Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1986-1987
19960
De uitbouw van het Technologiebeleid
Nr. 4
BRIEF V A N DE MINISTER V A N E C O N O M I S C H E ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 2 september 1987 Hierbij doe ik u de gegevens toekomen waar de vaste Commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer bij brief van de griffier van de commissie dd. 17 juni jl. om heeft verzocht. De beantwoording is in samenwerking met mijn collega van Onderwijs en Wetenschappen tot stand gekomen. De vraagstelling van de vaste commissie was drieledig: 1. een overzicht van regionaal werkende instellingen op het terrein van technologie-overdracht; 2. een overzicht van onderwijsinstellingen die actief zijn op het terrein van technologiegeneratie en overdracht; 3. werkterrein en financieringsstructuur van grote technologie instituten en (para-)universitaire instellingen. Bij de verzamelde informatie, die u in bijlage aantreft, passen enkele kanttekeningen. Bij vraag 1 zijn de talrijke particuliere en lokale initiatieven op het terrein van technologie-overdracht buiten beschouwing gelaten, aangezien daar vanuit de centrale overheid onvoldoende zicht op bestaat. Vraag 2 is zo breed geformuleerd, dat ik mij op dit moment heb beperkt tot een algemeen en kwalitatief antwoord. Mocht de commissie behoefte hebben aan bepaalde, meer concrete gegevens, dan ben ik uiteraard altijd bereid om, eventueel in samenwerking met mijn collega van Onderwijs en Wetenschappen, u waar mogelijk daarvan te voorzien. Het spreekt voor zich dat die bereidheid zich niet tot deze vraag beperkt. De Minister van Economische Zaken, R. W. de Korte
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 960, nr. 4
1
Vraag 1 Regionaal werkende instellingen die zich bezighouden of zouden kunnen houden met de overdracht van technologie aan het bedrijfsleven, met hun exacte taakomschrijving. Antwoord1 Rijksnijverheidsdienst Taakstelling Het bijdragen tot de ontwikkeling van middelgrote en kleine bedrijven in de nijverheid door een zoveel mogelijk systematische en actieve voorlichting (doorlichting, informatie, advisering en begeleiding), waar nuttig en mogelijk in overleg en samenwerking met onder meer het georganiseerde bedrijfsleven en wel met name ten aanzien van: a. techniek en technologie; b. marktbenadering; c. management; d. overheidsbeleid en overheidsmaatregelen. Het bijdragen tot de beleidsvorming van de betrokken beleidsonderdelen van Economische Zaken door het op eigen initiatief of op verzoek van de beleidsonderdelen signaleren van: a. het effect van respectievelijk de behoefte aan voorlichting; b. de zich specifiek per bedrijfstak en/of regio voordoende problemen; c. de zich voor alle bedrijfstakken en/of regio's gelijkelijk voordoende problemen. Het bijdragen tot de beleidsuitvoering van het departement door het: a. in opdracht van Economische Zaken richten van de activiteiten op bepaalde sectoren of regio's; b. ten aanzien van incidentele vragen over individuele bedrijven van advies dienen. Regionale
spreiding
De RND heeft in iedere provincie een provinciaal kantoor, welke worden overkoepeld door 3 districtskantoren. Daarnaast bestaat er één afdeling speciaal voor octrooivoorlichting. De districtskantoren en de afdeling octrooivoorlichting ressorteren onder het directiekantoor in Den Haag. Regionale Instituten voor het Midden en Kleinbedrijf (RIMK's) Taakstelling De RIMK's werken ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf (met name het MKB op het terrein van handel en dienstverlening). Zij vervullen een intermediaire rol tussen de vraag naar en het aanbod van particuliere adviseurs en adviesbureaus. Zij stellen diagnose, geven voorlichting en verwijzen door bij problemen op bedrijfseconomisch gebied, bij voorbeeld: - het starten van een eigen bedrijf; - subsidie- en financieringsmogelijkheden; 1 In het navolgende zijn de vele particuliere (bij voorbeeld branche organisaties, bedrij vencentra) en lokale initiatieven op dit
- automatisering; _ becjrjjfsana|vse. .
terrein buiten beschouwing gelaten Bij de
" modernisering en uitbreiding;
taakomschrijving is in het antwoord gekozen voor een omschrijving van de feitelijke
-
taakopvatting, niet voor de formele taakonv schnjving
D e R|ivi K's helpen ondernemers bij het inschakelen van een particulier adviesbureau in het kader van de Subsidieregeling Management Onder-
...
