Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1974-1975
13 3 2 0
Nota betreffende de positie van het voorbereidend jaar bij het Hoger Beroepsonderwijs
Nr. 2
Nota INLEIDING In artikel 16, 2e lid van de Wet op het Voortgezet Onderwijs werd de mogelijkheid geopend om aan scholen voor hoger beroepsonderwijs een voorbereidend jaar te verbinden. In zulk een voorbereidend jaar kunnen worden geplaatst de leerlingen, die niet voldoen aan de toelatingseisen voor het eerste leerjaar van een school voor h .b.o. Voor het voorbereidend jaar zelf gelden ook toelatingseisen, die uiteraard lager zijn dan voor het eerste leerjaar. Van de geboden mogelijkheid een voorbereidend jaar aan de scholen te verbinden wordt bij een beperkt aantal schooltypen van h.b.o. gebruik gemaakt, terwijl in een enkel geval (hogere hotelscholen) het voorbereidend jaar, na enige tijd te hebben bestaan, geruisloos verdween. Momenteel bestaat nog een voorbereidend jaar bij: A. hogere technische scholen; B. hogere beroepsopleidingen verbonden aan de scholen voor laboratoriumpersoneel; C. hogere zeevaartscholen; D. hogere agrarische scholen; E. akademie voor expressie door woord en gebaar. Bij de diverse vormen van kunstonderwijs bestaat geen voorbereidend jaar in de zin van de wet. Wel kent men daar: voorbereidende cursussen (muziekonderwijs), oriënteringscursussen (theateronderwijs) en vooropleidingscursussen (dansvakonderwijs), die of slechts enkele lessen per week omvatten of parallel lopen met (ander) normaal dagonderwijs. Daar ik niet voornemens ben voorshands wijzigingen aan te brengen in deze scala van cursussen, blijve het kunstonderwijs in deze nota verder onbesproken. Ik zal mij derhalve beperken tot de bespreking van de momentele situatie bij en van mijn beleidsvoornemens ten aanzien van de onder A, B, C, D en E genoemde scholen.
A. Hogere Technische Scholen Van oudsher kent de h.t.s. (vroeger m.t.s. geheten) twee toelatingsstromen, te weten de overwegend praktisch opgeleiden en de overwegend theore-
2
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 320, nrs. 1-2
3
tisch opgeleiden. Het bestaan van deze twee stromen, binnen welke zich bovendien diverse niveaus manifesteerden, leidde ertoe dat de aansluitingsproblematiek in het pre-mammoet tijdperk bijzonder ingewikkeld was. Schakelklassen en z.g. VUTO-cursussen, veelal verbonden aan scholen voor l.t.o. en m.t.o. zorgden ervoor dat de verschillen in de diverse vooropleidingsniveaus en het aanvangsniveau van de h.t.s., toen einddiploma m.u.l.o.-B, konden worden overbrugd. Inmiddels kwam men tot de overtuiging dat het niveau waarop de studie aan de h.t.s. zou moeten aanvangen, diende te worden verhoogd. Dezeovertuiging vond haar weerslag in een tweetal rapporten, te weten het tweede rapport van de 'Werkgroep toelating MTO' (april 1963) en het rapport van een studiecommissie onder leiding van ir. L. F. Cooke (augustus 1962). Op grond van deze rapporten werd gespreid over de cursusjaren 1965/1966 en 1966/1967 een voorbereidend jaar ingesteld, waarin onderwijs werd gegeven met het doel de tekorten aan exacte en algemene basiskennis aan te vullen. Slechts kandidaten met diploma h.b.s.-B werden rechtstreeks in de eerste klas van de h.t.s. geplaatst, anderen (voornamelijk m.u.l.o. en m.t.o./u.t.o.abituriënten) werden verwezen naar het voorbereidend jaar. De inwerkingtreding van de Wet op het voortgezet onderwijs per 1 augustus 1968 noopte tot een nadere bezinning. Met name diende de toelaatbaarheid van h.a.v.o.