Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1991-1992
22300X111
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XIII (Ministerie van Economische Zaken) voor het jaar1992
IMr. 58
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG
Vastgesteld 15 juli 1992 De vaste Commissie voor Economische Zaken 1 heeft op 11 juni 1992 mondeling overleg gevoerd met de minister van Economische Zaken over het energiecontract Aldel. Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Van Dis (SGP), Spieker (PvdA), Lansink (CDA), Gerritse (CDA), Van Erp (VVD), Van der Linden (CDA), Van lersel (CDA), ondervoorzitter, Blaauw (VVD), Rempt-Halmmans de Jongh (VVD), Tommel (D66), Vos (PvdA), voorzitter, G H. Terpstra (CDA), Van Gelder (PvdA), Boers-Wijnberg (CDA), Van Rijn-Vellekoop (PvdA). Feenstra (PvdA), Ter Veer (D66), Lonink (PvdA), G. de Jong (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA). Rosenmöller (Groen Links), Kersten (PvdA) en Ramlal (CDA). Plv. leden: E. van Middelkoop (GPV). Huys (PvdA), Van Vlijmen (CDA), Mateman (CDA), Van Rey (VVD), Van der Hoeven (CDA), Wolters (CDA). Te Veldhuis (VVD), De Korte (VVD). Schimmel (D66), Vermeend (PvdA), Van Houwelingen (CDA). Verspaget (PvdA). Reitsma (CDA), Akkerman (PvdA), J. H. van den Berg (PvdA). Ybema (D66), Leerlmg (RPF), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA). Willems (Groen Links) en Huibers (CDA)
Mevrouw Rempt-Halmmans de Jongh (VVD) constateerde dat het kernprobleem is dat er tussen Hoogovens en de overheid geen overeen– stemming is bereikt over de energieprijs. Het bedrijf hanteert het argument dat de concurrentie in Europa gebruik kan maken van veel lagere energietarieven. Omdat het contract met Hoogovens loopt tot 1998 zou mogen worden verwacht dat de produktie tot dat tijdstip verzekerd is. Geconstateerd moet echter worden dat er geen investe– ringen meer worden gedaan in de vrij oude fabriek. Is de minister hiervan op de hoogte? In ieder geval moet worden voorkomen dat in het noorden een sneeuwbaleffect ontstaat: werknemers vertrekken omdat zij de situatie onzeker vinden en investeringen in toeleverende bedrijven blijven achter met alle gevolgen vandien voor de toch al benarde werkgelegen– heidssituatie. Aldel is van doorslaggevend belang voor de regio en moet beschouwd worden als een pijler van de regionale economie. De centrale overheid heeft in het verleden alle medewerking verleend aan de vestiging van het bedrijf en heeft als zodanig vandaag de dag een extra verantwoordelijkheid. Het spreekt voor zich dat de EG waakt tegen concurrentievervalsing maar dat mag niet het streven in de weg staan om de energiepositie van Aldel gelijkwaardig te maken aan die van bedrijven in andere landen. Wat dat betreft is het nog maar de vraag of in dit geval gesproken moet worden van subsidie als goedkoop gas wordt aangeboden. Hoogovens heeft voorgesteld de gasprijs te koppelen aan de prijs van aluminium die naar verwachting zal stijgen. Hoe beoordeelt de minister de opstelling van Hoogovens in dezen en hoe denkt hij over het standpunt van de Gasunie dat van haar niet verwacht mag worden dat zij door middel van een lagere gasprijs investeringen mogelijk maakt in andere bedrijven?
