Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1975-1976
13 794
Beleidsnota herstructurering m.h.n.o. en m.s.p.o.
Nr. 2
BELEIDSNOTA
Inhoud
3
Samenvatting en lijst van afkortingen Beleidsnota
5
9
Hoofdstuk I 9 Inleiding 9 1. Uitgangspu nten voor een beleidsplan 2. Commissies ten behoeve van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. waaronder de structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. 3. Om welke opleidingen het gaat 10 4. Motieven voor de herstructurering van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. 10 5. Verantwoording van dit plan voor herstructurering 11 6. Het aantal leerlingen 12
Hoofdstuk II
13
Beleidsperspectieven 13 1. Besluit tot herstructurering van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. 13 2. De doelstellingen van het m.h.n.o./ m.s.p.o. nieuwe stijl 13 3. Toelaatbaarheid en afsluiting 13 4. Opleidingen in de nieuwe structuur 14 5. Brede opleidingsinstituten 14 6. Niveaudifferentiatie 14 7. Cursusduur 14 8. Doorstroming 14 9. Depraktijkleerperiode(n) 15 10. Afzonderlijke scholen voor m.b.o. 15 11. Conclusie 16
8.
Onderwerpen op het gebied van de onderwijskundige ontwikkeling 17 Onderwerpen op het gebied van de vernieuwing van het onderwijs 17 Onderwerpen op het terrein van de bijscholing 17 Onderwerpen op juridisch terrein 18 Onderwerpen op rechtspositioneel terrein 18 Financiële aspecten 18 Aspecten van de situering en spreiding van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl 18 Aspecten van de huisvesting 19
Hoofdstuk IV
Beleidsmaatregelen 21 I. 1. Invoering door middel van projecten 21 2. Fasen van ontwikkeling 21 3. Soorten projecten en hun doelstellingen 22 4. Voorwaarden te stellen aan opleidingen die als project tot ontwikkeling worden gebracht 22 5. Binnen de projecten onderzoek 22 6. Voorwaarden waaraan projectscholen moeten voldoen 23 II.
1.
5. 6.
Stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. 24 Taakstelling van de stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. 24 Departementale werkgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. 25 Commissie situering en spreiding m.h.n.o./m.s.p.o. 25 Informatie 26 Overleg 26
1. 2. 3. 4.
Juridische aspecten 26 Financiële aspecten 28 Rechtspositionele aspecten Bijscholing 28
2. 3. 4.
Hoofdstuk III
17
Beleidsvoornemens m.b.t. de integrale invoering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl 17 Algemene opmerking 17
21
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
28
3
IV.
Studieactiviteiten
Hoofdstuk V
29
31
Maatregelen voor de overgangsperiode 1. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 3. 4. 5. 6. 7.
Bijlage bij de Beleidsnota 1. 2.
31
Aanpassing van het bestaand m.h.n.o. en m.s.p.o. aan het vierjarige l.h.n.o. 31 De inas-opleidingen en de o.v.b. 31 Deinas-opleiding 31 Gevolgen van het 4-jarig worden van het l.h.n.o. voor de inas-opleiding 32 Het gewijzigde inas-opleidingsmodel 33 De opleiding o.v.b. 34 De vooropleiding hoger beroepsonderwijs (v.h.b.o.) 35 De vormingsklas 35 Bijscholing en applicatie 36 Het m.h.n.o. en het m.s.p.o. in het kader van de planprocedure 36 Coördinatie van in gang zijnde en op gang komende ontwikkelingen 36 39
Situering van het huidige m.h.n.o. Situering van het huidige m.s.p.o.
40 42
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
4
Samenvatting van de hoofdlijnen van het beleid betreffende de herstructurering m h . n o / m.s.p.o. zoals dat nader wordt uitgewerkt in de hoofdstukken I tot en met V 1. Herstructurering van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. is noodzakelijk Herstructurering van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. is noodzakelijk op grond van: - de groeiende belangstelling van 16-jarigen voor het volledig dagonderwijs aan scholen voor m.h.n.o. en m.s.p.o., het belang van deze jeugdigen en de noodzaak van beroepsmobiliteit; - grote verschillen bij de opleidingen voor wat betreft toelaatbaarheidseisen, opleidingsduur, opleidingsvorm (volledig dagonderwijs, part-time, cursus), duur en regeling van de praktijktijd en de situering; - de door structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. aangevoerde motieven; - de ontwikkelingen binnen de Istecyclus voortgezet onderwijs en de ontwikkeling naar hoger onderwijs nieuwe stijl. De herstructurering is tevens een bijdrage tot concretisering van de beleidsuitgangspunten zoals deze zijn geformuleerd in de memorie van toelichting (blz. 6) op de onderwijsbegroting 1974. Er dient zo spoedig mogelijk een aanvang te worden gemaakt met de herstructurering van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. 2. De nieuwe opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. ontwikkelen als project De herstructurering is in eerste instantie gericht op de ontwikkeling van de volgende opleidingen: - de opleiding tot verzorgende; - de opleiding voor beroepen in de sector van de activiteitentherapieën; - de opleiding voor assisterende beroepen in de gezondheidssector; - de opleidingen voor sociaal-agogische beroepen; - de opleiding voor beroepen in de huishoudtechnische sector; - de opleiding voor beroepen in de textiele sector; - de opleiding voor beroepen in de sector sport. Omdat integrale invoering een degelijke voorbereiding eist, alsmede een gedegen ontwikkeling van de onderwijskundige inrichting, van nieuwe onderwijsmethoden, schoolorganisaties en samenwerkingsverbanden, kortom een goede voorbereiding van alle betrokken scholen, zullen de opleidingen allereerst op enkele plaatsen in de vorm van een project tot ontwikkeling worden gebracht. Op basis van de verkregen inzchten kan een verantwoord plan voor de integrale invoering van de nieuwe structuur worden opgesteld. Er zal naar worden gestreefd met ingang van het schooljaar 1976/1977 een (beperkt) aantal projecten te doen aanvangen. Naast de projecten zijn bovendien een aantal studieactiviteiten noodzakelijk. Opleidingen die thans onder de verantwoordelijkheid van andere ministeries vallen zullen niet eerder bij de herstructurering betrokken kunnen worden dan nadat overeenstemming met die ministeries is bereikt en terzake een kabinetsbeslissing is genomen. 3. Fasen van ontwikkeling Gedacht wordt aan de volgende fasen van ontwikkeling van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl: 1975-1976 voorbereiding voor de projecten; 1976-1980 projectfase van de ontwikkeling van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl;
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
5
vanaf 1980 aanzet tot de integrale invoering; Al naargelang de ontwikkeling dit mogelijk maakt integrale invoering van alle opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl of integrale invoering van sommige opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl. De voorgestelde fasering zal dienen te worden aangepast, indien de benodigde extra gelden voor de projectfase niet volledig zouden worden toegekend. 4. Soort van de projecten en hun doelstellingen De projecten m.h.n.o./m.s.p.o. kunnen voorshands worden onderscheiden in: - deelprojecten; - integratieprojecten; - totaalprojecten. Een deelproject richt zich op de ontwikkeling van één opleiding m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl en heeft dan betrekking op de inhoudelijke vulling van het opleidingsmodel. Een deelproject kan zich ook richten op de ontwikkeling van één bepaald onderwijskundig thema. Een integratieproject richt zich op de onderwijskundige integratie van verwante opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, verbonden aan dezelfde school, aan verschillende scholen, of scholengemeenschappen m.h.n.o. en m.s.p.o. Een totaalproject richt zich op het samenbrengen en integreren van zo veel mogelijk opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl aan één opleidingsinstituut. 5. Juridische basis van de projecten De juridische basis is afhankelijk van de projectvorm en de weg waarlangs de opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl ontwikkeld worden: - in geval van ombouw van bestaande opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. tot opleidingen nieuwe stijl kan gebruik worden gemaakt van artikel 25 dan wel artikel 24, 3de lid, WVO afhankelijk van de wijze waarop momenteel de inrichting van het onderwijs is geregeld; - bij de opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl die niet door een ombouw van bestaande opleidingen ontwikkeld kunnen worden, kan, nadat met toepassing van de planprocedure WVO de bekostiging een aanvang heeft genomen, de inrichting van het onderwijs geregeld worden op grond van artikel 24, 3de lid, WVO. 6. Rechtspositie en bijscholing i.v.m. de projecten Tijdens de projectfase zullen voor de docenten in de projecten de bestaande bevoegdheden gelden. Tevens zullen voor hen de bepalingen van het RPB/WVO uiteraard normaal van toepassing zijn. Zodra echter bij de voorbereiding of tijdens de projecten blijkt, dat in verband met de onderwijskundige ontwikkeling de thans geldende bevoegdheden moeten worden aangepast en/of bijzondere rechtspositionele maatregelen noodzakelijk zijn, zullen door de betrokken onderwijsdirectie van het ministerie- na advies van de departementale werkgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. - daartoe voorstellen worden gedaan aan het GO., nadat de financiële mogelijkheden zullen zijn geanalyseerd en de eventueel extra benodigde gelden door de begrotingswetgever zijn gehonoreerd. Er is een zorgvuldige voorbereiding van de docenten en schoolleiding noodzakelijk. De programma's van de bijscholingscursussen moeten zich richten op vernieuwing van vakkennis, de onderwijskundige verwerking en toepassing daarvan, moderne onderwijstechnieken en hulpmiddelen, de functie van de schoolleiding en andere behoeften van de betrokken onderwijssector. 7. Begeleiding van de herstructurering Ten behoeve van de begeleiding van de herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. is een stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o.noodzakelijk. Deze zal
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
6
tevens de reeds in gang zijnde en op korte termijn te verwachten ontwikkelingen, die aanzetten tot en in de richting gaan van de beoogde herstructurering, coördineren. Als counterpart van deze stuurgroep is een departementale werkgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. gedacht, die de departementale begeleiding moet verzorgen van de ontwikkeling en invoering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl met name op financieel, rechtspositioneel, juridisch, bestuurlijk en algemeen onderwijskundig gebied. Om tot een gewenste situering en spreiding van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl te komen is een commissie situering en spreiding m.h.n.o./ m.s.p.o. dringend nodig. De instelling van deze groepen resp. commissie is reeds uitgevoerd. De genoemde stuurgroep is op 1 augustus 1975 ingesteld, terwijl de commissie situering en spreiding op 13 oktober 1975 ingesteld werd. De departementale werkgroep werd ingesteld bij beschikking op 12 januari 1976. 8. De overgangsperiode a. aanpassing van bestaand m.h.n.o./m.s.p.o. Tot het moment, dat de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. integraal zal zijn ingevoerd, zal het bestaande m.h.n.o. en m.s.p.o. moeten worden aangepast in verband met het 4-jarig geworden l.h.n.o. Deze aanpassing mag niet belemmerend werken op de invoering van de nieuwe structuur. b. de opleiding inas Een van de beide deeldoelstellingen van de huidige inas-opleiding, te weten de voorbereiding op huishoudelijke functies in inrichtingen wordt ondergebracht bij de m.h.n.o.-opleiding huishoudkunde, die daartoe voor zover nodig wordt uitgebreid.De doelstelling van de daardoor gewijzigde inas-opleiding wordt dan: jongeren, die onvoldoende mogelijkheden hebben voor het door hen gewenste beroepsonderwijs in dagopleidingsverband en daarnaast te jong zijn om geplaatst te worden als leerling van een in-service-opleiding in de gezondheidssector en in de welzijnssector de gelegenheid te bieden, om in dagopleidingsverband onderwijs te volgen waardoor het kennis- en vaardigheidsniveau wordt verhoogd, de maatschappelijke vorming wordt verdiept en de oriëntatie in de gezondheidssector en in de welzijnssector wordt uitgebreid. c. de opleiding o. v.b. Met ingang van 1 augustus 1976 zal de opleiding o.v.b. worden beëindigd. Haarfuncties zijn overgenomen door het 4-jarig l.h.n.o. terwijl zij naast de gewijzigde inas geen specifieke functie meer heeft. In relatie met het bovenstaande wordt in 1976 een uitbreiding aan de opleiding inas nieuwe stijl gegeven in het kader van de planprocedure. de vooropleiding hoger beroepsonderwijs (v.h.b.o.) De opleiding v.h.b.o. zal in elk geval gedurende de projectfase blijven functioneren als een afzonderlijke afdeling. Voor zover gedurende die fase zou blijken dat de doelstelling van de huidige v.h.b.o. inderdaad in de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. kan worden gecontinueerd, kan voordat de integrale invoering van alle opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl heeft plaatsgevonden, de afdeling v.h.b.o. als afzonderlijke afdeling niet worden gemist. e. de opleiding vormingsklas De vormingsklas kan en mag niet verdwijnen, voordat haar huidige functie elders is ingebouwd en voordat aansluitende onderwijsmogelijkheden door integrale invoering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl tot stand zijn gekomen.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