...
bedrijfsopvolging en overdracht,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 960, nr. 4
2
steuning. De RIMK's beoordelen de subsidie-aanvragen ter zake en kennen deze ook toe. De RIMK's worden tevens ingeschakeld bij adviesrapportages over financieringsregelingen, stad- en dorpsvernieuwing, bedrijfsbeëindiging enz. De RIMK's worden gecoördineerd door het Coördinerend Instituut voor het Midden en Kleinbedrijf (CIMK), dat zich daarnaast zelfstandig bezighoudt met ruimtelijke economische advisering, collectief onderzoek, de organisatie van trainingen en cursussen, collectieve voorlichting enz. Tevens vindt de ondernemer bij de RIMK's documentatie over: - management-adviesbureaus; - branche-informatie; - cursussen en training. Regionale spreiding Er zijn 23 RIMK's met in totaal 38 vestigingen; één in het werkgebied van iedere Kamer van Koophandel (vaak op het zelfde adres gevestigd). Daarnaast heeft het CIMK bij 5 RIMK's kredietadviseurs gedetacheerd, die van daaruit in de regio worden ingezet voor het uitbrengen van adviesrapporten en voor het begeleiden van ondernemers bij de aanvraag van staatgegarandeerde kredieten bij andere financieringsregelingen. Kamers van Koophandel en Fabrieken Taakstelling De kamers hebben tot taak de bevordering van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening in hun gebied. Voor de vervulling van haar hierboven genoemde taak zijn de kamers onder meer bevoegd: a. instellingen ten dienste van handel, industrie, ambacht en dienstverlening in het leven te roepen en te beheren; b. zich desgevraagd te belasten met het beheer van door anderen in het leven geroepen instellingen als onder a bedoeld; c. algemene propaganda te maken voor en voorlichting verstrekken over handel, industrie, ambacht en dienstverlening; d. subsidies te verlenen aan instellingen, die een algemeen belang van handel, industrie, ambacht en dienstverlening bevorderen; e. certificaten van oorsprong en andere verklaringen ten dienste van handel, industrie, ambacht en dienstverlening af te geven; f. handtekeningen van personen, die bij handel, industrie, ambacht en dienstverlening betrokken zijn, te legaliseren; g. personen, die ten dienste van handel, industrie, ambacht en dienstverlening werkzaam zijn, zoals meters, wegers, tellers, taxateurs en ijkopnemers, te beëdigen, voor zover omtrent hun beëdiging niet een andere regeling geldt; h. gegevens ten behoeve van handel, industrie, ambacht en dienstverlening te verzamelen. De kamer dient de organen van de Staat en van andere openbare lichamen desgevraagd of uit eigen beweging van inlichting en advies over zaken, de handel, industrie, ambacht en dienstverlening in haar gebied betreffende. De kamers verlenen de medewerking, welke van haar bij of krachtens een wet, dan wel bij een verordening van de raad of van het bestuur van een produkt-, een hoofdbedrijf- of een bedrijfschap, wordt gevorderd. (Wet op, de Kamers van Koophandel en Fabrieken, Staatsblad 1983, 633).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 960, nr. 4
3
Regionale
spreiding
Verspreid over het gehele land zijn er 35 kamers, met totaal 38 vestigingen. Transferpunten Taakstelling - het toegankelijker maken van onderzoekcentra voor individuele ondernemingen; - overdracht van bestaande onderzoekresultaten; - stimuleren van de uitvoering van gericht onderzoek voor bedrijven. Regionale
spreiding
Er zijn 1 5 transferpunten, te weten: transferpunt Amsterdam, transferpunt TH Delft, transferpunt ECN, transferbureau TUE, transferpunt RU Leiden, transferpunt RU Limburg, transferbureau KU Nijmegen, ONRItransferpunt (Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieurs), transferpunt EUR, transferpunt KUB, transferpunt TNO, transferpunt Universiteit Twente, transferbureau RU Utrecht, transferpunt WL, transferpunt HBO. Centra voor Micro-elektronica (CME) Taakstelling Het stimuleren van micro-elektronicatoepassingen in middelgrote en kleine ondernemingen door middel van voorlichting, advisering en speerpuntcoördinatie. Een speerpunt is geavanceerd onderzoek op een bepaald terrein dat op dit moment nog te veel ontwikkelingsrisico voor bedrijven inhoudt, maar waarvan te verwachten is dat er binnen maximaal een jaar een zodanige commerciële belangstelling voor zal bestaan dat een particulier bedrijf een deel van de ontwikkelingskosten zal gaan dragen. Regionale
