Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1987-1988
19637
Vluchtelingenbeleid
Nr. 38
BRIEF V A N DE MINISTER V A N W E L Z I J N , VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijswijk, 2 oktober 1987 1. Inleiding Overeenkomstig mijn toezegging, gedaan op 1 juli 1987 bij de behandeling door de vaste Kamercommissies voor Justitie en voor Buitenlandse Zaken van de brief van de Staatssecretaris van Justitie over het vluchtelingenbeleid (kamerstuk II, 1986/1987, 19 637, nr. 33), doe ik u hierbij mede namens de Staatssecretaris van Justitie toekomen de stand van zaken in de voorbereidingen met betrekking tot de invoering van de Regeling Opvang Asielzoekers (ROA). Hieraan voorafgaand wil ik graag het volgende opmerken. De wereldvluchtelingensituatie vertoont een somber en bewogen beeld. Het immense vluchtelingenvraagstuk kan slechts in internationaal verband worden aangepakt. De internationale gemeenschap tracht een oplossing te zoeken voor dit probleem op grond van het beginsel van internationale solidariteit en lastenverdeling, leder land moet daartoe bijdragen. Ook Nederland. Op grond van internationale afspraken is ons land net als andere landen verplicht vreemdelingen, die asiel zoeken, op humanitair verantwoorde wijze op te vangen in de periode, waarin wordt beslist of zij als vluchtelingen kunnen worden toegelaten. Aan deze verplichting wil de regering voldoen. In het onderstaande wordt de voortgang van het beleid ter zake uiteengezet. 2. De opvang Om de opvang van asielzoekers goed te laten verlopen, kan niet worden volstaan met het afsluiten van contracten met eigenaren en/of exploitanten van accommodaties, dan wel het uitplaatsen van asielzoekers in gemeenten. De steun van de betreffende gemeentebesturen is een voorwaarde om mensen, die veelal met aangrijpende ervaringen hun land hebben verlaten, op een redelijke wijze de gelegenheid te geven de procedures, die verbonden zijn aan het aanvragen van asiel, te kunnen doorlopen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987 -1988, 19 637, nr. 38
1
2 . 1 . De opvangmogelijkheden
in gemeenten
Sinds de publikatie in de Staatscourant op 16 april 1987 van de ROA heb ik op diverse manieren de gemeenten benaderd om op vrijwillige basis opvangplaatsen ten behoeve van asielzoekers beschikbaar te stellen. De gemeenten hebben mij meegedeeld, dat zij in totaal op 1 oktober 1987 2958 opvangplaatsen kunnen inrichten, per 1 november 1988 3958 en per 1 januari 1989 5263. De ontvangen reacties laten verder zien dat: - 95 gemeenten reeds hebben aangegeven dat zij opvangplaatsen zullen gaan inrichten; - 169 gemeenten hebben laten weten in principe bereid te zijn opvangplaatsen in te richten; - 137 gemeenten hebben gemeld, dat hun besluitvormingsprocedure nog niet is afgerond; - 302 gemeenten hebben laten weten niet mee te werken aan de uitvoering van de ROA. 11 gemeenten zijn niet benaderd voor de decentrale opvang, omdat in die gemeenten de mogelijkheid tot vestiging van een asielzoekerscentrum werd/wordt onderzocht. De gemeenten, die medewerking aan de uitvoering van de ROA weigeren, voeren daartoe als belangrijkste motieven aan: - het niet kunnen beschikken over woonruimte; - de wachtlijst van de autochtone bevolking voor huisvesting is zo groot dat men daar prioriteit aan geeft. - de veronderstelling, dat de asielzoekers in een isolement zullen geraken, omdat er weinig of geen mogelijkheden tot opvang en begeleiding zouden zijn. Dit geldt met name voor kleinere gemeenten; - het reeds huisvesten van leden van minderheidsgroepen en het daarom onverantwoord vinden daarnaast nog asielzoekers op te nemen. 2.2. De centrale
opvangmogelijkheden
2.2.1. De bestuursafspraken met de gemeenten waarin een asielzoekerscentrum gevestigd zal worden Zodra een gebouw geschikt leek om er een centrum voor de tijdelijke centrale covang in te richten, heb ik de burgemeester van de gemeente waarin het betreffende gebouw gelegen is, benaderd ter informatie over het voornemen tot vestiging van een dergelijk centrum in zijn gemeente en ter bespreking van de bestuurlijke aspecten. Zulks mede op eerder en uitdrukkelijk verzoek van uw Kamer. Na een reeks van verdere bestuurlijke contacten meen ik thans te mogen constateren dat overeenkomsten met de gemeentebesturen van Goes, Hardenberg, Noordoostpolder en Schinnen zullen kunnen worden gesloten. Daarvan uitgaande zal het centrale opvangsysteem per 1 november a.s. in werking treden. Met enkele andere gemeentebesturen wordt het overleg ter zake voortgezet. Afhankelijk van de beschikbare accommodatie wordt zoals blijkt, spreiding over het gehele land en over kleinere zowel als grotere gemeenten nagestreefd. 