7
f. bijscholing en applicatie Voor het schooljaar 1975/1976 worden een aantal maatregelen op het gebied van de bijscholing en applicatie voor docenten m.h.n.o. en m.s.p.o. getroffen. g. het m.h.n.o. en het m.s.p.o. in het kader van de planprocedure Uitbreiding van opleidingen m.h.n.o. en m.s.p.o. oude stijl door middel van de planprocedure dient in de overgangsperiode met extra voorzichtigheid plaatste vinden. Echter kunnen opleidingen oude stijl, die inpasbaar zijn in of een voorwaarde vormen voor een nieuwe structuur m.h.n.o./ m.s.p.o. zeker worden uitgebreid. h. coördinatie van in gang zijnde en op gang komende ontwikkelingen De ontwikkelingen in het huidige m.h.n.o. en m.s.p.o. zullen zodanig moeten worden gecoördineerd dat zij zich bewegen in de richting van en in relatie met het beleid om tot de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. te komen. Dit verdient ook aanbeveling voor de opleidingen die verwant zijn aan het huidige m.h.n.o. en m.s.p.o. Stuurgroep en departementale werkgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. zullen hier een belangrijke taak hebben. Lijst van afkortingen1 g.o.- georganiseerd overleg h.b.o.- hoger beroepsonderwijs h.n.o.- huishoud-en nijverheidsonderwijs h.h.n.o.- hoger huishoud- en nijverheidsonderwijs inas-opleiding- inrichtingsassistente-opleiding kv/jv- opleiding kinderverzorging/jeugdverzorging l.a.v.o.- lager algemeen voortgezet onderwijs l.b.o.- lager beroepsonderwijs m.b.o.- middelbaar beroepsonderwijs m.b.o.-ap- middelbare beroepsopleiding arbeidsmarktpolitiek m.b.o.-cw- middelbare beroepsopleiding cultureel werker m.b.o.-pb- middelbare beroepsopleiding personeelsbeleid m.b.o.-sd- middelbare beroepsopleiding soc. dienstverlening m.b.o.-v- middelbare beroepsopleiding verpleegkunde m.h.n.o.- middelbaar huishoud" en nijverheidsonderwijs m.s.p.o.- middelbaar sociaal-pedagogisch onderwijs o.v.b.- (opleiding) oriëntering verzorgende beroepen R.P.B.- rechtspositiebesluit s.p.o.- sociaal-pedagogisch onderwijs v.h.b.o.- vooropleiding hoger beroepsonderwijs WVO- Wet op het Voortgezet Onderwijs
Eventueel aangeduid met hoofdletters
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
8
BELEIDSNOTA
Hoofdstuk I Inleiding
1. Uitgangspunten vooreen beleidsplan De groeiende belangstelling van 16-jarigen voor het volledig dagonderwijs aan scholen voor m.h.n.o. en m.s.p.o., het belang van deze jeugdigen en de noodzaak van beroepsmobiliteit eisen een herbezinning op de toereikendheid van de bestaande voorzieningen. Recente adviezen van officiële commissies die zich hebben bezig gehouden met de bestudering van genoemde twee sectoren van het middelbaar beroepsonderwijs tonen aan, dat een herstructurering van dit onderwijs noodzakelijk is ter bevordering van ondermeer: - gelijke mogelijkheden voor leerlingen van de onderscheiden opleidingen ten bate van hun persoonlijke ontplooiing en van hun beroepsopleiding; - verbreding van de onderwijsdoelstellingen en verruiming van opleidingsmogelijkheden; - meer aandacht voor de individuele leerling; - de onderwijskundige en schoolorganisatorische doelmatigheid. Al deze wensen passen in de uitgangspunten van het huidig onderwijsbeleid zoals deze zijn uiteengezet in de memorie van toelichting van hoofdstuk VIII van de rijksbegroting voor het dienstjaar 1974. Mede op grond van de aan hem uitgebrachte adviezen acht ondergetekende het noodzakelijk, dat onverwijld een begin wordt gemaakt met de voorbereiding van een herstructurering van het middelbaar huishoud- en nijverheidsonderwijs èn het middelbaar sociaal-pedagogisch onderwijs die onderling zovele raakvlakken vertonen. 2. Commissies ten behoeve van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. waaronderde Structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. In dit verband kan gewezen worden op de kleine commissie, die op verzoek van de Lochemse werkgroepen MHNO en SPON werkzaam is geweest en die eind 1970 reeds heeft geadviseerd over de wijze, waarop een structuur in deze vormen van beroepsonderwijs tot stand zou kunnen worden gebracht. Het advies van deze commissie heeft de toenmalige staatssecretaris, J. H. Grosheide, in december 1971 aanleiding gegeven tot instelling van de «Structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o.» met als opdracht om een onderwijsleerplan te ontwerpen voor het m.h.n.o./m.s.p.o., waardoor er meer samen hang kan worden gebracht in de bestaande en eventueel toe te voegen beroepsopleidingen in deze sector. Deze commissie heeft op 21 februari 1974 haar eindrapport uitgebracht, waarin een perspectief wordt geboden voor een nieuwe structuur van het full-time dagonderwijs in de sector van het m.h.n.o. en m.s.p.o. als deel van het beroepsonderwijs van de 16-19-jarigen.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
9
3. Om welke opleidingen het gaat De Structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. heeft in haar beschouwingen de navolgende opleidingen, die op basis van de Wet op het voortgezet onderwijs door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen bekostigd worden, betrokken: de m.h.n.o.-opleidingen, oriëntering verzorgende beroepen; inrichtingsassistent; kinderverzorging/jeugdverzorging; kostuumnaaien; couture; vormingsklas; vooropleiding hoger beroepsonderwijs; huishoudkundige voor inrichtingen; apothekersassistent; doktersassistent en de m.s.p.o.-opleidingen, gezinsverzorgster; sociale dienstverlening; middelbare sociale arbeid; cultureel werk; arbeidsmarktpolitiek; personeelsbeleid; inrichtingswerk; jeugdleiders opleiding; opleiding sportleiders; bezigheidstherapie. Zij heeft in haar beschouwingen eveneens betrokken de opleidingen bejaardenverzorging en pedagogisch medewerker, (voorheen «AZ-opleiding»), die thans door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk worden gesubsidieerd, alsmede ziekenverpleging A, B en Z; ziekenverzorging; kraamverzorging; zwakzinnigenzorg en de (experimentele) middelbare beroepsopleiding voor verplegenden (MBO-V), waarvoor het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne de verantwoordelijkheid draagt. Ook de opleidingen apothekersassistent; doktersassistent; tandartsassistent; pedicure; chiropodie; schoonheidsspecialiste; kappen en arbeidstherapie, die onder beheer van andere instellingen staan buiten subsidieverband, heeft de Structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. in beschouwing genomen. Deze opsomming als zodanig geeft reeds aanleiding tot de gedachte, dat een studie van de onderlinge samenhang van deze opleidingen gewenst is. De wenselijkheid van deze studie blijkt ook uit de grote verschillen bij de opleidingen, wat betreft toelaatbaarheidseisen, opleidingsduur, opleidingsvorm (volledig dagonderwijs, part-time, cursus), alsmede wat betreft duur en regeling van de praktijktijd. In dit verband is bijlage 1 illustratief. Daarbij komt nog het verschil in de situering van het huidig m.h.n.o., te weten het voorkomen van de m.h.n.o.-opleidingen als zelfstandig instituut, het gekoppeld zijn van het m.h.n.o. aan het l.h.n.o. en/of het h.h.n.o. Het m.s.p.o. komt eveneens voor als zelfstandig instituut doch ook gekoppeld aan verschillende soorten van het h.s.p.o. (zie bijlage 2, blz. 42). Het voorgaande lijkt weinig in overeenstemming met de bedoeling van de Wet op het Voortgezet Onderwijs om te geraken tot een samenhangend stelsel van onderwijsvoorzieningen. 4. Motieven voor de herstructurering van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. De Structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. heeft - mede gelet op de belangen van de onderwijsvragenden en die van de arbeidsvelden - de volgende motieven aangevoerd voor een herstructurering van de hiervoor genoemde heterogene verzameling van opleidingen: «1. De toenemende vraag naar dagonderwijs in aansluiting op de eerste drie of vier jaren voortgezet onderwijs vereist o.m. een breed scala van beroepsopleidingen die voor alle onderwijsvragenden passende mogelijkheden bieden. Het zou niet juist zijn een deel der onderwijsvragenden uit te sluiten van het volgen van een beroepsopleiding in het kader van de WVO. Voor een grote sector van het maatschappelijk leven - in het bijzonder de beroepen in de gezondheidszorg - is tot nu toe geen plaats ingeruimd in het middelbaar beroepsonderwijs. Vele jongeren wensen een opleiding die thans uitsluitend te verkrijgen is in «in-service» of in «part-time»-verband en door het aangaan van een dienstverband. De aard van het beroep brengt vaak mee dat daartoe uiteenlopende leeftijdsgrenzen worden gesteld. Zo ontstaat niet alleen een hiaat in het onderwijsstelsel, nadelig voor leerling en arbeidsveld, doch ook een onaanvaardbare rechtsongelijkheid.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
10
2. De bedoelde vormen van opleiding functioneren niet alleen buiten het verband van de onderwijswetgeving maar worden ook behartigd door instanties die in de eerste plaats belast zijn met de zorg voor het arbeidsveld als zodanig. Zij plaatsen de opleidingsproblematiek vanzelfsprekend in een referentiekader waarin onder andere de arbeidsvoorziening en de concrete functie-uitoefening een grote rol spelen. Daardoor worden de opleidingen in belangrijke mate bepaald door overwegingen die zich vanuit dit kader opdringen. Vaak wordt de onderwijssituatie door meerdere instanties beïnvloed; zo bij voorbeeld de opleidingen in de gezondheidszorg door de instanties die doorberekening van kosten in de ziekenhuistarieven moeten goedkeuren. 3. Een groot aantal opleidingen met categoraal karakter is zo gesitueerd dat een fuikwerking in de doorstroming. De onderwijskundige samenhang met verwante opleidingen wordt vaak gehinderd door de geïsoleerde situering en de ver doorgevoerde spreiding. 4. Er is een veelheid van uiteenlopende regelingen met betrekking tot de praktijkleerperiode, waarbij de leerlingstatus vaak in het gedrang komt. De wijze van begeleiding van de leerlingen loopt o.a. door het verschil in faciliteiten sterk uiteen; de integratie van intern en extern schoolgebeuren vormt vaak een probleem. 5. Door het «besluit l.b.o./l.a.v.o. » zijn veranderingen in het lager beroepsonderwijs aangebracht die ten gevolge van de versterking van het algemeen element en de verlenging van de cursusduur een wijziging doen ontstaan in de «uitstroom» en daardoor leiden tot de noodzaak van bezinning op een gestructureerd onderwijsaanbod in het daarop volgend deel van het onderwijs, i.c. het m.b.o. 6. De mogelijkheden van doorstroming naar het h.b.o. lopen sterk uiteen of ontbreken geheel». 5. Verantwoording van dit plan voor herstructurering De argumenten die de Structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. aanvoert kan ondergetekende in grote lijnen onderschrijven. Het belangrijkste motief is voor hem echter het belang van de betrokken leerlingen. In vergelijking met andere vormen van middelbaar beroepsonderwijs, die als volledig dagonderwijs worden gegeven, heeft deze onderwijssector een achterstand, welke tal van nadelen voor de leerlingen meebrengt. Bestaande opleidingsmogelijkheden zijn in het algemeen te smal en te eenzijdig op een enkele functie gericht; zij blijken in hun totaliteit ook onvoldoende gevarieerd. Jongeren die dit onderwijs kiezen, krijgen daardoor ongelijke kansen voor hun persoonsvorming en beroepsvoorbereiding. Onder deze jongeren zijn relatief veel meisjes uit sociaal-cultureel achtergebleven milieus. In dit verband acht ondergetekende ook de gescheiden ontwikkeling van het m.h.n.o. enerzijds en het m.s.p.o. anderzijds, zoals deze tot op heden heeft plaatsgevonden, niet in het belang van de leerlingen. Zij hebben immers behoefte aan brede onderwijsmogelijkheden en aan optimale horizontale en verticale doorstromingskansen. De voorgenomen herstructurering dient er derhalve tevens op gericht te zijn om integratie van beide onderwijssoorten in de toekomst te bevorderen. Daardoor zullen ook mogelijkheden ontstaan om binnen de totaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs tot meer samenhang te komen. Een dergelijke samenhang biedt verdere perspectieven voor brede onderwijsmogelijkheden en doorstromingskansen voor de onderhavige categorie jongeren, zowel meisjes als jongens. Ten slotte moet nog worden gewezen op het feit, dat de herstructurering ook urgent wordt door de te verwachten resultaten van de ontwikkeling binnen de eerste cyclus van het voortgezet onderwijs, waarbij het l.b.o. en m.a.v.o. betrokken zijn, alsmede door de vernieuwing van het hoger onderwijs in verband met de doorstroming vanuit het m.b.o.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
