Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1997–1998
25 600 VI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 1998
Nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING Inhoudsopgave algemeen deel I
Algemeen
II
Sectoraal beleid en wetgevingsprogramma
14
III
Samenvatting begrotingscijfers en financieel beheer
32
IV
Feiten en cijfers
44
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
2
70
BIJLAGEN
7U1060 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
1
I. ALGEMEEN Inleiding Door het huidige kabinet zijn stapsgewijs extra middelen vrijgemaakt voor uitbreiding en versterking van verschillende justitiële diensten en de rechterlijke macht. De in de jaren tachtig gegroeide wanverhoudingen tussen taken en middelen van bijvoorbeeld Openbaar Ministerie en gevangeniswezen zijn hierdoor grotendeels weggenomen. Er zijn tevens ingrijpende reorganisaties doorgevoerd, zoals van het Openbaar Ministerie, de reclassering en de jeugdbescherming. Toerusting en modernisering van de rechtelijke organisatie staan inmiddels hoog op de agenda. Het stappenplan voor de vreemdelingenketen heeft belangrijke positieve effecten gehad. Door een projectmatige aanpak is de achterstand in de behandeling van asielaanvragen grotendeels ingehaald. Op veel terreinen is de doelmatigheid merkbaar vergroot, zoals blijkt uit de verrichtingen van onderdelen van de rechterlijke macht en van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Belangrijke inhoudelijke beleidswijzigingen zijn aangebracht met betrekking tot de toelating van vreemdelingen en de gefinancierde rechtsbijstand. Er zijn striktere regels ingevoerd voor de toepassing van bijzondere opsporingsmethoden. De aanpak van de georganiseerde criminaliteit is verbeterd door centrale prioriteitstelling en betere aansturing van de kernteams. Voor de toepassing van strafrechtelijke sancties zijn nieuwe beleidslijnen uitgezet. Het sinds het midden van de jaren tachtig ingezette, brede veiligheidsbeleid is door het kabinet in nieuwe banen geleid. Binnen het kader van het Grotestedenbeleid is een impuls gegeven aan de aanpak van overlast gevende criminelen en aan de preventie van jeugddelinquentie (het programma Jeugd en Veiligheid). Met het bedrijfsleven is intensief samengewerkt binnen het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing ter bestrijding van roofovervallen en voertuigdiefstallen en ter verbetering van de beroepsmoraal. Er zijn nieuwe lijnen uitgezet voor een evenwichtig en effectief drugbeleid. Het gevoerde beleid heeft inmiddels tot concrete resultaten geleid. In hoofdstuk IV worden kerncijfers gepresenteerd die een overzicht bieden van de belangrijkste verrichtingen van de verschillende sectoren en de rechterlijke macht. Enkele frappante ontwikkelingen verdienen hier reeds afzonderlijke vermelding. Het aantal heenzendingen van preventief gehechten is gedaald van ruim 5 000 in ’94 tot minder dan 2000 in ’96. In overeenstemming met de in de beleidsnota In Juiste Verhouding uit ’96 genoemde doelstelling is het aantal door meerderjarigen gestarte taakstraffen sterk gestegen, namelijk van ruim 12 700 in ’94 tot bijna 16 000 in ’96. Ook het aantal HALT-afdoeningen waarover met de gemeenten nieuwe afspraken zijn gemaakt, is sterk toegenomen, namelijk met ruim dertig procent tot ruim 21 000 in ’96. Deze verheugende trends lijken zich door te zetten in ’97. Vermeldenswaard is tevens dat de incasso van geldstraffen sterk is verbeterd en dat het aantal ontvluchtingen per 1 000 cellen verder is gedaald.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
Tegelijkertijd vertoont het werkaanbod op enkele belangrijke justitiële beleidsvelden een stabiliserende tendens. Het aantal civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken dat door de rechtbanken wordt behandeld, is de laatste twee jaar stabiel (zie hoofdstuk IV, fig. 19a). Het aantal nieuwe asielzoekers vertoont een enigszins grillig verloop maar is toch aanzienlijk geringer dan enkele jaren geleden. De veelvoorkomende criminaliteit is sinds twee jaar onmiskenbaar aan het dalen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
2
In onderstaande figuur wordt de ontwikkeling getoond van de aantallen bij de politie bekend geworden misdrijven. De verwachting is gerechtvaardigd, dat het aantal opgemaakte processen-verbaal in de komende jaren nog verder zal dalen. Rekening houdend met een reële zekerheidsmarge, kan de prognose gegeven worden dat in de komende drie jaren het aantal opgemaakte processen-verbaal steeds tussen de 1,1 en de 1,25 miljoen zal liggen. Ontwikkeling van door de politie opgemaakte processen-verbaal terzake van misdrijven sinds ’80 1.400.000
1.200.000
1.000.000
800.000
600.000
400.000
200.000
0 Bron: CBS
'80 '81 '82 '83 '84 '85 '86 '87 '88 '89 '90 '91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98
Uit slachtofferenquêtes onder de bevolking zoals de grootschalige Politiemonitor blijkt dat de daling niet berust op een registratie-effect: het aantal misdrijven waarmee de bevolking wordt geconfronteerd, is met een half miljoen gedaald1. De daling van de criminaliteit betreft niet alleen de veelvoorkomende, kleine criminaliteit, maar in het bijzonder ook woninginbraken, roofovervallen op geldinstellingen en bedrijven en autodiefstallen. Bij de daling spelen demografische en daarmee samenhangende culturele factoren ongetwijfeld een rol. Het zal echter geen toeval zijn dat drie delictvormen waartegen specifieke maatregelen zijn getroffen van zowel preventieve als repressieve aard – namelijk woninginbraken, roofovervallen op geldinstellingen en autodiefstallen – zeer duidelijke dalingen laten zien2. Het samen met gemeenten en bedrijfsleven gevoerde beleid lijkt derhalve vruchten af te werpen.
