Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1990-1991
Besluit afbreking zwangerschap
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN WELZIJINI, VOLKSGE ZONDHEID EIM CULTUUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijswijk, 19 oktober 1990 Hierbij doe ik u toekomen het Verslag van de geneeskundig hoofdinspecteur van de Volksgezondheid over 1988 inzake het toezicht op de naleving van de Wet afbreking zwangerschap. Met betrekking tot de suggestie van de hoofdinspecteur, vervat in de slotzin van het verslag, heb ik nog geen standpunt ingenomen. Vooruit– lopend op de verdere behandeling van het onderhavige jaarverslag, stel ik mij voor dat deze suggestie mogelijk reeds aan de orde kan komen bij het voorgenomen mondeling overleg over het jaarverslag 1987 (Kamerstuk 18386, 33). De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
015260F ISSN0921 7371 SDU uitgeverij 's Gravenhage 1990
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 18 386, nr. 37
Verslag van de Geneeskundige Hoofdinspecteur van de Volksge– zondheid inzake de Wet afbreking zwangerschap (Waz) over het jaar1988 Algemeen: Dit is het vierde verslag sinds de inwerkingtreding van de wet op 1 november 1984. De cijfermatige gegevens zijn ontleend aan de wettelijk verplichte registratie. De Geneeskundige Inspectie ontvangt van de geneesheren directeur van ziekenhuizen en klinieken, de opgetelde kwartaalgegevens volgens het modelformulier (bijlage B van het Besluit afbreking zwanger– schap). Dit systeem van registratie en verslaglegging maakt uitsluitend samenvattingen van de kwartaalverslagen van de vergunninghouders mogelijk. Correlaties tussen de verschillende vraagstellingen zijn dus bij de gekozen rapportagevorm niet mogelijk. Dit verslag toont daardoor veel gelijkenis met voorgaande verslagen Behalve de gegevens uit de wettelijk verplichte registratie is ook informatie beschikbaar uit bezoeken die aan ziekenhuizen en klinieken worden gebracht en uit mcidentele informatie die de inspectie bereikt. Aantal vergunninghouders Het aantal ziekenhuizen en klinieken met een Waz-vergunning staat vermeld in onderstaande tabel (stand per 31-12-1988). Uit deze tabel blijkt dat het aantal klinieken gelijk is gebleven t.o.v. 31-12-1987. De afname van het aantal ziekenhuizen met een vergunning is het gevolg van fusies (Arnhem, Amsterdam, Den Haag, Dordrecht en Zeeuws– Vlaanderen). Tabel 1. Aantal verleende Waz-vergunningen voor ziekenhuizen en klinieken per provincie (stand per 31-12-1988)
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland
Zieken huizen
Kliniek
6 6 5 8 1 14
1 0 0 2 0
1
Zieken– huizen Utrecht N-Holland Z-Holland Zeeland N-Brabant Limburg Totaal:
Kliniek
11 27 31 3 19 6
1 6 4 1 1 1
137
18
Aantal abortus Het totaal aantal abortus plus het aantal gemelde overtijdbehande– lingen bedroeg 31.694 in 1988. Dat is 1559 minder dan in 1987 (zie tabel 2). Omdat de overtijdbehandelingen niet meer onder de verplichte registratie vallen wordt de kwantitatieve ontwikkeling afzonderlijk beschreven. Abortus Het totaal aantal abortusbehandelingen in 1988 bedroeg 28.978. Dit betekent dus een daling t.o.v. 1987, toen het aantal abortusbehande– lingen 30.628 bedroeg. De daling die in het verslag over 1987 vermoed werd maar door de gewijzigde definitie niet kon worden bewezen wordt nu dus bevestigd. Deze daling is het gevolg van een afname van het aantal buitenlanders dat zich in Nederland laat behandelen. Bedroeg het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 18386, nr. 37
