Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2006–2007
21 501-07
Raad voor Economische en Financiële Zaken
22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 557
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 13 april 2007
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Jules Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Heijnen (PvdA) en Tang (PvdA). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dam (PvdA), Halsema (GroenLinks), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Spekman (PvdA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Anker (ChristenUnie), Mastwijk (CDA), Schippers (VVD), De Roon (PVV), Van Gijlswijk (SP), Thieme (PvdD), Wolfsen (PvdA) en Heerts (PvdA).
KST106372 0607tkkst21501-07-557 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 22 maart 2007 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Bos van Financiën en staatssecretaris De Jager van Financiën over: – het verslag van de Ecofinraad d.d. 26 februari en 27 februari 2007 (21 501-07, nr. 553); – de agenda voor de Ecofinraad d.d. 27 maart 2007 (21 501-07, nr. 554); – mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees economisch en sociaal comité Naar een doeltreffender gebruik van fiscale stimulansen voor Onderzoek en Ontwikkeling (22 112, nr. 491, fichenr. 2); – voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (herschikking) (22 112, nr. 499, fichenr. 2); – actualisatie overzicht voorstellen van de Europese Commissie op het fiscaal terrein (21 501–07, nr. 550). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie De heer Irrgang (SP) stelt allereerst dat momenteel met veel bombarie wordt gesteld dat de Europese economie voor het eerst in lange tijd sneller groeit dan de Amerikaanse economie, maar dat dit in feite toch een beetje appels met peren vergelijken is. Het gaat immers uiteindelijk om de groei per capita. De Amerikaanse samenleving kent een veel snellere bevolkingsgroei. Als dat wordt meegewogen, dan loopt Europa al een tijdje in met een snellere groei per capita. Van verschillende kanten komt steeds meer de vraag op of Europa niet aan de vooravond staat van een ICT-revolutie die zich ook in een groei van de arbeidsproductiviteit zal vertalen. Die groei heeft zich in de jaren negentig in de Verenigde Staten voorgedaan, maar van een dergelijke groei is in Europa tot nu toe niet of nauwelijks sprake geweest. In Nederland lijkt die overigens de laatste jaren wel al zichtbaar te zijn. Wordt het, gezien het grote belang van de arbeidsproductiviteit voor de economie, niet eens tijd dat hier in Europees verband nader onderzoek naar wordt gedaan? De heer Irrgang brengt in herinnering dat zijn fractie altijd voorstander is
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
1
geweest van een harmonisatie van de vennootschapsbelasting. Het is tijd om daar Europese afspraken over te maken, omdat de nationale soevereiniteit eigenlijk al zo’n tien jaar wordt uitgehold. Er wordt tot nu toe alleen maar gesproken over harmonisatie van de grondslag van die vennootschapsbelasting; er is volstrekt geen sprake van overleg over tarieven of zelfs maar coördinatie van tariefmaatregelen. Als alleen de grondslag wordt geharmoniseerd, zal de tariefconcurrentie alleen maar sterker worden. Dat is onwenselijk. Uit een studie van het Centraal Planbureau blijkt bovendien dat een harmonisatie van de grondslag vooral voor multinationals grote voordelen heeft, omdat zij de verliezen dan ook internationaal beter kunnen verrekenen. Dat zal leiden tot een concurrentienadeel voor binnenlandse bedrijven en tot hogere kosten voor de belastingbetaler. De heer Irrgang memoreert naar aanleiding van de richtlijn met betrekking tot grensoverschrijdende overnames in de financiële sector dat bij de overnameperikelen tussen ABN Amro en de Italiaanse bank Antonveneta niet de instituties maar de president-directeur van de Banca d’Italia faalde. Hij is uiteindelijk ook afgetreden. Het is de vraag of er met regels wel gezonde instituties kunnen worden afgedwongen. Een toezichthouder moet bij het toetsen op een gezond en prudent financieel beleid met alle omstandigheden rekening kunnen houden. Er kunnen afspraken worden gemaakt over procedures, maar er moet wel voldoende ruimte blijven in de procedures die een centrale bank heeft om met alle omstandigheden rekening te houden. De heer Irrgang wijst in dit verband op de beroering die is ontstaan rond de hedge funds, die ook kijken naar banken. De heer Tony van Dijck (PVV) is ontstemd dat de Ecofinraad zich verdergaand dreigt te bemoeien met de nationale belastingwetgeving. Er bestaan reeds plannen om de verschillende directe en indirecte belastingen van de individuele lidstaten te harmoniseren. Een verdergaande economische samenwerking tussen de verschillende lidstaten is prima, maar de Europese Unie dient