1
CBS, Enquête Rechtsbescherming en Veiligheid, Kwartaalbericht Rechtsbescherming en Veiligheid, 10e jrg., nr. 1, ’97, pp. 4–5. 2 CBS (’97) Kwartaalbericht Rechtsbescherming en Veiligheid. Politiemonitor Bevolking ’97: Landelijke Rapportage (’97), Den Haag/Hilversum. Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (’97), Jaarverslag ’93-’96 Projecteam Overvalcriminaliteit, Amsterdam (V. Jammers).
Door de genoemde positieve ontwikkelingen is er thans voor het eerst sinds vele jaren uitzicht op een zeker evenwicht tussen werklast en middelen. Dit is bemoedigend maar overigens geen reden voor genoegzaamheid. Er resteren nog belangrijke knelpunten. Het is onzeker of, en op welk niveau, een stabilisering van het aantal asielaanvragen zal optreden. De doorstroom binnen de vreemdelingenketen, in het bijzonder in de opvang van verblijfsgerechtigde asielzoekers, is een belangrijk aandachtspunt. Ook de bevordering van de terugkeer van vreemdelingen die niet tot Nederland worden toegelaten, speelt hierbij een belangrijke rol. Het terugkeerbeleid bestaat uit twee sporen: vrijwillige terugkeer verdient de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
3
voorkeur, maar gedwongen terugkeer is het noodzakelijke complement. In de notitie terugkeerbeleid, die de Staatssecretaris van Justitie op 3 juni ’97 aan de Tweede Kamer heeft gezonden (TK ’96–’97, 25 386, nr. 1) wordt uitvoerig ingegaan op de verschillende aspecten van het terugkeervraagstuk. De totale immigratie blijft hoog, mede door gezinshereniging en -vorming. Mede door een verschuiving naar zwaardere en meer bewerkelijke zaken blijft de capaciteit van de rechterlijke macht onder druk staan. Daardoor dreigen achterstanden te ontstaan, vooral bij rechtbanken en gerechtshoven. Het ophelderingspercentage van bij de politie bekend geworden delicten is over de gehele linie veel te laag (zie hoofdstuk IV, figuur 17c). De generaal-preventieve werking van het strafrecht kan daardoor onvoldoende worden benut. Uit publieksenquêtes blijkt dat de Nederlandse burger ontevreden is over de aanpak van de criminaliteit in de eigen buurt door de politie (zie hoofdstuk IV, figuur 17d). Dit is een pijnlijk signaal dat ook Justitie als gezagsdrager zich dient aan te trekken, onder meer door dat signaal te betrekken bij formuleringen van nieuw te ontwikkelen beleid. In de aan te pakken criminaliteitsproblematiek doen zich eveneens minder gunstige ontwikkelingen voor. De toename van het gebruik van geweld, vooral onder jongeren, baart mij grote zorgen. Dit geldt ook de oververtegenwoordiging van bepaalde groepen allochtonen in de criminaliteit. Ruim de helft van de populatie van justitiële jeugdinrichtingen is van allochtone herkomst (zie hoofdstuk IV, figuur 8b). Vooral het grote aandeel van de Marokkaanse jongeren valt op. Anderzijds wordt de allochtone bevolking eveneens in onevenredige mate slachtoffer van criminaliteit1. Het relatief grote aandeel van allochtonen onder zowel de daders als slachtoffers van criminaliteit hangt samen met hun oververtegenwoordiging in de achterstandswijken van de grote steden, hun lage niveau van opleiding en arbeidsparticipatie en met integratie- en acculturatieproblemen. Het ontstaan van achterstandswijken waarin zich een cumulatie van deze problemen voordoet verdiept de problematiek en is een extra bron van sociale spanningen. Hoewel de criminaliteit in het algemeen daalt, blijft de werklast wegens de toegenomen ernst van bepaalde vormen van criminaliteit hoog. Er blijft druk staan op de capaciteit van de politie, het Openbaar Ministerie, de zittende magistratuur, penitentiaire inrichtingen, TBS-instellingen, justitiële jeugdinrichtingen en de reclassering. Een verdere daling van de heenzendingen kan – hoewel die uitgangspunt vormt voor het bestaande beleid – om dezelfde reden nog niet worden verzekerd. Om op de bestaande en de komende uitdagingen adequaat te kunnen reageren is een verdere versterking van capaciteiten en verbetering van werkwijzen geboden. Inmiddels voltrekken zich in de samenleving ingrijpende veranderingen die Justitie voor nieuwe opdrachten plaatsen. Het is zaak hierop tijdig te anticiperen. Pluriformiteit, sociale cohesie en recht
1
Loef, Kees (’93), Allochtonen als slachtoffer van onveiligheid. In: Integrale veiligheidsrapportage: Achtergrondstudies. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken, DGOOV, pp. 105–112.