- en m.t.o.-abituriënten tot het h.t.o. te worden geregeld. Zoals bij alle andere typen van hoger beroepsonderwijs werd het h.a.v.o.diploma het ingangsniveau voor de h.t.s., zij het dat specifieke eisen aan het vakkenpakket moeten worden gesteld, te weten wis- en natuurkunde. Naar het inzicht van de toenmalige bewindsman diende het einddiploma van de m.t.s. nieuw stijl met dezelfde specifieke eisen aan het vakkenpakket hiermede te worden gelijkgesteld. Daar de eerste reguliere h.a.v.o.- en m.t.o. - nieuwe stijl-abituriënten in 1973 zich zouden aanmelden, werd percirculaire HTO 536.772 dd. 17 april 1973 een nieuwe toelatingsregeling bekend gemaakt (zie Bijlage 1). Ten aanzien van het voorbereidend jaar werd overwogen, dat de doorstromings- en aansluitingsmogelijkheden geopend door de W.V.O. op den duur het voortbestaan ervan overbodig zouden maken: de reguliere toestroom naarde h.t.s. als instituut van hoger onderwijs zou dienen te lopen via h.a.v.o. en m.t.s. In genoemde circulaire werd het beleidsvoornemen tot afschaffing van het voorbereidend jaar nader gepreciseerd, waarbij rekening gehouden werd met de terzake op 28 februari 1973 door uw Kamer aangenomen motieVan Ooijen c.s.1 Mede gelet op de terzake met uw commissie gevoerde discussie op 30 mei 1974 en de reacties uit het onderwijsveld ben iktot de overtuiging gekomen dat de voorziene volledige afschaffing van het voorbereidend jaar per 1 augustus 1975 een te rigoreuze ingreep zou betekenen. Ik geef de voorkeur aan een gefaseerde afschaffing, welke ik mij voor de diverse categorieën 'toestromers' als volgt voorstel:
1 De Kamer overwegende, dat bezitters van het diploma m.b.o. en h.a.v.o. op dit moment onvoldoende garanties hebben om het onderwijs in het eerste jaar van het Hoger Beroeps Onderwijs met succes te kunnen volgen; spreekt als haar oordeel uit, dat afschaffing van het voorbereidende jaar bij het HBO niet behoort te worden doorgevoerd alvorens voorzieningen zijn getroffen, die bedoelde garanties scheppen.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 320, nrs. 1-2
4
1.
M.a.v.o.-abituriënten
Voor m.a.v.o.-abituriënten kan een directe overgang naar het hoger beroepsonderwijs via het voorbereidend jaar geen aanbevelenswaardige weg worden genoemd. Daarvoor is er een te groot verschil tussen het vakkenpakket van het m.a.v.o. en de diverse toelatingseisen van het h.b.o. Voor goede m.a.v.o."leerlingen heeft een directe overgang naar het h.t.o. ook nooit in de bedoeling van de wetgever gelegen. Het is steeds de bedoeling geweest, dat deze goede leerlingen via het h.a.v.o. of het m.b.o. naar het h.b.o. zouden kunnen gaan. Met name in het licht van ontwikkelingen naar een nieuw hoger onderwijs moet vastgehouden worden aan een passend niveau van degene die h.t.o. gaat volgen. Het rendement van de m.a.v.o.-abituriënt in het voorbereidend jaar is erg laag (42% van de m.a.v.o.-abituriënten in het voorbereidend jaar is bevorderd). Bij het hoger agrarisch onderwijs is reeds bepaald dat m.a.v.o.-abituriënten geen toegang meer hebben tot het voorbereidend jaar. Tijdens het onderhoud met de vaste kamercommissie dd. 30 mei 1974 is door leden van de commissie erop aangedrongen bij het h.b.o. één lijn te trekken en het agrarisch onderwijs niet in een uitzonderingspositie te plaatsen. Ik onderschrijf dit standpunt. Mede met het oog daarop ben ik voornemens met ingang van 1 augustus 1975 aan m.a.v.o.-abituriënten geen toegang meer te verlenen tot het voorbereidend jaar van de h.t.s. 2.