214178F ISSN0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage 1992
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XIII, nr. 58
1
Mevrouw Rempt vroeg voorts naar de mogelijkheden van een koppeling aan warmtekracht die wellicht leidt tot een lager tarief dan de koppeling aan de steenkolenprijs. Hoe denkt de minister over het door de werknemers aangedragen idee van een «schommelfonds»? Ten slotte wees mevrouw Rempt erop dat voorkomen moet worden dat in het kader van de WABM een nog hogere energieprijs ontstaat. De overheid moet zich zeer terughoudend opstellen bij het leggen van extra heffingen op energie, want de kwestie-Aldel laat zien hoeveel moeite het kost om geen verlies te lijden en op den duur weer winst te maken. Mevrouw Van der Ploeg-Posthumus (CDA) benadrukte dat het werkgelegenheidsaspect in het noorden alle aandacht verdient en zij waardeerde de inzet van de minister om tot een realistische oplossing te komen. Er bestaat echter nog steeds onzekerheid in de regio over de werkgelegenheidsperspectieven op de langere terrnijn. De vestigings– overwegingen van indertijd zijn nog steeds actueel: een haven met een open verbinding naar zee en een groot arbeidspotentieel. Het werkloos– heidspercentage in de regio bedraagt thans 16 a 20. De direct aan Aldel verbonden werkgelegenheid bedraagt ongeveer 750 arbeidsplaatsen en de indirecte werkgelegenheid ruim 2000 arbeidsplaatsen. Een ander vestigingsmotief was de aanwezigheid van aardgas tegen een interes– sante prijs. Duidelijk is dat de bouw van twee nieuwe hallen nodig is om de produktie op een verantwoorde manier voort te kunnen zetten. Met een dergelijke investering is meer dan f 500 mln. gemoeid. Positieve effecten van die nieuwbouw zijn een lagere milieubelasting, minder energieverbruik ondanks een hogere produktiecapaciteit, betere mogelijkheden tot schrootverwerking, betere arbeidsomstandigheden en behoud van werkgelegenheid. De problemen zijn ook bekend en hebben vooral van doen met haperingen op de aluminiummarkt. Volgens Aldel is een aanvaardbare energieprijs bepalend voor de bereidheid tot investeren. Mevrouw Van der Ploeg vroeg in dit verband een reactie van de minister op uitlatingen van Aldel en de Industriebond FNV over een onevenredige concurrentiedruk door grote verschillen in energieprijzen. Is het juist dat ruim 1/3 van de concurrenten een energie– prijs betaalt die gerelateerd is aan de prijs van aluminium en dat andere concurrenten een energieprijs betalen die 1 a 2,5 cent lager ligt? Voorts vroeg mevrouw Van der Ploeg waarom Frankrijk geen problemen krijgt met de Europese Commissie als het gaat om Pechiney-Duinkerken. Zijn er ten aanzien van Aldel en andere investeerders in de noordelijke regio faciliteiten denkbaar in de fiscale sfeer? Waarom kan de minister niet akkoord gaan met het voorstel van Aldel met betrekking tot een koppeling aan de kolenprijs maar dan wel met een demping aan de bovenkant om risico's uit te sluiten? Ten slotte vroeg mevrouw Van der Ploeg naar de perspectieven met betrekking tot concurrerende energieprijzen in of na 1995 als de contracten met andere Europese aluminiumsmelterijen aflopen. Hoe kan worden voorkomen dat bedrijven moeten worden beëindigd terwijl er op den duur een opleving op het terrein van de aluminiumproduktie mag worden verwacht? Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) merkte op dat bij het energiecon– tract meer aan de orde is dan het contract op zich doet vermoeden. De werkgelegenheid in de toch al kwetsbare noordelijke regio speelt een belangrijke rol terwijl er aan de andere kant sprake is van ongelijk– soortige en soms ook tegengestelde verplichtingen in EG-verband. Die ongelijksoortige belangen moeten tegen elkaar worden afgewogen en het liefst uitmonden in een evenwichtig contract. Hoe moeilijk dat is, blijkt wel uit het feit dat er geen overeenstemming is bereikt. In grote lijnen kon mevrouw Scheltema zich vinden in de lijn die de minister en de Gasunie hebben aangehouden in de onderhandelingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XIII, nr. 58