11
6. Het aantal leerlingen Ten einde enig inzicht te geven in het aantal leerlingen van de dagopleidingen, die betrokken zullen zijn bij de beoogde herstructurering, dient onderstaande tabel. m.h.n.o. 25 370 1968 26 510 1969 27 080 1970 28 760 1971 32 590 1972 35 140 1973 36 871 1974 26 216* 1975 ; (verminderde instroom i.v.m. 4e leerj. I.h.n.o.) * voorlopige opgave
m.s.p.o. 2400 2530 2720 3080 3660 4140 4463 4416*
totaal 27 770 29 040 29 800 31 840 36 250 39 280 41 334 30 632
Het percentage jongens onder deze aantallen leerlingen bedroeg in 1973 bij het m.h.n.o. nog geen 0,5. Bij het m.s.p.o. ligt het percentage aanzienlijk hoger, ruim 10. Voornamelijk vindt men hen bij de ClOS-opleidingen. Uit bovenstaande gegevens blijkt de grote groei van de belangstelling voor het m.h.n.o. en het m.s.p.o. Van 1968 tot 1974 nam de omvang van het m.h.n.o. toe met ruim 40 %; van het m.s.p.o. met bijna 90%. Overigens moet worden bedacht dat het hier uitsluitend aantallen leerlingen betreft van de door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen bekostigde opleidingen. Daarnaast volgt een groot aantal leerlingen opleidingen, die niet door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen bekostlgd worden en die de Structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. eveneens in haar beschouwingen over de herstructurering heeft betrokken. Het behoeft geen betoog dat een beslissing over het al dan niet brengen van deze opleidingen onder de verantwoordelijkheid van de minister van onderwijs en wetenschappen of, voor zover reeds een principe-uitspraak door de betrokken bewindslieden is gedaan, een beslissing over de datum waarop de departementale verantwoordelijkheid voor deze opleidingen door «onderwijs» kan worden overgenomen, eerst kan worden genomen nadat daaromtrent overeenstemming is bereikt ter zake een kabinetsbeslissing is genomen.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
12
Hoofdstuk II Beleidsperspectieven
1. Besluit tot herstructurering van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. Op grond van de conclusie vermeld in paragraaf 1 van hoofdstuk I is besloten zo spoedig mogelijk een aanvang te maken met de herstructurering van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. Deze herstructurering kan slechts op systematischeen effectieve wijze geschieden als de betrokkenen een zo duidelijk mogelijk toekomstperspectief voor ogen hebben. De Structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. heeft in haar eindrapport een dergelijk perspectief geboden en hoofdlijnen aangegeven voor inhoud en inrichting van deze vorm van beroepsonderwijs, welke overeenkomt met de huidige ontwikkeling in het denken over onderwijs en onderwijsstructuur. Dit is te meer van belang, omdat het denken over het m.h.n.o. en het m.s.p.o. niet los gezien kan worden van het denken over het middelbaar beroepsonderwijs dat ondanks zijn grote verscheidenheid toch eigenlijk meer onderlinge samenhang zou moeten gaan krijgen. Het herstructureringsbeleid ten aanzien van het m.h.n.o./m.s.p.o. is gericht op de verwezenlijking van de door de Structuurcommissie m.h.n.o./ m.s.p.o. geformuleerde doelstelling voor het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl hierna onder 2), waarbij de verworvenheden voor de voorbereiding op middenkader functies blijven. 2. De doelstelling van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl Het doel van het m.h.n.o./m.s.p.o. is: de onderwijsvragende, die de eerste cyclus van het voortgezet onderwijs voltooid heeft, onderwijsleersituaties aan te bieden die hem in staat stellen zichzelf in relatie tot de hem omringende wereld onder begeleiding te vormen tot beginnend beroepsbeoefenaar in arbeidsvelden, waar sociale, agogische, technische en organisatorische aspecten in de beroepsuitoefening een rol spelen. De onderwijsleersituaties dienen zodanig gestructureerd te zijn, dat in het onderwijsleerproces zowel algemene als aan de beroepsuitoefening ontleende vormende elementen voorkomen, die kunnen leiden tot een effectieve beroepsvoorbereiding en tot een tijdens en na de onderwijsperiode zo adequaat mogelijk participeren in de maatschappij. 3. Toelaatbaarheid en afsluiting Het onderwijsaanbod van het nieuwe m.h.n.o./m.s.p.o. zal in zijn totaliteit zodanig gevarieerd - ook naar niveaus - dienen te zijn, dat in beginsel alle abituriënten uit de eerste cyclus van het voortgezet onderwijs, die dit beroepsonderwijs wensen te volgen, toelaatbaar zijn. Dit houdt tevens in, dat de eindtermen van geboden beroepsopleidingen eveneens gevarieerd zijn. Uiteraard zullen bij de ontwikkeling van het toelatingsbeleid, de inhoud van het onderwijs en de bepaling van de eindtermen zowel de behoeften van de persoon van de leerling als de maatschappelijke relevantie voor de gekozen beroepensector nauwlettend in het oog moeten worden gehouden.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
13
4. Opleidingen in de nieuwe structuur In de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. zullen in de toekomst mogelijkerwijs niet alleen beroepsopleidingen voorkomen, die vanuit het huidige m.h.n.o. en m.s.p.o. herkenbaar zijn, maar ook een aantal nieuwe opleidingen. In eerste instantie is het beleid evenwel gericht op de ontwikkeling van de volgende opleidingen: a. de opleiding tot verzorgende; b. de opleiding voor beroepen in de sector van de activiteitentherapieën; c. de opleiding voor assisterende beroepen in de gezondheidssector; d. de opleidingen voor sociaal-agogische beroepen; e. de opleiding voor beroepen in de huishoudtechnische sector; f. de opleiding voor beroepen in de textiele sector; g. de opleiding voor beroepen in de sector sport. Voor zover opleidingen, die passen in de nieuwe structuur, thans (mede) worden verzorgd door instellingen, die niet door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen worden bekostigd, wordt verwezen naar het slot van paragraaf 6 van hoofdstuk I. 5. Brede opleidingsinstituten Het is van belang om te komen tot opleidingsinstituten, met een zo breed mogelijk scala van beroepsopleidingen. Deze beroepsopleidingen zullen moeten worden ontwikkeld tot opleidingen met een ruim functiebereik. Daarbij dienen tevens onderwijskundige integratieverbanden te ontstaan tussen die beroepsopleidingen, welke voorbereiden op beroepen die verwant zijn vanwege gemeenschappelijke kenmerken. Deze brede opleidingsinstituten zullen mede door differentiatie van vakkenpakketten dekeuzemogelijkheid voor de leerling verruimen en objectiveren. Zij zullen in het algemeen onderwijskundig over meer mogelijkheden beschikken. Deze opzet bevordert de mobiliteit van de leerling. Tevens kan er door leerling en opleidingsinstituut gemakkelijker ingespeeld worden op een veranderde kwantitatieve maatschappelijke behoefte. Uiteraard dient binnen deze instituten elk van de aanwezige opleidingen tot zijn recht te komen. 6. Niveaudifferentiatie Langs de weg van de projekten (zie hoofdstuk IV) zal worden onderzocht of niveaudifferentiatie per leerinhoud of per vak zoals bedoeld door de Structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. mogelijk is. 7. Cursusduur Om zowel een gedegen beroepsvoorbereiding als een algemene persoonsvorming in het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl voldoende effectief te laten zijn, zal in zijn algemeenheid voor de opleidingen in de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. uitgegaan worden van een maximaal driejarige cursusduur. Deze stoelt mede op de ervaringsgegevens van een aantal der huidige m.h.n.o.- en m.s.p.o.-opleidingen, de leeftijdseisen, die diverse werkvelden de beginnend beroepsbeoefenaar stellen en op een uitvoerige analyse van de betreffende beroepsstructuur. Waar echter mocht blijken dat voor beroepsuitoefening een effectieve beroepsvoorbereiding en algemene persoonsvorming binnen twee opleidingsjaren mogelijk is, zal binnen de modelontwikkeling voor de driejarige opleiding ook een opleidingsweg van twee jaren ontwikkeld dienen te worden. 8. Doorstroming Bij de totstandkoming van de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. zullen mogelijkheden van horizontale en verticale doorstroming gerealiseerd die-
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
14
nen te worden. De horizontale doorstroming zal niet alleen kunnen worden bereikt door de reeds eerder genoemde onderwijskundige integratieverbanden tussen verwante opleidingen, maar zal ook vergemakkelijkt worden door binnen de opleidingsinstituten te streven naar het zoveel mogelijk gemeenschappelijk aanbieden van dezelfde leerinhouden aan studerenden van verschillende opleidingen. De verticale doorstroming van een opleiding m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl naar een verwante en zo mogelijk een niet verwante h.b.o.-opleiding in het h.h.n.o. en het h.s.p.o. dient in principe binnen elke nieuwe opleiding mogelijk gemaakt te worden. 9. De praktijkleerperiode(n) Om de voor het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl en de door de opleidingen geformuleerde doelstellingen te realiseren is het creëren van alleen interne onderwijsleersituaties niet voldoende. Naast het interne schoolgebeuren zullen waar mogelijk externe onderwijsleersituaties een plaats in het opleidingsmodel dienen te krijgen. Dergelijke praktijkleerperioden zijn nodig, opdat de leerling zich ook al doende kan bekwamen voor het gekozen beroep. Met name kan hij het toekomstige werkterrein beroepsmatig beleven en leren beoordelen en tevens zijn eigen mogelijkheden m.b.t. het gekozen beroep leren ervaren. De leerling zal voorts het geboden onderwijs kunnen toetsen aan de werkelijkheid van de concrete beroepshandelingen. De praktijkleerperioden zullen zodanig moeten worden ingericht dat zij voldoen aan onderwijskundige criteria en dat bovendien pedagogische doelstellingen eigen aan de opleiding van jonge beroepsbeoefenaars tot hun recht komen. Van de praktijkleerperiode(n) zullen daarom doel, inhoud, structuur, niveau en programmering per opleiding doordacht en vastgesteld dienen te worden. De bestaande stagevormen zijn onderwerp van studie en er worden wegen gezocht om het participerend leren methodisch te betrekken bij de beroepsopleiding. In dit opzicht zijn ook de vernieuwingsaktiviteiten ter zake van de experimentele streekcentra van groot belang. De problematiek die voortvloeit uit de relatie stageplaats-arbeidsplaats zal nader moeten worden bestudeerd, waarbij bijzonder de nadruk zal moeten worden gelegd op de leerling-status van de stagiair(e). Door het accentueren van de leerlingstatus en van het leerproces binnen de arbeidssituatie wordt dan eveneens de minimum-jeugdloonproblematiek tot haar juiste proporties teruggebracht. 10. Afzonderlijke scholen voor m.b.o. Zoals reeds eerder is geconstateerd heeft de situering en spreiding van het huidige m.h.n.o. en m.s.p.o. belemmerend gewerkt op de totstandkoming van een onderwijskundige samenhang tussen verwante opleidingen. Dit blijkt bij voorbeeld uit: - de verstrengeling van m.h.n.o. opleidingen in scholen voor h.n.o. waarin tegelijk l.h.n.o.- en h.h.n.o."Opleidingen zijn opgenomen. - de inbouw van cursussen voor part-time m.s.p.o.-opleidingen in scholen voor h.s.p.o. - de scheiding en onderscheiding van m.h.n.o. en m.s.p.o. in afzonderlijke schoolsoorten, met eigen bekostigingsnormen, formatieregelingen, eigen inspectie en gescheiden behandeling ten departemente. Zoals reeds eerder is opgemerkt, is de bovengenoemde verstrengeling resp. inbouw, alsmede de gescheiden ontwikkeling van beide bedoelde onderwijssoorten niet in het belang van de leerlingen. De inbouw van m.h.n.o. en m.s.p.o. in vormen van verwant lager of hoger beroepsonderwijs - resp. I.h.n.o. en h.s.p.o. - kan in de schoolpraktijk tot ongewenste fuikwerkinn ioi den. Het voornaamste argument voor het ontwikkelen van afzonderlijke schoolvormen voor m.b.o. is evenwel, dat dit m.b.o. haar doelstellingen en de totale onderwijsleersituaties geheel kan afstemmen op de pedagogische/psychologischeen onderwijskundige behoeften van 16 tot 19 jarigen.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
15