M.t.o.-abituriënten
Bij het bekend maken van het beleidsvoornemen tot opheffing van het voorbereidend jaar is van meet af aan gesteld dat zulks eerst zou geschieden, zodra bezitters van het m.t.s.-diploma (met wis- en natuurkunde) voldoende garanties hebben om het onderwijs in het eerste leerjaar van de h.t.s. met succes te kunnen volgen. Hoewel het m.t.o. (voor verreweg de meeste leerlingen) eindonderwijs is, moet de mogelijkheid worden geschapen om m.t.s.-ers met voldoende aanleg toe te laten tot het 1e leerjaar van het h.t.o. Door de Stuurcommissie m.t.o. en h.t.o. is op verzoek van de toenmalige bewindsman ingesteld een commissie ad hoc 'Aansluiting MTO-HTO', die tot taak heeft te bestuderen hoe deze doorstroming optimaal kan geschieden. Deze commissie heeft een eerste rapport uitgebracht, waaruit blijkt, dat althans in de belangrijke afdeling werktuigbouwkunde een doorstroming van m.t.o.-abituriënten met wis- en natuurkunde in hun pakket naar de eerste klas van de h.t.s. mogelijk is, mits het leerplan in het 1e jaar van de h.t.s. aangepast wordt. Uitgangspunt is een lessentabellen- en programmavergelijking, waarbij met name gelet wordt op wiskunde, natuurkunde, Nederlands en Duits of Engels. Binnen het totaal toegestane pakket wekelijkse lessen van 32 van het eerste leerjaar van de h.t.s. zal een aantal lessen van het normale studiepakket dienen te vervallen. In principe is dit mogelijk aangezien de m.t.s.-er over meer technische kennis beschikt dan bv. de h.a.v.o.-abituriënt die eveneens in het eerste studiejaar van het h.t.o. kan worden geplaatst. In het eerste studiejaar van de afdeling werktuigbouwkunde van de h.t.s. kunnen 12 van de 32 wekelijkse lessen beschikbaar worden gesteld voor aanvullende lessen aan m.t.o.-abituriënten. Deze lessen gaan dan ten koste van bv. tekenen; werkplaatstechniek - laboratoria. Vergelijking met een h.a.v.o.-abituriënt leverde op, dat 12 a 13 aanvullende uren noodzakelijk zijn. Deze kunnen dan worden besteed aan o.a. scheikunde, natuurkunde, Engels of Duits.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 13 320, nrs. 1-2
5
Genoemde commissie bestudeert thans de mogelijkheden voor de overige afdelingen. Ik vertrouw dat hier overeenkomstige regelingen zullen kunnen worden getroffen, zodat doorstroming van alle m.t.o.-abituriënten met een specifiek eindexamenpakket direct naar de eerste klassen van de h.t.s. mogelijk zal blijken. Om deze doorstroming te vergemakkelijken ben ik voornemens, - na daartoe voorstellen van het onderwijsveld te hebben ontvangen en de financiële ruimte te hebben gevonden - voor het onderwijs in de eerste klassen van de h.t.s. faciliteiten in de vorm van extra tijdseenheden ter beschikking te stellen, zulks voor het eerst voor het studiejaar 1976/77. Handhaving van het voorbereidend jaar voor deze belangrijke categorie 'toestromers' zou dan een overbodige luxe zijn. 3.