Door goede wetgeving, rechtsbijstand en rechtspleging kan worden voorkomen dat er nodeloos conflicten ontstaan en kunnen eenmaal gerezen conflicten tot een oplossing worden gebracht. Het recht reikt de voor alle partijen meest gerede oplossing aan, helpt de overheid om desnoods met gepaste toepassing van dwang en sancties het algemeen belang te dienen maar respecteert steeds de onvervreemdbare rechten van het individu. Daarnaast zijn belangrijke, actuele opdrachten van het recht:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
4
– – – –
de garandering van een aanvaardbaar niveau van veiligheid en het herstel van vertrouwen van slachtoffers; de afwijzing van discriminatie van minderheden en de integratie van minderheden als volwaardige burgers; de reïntegratie van ex-gedetineerden en andere personen die hun straf hebben ondergaan; de bescherming en begeleiding van kinderen in bedreigende situaties.
De toenemende economische, sociale en culturele pluriformiteit in de samenleving maakt een toereikende uitvoering van bovengenoemde taken belangrijker, maar ook zwaarder. Mede vanwege de internationale concurrentieverhoudingen, is de overheid selectiever geworden met interventies in economische en sociale processen. Er wordt meer ruimte gelaten aan de eigen verantwoordelijkheden van de burger, dat wil zeggen aan private initiatieven en marktmechanismen. Er vinden verschuivingen plaats van collectieve naar private verzekeringen (o.a. de Ziektewet), het volkshuisvestingsbeleid is in toenemende mate op afstand van de overheid gezet door de verzelfstandigde positie van woningbouwcorporaties en arbeid vindt plaats op een meer flexibele of zelfstandige basis. Kenmerkend voor de huidige situatie is dat individuele burgers in de samenleving hun eigen weg moeten vinden. Zij kunnen voor de oplossing van conflicten tevens in mindere mate dan vroeger terugvallen op de steun en bescherming van belangenbehartigende organisaties. Tegelijkertijd is ook de culturele pluriformiteit toegenomen. Ouderen en jongeren hebben hun eigen vaak sterk uiteenlopende levenswijzen. Via de massamedia ondergaat de Nederlandse jeugd de invloed van trends in de internationale jeugdculturen. Een markant voorbeeld van de internationalisering zijn de trends in het gebruik van drugs. Andere normen en waarden worden tevens geïntroduceerd door immigranten. Relevant voor Nederland zijn thans, naast de culturen uit voormalige koloniën en uit Turkije en Marokko, ook die van landen van herkomst van asielzoekers, zoals Somalië en Bosnië. Er bestaat thans meer nog dan vroeger behoefte aan de bindende functies van het recht. Het recht moet burgers helpen met elkaar samen te leven in weerwil van hun sterk uiteenlopende economische posities, levensstijlen en levensbeschouwelijke oriëntaties. De jurist moet optreden als bemiddelaar en waar nodig als beslisser. Het recht dient tevens voor het nodige tegenwicht te zorgen, door de zwakkeren te beschermen tegen de ongewenste effecten van toegenomen flexibilisering en dynamisering van de samenleving. De grotere nadruk op eigen verantwoordelijkheid brengt het risico met zich dat delen van de bevolking achterblijven en dat daartegen te weinig wordt ondernomen. Het recht is een belangrijk middel om een voldoende niveau van tolerantie en solidariteit te behouden. Rechtsbescherming, juridische advisering en bemiddeling De pluriformiteit en veranderlijkheid van economische, sociale en culturele systemen maakt het voor de wetgever soms moeilijk om algemeen geldende, inhoudelijke normen vast te stellen. Ter vergroting van de ruimte voor private oplossingen en marktwerking is op veel gebieden overgegaan tot decriminalisering en/of deregulering. Deze beweging impliceert niet dat het recht terugtreedt. Op gebieden waar dit nodig is ter bescherming van kwetsbare belangen blijft het recht dominant aanwezig. Op deze garantiefunctie kom ik hieronder nog terug. Op andere gebieden kiest de wetgever voor normering door middel van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
5
open begrippen zoals «redelijkheid en billijkheid» of «het belang van het kind». In veel gevallen legt de wetgever verfijnde, procedurele regels vast waaraan partijen zich moeten houden. Dit is bijvoorbeeld gebeurd met betrekking tot abortus, euthanasie en medische experimenten. In het sociale recht wordt meer overgelaten aan door de partijen zelf te maken afspraken. De wetgever heeft echter wel het procedurele kader voor deze afspraken vastgelegd. Dit geldt voor de Ziektewet maar ook voor bijvoorbeeld de Arbeidsomstandighedenwet. Werknemers die menen dat hun rechten zijn geschonden, wordt de mogelijkheid geboden van een appèl op de rechter. Ook in het familierecht ligt tegenwoordig veel nadruk op procedurele regels. Op deze wijze wordt beoogd te verzekeren dat alle in het geding zijnde belangen nauwkeurig worden meegewogen zonder dat een algemeen geldende, inhoudelijke norm wordt opgelegd die door sommige partijen als onrechtvaardig of knellend zou kunnen worden ervaren. Het meer kaderstellende karakter van de regelgeving stelt extra hoge eisen aan de rechter en de juridische dienstverlening. De rechtspositie van de zwakkere partijen in het economische verkeer moet meer dan vroeger per geval worden vastgesteld en zo nodig bevochten. Hiervoor is rechtsbijstand vaak onontbeerlijk. De