Het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl zal derhalve gegeven moeten worden in afzonderlijke m.b.o.-scholen, waaraan verschillende beroepsopleidingen verbonden zullen zijn. Dit zal inhouden, dat de historisch gegroeide situatie in het huidige m.h.n.o. en m.s.p.o. op veel plaatsen zal moeten worden omgebouwd. De totstandkoming van de afzonderlijke m.b.o.-scholen zal leiden tot ontkoppeling van het m.h.n.o. en het l.h.n.o. en/of het h.h.n.o., alsmede van het m.s.p.o. en h.s.p.o. Daarnaast zal ook een hergroepering van scholen en/of afdelingen plaatsvinden. Hierbij zal gebruik moeten worden gemaakt van het aanwezige gebouwenbestand. De herstructurering op zich zal dan ook niet als argument kunnen worden gebruikt voor het verkrijgen van toestenv ming voor nieuwbouw. 11. Conclusie Het voorgenomen herstructureringsbeleid dat, zoals uit het vorengaande volgt, de integrale invoering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl beoogt, biedt een perspectief voor de in hoofdstuk I genoemde beleidsuitgangspunten en is een bijdrage tot de vernieuwing van de tweede cyclus van het voortgezet onderwijs voor 16-19-jarigen.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
16
Hoofdstuk III Beleidsvoornemens met betrekking tot de integrale invoering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl
Algemene opmerking Het beleid is erop gericht om de in paragraaf 4 van hoofdstuk II genoemde opleidingen tegelijk met ingang van een bepaald schooljaar - gedacht is aan 1980 - volgens een nieuwe inrichting te laten functioneren. Met andere woorden vanaf dat schooljaar zullen geen eerste leerjaren van de huidige respectievelijk van een nieuwe onderwijskundige inrichting naast elkaar bestaan. Integrale invoering van geherstructureerd m.h.n.o./m.s.p.o. eist een gedegen voorbereiding ter zake van de volgende punten. 1. Onderwerpen op het gebied van de onderwijskundige ontwikkeling 2. Onderwerpen op het gebied van de vernieuwing van het onderwijs 3. Onderwerpen op het terrein van de bijscholing 4. Onderwerpen op juridisch terrein 5. Onderwerpen op rechtspositioneel terrein 6. Financiële aspecten 7. Aspecten van de situering enz. 8. Aspecten van de huisvesting. 1. Onderwerpen op het gebied van de onderwijskundige ontwikkeling Voor de herstructurering van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. zullen schoolwerkplannen voor de onderscheiden nieuw gestructureerde opleidingen moeten worden ontwikkeld. Tevens zal onderwijskundig de onderlinge integratie, voor zover mogelijk, van deze opleidingen tot ontwikkeling moeten worden gebracht. Dit ontwikkelingswerk zal moeten aansluiten bij de leerplanontwikkeling binnen het vierjarig l.b.o. respectievelijk het zal rekening dienen te houden met de uitkomsten van het m.a.v.o.-project. Van de andere kant dient nogmaals te worden gewezen op het belang van de relatie met het hoger beroepsonderwijs nieuwe stijl, opdat de aansluitingsmogelijkheden voor daarvoor geschikte leerlingen van het nieuwe m.h.n.o./m.s.p.o. worden verzekerd. De onderwijskundige ontwikkeling zal geschieden door middel van projecten. In hoofdstuk IV wordt dit nader uitgewerkt. 2. Onderwerpen op het gebied van de vernieuwing van het onderwijs Ook hier geldt wat in het eerste advies van de Innovatiecommissie Middenschool wordt geschetst met betrekking tot de fasen van het vernieuwingsproces. Kortheidshalve kan hier worden volstaan met een verwijzing naar genoemd advies. De voorbereiding van de herstructurering zal derhalve met een duidelijke koppeling aan de bestaande en de niet ontwikkelde onderwijspraktijk, samen met betrokkenen, tot stand moeten komen. 3. Onderwerpen op het terrein van de bijscholing Voor de docenten, die betrokken zullen zijn bij de integrale invoering van de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. zullen ter voorbereiding van deze in-
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
17
voering introductie- en bijscholingscursussen georganiseerd moeten worden. Bij de opzet van deze cursussen kan onder meer gebruik gemaakt worden van de ervaringen, die zijn opgedaan met overeenkomstige activiteiten in het kader van de projectsgewijze ontwikkeling van het m.h.o./m.s.p.o. nieuwe stijl. Er zal naar worden gestreefd om de cursussen die thans voor docenten in deze sectoren worden gegeven, en die welke nog in voorbereiding zijn, tijdig in deze richting om te bouwen. 4. Onderwerpen op juridisch terrein De integratie van de twee onderwijssectoren doet een nieuw soort beroepsonderwijs ontstaan, zodat artikel 13 en 14, tweedeen zevende lid, van de WVO gewijzigd moeten worden. Zodra de projecten zijn beëindigd en de nodige evaluatie heeft plaatsgevonden, zullen het bestaande Besluit m.h.n.o., alsmede de richtlijnen voor de leerplannen van het m.s.p.o. moeten worden ingetrokken en vervangen door nieuwe voorschriften, waarin zowel de onderwijskundige inrichting als de toelaatbaarheid zijn geregeld. De opleidingen, die qua doelstelling of kwantitatief niet in het m.h.n.o./ m.s.p.o. nieuwe stijl passen, zullen respectievelijk overal of op een aantal plaatsen moeten worden opgeheven. Hiervoor zullen wettelijke regelingen moeten worden getroffen. 5. Onderwerpen op rechtspositioneel terrein Het is te verwachten, dat bij de integrale invoering van het m.h.n.o./ m.s.p.o. nieuwe stijl niet alleen de benaming maar ook de inhoud van de te doceren vakken zal veranderen. De bevoegdheden voor deze vakken zullen derhalve moeten worden geregeld, zodra inhoud en niveau van elk vak duidelijk bepaald zijn. Aan de docenten zal de mogelijkheid gegeven worden om via bijscholing bevoegd te worden voor die vakken in het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, die verwant zijn aan de vakken uit het m.h.n.o. en m.s.p.o. oude stijl. Indien mocht blijken dat bij integrale invoering van het m.h.n.o./m.s.p.o. de kwantitatieve behoefte aan docenten zal verschuiven zullen tijdig in het kader van het georganiseerd overleg regelingen worden getroffen om de nadelige gevolgen voor de betrokken docenten het hoofd te bieden. In het bijzonder zullen de rechtspositionele gevolgen van het uitvoeren van het op te stellen spreidingsplan m.h.n.o./m.s.p.o. moeten worden bestudeerd en geregeld. 6. Financiële aspecten Bij de opzet van de herstructurering zal het criterium moeten worden gehanteerd dat de bedragen die in meerjarencijfers zijn uitgetrokken, gebaseerd op prognoses voor wat betreft de aantallen leerlingen, bij te stellen voor leerlingenmutaties, bij de bestaande onderwijskundige inrichting en de bestaande cursusduur van de verschillende opleidingen, niet worden overschreden. Dit zou er bij voorbeeld toe kunnen leiden, dat verlenging van de cursusduur moet worden gecompenseerd door een verhoging van de gemiddelde groepsbezetting. 7. Aspecten van de situering en spreiding van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl Als basis voor een verantwoordelijk spreidingsbeleid zullen prognosestudies noodzakelijk zijn, die in samenwerking met onder andere de commissie planprocedure en de vakministeries dienen plaatste vinden. Voorts zal een procedure moeten worden ontworpen om de overgang van de huidige naar de nieuwe situatie zo goed mogelijk te doen verlopen. In dit verband zullen wegen moeten worden aangegeven waarlangs de m.h.n.o.- en m.s.p.o.-af-
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
18
delingen, die niet in de nieuwe structuur kunnen worden ingepast, worden opgeheven. Ten slotte zal een oplossing gevonden moeten worden voor de mogelijke discrepantie tussen enerzijds de wetmatige wijze waarop de groei van de onderwijskundige voorzieningen volgens de huidige (getals-)regels van de planprocedure verloopt en die alleen maar kan leiden tot toe- of afwijzing van afzonderlijke afdelingen en anderzijds de situering en spreiding van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, waarin afzonderlijke scholen met meerdere opleidingen ontstaan en derhalve moeten leiden naar stichtingsnormen per school. 8. Aspecten van de huisvesting Zoals reeds gesteld in paragraaf 10 van hoofdstuk II, zal bij detotstandkoming van de afzonderlijke opleidingsinstituten voor het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl een zodanige hergroepering van scholen moeten plaatsvinden, dat het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl gebruik kan maken van het bestaande gebouwenbestand. Het inzicht dat de projecten zullen dienen te geven met betrekking tot de bouwkundige voorzieningen, zal in verband hiermede tijdig moeten worden geëvalueerd.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
19
Z°
Hoofdstuk IV Beleidsmaatregelen
1. 1. Invoering door middel van projecten De invoering van geherstructureerd m.h.n.o./m.s.p.o. behoeft, zoals reeds opgemerkt, een gedegen ontwikkeling van de onderwijskundige inrichting, van nieuwe onderwijsmethoden, schoolorganisaties en samenwerkingsverbanden, kortom een goede voorbereiding van alle betrokken scholen. Aan de in het volgend hoofdstuk voorgestelde stuurgroep wordt te dien aanzien een belangrijke adviserende functie toegedacht. Ondergetekende is zich ervan bewust, dat de herstructurering voor de betrokkenen in de scholen ingrijpende wijzigingen met zich gaat brengen. Daarom zullen van meet af aan zowel op alle niveaus van beleidsvorming en beleidsuitvoering als bij het eigenlijke vernieuwingsproces de onderwijsmensen uit de dagelijkse schoolpraktijk de gelegenheid krijgen om mee te denken en hun inbreng te leveren. Dit stelt hoge eisen aan ministerie, inspectie en stuurgroep om tijdig alle belanghebbenden te informeren en te betrekken bij de plannen, de voorstellen en de concrete voorbereiding. Met het oog hierop is bepaald dat de adviezen van de stuurgroep openbaar zullen zijn, terwijl voorzieningen voor een deugdelijke informatie en communicatie aan de stuurgroep ter beschikking worden gesteld. Langs deze weg kan de noodzakelijke motivatie van alle betrokkenen worden bevorderd. Het behoeft in dit kader geen betoog, dat ook een beroep wordt gedaan op alle onderwijsmensen in de scholen voor m.h.n.o. en m.s.p.o., de schoolbesturen, alle betrokken onderwijsorganisaties en landelijke pedagogische centra om hun medewerking te geven opdat het vernieuwingsproces zich voorspoedig zal kunnen ontwikkelen. Gezien de bijdragen die genoemde scholen, organisaties en instellingen reeds hebben geleverd aan de werkzaamheden van de Lochemse werkgroepen voor het m.h.n.o. en voor het m.s.p.o., en van de Structuurcommissie verwacht ondergetekende te mogen rekenen op een verdere constructieve samenwerking. Een te snelle invoering van de nieuwe structuur moet, mede gelet op de ervaringen bij de invoering van de Wet op het voortgezet onderwijs, onverantwoord worden geacht. De in paragraaf 4 van hoofdstuk II genoemde opleidingen zullen derhalve allereerst op enkele plaatsen in de vorm van een project tot een ontwikkeling worden gebracht, opdat op basis van de verkregen inzichten een verantwoord plan voor de integrale invoering van de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. kan worden opgesteld. 2. Fasen van ontwikkeling Gedacht wordt aan de volgende fasen van ontwikkeling van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl: 1975-1976 Voorbereiding voor de projecten; 1976-1980 Projectfase van de ontwikkeling van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl; vanaf 1980 Aanzet tot integrale invoering; Al naar gelang de ontwikkeling dit mogelijk maakt integrale invoering van alle bovenbedoelde opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl of integrale
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
21
