Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1997–1998
25 600 XIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 1998
Nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 17 oktober 1997 In de Kabinetsreactie (TK 1995/96, 24 400 IXB, nr. 30) op het evaluatierapport inzake de WVA/S&O (voorheen de WBSO) is de Tweede Kamer een notitie toegezegd over de positie van software projecten in de wet, naar aanleiding van de wetswijziging die begin 1997 is ingevoerd voor deze projecten. Bijgaand ontvangt u deze notitie. De Minister van Economische Zaken, G. J. Wijers
KST24650 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XIII, nr. 5
1
Notitie inzake de positie van software projecten binnen de WVA/S&O regeling 1. Inleiding en samenvatting Deze notitie geeft een beeld van de software projecten in de Wet Vermindering Afdracht/Speur- en ontwikkelingswerk (WVA/S&O, de voormalige WBSO), naar aanleiding van de eind 1996 gewijzigde wet voor de software. Naast cijfermatige informatie zijn ook de resultaten van een beoordelingsronde van door Senter afgewezen software projecten vermeld. Tot deze beoordelingsronde is besloten na publicaties en onrust over de massale afwijzing van een bepaald type software projecten. Op basis van 50 a-select gekozen afgewezen projecten en ruim twintig door externen geselecteerde en aangeleverde afgewezen projecten hebben Informatie- en Communicatietechnologie (ICT-)deskundigen van het ministerie van Economische Zaken zich een beeld gevormd van de projecten en afwijzingsgronden. Ook Bakkenist Management Consultants is gevraagd om een oordeel. Het S&O-loon van de goedgekeurde software-projecten beslaat 15,5% van het S&O-loon van alle tot nu toe in 1997 binnen de WVA goedgekeurde projecten. Hiermee lijkt software alleszins acceptabel vertegenwoordigd te zijn in de WVA/S&O. Software-projecten worden onderscheiden in procesgerichte softwareprojecten, productegerichte software-projecten en pure programmatuur projecten. Proces- en productgerichte sofware-projecten scoren redelijk gemiddeld voor wat betreft de verhouding tussen het toegekende S&O-loon en het aangemelde S&O-loon (80 à 90% wordt goedgekeurd). Van de aangemelde pure programmatuur projecten is slechts een zeer klein deel goedgekeurd; in aangemeld S&O-loon gemeten 19%. De beoordelingsronde van de afgewezen pure programmatuur projecten heeft tot de volgende conclusies geleid, die unaniem door de beoordelaars worden onderschreven: – in vrijwel alle gevallen is, op basis van de beschikbare informatie in de beoordelingsfase, terecht afgewezen. Slechts in een enkel geval valt het oordeel bij herlezen van het dossier anders uit; – het huidige aanvraagformulier «dwingt» de aanvragers onvoldoende om de technische nieuwheid (voor zover aanwezig) te vermelden. Slechts de functionele nieuwheid wordt uitgebreid vermeld, ook wanneer Senter met een vragenbrief nadrukkelijk vraagt naar de technische nieuwheid; – de sector verstaat onder «ontwikkelen van programmatuur» ook activiteiten die we nadrukkelijk niet willen ondersteunen en dus expliciet zijn uitgesloten in de regelgeving. De indruk is ook dat bewust naar de regeling is toegeschreven, ook voor projecten die nadrukkelijk zijn uitgesloten; – Wet en Afbakeningsregeling behoeven niet te worden aangepast, de in technische zin innovatieve projecten kunnen èn worden gehonoreerd; – wel noodzakelijk is een aanpassing van het aanvraagformulier, terwijl Senter in het najaar een fors voorlichtingstraject zal verzorgen. Ook zal Senter de mogelijkheid bezien om de afwijzingsgronden verder toe te spitsen op de afzonderlijke projecten. De bedrijven die bezwaar aantekenen krijgen in de bezwaarfase de gelegenheid om alsnog met aanvullende informatie de technische nieuwheid van het project te onderbouwen. Senter doet in deze fase een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XIII, nr. 5
2