zich niet te bemoeien met nationale aangelegenheden. Hij is zeer sceptisch over de introductie van Europese wet- en regelgeving. Er worden zelfs maatregelen overwogen om belastingconcurrentie tegen te gaan. De heer Van Dijck stelt dat in een vrije markteconomie concurrentie alleen maar toe te juichen is, omdat dit uiteindelijk ten goede komt aan de consument. Hij betreurt het dat Nederland geen voortrekkersrol op zich neemt als het gaat om het behoud van de soevereiniteit en de subsidiariteit. De Nederlandse regering neemt een te onderdanige houding aan ten aanzien van de vraag, hoe ver de Europese inmenging mag gaan, terwijl Nederland wel het braafste jongetje van de klas is als het gaat om de nationale verklaring, de milieumaatregelen en de begrotingsdiscipline. Het wordt tijd dat Nederland zijn stempel drukt op Europa en duidelijk grenzen aangeeft. De heer Van Dijck vraagt hoe Polen het buitensporig tekort in 2007 denkt weg te werken. Welke nieuwe aanbevelingen zijn in dit verband door de Ecofinraad gedaan? In het Key Issues Paper is een belastingparagraaf opgenomen. Daarover zijn de meningen verdeeld. Een groep lidstaten is voorstander van een verdergaande harmonisatie van belastingen, een tweede groep wil zich meer richten op samenwerking op het gebied van directe belastingen terwijl een derde groep de belastingparagraaf helemaal wil schrappen, omdat belasting een nationale aangelegenheid is. Waar staat Nederland precies? Gaat de regering inzetten op een verdergaande harmonisatie of kiest zij voor het subsidiariteitsbeginsel? Nederland krijgt in de globale richtsnoeren voor 2007 (BEPG’s) de aanbeveling om het arbeidsaanbod in het bijzonder van vrouwen, ouderen en minderheden te verhogen. Hoe zal dat worden gerealiseerd en welke doelstelling wordt daarbij gehanteerd?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
2
De voorzitter van de Ecofinraad heeft gezegd dat de Nederlandse zorgen over het uitblijven van een goedkeurende verklaring ten aanzien van de EU-begroting wel worden gedeeld, maar dat een dergelijke positieve verklaring niet kan worden bereikt via afzonderlijke nationale verklaringen. Wat vindt de minister van die houding? Zoals bekend heeft de Europese Rekenkamer voor de twaalfde achtereenvolgende keer geen rechtmatigheidsverklaring afgegeven. Wordt de noodzaak van een dechargeverlening ten aanzien van de EU-begroting wel voldoende erkend? Teneinde te blijven voldoen aan de doelstellingen van het Stabiliteits- en Groeipact moet Nederland verdere budgettaire consolidatie en/of hervormingen van vergrijzing gerelateerde instituties doorvoeren om de overheidsfinanciën houdbaar te maken op de lange termijn. Hoe denkt de regering dit te realiseren. Welke acties heeft zij in petto? Hoewel België een overheidsschuld van 85% heeft, worden de risico’s voor de houdbaarheid van de publieke financiën op de lange termijn als gemiddeld ingeschat. Moet dat risico niet als hoog worden ingeschat, ook met het oog op de toenemende vergrijzing? Welke acties neemt België om van die overheidsschuld af te komen? Hoe staat de regering tegenover een Europese vennootschapsbelasting die ten koste gaat van binnenlandse bedrijven? Hoe staat zij tegenover de voorstellen betreffende aan personenauto’s gerelateerde heffingen, zoals het afschaffen van de Bpm, een systeem van restitutie van registratiebelasting en de herstructurering van de registratie- en motorrijtuigenbelasting op de grondslag van CO2-uitstoot? Wat is ten slotte het beleid van de regering ten aanzien van de Europese inmenging en het streven naar economische harmonisatie van directe en indirecte belastingen? Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD) stelt allereerst dat de verwachtingen ten aanzien van de economische situatie in het Eurogebied voor 2007 iets zwakker zijn dan die voor 2006, maar dat zij nog steeds positief zijn. Wat zijn de verwachtingen voor de lange termijn? Sylvester Eijffinger, hoogleraar monetaire economie aan de universiteit van Tilburg, heeft in het programma Buitenhof een negatief langetermijnbeeld voor Europa geschetst. Wordt er in Europa gepraat over langetermijnvisies en, zo ja, wordt de visie van Eijffinger gedeeld? Aan welke middelen wordt gedacht om een tegenvallende groei te voorkomen? Wat is de inzet van Nederland op Europees niveau? De Commissie heeft recentelijk in een voortgangsrapportage gesteld dat de controle op de besteding van structuurfondsen aan de beterende hand is. In de geannoteerde agenda van de Ecofinraad wordt echter gesteld dat de Commissie een voorzichtige lijn hanteert als het gaat om verantwoording op lidstaatniveau, terwijl het aantal lidstaten dat een nationale verklaring of een vergelijkbaar initiatief invoert, groeit. Mevrouw Dezentjé steunt de opstelling van Nederland dat de lidstaten hun verantwoordelijkheid dienen te nemen voor