H.a.v.o.-abituriënten
Wanneer m.a.v.o.-abituriënten en gekwalificeerde m.t.o.-abituriënten niet voor het voorbereidend jaar in aanmerking komen blijft als categorie gegadigden voor het voorbereidend jaar slechts over de groep h.a.v.o.-leerlingen met een deficiënt pakket. Ik moet er wel op wijzen, dat h.a.v.o.-leerlingen, die geen wiskunde en/of natuurkunde in hun pakket hebben opgenomen, moeilijk kunnen worden aangemerkt als zodanig gekwalificeerd voor een technische studie, dat dit een integrale regeling vergt. Voor hen bestaat de mogelijkheid hun deficiëntie op te heffen door in een of meer ontbrekende vakken alsnog een examen af te leggen. Het is mij bekend dat in diverse gevallen ook h.a.v.o.-abituriënten met het goede pakket (wis- en natuurkunde) in plaats van direct tot het eerste leerjaar te worden toegelaten, verwezen worden naar het voorbereidend jaar. Ik acht dit geen juiste gang van zaken en allerminst een reden om het voorbereidend jaar te handhaven. Zulks zou namelijk een inbreuk betekenen op het uitgangspunt dat het ingangsniveau van het h.b.o. niet hoger dient te zijn dan uitgangsniveau h.a.v.o./m.b.o. Het is mij bekend dat h.a.v.o.-abituriënten in het eerste jaar van de h.t.s. met aanpassingsmoeilijkheden hebben te kampen. Ik ben van oordeel dat deze problematiek op de h.t.s.-en zal moeten worden opgelost en vertrouw dat de door mij hierboven in uitzicht gestelde faciliteiten tot deze oplossing zullen bijdragen. Samenvattend zijn mijn beleidsvoornemens t.a.v. het h.t.o. als volgt: a. Ingaande 1 augustus 1975 zullen m.a.v.o.-abituriënten geen toelating tot het voorbereidend jaar kunnen verkrijgen; b. Van deze regel worden uitgezonderd m.a.v.o.-abituriënten die reeds geplaatst waren in het voorbereidend jaar gedurende de cursus 1974/1975. c. Het voorbereidend jaar wordt geheel afgeschaft per 1 augustus 1976 met dien verstande dat uitsluitend gedurende de cursus 1976/77 voor doubleurs bezemklassen zullen mogen worden gevormd. d. gelet op het speciale karakter van de avond-h.t.s.-en (veelal tweede kans onderwijs voor overdag in het bedrijfsleven werkzame personen in het bezit van allerhande diploma's en bewijzen van overgang) wil ik deze (kleine) groep scholen uitsluiten van de onder a, b en c aangekondigde maatregelen. Het voorbereidend jaar biedt bij deze groep scholen een goede mogelijkheid de veeal 'verouderde' kennis bij te werken.
B. Hogere beroepsopleidingen verbonden aan de scholen voor laboratoriumpersoneel. Met betrekking tot het voorbereidend jaar bij deze opleidingen zou in principe eenzelfde beleid dienen te worden gevoerd als hierboven uiteengezet voor de hogere technische scholen onder a, b, c en d.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 320, nrs. 1-2
6
Voorshands ben ik voornemens de uitvoering te beperken tot de HBO-B dagopleidingen en de experimentele 4-jarige HNWO-opleidingen. Voor deze opleidingen geldt dus: a. Ingaande 1 augustus 1975 zullen m.a.v.o.-abituriënten geen toelating tot het voorbereidend jaar kunnen verkrijgen; b. Van deze regel worden uitgezonderd m.a.v.o.-abituriënten die reeds geplaatst waren in het voorbereidend jaar gedurende de cursus 1974/75. c. Het voorbereidend jaar wordt geheel afgeschaft per 1 augustus 1976 met dien verstande dat uitsluitend gedurende de cursus 1976/77 voor doubleurs bezemklassen zullen mogen worden gevormd. De commissie Assisterend Laboratoriumpersoneel/Analisten heeft zich met mijn beleidsvoornemen terzake kunnen verenigen. Voor de 2-jarige HBO-A opleiding ben ik echter voornemens het voorbereidend jaar vooralsnog te handhaven, zulks in overeenstemming met het gestelde in het schrijven HTO-535599 d.d. 21 maart 1973 van Ministervan Veen aan de Ministervan Volksgezondheid en Milieuhygiëne (zie bijlage 2). Ik merk hierbij op dat het bij de HBO-A opleiding gaat om een korte, hoofdzakelijk praktische opleiding voor de functie van analist in chemische en medische laboratoria, die in overwegende mate bezet wordt door vrouwelijke werknemers met een gemiddelde werkelijke diensttijd van circa 3 jaar. Afschaffing van het voorbereidend jaar (en daarmee het afsnijden van de directe toestroom uit de m.a.v.o.) nu zou ook het gevaar inhouden van een te gering aanbod op de arbeidsmarkt in deze sector.