uiterste poging om toch de S&O kern van het project (indien die aanwezig kan zijn) boven water te krijgen. Op dit moment loopt de bezwaarfase nog, zodat nog geen totaal beeld bestaat van de uitkomsten. De eerste indruk is evenwel dat voor een niet te verwaarlozen aantal projecten de technische nieuwheid aanzienlijk beter wordt onderbouwd dan bij de aanvraag is gebeurd. Dit onderstreept de noodzaak om het aanvraagformulier en het voorlichtingsmateriaal aan te passen en door middel van voorlichtingsbijeenkomsten de doelgroep beter te informeren over de strekking van de wet. 2. Cijfers en vergelijkingen Tabel 1 geeft inzicht in de belangrijkste cijfers over aanvragen en toekenningen. Vermeld wordt steeds het S&O-loon dat behoort bij de ingediende, afgewezen en toegekende projecten. De S&O-tegemoetkoming wordt over het toegezegde S&O-loon berekend. Tabel 1 Aanvragen en toekenningen, uitgedrukt in S&O-loon1, in gld. Aangevraagd Categorie Alle projecten Alle projecten excl. software Software waarvan – procesgericht – productgericht – programmatuur
Toegezegd
Afgewezen
S&O-loon
S&O-loon
Percentage
S&O-loon
Percentage
3 791 360 231 2 875 407 940 915 952 291
3 062 112 343 2 587 415 283 474 697 060
82 92 52
670 533 499 235 470 153 435 063 346
18 8 48
85 844 273 348 000 311 482 107 707
69 276 523 311 027 258 94 393279
83 92 19
14 536 015 25 369 592 395 157 739
17 8 81
1
De kolommen toegezegd en afgewezen tellen niet geheel op tot totaal aangevraagd omdat op een aantal aanvragen nog geen verklaringen zijn afgegeven, vanwege administratieve redenen (nog ontbreken van een Loonbelastingnummer) of omdat aanvragen worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van beroepsprocedures over aanvragen 1996.
Aanvragen Het S&O-loon dat door aanvragers is opgegeven bij de ingediende softwareprojecten bedraagt 24,2% van het totale bedrag dat voor alle projecten samen is opgegeven. De verdeling van het opgegeven S&O-loon over procesgericht, productgericht en pure programmatuur bedraagt 9,3; 36,6 en 54,1%.
Toekenningen Van het totale S&O-loon van alle goedgekeurde projecten heeft 15,5% betrekking op software. Het percentage toekenningen bij de pure programmatuurprojecten springt er in negatieve zin uit. Er zijn drie belangrijke afwijzingsgronden: – ontwerp en realisatie van functionaliteit op basis van beschikbare ICT (in de sector weliswaar het ontwikkelen van programmatuur genoemd, maar geen ontwikkelingswerk in de zin van de wet); – bouwen van toepassingen. De sector verstaat onder ontwikkeling ook activiteiten die in de wet en afbakeningsregeling nadrukkelijk worden uitgesloten als Speur- en ontwikkelingswerk. Dit blijkt uit de zeer grote hoeveelheid administratieve/ bestuurlijke/kantoor projecten die is ingediend waarbij uitsluitend sprake is van bouw en niet van S&O. Deze categorie projecten wordt nadrukkelijk uitgesloten in de Afbakeningsregeling (artikel 1 lid c en d), terwijl ook de toelichting op de Afbakeningsregeling hier nadrukkelijk op wijst. Dit
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XIII, nr. 5
3
massaal indienen van duidelijk uitgesloten projecten duidt ook op het naar de regeling toeschrijven van projecten, waarbij voor sommige aanvragers ook lijkt te gelden «nooit geschoten is altijd mis». Met nadruk zij nog eens vermeld dat de WVA/S&O-regeling zich richt op het stimuleren van de ontwikkeling van voor de aanvrager technisch nieuwe programmatuur; het ondersteunen van de implementatie van nieuwe programmatuur is uitdrukkelijk niet aan de orde. Uiteraard geldt dit ook voor de niet-software projecten; altijd dient het te gaan om eigen Speur- en ontwikkelingswerk. 3. Oordeel over aandeel software Vergelijkingen met voorgaande jaren zijn zeer moeilijk, aangezien voorheen geen aparte categorie softwareprojecten werd onderscheiden. Wel is een vergelijking mogelijk met de uitkomsten van onderzoek van het CBS (oktober 1995) over S&O en software onderzoek bij bedrijven in Nederland. Daaruit bleek dat van het S&O-werk in Nederland 18% software S&O is. Hoewel een vergelijking tussen het CBS-cijfer en het aandeel in de WVA/S&O met de nodige voorzichtigheid dient te geschieden1, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de sofware zich met een aandeel van 15,5% in de WVA/S&O een positie heeft verworven die een redelijke spiegel is van de S&O activiteiten in Nederland op software gebied. De ondersteuning vanuit de WVA/S&O slaat dus daar neer waar die ook bedoeld is. 4. Verschillen per type aanvrager
