Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
26 631
Modernisering AWBZ
Nr. 119
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 13 december 2004 1. Inleiding De Tweede Kamer heeft tijdens het Algemeen Overleg meerbedskamers (13 mei 2004) en modernisering AWBZ een overzicht gevraagd van de totale behoefte aan alle vormen van woonruimte voor ouderen en gehandicapten, intra- en extramuraal. Ik heb u toegezegd om u jaarlijks dit totaaloverzicht te sturen. Met deze brief kom ik mijn toezegging voor dit jaar na. In de gezamenlijke brief van de minister van VROM en mij «Investeren voor de toekomst» van 15 september 2003 (kenmerk 26 631 nr. 57) en onze brief «Actieplan investeren voor de toekomst» van 5 juli 2004 (kenmerk 28 951 nr. 99) bent u geïnformeerd over de omvang van de vraag naar volledig toegankelijke woningen met de bijbehorende zorg- en welzijnsarrangementen tot 2015. In deze laatste brief zijn ook de te ontplooien activiteiten tot 2006 beschreven en de wijze waarop u over de voortgang zult worden geïnformeerd. Beide brieven gaan echter alleen over een gedeelte van de bouwopgave namelijk nultredenwoningen en woningen waar zorg op afroep kan worden geleverd, het verzorgd wonen. Deze brief gaat verder en geeft ook een schatting van de vraag naar woonen verblijfsvormen waar meer intensieve zorg kan worden geleverd, zoals 24 uurs nabije zorg en toezicht, het zogenaamde beschermd wonen. Zo ontstaat een volledig beeld van de totale behoefte aan woon- en verblijfsruimte voor ouderen en gehandicapten tot 2010. Daarnaast maak ik in deze brief een schatting van de extra intramurale capaciteit die tot 2010 gerealiseerd zal worden, zodat eventuele knelpunten in vraag en aanbod tijdig kunnen worden aangepakt. Ik ga aan het eind van deze brief kort in op mijn beleid om, ook kwalitatief, goed tegemoet te komen aan de vraag van de klant. Tot slot geef ik aan hoe ik u (jaarlijks) zal informeren over dit onderwerp.
KST82697 0405tkkst26631-119 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 631, nr. 119
1
Voordat ik het totaalbeeld van de bouwopgave presenteer, is een belangrijke nuancering op zijn plaats. Met de modernisering van de AWBZ is een omslag in gang gezet van een centraal, aanbodgestuurd systeem naar een vraaggestuurd decentraal systeem. De vraag en de behoeften van de klant zijn leidend voor het aanbod, niet andersom. Door u te informeren over de bouwopgave intra- en extramuraal zou de indruk kunnen ontstaan dat niet de klant, maar de bouwproductie centraal staat. Voor alle duidelijkheid, de vraag van de klant is leidend, de woon- en verblijfsvormen zijn niet meer dan randvoorwaarden voor het leveren van die zorg waar de klant behoefte aan heeft. 2. De vraagontwikkeling
A. Algemeen Zoals bekend staat Nederland aan de vooravond van een vergrijzingsgolf. Het aantal 55-plus-huishoudens stijgt tussen het jaar 2003 en 2015 met bijna 30 procent, het aantal 75-plus-huishoudens met bijna 21 procent. (Bron: Primos 2001) Het Sociaal- en Cultureel Planbureau (SCP) verwacht dat het aantal 65 plussers in de periode van 2000 tot 2020 met de helft toeneemt. Het aantal gehandicapten zal niet uitzonderlijk groeien, de groei houdt gelijke tred met de reguliere bevolkingsgroei. De enige uitzondering daarop is de groep licht verstandelijk gehandicapte jeugd met gedragsproblemen. Hun aantal blijft snel stijgen. Voor de totale vraag naar woonen verblijfsvormen is deze groei niet relevant. Naarmate er meer ouderen (en oudere gehandicapten) zijn, is er ook meer vraag naar zorg. Het SCP verwacht echter dat het beroep op de AWBZ waarschijnlijk niet gelijk stijgt met de demografische groei. Het SCP schat in dat van de nieuwe potentiële vragers in 2020 slechts de helft aanspraak zal maken op de AWBZ: ook andere factoren dan ouderdom verklaren het gebruik van AWBZ-gefinancierde hulp: gezondheidsproblemen, sociale kenmerken als leeftijd, samenstelling van het