met Hoogovens over een nieuw energiecontract voor de aluminium– smelter Aldel. Daarbij spelen vooral de volgende overwegingen een rol: - de situatie van heden is een andere dan die van 1966. Er is nu een interne Europese markt waarin zoveel mogelijk wordt gewerkt aan de hand van de regels van de markteconomie. Dat moet wel gevolgen hebben voor de potjesgascontracten die in het verleden zijn afgesloten. Gezien de opstelling van de Europese Commissie ten aanzien van concurrentievervalsend beleid van overheden lijkt het nauwelijks denkbaar dat met een ander dan een commercieel energiecontract zal worden ingestemd. - de precedentwerking van een nieuw potjesgascontract voor andere energiegrootverbruikers moet zeker niet worden onderschat. Die groot– verbruikers - zeker in zwakke regio's - zouden dan ook aardgas op basis van dezelfde condities claimen. - de Gasunie is Hoogovens voor een niet onbelangrijk deel tegemoet gekomen door de gasprijs te koppelen aan de kolenprijs. Die is lager en bovendien minder aan schommelingen onderhevig dan de olieprijs. En dat was toch één van de grootste problemen van Hoogovens. Ook de subsidie uit hoofde van de IPR kan worden gezien als een tegemoet– koming aan Hoogovens. Het is overigens nog maar de vraag of dit pakket de goedkeuring van de Europese Commissie zal kunnen krijgen, maar het is zeker de moeite van het proberen waard. Mevrouw Scheltema plaatste bij dit alles echter de kanttekening dat Nederland niet roomser dan de paus moet zijn en dat matching bij dit soort zaken altijd een belangrijk uitgangspunt is geweest: als andere nationale overheden bedrijven steunen, moet Nederland niet achter– blijven. Daarom zou zij graag weten hoe in andere EG-landen wordt omgegaan met dit soort energiecontracten in het algemeen en contracten voor aluminiumsmelters in het bijzonder. Hoe lang lopen die energiecontracten nog? De indruk bestaat dat die contracten soms voordeliger zijn dan het nu door de minister en de Gasunie voorgestelde commerciële contract. Is er al enig zicht op de houding van de Europese Commissie ten opzichte van niet-marktconforme energiecontracten? Wordt bij verlenging van de contracten het marktconforme element voorop gesteld? Grote vraag is nu of en hoe de directe en indirecte werkgelegenheid kan worden behouden. Mevrouw Scheltema achtte het niet uitgesloten dat veranderende marktomstandigheden Hoogovens toch nog kunnen doen besluiten om te investeren in Aldel. Op een meer geliberaliseerde Europese energiemarkt zou Hoogovens elders mogelijk wel goedkope elektriciteit kunnen krijgen. Het is bovendien bepaald niet uitgesloten dat het aanbod van de Gasunie in de nabije toekomst toch aantrekkelijker blijkt dan het nu lijkt en dat de prijs van primair aluminium op de wereld– markt gaat stijgen. Mevrouw Scheltema benadrukte dat stimulering en behoud van werkgelegenheid in het noorden een uiterst belangrijk gegeven is en dat nader moet worden bezien of de fiscale concurrentie– positie van het bedrijfsleven in de economisch zwakkere regio's kan worden versterkt. Het spreekt voor zich dat een en ander dient plaats te vinden binnen de Europese marges. Zou niet meer aandacht moeten worden besteed aan meer milieuvrien– delijke produktiemogelijkheden, zoals secundaire aluminiumproduktie? Zijn er mogelijkheden op dit punt in Delfzijl, eventueel met financiële steun van de overheid? Dat zou voor Hoogovens ook belangrijk kunnen zijn. Mevrouw Scheltema benadrukte ten slotte dat ook Hoogovens zal moeten voldoen aan de milieu-eisen. De heer Vos (PvdA) vroeg of Hoogovens het uiteindelijk onderhande– lingsresultaat heeft gekwalificeerd als «redelijk». Voorts vroeg hij of de minister bereid is te onderzoeken of warmtekrachtcentrales goedkopere
