnen beslissen over het kindertal. Het in Bangladesh gehanteerde beloningssysteem is gericht op drie verschillende groepen: 1. personen die zich laten steriliseren. Zij ontvangen 175 taka ( ± f 10,50) en een sari (vrouwen) of een lungi (mannen); 2. degenen die een sterilisatie uitvoeren. Een dokter krijgt 20 taka per sterilisatie; de assistent krijgt 15 taka voor een tubectomie en 12 taka voor een vasectomie. 3. personen die een sterilisatie-cliënt verwijzen naar een kliniek, de zgn. referrers; dit kunnen zowel family planning workers in overheidsdienst zijn als dorpsvroedvrouwen, familieleden of personen die het louter om de beloning is begonnen, de zgn. agents. De beloning bedraagt 45 taka per geval.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
7
In 1986-1987 werd het aantal vasectomieën op 2 1 0 0 0 0 geschat en het aantal tubectomieën op 141 000. 19 In het algemeen worden de aanbevelingen van de Study of Compensation Payments and Family Planning in Bangladesh ondersteund. De opstellers van het rapport pleiten voor een beperking van het bestaande beloningenstelsel tot in eerste instantie de sterilisatiecliënten. Volgens de studie moet een premie aan deze groep niet zozeer als een beloning worden beschouwd, maar als een tegemoetkoming in de onkosten die een cliënt maakt (transportkosten, voedsel, gederfde inkomsten). Het afschaffen van deze compensatie zou ertoe kunnen leiden dat de armste bevolkingsgroepen zich uit financiële overwegingen niet kunnen laten steriliseren. Wel dient de beloning aan degenen die een sterilisatie-cliënt aanbrengen (geleidelijk) te worden afgeschaft. De zogenaamde agents die sterilisatiecliënten werven kunnen een bedreiging zijn voor het basisrecht om in vrijheid en verantwoordelijkheid over het kindertal te beslissen. Voor de werkers in de gezondheidszorg die een cliënt naar en van de kliniek begeleiden dient de premie te worden omgezet in een reistoelage. 20 Hieronder wordt verstaan een overheidsbeleid dat gericht is op het afremmen van de bevolkingsgroei. 21 De volgende drie projecten verkeren in de formuleringsfase. 1. Institutionele ondersteuning van de posyandu in Aceh (Sumatra) Een posyandu is een eerstelijns gezondheidszorgpost op dorpsniveau die zich naast moeder- en kindzorg, voeding, vaccinatie en het voorkomen en beheersen van besmettelijke ziektes, bezighoudt met family-planning. 2. Ondersteuning van de family-planning fieldworkers in Aceh. Aceh is als lokatie voor deze twee projecten gekozen, omdat de BKKBN, het Nationale Coördinerende instituut voor Gezinsplanning, bezig is de activiteiten in de buitengewesten uit te breiden om zodoende het aantal acceptoren te kunnen verhogen. 3. Pilot project voor urbane family-planning (Jakarta) De BKKBN heeft tot nu toe voornamelijk ervaring met programma's in rurale gebieden. Deze zijn echter niet zonder meer toepasbaar in steden. Doel van dit project is om model, systeem en benadering te ontwikkelen en in de praktijk uit te testen om family-planning diensten beschikbaar te stellen aan de armste groep stadsbewoners en hen te motiveren hiervan gebruik te maken. 22 Een actief bevolkingsbeeld kan alleen succes hebben als de doelstellingen en instrumenten door brede lagen van de bevolking ondersteund of in ieder geval geaccepteerd worden. Dat betekent onder meer dat zo'n beleid ingebed moet zijn in de sociale en culturele context van een land (waarin etisch-religieuze uitgangspunten een belangrijke rol spelen). De betrokken uitspraak is dan ook niet meer dan de constatering van een cultureel gegeven, waarbij bedacht moet worden dat «niet bevorderlijk» niet bedoeld te suggereren dat sprake is geweest van een al dan niet onoverkomelijk obstakel. In die zin moet ook de algemene uitspraak op blz. 10 worden gezien. Over de encycliek «Sollicitudo rei socialis» heeft ondergetekende bij een andere gelegenheid reeds verklaard dat deze naar zijn oordeel bij de tijd en modern is. In dit document klinkt het bewustzijn door dat de beschikbare hulpbronnen in de wereld beperkt zijn. Voorts erkent de encycliek dat er «vooral in de zuidelijke zone van onze planeet een demografisch probleem bestaat dat moeilijkheden schept voor de ontwikkeling».