2.2.2. Het verwerven van panden geschikt voor de tijdelijke centrale opvang Zoals ik reeds eerder meldde, is het voor een verantwoorde exploitatie nodig, dat een AZC wordt ingericht in een accommodatie, waarin 275 mensen kunnen verblijven. Omdat het nieuwe opvangsysteem snel in werking moet treden, komen daarvoor alleen leegstaande gebouwen en/of accommodaties in aanmer-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 637, nr. 38
2
king. Bovendien moet het bestemmingsplan zich niet verzetten tegen de inrichting van een AZC. Ik heb thans overeenstemming bereikt met onder meer de eigenaren of exploitanten van het voormalige retraitehuis te Spaubeek (gemeente Schinnen), het voormalige Bergzichtziekenhuis te Goes, het bungalowpark Emmaculatahoeve te Luttelgeest (gemeente Noordoostpolder) en Huize «De Eik» te Slagharen (gemeente Hardenberg). Met onmiddellijke ingang kunnen in deze accommodaties asielzoekers gehuisvest worden. Na aanpassing zal elke accommodatie ruimte bieden aan 275 mensen. Bovendien zal dan overal een wisselcapaciteit van 50 plaatsen zijn. 3. Stand van zaken met betrekking tot de toepassing van de asielprocedure Door leden van de Tweede Kamer is tijdens het debat over de asielprocedure op 1 juli jl. nadere informatie gevraagd over het verloop van de asielprocedures, met name voor wat betreft de behandeling van kort gedingen en de mogelijkheid van een centraal registratiesysteem van asielzoekers. Hierover kan het volgende worden meegedeeld. 3.1. Aantallen
asielzoekers
De aanmeldingscijfers over de laatste maanden zijn: maart: 1922 april: 1683 mei: 1020 juni: 820 juli: 729 augustus: 783 september: ruim 800 1 Het maandcijfer is ook thans nog steeds hoger dan de maandcijfers over 1986. 3.2. Aantal
beslissingen
In de periode 1 juli tot medio september' zijn 1547 asielverzoeken afgedaan: afwijzing: 1451 A-status: 15 B-status: 35 vergunning tot verblijf: 45 3.3. Aantallen kort gedingen en behandelingscapaciteit macht
' De definitieve cijfers over de gehele maand september zijn nog niet beschikbaar
rechterlijke
In de periode vanaf 15 april 1987 - toen de noodmaatregelen ingingen tot en met 15 september jl. zijn 861 kort gedingen in asielzaken aanhangig gemaakt, waarvan er 425 zijn ingetrokken voor de zitting plaatsvond. Van de resterende zaken werd in 414 zaken de vordering van de vreemdeling afgewezen en in 22 zaken toegewezen. Indien een meer principieel aspect zulks rechtvaardigt, tekent de Staat beroep aan indien de vordering van een vreemdeling is toegewezen. Thans dienen nog ruim 1 500 kort gedingen gevoerd te worden. Het aantal nieuw aangespannen kort gedingen overtreft thans de behandelingscapaciteit. Zo werden er in de week van 21 tot 25 september 1987 164 nieuwe asiel-kort gedingen aangespannen. De appointeringstermijn blijven om deze reden vooralsnog zorg baren. Deze lopen thans voor de rechtbanken te Amsterdam en Rotterdam tot in december 1987 en voor de rechtbank te 's-Gravenhage tot februari 1988. Vanaf 1 september jl. is bij de arrondissementsrechtbank Amsterdam (mede ten behoeve van Utrecht) en 's-Gravenhage (mede ten behoeve
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 637, nr. 38
3
van Rotterdam) ruimte geschapen in de formatie om een vice-President uitsluitend vreemdelingen (asiel)zaken te doen behandelen. Thans zijn ruim honderd kort gedingen in asielzaken per week geagendeerd. Hierbij zij aangetekend dat een aanzienlijk aantal zaken kort voor de zitting alsnog wordt ingetrokken. Dit gebeurt thans veelal nog op een zodanig laat tijdstip dat daardoor vrijkomende ruimte in de zittingsagenda's veelal niet kan worden benut voor andere zaken. In overleg met de advocatuur wordt reeds bezien hoe in dit opzicht tot een werkwijze kan worden gekomen die dat effect vermijdt. Het is nu te vroeg om te zeggen of nog extra maatregelen in de formatieve sfeer vereist zijn om teruggang van de appointeringstermijnen te bewerkstelligen. Een en ander hangt ook af van de ontwikkeling van het aantal asielverzoeken in de toekomst. 3.4. Verwijdering van uitgeprocedeerde
