Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
26 485
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 56
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 27 maart 2008 De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 6 maart 2008 overleg gevoerd met staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken over: – de kabinetsvisie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen 2008–2011 (26 485, nr. 53); – de resultaten van de Transparantiebenchmark 2007 (26 485, nr. 54); – de beleidsdoorlichting operationeel doel B artikel 5 van de EZ-begroting (30 991, nr. 3); – het onderzoek De kracht van pensioenfondsen (30 800-XIII, nr. 70); – de reactie op het rapport van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) en het onderzoek De kracht van pensioenfondsen (26 485, nr. 55). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé HammingBluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Gennip (CDA), De Rouwe (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).
KST116792 0708tkkst26485-56 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2008
Vragen en opmerkingen uit de commissie De heer Jan Jacob van Dijk (CDA) is van mening dat maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) in principe een bovenwettelijk traject is. Het is vrijwillig, maar mag zeker niet vrijblijvend zijn. Een bovenwettelijk traject betekent dat de Kamer terughoudend moet zijn in haar wetgevende taak. Wel moet de Kamer twee andere taken nadrukkelijk vervullen: controleren en stimuleren. In het interdepartementaal beleidsonderzoek (ibo) wordt teleurstelling uitgesproken over mvo binnen Europa. Vindt de staatssecretaris het nog steeds van belang dat dit onderwerp op Europees niveau wordt besproken? Zo ja, waarom heeft hij het dan niet als prioriteit in zijn beleidsagenda opgenomen? Het Nationaal Contactpunt Multinationale Ondernemingen (NCP) is een belangrijk instrument in het kader van mvo. De staatssecretaris heeft hieraan een nieuwe invulling gegeven. Kan hij al enig inzicht geven in de manier waarop het op dit moment functioneert? MVO Nederland gaat binnenkort zijn tweede periode in. Er blijken in de programmaraad veel mensen uit het bedrijfsleven en consumentenorganisaties te zitten, maar
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 485, nr. 56
1
niemand uit de vakbeweging. Waarom niet? Is de staatssecretaris bereid om hier iets aan te doen? De heer Van Dijk staat achter de door het kabinet gekozen invalshoek van inspireren, innoveren en integreren. In het maatschappelijk debat valt op dat er wel eens geringschattend wordt gesproken over de nationale dimensie van mvo. Kan hiervoor meer aandacht komen? De overheid kan een stimulerende rol vervullen in de manier waarop aan kennis wordt gekomen. Er kan bijvoorbeeld subsidie worden gegeven aan onderzoeken. De Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) en het ministerie van VROM doen daar al behoorlijk wat aan, maar misschien kan er meer gebeuren. Wat zijn de plannen van de staatssecretaris op dit terrein? Een van de kernpunten is hoe mensen op een goede manier kunnen worden geïnformeerd over hoe een project of dienst tot stand is gekomen. Een belangrijk aspect daarvan is de ketenaansprakelijkheid. De SER is hier op dit moment mee bezig. Zodra het SER-advies er ligt, moet er een kabinetsreactie over dit onderwerp komen. Er mag in redelijkheid wat worden gevraagd van een bedrijf inzake de informatie die een consument wil hebben over een bepaald product. De vraag is alleen wat «in redelijkheid» is. Op dit moment bestaat tamelijk veel duidelijkheid over wat er precies mag worden gevraagd op sociaal terrein. De acht ILO-verdragen zijn op dit punt buitengewoon helder en worden internationaal breed aanvaard. Het grote probleem is echter hoe moet worden omgegaan met duurzaamheid. Het is onmogelijk voor bedrijven om voor elk product in te gaan op de zeer uitgebreide vragenlijsten die sommige organisaties hun toesturen. Deze organisaties zouden moeten bepalen wat de kernelementen zijn waarover zij iets willen weten. Er zijn op dit moment zoveel keurmerken dat de consument er bijna geen wijs meer uit wordt. Wat wil de staatssecretaris daaraan