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XIII, nr. 58
energie kunnen opwekken ten behoeve van Aldel. Hij wees erop dat afspraken op het gebied van warmtekracht-energie niet kunnen worden getroffen door een veto van Brussel. Dat geldt niet alleen voor de prijs van die energie maar ook voor subsidies in de sfeer van de investeringen. Bij dit alles zou dan moeten worden nagegaan of ook andere bedrijven van de warmtekracht kunnen profiteren. Kan de minister duidelijkheid verschaffen over het speciale energiecontract tussen Pechiney-Duinkerken en de Franse overheid? In 1995 lopen veel energiecontracten met aluminiumsmelters elders in Europa af. Omdat het contract met Aldel pas in 1998 afloopt, zou dit bedrijf op de achterhand kunnen gaan zitten. Dat wordt echter doorkruist door het gegeven dat de fabriek uit de jaren '60 stamt en dat er investe– ringsbeslissingen moeten worden genomen voor 1995. Welke invloed kan de energieprijs, die in 1995 voor andere Europese aluminium– smelters moet worden afgesloten, nog hebben voor het standpunt van de overheid en Hoogovens over die investeringsplannen? Ook vroeg de heer Vos welke invloed het wegvallen van Aldel als energieconsument zal hebben op de exploitatie van de Eemshavencentrale. Houdt de bewindsman rekening met de mogelijkheid dat de energieproducent in die situatie de prijs voor de resterende bedrijven zal verhogen? De EPON is de «moeder» van de energieproducenten, maar de EGD mag niet rechtstreeks een offerte aanbieden omdat dit is voorbehouden aan de Gasunie. Zou een rechtstreekse offerte van de EGD een voor Aldel positief effect op de energieprijs hebben gehad? Ziet de bewindsman mogelijkheden voor een «schommelfonds» voor de periode na 1998? Dit systeem gaat uit van een stabiele energieprijs, waarbij overschotten bij lage energieprijzen worden gereserveerd en gebruikt kunnen worden als de energieprijzen stijgen. Waarin onder– scheidt dit systeem zich precies van koppeling aan de kolennieuwbouw– pariteit nu de prijs van kolen in het algemeen ook stabiel kan worden genoemd? Hoogovens heeft aangekondigd onderzoek te zullen doen naar alterna– tieve vormen van energievoorziening en naar mogelijkheden om te starten met aan aluminium gelieerde activiteiten. Wat stelt Hoogovens zich hierbij voor en is de overheid bereid en in staat hierbij een actieve rol te spelen? Verder sloot de heer Vos zich aan bij vragen over de verwerking van secundair aluminium als aandeel van de totale produktie. De totale kostprijs loopt daardoor terug en bovendien zijn er positieve milieu– effecten. Heeft de minister deze overwegingen betrokken in zijn oordeelsvorming? Door Rusland wordt op dit moment op zeer grote schaal tegen zeer lage prijzen aluminium op de wereldmarkt afgezet. Er is nu sprake van overcapaciteit terwijl de markt jaarlijks nog steeds 3-4% groeit. Rusland stoot restcapaciteiten uit de jaren '80 af maar beschikt niet meer over de middelen voor de aankoop van aluinaarde. Verwacht wordt dat tegen 1995 de vraag het aanbod weer zal overtreffen. Heeft deze ontwikkeling een rol gespeeld in de onderhandelingen? De heer Vos wees er ten slotte op dat de onzekere situatie van vandaag de dag in het noorden al leidt tot mutaties: mensen willen weg, huizen worden te koop aangeboden, nieuwe investeerders stellen zich terughoudend op enz. Wat denkt de bewindsman te gaan doen om deze spiraal naar beneden te keren? Het antwoord van de regering De minister realiseerde zich dat de aanwezigheid van Aldel van zeer groot belang is voor het Eemshavengebied. Het streven moet erop zijn gericht dit bedrijf voor de noordelijke regio te behouden. Hij wees erop dat de onderhandelingen nog niet definitief zijn afgeketst en dat er nog