huishouden, geslacht, opleidingsniveau en inkomen. Zo constateert het SCP bijvoorbeeld dat ouderen in een hogere sociaal economische positie hun vraag naar (AWBZ) zorg vaak particulier oplossen. De omvang van de toekomstige vraag naar zorg is dus niet eenvoudig te becijferen. Een andere onzekere factor is dat vragers (klanten) uiteenlopende wensen hebben over de woonvorm waarin ze de zorg willen ontvangen. Steeds meer ouderen en gehandicapten willen, als het enigszins kan, zelfstandig (blijven) wonen, ook als de vraag naar zorg groot is en toeneemt. Ouderen willen in een vertrouwde omgeving dicht bij de mantelzorgers blijven. Mensen met een lichamelijke handicap willen zoveel mogelijk zelfstandig deelnemen aan de maatschappij. Naarmate de gezondheidstoestand verslechtert en de sociale omgeving niet meer voldoende mantelzorg kan bieden, moeten ouderen andere oplossingen voor hun zorgbehoefte zoeken. De vraag van de klant is dus nogal divers. Er blijkt steeds meer behoefte te zijn aan meer op de klant toegesneden eigentijdse arrangementen op het terrein van wonen en zorg. Ik wil goed kunnen volgen of het aanbod zich inderdaad voldoende vormt conform de vraag. Daarom ontwikkel ik in de komende tijd, in overleg met het veld, zogenoemde cliënttypologieën. Met een cliënttypologie wordt een groep klanten beschreven die een gelijksoortige beperking of aandoening en een daarvan af te leiden zorgvraag heeft. Zo wordt een clustering gemaakt van klanten met hun brede scala van vragen en behoeften. Daarna bieden deze typologieën een manier om de vraag naar zorg beter
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 631, nr. 119
2
in beeld te brengen inclusief de soorten leveringsvoorwaarden (woon- en verblijfsvormen) die daarbij passen. Dit draagt bij aan het beter inspelen op de vraag van de klant. Uiteraard zullen deze typologieën aansluiten bij de achttien AWBZ-brede intramurale zorgarrangementen. Deze zorgarrangementen zijn recent ontwikkeld in het kader van de omvorming van de bekostiging van de intramurale zorg.
B. De vraag naar woon- en verblijfsvormen De modernisering van de AWBZ compliceert in zekere zin het schatten van de totale behoefte aan alle vormen van woon- en verblijfsruimte van ouderen en gehandicapten omdat de «oude» termen: zoals bijvoorbeeld «gezinsvervangend tehuis», niet meer bestaan. De institutionele aanspraken zijn vervangen door AWBZ-brede functiegerichte aanspraken. Bijvoorbeeld: niet langer wordt een verzekerde geïndiceerd voor een plaats in het verpleeghuis, maar voor de functie verblijf met behandeling. Toch moet deze behoefte in kaart gebracht worden. Daarom heeft het onderzoeksbureau ABF op mijn verzoek een indeling gemaakt van woonen verblijfsvormen, afhankelijk van de vorm waarin de zorg geboden moet worden («op afroep» of «op afspraak»). Dus, de indeling in woon- en verblijfsvormen is gemaakt op basis van de soort zorg die in die woonsituatie geleverd kan worden. Dit kan zijn «zorg op afspraak», «zorg op afroep» en «24-uurs nabije zorg en toezicht». In de gezamenlijke brieven van VROM en VWS aan u: «Investeren voor de toekomst» en «Actieplan investeren voor de toekomst» is deze terminologie ook gebruikt. Tabel 1: Nieuwe term
Omschrijving
«in oude termen»
Nultredenwoning
een woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waar de woon- bad- en slaapkamer op dezelfde woonlaag zijn. De woning is gesitueerd in een toegankelijke omgeving. Zorg op afspraak kan worden geleverd. Wonen (in nultredenwoningen) waarbinnen zorg op afroep kan worden geleverd. Het leveren van extramurale verzorging, verpleging en begeleiding én de hotel- en welzijnsdiensten zijn onlosmakelijk verbonden aan deze categorie. Wonen voor mensen met een psychische beperking in een veilige omgeving. Wonen (in intra- of extramurale omgeving) waar 24 uurs nabije zorg kan worden geleverd. Zowel binnen de muren van een instelling als daarbuiten.
Toegankelijke woningen.