invoering van sommige opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl. De voorgestelde fasering zal dienen te worden aangepast, indien de benodigde extra gelden voor de projectfase niet volledig zouden worden toegekend. 3. Soorten projecten en hun doelstellingen De projecten m.h.n.o./m.s.p.o. worden voorshands onderscheiden in: - deelprojecten - integratieprojecten - totaalprojecten. Een deelproject richt zich op de ontwikkeling van één opleiding van de in hoofdstuk II onder punt 4 genoemde opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl en heeft dan betrekking op de inhoudelijke vulling van het opleidingsmodel. Een deelproject kan zich ook richten op de ontwikkeling van een bepaald onderwijskundig thema (bij voorbeeld praktijkleerperiode, niveaudifferentiatie) dat voor meerdere opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl van belang is. Een integratieproject richt zich op de onderwijskundige integratie van verwante opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, verbonden aan dezelfde school, aan verschillende scholen, of scholengemeenschappen m.h.n.o. en m.s.p.o. Een totaalproject richt zich op het samenbrengen en integreren van zoveel mogelijk opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl in één opleidingsinstituut. 4. Voorwaarden te stellen aan opleidingen die als project tot ontwikkeling worden gebracht De opleidingen die als project tot ontwikkeling worden gebracht, zullen in elk geval moeten voldoen aan de navolgende voorwaarden: - de opleidingsdoelstelling moet passen in de doelstelling voor het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, zoals deze geformuleerd is in hoofdstuk II beleidsperspectieven - de opleiding moet volledig dagonderwijs zijn - de opleiding moet toelaatbaar zijn voor abituriënten uit het l.b.o. 4, m.a.v.o.-4 (eventueel nog m.a.v.o.-3) en daarmee overeenkomend onderwijs. Aangezien de opleidingsdoelstelling van de dagopleidingen m.h.n.o./ m.s.p.o. nieuwe stijl overeenkomt met die van de part-time opleidingen, dienen er tussen deze beide vormen van onderwijs - uiteraard met behoud van het eigen karakter van de opleiding - nauwe contacten te worden onderhouden. Bij het doelstellingenonderzoek ter zake zullen mede de ontwikkelingen vRn een open-schoolgedachte worden betrokken. De ontwikkeling van parttime-opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl moet immers worden bezien in het kader van een beleid dat gericht is op het scheppen van aan de behoeften en de ervaringen van volwassenen aangepast tweede-weg en tweede-kans-onderwijs. 5. Binnen de projecten onderzoek Binnen de projekten zullen de mogelijkheden en/of wenselijkheden moeten worden onderzocht en beproefd van: - de doelstelling van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl. - het volgen van opleidingen binnen het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl door leerlingen uit de eerste cyclus van het voortgezet onderwijs. Bepaalde opleidingen zullen, gezien de aard van de opleiding en het niveau van beroepsuitoefening, eisen moeten stellen aan het niveau van een enkel vak in het vakkenpakket, waarin door de abituriënten van de eerste cyclus van het voortgezet onderwijs examen is gedaan.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
22
- de realisatie van het principe van niveaudifferentiatie per vak of leerinhoud. - externe onderwijsleersituaties waarbij tijdens eventuele praktijkleerperiode(n) de leerlingstatus gewaarborgd dient te worden. - de ontwikkeling van een toetsingsprocedure, waarin diagnostische begin- en tussentoetsen en selectieve eindtoetsen een plaats moeten krijgen. - doorstroming vanuit het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl behalve naar verwant h.b.o. eveneens naar niet-verwant h.b.o.; dit laatste moet mogelijk zijn doordeonderwijsvragende een zodanige keuze te laten maken uit leerinhouden van verschillende opleidingen, dat hij/zij door die keuze toelaatbaarheidtot het h.b.o. verkrijgt. Hierbij dienen de ontwikkelingen in de opleiding v.h.b.o. mede te worden betrokken. - een opleidingsweg van twee jaar binnen de driejarige opleiding. - onderwijskundige integratie van opleidingen. - het gemeenschappelijk aanbieden van één of meer dezelfde leerinhouden aan studerenden van verschillende opleidingen. 6. Voorwaarden waaraan projectscholen moeten voldoen Scholen die in aanmerking komen voor deelname aan de projecten zullen aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Voorop moet staan, dat de schoolgemeenschap in overgrote meerderheid zich bereid verklaart, om de voorwaarden voor deelneming als projectschool te aanvaarden. Deze voorwaarden worden hieronder voorlopig aangeduid; zij zullen door de stuurgroep nader in een advies kunnen worden uitgewerkt. Om de gedachte te bepalen wordt gedacht aan de volgende zaken: - de projectscholen zullen moeten aanvaarden dat hun project wetenschappelijk ondersteund, begeleid en geëvalueerd zal worden. In dit verband wordt opgemerkt, dat de mate van wetenschappelijke ondersteuning niet voor alle projekten dezelfde zal zijn, maar afhankelijk is van de aard van het project. Voor de meer omvattende totaalprojecten zal een grotere mate van wetenschappelijke ondersteuning nodig zijn dan voor de minder omvattende integratie- en deelprojecten. - directie en docenten zullen bereid moeten zijn deel te nemen aan introduktie-, her- en bijscholingscursussen in het kader van de realisering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl. - de scholen zullen bereid moeten zijn tot samenwerking. Zowel bij de voorbereiding als de latere uitvoering van de projecten zal de communicatie en coördinatie van de diverse projectscholen gewaarborgd moeten zijn, opdat dubbel werken voorkomen wordt en de scholen kunnen profiteren van eikaars inzichten en ervaringen. - het bevoegd gezag zal naar een zodanig benoemingsbeleid moeten streven, dat de voortzetting van het project gewaarborgd wordt bij een wijziging in het docentenbestand. - de scholen zullen bereid moeten zijn de resultaten van het project en de kennis die daarbij wordt opgedaan, via daarvoor bestaande of te creëren informatiekanalen door te geven aan het bestaande m.h.n.o. en m.s.p.o. en daarmee verwant onderwijs en alle andere betrokkenen bij deze onderwijssector, opdat daardoor de realisering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl wordt bevorderd. Er zij op gewezen dat slechts die scholen voor een project in aanmerking kunnen komen waarvan verwacht kan worden, dat zij opgenomen zullen worden in het nog vast te stellen spreidingsplan. Indien een projectschool op grond van haar denominatie resp. maatschappijbeschouwing bepaalde doelstellingen in de projectfase zou willen ontwikkelen die voortvloeien uit haar eigen identiteit en passen in het beleid voor herstructurering dan bestaat voor die school de mogelijkheid om zelf voorstellen ter zake aan het ministerie voor te leggen.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
23
II. 1. Stuurgroep herstructurering m.h.n. o/m. s. p o . Ten behoeve van de begeleiding van de herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. is een stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. noodzakelijk. Deze stuurgroep zal tevens de reeds in gang zijnde en op korte termijn te verwachten ontwikkelingen, (zie hfdst. V Overgangsmaatregelen) welke aanzetten tot en in de richting gaan van de beoogde herstructurering, coördineren. Hiertoe dient o.a. een vernieuwingsstrategie ontwikkeld te worden op basis van de beleidsuitgangspunten ter zake. Deze vernieuwingsstrategie zal tevens een kader geven voor de processen in de diverse projecten, zodat deze processen op elkaar worden afgestemd en niet belemmerend werken op de uiteindelijke realisatie van een zo breed mogelijk opleidingsinstituut. Gezien de veelzijdigheid en omvang van het onderwijs- en werkveld, waarop de herstructurering zich richt en het aantal groeperingen dat reeds werkzaam is ten behoeve van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. zal een zekere structurering gewenst zijn van de wijze, waarop de stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. geïnformeerd zal worden over de ontwikkelingen in het onderwijs- en werkveld. Anderzijds is informatie vanuit de stuurgroep en derhalve een open communicatie tussen de stuurgroep, de scholen het betrokken werkveld nodig. Bij punt 4 wordt hierop nader ingegaan. Over de taak en de samenstelling van de stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. is overleg gepleegd met het Drie Bondencontact Beroepsonderwijs, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse Federatie van Onderwijsvakorganisaties (NFO),en de Vereniging Samenwerkende Landelijke Pedagogische Centra (VSLPC). Vertegenwoordigers van deze organisaties hebben een aantal deskundigen voorgedragen, waaruit een keuze is gemaakt. De stuurgroep bestaat uit 7 leden te weten voorzitter, secretaris, een deskundige van de landelijke pedagogische centra, alsmede 2 deskundigen uit de sfeer van het m.h.n.o. en 2 deskundigen uit de sfeer van het m.s.p.o. Bij de samenstelling is rekening gehouden met een evenwichtige verdeling gezien naar besturen- en docentenorganisaties, alsmede qua levensbeschouwing en sexe. De vergaderingen van de stuurgroep worden bijgewoond door 2 ambtelijke waarnemers, afkomstig uit de inspektieen directie l.m.b.o. De stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. beschikt over een full-time secretaris die door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen ter beschikking is gesteld. 2. Taakstelling van de Stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. De stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. heeft tot taak het doen van voorstellen aan de Ministervan Onderwijs en Wetenschappen omtrent de ontwikkeling van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl. Deze taak zal nader gepreciseerd bestaan uit: 1. Het doen van voorstellen met het oog op de op korte termijn te starten projecten ten aanzien van - het soort projecten, - de opzet van de projecten, - het aantal projecten, - de situering van de projecten. 2. Het doen van voorstellen omtrent de wijze van uitvoering van de projecten. 3. Het doen van voorstellen met betrekking tot de begeleiding van de projecten. 4. Het doen van voorstellen met betrekking tot de evaluatie van de projecten.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
24
5. Het adviseren ten aanzien van de wijze waarop de integrale invoering dient te geschieden. 6. Het doen van voorstellen met betrekking tot alle overige van belang zijnde aangelegenheden, zoals voorzieningen met betrekking tot de docenten en noodzakelijke onderwijsfaciliteiten. 7. Het adviseren inzake coördinatie van ingang zijnde ontwikkelingen in relatie tot de herstructurering. 8. Het gevraagd of ongevraagd adviseren over specifieke, de herstructurering betreffende, aangelegenheden. 3. Departementale werkgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. Er is een departementale werkgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. ingesteld, welke tot taak heeft als counterpart van de stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. te dienen en de departementale begeleiding te verzorgen van de ontwikkeling en invoering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, met name op financieel, rechtspositioneel, juridisch, bestuurlijk en algemeen-onderwijskundig terrein. De departementale werkgroep zal ook aandacht moeten schenken aan de ontwikkeling van een strategie om te komen tot een ontkoppeling van dit m.b.o. van enerzijds het l.h.n.o. en h.h.n.o. en anderzijds het h.s.p.o. Bouwstenen voor die strategie zullen mede van de stuurgroep en van de in het volgende punt vermelde commissie situering en spreiding m.h.n.o./m.s.p.o. kunnen komen. Het zal mede tot de taak van de departementale werkgroep behoren erop toe te zien dat de herstructurering van het m.h.n.o. en het m.s.p.o. zich voltrekt in samenhang met andere structurele wijzigingen binnen het onderwijs. De departementale werkgroep zal ten slotte nauwe contacten onderhouden met betrokken vakdepartementen. 4. Commissie situering en spreiding m.h.n.o./m.s.p.o. Om tot een gewenste situering en spreiding van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl te komen is een commissie situering en spreiding m.h.n.o./ m.s.p.o. ingesteld. Deze commissie heeft tot taak op basis van deze nota de minister te adviseren over de uit onderwijskundig en doelmatigheidsoogpunt meest wenselijke situering en spreiding van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl. Zij dient daarbij met name te letten op de vraag van jongeren naar full-time beroepsonderwijs en op de behoefte van de arbeidsmarkt. Over de samenstelling van de commissie situering en spreiding is overleg gepleegd met een Nederlandse Katholieke Schoolraad (NKSR), de Stichting Besturenraad Protestants Christelijk Onderwijs (PCBO), de Stichting Algemene Bonden van Scholen ABS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG/Centraal Orgaan voor het Gemeentelijk Voortgezet Onderwijs (COGVO), met andere woorden de Landelijke Onderwijsorganisaties die betrokken zijn bij het Overlegplan van scholen. De commissie situering en spreiding zal bestaan uit vertegenwoordigers van genoemde landelijke onderwijsorganisaties en uit ambtenaren van de Directie Onderwijsvernieuwing en Planning (OP) en Lager en Middelbaar Beroepsonderwijs (LMBO). Ten einde een goede coördinatie met het beleid op het terrein van de ruimtelijke ordening te verzekeren zal aan de commissie een lid namens de Rijks Planologische Dienst van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening worden toegevoegd. Aangezien de onderwijskundige uitgangspunten in de te entameren projecten moeten worden getoetst zal de commissie situering en spreiding op de hoogte moeten zijn van de bevindingen der projecten. Daartoe kunnen deskundigen ad hoc met name uit de stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. in de commissie worden uitgenodigd.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
25