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300 XIII, nr. 58
enige tijd resteert voor het zoeken van een oplossing. Daarbij staat voorop het behoud en zo mogelijk het stimuleren van de werkgele– genheid in de noordelijke regio. In de onderhandelingen is duidelijk geworden dat de energieprijs een zeer belangrijk argument is bij de investeringsbeslissing. De prijs die na uitvoerige onderhandelingen op tafel kwam, voldeed echter niet geheel aan de verlangens van Hoogovens. Dat was echter niet van doorslagge– vende betekenis want het bedrijf gaf te kennen dat, als aan voorwaarden op ander terrein zou worden voldaan, er voldoende rendement zou ontstaan. Hoogovens wilde de energieprijs koppelen aan de prijs van aluminium, vooral ook omdat die prijs zeer beduidend lager is dan wat in normale marktomstandigheden mag worden verwacht. Ofschoon de energieprijs dus op zichzelf niet meer een doorslaggevende factor was, heeft ze wel een dominante rol gespeeld in de standpuntbepaling van Hoogovens. De bewindsman wees er echter op dat de overheid o.a. met het oog op ongewenste precedentwerking een energieprijs niet kan laten bepalen door de prijs van een grondstof, nog los van het feit dat Brussel daarmee ongetwijfeld niet zou instemmen. De regering is in de onder– handelingen met Hoogovens erg ver gegaan. Naast een investeringssub– sidie van f 50 mln. (die dan in Brussel had moeten worden verdedigd) was de overheid bereid in de sfeer van de energievoorziening zo'n f 120 mln. op te brengen. Hoogovens vond overigens niet dat de overheidsbij– drage over het geheel genomen onder de maat was, maar meende toch dat de totale constellatie (vooral de wereldmarktprijs van aluminium) nieuwe investeringen niet mogelijk maakte. De bewindsman wees erop dat naast de onzekere situatie op de aluminiummarkt ook het gegeven een rol speelde dat Hoogovens fors in de rode cijfers zit en de perspec– tieven op de staalmarkt nog steeds niet erg rooskleurig zijn. Hij had er uiteindelijk begrip voor dat het bedrijf in deze situatie niet bereid is - ook al kloppen de sommen en heeft de overheid zich van haar beste kant laten zien - over te gaan tot investeringen met een vrij onzeker rendement. De mogelijkheid van warmtekracht-energie is onderzocht, maar gebleken is dat gezien het te geringe aantal afnemers van warmte in de regio ook deze vorm van energie-opwekking geen haalbaar alternatief is. Hierbij is dus niet alleen Aldel onderwerp van onderzoek geweest. Hoogovens heeft te kennen gegeven na te zullen gaan of elders goedkopere energie kan worden verkregen. De minister realiseerde zich dat het resultaat van de onderhandelingen niet voldoende is voor de werkgelegenheid in Groningen maar was verheugd dat de investerings– plannen in ieder geval niet definitief van de baan zijn en dat er nog enige tijd over is om te trachten tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen. De WABM-bepalingen spelen bij het potjesgascontract geen rol. De minister merkte nog op dat een dergelijk contract ongetwijfeld niet meer past in de huidige Europese verhoudingen. Hij zegde toe serieus in te zullen gaan op de suggesties met betrekking tot een fiscale zone maar wees er nu reeds op dat van dit instrument niet te veel heil moet worden verwacht. Voor potentiële investeerders speelt het fiscale aspect immers niet een doorslaggevende rol. Het tarief voor Pechiney-Duinkerken is goedgekeurd door de Europese Commissie. Dat heeft vooral te maken met het feit dat Electricité de France (evenals Pechiney een 100% overheidsonderneming) bereid is tijdelijk verliezen te accepteren die een gevolg zijn van de overcapaciteit van de electriciteitleverende centrale. In die tijd worden aan Pechiney alleen marginale kosten in rekening gebracht. Zodra echter aan de prijzen wordt gesleuteld, komen nationale overheden de Europese Commissie tegen!