spreiding
Er bestaan drie CME (Delft, Eindhoven en Twente) die worden overkoepeld door de Stichting Centra Micro-elektronica(SCME). Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) Taakstelling De regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) hebben als doel het versterken van de sociaal-economische structuur in de regio's waar zij werkzaam zijn. Dit trachten zij te bereiken door het stimuleren van de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de economische bedrijvigheid en werkgelegenheid in de betreffende regio. Concrete activiteiten van de ROM's hiertoe zijn: - bedrijfsadvisering, in de zin van overleg met bedrijven over plannen, ontwikkelingen, financieringen en subsidiemogelijkheden; - advisering bij verzoeken om premies uit hoofde van de investeringspremieregeling (IPR); - acquisitie van bedrijven, met name door het bevorderen van kennis van en aandacht voor de regio waarin de ROM werkzaam is; - verstrekken van risicodragend vermogen aan bedrijven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 960, nr. 4
4
In het kader van de vervulling van bovengenoemde taken kunnen de ROM's ook betrokken zijn bij het stimuleren van innovatie en ontwikkeling op het gebied van technologie bij bedrijven. Regionale
spreiding
Er zijn 5 ROM's: - NV Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM); - NV Industriebank LIOF (Limburgs Instituut voor Ontwikkeling en Financiering); - Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij (OOM) NV; - NV Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij (GOM); - Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) NV. Economisch Technologische Instituten (ETI's) Taakstelling De Economische Technologische Instituten (ETI's) waren in oorsprong samenwerkingsverbanden van provinciale besturen en Kamers van Koophandel (per provincie één ETI). In het begin van de jaren tachtig waren in vrijwel alle provincies discussies gaande over de positie van de ETI's. In sommige gevallen heeft dit geleid tot een volledige opname in het provinciaal apparaat (bij voorbeeld in Gelderland en Zeeland). Daarentegen is de Overijsselse ETI inmiddels samengegaan met de OOM terwijl de ETI van Zuid-Holland per 1 januari 1985 als zelfstandig instituut is verder gegaan. In andere provincies is bewust gekozen voor een voortzetting van de oorspronkelijke opzet. De ETI's zijn niet alleen in hun vorm maar ook voor wat betreft hun taakstelling uit elkaar gegroeid. Algemeen kan gesteld worden dat de ETI's zich bezighouden met sociaal-economisch en planologisch onderzoek. Het onderzoekwerk wordt gecombineerd met documentatie-activiteiten waarvan de resultaten ook voor derden te raadplegen zijn (industriestatistiek, bevolkingsgegevens enz). Daarnaast vervullen de ETI's over het algemeen een aantal secretariaten voor regionale sociaal-economische instanties. Voor sommige ETI's is met bovenstaand takenpakket het merendeel van de werkzaamheden beschreven (bij voorbeeld ETI Overijssel dat zich na het samengaan met de OOM volledig op onderzoek heeft toegelegd). Andere hebben zich daarentegen naast deze taken in meer of minder sterke mate toegelegd op activiteiten gericht op het bedrijfsleven zoals: - informatie, advisering, begeleiding en bemiddeling bij subsidies, premies en vergunningen; - acquisitie in binnen- en buitenland ten behoeve van de regio; - bedrijven contactdagen; - bedrijfsinformatie. Zeer actief op dit terrein zijn bij voorbeeld het DETI (Drents Economisch Technologisch Instituut) en het ETIN (ETI-Noord-Brabant). Regionale