De taak van de commissie situering en spreiding m.h.n.o./m.s.p.o. houdt meer in concreto in, dat zij zich moet bezighouden met en moet adviseren over de volgende zaken: a. de ontwikkeling van criteria voor het situeren en spreiden van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, die betrekking hebben op: - het aantal opleidingen; dit aantal opleidingen dient gerelateerd te zijn aan het aantal leerlingen dat dit onderwijs wenst te volgen, alsmede aan de maatschappelijke behoefte aan afgestudeerden van de betreffende opleidingen. - de omvang van de opleidingsinstituten, die bepaald zal worden door de gewenste diversificatie van opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl binnen één opleidingsinstituut. b. het aan de hand van de ontwikkelde criteria aanwijzen van plaatsen voor vestiging van m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl. 5. Informatie Het is voor de realisering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl van belang, dat alle belanghebbenden bij deze vorm van beroepsonderwijs worden geïnformeerd over de voortgang en de resultaten van de projecten. Daarvoor kunnen informatie-bulletins, het openbaar zijn van de adviezen van de stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. alsmede een open communicatie tussen die stuurgroep en de betrokken onderwijs- en werkvelden belangrijke hulpmiddelen zijn. Ook de onderwijsorganisaties zullen in het kader van deze informatieverstrekking een belangrijke rol kunnen spelen. 6. Overleg Tijdens de projectfase van de ontwikkeling van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl zal regelmatig overleg moeten plaatsvinden met de betrokkenen bij deze vorm van beroepsonderwijs. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan: - overleg met de onderwijsorganisaties over de inhoudelijke en organisatorische aspecten van de herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. - overleg in het kader van de bijzondere commissie van het georganiseerd overleg over de rechtspositionele aspecten van de herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. - overleg met de werkvelden c.q. vakdepartementen, betreffende onderwerpen zoals beroepselementen in de opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar en de praktijkleerperiode. - overleg met het onderwijs in de eerste cyclus van het voortgezet onderwijs i.c. I.b.o. en m.a.v.o. met het oog op de instroom. - overleg met het onderwijs in de eerste cyclus van het voortgezet onriënten van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl naar verwant en niet-verwant beroepsonderwijs. Het zal mede tot de taak van de stuurgroep herstructurering m.h.n.o./ m.s.p.o. en de departementale werkgroep m.h.n.o./m.s.p.o. behoren om hieraan nader vorm te geven en wel zodanig, dat deze in overeenstemming is met de te creëren algemene overleg- en adviesstructuur. III. 1. Juridische aspecten Inleiding De juridische aspecten van de projectfase van de ontwikkeling van de opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl zijn afhankelijk van de projectvorm en de weg, waarlangs opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl ontwikkeld worden.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
26
A. Voor de opleidingen in de diverse projecten betekent dit, dat: - in geval van een ombouw van bestaande opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. tot opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl gebruik gemaakt zal worden van artikel 25 dan wel artikel 24, derde lid van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO), afhankelijk van de wijze, waarop momenteel de inrichting van het onderwijs is geregeld. - bij de opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, die niet door een ombouw van bestaande m.h.n.o. en m.s.p.o.-opleidingen ontwikkeld kunnen worden, nadat met toepassing van de planprocedure de bekostiging een aanvang heeft genomen, de inrichting van het onderwijs geregeld zal worden op grond van artikel 24, derde lid van de WVO. B. Voor de afzonderlijke opleidingen in de diverse projecten komt het onder A gestelde op het volgende neer: - de opleiding tot verzorgende. Er zijn momenteel scholen voor m.s.p.o., waaraan zowel een opleiding gezinsverzorgster als een opleiding tot bejaardenverzorgende verbonden is. Uit deze scholen zal een keuze gemaakt worden om via een ombouw met toepassing van artikel 24, derde lid van de WVO te komen tot een opleiding tot verzorgende. - de opleiding voor beroepen in de sector van de activiteitentherapieën. Er bestaan twee opleidingen voor bezigheidstherapie, die omgebouwd zullen worden tot opleidingen voor beroepen in de sector van de activiteitentherapieën. De inrichting van het onderwijs zal eveneens op grond van artikel 24, derde lid van de WVO worden geregeld. Indien uitbreiding van het aantal opleidingen voor beroepen in de sector van de activiteitentherapieën noodzakelijk is, zal dit geschieden via de planperiode. - de opleiding voor assisterende beroepen in de gezondheidssector. Met toepassing van de planprocedure zal de bekostiging van een aantal opleidingen voor assisterende beroepen in de gezondheidssector worden geregeld. De keuze van de plaatsen voor deze opleidingen is afhankelijk van het voorkomen van de cursus apothekersassistent in combinatie met de cursus doktersassistent en/of de cursus tandartsassistent. De inrichting van het onderwijs wordt ook hier geregeld door middel van artikel 24, derde lid van de WVO. - de opleidingen voor sociaal-agogische beroepen. De opleiding met betrekking tot (semi)residentiële instellingen en de opleiding cultureel werk zullen via ombouw van bestaande dagopleidingen i.w., c.w. en kv/jv met toepassing van artikel 24, derde lid en artikel 25 van de WVO tot stand komen. Daarbij zal voor wat betreft de opleiding kv/jv een keuze moeten worden gemaakt uit de reeds bestaande kv/jv-opleidingen en zal aan de opleidingen i.w. en c.w. - indien nodig en bij voorkeur in de vorm van scholengemeenschappen - via de planprocedure uitbreiding worden gegeven. De opleiding sociale dienstverlening (s.d.) nieuwe stijl zal via ombouw met toepassing van artikel 24, derde lid van de WVO worden ontwikkeld. Het aantal opleidingen s.d. zal door middel van de planprocedure worden uitgebreid. De opleidingen arbeidsmarktpolitiek en personeelsbeleid (ap en pb) zullen, nadat met toepassing van de planprocedure de bekostiging een aanvang heeft genomen, in het kader van artikel 24, derde lid van de WVO tot stand komen. - de opleiding in de huishoudtechnische sector. Er zijn op dit moment opleidingen huishoudkunde. Daaruit zal een keuze worden gemaakt om via een ombouw met toepassing van artikel 24, derde lid van de WVO te komen tot de opleiding in de huishoudtechnische sector. - de opleiding voor beroepen in de textielsector. Uit de bestaande opleidingen kostuumnaaien en couture, die gecombineerd aan één school voorkomen, zal een keuze worden gemaakt om via
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
27
ombouw met toepassing van artikel 25 van de WVO te komen tot de opleiding voor beroepen in de textiele sector. - de opleiding voor beroepen in de sector sport. Voor deze opleiding wordt voorshands volstaan met een studieproject. C. Voor de integratieprojecten binnen eenzelfde school zijn geen juridische maatregelen nodig. Integratie-projecten waarbij verschillende scholen betrokken zijn kunnen tot stand komen zonder dat plaatsing van opleidingen noodzakelijk zal zijn. Waar integratieprojecten leiden tot het vormen van scholengemeenschappen zal artikel 19 van de WVO van toepassing zijn. D. Voor de totaalprojecten zal artikel 19 van de WVO worden toegepast, zodat de juridische figuur van de scholengemeenschap ontstaat. Het is mogelijk, dat voor het vormen van een dergelijke scholengemeenschap bestuursoverdrachten van scholen noodzakelijk zijn. Bij aanvraag zal moeten bezien of op grond van artikel 75, derde lid, juncto artikel 98 van de WVO een totaalproject kan worden gerealiseerd. E. Tot slot moet hier gewezen worden op het feit, dat een wettelijke regeling getroffen moet worden voor de praktijkleerperiode in het m.h.n.o./ m.s.p.o. nieuwe stijl en wel zodanig, dat de leerlingstatus van de leerling wordt gewaarborgd. 2. Financiële aspecten Er zal naar worden gestreefd met ingang van het schooljaar 1976/1977 een aantal projecten te doen aanvangen. Voor de begeleiding van de projecten en de activiteiten van de stuurgroep wordt een bedrag begroot van f 800 000 op jaarbasis. In de meerjarenafspraken 1976-1979 is rekening gehouden met een doorwerking van de financiële consequenties van deze activiteiten. 3. Rechtspositionele aspecten Tijdens de projectfase van de ontwikkeling van de opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl zullen voor de docenten in de projecten de bestaande bevoegdheden gelden. Tevens zullen voor de docenten in de projecten de bepalingen van het Rechtspositiebesluit-WVO uiteraard normaal van toepassing zijn. Zodra echter bij de voorbereiding of tijdens de projecten blijkt, dat in verband met de onderwijskundige ontwikkeling de thans geldende bevoegdheden moeten worden aangepast en/of bijzondere rechtspositionele maatregelen noodzakelijk zijn, zullen door de betrokken onderwijsdirectie van dit ministerie - na advies van de departementale werkgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. - voorstellen daartoe worden gedaan aan het georganiseerd overleg. 4. Bijscholing De projectfase van de ontwikkeling van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl vereist een zorgvuldige voorbereiding van de docenten en schoolleiding door middel van bijscholingscursussen. De programma's van deze cursussen moeten zich richten op de vernieuwing van vakkennis, de onderwijskundige verwerking en toepassing daarvan, moderne onderwijstechnieken en hulpmiddelen, de functie van de schoolleiding en andere behoeften van de betrokken onderwijssector. In het kader van de beoogde herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. zullen de volgende activiteiten moeten worden ontplooid: - het organiseren van introductiecursussen voor docenten en schoolleiding van projectscholen, gericht op de structurele en onderwijskundige elementen van het nieuwe m.h.n.o./m.s.p.o. en het functioneren in het kader van een project.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
28
- het organiseren van bijscholingscursussen voor docenten van de projectscholen in het kader van de begeleiding van de projecten. Aangezien de herstructurering, behoudens enige extra kosten in verband met de activiteiten van de stuurgroep en ten behoeve van de projecten, budgettair neutraal dient te geschieden, zullen de cursussen die thans voor docenten in deze sectoren worden gegeven, en die welke nog in voorbereiding zijn, in de hier bedoelde richting moeten worden omgebouwd. IV. Studieactiviteiten De ontwikkeling en invoering van het nieuwe m.h.n.o./m.s.p.o. maken een aantal studieactiviteiten noodzakelijk, die onder andere betrekking hebben op: - de wijze, waarop de herstructurering van de opleidingen kv/jv i.w. en c.w. tot een opleiding met betrekking tot (semi(residentiële instellingen en een opleiding cultureel werk feitelijk tot stand kan komen. Deze studie zal in nauwe relatie tot de projecten in de sector van de sociaal-agogische opleidingen moeten plaatsvinden. De stuurgroep herstructurering m.h.n.o./ m.s.p.o. zal hierover advies moeten uitbrengen. - het doel, de inhoud en de vorm van de opleidingen in de sector sport, hun plaats binnen de opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl alsmede de maatschappelijke positie van de opgeleiden en hun doorstromingsmogelijkheden naar het h.b.o. - de part time opleidingen en de plaats van deze opleidingen binnen het geheel van educatieve voorzieningen. Hiervoor zal een commissie worden ingesteld. - de samenhang van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl in het algemeen en van bepaalde opleidingen in het bijzonder met de educatieve voorzieningen voor werkende jongeren, met name van het leerlingwezen en participatieonderwijs. In deze studie dient tevens de instroom van uit deze onderwijsvormen naar het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl te worden bezien. Deze studie zal spoedig ter hand worden genomen; - de doelstelling, noodzaak, tijdsduur en het effect van praktijkleerperioden in het beroepsonderwijs.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
29
I
Hoofdstuk V Maatregelen voor de overgangsperiode