consument eist bovendien ook op juridisch gebied maatwerk dat aansluit bij zijn persoonlijke omstandigheden. De door de wetgever gecreëerde onderhandelingsruimten binnen juridische regelingen dienen in voorkomende gevallen aangepast aan de zich voordoende, individuele problematiek te worden ingevuld. De markt voor juridische dienstverlening is in beweging. De concurrentie neemt toe door de verruimde toetredingsmogelijkheden tot de advocatuur en door de opkomst van nieuwe aanbieders. Ook notarissen en juristen in dienstverband doen in toenemende mate een aanbod op de markt voor juridische dienstverlening. Juist in een rechtsstaat die ruimte wil laten voor persoonlijke omstandigheden moet voor alle burgers steeds de mogelijkheid van een beroep op professionele rechtsbijstand beschikbaar blijven. Juist zo’n samenleving mag geen nieuwe leemten in de rechtshulp laten ontstaan. In de begroting is ruimte gecreëerd voor het op gerichte wijze repareren van de uitval van de vraag naar rechtsbijstand. Op sommige terreinen biedt ook semi-formele conflictbeslechting goede mogelijkheden. Dit geldt in het bijzonder voor situaties waarbij niet alleen belangen botsen maar ook de achterliggende normen en waarden. Dit kan zich voordoen zowel bij internationale conflicten (arbitrage) als bij burenruzies in een multiculturele woonbuurt. Ik wil vormen van alternatieve geschillenbeslechting, waaronder mediation, stimuleren om de toegankelijkheid van het recht, naast de weg naar de gewone rechter, te waarborgen. De lopende proefprojecten hiermee worden voortgezet. Het bevorderen van minnelijke geschillenbeslechting zal ook in het personenen familierecht extra impulsen krijgen. Ik zie het als mijn taak om semi-formele conflictbeslechting te bevorderen en de kwaliteit ervan te helpen bewaken. In het beleid met betrekking tot de gefinancierde rechtshulp zal in het bijzonder de mogelijkheid worden uitgebreid voor de gesubsidieerde aanbieding van juridische adviezen en bemiddeling. Grotestedenbeleid Het recht heeft in het bijzonder een belangrijke functie ter voorkoming van een tweedeling in de samenleving tussen winnaars en verliezers. De noodzaak om de toegang tot het recht open te houden en tevens het algehele niveau van rechtshandhaving te waarborgen, doet zich in het bijzonder voelen in wijken waar sociale en economische problemen zich concentreren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
6
In het kader van het Grotestedenbeleid wordt de oriëntatie van Justitie op de burger en de lokale samenleving geïntensiveerd. Het doel is de objectieve en subjectieve veiligheid in de steden aantoonbaar te verbeteren. Hiertoe dient de gehele strafrechtsketen te worden versterkt. In ’98 wordt het Grotestedenbeleid voortgezet, inclusief de zes toegevoegde steden. In nauwe samenhang met het gemeentelijke veiligheidsbeleid wordt de gerichte aanpak van de specifieke lokale problematiek (delicten, dadergroepen, wijken, slachtoffers) afgestemd in de lokale veiligheidsdriehoek. Hierin worden de prioriteiten ten behoeve van de opsporing en vervolging van veelvoorkomende delicten bepaald. Deze prioriteitstelling wordt thans nader gedifferentieerd op het niveau van stadswijken, met bijzondere aandacht voor de rechtshandhaving in achterstandswijken. De Justitie-aanpak behelst in de eerste plaats een produktieverhoging bij het Openbaar Ministerie en de andere organisaties, welke is gericht op de lokaal aanwezige overlast-categorieën. Hiervoor wordt onder meer de inmiddels verruimde celcapaciteit ingezet. Verder impliceert de Justitieaanpak een kwaliteitsverbetering in het opereren van de lokale Justitieorganisatie door een meer op de lokale behoefte van burger en bestuur gerichte werkwijze. Tenslotte heeft zij een gunstig effect op een modernisering van de Justitie-organisatie in den brede door een versterkt ketenbeheer. Justitie levert zodoende een grotere bijdrage aan de veiligheid in de grote steden dan voorheen, die bovendien zichtbaarder is voor de burger. Het is primair aan de hoofdofficier, als partner in de lokale driehoek, om de andere Justitie-organisaties zoals reclassering en Raad voor de Kinderbescherming bij de integrale aanpak te betrekken, en bijvoorbeeld een optimale benutting van de celcapaciteit te garanderen door middel van zorgvuldig en transparant ketenbeheer. Het Grotestedenbeleid biedt Justitie de kans om, nog meer dan voorheen, in samenwerking met haar partners het adequate samenstel in te zetten van preventieve en repressieve maatregelen. Dit verhoogt de effectiviteit van de rechtshandhaving. Inmiddels lopen negen experimenten ter vernieuwing van de (lokale) Justitie-organisatie. Het betreft vijf projecten «Justitie in de buurt», drie projecten «Accountmanagement» (Justitie één loket) en voorshands één project «Zicht op Justitie». Het Grotestedenbeleid vraagt van de betrokkenen, inclusief Justitie, een principieel interbestuurlijke, intersectorale en interdepartementale opstelling. In zoverre vormt deze benadering een proeftuin voor de toekomstige Justitie-organisatie. Bij de locaties voor de experimenten is principieel gekozen voor steden die participeren aan het Grotestedenbeleid. In de uitvoering wordt nauw samengewerkt met het stadsbestuur en andere lokale partners. Deze externe oriëntatie is uitgangspunt bij het experiment «Justitie in de buurt». Justitie