verbetering van het financieel beheer en dat een nationale verklaring of daarop gelijkende initiatieven hiertoe geëigende instrumenten vormen. Zij heeft in het vorige AO aangegeven dat het mogelijk zou moeten zijn om de invoering van een dergelijke verklaring af te dwingen. Minister Zalm zou zich hierin verdiepen. Heeft de nieuwe minister dit initiatief overgenomen en, zo ja, wat is de uitkomst van die verdieping? Naast Nederland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk heeft inmiddels ook Zweden toegezegd een nationale verklaring af te geven. Verder overwegen Luxemburg, Oostenrijk en de Baltische Staten met zo’n verklaring te komen. Helaas blijft het daarbij. Een groot aantal lidstaten blijft dus in gebreke. Dat baart zorgen. Wat doet Nederland eraan om de twijfelaars over te halen? Op welke lidstaten concentreert Nederland zich daarbij? Mevrouw Dezentjé bekijkt de passage over de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de Vpb met scepsis. Het riekt een beetje naar salamitactiek: eerst een uniforme grondslag, straks een
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
3
EU-belasting of misschien wel een minimum- of een maximumtarief. Het bedrijfsleven zou zeker gebaat zijn bij een uniformering van de grondslagen en de daarmee gepaard gaande vermindering van de administratieve lasten, maar de realisering van die uniformering is in feite een utopie. Daar zouden, gezien het unanimiteitsbeginsel, immers alle 27 lidstaten mee moeten instemmen. Wat de VVD betreft, is belastingconcurrentie beter, ook met het oog op de Lissabonagenda. Wat is het standpunt van de regering hierover? De begrippen «schadelijke belastingconcurrentie»en «coördinatie op het gebied van directe belastingen» zijn veelzeggend, aldus mevrouw Dezentjé. Wat is er zo schadelijk aan belastingconcurrentie? Coördinatie op het gebied van directe belastingen kan alleen maar leiden tot meer macht voor de Europese Commissie. Wil Nederland dat wel? Zij spreekt vervolgens haar zorgen uit over de geruchten dat er bij de btw 100 mld. tot 125 mld. per jaar door fraude verloren gaat. Als die verhalen kloppen, dan zou het tegengaan van die zogenaamde btw-carrouselfraude prioriteit nr. 1 moeten zijn. Deze problematiek is onlangs aan de orde geweest In het Europees Parlement. EU-leden schatten de btw-fraude op 10% van de jaarlijkse btw-opbrengst. Dat zou voor Nederland alleen al 5 mld. betekenen. Het probleem lijkt alleen maar te groeien. Mevrouw Dezentjé vindt dat die carrouselfraude niet langer mag worden geaccepteerd. Is de regering bereid om hierover een stevig standpunt in te nemen? De opbrengst van de fraudepreventie zou kunnen worden aangewend voor lastenverlichtingen en verdere vereenvoudigingen van het systeem. Het voorstel van de Raad voor een richtlijn betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal is een positieve ontwikkeling. Welke vragen zal Nederland stellen over de exacte reikwijdte van de richtlijn en de eventuele gevolgen daarvan voor de overdrachtsbelasting? De mededeling inzake de fiscale stimulansen voor onderzoek en ontwikkeling wordt door mevrouw Dezentjé van harte toegejuicht. Het is zeer verheugend dat de R&D-box in de vennootschapsbelasting is terechtgekomen. Er is nu eindelijk een fiscale maatregel die successen beloont en niet alleen input stimuleert met allerlei subsidies. Er is sprake van dat de regering Nederland in Europa als een soort good practice wil presenteren. Is het met het oog op de Nederlandse concurrentiepositie wel wenselijk dat andere lidstaten het Nederlandse voorbeeld volgen? Mevrouw Dezentjé brengt in dit verband het Primarolorapport in herinnering. Wat is het standpunt van de regering over de fiscale behandeling van foundations en de definitie van de publieke goededoelenorganisatie? Zou het fiscale beleid er niet op gericht moeten zijn om het schenken aan onderzoeksinstellingen, misschien ook in Europees verband, belastingvrij te maken, zoals dat ook gedaan is met schenkingen aan algemeen nut beogende instellingen? Dat zou een stimulans zijn voor de Nederlandse O&O-sector. Uit de media is gebleken dat de staatssecretaris een hernieuwde bpm-differentiatie voorstelt, waarbij bezitters van een zuinige auto een groot voordeel zullen krijgen. Wie draait voor de kosten op? Beseft de staatssecretaris dat alle ingrepen op dit punt buitengewoon marktverstorend kunnen werken? Mevrouw Dezentjé meent ten slotte naar aanleiding van de brief met de actualisatie van het overzicht van voorstellen van de Commissie op fiscaal terrein dat de Kamer eerder zou kunnen worden geïnformeerd over de inzet van de Nederlandse regering. Kan de Kamer beschikken over de zogenaamde position papers, waarin standpunten en de inzet van de regering worden vermeld? De heer De Nerée tot Babberich (CDA) is benieuwd naar de mening van de minister over de nieuwe economische cijfers van het Centraal Planbureau.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