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 2 0 5 2 9 , nr. 4
8
23 Ja. De studies over Ghana (1984), China (1984), Egypte (1985) en Bangladesh (1986) zijn in enkelvoud bijgevoegd. 1 De studie over Kenya leek minder interessant wegens veroudering (1979). Het ligt in de verwachting dat spoedig een nieuwe studie over Kenya zal verschijnen. Mocht die binnenkort ontvangen worden, dan zal deze de Kamer alsnog toegaan. 24 In 1987 is in totaal ruim 54 miljoen besteed ter ondersteuning van bevolkingsactiviteiten, waarbij dienstverlening op het terrein van family planning is inbegrepen, te weten 42 miljoen gulden aan multilaterale en 12 miljoen gulden aan bilaterlale hulp. Van de multilaterale hulp werd het grootste gedeelte (36,8 miljoen gulden) in de vorm van een algemene bijdrage aan UNFPA geschonken. Aan de International Planned Parenthood Federation werd 4,1 miljoen gulden aan multilaterale ondersteuning toegekend. UNFPA ontving aan bilaterale gelden bijna 1,8 miljoen gulden ter financiering van zo genaamde multi-bi projecten. Daarnaast is er 10 miljoen gulden aan bilaterale hulp besteed ten behoeve van een langlopend family planning programma in Indonesië. Voor wat betreft de multi-bi hulp is zowel in 1987 als in 1988 0,6 miljoen gulden geschonken ten behoeve van de UNFPA/ISS/NIDI cursus Population and Development, die gedurende drie jaar in Den Haag gegeven wordt. Van de hieraan deelnemende beleidsambtenaren uit ontwikkelingslanden wordt de meerderheid gevormd door vrouwen. Het bilaterale programma in Indonesië is dit jaar uitgebreid met een project gericht op economische verzelfstandiging van vrouwen in West-Java, waarvoor gedurende drie jaar ondersteuning ter waarde van 1 miljoen gulden per jaar gegeven wordt. 25 Met «projecten in de sfeer van geboortenregeling» wordt vooral gedoeld op de opbouw van een netwerk van gezondheidsposten gericht op moeder- en kindzorg en family planning. Training van gezondheidswerkers en levering van middelen vormen daarbij belangrijke componenten. De door UNFPA uitgevoerde voorlichtingsprojecten worden hoofdzakelijk onder de groep activiteiten in het kader van informatie, educatie en communicatie geschaard. 26 In een publikatie van de Population Crisis Committee, een Amerikaanse non-gouvernementele organisatie, werd onlangs vermeld dat de nieuwe Administrateur van USAID recent heeft bevestigd geen aanleiding te zien de steun aan UNFPA te hervatten; volgens de Administrateur luidde de conclusie van een op zijn verzoek door het US Census Bureau opgesteld rapport dat in het Chinese family planning programma niet van voldoende verandering sprake is om een beleidswijziging te rechtvaardigen. Het lijkt erop dat voor een andere koers van de VS ten aanzien van UNFPA eerst de uitslag van de verkiezingen afgewacht moet worden.
Ter inzage gelegd op de bibliotheek
27 In de afgelopen jaren heeft Nederland geen transmigratieprogramma's lastens ontwikkelingsfondsen gefinancierd. De Nederlandse opvattingen over transmigratie zijn regelmatig aan de Wereldbank uiteengezet. Mede als gevolg van de economische ontwikkelingen vindt momenteel nauwelijks meer transmigratie plaats. In het nieuwe Indonesische vijfjaren-plan zal de nadruk komen te liggen op «Operations and Maintenance», waaronder ook het verbeteren van bestaande transmigratie-projecten wordt gerekend. De Wereldbank zal hierbij aansluiten met zoge-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
9
naamde «Second Stage Development Projects», waardoor kwaliteitsverbetering van de levensomstandigheden van bewoners van huidige transmigratiegebieden zal optreden. 