1. Aanpassing van het bestaand m.h.n.o. en m.s.p.o. aan het vierjarig l.h.n.o. Tot het moment, dat de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. integraal zal zijn ingevoerd, zullen voor de opleidingen in het bestaande m.h.n.o. en m.s.p.o. een aantal aanpassingen moeten plaatsvinden in verband met het 4-jarig worden van het l.h.n.o. In 1976 zullen immers l.h.n.o.-4-gediplomeerden zich presenteren, waarvan te verwachten is, dat zij binnen een met ongeveer 3 0 % toegenomen cursusduur een hoger niveau hebben bereikt dan de abituriënten van het huidige l.h.n.o.-3. Bovendien zullen zij zich melden met een geprofileerd diploma met vakken op A, B of C-niveau. De aanpassingen zullen zodanig moeten zijn, dat zij niet belemmerend werken op de invoering van een nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. Tevens zal het toepassingsgebied van de maatregelen met betrekking tot de aanpassingen afhankelijk zijn van de wijze van invoering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, waardoor per plaats en/of per regio de schoolsituaties kunnen verschillen. De noodzakelijke aanpassingen zullen in eerste instantie inhouden dat: - wijzigingen in de inrichting van het onderwijs en de toelaatbaarheid bij de bestaande m.s.p.o.-opleidingen, met toepassing van artikel 24, derde lid van de WVO, via een ministeriële goedkeuring van een gewijzigd leerplan geregeld kunnen worden. - de wijzigingen in de inrichting van het onderwijs bij de desbetreffende m.h.n.o."Opleidingen zullen geregeld kunnen worden met toepassing van artikel25vandeWVO. - de wijzigingen in de toelaatbaarheid van de desbetreffende m.h.n.o.-opleidingen zullen moeten geschieden via een wijziging van de artikelen 3 t/m 11 van het Besluit m.h.n.o. Over deze wijzigingen worden adviezen voorbereid door de Werkgroep m.h.n.o. - de wijzigingen in de inrichting van het onderwijs en de toelaatbaarheid bij de opleiding Huishoudkunde kunnen geschieden met toepassing van artikel 24, derde lid van de WVO. De wijzigingen in de eindexamenregelingen van het bestaande m.h.n.o. en m.s.p.o. kunnen geschieden via toepassing van artikel 29, zevende lid van de WVO. 2. Deinas-opleidingen en de o.v.b. 2.1. De inas-opleiding De huidige inas-opleiding heeft ten doel leerlingen voor te bereiden op huishoudelijke functies in inrichtingen en beoogt voorbereiding van leerlingen, die wensen deel te nemen aan een in-service-opleiding voor verplegende (inclusief ziekenverzorgende) beroepen. Het opleidingsmodel omvat een schoolperiode van 9 maanden, een stage van 1 jaar (verdeeld in 6 maanden ziekenhuis, 3 maanden verpleeginrichting e.d. en 2 maanden gezin) en vervolgens 3 maanden schoolonderwijs.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
31
De inas-opleiding heeft zich altijd in een grote belangstelling mogen verheugen. In het schooljaar 1973/1974 waren er 121 inas-opleidingen met in totaal ± 12 500 leerlingen. 2.2. Gevolgen van het 4-jarig worden van het l.h.n.o. voor de inas-opleiding Als gevolg van de invoering van het 4-jarig l.h.n.o. werd op 1 augustus 1975 de inas-opleiding geconfronteerd met een sterk verminderde instroom van leerlingen. Uit de verkregen gegevens is gebleken, dat deze instroom slechts ± 20% van het normale aantal eerste-jaarsleerlingen omvat, dat wil zeggen dat er op 1 augustus 1975 niet t 7000 inas-leerlingen met een opleiding gestart zijn maar ± 1400. Het gevolg van de verminderde instroom van leerlingen is, dat ziekenhuizen en verpleeginrichtingen van 1 april 1976 tot 1 april 1977 ook over slechts ± 1400 inas-stagiaires zullen beschikken. De Nationale Ziekenhuisraad heeft aan de betrokken instellingen aanbevolen personele voorzieningen te treffen. Derhalve zullen naar verwachting bij de zeer grote vermindering van het aantal stagiaires de werkzaamheden, die voorheen door stagiaires werden verricht, worden opgedragen aan daarvoor aan te stellen personeel. Dit wordt bevestigd door berichten die uit de ziekenhuiswereld komen. Daar het dienstverband van dit aan te stellen personeel als regel niet na een jaar zal kunnen worden verbroken, zal op 1 april 1977 een groot aantal stage-plaatsen niet meer ter beschikking van de inas-opleiding staan. Het gevolg daarvan is, dat de inas-opleiding die op 1 augustus 1976 aanvangt, in moeilijkheden zal komen, indien de huidige belangstelling voor de inas-opleiding gehandhaafd blijft. Verwacht mag worden, dat dit laatste het geval zal zijn. Immers in het algemeen gesproken bestaat er voor de leeftijdscategorie van 16-19-jarigen voor leerlingen met interesse in de richting van de gezondheidszorg en in de welzijnszorg nog slechts een gering aantal dagopleidingsmogelijkheden. Bovendien moet worden vastgesteld, dat de mogelijkheid voor deze leerlingen om aansluitend onderwijste volgen in in-serviceopleidingen veelal stuit op een leeftijdsgap. De problemen rond de inas-opleiding doen zich voor in dezelfde tijd, dat de herstructurering van het gehele m.h.n.o./m.s.p.o. op komst is. Een herstructurering op basis van het door de structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. uitgebrachte eindrapport zal onder meer leiden tot de opleiding voor verzorgende 2 en in de verdere toekomst tot de opleiding voor verplegende beroepen 3 . Eerstgenoemde opleiding zal echter pas voor landelijke invoering in aanmerking komen na een projectfase. Bij laatstgenoemde opleiding zal van een landelijke invoering voorlopig geen sprake kunnen zijn. Zowel het Ministerie van Volksgezondheid als het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen zijn het er in beginsel over eens, dat de opleiding voor de verplegende beroepen tot het reguliere onderwijs in de zin van de WVO moet gaan behoren en derhalve te zijner tijd aan laatstgenoemd ministerie zal moeten worden overgedragen. Het staat echter nog niet vast wanneer dat het geval zal kunnen zijn. Voorts zal het ziekenhuiswezen nog moeten toegroeien naar de conceptie van de dagopleiding, hetgeen veel tijd zal vragen en slechts een langzame, geleidelijke uitbreiding van die opleiding gedoogt. Bovendien zal ook voor de bekostiging van de dagopleiding uit de algemene middelen in plaats van uit de verpleegprijzen een oplossing moeten worden gevonden. De herstructurering als zodanig biedt dus voorlopig 2
Onder opleiding tot verzorgende wordt verstaan een opleiding zich richtend op gezinsverzorging, bejaardenverzorging en kraamverzorging. 3 Onder de opleiding voor verplegende beroepen wordt verstaan een opleiding zich richtend op de algemene, de psychiatrische en de zwakzinnigenverpleging, alsmede op de ziekenverzorging.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
32
geen oplossing. In verband hiermede zullen derhalve maatregelen genomen moeten worden voor een overgangsperiode. Deze overgangsperiode zal eindigen op het moment dat de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. integraal zal kunnen worden ingevoerd, zodat de leerlingen uit de eerste cyclus van het voortgezet onderwijs dan kunnen kiezen uit een onderwijsaanbod in dagopleidingsverband, welk overeenstemt met hun belangstelling. De te nemen maatregelen voor de overgangsperiode zullen de weg moeten vrij houden voor de ontwikkeling van een nieuwe structuur m.h.n.o./ m.s.p.o. Over de vraag welke maatregelen nodig zouden zijn om tot oplossing van de inas-problematiek te komen is reeds in het voorjaar 1974 in de Lochemse werkgroep/m.h.n.o. en in de ambtelijke projectgroep m.h.n.o./m.s.p.o. uitvoerig van gedachten gewisseld. Daarna is overleg gevoerd met de betrokken onderwijsorganisaties in de zogenaamde commissie van overleg. Verschillende oplossingen binnen het huidige inas-model zijn daarbij overwogen, doch een verantwoorde oplossing bleek alleen te kunnen worden gevonden in een splitsing van de nu nog tweedelige doelstellingen van de inas-opleiding. 2.3. Het gewijzigde
inas-opleidingsmodel
Eén van de beide deeldoelstellingen van de huidige inas-opleiding, te weten de voorbereiding op huishoudelijke functies in inrichtingen wordt ondergebracht bij de m.h.n.o.-opleiding huishoudkunde. Daartoe zal bij de laatstgenoemde opleiding, uiteraard met inachtneming van de financiële mogelijkheden, een onderwijskundige voorbereiding en realisering van niveaudifferentiatie, bedoeld in het eindrapport van de structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. en formalisering van de toelaatbaarheid vanuit het 4-jarig l.h.n.o. noodzakelijk zijn. Met het oog hierop is de begeleidingscommissie huishoudkunde inmiddels verzocht om in het kader van het project aan de ontwikkeling van niveaudifferentiatie binnen de opleiding huishoudkunde de grootst mogelijke voorrang te verlenen. Binnen deze opleiding huishoudkunde zal ook de praktijkleerperiode welke voor de inas-leerlingen in hun voorbereiding op huishoudelijke functies in inrichtingen steeds van grote waarde is geweest, een plaats vinden. Intussen is in het kader van de planprocedure het aantal opleidingen huishoudkunde, uitgebreid. De doelstelling van de daardoor gewijzigde inas-opleiding kan dan als volgt worden omschreven: «Jongeren, die onvoldoende mogelijkheden hebben voor het door hen gewenste beroepsonderwijs in dagopleidingsverband en daarnaast te jong zijn om geplaatst te worden als leerling van een in-service-opleiding in de gezondheidssector en in de welzijnssector de gelegenheid te bieden om in dagopleidingsverband onderwijs te volgen, waardoor: - het kennis- en vaardigheidsniveau in algemene zin wordt verhoogd; - de maatschappelijke vorming wordt verdiept; - de oriëntatie in de gezondheidssector en in de welzijnssector wordt uitgebreid.» De gewijzigde inas-opleiding richt zich welbewust op jongeren met interesse in de richting van de gezondheidszorg en de welzijnszorg. Daarmede wordt voor wat betreft de gezondheidszorg aangesloten bij de huidige situatie, waarin immers ± 7% van de inas-abituriënten in huishoudkundige functies terecht komt (straks via de opleiding huishoudkunde) en de overigen grotendeels toelating tot de in-service-opleidingen in de gezondheidszorg wensen. Met de gewijzigde inas-opleiding wordt beoogd aan een grote vraag van l.h.n.o.-meisjes te voldoen door hun reële doorstromingsmogelijkheid te bieden naar de verplegende beroepen door middel van goed en volwaardig onderwijs. Uitbreiding van de doelstelling in de richting van de welzijnszorg is gewenst aangezien daardoor de verdere opleidingsmogelijkheden voor een grote groep jongeren worden vergroot.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
33
Deze opleiding inas in gewijzigde vorm, waarbij dus één van de beide deeldoelstellingen volledig blijft bestaan, zou met handhaving van de afkorting inas kunnen worden aangeduid als: interim algemene schakelopleiding, hetgeen alleen al om formele redenen aanbeveling verdient. Ook geeft «Inas» als afkorting van de nieuwe naam beter de doelstelling van de opleiding weer dan de afkorting inas thans bij de huidige opleiding. Anderzijds zijn tegen de ondergeschoven nieuwe betekenis ook bezwaren aan te voeren. Daarom zal worden gezocht naar een andere benaming. De inhoud en didactiek van de opleiding zullen afgestemd zijn op de behoeften van de leerlingen en worden gegeven op basis van de verworvenheden van het beroepsonderwijs. Daar de scholen kunnen kiezen uit verschillende opleidingsmodellen zal de lessentabel flexibel van opzet zijn in die zin, dat een grote vakkenkeuze mogelijk is ter vrije beschikking van de school. Dit geldt ook voor de duur van de opleiding die zal kunnen variëren van minimaal 1 tot maximaal 2 jaar, waardoor verschillende opleidingsmodellen mogelijk worden. Om een zinvolle begeleiding van een leerling naar de toekomstige werksituatie te verwezenlijken, zal extra aandacht worden geschonken aan de praktijkoriëntatie aan het verlenen van steun bij de introductie in de werkvelden, bij praktijkoriëntatie kan gedacht worden aan onder andere goed voorbereide schoolexcursies, dan wel oriëntatiedagen, projectwerken, werkweken en dergelijke, waarin ook buitenschoolse activiteiten en oriëntering in groepsverband kunnen plaatsvinden, een en ander mede afhankelijk van de mogelijkheden ter plaatse of in de regio. Ook kan aan een praktijktijd gedacht worden, dat wil zeggen een aaneengesloten periode. Ter uitwerking van deze gedachten en voor het ontwerpen van een programma is een projectgroep inas nieuwe stijl ingesteld. Aan deze projectgroep zal tevens worden gevraagd na te gaan welke criteria door de scholen te hanteren zijn om tot een eigen keuze te komen. Ten einde de scholen zoveel mogelijk de gelegenheid te bieden zelf prioriteiten te stellen en het onderwijs naar eigen inzicht in te richten, zodat een programma kan worden aangeboden dat is aangepast aan de behoeften van de leerlingen en aan de behoeften/mogelijkheden van de plaats of regio, zal ten behoeve van de gewijzigde inas-opleiding een leraarlessenformule worden ontwikkeld. Het maatschappelijke effect van de gewijzigde inas-opleiding zal gewaarborgd moeten zijn in die zin, dat de abituriënten van de opleiding toelaatbaar zullen moeten zijn tot de bestaande in-service-opleidingen in degezondheidssector, te weten de opleiding ziekenverpleging A, de opleiding ziekenverpleging B, de opleiding Z-verpleegkunde en de opleiding tot ziekenverzorgende en tot die in de welzijnssector zoals m.b.o.-i.w., m.b.o.-c.w. en dergelijke. Verwacht mag worden dat het diploma van de herziene inasopleiding een betere aansluiting aan het aanvangsniveau van de in-serviceopleidingen zal geven dan thans het geval is. 2.4. De opleiding
o.v.b.