in de buurt Wellicht de grootste opdracht voor Justitie op het organisatorische vlak is het toegankelijk houden, en deels maken, van de rechtspleging voor alle burgers. De ingezette reorganisatie van het Openbaar Ministerie beoogt onder meer een zekere mate van centralisatie voor bepaalde taken zoals loopbaanbeleid en informatievoorziening. In de sfeer van de rechtspleging worden initiatieven genomen, mede in het verlengde van ZM 2000, om de werkwijze van gerechten te moderniseren. De aandacht gaat wat mij betreft daarbij tevens uit naar het aanbieden van geschillenbeslechting dichter bij de burger. De pluriformiteit van de huidige samenleving betekent ook dat rechtshandhaving en geschillenbeslechting meer moeten zijn afgestemd op lokale situaties. Als een voorbode van deze ombuiging zie ik de instelling van enkele wijkbureaus van Justitie in de loop van ’97. De eerste projecten met Justitie in de Buurt hebben vooral betrekking op
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
7
conflictbeslechting in de schaduw van het strafrecht. Bij kleine delicten wordt bemiddeld tussen dader en slachtoffer. Op overlast door lokale jeugd kan snel en op maat worden gereageerd met groepszittingen en de oplegging van in de wijk uit te voeren taakstraffen. Het is mijn streven dat gerechten hun diensten meer op lokatie gaan aanbieden. In Maastricht bijvoorbeeld wordt een eerste proef genomen met politierechterzittingen in het wijkbureau van Justitie. In civiele zaken zal de kantonrechter als «vrederechter» in de wijk kunnen gaan fungeren. Artikel 45 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie biedt hiervoor de wettelijke grondslag. In dit verband wordt ook bezien of op dit niveau van dienstverlening aan de rechtzoekende het onderscheid tussen straf en civiel voor wat betreft de procedure niet minder absoluut moet worden gemaakt. De eerste ervaringen met Justitie in de Buurt lijken dermate gunstig dat de mogelijkheden voor uitbreiding naar meer lokaties in sociaal-kwetsbare wijken worden bestudeerd. Strafrecht en preventie Het strafrecht dient spaarzaam en doelgericht te worden gebruikt. Het is de taak van het strafrecht heldere normatieve grenzen te trekken ter behartiging van het algemeen belang en essentiële belangen van individuele burgers. In de huidige, pluriforme samenleving wordt over veel normatieve zaken zeer verschillend gedacht. Zoals gezegd doet de wetgever er soms goed aan slechts procedurele regels vast te stellen. Dit betekent echter niet dat vastgestelde strafrechtelijke normen niet strikt gehandhaafd zouden kunnen of moeten worden. Juist in zo’n samenleving dient het strafrecht de normen te markeren waaraan iedere burger zich heeft te conformeren. Voorbeelden van dergelijke kernnormen zijn respect voor de integriteit van het menselijk lichaam en voor het bezit van anderen en van de gemeenschap (een schoon milieu) en het verbod op discriminatie. Halfslachtige handhaving kan gemakkelijk tot misverstanden aanleiding geven over de geldigheid van de desbetreffende normen en is dus ongewenst. In het naleven van wettelijke normen vervult de overheid uiteraard een voorbeeldfunctie. Zoals aangegeven in de nota Grenzen aan het Gedogen mag van de overheid worden verwacht dat alleen op goede gronden en bij wijze van uitzondering wordt gedoogd. Van dit gedogen moet expliciet melding worden gemaakt. Bedrijven die zich te weinig gelegen laten liggen aan de milieuwetgeving dienen bijvoorbeeld strafrechtelijk en bestuurlijk tot de orde te worden geroepen. Convenanten met de desbetreffende bedrijven mogen een consequent strafvorderlijk en bestuurlijk beleid niet in de weg staan. Voor zover gedogen onvermijdelijk is dienen de grenzen waarbinnen wordt gedoogd scherp te worden getrokken. Hoewel de ordenende en beschermende rol van het strafrecht onmisbaar is, moet tegelijkertijd worden beseft dat de middelen en mogelijkheden van het strafrecht beperkt zijn. Daarom wordt gezocht naar andere mogelijkheden om de norm te bevestigen dan via strafrechtelijke handhaving. De aangescherpte normen met betrekking tot de verkoop van cannabis worden bijvoorbeeld in de eerste plaats gehandhaafd door middel van bestuursrechtelijke middelen. Een voorbeeld van een administratiefrechtelijke maatregel in de schaduw van het strafrecht is de Wet-Mulder voor eenvoudige verkeersdelicten. Een actueel voorbeeld is de bevordering van de integriteit van organisaties, waarbij de strafrechtelijke sanctie slechts op de achtergrond een rol speelt. Ook ten aanzien van de jeugdhulpverlening ontstaat vraag naar een nadrukkelijker aanbod van hulp en begeleiding aan gezinnen om repressief optreden vanuit de jeugdbescherming te voorkomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
8