asielzoekers
Indien is beslist dat de asielzoeker niet voor een verblijfstitel in aanmerking komt en Nederland moet verlaten, wordt hem veelal een korte termijn de gelegenheid geboden zulks op eigen gelegenheid te doen. Indien hij hierin niet slaagt, kan hij zich melden bij de vreemdelingendienst en wordt vertrek, veelal naar het herkomstland, voorbereid. 3.5. Rol Justitie bij operationalisering asielzoekers
van de nieuwe opvangregeling
voor
Bij de asielzoekerscentra worden Justitie-ambtenaren geplaatst voor het interviewen van asielzoekers (contactambtenaren), en worden zo veel mogelijk ter plaatse beslissingen op verzoeken genomen door beleidsmedewerkers van de afdeling asielzaken van het Ministerie van Justitie. Ook wordt personeel en materieel beschikbaar gesteld ter ondersteuning van het hoofd van plaatselijke politie ten behoeve van zijn taken voortvloeiend uit de Vreemdelingenwet en Politiewet. 3.6. Aanmelding/registratie
van asielzoekers
Asielzoekers kunnen zich in beginsel melden bij elk hoofd van de plaatselijke politie. De meldingen worden door het hoofd van de plaatselijke politie onmiddellijk doorgegeven en centraal geregistreerd bij de afdeling asielzaken van het Ministerie van Justitie. Verhuizingen naar asielzoekerscentra zullen plaatsvinden in overleg tussen gemeenten en het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. De vreemdelingendiensten en het Ministerie van Justitie worden door de betreffende gemeenten en WVC op de hoogte gesteld van de plaatsing in een asielzoekerscentrum. De Centrale Recherche Informatiedienst controleert aan de hand van een van elke asielzoeker gemaakt dactyloscopisch signalement of ook in een andere plaats een verzoek is ingediend. In ongeveer 5-10% van de onderzochte gevallen blijkt zulks het geval. In de komende tijd zal de behandelcapaciteit bij de Centrale Recherche Informatie Dienstverder worden opgevoerd. 4. De inwerkingtreding van de ROA Gelet op de bovenstaande informatie moet rekening gehouden worden met een centrale opvangcapaciteit van ± 2400 plaatsen. Dit vereist een aantal van 8 opvangcentra. Ik heb vooralsnog enige redenen om aan te nemen, dat het lukt om de nog noodzakelijke accommodaties te verwerven. Tevens moet rekening worden gehouden met een op deze hogere aantallen asielzoekers afgestemd aantal gemeentelijke opvangplaatsen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 637, nr. 38
4
In de onder 2.1. vermelde verzoeken aan gemeenten is hiermee reeds rekening gehouden. In eerdere discussie met de Tweede Kamer heb ik steeds gesteld dat de ROA eerst in werking kan treden als er ongeveer 6000 gemeentelijke en 1100 centrale opvangplaatsen beschikbaar zijn. De centrale opvangplaatsen zijn nu inderdaad beschikbaar. Van de 6000 noodzakelijke gemeentelijke plaatsen zijn er op dit moment 3958 beschikbaar. Gelet echter op de nood onder de asielzoekers en gelet op de mededeling van 169 gemeenten, dat zij alsnog opvangplaatsen zullen inrichten, acht ik het mogelijk de ROA op 1 november 1987 in werking te laten treden. Ik acht dit te meer verantwoord, omdat de VNG mij verzekerd heeft, dat het overgrote deel van de gemeenten daadwerkelijk plaatsen zal inrichten, maar dat een aantal daarvan nog enige weken nodig heeft om een concreet aanbod te doen. Dezerzijds zal een maximale inspanning blijven bestaan om op de kortst mogelijke termijn de noodzakelijke 6000 gemeentelijke opvangplaatsen ter beschikking te hebben. Mocht een en ander onverhoopt later niet mogelijk blijken, dan zal alsnog moeten worden omgezien naar andere maatregelen waarover uw Kamer alsdan uiteraard nadere mededelingen zal ontvangen. In mijn brief dd. 17 juni 1987, kenmerk OBT/OA-4293 aan de Colleges van Burgemeester en Wethouders der gemeenten heb ik reeds meegedeeld, dat in de ROA een wijziging zal worden aangebracht ten gevolge waarvan de gemeenten de bijdrage in de kosten van de inrichting en het gebruiksklaar maken van woonruimte voor asielzoekers éénmaal per 4 jaar zal worden verstrekt in plaats van alleen bij eerste inrichting. Deze wijziging zal te zamen met het invoeringsbesluit in de Staatscourant worden gepubliceerd. Ministervan Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur L. C. Brinkman
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 637, nr. 38
5