aantal abortusbehandelingen (excl. 312 overtijdbehandelingen) bij buitenlandse vrouwen in 1987 nog 15.202, in 1988 was dit aantal 13.360 (een afname van 1842 abortusbehandelingen). Het percentage abortus in ziekenhuizen t.o.v. het totaal aantal verrichte abortus in ons land is 9%. Wellicht blijkt uit deze in de loop der jaren constante gegevens, een voorkeur voor zowel cliënten en artsen om een abortus– kliniek te verkiezen boven een ziekenhuis. De redenen hiervoor blijken zeer uiteenlopend te zijn. Het aantal abortus bij Nederlandse vrouwen toont een geringe stijging, van 15.415 in 1987 tot 15.611 in 1988. Het verschil is te klein om er conclusies uit te trekken, laat staan om er een aanduiding van oorzaken aan te verbinden. Overtijdbehandelingen Het aantal overtijdbehandelingen dat (op vrijwillige basis) werd gemeld bedroeg 2716. Ten opzichte van 1987 is dit een stijging van 91 (2625 in 1987), Deze stijging is de resultante van een toename bij Nederlandse vrouwen (van resp. 2347 tot 2404) en een geringe toename bij buiten– landse vrouwen (van resp. 278 tot 312). Het aantal klinieken dat de overtijdbehandelingen vrijwillig vermeldt is constant gebleven. Er is dus geen aanleiding te vermoeden dat de veronderstelde onderregistratie van de overtijdbehandelingen landelijk gezien toeneemt. Tabel 2. Aantal abortus provocatus naar land van vestiging van cliënten (1975—1988) Land v. vest.
Ned.
1987"*
1988""
996 40
18252 7834 4652 4581 1 118 18
17 760 6963 4833 2529 1 155
18014 6480 4430 1 406 1 356
13
8
37972
36455
33253
31694
1980'
1981"
1982"
1983"
1984"
15500
19700 26200
19 100 17800 6300
18 100 14586 5576
18700 11 307 4945
17251 8297 5044 6344
5500
6773
8305
Belg/Lux. Spanje
7 100
19500 20900 6600
Overige
3400
5300
W-Duitsl.
Onb. Totaal:
1986""
1975'
15500
56400
52300
48700
45035
43257
1985"
* 1975-1984: Bron: Stimezo Nederland 1984. Door Stimezo geregistreerde aantallen van de abortusklinieken en de geschatte aantallen in ziekenhuizen (1984: 4800). "" 1985-1988: uit wettelijk verplichte abortusregistratie (incl. vrijwillige opgaven van overtijdbehandelingen, in 1988: 2716).
De gegevens in tabel 2 van 1988 zijn goed vergelijkbaar met die van 1987 omdat er geen verandering van definities plaats vond. De belang– rijkste conclusies zijn reeds in de voorgaande paragrafen vermeld. Tabel 3 toont het aantal abortus in ziekenhuizen en klinieken per provincie. In deze tabel zijn de gemelde overtijdbehandelingen niet opgenomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 18386, nr. 37
Tabel 3. Aantal abortus (excl. overtijdbehandelingen) per provincie, kliniek of ziekenhuis, met vermelding van aantal 2e trimester abortus (1988) Ziekenhuizen
Klinieken
Totaal
Totaal
Groningen Fnesland Drenthe Ovenjssel Flevoland Gelderland Utrecht N-Holland Z-Holland Zeeland N Brabant Limburg Totaal
2e trim
665 36 94 9
3 1 2 1 0 4 1 32 37 1 1 3