Daarnaast wordt reeds enige tijd een beroep gedaan op andere maatschappelijke actoren om Justitie te ondersteunen. Deze verandering kan getypeerd worden als vermaatschappelijking van het recht. Veel van deze inspanningen kunnen worden samengenomen onder de noemer normbevestiging. Concreet gaat het om de taken criminaliteitspreventie, slachtofferzorg, maatwerk in sancties, detentiefasering, arbeidstoeleiding, begeleiding vanuit de reclassering en uitbouw van de taakstraffen en de ontwikkeling van de jeugdreclassering. In deze verdere vermaatschappelijking van een aantal van de Justitiefuncties zal een beroep gedaan moeten worden op andere overheidsdiensten, particuliere instellingen en het bedrijfsleven. Van andere departementen en maatschappelijke instanties mag worden gevraagd dat zij meer rekening houden met hun normbevestigende verantwoordelijkheid. Voor Justitie betekent dit dat zij zich nadrukkelijker aanbiedt als gesprekspartner bij de vormgeving van verschillende maatschappelijke arrangementen. Door Justitie zal op rijks-, gemeente- en wijkniveau meer aan relatiebeheer worden gedaan. Door het Openbaar Ministerie zijn daartoe in enkele gemeenten proefprojecten opgezet. Justitie kan slechts zuinig zijn in de toepassing van haar juridische instrumentarium onder de conditie dat andere instellingen een bijdrage leveren aan de handhaving van essentiële normen. Geconstateerd moet worden dat in de arrangementen van de huidige verzorgingsstaat selectiemechanismen schuilen die leiden tot het doorschuiven van probleemgevallen naar justitiële instellingen. Indien de repressieve functie van de overheid ultimum remedium wil blijven dan zal daarmee in de vormgeving van deze arrangementen rekening gehouden moeten worden. Hierbij valt te denken aan onderwijs, welzijnswerk, hulpverlening en psychiatrie, arbeidsbureaus en sociale diensten. Het leveren van een bijdrage aan criminaliteitspreventie of integrale veiligheid moet niet worden gezien als «werken voor Justitie» maar als het vergroten van maatschappelijk zeer gewenste neveneffecten van het eigen beleid. Migratie, vreemdelingenbeleid en racismebestrijding Mensen migreren om velerlei redenen; omdat zij in eigen land vrezen voor hun leven of veiligheid, omdat zij zich bij familie willen voegen of omdat zij elders mogelijkheden zien om hun toekomst te verbeteren. Immigratiestromen laten zich moeilijk beheersen. Er is een groot aantal exogene factoren dat niet of slechts indirect, bijvoorbeeld in internationaal verband, kan worden beïnvloed. Het vreemdelingenbeleid is niet alleen afhankelijk van mondiale ontwikkelingen, maar ook van ontwikkelingen op andere beleidsterreinen. Het vreemdelingenbeleid kan dan ook niet geïsoleerd worden bezien. De kracht van het vreemdelingenbeleid ligt in zijn regulerende of sturende werking. Het vreemdelingenbeleid geeft de voorwaarden aan voor toelating en verblijf. Daarbij worden internationale verplichtingen zoals het Vluchtelingenverdrag en het EVRM gerespecteerd. De toelatingsgronden – internationale verplichtingen, klemmende redenen van humanitaire aard en het Nederlandse belang – zullen vanzelfsprekend in acht genomen worden. Voor het asielbeleid, als onderdeel van het vreemdelingenbeleid, geldt dat Nederland noch Europa de grenzen mag sluiten voor wie hier werkelijk moeten kunnen verblijven en daarom zal bescherming altijd geboden moeten worden aan mensen die dat voor korte of langere tijd nodig hebben. Door de afspraken op grond van het Verdrag van Amsterdam zal in de toekomst in communautair verband worden samengewerkt op het terrein van immigratie en asiel. Statistische informatie geeft slechts ten dele inzicht in de regulerende werking van het vreemdelingenbeleid. Sturing geschiedt ook door de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
9
kwaliteit van beslissingen op de aanvragen van individuele personen. Zorgvuldigheidseisen, ook met betrekking tot de mate van rechtsbescherming, moeten worden versterkt. Daarin past een vorm van hoger beroep. Onderzocht zal worden in hoeverre de huidige vreemdelingenwet en lagere regelgeving mede door de huidige relatie met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nog geschikt zijn om als kader voor deze uitgangspunten te dienen. Naar de relatie tussen de AWB en de Vreemdelingenwet zal een onderzoek worden verricht. Verblijfsgerechtigden hebben toegang tot de verzorgingsstaat. De bij de Eerste Kamer aanhangige Koppelingswet reguleert deze toegang. Vreemdelingen die niet voor toelating in aanmerking komen moeten Nederland verlaten. Illegaliteit moet worden bestreden. Het terugkeerbeleid moet duidelijk en effectief zijn, voor het draagvlak in de maatschappij en voor een preventief effect. De vreemdeling draagt een eigen verantwoordelijkheid bij terugkeer. Voor een verantwoord terugkeerbeleid is samenwerking met overheden van landen van herkomst en een invulling van de relatie tussen migratie en ontwikkeling echter onmisbaar. De mogelijkheid van terugkeer zal in een vroegtijdig stadium van de asielprocedure onder de aandacht van asielzoekers worden gebracht. Door het inlopen van de achterstanden door de rechtbanken (in het kader van de uitvoering van het stappenplan asielbeleid) zal het aantal asielzoekers dat zeer lang in de centrale opvang verblijft, verder afnemen. Toelating tot Nederland betekent naast toelating tot het grondgebied ook toelating tot de Nederlandse samenleving. Voor alle verblijfsgerechtigden gelden daarbij rechten en plichten, afhankelijk van de titel van toelating. Hoewel een vreemdeling naarmate zijn verblijfsduur vordert zijn rechtspositie in Nederland versterkt, kunnen inbreuken op de Nederlandse openbare orde reden zijn om het verblijf te beëindigen. Het vreemdelingenbeleid, en in het verlengde daarvan het integratiebeleid, bepaalt mede het karakter van de maatschappij van morgen en dient recht te doen aan het opnamevermogen van een samenleving. Het structurele