Verzorgd wonen
Beschermd wonen
1. Zelfstandig wonen met zorg op afroep, 2. Een deel van de verzorgingshuiscapaciteit (85%), 3. Service flats, Aanleunwoningen 4. ADL clusterwonen 5. RIBW
1. Intramurale verpleeghuiscapaciteit, 2. Zelfstandig wonen met de extramurale verpleeghuiszorg cq gehandicaptenzorg 3. Kleinschalig wonen voor mensen met dementie als intraen extramurale zorg. 4. een klein deel (15%) van de verzorgingshuiscapaciteit. 5. APZ (socio woning) 6. RIBW1
(ABF: woon- en verblijfsvormen ingedeeld naar mogelijk te bieden zorg) 1 Betreft een categorie patiënten die door de psychische stoornis 24 uur toezicht nodig hebben.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 631, nr. 119
3
Alleen als er sprake is van scheiden van wonen en zorg worden noodzakelijke woningaanpassingen ten laste gebracht van de Wet Voorzieningen Gehandicapten. Als er sprake is van nieuwbouw én scheiden van wonen en zorg dan worden de woningaanpassingen zoveel mogelijk in het programma van eisen voor de bouw opgenomen. Vaak zijn dan nog achteraf op het individu toegesneden woningaanpassingen noodzakelijk. Die worden ten laste gebracht van de WVG. Als we de globale vraag naar zorg vertalen naar de behoefte aan nultredenwoningen, verzorgd wonen, en beschermd wonen dan ontstaat het volgende kwantitatieve beeld. Tabel 2: De opgave m.b.t. gewone nultredenwoningen en verzorgd wonen en beschermd wonen voor Nederland tot 2010 ( bron: ABF) Gewone nultredenwoningen
Verzorgd Wonen
Beschermd wonen
Totaal
156 100
98 700
16 600
271 400
In de tabel is het geraamde tekort opgenomen wanneer we niets doen, het verschil tussen de in 2003 beschikbare capaciteit en de verwachte vraag. De brief aan uw Kamer van 15 september 2003 bevat reeds de behoefteraming voor de categorieën verzorgd wonen en nultredenwoningen. Bovenstaande tabel 2 laat ook de behoefte aan beschermd wonen zien: tot en met 2010 circa 16 600 plaatsen. Hiermee wordt het beeld van de behoefte aan woonen verblijfsvormen compleet. Bij bovenstaande tabel is een kanttekening op zijn plaats. Ramingen kunnen uiteenlopen. Het SCP heeft recent de vraag naar verpleging en verzorging geraamd en gerelateerd aan woon- en verblijfsvormen. (Verpleging en verzorging, SCP oktober 2004) Deze ramingen verschillen soms met die van ABF vanwege verschillende definities. Een discussie over de juistheid van ramingen wil ik voorkomen. Ik beschouw ramingen als een indicatie, niet als maatgevend.
C. Bouwen wij voldoende voor de vraag? Ik heb in het actieplan «Investeren voor de toekomst» aangegeven dat ik eind 2009 door nieuwbouw, verbouw en gerichte woningtoewijzing, 99 000 woningen in de categorie verzorgd wonen wil realiseren. Hoewel aan woningen voor mensen met een psychische beperking in principe geen bijzondere eisen voor wat betreft toegankelijkheid worden gesteld, zijn deze woonvormen wel onderdeel van het actieplan; er zijn soms namelijk problemen met de betaalbaarheid en het toewijzingsbeleid door gemeenten. In mei 2005 zal in de jaarverslagen van VROM en VWS worden gerapporteerd over de voortgang. Ik heb op dit moment zicht op de plannen om beschermd wonen te realiseren. Op basis van ingediende bouwplannen in de V&V constateer ik dat er in 2010 in Nederland voldoende aanbod is om aan de vraag binnen de categorie beschermd wonen te voldoen. De plannen omvatten een groei van 16 000 plaatsen tot 2010. Dat is vrijwel gelijk aan het tekort dat ABF op basis van de bestaande capaciteit schat. De geschatte uitbreiding aan plaatsen in de gehandicaptenzorg is hier niet meegeteld. Enige voorzichtigheid is wel geboden. De ervaring leert dat niet alle ingediende plannen tijdig en in de aangevraagde omvang gerealiseerd worden, omdat bijvoorbeeld gemeentelijke procedures soms voor vertraging zorgen. Daar staat tegenover dat ook initiatieven in het kader van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 631, nr. 119
4
beschermd wonen worden gerealiseerd op basis van scheiden wonen en zorg. Ik denk hier bijvoorbeeld aan kleinschalig wonen voor dementerenden. Voor zowel verzorgd wonen als beschermd wonen geldt dat niet alleen naar de geraamde opgave in 2010 moet worden gekeken, maar dat, liefst jaarlijks, de feitelijke aansluiting tussen vraag en aanbod bezien moet worden. 3. Mijn inzet, meer diversiteit Het enigszins geruststellende kwantitatieve beeld in de categorie beschermd wonen laat onverlet dat er kwalitatief nog het nodige verbeterd kan worden. De voorkeuren en behoeften van de klant moeten zo mogelijk meer leidend worden voor het aanbod. Ik stimuleer deze kwaliteitsverbetering met wet- en regelgeving. De gemoderniseerde AWBZ geeft ruimte aan de ontwikkeling van meer op de vraag afgestemd, uiteenlopend aanbod van wonen met zorg. De Wet Toelatingen Zorginstellingen (WTZ-i) geeft zorgaanbieders meer vrijheid en verantwoordelijkheid als het gaat om bouwen. Voorbereidingen worden getroffen voor een nieuwe bekostiging in de AWBZ waarbij op termijn de kapitaalslasten via de tarieven worden versleuteld. Binnen de WTZ-i is nu geregeld dat kleinschalige initiatieven buiten het bouwregime vallen. Dit betekent dat de kapitaalslasten van deze initiatieven al via de tarieven versleuteld gaan worden. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning moet straks verantwoordelijkheden voor wonen en welzijn bij de gemeente bundelen. Deze ontwikkelingen bevorderen een meer integraal vraaggericht aanbod aan voorzieningen. Nieuwe woon- en zorgarrangementen zijn hard nodig. Ik stimuleer partijen in het veld door hen bekend te maken met goede praktijkvoorbeelden. Technologische innovaties kunnen helpen in het organiseren van de zorg in diverse woon- en verblijfvormen. In het «Actieplan» van VROM en VWS is een groot deel van deze activiteiten gebundeld. Op initiatief van Zorgverzekeraars Nederland ontwikkel ik samen met andere veldorganisaties een zogenaamd referentiekader voor de zorgkantoren. Dit referentiekader geeft een beeld van de regionale spreiding van woon- en verblijfsvoorzieningen en zorginfrastructuur voor extramurale zorg, zodat een betere aansluiting tussen vraag en aanbod op regionaal niveau tot stand kan komen. Uiteraard zal het referentiekader AWBZbreed worden opgezet.