4
Het verheugt hem dat de Ecofinraad de doelstelling van de Commissie om de administratieve lasten die resulteren uit Europese wetgeving en de daaruit voortvloeiende nationale implementatie uiterlijk in 2012 te hebben verminderd met 25%, ongewijzigd heeft aangenomen. Welke instantie wordt in Brussel verantwoordelijk voor de toetsing van de in te dienen voorstellen op het veroorzaken van administratieve lasten? Dat moet in ieder geval een onafhankelijke toetsing worden. Wordt er ook gekeken naar de «compliance costs»? Ook deze kosten kunnen voor het bedrijfsleven enorm oplopen. Nederland krijgt in de Broad Economic Policy Guidelines (BEPG’s) de aanbeveling om het arbeidsaanbod van een aantal groepen te verhogen. De heer De Nerée wijst in dit verband op de door de Kamer aangenomen motie waarin de regering wordt verzocht om bij de Voorjaarsnota met bepaalde voorstellen te komen. Voorafgaand aan de voorjaarsvergadering van het IMF en de Wereldbank op 14 en 15 april zal er op 13 april een G7-bijeenkomst van de ministers van Financiën plaatsvinden. In de geannoteerde agenda staat dat in de Eurogroep het mandaat voor de voorzitter wordt voorbereid en dat dit mandaat de boodschap van de Eurogroep betreft op het terrein van wisselkoersen, economische ontwikkelingen en mondiale betalingsbalansonevenwichtigheden. Kan de minister iets preciezer aangeven wat namens de Eurogroep naar voren zal worden gebracht? Verwacht wordt dat in het kader van het agendapunt Stabiliteitsprogramma’s en Convergentieprogramma’s een horizontale discussie zal plaatsvinden over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn en over de nationale begrotingsregels. Wat is de bedoeling van een discussie over die nationale begrotingsregels? Is dat uitsluitend het uitwisselen van best practices of gaat dat verder? De discussie over de financiële diensten is buitengewoon actueel in verband met de overnames en fusies van banken. De Commissie stelt voor om de richtlijnen voor banken, verzekeraars en beleggingsondernemingen met betrekking tot de goedkeuring van een overname te verbeteren. In het compromisvoorstel zullen onder meer de toetsingsgronden voor een overname worden gespecificeerd door middel van een gesloten lijst met prudentiële criteria voor de beoordeling. Hoe verhoudt de lijst van prudentiële criteria, die is opgesteld in samenspraak tussen het Europees Parlement en de Raad, zich tot de huidige regeling in Nederland? Is er al een tekstvoorstel voor de richtlijn voor betaaldiensten in de interne markt? Zo ja, in welke richting gaat dat voorstel? Ook de heer De Nerée begrijpt niet waarom de Commissie tegen de nationale verklaring is. Bepaalde lidstaten kunnen ertegen zijn omdat zij hun zaakjes niet op orde hebben, maar de Commissie heeft de verantwoordelijkheid om juist op dat punt met voorstellen te komen om de verantwoording van EU-fondsen in gedeeld beheer te verbeteren. Wat vindt de staatssecretaris van alle proefballonnetjes die momenteel worden opgelaten op het gebied van de belastingen? In het actuele overzicht van voorstellen van de Europese Commissie op fiscaal terrein staat dat in opdracht van de Raad door de Gedragscodegroep wordt gesproken over de toekomstige werkzaamheden en over de te hanteren besluitvormingsprocedure in de groep. Dit baart de heer De Nerée grote zorgen. Wat hem betreft, hoeft de Primarologroep niet door te gaan. Het is immers een vehikel van de grote landen. De besluitvorming in deze groep zou in ieder geval moeten blijven plaatsvinden bij unanimiteit. Wat is de mening van de staatssecretaris hierover? Voordat hierover een definitieve beslissing wordt genomen, zou nog overleg met de Kamer moeten plaatsvinden. Wat behelzen de aanpassingen van de interest & royalty richtlijn die in het vooruitzicht worden gesteld? De heer De Nerée zet vraagtekens bij het onderzoek van de Commissie naar het effect van de lage btw-tarieven voor arbeidsintensieve diensten,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
5
omdat dit een nationale aangelegenheid betreft. Brussel heeft zich niet te bemoeien met die diensten die niet marktverstorend werken over de grenzen heen. Het verheugt hem dat er een studie naar de btw-tarieven zal worden verricht. Hij verzucht dat er momenteel vele proefballonnetjes worden opgelaten over de aan personenauto’s gerelateerde heffingen. De Commissie is van plan om te komen tot een systeem van restitutie van registratiebelasting en herstructurering van de registratie- en motorrijtuigenbelasting op de grondslag van CO2-uitstoot. De bpm zal dus verdwijnen. Het is de vraag of er dan nog wel zo veel moet worden geïnvesteerd in die bpm. De heer De Nerée heeft begrepen dat het aangekondigde voorstel betreffende harmonisatie van accijns op