spreiding
In de provincies Groningen, Drenthe, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg bestaan de ETI's nog in oorspronkelijke vorm. De ETI-Zuid-Holland is verzelfstandigd. De ETI's in de provincies Friesland, Gelderland, Noord-Holland en Zeeland zijn in het provinciaal apparaat opgenomen terwijl de ETI Overijssel met de OOM is samengegaan. In de provincie Flevoland heeft nooit een ETI bestaan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 960, nr. 4
5
Vraag 2 Een overzicht van instellingen in het dag-, beroeps- en cursorisch onderwijs die zich bezighouden met het genereren en overdragen van technologie en het ondersteunen van het management van bedrijven bij de toepassing van technologie, alsmede een overzicht van de op dat gebied toepasselijke regelingen. Antwoord Onderwijsinstellingen houden zich in het algemeen niet bezig met het genereren van technologie. Wel is het zo dat in het wetenschappelijk onderwijs, met name in technische universiteiten, technologisch onderzoek verricht wordt. Het overdragen van technologie vindt uiteraard wel plaats. Dit is met name het geval in het beroepsonderwijs. In alle richtingen (technisch, economisch/administratief, middenstandsonderwijs, landbouwonderwijs en huishoud- en nijverheidsonderwijs) vindt wel op de een of andere wijze overdracht van technologie plaats. Hetzelfde geldt voor vele soorten cursorisch beroepsonderwijs. Ook geldt dit voor het h.b.o. en het w.o., waar de overdracht van technologie in vele studierichtingen maar uiteraard het sterkst in de B-richtingen plaatsvindt. Wat betreft het ondersteunen van het management van bedrijven bij de toepassing van technologie door scholen kan opgemerkt worden dat dit geen reguliere taak van het onderwijs betreft die als zodanig door de overheid bekostigd wordt. Het is voor onderwijsinstellingen mogelijk in het kader van contractactiviteiten, dat wil zeggen activiteiten die scholen in opdracht van derden kostendekkend kunnen verrichten, dergelijke activiteiten te entameren. In het h.b.o. en w.o. is een en ander reeds mogelijk binnen de bestaande bestuursstructuren. Tot nu toe is dit in het v.o., inclusief m b o . alleen mogelijk in aparte stichtingen. Op dit moment wordt gewerkt aan een wijziging van de Wet op het v.o. om contractactiviteiten binnen de bestaande bestuursstructuur mogelijk te maken. Het ligt in de bedoeling dit wijzigingsvoorstel nog dit jaar bij de Tweede Kamer in te dienen. Omdat deze activiteiten niet door de overheid gefinancierd worden, ontbreekt een overzicht van wat instellingen op dit terrein reeds doen. Overigens is het wel zo dat er structureel ruim f 3 0 min. per jaar (budget oplopend van f4,9 min. in 1987, naar f 14,2 min. in 1988, naar f 3 1 , 2 min. in 1989 tot f32,1 min. in 1990) beschikbaar is voor het h.b.o. ten behoeve van contractonderzoek en onderwijs. Deze middelen zijn bestemd voor: 1. stimuleren van marktactiviteiten en het wegnemen van drempels; 2. deskundigheidsbevordering; 3. de vorming van een garantiefonds. De verwachting is dat deze middelen vooral gebruikt zullen worden voor de opbouw van onderzoeksfaciliteiten. Vraag 3 Een overzicht van de grote technologische instituten en (para-)universitaire instellingen die technologisch onderzoek verrichten met hun werkterrein en financieringsstructuur. ! In het navolgende overzicht zijn KNAW in stituten buiten beschouwing gelaten vanwege hun zeer geringe technologisch karakter De onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Landbouw en Visserij vallende instituten zijn eveneens buiten beschouwing gelaten
Antwoord Het antwoord is gesplitst naar grote technologische instituten (A) en para-universitaire instellingen (B)'. Voor de universiteiten zij verwezen naar de betreffende jaarverslagen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 960, nr. 4