2084 2 160 6957 6913 1 357 2031 2620
2631
86
26 347
112 188 103 59 5 85 73
1 202
892 0 0
1 333 0
2e trim
Ziekenhuizen en Klinieken Totaal 2e trim
1 004
0 0 0 3 0 55 538
3 1 2 4 0 59 539
188 103
1 392 5
0 1 5
2 169 2233 8 159 7 578 1 393 2125 2629
3 659
28 978
1 496 1 561
1 528 1 598 1 2 8
3 745
Het aantal 2e trimester abortus is ten opzichte van 1987 met 80 gedaald (ong. 2%). Het relatieve aandeel van de 2e trimester abortus is iets toegenomen van 12,5% in 1987 tot 12,9% in 1988. Dit is echter het gevolg van een nog snellere daling van het absolute aantal abortus (excl. overtijdbehandelingen) van 1650 (= 5,4%). Deze conclusie was in 1987 niet mogelijk door de definitieverandering. De daling van het aantal tweede trimester abortus doet zich voor zowel in de abortus klinieken als in de ziekenhuizen. Een conclusie over een verschuiving tussen beide behandelingsmogelijkheden is op grond van de geringe verschillen niet reëel. Leeftijdsverdeling Om na te gaan of de leeftijdsverdeling van de overtijdbehandelingen anders is opgebouwd dan van de abortuscliënten, is onderstaande tabel dit jaar gesplitst. Tabel 4. Aantal abortus en overtijdbehandelingen naar leeftijd van de vrouw (1988)
Leeftijd van de vrouw Jonger dan 15 jaar 15 t/m 19 jaar 20 t/m 24 jaar 25 t/m 29 jaar 30 t/m 34 jaar 35 t/m 39 jaar 40 t/m 44 jaar 45 t/m 49 jaar 50 jaar en ouder Niet ingevuld Totaal
Abortus
Waz
Aantal
% 02 127 243
Alleen overtijdbehandeling Aantal %
213 9 51
5.8 0.7 0.0 02
5 248 551 671 596 431 200 12 0 2
28978
1000
2716
62
3665 /042 6540 5545 4 173 1 678
22.6 19.1 14.4
Totaal Aantal
0.2 91
20.3 24.7 21.9 15.9 74 04 0.0 0.1
100.0
%
67
0.2
3913 7593 7211 6141 4604 1 878
12.3 240 228
19.4 14.5
225 9 53
5.9 07 0.0 0.2
31 694
1000
Globaal kan hier uit worden geconcludeerd dat er ten opzichte van vorig jaar nauwelijks enige verandering in de leeftijdsverdeling is opgetreden. Er is enig verschil te constateren in beide categorieën: Ligt de piek van de abortus behandelingen bij de 20-24 jarigen (24,3%), bij de overtijdbehandelingen is dit de categorie 25-29 jarigen (24,7%). Te kleine verschillen om voor de praktijk van belang te zijn. Het aantal abortus en overtijdbehandelingen bij meisjes jonger dan 15
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 18 386, nr. 37
jaar is in absolute aantallen weer iets gedaald van 77 in 1987 tot 67 in 1988. Het blijft echter 0,2% van het totaal aantal. Voor deze leeftijdscategorie is er ook geen verschil in de 2 groepen (abortus en otb). Verwijzing In deze vraagstelling zitten grote verschillen tussen de groep abortus en overtijdbehandelingen. Dit bleek ook zo te zijn in het verslag over 1987. Tabel 5 Abortus
(Waz)
Aantal
%
Niet verwezen 1 380 Eigen huisarts v d. vrouw 15 126 Andere huisarts in woonpl. 746 Gynaecoloog 8943 Andere medische specialist 596 Andere arts" 430 Andere arts dan hierboven 1 730 54 Niet ingevuld Totaal
28978
Alleen overtijdbehandeling % Aantal
Totaal Aantal
%
4.7 52.2
1 093 1 181
40.2 435
2473 16307
78 51.5
26 30.8
21 122
08 45
767 9065
2.4 28.6
2.1 1.5
18 52
0.6 1.9
614 482
1.9 1.5
5.9 02
196 33
72 12
1 899 87
6.0 03
1000
2716
1000
31 694
1000
* bedoeld wordt: andere arts bij wie de vrouw onder regelmatige medische behandeling staat.