doen? De heer Van Dijk is op dit vlak een groot voorstander van de richtlijn ISO 26 000. Is het niet verstandig om na te denken over een sectorale benadering van mvo in plaats van een generieke? De pensioenfondsen zouden beter kunnen presteren op het vlak van mvo. De vakbonden kunnen hierin een rol spelen. De heer Van Dijk pleit op dit terrein voor het invoeren van een code à la de code-Tabaksblat. Over duurzame inkoop zijn afspraken gemaakt met onder andere gemeenten. Hoe staat het met het overleg met het bedrijfsleven op dit vlak? Kan duurzame inkoop breder worden ingevoerd, bijvoorbeeld ook op universiteiten? De heer Kalma (PvdA) constateert dat het kabinet op een aantal terreinen van mvo, zoals handelspolitiek en diplomatie, veel ambitieuzer is dan zijn voorgangers. Toch geeft het kabinet zich onvoldoende rekenschap van de tegenstrijdige ontwikkelingen in en rondom mvo en blijft het met zijn nadruk op vrijwilligheid te dichtbij het tot dusverre gevoerde beleid. Rondom het thema van mvo hangt in het bedrijfsleven, de wetenschap en de politiek een optimistische sfeer, waarin duurzaamheid, sociale vooruitgang en economisch rendement harmonieus samengaan. Er zijn wel degelijk hoopgevende ontwikkelingen, maar de problematiek als geheel is te tegenstrijdig en de belangen en machtstegenstellingen zijn te groot om van mvo een goednieuwsshow te maken. Zo bevrijdt de ongehoord snelle groei in China miljoenen mensen uit de armoede, maar verstoort deze ook sociale verbanden en richt ecologische ravages aan. Daarnaast doet het aandeelhouderskapitalisme krachtig zijn invloed gelden. Mvo mag dan populair zijn, maar rücksichtslos winst maken is dat ook. De conclusie mag niet zijn dat optimisme voor pessimisme moet worden ingeruild. Het zou helpen als mvo verder uit de sfeer van public relations werd gehaald en als de schotten rondom dit thema werden verwijderd. Ook zou veel minder omzichtig met regelgeving moeten worden omgesprongen. Vrijwilligheid is belangrijk, maar niet genoeg. Wetgeving is
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 485, nr. 56
2
noodzakelijk als de ernst van de problemen dat rechtvaardigt en er langs andere weg onvoldoende voortgang wordt geboekt. Ook de waarde van internationale mvo-codes staat of valt uiteindelijk met adequaat van sancties voorzien toezicht op de naleving. Ten slotte zou de overheid op dit terrein voor zichzelf wat minder soft moeten zijn. In het mvo-beleid blijft onduidelijk voor welke concrete resultaten de overheid wil tekenen. De overheid moet aangeven op welke terreinen het niet goed gaat en wat er op welke termijn moet veranderen. De kabinetsvisie vertoont naast pluspunten ook gebreken. De nota is erg vriendelijk, terwijl het niet op alle terreinen zo goed gaat als wordt gesuggereerd. Waarom worden de dilemma’s waarvan hier en daar wordt gesproken, niet nader benoemd? Het kabinet is niet duidelijk over de verhouding tussen vrijwilligheid en verplichting en over de plaats van regulering bij het bevorderen van mvo. Enthousiasme en optimisme zijn belangrijk, maar zij kunnen het zicht benemen op een belangrijke vraag, namelijk wat de resultaten zijn die het kabinet wil bereiken. Tijdens een rondetafelgesprek met de Kamer heeft een groot aantal maatschappelijke organisaties invoering bepleit van een wet openbaarheid productie en ketens. Wat vindt het kabinet hiervan? Krijgt de ketenaansprakelijkheid van bedrijven dan concreet gestalte? Zou het idee van een basisrecht op informatie voor consumenten niet een van de pijlers moeten zijn van een sociaal en ecologisch georiënteerde markteconomie? De Kamer heeft bijna een jaar geleden een motie aangenomen over een code-Tabaksblat voor verantwoord ondernemen. Hoe gaat de staatssecretaris deze uitvoeren? In 2003 wees de commissie-Tabaksblat elk voorstel krachtig van de hand om mvo-paragrafen in de eigen code op te nemen. Op korte termijn moet worden nagegaan of integratie in de bestaande code nog steeds geen optie is. Als dat niet het geval is, dient rechtstreeks te worden aangestuurd op een aparte mvo-code voor beursgenoteerde en wellicht ook niet-beursgenoteerde ondernemingen. In de kabinetsvisie worden ambitieuze doelstellingen geformuleerd