28 De Global Committee of Parliamentarians on Population and Development is tevreden over de participatie in de door haar geëntameerde activiteiten. Zo was de eerste All-Africa Parliamentary Conference on Population and Development, die in mei 1986 in Harare plaatshad, de grootste parlementaire conferentie ooit in Afrika gehouden; afgezanten van 31 van de 36 Afrikaanse landen met een parlement namen deel, terwijl ook waarnemers van 8 Afrikaanse landen zonder parlement aanwezig waren. Ook in Azië is de GCPPD behoorlijk actief. In september 1987 vond de Tweede Assemblee van de Asian Forum of Parliamentarians on Population and Development plaats in Beijing, waarbij parlementariërs uit 23 landen uit de regio bijeenkwamen. Follow-up vindt deels plaats in de vorm van workshops met een afgebakend thema en voor een iets specifieker doelgroep, deels door de oprichting van nationale parlementaire groepen die periodiek bijeenkomen op (nationale) seminars. Voorts worden uitwisselingsprogramma's en studiemissies georganiseerd. Uit bovengenoemde All-Africa Parliamentary Conference on Population and Development is de Africa Parliamentary Council on Population and Development voortgekomen, bestaand uit 17 leden. De Raad is actief betrokken bij regio-gebonden activiteiten ten behoeve van voedselzekerheid en, in samenwerking met UNICEF, bij een campagne voor de daling van de zuigelingensterfte in Sub-Sahara Afrika. Politieke problemen van de Kenyaanse Secretaris-Generaal hebben geleid tot diens aftreden en daarmee tot verplaatsing van de zetel van de Raad van Nairobi naar Harare, standplaats van de nieuwe Zimbabwaanse Secretaris-Generaal. De uiteindelijke follow-up van de activiteiten van de Global Committee zal naar voren moeten komen in positieve besluitvorming op nationaal niveau over het te voeren bevolkingsbeleid, door een toegenomen inzicht terzake van de betrokken wetgevers. Nederland heeft in de afgelopen jaren herhaaldelijk bijgedragen aan activiteiten van de GCPPD voor de opbouw van haar netwerk in Afrika; sinds 1986 ongeveer f 165 000. Nederland ziet derhalve met belangstelling uit naar meer specifieke activiteiten, met name in Sub-Sahara Afrika, die aansluiten bij de prioriteiten van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. De Committee streeft naar een verdeling tussen diverse inkomstenbronnen terwille van de neutraliteit, meer specifiek: 1/3 van donorregeringen, 1/3 van van VN-instellingen en 1/3 uit de particuliere sector. De laatste jaren blijkt de verhouding echter neer te komen op 25:25:50%. De belangrijkste contribuerende donorregeringen zijn Canada en Zweden. De belangrijkste VN-regeling die bijdraagt is UNFPA. 29 Ten aanzien van de hoofddoelstellingen op bevolkingsterrein lijken er geen verschillen te bestaan tussen de VS en Europese donoren, waaronder Nederland. Ook de VS onderschrijven de uitkomsten van de Bevolkingsconferentie in Mexico City en de verdere resoluties met betrekking tot het bevolkingsprobleem die in VN-verband de laatste jaren zijn aanvaard. De indruk bestaat dat er bij de uitvoering van bevolkingsprogramma's soms wel sprake is van een wat andere benadering door USAID. Deze programma's zijn in het algemeen meer verticaal van opzet waarbij de nadruk ligt op bevordering van het gebruik van anticonceptiva. Nederland heeft, evenals andere Europese donoren, voorkeur voor een bredere en meer geïntegreerde benadering, bijvoorbeeld in het kader van gezondheidszorg.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 2 0 5 2 9 , nr. 4
10
30 Met uitzondering van de Bondsrepubliek ondersteunen genoemde landen geen omvangrijke bevolkingsprogramma's langs bilaterale weg. In het kort kan het volgende worden gezegd: Frankrijk: de Franse hulp op bevolkingsterrein is toegespitst op demografisch onderzoek en training. Activiteiten op het terrein van family planning worden niet in bilateraal kader gesteund. Ten behoeve van de technische en financiële assistentie aan ontwikkelingslanden werd recent in Parijs het Centre pour la Population et Developpement (CEPED) opgericht. België: Met uitzondering van enkele activiteiten in Bangladesh voert België geen bilaterale bevolkingsprogramma's uit en kanaliseert de hulp via UNFPA. Daarnaast ondersteunt de overheid een centrum voor bevolkingsvraagstukken in Louvain-la-Neuve. BRD: In totaal financiert de Bondsrepubliek bilaterale bevolkingsprojecten in acht landen, waarvan vijf in Afrika. Hiermee was in 1987 een totaalbedrag van DM 52 min gemoeid. Voorts draagt de BRD jaarlijks bij aan UNFPA en IPPF. Italië: Dit land verstrekt op bevolkingsterrein geen bilaterale hulp. 31a De EG-Raad - Ontwikkelingssamenwerking - van 11 november 1986 heeft een resolutie aangenomen waarin algemene beginselen en richtlijnen voor communautaire