commerciële gasolie al was neergeschoten voordat het überhaupt gepresenteerd werd. Is het overigens inmiddels al gepresenteerd? Hij mist ten slotte bij de mededeling van de Commissie inzake fiscale stimulansen voor onderzoek & ontwikkeling de octrooibox. Dit prachtige instrument zou als best practice naar voren kunnen worden gebracht. De heer Crone (PvdA) is zeer verheugd over de woorden die de staatssecretaris 20 maart jongstleden tijdens een Europese conferentie over de vergroening van het fiscale stelsel heeft uitgesproken. Hij heeft daar gepleit voor een gecoördineerd milieubeleid inclusief ecotaksen. Het huidige kabinet verdient alle lof dat het, in tegenstelling tot de eerdere kabinetten-Balkenende, op dit terrein in Europa voorop wil lopen. Er is op het gebied van milieu veel te winnen bij het belonen van goed gedrag en het ontmoedigen van vervuiling. De heer Crone heeft altijd het standpunt ingenomen dat met het oog op de administratieve vereenvoudiging en de transparantie in de markt op z’n minst de heffingsgrondslagen voor de vennootschapsbelasting moeten worden geharmoniseerd. Er is in Brussel zelfs nog niet eens een overzicht van de effectieve belastingdruk bij de vennootschapsbelasting in de verschillende lidstaten. De nominale tarieven worden wel vermeld in de tabellenboekjes, maar omdat de grondslag niet bekend is, wordt niet duidelijk wat iedereen uiteindelijk precies moet betalen. Wil de staatssecretaris zich ervoor inzetten om die feitelijke informatie boven tafel te krijgen? In mei organiseert het Duitse voorzitterschap een conferentie over dit onderwerp. Is hierover al meer bekend? De rentebox is in Nederland aangenomen. Hoe is de stand van zaken in Brussel? Ook de heer Crone is van mening dat de lidstaten zelf moeten kunnen beslissen over de btw-tarieven voor diensten die toch niet over de grens gaan. Bij grensoverschrijdende producten moet wel sprake zijn van Europese coördinatie. Producten en diensten die bevorderd moeten worden, zouden in het lage tarief moeten komen, terwijl voor producten en diensten die ontmoedigd moeten worden, het hoge tarief zou moeten gelden. Steekwoorden daarbij zijn vergroening, gezondheid en arbeidsparticipatie. De heer Crone acht het nuttig om op korte termijn, in ieder geval voor de zomer, een breder overleg te agenderen over de visie van het kabinet op de belastingen. Hij sluit zich ten slotte aan bij de vragen over de goedkeuringsverklaringen en over het toezicht op fusies en overnames in de financiële sector. In het licht van de eerdere uitspraken van de heer Wellink ten tijde van de mogelijke overname van Antonveneta door ABN Amro, dat iedere bank in Italië toch door een buitenlandse bank overgenomen zou moeten kunnen worden, wekken zijn uitlatingen naar aanleiding van een mogelijke overname van een Nederlandse bank toch wel wat bevreemding.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
6
Antwoord van de bewindslieden De minister stelt allereerst dat het moeilijk is om op een deugdelijke manier vast te stellen hoe de algemene economische situatie zich zal ontwikkelen. Uit enig onderzoek naar de algemene economische situatie blijkt weliswaar dat er wellicht een ICT-revolutie in Europa op komst is die zich ook zal laten vertalen in een groei van de arbeidsproductiviteit, maar het blijft afwachten. Het is nog te vroeg voor definitieve conclusies. Hij zet vraagtekens bij het nut van een onderzoek naar een mogelijke ICT-revolutie, omdat dat geen enkele invloed zal hebben op het tijdstip waarop zo’n ontwikkeling zich zal manifesteren. Als het moment daar is, zullen de verantwoordelijken bij de Europese Centrale Bank zich buigen over de eventuele consequenties voor bijvoorbeeld het rentebeleid. Op dat moment zullen de verantwoordelijke bewindspersonen uit de diverse lidstaten moeten kijken naar de betekenis daarvan voor de binnenlandse politiek. Binnen Europa wordt uiteraard gesproken over langetermijnvisies. De Lissabonagenda is in zekere zin een vertaling van een langetermijnexercitie. De somberheid van professor Eijffinger wordt niet gedeeld. Het door hem geschetste stadium is nog lang niet bereikt. Er zijn nog voldoende mogelijkheden om de groei en de arbeidsproductiviteit in Europa te laten toenemen en Europa kan nog steeds een enorme sprong voorwaarts maken op het gebied van innovatie. Dat zal uiteraard de nodige discipline en inspanningen vergen. De minister tekent hierbij nog aan dat er binnen Europa natuurlijk wel sprake is van verschillen tussen de verschillende lidstaten. Uit het Centraal Economisch Plan van het CPB blijkt het volgende. De veronderstelling die het kabinet hanteert met betrekking tot een gemiddeld groeipercentage van 2 per jaar, is zonder meer realistisch. Het kabinet is iets somberder over de saldo-ontwikkeling, zeker in 2007 en 2008, dan het CPB. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met tegenvallende aardgasbaten en met schuldsanering op de Antillen. Het kabinet en het CPB zijn het erover eens met het CPB dat de ontwikkeling van de economie op de langere termijn met een aantal zeer grote onzekerheden omgeven is. Het CPB bevestigt dat de top van de economische cyclus zich waarschijnlijk rond 2008 afspeelt en dat het in dat licht verstandig is dat het kabinet in dat jaar een aantal wat moeilijkere maatregelen uit het coalitieakkoord doorvoert. De richtlijn inzake grensoverschrijdende overnames in de financiële sector brengt niet of nauwelijks materiële wijzigingen voor Nederland mee. Het interventieniveau verandert niet. De richtlijn zorgt wel voor veel meer duidelijkheid en ook eenduidigheid in interpretatie door heel Europa heen. De minister erkent dat alleen het hebben van duidelijke regels niet garandeert dat er adequaat toezicht is. Maar zonder die goede regels zal het ook niet lukken. Er moet ook vertrouwen in de regels zijn en er moeten instituties zijn die de regels goed handhaven. Ook de minister heeft veel belangstelling voor de hedge funds en volgt met belangstelling de door de heer Irrgang in gang gezette initiatieven op dat punt. De uitspraken die de heer Wellink ten tijde van de overnameperikelen in Italië deed en zijn uitlatingen van een paar weken geleden kunnen niet met elkaar vergeleken worden. In Italië waren banken met elkaar in gesprek, terwijl het in Nederland een paar weken geleden ging om de rol van een hedge fund ten opzichte van een bank. De heer Wellink heeft alleen nog eens aangegeven wat zijn wettelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn. De gesprekken tussen Barclays en ABN Amro zijn aan de gang. Daar kan nog niet veel over gezegd worden. Bij de uiteindelijke uitspraak die de minister daarover moet doen in de context van het bewaken van de stabiliteit van de Nederlandse financiële sector is uiteraard ook de opinie van de Nederlandsche Bank van groot belang. De minister is blij met de steun van de Kamer voor het standpunt van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
7
Nederland ten aanzien van de nationale verklaring. Er is een aantal redenen voor de weerzin van sommige lidstaten tegen zo’n nationale verklaring. Een aantal lidstaten gebruikt het argument dat een Europees probleem, namelijk de deugdelijkheid van de verantwoordingsprocedures met betrekking tot EU-fondsen in gedeeld beheer, ook op Europees niveau moet worden aangepakt, en dat dit in essentie geen zaak van de lidstaten is. Een tweede – en naar de mening van de minister reëler – argument is dat een aantal lidstaten een federale structuur heeft. Voorts hebben sommige lidstaten er wellicht wat minder zin in om nog meer verantwoording te moeten afleggen over financiële zaken. Dit laatste punt is voor Nederland eigenlijk het belangrijkste argument om door te blijven gaan en te proberen, nog meer landen achter die nationale verklaring te krijgen. Bij de Polen is de uitgangssituatie iets zorgelijker. Omdat er echter de komende jaren in Polen een imposante groei van rond de 5% wordt verwacht, heeft de Ecofinraad een nieuwe aanbeveling ten aanzien van Polen aangenomen. Polen dient gebruik te maken van de toenemende groei om ook in eigen huis financieel orde op zaken te stellen. De minister erkent dat de tekst over het mandaat dat vanuit de Eurogroep richting de G7 wordt voorbereid vaag is. Als een mandaat openbaar is, kan het de onderhandelingspositie schaden. Het kan dus alleen effectief zijn als het vertrouwelijk is. De minister stelt dat er in de discussie over de mogelijkheden van een harmonisatie van de grondslag van belastingen binnen Europa in politiek opzicht veel verschil van mening is over de noodzaak van een grotere coördinatie rond het effectieve tarief in Europa. Onder economen groeit overigens wel de consensus dat er een case te construeren valt om ook binnen Europa nadrukkelijker aan coördinatie te doen dan thans het geval is. Vanwege dat grote verschil van mening heeft de Commissie een aantal jaren geleden besloten om dan eerst de harmonisatie van de heffingsgrondslag aan te pakken. De verschillende Europese grondslagen brengen ontzettend veel administratief werk mee voor bedrijven die op de Europese markt opereren. Die bedrijven hebben in dat opzicht een groot concurrentienadeel ten opzichte van Amerikaanse bedrijven die op de Amerikaanse markt opereren. De minister onderkent dat het na de harmonisatie van de grondslag nog maar een betrekkelijk kleine stap is om ook de discussie over het tarief te openen. Over de wenselijkheid daarvan bestaan binnen Europa verschillende inzichten. Dat is waarschijnlijk de belangrijkste reden waarom de discussie over de harmonisatie van de grondslag in de praktijk slechts buitengewoon langzaam vordert. De Richtlijn voor betaaldiensten in de interne