6
A. Technologische Instituten A. 1.
Werkterreinen
Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) Gevestigd in Petten en Scheveningen. Werkterreinen: nucleair onderzoek, onderzoek aan fossiele energiedragers en gelieerd milieu-onderzoek, onderzoek op het gebied van stromingsenergie, energiestudies, materialenonderzoek, computergebruik en informatica, alsmede ontwikkeling van technieken en computerprogramma's inzetbaar buiten de sfeer van het energie-onderzoek. Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR) Gevestigd in Amsterdam en Marknesse. Werkterreinen: research en ontwikkeling op het gebied van lucht- en ruimtevaart. Civiele en militaire luchtvaart: aërodynamisch, aero-elastisch en aero-akoestisch onderzoek, onderzoek op het gebied van materialen en constructies, stabiliteit, avionica en vliegproeven. Ruimtevaart: constructie, geleiding en besturing van ruimtevaartuigen, remote-sensing onderzoek. Voorts wordt aandacht besteed aan operations research en aan vraagstukken met betrekking tot luchtwaardigheid en milieu-aspecten. Waterloopkundig Laboratorium (WL) Gevestigd in Delft, De Voorst, Haren en Wageningen. Werkterreinen verdeeld over de volgende sectoren van onderzoek: Estuaria en zeeën; rivieren, scheepvaart en kunstwerken; havens, kusten en offshore technologie; snij- en baggertechnologie; industriële hydrodynamica en ondersteunend fundamenteel onderzoek. Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN) Gevestigd in Ede en Wageningen. Werkterreinen zijn verdeeld over de volgende aandachtsgebieden: Ship Powering (onder andere hydrodynamische optimalisatie van scheepsvormen); Ocean Engineering (bepaling van gedrag van schepen, terminals en offshore-installaties onder verschillende omstandigheden); Maritime Operations (onder andere haven- en verkeersstroomanalyses, training en opleiding met behulp van simulatoren en scheepsoperaties). Grondmechanica Delft (GD) Gevestigd in Delft, De Voorst, Haren en Wageningen. Werkterreinen zijn verdeeld over de volgende afdelingen: Grondconstructies; ondergrondse en grondkerende constructies; utiliteitsbouw en woningen; waterbouwkundige constructies; chemie en milieugeotechniek; toegepaste fysica en geofysica. Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) Hieronder ressorteren ruim 35 instituten, waarvan de meeste technologisch relevant, verspreid over het land. Het onderzoek vindt plaats binnen de hoofdgroepen: Maatschappelijke Technologie; Bouw en Metaal; Industriële Produkten en Diensten; Technisch-Wetenschappelijke Diensten; Voeding en Voedingsmiddelen; Gezondheidsonderzoek; Defensie-onderzoek en de Groep Beleidsstudies en Informatie. De hoofdaandachtsgebieden van onderzoek zijn: Industriële technologie, energie, milieu, bouw en infrastructuur, voeding en voedingsmiddelen, gezondheid en defensie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 960, nr. 4
7
A.2.
Financieringsstructuur
ECN NLR WL MARIN GD TNO
GTI's en 77VO'
Financierende departementen
Omvang subsidies
Omvang opdrachten
Totaal
EZ, VROM, SoZa V&W, O&W, Def V&W, O&W, EZ, VROM EZ, V&W, O&W, Def V&W, O&W, VROM O&W, EZ, V & W VROM, L&V, WVC, SoZa, Def
58 33 12 5 4 306'