Hoewel in andere zin dan bij de inas-opleiding heeft het 4-jarig worden van het l.h.n.o. ook consequenties voor de opleiding oriëntering verzorgende beroepen (o.v.b.). De bovenbouw van het vierjarig l.h.n.o. heeft nl. een tweeledige functie. Zij geeft gelegenheid om het algemene ontwikkelingspeil van de leerlingen te verhogen en hen daarnaast te oriënteren met betrekking tot de beroepswereld, die binnen hun mogelijkheden zal komen te liggen, waaronder ook die van de verzorgende beroepen. De functie van de o.v.b. is specifiek gericht op een oriëntering ten aanzien van verzorgende beroepen en beoogt voorts om op zinvolle wijze de periode te overbruggen, totdat de leerlingen kunnen worden toegelaten tot die in-service-opleidingen, waarvoor zij opteren en waarvoor leeftijdseisen gelden. Ten aanzien van de laatste functie, nl. het overbruggen van een leeftijdsgap, geldt in het algemeen, dat deze functie door het vierde leerjaar van het l.h.n.o. wordt overgenomen. Er zullen echter een aantal leerlingen blijven, die na het voltooien
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
34
van het vierde leerjaar l.h.n.o. nog te jong zijn om tot een in-service-opleiding te worden toegelaten. Voor deze leerlingen zal er een opvang noodzakelijk blijven. Deze opvang zal kunnen plaatsvinden in de opleiding inas we stijl, waar behalve een verhoging van het kennis- en vaardigheidsniveau in algemene zin en een verdieping van de maatschappelijke vorming een uitbreiding plaats vindt van de oriëntatie in de gezondheidssector en in de welzijnssector. Dit laatste is met name van belang omdat de oriëntatie ten aanzien van de beroepswereld in het vierde leerjaar van het l.h.n.o. van meer algemene aard is. Met inachtneming van het vorenstaande kan de opleiding o.v.b. met ingang van 1 augustus 1976 worden beëindigd. Uit bekostigingsoogpunt is het niet mogelijk de o.v.b. te laten voortbestaan nu haar functies zijn overgenomen door met 4-jarig l.h.n.o., terwijl de o.v.b. voorts naast de gewijzigde inas geen specifieke functie meer heeft. In relatie met het bovenstaande wordt in 1976 een uitbreiding aan de opleiding inas nieuwe stijl gegeven in het kader van de planprocedure. In verband met het vorengaande zullen voorbereidingen worden getroffen tot wijziging van het Besluit m.h.n.o. in deze zin, dat de huidige bepalingen inzake de afdeling inas worden aangepast en de afdeling o.v.b. daaruit komt te vervallen. 3. De vooropleiding hoger beroepsonderwijs (v.h.b.o.) Zoals in hoofdstuk II, punt 8, reeds wordt gesteld, zullen bij detotstandkoming van de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. de mogelijkheden van horizontale en verticale doorstroming gerealiseerd dienen te worden. De verticale doorstroming van een opleiding m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl naar een verwante opleiding in het h.h.n.o. en h.s.p.o. en zo mogelijk niet verwante h.b.o. opleiding dient in principe binnen elke nieuwe opleiding mogelijk gemaakt te worden. Met dit beleidsperspectief voor ogen wordt in navolging van de structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. realisering van de verticale doorstroming in de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. door middel van een aparte afdeling, zoals in de huidige structuur van het m.h.n.o. door middel van de v.h.b.o., afgewezen. Echter zullen binnen de projecten (zie hoofdstuk IV, punt 5) onder andere de mogelijkheden van een dergelijke doorstroming moeten worden onderzocht en beproefd, waarbij de ontwikkelingen in alsmede de kennis, het inzicht en de medewerking van alle betrokkenen bij de huidige opleiding v.h.b.o. mede dienen te worden benut. Het vorengaande betekent, dat in elk geval gedurende de projectfase de afdeling v.h.b.o. zal blijven functioneren als een afzonderlijke afdeling. Voor zover gedurende die fase voorts zou blijken, dat de doelstelling van de huidige v.h.b.o. inderdaad in de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. kan worden gecontinueerd, kan voordat de integrale invoering van alle opleidingen m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl heeft plaatsgevonden, de afdeling v.h.b.o. als afzonderlijke afdeling niet worden gemist. 4. De vormingsklas De doelstelling van het m.h.n.o./m.s.p.o. zoals geformuleerd in hoofdstuk II onder punt 2 maakt een opleiding als de huidige m.h.n.o.-opleiding vormingsklas overbodig. Het is niet de taak van genoemd middelbaar beroepsonderwijs, om abituriënten van niet-beroepsgericht voortgezet onderwijs een aanvullende algemene en huishoudelijke vorming te geven hoe belangrijk en waardevol deze op zich zelf ook is. De structuurcommissie m.h.n.o./m.s.p.o. constateert in haar eindrapport terecht, dat een dergelijke vorming buiten het kader van het nieuwe m.h.n.o./m.s.p.o. dient te worden gerealiseerd. Evenmin moet het tot detaak en doelstelling van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl gerekend worden een tijdelijke opvang te bieden aan onderwijsvragenden, die nog te jong zijn voor toelating tot bepaalde opleidingen.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
35
Echter ook hier evenals m.m. bij het v.h.b.o. geldt, dat de vormingsklas niet kan en mag verdwijnen voordat haar huidige functie elders isingebouwd en voordat aansluitende onderwijsmogelijkheden door integrale invoering van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuw stijl tot stand zijn gekomen. 5. Bijscholing en applicatie Voor het schooljaar 1975-1976 zijn de navolgende maatregelen op het gebied van applicatie en bijscholing voor docenten m.h.n.o. en m.s.p.o. getroffen: a applicatiecursussen gezondheidskunde en omgangskunde tweede graad worden voorbereid; b in het schooljaar 1975-1976 zal de reeds bestaande applicatiecursus huishoudkunde tweede graad worden geïntensiveerd; c gestreefd zal worden naar een intensivering van de bijscholing methodische praktijkbegeleiding; d de bijscholing didactische werkvormen ten behoeve van het m.h.n.o./m.s.p.o. zal zo spoedig mogelijk worden gestart. 6. Het m.h.n.o. en het m.s.p.o. in het kader van de planprocedure Tot het moment, dat het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl, geheel of gedeeltelijk, kan worden ingevoerd dient uitbreiding van opleidingen m.h.n.o. en m.s.p.o. oude stijl middels de planprocedure in het algemeen met extra voorzichtigheid plaats te vinden. Er zijn echter opleidingen oude stijl, die inpasbaar zijn in of een voorwaarde vormen om te komen tot een nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. Het aantal van deze opleidingen kan zeker worden uitgebreid, mede gelet op de maatschappelijke behoefte aan abituriënten van deze opleidingen en het in relatie met deze behoefte geringe aantal bestaande opleidingen. Het betreft hier de m.h.n.o.-afdelingen Huishoudkunde en de opleidingen voor assisterende beroepen in de gezondheidszorg en de m.s.p.o.-opleidingen bejaardenverzorgende m.b.o.-c.w., m.b.o.-s.d., en m.b.o.-i.w., m.b.o.a.p./p.b. 7. Coördinatie van in gang zijnde en op gang komende ontwikkelingen De reeds in gang zijnde dan wel op gang komende ontwikkelingen in het huidige m.h.n.o. en m.s.p.o. zullen zodanig moeten worden gecoördineerd, dat zij zich bewegen in de richting van en in relatie met het beleid om tot de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. te komen De coördinatie van deze ontwikkelingen dient door de stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. en de departementale werkgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. te geschieden. In concreto gaat het om de activiteiten, zoals - de cursusduur van de opleiding kinderverzorging/jeugdverzorging - het integreren van de twee-jarige opleiding kostuumnaaien en de éénjarige opleiding couture tot een driejarige ongedeelde opleiding kostuumnaaien/couture op die scholen, waar beide opleidingen aanwezig zijn - de ontwikkelingen in de opleiding huishoudkunde - de ontwikkelingen in het project v.h.b.o. - de ombouw van de dagopleiding bezigheidstherapie tot een dagopleiding activiteitentherapieën. Het verdient aanbeveling dat de reeds in gang zijnde dan wel op gang kome de ontwikkelingen in de opleidingen, die verwant zijn aan het huidige m.h.n.o. en m.s.p.o. en die in de toekomst mogelijkerwijs een plaats zullen krijgen in de nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. maar op dit moment niet onder het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen ressorteren, zich eveneens bewegen in de richting van en in relatie met het beleid om tot een nieuwe structuur m.h.n.o./m.s.p.o. te komen. Met de instanties en/of organisaties, die verantwoordelijkheid dragen voor de ontwikkelingen in bovenbe-
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
36
doelde opleidingen zullen de stuurgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. en de departementale werkgroep herstructurering m.h.n.o./m.s.p.o. regelmatig overleg moeten hebben, ten einde te bewerkstelligen, dat deze ontwikkelingen zich bewegen in de richting van en in relatie met het beleid ten aanzien van het m.h.n.o./m.s.p.o. nieuwe stijl.
Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13 794, nrs. 1-3
37
18