op het gebied van handelspolitiek en diplomatie. Hoe worden deze in de praktijk gebracht? Verlopen handelsmissies in de praktijk al anders? Wanneer is het hele ministerie van de mvo-doelstelling doortrokken? Hoe gaat een en ander doorwerken in de personele samenstelling van ambassades? Gaat het kabinet werk maken van de naleving van internationale gedragsregels door ondernemers, in het bijzonder van de OESO-code? Gaan ambassades en bedrijven zelf een rol spelen bij de voorlichting van werknemers en lokale groepen over klachtenprocedures? Gaat het kabinet in internationaal verband sancties helpen treffen tegen bewezen misbruik van mens, dier en milieu? Overweegt het kabinet om de extraterritoriale werking van bepaalde Nederlandse wetten waarover het zich trots betoont, op andere terreinen toe te passen? Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie) constateert dat overheidsoptreden nog nodig blijft om bedrijven te stimuleren om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Dit geldt ook op het internationale vlak. Mvo is niet alleen noodzakelijk, maar biedt ook kansen voor bedrijven. Mvo is bovenwettelijk; iedere ondernemer staat voor andere uitdagingen en dilemma’s. De meest elementaire zaken zijn echter vastgelegd in nationale en internationale wetgeving. Mvo is meer dan het voldoen aan de bestaande regelgeving, maar daar begint het wel mee. Dat mag niet vrijblijvend zijn. De meest klemmende vraagstukken op mvo-gebied betreffen juist het gebrek aan naleving van nationale en internationale wetgeving op het gebied van kinderarbeid, dwangarbeid, discriminatie en inbreuk op het recht van organisatie en collectieve onderhandeling. Is de staatssecretaris niet bang dat het mvo-beleid door de vrijblijvendheid op langere termijn een lege huls blijkt te zijn? Hoe wil hij ervoor zorgen dat naleving van regelgeving ook in een internationaal kader wordt bevorderd? Hoe staat hij tegenover de stelling dat ondernemingen inzicht dienen te verschaffen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 485, nr. 56
3
in hun inspanningen om deze fundamentele normen na te leven? Hoe wil hij dit monitoren? Het is goed dat het kabinet mvo in allerhande bevorderende activiteiten van de overheid wil implementeren. Voor een aantal prioritaire landen wordt daarnaast een bredere agenda van samenwerking, kennisuitwisseling en dialoog inzake mvo opgezet. Is de staatssecretaris van plan om daarbij alle stakeholders te betrekken, dus de overheid, het bedrijfsleven en ngo’s? Het zou goed zijn als voor deze landen de aan handel gerelateerde arbeids- en mensenrechtenproblemen in kaart worden gebracht. Hierdoor kan een gerichte aanpak op concrete problemen tot stand komen. Ziet de staatssecretaris daarnaast ook mogelijkheden om in samenspraak met bedrijven een instructie te ontwikkelen hoe kinderarbeid in de keten te detecteren en tegen te gaan? In de begroting van Ontwikkelingssamenwerking/Buitenlandse Zaken heeft de fractie van mevrouw Ortega inzet gevraagd voor de ontwikkeling van instructie en kennis op ambassades voor bedrijven met betrekking tot mogelijke misstanden in het vestigingsland. Is de staatssecretaris van mening dat ambassades bedrijven moeten wijzen op de risico’s, indien zij zich mogelijk niet aan gangbare standaarden houden? Is hij van plan om met zijn collega-bewindslieden hierin gezamenlijk op te trekken en de Kamer hierover te informeren? Consumenten hebben behoefte aan betrouwbare en heldere informatie over de wijze waarop producten tot stand zijn gekomen en over het mvo-beleid van bedrijven. Op dit moment is er op dit vlak onvoldoende transparantie. De staatssecretaris legt de bal te veel bij de bedrijven. Hoe staat hij tegenover etikettering ofwel gemakkelijk toegankelijke informatie over producten? Ondanks de constatering dat ketenverantwoordelijkheid het actuele begrip in de mvo-wereld is, laat het kabinet zich in afwachting van het SER-advies niet uit over de invulling van de rol van de overheid bij het bevorderen van ketenverantwoordelijkheid en ketenaansprakelijkheid. Acht de staatssecretaris het wenselijk dat een grotere transparantie in de keten wordt gestimuleerd? Deelt hij het uitgangspunt dat waar bedrijven