C. Hogere Zeevaartscholen Ten aanzien van mijn algemeen beleid voor deze scholen moge ik verwijzen naar mijn nota 'Hoger Zeevaartonderwijs', die u omstreeks deze tijd zal bereiken. Een belangrijk aspect isdat ervoor dient te worden gezorgd dat jaarlijks een voldoend aantal scheepsofficieren ter beschikking komt. Geconstateerd moet worden, dat de belangstelling van v.w.o.- en h.a.v.o.abituriënten voor de opleidingen tot stuurman en scheepswerktuigkurv dige momenteel nog dermate gering is, dat met toestroom alleen uit deze categorieën geen voldoende 'output' zou kunnen worden bereikt om de huidige koopvaardijvloot te bemannen. Ten einde de t toekomstige arbeidsvoorziening niet in gevaarte brengen, dient aan m.a.v.o. en m.b.o.-abituriënten een toegangsmogelijkheid zowel tot de traditionele opleidingen als tot de experimentele h.t.s-gestructureerde opleidingen te worden geboden. Uitsluitend om deze reden geef ik er dan ook de voorkeur aan voorshands de bestaande mogelijkheden tot directe toestroming van deze categorieën te handhaven. Ik sluit niet uit, dat veranderingen in de personeelsbehoefte bij de koopvaardijvloot en/of de belangstelling van h.a.v.o.-en v.w.o.-abituriënten voor deze opleidingen in de toekomst kunnen leiden tot herziening van dit standpunt.
D. Hogere Agrarische Scholen De instelling van een voorbereidend leerjaar voor het hoger agrarisch onderwijs geschiedde op basis van een advies van de werkgroep H.B.O.L. (Hoger Beroepsonderwijs Landbouw) uit 1966, welke tot taak had een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet op het Voortgezet Onderwijs met betrekking tot de inrichting van het hoger agrarisch onderwijs, voor te bereiden. De instelling van dit voorbereidend leerjaar was aanvankelijk in het bijzonder gericht op de belangen van (uitblinkende) m.a.v.o.-gediplomeerden en van doorstromende leerlingen vanuit het middelbaar agrarisch onderwijs, die de aansluiting met het beginniveau van het hoger agrarisch onderwijs zouden blijken te missen.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 320, nrs. 1-2
7
Ingaande 1969 werd de toelaatbaarheid van de - toen nog-m.u.l.o.-B-gediplomeerden als systeem verlegd van het eerste leerjaar naar het voorbereidend leerjaar. Tegelijkertijd werd het aanvangsniveau van de basisvakken van het eerste leerjaar op een hoger plan gebracht. De recente, meer definitieve bepaling van dit beginniveau (de huidige toelatingseis luidt in verband daarmede: h.a.v.o. met tenminste scheikunde en natuurkunde) leidde tot een te groot vooropleidingsmanco voor m.a.v.o.ers, om in normaal dagonderwijs via het voorbereidend jaar op nog aanvaardbare wijze overbrugd te worden. Ingaande 1974 werd dan ookdetoelaatbaarheid van m.a.v.o.-ers voor het voorbereidend jaar van het h.a.o. definitief geannuleerd. Reeds in 1972 had de Studiecommissie coördinatie wetenschappelijk landbouwonderwijs - hoger landbouwonderwijs geadviseerd tot bovenstaande annulering, maar tevens aanbevelingen gedaan m.b.t. de aansluiting middelbaar agrarisch onderwijs (m.a.o.)-h.a.o. Daarin zou het voorbereidend jaar een belangrijke functie kunnen blijven vervullen. Volgens de Commissie zijn er twee categorieën aspirant-studenten te onderscheiden waarvoor het voorbereidend jaar een adequate aanvullende voorbereiding kan geven, te weten: a. De m.l.s.'ers waarvan in de 1e of 2e klassen van het middelbaar agrarisch onderwijs is gebleken dat zij de capaciteiten en motivatie bezitten voor studievoortzetting in het agrarisch h.b.o.; b. Gediplomeerde m.l.s.'ers met een ontoereikende voorbereiding voor de 1e klasse leerstof van het agrarisch h.b.o. Aangetekend werd ook dat gediplomeerde h.a.v.o.