markt komt dichterbij. Nederland behoorde tot een groep lidstaten die daar niet bijster enthousiast over was, met name omdat er te grote barrières voor de nieuwe toetreders in de sfeer van de financiële dienstverlening aan de orde leken te komen. Op dat punt zijn inmiddels de nodige concessies gedaan. Er zal nu op korte termijn een richtlijntekst worden voorgesteld waar Nederland waarschijnlijk mee in kan stemmen. De staatssecretaris merkt allereerst op dat het bij de harmonisatie van de winstbelasting alleen gaat om voorstellen van de Commissie voor het harmoniseren van de heffingsgrondslag en dat een verbreding van die grondslag daarbij niet aan de orde is. Het technische onderzoek naar de harmonisatie is begonnen ten tijde van het Nederlandse voorzitterschap. Nederland stelt zich op dit punt actief op en heeft momenteel als standpunt dat een geharmoniseerde heffingsgrondslag het beste zal functioneren in combinatie met een minimumtarief teneinde schadelijke concurrentie te voorkomen. Nederland zal echter pas een definitief standpunt innemen als de voorstellen van de Commissie in 2008 daadwerkelijk op tafel liggen. Dat lijkt ook het geëigende moment te zijn om daarover uitgebreid met de Kamer van gedachten te wisselen. De wens om te komen tot een gemeenschappelijke grondslag wordt gesteund door het bedrijfs-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
8
leven. Er is geen sprake van een Europese vennootschapsbelasting als zodanig. Voor de accijnzen en de btw zijn in Europa al lang minimumtarieven vastgesteld. Daarmee zijn belangrijke handelsdistorsies weggenomen. Nederland zit overigens ruim boven die minimumtarieven. Het voorstel van de Europese Commissie betreffende aan personenauto’s gerelateerde heffingen bestaat uit drie onderdelen. Dat is ten eerste een systeem van restitutie bij uitvoer. Nederland heeft dat inmiddels per 1 februari voor nieuwe auto’s geregeld en is er voorstander van dat dit ook in de rest van Europa gebeurt. Een tweede onderdeel is de herstructurering van de registratie- en motorrijtuigenbelasting op de grondslag van CO2-uitstoot. Nederland staat zeer positief tegenover voorstellen daartoe, ook al omdat er ook in de Nederlandse context al naar gekeken wordt. Het gaat daarbij in Nederland uitsluitend om een aanpassing van de tarieven, want er is Nederland al sprake van een bpm-differentiatie op deze grondslag via het energielabelsysteem. De zuinige auto wordt voordeliger en de meer vervuilende auto duurder. Het marktverstorende effect van deze maatregel wordt ook beoogd. Het is immers de bedoeling dat er meer zuinige auto’s worden aangeschaft. Een derde voorstel is de geleidelijke afschaffing van de registratiebelasting voor personenauto’s over tien jaar (zoals de bpm). Nederland is tegen de afschaffing van de bpm, omdat deze belasting een element moet blijven waarmee op nationaal niveau kan worden omgegaan in de sfeer van milieuvriendelijkheid. Een voorstel tot afschaffing van de bpm moet met unanimiteit worden aangenomen. Een dergelijk voorstel heeft het in 2005 dan ook niet gehaald. In de verdere toekomst zal de bpm echter wel langzaam moeten worden afgebouwd in het kader van de mogelijke invoering van een kilometerheffing. De Ecofinraad heeft het Key Issues Paper geaccordeerd. Het gaat hierbij om de coördinatie van het belastinggebied. Wat de btw-carrouselfraude betreft, doet Nederland het relatief goed. In Nederland is er op dit moment een goed controle- en handhavingssysteem en wordt de fraude geschat op rond de 25 mln. In sommige lidstaten, bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, is inderdaad wel sprake van grote problemen op dit gebied. Het probleem moet dus niet worden gebagatelliseerd. Op het moment dat andere lidstaten een verleggingsregeling mogen introduceren in de btw, dus dat de btw pas in de laatste schakel wordt geheven, dreigt het gevaar dat Nederland wat kwetsbaarder voor btw-fraude wordt. Nederland zal op dat moment de Commissie verzoeken om gelijk te worden behandeld als de andere lidstaten. De huidige richtlijn inzake de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal heeft een beperkte reikwijdte en ziet alleen toe op het kapitaalrecht. Het is aan Nederland zelf om te bepalen hoe het zit met de overdrachtsbelasting. De regering ziet daar op dit moment geen grote obstakels. De staatssecretaris erkent dat het met het oog op de Nederlandse concurrentiepositie niet altijd verstandig is om Nederlandse belastingpraktijken als een good practice neer te zetten. De regering draagt dat ook niet actief uit en is ook niet behulpzaam op technisch gebied of iets dergelijks. De belastingwetgeving is echter openbaar. Andere lidstaten kunnen dus vrij gemakkelijk de Nederlandse wetgeving kopiëren. Denemarken is daar al mee bezig. De regering wacht op het punt van de fiscale behandeling van de goededoelenorganisaties en de wetenschapsinstellingen een tweede advies af van de taskforce die door het Innovatieplatform is ingesteld. De staatssecretaris zal de Kamer nog schriftelijk laten weten wanneer dat advies verwacht wordt. Het is een complexe materie. In sommige situaties zijn wetenschappelijke instellingen al gekenmerkt als een goed doel, maar er zijn ook commerciële instellingen. Er is sprake van schadelijke belastingconcurrentie als er uitsluitend voordeel is voor buitenlandse ondernemingen, als het afwijkt van normale winstbepalingsregels of als het niet transparant is. De discussie gaat