invloed hebben in een keten, zij ook verantwoordelijkheid dragen voor de omstandigheden in die keten? Mevrouw Ortega wijst erop dat de staatssecretaris van Financiën in een spoeddebat over de winstbelasting voor multinationals is gevraagd om samen met deze staatssecretaris in het kader van mvo bij het bedrijfsleven aandacht te vragen voor het afleggen van verantwoording over de belasting die zij betalen. De heer Vendrik (GroenLinks) is blij met de kabinetsvisie op maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar deze is nog niet klaar. Niet duidelijk wordt waar het het kabinet precies om te doen is. Het is een procedurele nota. Wat zijn de grote maatschappelijke problemen die het kabinet wil aanpakken? Het klimaat is bijvoorbeeld een belangrijk onderwerp; je zou verwachten dat het mvo-beleid wordt gescand op de vraag hoe het Nederlandse bedrijfsleven kan bijdragen aan een klimaatneutrale economie. Hierover staat echter niets in de kabinetsvisie. Over kinderarbeid wordt al jaren gedebatteerd, maar het doel dat het hiermee afgelopen moet zijn, wordt nergens geformuleerd. Er zou een wet openbaarheid ketens moeten komen en een verscherpte code voor grote internationale bedrijven om kinderarbeid te vermijden. Binnen het mvo zijn er koplopers: ondernemers die innoverend bezig zijn, prachtige nieuwe producten ontwikkelen, zich grote rekenschap geven van de grote maatschappelijke problemen die er zijn en proberen om daarvoor een oplossing te vinden. Deze koplopers moeten worden ondersteund en beloond, bijvoorbeeld door rekening met hen te houden bij duurzaam inkopen en door hen voorrang te geven bij het deelnemen aan handelsmissies.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 485, nr. 56
4
De staatssecretaris zou zich harder moeten opstellen ten opzichte van de achterblijvers. Alleen de nadruk leggen op informatie is onvoldoende. De consument hoeft niet alles te weten van bedrijven of pensioenfondsen, als hij maar zeker weet dat zij worden gestraft op het moment dat zij de meest abjecte vormen van bijvoorbeeld kinderarbeid niet willen uitsluiten. Hierover zouden harde afspraken moeten worden gemaakt met onder andere de pensioenfondsen. Uitgesloten moet worden dat bepaalde beleggingen nog worden gedaan met het pensioengeld van de Nederlandse burger en dat bedrijven die in Nederland zijn gevestigd of zakendoen, gebruikmaken van arbeidsomstandigheden die de internationale toets niet kunnen doorstaan. Dat kan door middel van een code à la Tabaksblat inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen of door het aanjagen van een debat over een versterking van de OESO-richtlijnen. De heer Aptroot (VVD) is van mening dat de overheid positief moet staan ten opzichte van bedrijven die het goede voorbeeld geven op het vlak van mvo. De overheid zou meer kunnen doen met duurzaam inkopen en met het stimuleren van een eigen duurzame bedrijfsvoering. Tegelijkertijd moet het idee worden losgelaten dat de overheid alles maar kan regelen, bijvoorbeeld door middel van de transparantie-benchmark. Er is een groot verschil tussen woord en daad. Sommige bedrijven brengen een glossy jaarverslag uit waarin staat dat mvo belangrijk is, maar doen er weinig aan. Andere bedrijven doen het in de praktijk wel goed maar schreeuwen dat niet van de daken. Hoeveel kost de transparantie-benchmark per jaar? Kan dit geld niet beter worden gebruikt om op een positieve manier een ondernemer of organisatie die het goede voorbeeld geeft in het zonnetje te zetten, bijvoorbeeld door een mvo-prijs? Het stimuleren van het positieve is de beste manier om wat te bereiken op het vlak van mvo. Niet de overheid, maar de verzekerden gaan over de pensioenfondsen. Dit is een van de redenen dat naast premiebetalers ook gepensioneerden zeggenschap over de pensioenfondsen zouden moeten krijgen. Er zouden meer keuzemogelijkheden kunnen komen, want de meningen kunnen verschillen over de vraag wat maatschappelijk verantwoord is en wat niet. Zo vinden militairen het misschien niet bezwaarlijk om met hun pensioen te beleggen in de defensie-industrie, terwijl anderen dat wel vinden. De heer Aptroot zet vraagtekens bij de subsidies voor de Stichting Schone Kleren