Uit deze opgaven kan globaal dezelfde conclusie worden getrokken als vorig jaar. In de groep abortus worden 83% van de vrouwen verwezen door eigen huisarts of gynaecoloog. In de groep overtijdbehandeling is dit slechts 48%. In deze groep richt 40% zich rechtstreeks tot de behan– delaars in tegenstelling tot slechts 4,7% in de abortus groep. Overleg met andere deskundigen De gegevens die deze tabel oplevert zijn moeilijk te interpreteren. Tabel 6 Overleg met andere deskundigen
Geen nader overleg gevoerd Maatschappelijk werkende Psycholoog Psychiater Geestelijk raadsman Andere deskundige Niet ingevuld
Totaal
Abortus Aantal
(Waz)
45825
79.1
2730 144 37 26 1 328 7866
47 0.2
57956
Alleen overtijdbehandeling Aantal %
Totaal Aantal
%
3950
727
49775
78.5
72 1.0 0.1 00 9.0 10.0
3118 198 41 26 1 819 8411
49 03
0.0 2.3 13.6
388 54 4 0 491 545
0.0 29 133
1000
5432
1000
63388
1000
0.1
0.1
Vraag 13 van het rapportageformulier voor de Geneeskundige Inspecteur van de Volksgezondheid spreekt van overleg met andere deskundigen. Hierbij worden niet bedoeld de verwijzende artsen zoals vermeld in vraag 12. Veelal vindt het eerste overleg plaats met deze verwijzende artsen. In dit overleg komen de overwegingen aan de orde
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 18386, nr. 37
op grond waarvan verwijzing naar de behandelende artsen (in zieken– huizen of klinieken met vergunning) tot stand komt. Pas na aanmelding van de vrouw in een ziekenhuis of kliniek zal blijken of nader overleg met andere deskundigen nodig of wenselijk is. Dit overleg vond in 1988 in 7,3% van het aantal behandelingen plaats; 4,7% door een maatschap– pelijk werkende en 2,6% door andere deskundigen (b.v. psycholoog, psychiater, geestelijk raadsman, e.a.). In de groep overtijdbehandelingen wordt iets vaker een andere deskundige geraadpleegd, ruim 17%. Consultaties met deskundigen die nodig waren en die geleid hebben tot de beslissing om geen zwangerschapsafbreking te laten verrichten, worden in deze rapportage van zwangerschapsafbreking niet vermeld. Wachttijd Zoals in het vorige jaarverslag zal ook hier kort worden ingegaan op de wachttijd. Globaal komen de cijfers met die van 1987 overeen. Bij 2,8% van de behandelingen was de wachttijd korter dan 5 dagen. In 2,2% was de wachttijd 5 dagen. In bijna 95% van de gevallen werd de wachttijd van tenminste 5 dagen gerespecteerd. Afgezien van de enkele noodgevallen waardoor de wachttijd van 5 dagen niet gerespecteerd kon worden, zijn via informatie van de Genees– kundige Inspecteurs nog 2 redenen naar voren gekomen. Bij navraag bleken er soms registratiefouten te zijn ingeslopen, maar ook bleek dat sommige ziekenhuizen en klinieken overtijdbehandelingen in de abortus registratie hadden opgenomen. Bij deze behandelingen hoeft de wachttijd niet in acht te worden genomen. Daarmee is het probleem van de wachttijden in feite tot een minimum gereduceerd. De inspecteurs blijven alert op dit punt. Anticonceptie-keuze en nacontrole na behandeling Tabel 7
Abortus Aantal
Alleen overtijdbehandeling Aantal %
Totaal Aantal
2.1 8.3 3.4 5.7 0.8 3.4 0.6
119 1 593 52 231 96 79 82 261 43
19 8.5 35 2.9 3.0 9.6 1.6
1 468 19271 662 2628 1 085 1 726 304 1 261 215
154 6
5.7 0.2
2958 116
9.3 0.4
31 694
100.0
(Waz) %
Geen Pil/minipil Depoprovera/prikpil IUD Sterilisatie man Sterilisatie vrouw Pessarium Kondoom Andere methode Verwezen naar andere arts Niet ingevuld
1 349 17 678 610 2397 989 1 647 222 1 000 172 2804 110
97 04
Totaal