actie inzake de bevolkingsproblematiek in ontwikkelingslanden worden aangegeven. Dit resolutie noemt de volgende actiepunten: - het opnemen van een bevolkingscomponent in het ontwikkelingsbeleid; - steunverlening aan ontwikkelingslanden bij het verzamelen van en het doen van onderzoek naar statistische gegevens; - het verbeteren van de positie van vrouwen door het ondersteunen en opzetten van onderwijsprogramma's voor vrouwen, en bewustwordingscampagnes voor mannen en vrouwen (gezinsplanning); - het ontwikkelen en verbeteren van de eerstelijnsgezondheidszorg voor moeder en kind. Tot nu toe zijn o.m. activiteiten ondernomen op moeder- en kindzorg en het verzamelen van statistische gegevens. Aan de actiepunten van de Raadsresolutie zal bijzondere inhoud worden gegeven in de nieuwe ACS-EEG-overeenkomst. Hiertoe is in het onderhandelingsmandaat van de Commissie een aparte bevolkingsparagraaf opgenomen. 31b Van enigerlei actie op dit terrein van de zijde van de Raad van Europa is dezerzijds niets bekend. 32 Voorop dient gesteld dat slechts een beperkt aantal projecten is gesteund, waaronder enkele op het terrein van family planning. De meeste hiervan worden in multi-bi verband uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van UNFPA. Inzicht in resultaten bestaat slechts voorzover de doelstellingen per project duidelijk zijn geconcretiseerd. Hierbij valt met name te denken aan assistentie bij het opzetten en verwerken van volkstellingen, verzamelen van demografische gegevens, aantallen opgeleide gezondheidswerkers, geproduceerde trainingsmodules en -materialen, verbetering van het management van programma's, middelenverstrekking etc. Voorbeelden hiervan zijn: Noord-Jemen (uitwerking census); Nepal/Bangladesh (opleiding gezondheidswerkers); Bangladesh/Pakistan (managementverbetering) en Indonesië (middelenverstrekking).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
11
Door ondersteuning van deze activiteiten wil Nederland een bijdrage leveren aan het oplossen van knelpunten. Gezegd kan worden dat de resultaten in het algemeen redelijk zijn geweest met uitzondering van het managementprogramma, dat kampt met een aantal, voornamelijk institutionele, problemen. Deze activiteiten kunnen uiteraard niet los gezien worden van grotere, vaak op nationale leest geschoeide programma's, gericht op vergroting van acceptatie, beleidsformulering en institutionele versterking. 33 In het Vrouwen en Ontwikkelingsbeleid wordt geen onderscheid gemaakt tussen groepen vrouwen op grond van verschillen in leeftijd of huwelijkse staat. Bij beoordeling van family planning projecten worden deze criteria ook niet gehanteerd. Het is wel zo dat wat dit punt betreft lokale normen en waarden bepalend kunnen zijn voor groepen die bereikt worden in family planning programma's. In dit verband kan het probleem van het grote aantal zwangerschappen bij schoolmeisjes in met name. Afrikaanse landen worden genoemd. Sexueel geweld, onwetendheid en het geen toegang hebben tot voorbehoedmiddelen kunnen hierbij een rol spelen. Er zijn gevallen bekend dat vrouwen toestemming van echtgenoot of broer behoeven om anti-conceptiva te verkrijgen. Nederland zal via projecten invloed kunnen doen gelden om verandering van deze praktijken bespreekbaar te maken. 34 en 36 Er is een direct verband tussen mensenrechtenbeleid en de uitvoering van een bevolkingsbeleid in de zin van het respecteren van het recht op onschendbaarheid van de menselijke persoon. Het vooropstellen van het zogenaamde «vrijheidsbeginsel» stoelt daar ook op. In de daarbij gegeven nadere kwalificatie dient de nadruk te liggen op het gebruik van het woord «beleidsmatig» omdat van overheden verwacht mag worden dat zij de consequenties van ongeremde bevolkingsgroei voor de levenskansen van de huidige en toekomstige generaties onder ogen zien en op grond daarvan passende maatregelen te nemen. Het vrijheidsbeginsel kan derhalve geen alibi vormen om niets te doen, het vormt wel een belangrijk gegeven voor het kader waarbinnen een bevolkingsbeleid naar Nederlands inzicht behoort te blijven. Als voorbeeld van een lichte vorm van negatieve sancties die in bepaalde omstandigheden (zie terzake het antwoord op vraag 38) wellicht aanvaardbaar zijn kan gedacht worden aan het beperken van het recht op bepaalde aanvullende voorzieningen (extra voedselverstrekkingen of toegang tot bepaalde scholingsmogelijkheden bv.) tot de eerste twee of drie kinderen. 