Kampagne (SKK) en de Fair Wear Foundation. In de jaarverslagen wordt nauwelijks verantwoording afgelegd over de aanzienlijke subsidiebedragen die zij ontvangen. Deze organisaties kijken zeer kritisch naar het bedrijfsleven maar voldoen zelf niet aan de eisen die aan het bedrijfsleven worden gesteld over transparantie. Wil de staatssecretaris dit onderzoeken en eventueel verkeerd bestede subsidies terugvorderen? Mevrouw Gerkens (SP) memoreert dat vorig jaar naar buiten kwam dat Nederlandse pensioenfondsen en banken investeerden in bedrijven die clusterbommen en landmijnen produceren en afzetten in landen waar een wapenembargo geldt. Zij wijst op het onderzoek «De kracht van pensioenfondsen» van professor Hummels, maar stelt vast dat dit slechts indicatief is, omdat slechts 80 van de 430 Nederlandse pensioenfondsen het formulier hebben ingevuld. De cijfers geven daarom waarschijnlijk een positiever beeld dan de realiteit rechtvaardigt. Met die wetenschap is het extra schokkend dat slechts 21% van de deelnemers aangeeft dat zij mvo in hun beleid hebben betrokken. Dit geldt des te meer daar de gelden die worden belegd, afkomstig zijn van werknemers die vaak niet (kunnen) weten waarin hun geld wordt belegd. Ook het feit dat werknemers geen keuze hebben in welk pensioenfonds zij beleggen, geeft de pensioenfondsen een bijzondere verantwoordelijkheid hebben die verder dient te gaan dan winstpercentages. Wat gaat het kabinet doen om te zorgen dat misstanden niet meer kunnen voorkomen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 485, nr. 56
5
Het kabinet blijft in zijn visie op mvo uitgaan van vrijwilligheid. Het rapport is een opeenstapeling van excuses voor ontduiking van verantwoordelijkheden en resulteert in een lofzang op de zelfregulering van de markt. Volgens het kabinet is mvo op de lange termijn 11%-15% rendabeler dan niet maatschappelijk verantwoord ondernemen. Waarom blijft mvo dan slechts voorbehouden aan een zeer beperkte groep? Waarom is de kabinetsdoelstelling voor 2010 slechts een stijging van 10%, en dat dan alleen op het gebied van transparantie? Een goede stap vooruit zou zijn om de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen bij wet bindend te verklaren. In België bestaat inmiddels een verbod op het investeren in verboden wapensystemen zoals landmijnen en clusterbommen. De minister van Financiën heeft toentertijd toegezegd dat hij dit Belgische voorbeeld zou monitoren om te beoordelen of dit voor Nederland ook een optie is. Hiervan is echter niets meer vernomen. Wil de staatssecretaris er bij zijn collega op aandringen dat dit initiatief in Nederland met spoed navolging krijgt? Hetzelfde geldt voor de door de Kamer aangenomen motie-Poppe, waarin werd gevraagd om eenduidige richtlijnen voor mvo bij productie en handel ter bescherming van natuur en milieu. Mvo zou een essentieel onderdeel moeten zijn van iedere onderneming. De overheid zou goede initiatieven op dit vlak moeten ondersteunen door een positief voorkeursbeleid. Mvo blijft voorlopig voorbehouden aan een selecte groep bedrijven; verreweg de meerderheid van de bedrijven heeft hiervoor geen functioneel beleid. Er zou een einde moeten komen aan de vrijblijvendheid van mvo. De kabinetsvisie zou nog een keer in dit licht moeten worden bekeken, waarbij de mogelijkheden voor regulering en sanctionering moeten worden betrokken. Mevrouw Ouwehand (PvdD) haalt een aantal uitspraken aan van de Amerikaanse econoom/politicus Robert Reich, die onder meer zei dat publieke instituties regels moeten stellen ter behoud van maatschappelijke waarden zoals de zorg voor het milieu, omdat bedrijven niet goed of slecht zijn, maar amoreel. Het is de vraag of de stelling van de staatssecretaris dat mvo loont, wel zo goed kan worden verdedigd. Het wordt steeds duidelijker dat de grenzen zijn bereikt van wat de aarde en haar bewoners kan worden aangedaan. Een stevig beleid op dit vlak is zeer gewenst. Onderzoeken laten steeds zien dat burgers bij grote maatschappelijke problemen zoals milieu, mensenrechten en dierenwelzijn vragen om meer regie van de overheid en om meer eisen aan de producten die in de schappen liggen. Het woud aan keurmerken – er zijn er 250 – doet