tekort aan werkplaatsen voor laaggeschoolden in de Westerse landen beperkt de mogelijkheden voor een voorspoedige opname van vreemdelingen met taalachterstanden. De opgave om de structurele werkloosheid onder de reeds aanwezige immigranten terug te dringen, is reeds zwaar. De komst van grote groepen nieuwe immigranten maakt deze opgave nog zwaarder en zou zelfs kunnen leiden tot berusting in het ontstaan van een tweedeling. Tegelijkertijd dient te worden beseft dat xenofobe gevoelens mede ontstaan onder bevolkingsgroepen die met de toegelaten vreemdelingen dingen naar de schaarse banen voor laaggeschoolden en goedkope huisvesting. Voorkomen moet worden dat de sociale cohesie in de samenleving hierdoor wordt aangetast. Voortzetting van het restrictieve reguliere toelatingsbeleid is ook daarom geboden. Met betrekking tot het asielbeleid is sturing uiteraard alleen mogelijk met inachtneming van de internationale verplichtingen en de humaniteit jegens hen die werkelijk bescherming behoeven. De stroomlijning van het procedurele asielrecht in de afgelopen jaren – mede in Europees verband – is hiervan een voorbeeld. Ook met betrekking tot de opvang van asielzoekers en het terugkeerbeleid zal de Europese context belangrijker worden. De soms opwakkerende vreemdelingenhaat in delen van West-Europa dient met kracht te worden bestreden. Door de afspraken in het Verdrag van Amsterdam kunnen de lidstaten voortaan besluiten nemen om discriminatie op grond van -onder meer- etnische afkomst tegen te gaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
10
Ook de vaak minder zichtbare vormen van discriminatie zoals die van vreemdelingen op de arbeidsmarkt moeten effectief worden bestreden. Bij het tegengaan van dergelijke desintegrerende tendenties is in Nederland een belangrijke taak weggelegd voor de klachtencommissie gelijke behandeling, de lokale anti-discriminatiebureaus en het Landelijke Bureau Racisme Bestrijding. Tussen genoemde bureaus is overleg gaande over een nauwere samenwerking om de dienstverlening te kunnen verbeteren. Van belang hierbij is dat wordt gekozen voor een ruime taakopdracht: de activiteiten dienen niet exclusief te zijn gericht op het bestrijden van slechts één specifieke vorm van discriminatie. De gemeenschappelijke noemer moet niet zijn het te beschermen deelbelang van een bepaalde groep maar het grondrecht van een ieder om niet te worden gediscrimineerd. Het juridische begrippenapparaat is van toepassing op uiteenlopende verschijningsvormen die in de beleving van de betrokkenen weinig met elkaar gemeen hebben. Juist in een pluriforme maatschappij dienen alle vormen van discriminatie op dezelfde voet te worden tegengegaan. De in gang gezette ontwikkeling om tot een landelijk netwerk van generieke anti-discriminatiebureaus te komen, beoordeel ik positief en zal door mij worden gesteund. Internationale ontwikkelingen In samenhang met de mondialisering van de economie worden ook bestuurlijke structuren internationaler. Steeds klemmender wordt de vraag welke grondhouding de Nederlandse overheid dient aan te nemen ten aanzien van de tendens van toenemende Europeanisering van wetgeving en rechtspleging, ook anders dan ten behoeve van de realisering van de interne markt en het vrije verkeer van personen. Door sommigen wordt gepleit voor vergaande harmonisering van het strafrecht. Harmonisering is echter in mijn optiek geen doel op zichzelf. Harmonisering wordt bovendien minder realistisch naarmate er meer leden tot de Unie toetreden. Op sommige gebieden is het recht ook de uitdrukking van een nationale traditie of cultuur. Vooral de houding ten aanzien van zogenoemde slachtofferloze delicten verschilt sterk per land. Nederland levert een belangrijke bijdrage aan de internationale discussie over strafrechtspleging en preventie en moet dat ook kunnen blijven doen. De eigen juridische identiteit dient niet dan waar geboden te worden opgegeven. Zo zal steeds zorgvuldig moeten worden afgewogen, waar harmonisering een expliciete meerwaarde heeft en waar niet. De mondialisering van de maatschappij brengt ook een internationale schaalvergroting van de criminaliteit met zich mee. Deze samenhang vraagt om een intensievere internationale samenwerking op het gebied van politie en Justitie. De samenwerking wordt in het bijzonder ontwikkeld in het kader van de zogenoemde «derde pijler» binnen de Europese Unie. In ’98 zal voortgebouwd worden op de resultaten van het Nederlandse voorzitterschap tijdens de eerste helft van ’97. De Europese Raad van Amsterdam heeft de in het Actieplan voor een Europese aanpak van de georganiseerde criminaliteit gevolgde alomvattende aanpak nadrukkelijk onderschreven en aangedrongen op een concrete en snelle uitvoering ervan. In de samenwerking in het kader van de derde pijler zal het voorkomen en bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit de komende jaren dan ook prioriteit blijven houden. De in het Actieplan voorgestane intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking legt zowel de nadruk op preventie als op repressie en op het evenwicht tussen onderlinge aanpassing of harmonisatie van de wetgevingen en praktische samenwerking tussen handhavingsinstanties op zowel gerechtelijk als justitieel niveau. Tevens zal op dit gebied een nauwere samenwerking dienen te worden gerealiseerd met de belangrijkste partners van de Europese Unie, met name met de kandidaat-landen uit