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XIII, nr. 58
Aan de meer milieuvriendelijke optie van secundair aluminium kleven diverse bezwaren. In de eerste plaats is er niet altijd voldoende aanbod; in de tweede plaats kan lang niet voor alle produkten van aluminium secundair aluminium worden gebruikt. De minister zegde toe de Kamer schriftelijk te zullen informeren over de exploitatiegevolgen voor de EGD in het geval Aldel onverhoopt de poorten sluit. Aldel gebruikt ongeveer 200 MW terwijl het totaal geïnstal– leerd vermogen 15 000 MW bedraagt. Elke installatie is op het centrale net aangesloten en als er een klant uitvalt, behoeft dat niet direct vergaande gevolgen te hebben. Het spreekt voor zich dat in 1995 nauwlettend zal worden bezien hoe de nieuwe energiecontracten tussen buitenlandse overheden en aluminiumsmelters eruit zien. De bewindsman meende voorts dat Hoogovens de tijd moet worden gegund om inhoud te geven aan de aankondiging dat onderzoek zal worden gedaan naar alternatieve vormen van energievoorziening en naar mogelijkheden op het terrein van aan aluminium gelieerde activiteiten. Ten slotte merkte hij op dat de regering te allen tijde bereid is met het bedrijf van gedachten te wisselen over behoorlijke proposities en in die gedachtenwisseling ook het subsidie-instrument ter sprake te brengen. Het spreekt echter voor zich dat een en ander aan grenzen is gebonden. Nadere gedachtenwisseling Mevrouw Rempt-Halmmans de Jongh meende dat de minister een ander beeld schetst dan Hoogovens. Het bedrijf heeft meegedeeld graag te willen investeren in Groningen maar dat de te hoge energieprijs een sta-in-de-weg is. De minister laat echter doorschemeren dat Hoogovens tevreden was met de energieprijs doch desondanks de investering te risicovol vindt. Mevrouw Rempt was niet de mening toegedaan dat er sprake is van staatssteun als het energietarief enigszins wordt verlaagd om de concurrentiepositie van Hoogovens op het terrein van de alumini– umverwerking gelijk te maken aan die van bedrijven in andere landen. Is de indruk juist dat Hoogovens op dit moment niet investeert in Aldel terwijl er alleen al geïnvesteerd zou moeten worden om 1998 te halen en er bovendien een toezegging ligt van de overheid dat er tot die datum op het terrein van de energievoorziening geen problemen zullen ontstaan? Mevrouw Van der Ploeg-Posthumus waardeerde de positieve inzet van de minister. Zij benadrukte de noodzaak van zekerheid voor het personeel en sprak de hoop uit dat Hoogovens zijn uiterste best zal doen om alternatieve oplossingen te vinden en dat de minister ook in de toekomst zijn positieve grondhouding zal handhaven. Mevrouw Scheltema-de Nie vertrouwde erop dat de overheid en Hoogovens niet stil zitten in hun pogingen om Aldel draaiende te houden. Zij benadrukte dat alle mogelijkheden binnen de Europese marges moeten worden benut. Het moet mogelijk zijn door een combi– natie van fiscale maatregelen, het aardgasbatenfonds e.d. de toekomst voor de regio er iets rooskleuriger uit te laten zien. De heer Vos herhaalde zijn vragen met betrekking tot het schommel– fonds en de zogenoemde kolennieuwbouwpariteit. Hij meende dat het niet zinnig is te zoeken naar dé oplossing; deeloplossingen op diverse terreinen zullen de problematiek waarschijnlijk ook grotendeels kunnen verlichten. Ook herhaalde hij zijn vraag of de overheid een stimulerende rol kan spelen bij het starten van aan aluminium gelieerde activiteiten. Ten slotte vroeg hij of milieu-effecten van het secundair smelten een rol spelen in het besluitvormingsproces. Hij had begrepen dat de milieu– effecten negatiever zijn als het secundair smelten wordt ondergebracht bij diverse kleinere bedrijven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XIII, nr. 58
De minister merkte op dat de gedachte met betrekking tot een schommelfonds ook op andere terreinen is uitgewerkt. Ook in dit verband wees hij die gedachte niet geheel van de hand, temeer daar er vanuit mag worden gegaan dat de prijs van aluminium in de toekomst enigszins zal aantrekken. Het is natuurlijk aan Hoogovens om te bepalen welke rol het secundair aluminium in de bedrijfsvoering kan spelen. Het bedrijf heeft overigens niet voor niets bepaalde toezeggingen gedaan wat betreft het zoeken van aan aluminium gelieerde activiteiten. Als er constructieve voorstellen worden gedaan, is de overheid vanzelfsprekend bereid na te denken of in dezen een stimulerende rol kan worden gespeeld. Binnen het bedrijf wordt thans nagegaan welke specifieke investeringen nodig zijn om de produktie tot 1998 veilig te stellen en om te voldoen aan eisen op het terrein van arbeidsomstandigheden en milieuhygiëne. De voorzitter van de commissie, Vos De griffier van de commissie, Janssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XIII, nr. 58