de zaak geen goed. Mevrouw Ouwehand zou graag zien dat het kabinet, in plaats van een eenzijdige koers op mvo, met een visie komt waardoor de consument in de winkel niet meer de keuze heeft tussen volstrekt immorele producten en producten die iets minder slecht zijn. Mvo kan een van de instrumenten hiervoor zijn, maar zeker niet de enige weg. In de kabinetsvisie lijkt de overheid op een vrijblijvende manier het bedrijfsleven te willen bewegen tot meer milieuvriendelijke, klimaatvriendelijke, arbeidsvriendelijke en diervriendelijke daden. Veel onderzoekers achten het een illusie dat met vrijwillig bedrijfs- en consumentengedrag grote problemen worden opgelost. Wat is hierop de reactie van de staatssecretaris? In de kabinetsvisie ontbreekt een duidelijke definitie van mvo en er zijn geen heldere criteria, wat de koers op consumentenaanpak geen goed doet. Uitholling van het begrip duurzaamheid, zoals in het geval van banken die klimaatproducten aanbieden terwijl zij investeren in de bio-industrie of in clusterbommen, zal een zure smaak achterlaten bij burgers die verantwoord trachten te consumeren. Hoe staat het met de uitvoering van de vorig jaar aangenomen motie waarin de regering wordt opgeroepen, dierenwelzijn onderdeel te maken van het mvo-beleid? Milieudoelstellingen mogen niet worden uitgeruild met dierenwelzijn, en mensenrechten niet tegen milieu. Dit geldt voor tal
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 485, nr. 56
6
van mvo-problemen. Hoe kijkt de staatssecretaris daar tegenaan? Als dierenwelzijn onderdeel moet zijn van het mvo-beleid, hoe kan de minister van LNV de deur dan blijven openzetten voor een verdere uitbreiding van de Nederlandse veestapel? Dit raakt aan allerlei mvo-problemen: slavernij op sojaplantages, verlies aan biodiversiteit door het kappen van oerwoud, milieudruk, dierenwelzijnskwesties en de verdeling van voedsel op de aarde. Antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris beaamt dat het kabinet nog niet klaar is op het vlak van mvo. Zelfregulering en vrijwilligheid zijn niet voldoende. Het kabinet is dan ook op tal van terreinen bezig om bedrijven de goede kant op te duwen, om marktontwikkelingen te stimuleren en om grenzen te stellen. Voorbeelden hiervan zijn de mensenrechtennotitie van de minister van Buitenlandse Zaken, de dierenwelzijnnota van de minister van LNV, het duurzaamheidsakkoord van de minister van VROM, de «decent workagenda» van de minister van SZW en het initiatief voor duurzame handel van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Het huidige kabinet is een mvo-kabinet, dat op tal van terreinen heel specifieke acties onderneemt. In de nota wordt vanuit de theorie nog wat meer naar de praktische invulling gegaan, worden algemene uitgangspunten vertaald in specifieke maatregelen en wordt meer samenhang gecreëerd in de bestaande versnippering. Een belangrijk instrument is de inkooprol van de overheid. Vrijwilligheid en vrijblijvendheid zijn niet aan de orde, maar het gaat om maatwerk binnen mvo en binnen de verschillende sectoren. Mvo is een exportproduct van Nederland. Nederlandse bedrijven, zoals grote multinationals, doen het beter dan andere bedrijven op de sustainability index. In het mkb kan er nog wel een tandje bij. MVO Nederland biedt op dit vlak praktische ondersteuning voor het zakendoen in het buitenland of het vertalen van «people, planet, profit» naar acties in Nederland. Bij mvo is gedragsbeïnvloeding veel belangrijker dan verslaggeving over gedrag. Verantwoording helpt echter wel. Grotere Nederlandse bedrijven moeten ook rapporteren over de niet-financiële prestatie-indicatoren. Dat staat in het Burgerlijk Wetboek en is tevens verankerd in richtlijn 400 van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ). De staatssecretaris heeft de RJ gevraagd om richtlijn 400 verder te evalueren om te kijken of deze nog moet worden aangescherpt om zinvolle rapportage te bevorderen. Non-trade concerns staan hoog op de agenda van het kabinet, maar om ze te verankeren in de WTO moet er met alle landen overeenstemming worden bereikt. Onderhandelingen hierover kosten veel tijd. Ontwikkelingslanden wijzen non-trade concerns soms af als een nieuwe