Structurele aanvragers (bedrijven die elk jaar hebben aangevraagd) kennen veel hogere toekenningspercentages dan gemiddeld voor de softwareprojecten. In het geval van pure programmatuurprojecten is het zelfs sterk afwijkend. Het toegekend S&O-loon van pure programmatuurprojecten bedraagt 31% van het aangevraagd S&O-loon. Voor alle aanvragers ligt dit op 19%. Bij de nieuwkomers (d.w.z. aanvragers die nooit eerder een aanvraag hebben ingediend) ligt het toekenningspercentage met 7% beduidend lager dan het gemiddelde van 19%. Wanneer gekeken wordt naar de aanvragen van bedrijven die met tussenkomst van de subsidie-adviseurs zijn ingediend, blijkt dat bij de proces- en productgebonden projecten het percentage goedgekeurde projecten over het algemeen relatief hoog is. Bij pure programmatuurprojecten blijft de score juist achter. 5. Slotconclusies en te ondernemen acties
1
De populatie van de WVA/S&O is veel groter dan bij het CBS, door waarschijnlijk het veel grotere aantal kleinere bedrijven in de WVA/S&O. Een tweede punt is de wat ruimere definitie bij het CBS van softwareonderzoek. Daar staat tegenover dat bij de WVA/S&O in bepaalde projecten ook hardware componenten zitten.
De bepalingen in de Wet en de Afbakeningsregeling bieden softwareprojecten die technisch innovatief zijn een goede toegang tot de regeling. Pure programmatuurprojecten die toepassing/implementatie betreffen waarbij alleen nieuw functionaliteit wordt «ontwikkeld», worden in lijn met de bedoeling van de wet afgewezen. Er worden te veel projecten ingediend die expliciet in de Afbakeningsregeling zijn uitgesloten. Dit geeft aan dat het voorlichtingsmateriaal kan worden verbeterd en/of onvoldoende gelezen wordt. Daarnaast is het mogelijk dat het credo van «niet geschoten is altijd mis» opgeld doet. De eerste ervaringen in de bezwaarfase duiden er op dat voor een aantal projecten er nieuwe informatie wordt overlegd door aanvragers die een veel betere onderbouwing van de technische nieuwheid van de projecten oplevert.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XIII, nr. 5
4
Op grond van deze bevindingen is het aanpassen van de Wet en/of de Afbakeningsregeling niet aan de orde. Wel is besloten tot de volgende acties: – Een heel goed voorlichtingstraject is een absolute noodzaak, zowel schriftelijk (b.v. brochure) als mondeling (gesprekken met bedrijven, branche-organisatie e.d.). Senter zal in het najaar een fors voorlichtingstraject verzorgen, met bijeenkomsten in het land en nieuwe teksten bij de brochure, inclusief voorbeeldprojecten. Hierbij zal de aandacht vooral gericht zijn op de nieuwe aanvragers, van wie de pure programmatuurprojecten massaal zijn afgewezen. De branche-organisatie FENIT zal hierbij betrokken worden; – Het aanvraagformulier zal op onderdelen worden aangescherpt. Het vaststellen van de technische nieuwheid op basis van de verstrekte gegevens blijft het belangrijkste punt bij de beoordeling, terwijl ook het voorkómen dat men te gemakkelijk naar de regeling toe kan schrijven belangrijk is. Het formulier dient hier meer op te sturen; – Senter zal de afwijzingsgronden in de beschikking, binnen het kader van een efficiënte uitvoering van een generieke en omvangrijke regeling, verder toespitsen op het betrokken project. De aanvrager kan daardoor een beter zicht krijgen op de redenen van de afwijzing. Het doel is daarmee ook de kwaliteit van de toekomstige aanvragen te bevorderen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XIII, nr. 5
5