-abituriënten die examen hebben afgelegd in een vakkenpakket dat onvoldoende aansluiting geeft op het agrarisch h.b.o., van deze mogelijkheid momenteel gebruik maken. In beginsel is de voorbereiding voor voortgezette (beroeps)-opleiding een taak voor de toeleverende scholen, ook al hebben deze scholen als eindonderwijs primair andere doelen. De differentiatiemogelijkheden in de studieprogramma's bieden daartoe bij voldoende schoolgrootte wel mogelijkheden. Enerzijds speelt daarbij een voldoend aantal leerlingen die als aparte groep voor doorstroming worden voorbereid, anderzijds de toereikende beschikbaarheid van leraarlesuren. Met betrekking tot het middelbaar agrarisch onderwijs moet echter worden opgemerkt, dat een grote meerderheid van deze scholen te klein van omvang is, om een doorstromingsdifferentiatie te kunnen formeren. Deze bijzondere omstandigheid noodzaakt tot concentratie van de betreffende onderwijsinspanning. De praktijk heeft uitgewezen dat deze concentratie het meest doelmatig kan worden gerealiseerd aan de ontvangende scholen, in de vorm van een voorklasse zoals het voorbereidend jaar. Voortzetting en eventuele verbetering van de studiekeuzevoorlichting in het h.a.v.o. (en v.w.o.) zal stellig leiden tot afname van het aantal kandidaat» studenten met deficiënte pakketten. Het verschijnsel zal echter blijven voortbestaan. De primair voor de m.a.o.-h.a.o. doorstroming bedoelde voorklasse van het h.a.o. zal - gereguleerd door nader te bepalen criteria - mede dienstbaar kunnen zijn aan een steeds beperkter wordende groep van h.a.v.o.-gediplomeerden met een deficiënt examenvakkenpakket, die een hogere agrarische opleiding wensen te ontvangen.
E. Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar Bij het sociaal-pedagogisch onderwijs is aan deze opleiding als enige een voorbereidend jaar verbonden. Er is een beperkte mogelijkheid om na een toelatingsonderzoek tot dit voorbereidend jaar toegelaten te worden, indien men in het bezit is van het diploma i.v.o.-b, m.a.v.o.-4 of een daarmee gelijkgesteld diploma. Minimum leeftijd is 17 jaar.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 320, nrs. 1-2
8
Het gestelde ten aanzien van de m.a.v.o.-abituriënten bij de hogere technische scholen is ook hier van toepassing. M.a.v.o."kandidaten kunnen via de h.a.v.o. doorstromen naar deze opleiding. In aanmerking dient ook te worden genomen dat het aantal gegadigden voor deze opleiding het aantal beschikbare plaatsen overtreft. Derhalve zie ik geen reden het voorbereidend jaar te handhaven en ben ik voornemens per 1 augustus 1975 het voorbereidend jaar bij deakademie voor expressie door woord en gebaar te doen beëindigen. Weliswaar zal ook hier de mogelijkheid worden geschapen om gedurende uiterlijk één jaar nog een zgn. 'bezemklas' te vormen. De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, G. Klein
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 320, nrs. 1-2
9
Bijlage 1
MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN 17 april 1973 Aan 1. de besturen van de ingevolge de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde hogere technische scholen. 2. de besturen van de gemeenten die zodanige scholen in stand houden. Ter kennisneming aan: 1. de rectoren en directeuren van rijks-, gemeentelijkeen bijzondere scholen voor v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o.; 2. de directeuren van de ingevolge de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde middelbare technische scholen. De voortgaande ontwikkeling zowel in het algemeen voortgezet onderwijs als in het beroepsonderwijs maakt het noodzakelijk, de richtlijnen omtrent de toelating tot het H.T.O. te herzien. De volgende richtlijnen gelden voor de toelating tot de studiejaren 1973-1974 en 1974-1975. 1. Tof het eerste studiejaar kunnen worden toegelaten bezitters van: a. het diploma gymnasium B (oude stijl) en H.B.S.-B; b. het diploma atheneum B en gymnasium B (nieuwe stijl), die eindexamen hebben afgelegd in o.a. de vaken wiskunde I en natuurkunde; c. het diploma havo, die eindexamen hebben afgelegd in o.a. de vakken wiskunde en natuurkunde; d. het bewijs van overgang van het voorbereidend jaar naar het eerste studiejaar van een h.t.s.; e. het diploma m.t.s. (nieuwe stijl), dan wel voor degenen, die geen praktijkjaar hebben doorlopen, de verklaring, dat met goed gevolg het eindexamen van een m.t.s. (nieuwe stijl) is afgelegd, mits in beide gevallen wiskunde (voor 1974-1975: wiskunde en natuurkunde) in het eindexamenpakket is opgenomen, in sommige gevallen na een vooronderzoek. 