vorm van protectionisme. De transparantie-benchmark kost € 75 000 per jaar. Er gaat een goed effect van uit. De benchmark is inhoudelijk verder aangescherpt. Er wordt niet alleen gekeken of maar ook hoe er wordt gerapporteerd. Ook internationaal wordt de transparantie verder vergroot, bijvoorbeeld door het ondersteunen van het Global Reporting Initiative ter bevordering van het ontstaan van mondiale standaarden voor duurzaam en verantwoord ondernemen en het rapporteren daarover. Andere internationale standaarden zijn de ISO-richtlijn 26 000, die mede door steun van het ministerie van Economische Zaken tot stand komt. Er is inderdaad een overdaad aan keurmerken. De staatssecretaris wil zowel proberen om het aantal keurmerken in te dikken als om keurmerken meer kracht te geven. Dat gebeurt via de website ConsuWijzer.nl, waarbij onder andere de Consumentenautoriteit betrokken is. 150 keurmerken zijn aangeschreven met het verzoek om zich te melden op deze website, zodat daar kan worden vermeld wat er achter het keurmerk zit en hoe het kan worden gehandhaafd. Hopelijk ontstaan hierdoor ook minder keurmerken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 485, nr. 56
7
Het invoeren van één enkel keurmerk waarin alle mvo-waarden zichtbaar zijn, zou de zaak te veel simplificeren. Voor specifieke sectoren en specifieke thema’s zijn er verschillende keurmerken nodig. Er is een nieuw, onafhankelijk meldpunt opgericht, het Nationaal Contactpunt OESO-richtlijnen, waar alle betrokken partijen terechtkunnen voor mvo-schendingen. Het werkterrein is de investeringen van bedrijven, dus niet de gehele handelsketen. Nederland loopt hierin voorop, omdat wordt getracht om de investeringsdefinitie zo ruim mogelijk in te vullen. In het kader van de motie-Vendrik/Ouwehand over mvo en corporate governance, zegt de staatssecretaris dat hij in het onderzoek de bal op de stip wil leggen, zodat helder is op welke manieren aandeelhouders extra invloed kunnen uitoefenen op maatschappelijk verantwoord ondernemen door bedrijven. De code-Tabaksblat zou naar zijn mening verder mogen worden opgerekt. Zo zouden de niet-financiële doelstellingen nog transparanter kunnen worden gemaakt in de manier waarop wordt gerapporteerd over de salarissen van managers. Het is nog niet duidelijk of er een tweede commissie-Tabaksblat komt. Dat wordt op dit moment onderzocht door de commissie-Frijns. Hoe breder een code wordt gedragen door de betrokken partijen, hoe beter het is. Mensen uit het bedrijfsleven, de vakbonden en ngo’s zullen worden gevraagd om zich te buigen over de vraag hoe mvo ook via corporate governance verder kan worden gestimuleerd. De staatssecretaris zegt toe, de zaken rond mvo in verhouding tot corporate governance en de rol van een mogelijke tweede commissieTabaksblat daarbij in een brief op een rijtje te zetten en die binnen enkele weken naar de Kamer te sturen. Er is al een commissie voor de pensioenfondsen, de Praktische Commissie, die een praktische invulling geeft aan de rol die pensioenfondsen nadrukkelijker zouden kunnen spelen op het gebied van verantwoord beleggen. De staatssecretaris zal met de Praktische Commissie overleggen welke instrumenten zij nog nodig heeft op het vlak van implementatie en transparantie. De overheid doet veel op mvo-gebied. Zo zal MVO Nederland worden voortgezet. Deze organisatie heeft de afgelopen jaren op een goede manier kennis over mvo naar voren gebracht bij bedrijven, met name bij het mkb. Overigens zit de FNV in het MVO Platform, dat lid is van de Programmaraad van MVO Nederland. De vakbonden worden hier dus niet buiten gehouden. De Kamers van Koophandel zijn bezig, bedrijven te stimuleren om mvo te integreren in hun activiteiten. De EVD, een agentschap van het ministerie van Economische Zaken, stimuleert dat mvo verder wordt verankerd in de buitenlandse activiteiten van Nederlandse bedrijven. Per land worden er toolkits (verder) ontwikkeld. Ook wordt mvo in economische missies verankerd, onder meer in de briefings die bedrijven krijgen. Het thema van het regelen van non-trade concerns binnen de WTO wordt verder ingevuld in overleg met maatschappelijke organisaties, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de