64 78 62 31 30 306
122 111 74 36 34 612
1 Waarvan f 90 min. basissubsidie, f 2 1 6 min. doelsubsidie Opdrachten inclusief rijksoverheid en lagere overheden.
B. Para-universitaire instellingen die technologisch onderzoek verrichten B.1.
Werkterrein
Nederlandse Organisatie voor zuiver-wetenschappelijk onderzoek (ZWO) Onder auspiciën van de volgende ZWO-stichtingen vindt deels technologisch relevant onderzoek plaats bij verschillende instituten. FOM Stichting voor Fundamenteel onderzoek der materie: - Instituut voor atoom- en molecuulfysica te Amsterdam (AMOLF). Werkterreinen: studie van wisselwerkingen van atomaire systemen, fysica van oppervlakken en dunne lagen, fysica van grote moleculen. - Instituut voor plasmafysica te Nieuwegein: Werkterrein: studie van problemen met betrekking tot het winnen van nuttige energie uit beheerste thermonucleaire reacties. - Nationaal Instituut voor Kernfysica en Hoge Energie fysica te Amsterdam (NIKHEF). Dit is een samenwerkingsverband tussen FOM, UvA, VU, KUN en de Stichting voor Kernfysisch onderzoek. Werkterrein: onderzoek van subatomaire deeltjes en hun wisselwerkingen met de materie. - Kernfysisch Versneller Instituut te Groningen (KVI). Dit is een gezamenlijke onderneming van FOM en RUG. Werkterrein: onderzoek van interacties tussen versnelde elementaire deeltjes en hun omgeving. - Centrum voor Submicron Technologie te Delft (CST). Dit is een gezamenlijke onderneming van FOM en TUD. Werkterrein: fabricagetechnologie van chips, onderzoek van materialen voor VLSI (Very Large Scale IntegratedJ-circuits, en submicronfysica van halfgeleiders. Het CST zal op korte termijn deel gaan uitmaken van het Delft's Instituut voor Micro-Elektronica en Submicron Technologie (DIMES). RZM Stichting Radiostraling van Zon en Melkweg, dienstverlenend instituut met radiosterrenwachtvestigingen in Dwingeloo en Westerbork. Werkterrein: ontwerpen, bouwen en exploitatie van instrumenten en programmatuur ten behoeve van de sterrenkunde.
' Het eerstgenoemd departement is penvoe rend; bedragen afgerond op miljoenen g u l d e n s , jaar 1 9 8 6 M
SRON Stichting Ruimte-Onderzoek Nederland. Hieronder ressorteert het Nationaal Instuut voor ruimte-onderzoek met , .
.
•
.
• ,.
, .
.
• ,
~
laboratoria te Utrecht, Leiden en Groningen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 960, nr. 4
8
Werkterrein: interpretatie van wetenschappelijke gegevens afkomstig van instrumenten in de ruimte, vervaardiging van instrumenten voor satellieten en ruimteplatforms en studies voor toekomstige projecten. SMC Stichting Mathematisch Centrum. Centrum voor Wiskunde en Informatica. Werkterrein: systematische beoefening van fundamenteel en toegepast onderzoek op het gebied van wiskunde en informatica. B.2. FinancieringsstructuurZWO-instituten De hierbovengenoemde ZWO-stichtingen wenden een (doorgaans) groot deel van hun van ZWO afkomstige middelen aan voor de daaronder ressorterende instituten. Van het ZWO-budget (1985) ad f 253 min. afkomstig van O&W ontving: FOM
FSZM SRON SMC
f 8 0 , 9 min. w a a r v a n voor:
f 8,6 min. f 15,5 min f 13,0 min. waarvan voor
AMOLF Inst. v. plasmafysica NIKHEF KVI
f 10,4 min. f 8,2 m i n . f 3 2 , 7 min. f 3,4 min.
CWI
f11,lmln.
FOM ontving naast de ZWO-subsidie f 19,5 min. aan inkomsten (subsidie en opdrachten) van derden. Hiervan is een niet nader bepaald deel bij de instituten aangewend. SRON ontving in 1985 naast de ZWO-subsidie f 5,6 min. voor contractonderzoek. CST ontving naast inkomsten afkomstig van FOM (circa f 1 min.) en TUD (circa f 2 min.) ook inkomsten uit contractonderzoek en EEG-subsidies (circa f 0,5 min.). SMC ontving neveninkomsten van derden voor een bedrag van circa f4,2 min.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 960, nr. 4
9