35 In algemene zin vormt de bedoelde passage niet zo zeer een opsomming van prioritaire deelterreinen als wel een overzicht van terreinen die bestreken dienen te worden door een volwaardig en evenwichtig bevolkingsbeleid. In de concrete situatie per land zullen wel bepaalde terreinen meer en andere minder prioriteit behoeven of kunnen ook andere terreinen worden geïdentificeerd. 37 In grote trekken is gepoogd in paragraaf 4.2, derhalve inclusief de inleidende alinea's een aantal ijkpunten te formuleren ten behoeve van concrete beleidsbeslissingen. 38 Gedacht is aan situaties waarin de overheid al geruime tijd een consistent bevolkingsbeleid voert waarin de diverse, in de inleidende alinea's van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
12
para 4.2. genoemde deelterreinen adequaat bestreken worden, als gevolg waarvan brede lagen van de bevolking omtrent de doelstellingen van dat beleid (alsook de consequenties van ongeremde bevolkingsgroei) middels voorlichting en informatie op de hoogte kunnen zijn. Zie voor wat betreft vormen van negatieve sancties, het antwoord op de vragen 34 en 36. 39 Zoals in de notitie uiteengezet, zullen eventuele toekomstige verzoeken tot bilaterale ondersteuning van activiteiten op bevolkingsterrein worden getoetst aan de in para 4.2 geformuleerde doelstellingen en uitgangspunten. In de schaarse gevallen waarin Nederland thans bilateraal is (of in het verleden was) betrokken bij activiteiten op dit terrein, hebben globaal gesproken dezelfde overwegingen een rol gespeeld. Veelal ontbreekt nog een goed inzicht in het bevolkingsbeleid van ieder afzonderlijk land waarmee Nederland een bilaterale ontwikkelingsrelatie heeft, aangezien dit nog geen onderwerp van gesprek is in de bilaterale ontwikkelingsrelatie. Momenteel wordt bezien op welke wijze dit onderwerp het best aan de kan worden gesteld. Het ligt onder andere in het voornemen in de op te stellen landenbeleidsdocumenten met betrekking tot programmalanden en -regio's een bevolkingsparagraaf op te nemen. 40 In zijn algemeenheid bezien zijn er tegen de praktijk van het belonen van dienstverleners een aantal houtsnijdende bezwaren aan te voeren. Omdat deze in concrete situaties wellicht te vermijden zijn of in de praktijk niet optreden, is in de notitie sprake van «kritisch benaderen» waarmee een beoordeling per geval mogelijk blijft. 41 Uit het feit dat het Bevolkingsfonds van de VN (UNFPA) in vrijwel alle landen vertegenwoordigd is en fondsen t.b.v. bevolkingsactiviteiten beschikbaar stelt, kan worden afgeleid dat het multilaterale kanaal in het algemeen op brede schaal wordt gewaardeerd. Wel zal het voorkomen dat in landen met goed opgezet en actief bevolkingsbeleid de behoefte aan additionele multilaterale hulp minder wordt. Aangenomen mag worden dat sommige landen vrijwel uitsluitend nog enige bilaterale hulp (bijv. leveranties, technische assistentie) ontvangen. 42 Momenteel zijn geen bilaterale activiteiten op bevolkingsterrein in Bangladesh in overweging. De steun via multilaterale kanalen zal worden voortgezet. De aanbevelingen van de «Study of Compensation Payments and Family Planning in Bangladesh» inzake de incentives werden tijdens de Mid Term Review in maart jl. door de gezamenlijke donoren overgenomen en neergelegd in een Aide Memoire. Het antwoord van de regering van Bangladesh op deze Aide Memoire indiceert een zekere bereidheid om deze aanbevelingen ter harte te nemen. Nederland zal er op aandringen dat op korte termijn concrete maatregelen worden genomen om deze aanbevelingen uit te voeren. 43 Met vertegenwoordigers van de MFO's wordt thans gewerkt aan de voorbereiding van een studiedag. Naar het zich laat aanzien zal deze begin 1989 worden gehouden. 44 Nagegaan wordt thans welke vakgebieden als meest prioritair moeten worden aangemerkt bij de verdere uitbreiding van de eenheid technische advisering.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 529, nr. 4
13