ministeries van LNV, VROM en SZW, gecoördineerd door het ministerie van EZ. De uitkomsten van deze dialoog zullen dit jaar naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Daarnaast heeft het kabinet de ambitie om in 2010 tot 100% duurzame inkoop te komen. Ook andere sectoren zoals onderwijs en gezondheidszorg worden hierbij betrokken. Het kabinet stimuleert onderzoek op het gebied van mvo vanuit het ministerie van VROM – via het NCDO – en vanuit het ministerie van EZ. Binnen Europa is het kabinet op tal van terreinen actief, bijvoorbeeld ten aanzien van de WTO. Ook worden met landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken initiatieven uitgezet voor nader onderzoek naar biofuels. De Consumentenbond heeft in december 2002 een voorstel gedaan tot een wet openbaarheid van ketens. De staatssecretaris staat achter de filosofie achter een dergelijke wet, namelijk zo open mogelijk zijn over wat bedrijven doen. Dit beperkt zich niet tot eigendom, maar strekt zich ook uit
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 485, nr. 56
8
tot handelsrelaties. Bedrijven gaan nu al steeds dieper de keten in door de toeleverancier van de toeleverancier van de toeleverancier te controleren. Voor grotere bedrijven is dit gemakkelijker te realiseren dan voor het mkb. De staatssecretaris bekijkt momenteel samen met het bedrijfsleven of kleinere Nederlandse bedrijven kunnen meeliften op de goedkeuring die een groot bedrijf heeft verleend aan een bepaalde toeleverancier. Openbaarheid van ketens en productie is maatwerk. Het voorstel uit 2002 is wat dat betreft wel erg algemeen. De staatssecretaris gelooft op dit terrein meer in specifieke keurmerken en rapportages dan in een algemene wet. De SER buigt zich op dit moment over ketenaansprakelijkheid en ketenverantwoordelijkheid. Het NCP is een goede, onafhankelijke organisatie, maar er zijn bij dit loket nog geen meldingen binnengekomen. Of het gaat heel goed met maatschappelijk verantwoord ondernemen, of betrokkenen weten het loket niet te vinden. Het NCP heeft een werkwijzer opgesteld met de eigen mandaattaken. In november is in Amsterdam een stakeholders-vergadering geweest, waar het nieuwe NCP heeft kennisgemaakt met de vakbonden, de ngo’s en VNO-NCW. Ook heeft het NCP een voorlichtingsplan opgesteld, waarbij MVO Nederland betrokken is geweest. Daarnaast zijn er contacten met andere NCP’s om ervaringen en meldingsprocedures uit te wisselen. De opmerkingen van mevrouw Gerkens over een verbod op investeringen in verboden wapens zullen worden doorgespeeld aan de minister van Financiën. De staatssecretaris is voorstander van «practise what you preach». Als stichtingen eisen stellen aan bedrijven, moeten zij die zeker ook zelf tot uiting brengen. De subsidierichtlijnen dwingen dit ook af. De subsidies voor de SKK en de Fair Wear Foundation lopen via de begroting van Ontwikkelingssamenwerking, waarmee de Kamer heeft ingestemd. Ngo’s in Nederland die subsidie krijgen, zijn vaak buitengewoon kritisch over het functioneren van bedrijven en de overheid. Dat hoort ook bij een democratie. De staatssecretaris zegt toe, de Kamer te informeren over het conflict waarbij SKK betrokken is en waarin oud-premier Lubbers bemiddelt. Hij zal daarbij ingaan op de transparantie en de verantwoording van SKK over de ontvangen subsidiebedragen. Personeel op ambassades wordt geschoold op het gebied van mvo vanuit de departementen van EZ en BZK via de EVD. Er zijn trainingen en terugkomdagen voor ambassadeurs waarin mvo, vertaald naar zo specifiek mogelijke maatregelen en acties, een niet-vrijblijvende rol speelt. Het mvo-beleid is niet alleen generiek. Zoals eerder uiteengezet, is dit kabinet een mvo-kabinet. Via subsidies, onderzoek, wetten en toezicht wordt op tal van terreinen actie ondernomen. De voorzitter constateert dat alleen de eerste termijn van dit overleg is afgerond. In de eerstvolgende procedurevergadering zullen afspraken worden gemaakt over een mogelijke tweede termijn. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Kraneveldt-van der Veen De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Veth
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 485, nr. 56
9