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
9
echter meer over de procedure die moet worden gehanteerd wanneer sprake is van schadelijke belastingconcurrentie. Nederland huldigt hierbij het standpunt dat Europa veel meer naar een systeem toe moet waarin coördinatie centraal staat in plaats van elkaar de maat te nemen. Zolang de proefballonnen over belastingen een ondersteuning van het voorgestelde beleid zijn, heeft de staatssecretaris daar geen problemen mee. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de proefballonnetjes rond de bpmen mrb-differentiatie. Over de andere proefballonnetjes zal uiteraard met de desbetreffende ministeries worden gesproken. De Ecofinraad heeft in februari 2006 besloten de verlaagde btw-tarieven voor arbeidsintensieve diensten tot en met 2010 te verlengen. Dit positieve resultaat kwam tot stand na moeizame onderhandelingen. Mede met het oog daarop is toen ook besloten om een studie te doen naar de effecten van die verlaagde tarieven op lokale diensten. De Commissie zal de resultaten daarvan in juni presenteren. Zodra die resultaten beschikbaar zijn, zal de staatssecretaris daarover in overleg treden met de Kamer. Hij kan zich vinden in het standpunt van enkele woordvoerders dat Brussel zich niet moet bemoeien met de btw-tarieven voor lokale diensten die niet marktverstorend werken over de grenzen heen. Het voorstel van de Commissie zal daar ook op getoetst worden. Nederland is voorstander van de aanpassing van de interest & royalty richtlijn. Er is nog geen informatie beschikbaar over de aanpassing van de richtlijn. Het Duitse voorzitterschap zal hier in het tweede kwartaal op terugkomen. Op dat moment zal de Kamer daarover worden geïnformeerd. De Europese Commissie heeft ten aanzien van de rentebox een onderzoek geopend in het kader van staatssteun. Dat geldt niet voor de octrooibox. Die is in tegenstelling tot de rentebox al ingevoerd en van kracht. De door mevrouw Dezentjé genoemde position papers zijn de staatssecretaris niet bekend. Waarschijnlijk doelt zij op de BNC-fiches (Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen). Zodra deze fiches binnen zijn, worden zij ook naar de Kamer gezonden. Zij maken soms ook onderdeel uit van de agenda voor een algemeen overleg inzake de Ecofinraad. De staatssecretaris bevestigt dat Nederland voorstander is van besluitvorming bij unanimiteit in de Primarologroep. Nederland zet binnen Europa in op handhaving van de rentebox. Sinds enkele jaren moet ieder voorstel van de Europese Commissie worden voorzien van een impact assessment. Daarbij worden ook de administratieve lasten meegenomen. Minister Zalm heeft zich in het verleden ingezet voor de instelling van een zo onafhankelijk mogelijke instantie op Europees niveau. Deze board is inmiddels in oprichting. Naar het oordeel van Nederland is de onafhankelijkheid nog niet volledig gegarandeerd, maar is het wel een bemoedigende eerste stap in die richting. Nederland zal blijven aandringen op het vergroten van de onafhankelijkheid van die board. De staatssecretaris erkent dat de nalevingskosten (compliance costs) enorm kunnen oplopen. Daar wordt nu ook op nationaal niveau naar gekeken. Het kabinet zal kijken in hoeverre de definitie van de administratieve lasten kan worden verbreed, zodat ook de nalevingskosten daar onderdeel van uit gaan maken. Als daarmee succes wordt geboekt, zal dat uiteraard ook worden uitgedragen binnen Europa. Nadere gedachtewisseling Het baart mevrouw Dezentjé Hamming (VVD) zorgen dat de minister in de korte tijd dat hij minister is, al twee keer verstek heeft laten gaan in Brussel. Verder kwam uit het eerste deel van «De Woutertapes» van VPRO’s Tegenlicht naar voren dat deze minister een hekel heeft aan buitenlandse verplichtingen. Wil de minister toezeggen dat de Kamer de komende jaren op een enorme inzet van zijn kant in Brussel mag rekenen om binnen de Ecofinraad te bereiken wat goed is voor Nederland?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
10
De minister zegt dat uiteraard toe. De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tichelaar De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Vente
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-07 en 22 112, nr. 557
11