Specifieke aandachtsgebieden Er zijn tenslotte enkele specifieke problemen in het laten aansluiten van vraag en aanbod die mijn aandacht behoeven. Het gaat om meerbedskamers in verpleeghuizen, de verkeerde bed problematiek en de mogelijke leegstand in intramurale voorzieningen. Ik heb u op 22 april 2004 geïnformeerd over de afbouw van meerbedskamers (TK: 29 200XVI nr. 225). Ik verwacht dat deze afbouw niet leidt tot een vermindering van capaciteit. Zorgaanbieders dienen vaak gelijktijdig plannen in voor uitbreiding van capaciteit; het effect is per saldo dus niet negatief. Verkeerde bedden zijn reguliere ziekenhuisbedden, waarop mensen verblijven die medisch uitbehandeld zijn en aanspraak hebben op AWBZzorg. Onderzoek laat zien dat een betere logistiek in de keten (ziekenhuisverblijfvoorzieningen) dit probleem kan terugdringen. Regio’s waar de problematiek groot was, heb ik oplossingsrichtingen aangereikt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 631, nr. 119
5
Sinds 2003 ontvang ik regelmatig signalen van leegstand in intramurale voorzieningen (V&V en GZ). Ik laat de omvang en achtergrond hiervan thans onderzoeken. Op basis van de uitkomsten zal ik beslissen of actie geboden is. Het onderzoek is komend voorjaar klaar. Het Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis heeft in de afgelopen jaren een forse verandering doorgemaakt. De vermaatschappelijking heeft ertoe geleid dat meer ambulante hulp wordt verleend en de ontwikkeling van behandelcentra buiten het instellingsterrein heeft geleid tot het beschikbaar houden van plaatsen voor langdurige zorg op het instellingsterrein voor die patiënten die dat nodig hebben. Het CBZ heeft op 1 september 2004 een onderzoek afgerond waarin de functionele kwaliteit van huisvesting met 24uurs nabije zorg is beoordeeld. In de komende jaren zullen instellingen worden geactiveerd daar waar nodig verbeteringen te treffen. Een bouwbehoefte onderzoek voor deze doelgroep voor de komende periode van ca. 8 jaar door het CBZ is in voorbereiding. 4. Monitoren De omslag van een aanbodgestuurd centraal systeem naar een vraaggestuurd decentraal systeem in de AWBZ betekent een andere invulling van de rijksverantwoordelijkheid voor kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid. Terwijl vroeger vooraf de kaders werden gesteld waarbinnen het zorgaanbod zich mocht bewegen, gaat het nu om het goed in beeld krijgen en goed volgen van enerzijds de ontwikkelingen in de vraag en anderzijds in de geplande realisatie van het aanbod, ook in kwalitatieve zin. Alleen zo kan ik inzicht krijgen in de doelbereiking van mijn beleid en kan ik zonodig maatregelen overwegen. Ik heb u eerder laten weten dat ik u met ingang van 2005 jaarlijks in mei op de hoogte stel van de voortgang van de uitvoering van het actieplan en eventuele nieuwe acties via het jaarverslag over de begroting van VROM. In het jaarverslag over de begroting van VWS worden de specifieke ontwikkelingen met betrekking tot zorg en welzijn gemeld. In aanvulling daarop zal ik u ook in dat kader informeren over de voortgang in de categorie beschermd wonen met aandacht voor de diversiteit van woon- en verblijfsvoorzieningen. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. I. J. M. Ross-van Dorp
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 631, nr. 119
6