2. Tof het voorbereidend jaar kunnen worden toegelaten bezitters van: a. het diploma havo, die geen eindexamen hebben afgelegd in de vakken wiskunde en natuurkunde; b. het diploma mulo-B; c. het diploma mavo-4, die eindexamen hebben afgelegd in o.a. de vakken wiskunde en natuur/scheikunde I; d. het bewijs van onvoorwaardelijke toelating tot het vierde respectievelijk vijfde leerjaar van een h.b.s. met 5-jarige respectievelijk 6-jarige cursus, dan wel tot het vijfde leerjaar van een atheneum of gymnasium; e. het diploma m.t.s. (oude stijl), dan wel de verklaring, dat met goed gevolg het eindexamen van een m.t.s. (oude stijl) is afgelegd; f. het bewijs van onvoorwaardelijke toelating tot het derde dan wel vierde leerjaar van een m.t.s. (nieuwe stijl). 3. Het bevoegd gezag beslist over de toelating, ook indien toelating wordt gevraagd door bezitters van andere diploma's of bewijsstukken dan hierboven genoemd; vanzelfsprekend dient een gelijkwaardig niveau van vooropleiding als norm voor de toelating te worden gehanteerd. Ten aanzien van twijfelgevallen (bijv. bezitters van buitenlandse diploma's) verdient het aanbeveling na overleg met de inspectie H.T.O. en de afdeling TBO/HTO van mijn ministerie te beslissen.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 320, nrs. 1-2
10
4. Ten aanzien van het gestelde onder 1 e wordt nader opgemerkt, dat mijn streven erop gericht is de doorstroming van m.t.s.-abituriënten naar het eerste studiejaar van de h.t.s. te bevorderen. Een speciale commissie m.t.o./ h.t.o. bestudeert de problematiek rond deze doorstroming. Vooruitlopend op dit onderzoek, wil ik in principe de toelating van m.t.s.-abituriënten mogelijk maken. Het bevoegd gezag van de h.t.s. zal evenwel een advies van detoeleverende m.t.s. kunnen verlangen en de toelating afhankelijk kunnen stellen van het gunstig resultaat van een vooronderzoek. 5. Ik wijs er nu reeds op dat ik overweeg het voorbereidend jaar van de h.t.s. af te schaffen, zodra bezitters van het diploma m.t.s. (met keuzepakketten wiskunde en natuurkunde) voldoende garanties hebben om het onderwijs in het eerste leerjaar van de h.t.s. met succes te kunnen volgen. Ik houd rekening met de mogelijkheid, dat zulks, na aanpassing van de inrichting van het onderwijs in het laatste leerjaar van de m.t.s., voor deze 'doorstromers' per 1 augustus 1975 het geval zal zijn. De Minister van Onderwijs en Wetenschappen C.van Veen
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 13 320, nrs. 1-2
11
Bijlage 2
MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de heer Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne 's-Gravenhage, 21 maart 1973 In antwoord op Uw bovenvermelde brief kan ik u mededelen, dat mij ook uit andere kringen, met name van de commissie 'assisterend laboratoriumpersoneel/analisten', reacties hebben bereikt, waaruit verontrusting blijkt met betrekking tot de opheffing van het voorbereidend jaar aan de laboratoriumscholen, in het bijzonder met betrekking tot de deelname aan de h.b.o.-A-opleidingen medische richting. Ik overweeg thans dan ook, teneinde de toeleveringsstroom van medische analisten naar ziekenhuislaboratoria zo min mogelijk te verstoren, dit voorbereidend jaar uitsluitend voor de h.b.o.-A-opleidingen nog enkele jaren te continueren en derhalve opheffing per 1 augustus 1975 niet te effectueren. Ten aanzien van de vaststelling van een nieuwe datum voor de volledige opheffing van het voorbereidend jaar zal ik mij doen adviseren door de mij ten dienste staande adviesorganen. De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, C. van Veen
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 320, nrs. 1-2
12