28978
100.0
4.6 61.0
2716
4.4 58.7
1000
%
46 60.8
2.1 8.3 3.4 5.4 1.0 4.0 0.7
Het patroon van anticonceptiekeuze na de behandeling is nagenoeg identiek aan het patroon van 1987. Ongeveer 60% kiest voor de (mini) pil. Ruim 8% voor een I.U.D. (Intra Uterine Anticonceptie). Voor sterilisa– tieplannen na behandeling kiest 9% in de abortus groep (3,4% bij de man en 5,7% bij de vrouw) en 6,4% in de overtijdbehandelingsgroep (3,5% bij de man en 2,9% bij de vrouw). Het grootste verschil in beide groepen is bij de kondoom keuze, 3,4% in de abortus groep en 9,6% in de overtijd– behandelingsgroep. Naar andere artsen werd verwezen resp. bij 10% en 6%. De nacontrole vond plaats (in abortus groep) in bijna 40% door de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 18386, nr. 37
eigen huisarts, bijna 30% door de behandelend arts en 30% door een andere arts. In de overtijdbehandelingsgroep werd bij ruim 60% de nacontrole door de behandelend arts gedaan en ruim 25% door de eigen huisarts en bijna 10% door een andere arts. Samenvatting en conclusie Het vierde jaarverslag over de uitvoering van de Wet afbreking zwangerschap toont in de opbouw veel gelijkenis met de voorgaande verslagen. Dit bevordert de vergelijkbaarheid van de verstrekte gegevens. Uit de cijfermatige informatie blijkt dat het aantal vergunning-houders enigszins is gedaald, met name door fusieprocessen van ziekenhuizen. Het aanta! klinieken bleef constant. Het aantal abortus is ten opzichte van 1987 gedaald. Dit is het gevolg van een daling van het aantal buitenlandse vrouwen dat zich in Nederland laat behandelen. De veronderstelde onderregistratie van de (vrijwillig gemelde) overtijdbehandelingen neemt zeker geen grotere vormen aan. Het aantal klinieken dat overtijdbehandelingen meldt bleef gelijk, het aantal meldingen neemt iets toe. Het gemelde aantal van 2716 overtijdbehandelingen is echter zeker te laag omdat niet alle overtijdbe– handelingen worden geregistreerd en omdat een onbekend aantal wordt gemeld in de wettelijke abortus registratie en daarin niet afzonderlijk herkenbaar is. Het reële aantal verrichte overtijdbehandelingen is daardoor niet te bepalen. De conclusies uit de tabellen 3 t/m 7 zijn globaal hetzelfde als in voorgaande jaren (zie de betreffende paragrafen). Met het afsluiten van dit jaarverslag bestaat nu ruim vier jaar ervaring met de naleving van de Wet afbreking zwangerschap. Uit deze ervaring kan worden gemeld dat de hulpverlening voldoet aan de te stellen eisen van het medisch handelen. Aanvankelijk bleken via enkele interventies (bij vergunning verlening en enkele juridische incidenten) aanpassingen nodig. Op grond van deze ervaringen is een integratie van het toezicht op de Waz in de bestaande werkwijze van het inspectie-apparaat gerecht– vaardigd. Deze werkwijze omvat het ingaan op klachten en signalen, het bezoeken van klinieken en ziekenhuizen indien daartoe aanleiding bestaat en het beoordelen van en zonodig reageren op de gegevens van de wettelijk verplichte kwartaalrapportages van de geneesheren-directeur. Gezien de opgedane ervaringen in de laatste vier jaar lijkt de abortus– hulpverlening niet méér en extra aandacht van de Geneeskundige Inspectie te eisen dan andere vormen van de gezondheidszorg. Wellicht verdient het daarom aanbeveling om dit verslag voortaan, in verkorte vorm, in het jaarverslag van de Geneeskundige hoofdinspecteur op te nemen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 18386, nr. 37