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
11
Midden- en Oost-Europa en met de VS. De in het Actieplan voorziene aanpak van de georganiseerde criminaliteit is voor een groot deel geïnspireerd door de Nederlandse aanpak voor de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Zo worden allereerst aanbevelingen geformuleerd op het gebied van preventie. Aldus komt de preventie ook prominent op de Europese agenda te staan. Niet alleen wordt de aandacht gericht op de bestrijding van de criminele activiteiten, maar ook op maatregelen waarmee de criminele organisaties kunnen worden aangepakt. Verder gaat de Unie zich meer richten op het tegengaan van het witwassen van de uit de criminaliteit verkregen opbrengsten. De gedachte dat de organisatie in de kern van haar activiteiten moet worden getroffen, leidt ertoe dat ook in Europees verband het treffen van maatregelen op het gebied van geld en georganiseerde criminaliteit prioriteit krijgt. Aangezien het Actieplan concrete termijnen bevat, zal ook in ’98 de uitvoering ervan het werkprogramma van de derde pijler sterk bepalen. Europol moet een sleutelrol gaan spelen bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit binnen de Europese Unie. Het ligt in de bedoeling dat Europol medio ’98 feitelijk van start kan gaan. Dit is vooral afhankelijk van een spoedige nationale goedkeuring van het Europol Verdrag door de lidstaten van de EU. Het belang dat aan Europol wordt gehecht, is door de Europese top bevestigd door in het Verdrag van Amsterdam te bepalen dat binnen vijf jaar na inwerkingtreding besluiten moeten worden genomen om de taken en bevoegdheden van Europol uit te breiden. Hoewel ik verwacht dat de ontwikkelingen in de derde pijler voor ’98 aanzienlijk zullen zijn, mag uiteraard niet worden vergeten dat de internationale samenwerking op het gebied van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit ook in andere internationale verbanden voortdurende aandacht zal krijgen. Niet alleen de samenwerking tussen de autoriteiten van de Schengen-landen moet genoemd worden. Op het gebied van de bestrijding van fraude en corruptie wordt in verschillende internationale organisaties zeer nadrukkelijk aan internationale afspraken gewerkt. Ik denk hierbij aan de Raad van Europa, de OESO en de Verenigde Naties. Ten aanzien van de ontwikkeling van maatregelen inzake criminaliteitspreventie wordt ook in toenemende mate internationaal samengewerkt. De conferentie van ministers van Justitie van de Raad van Europa, die in ’97 geheel aan dit onderwerp was gewijd, zorgt in ’98 voor hernieuwde aandacht in het kader van de Raad van Europa. Ook op dit vlak is de VN actief. De samenwerking binnen de Europese Unie zal in ’98 verstevigen. Als uitvloeisel van de EU-conferentie «Crime Prevention: towards a European level», die onder Nederlands voorzitterschap heeft plaatsgevonden, zal de aandacht worden gericht op de ontwikkeling van netwerken in Europees verband. Onder meer zal daartoe in iedere lidstaat een «focal point» voor criminaliteitspreventie worden opgericht. In het kader van de internationale samenwerking bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit neemt de bestrijding van druggerelateerde criminaliteit nog altijd een speciale plaats in. Naast de goedlopende bilaterale samenwerking met de ons omringende landen zal ook op multilateraal vlak in ’98 aandacht worden gegeven aan de internationale samenwerking op dit gebied. Daarbij gaat het niet alleen om de uitwerking van de besluiten van de Europese Raad, maar ook om de voorbereiding van de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de VN over drugs. In VN-verband verdient verder vermelding, dat hard gewerkt wordt aan de oprichting van een permanent internationaal strafhof. Dit strafhof zal in het bijzonder een rol kunnen spelen daar waar ernstige schendingen van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
12
fundamentele normen, men denke aan genocide, oorlogsmisdrijven, agressie en misdrijven tegen de menselijkheid, onbestraft blijven. Naar het zich laat aanzien is in ’98 de afronding van de besprekingen hierover te verwachten. Nederland levert aan deze discussie een zeer belangrijke bijdrage. Na de ondertekening van het Verdrag van Amsterdam zullen de lidstaten van de Europese Unie in ’98 grote inspanningen moeten verrichten ten behoeve van de voorbereiding van de inwerkingtreding van het Verdrag. Hierbij moet in het bijzonder gewezen worden op de totstandkoming van maatregelen die het Schengen-acquis zullen omzetten in Europese regelgeving. De lidstaten hebben zich immers voorgenomen om deze maatregelen gereed te hebben vóór het moment van inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam. Dat dit een bijzonder grote inspanning zal vergen, staat buiten kijf. Nederland zal zich actief opstellen bij het totstandbrengen van deze maatregelen. Uiteraard zal veel aandacht moeten worden besteed aan het nieuwe institutionele kader dat het Verdrag van Amsterdam voor de Europese samenwerking met zich meebrengt. Ik ben verheugd dat met het Verdrag van Amsterdam de Nederlandse wens gerealiseerd is om de rol van het Europese Hof van Justitie op de terreinen van de huidige derde pijler aanzienlijk te versterken. Met het Verdrag is nu tevens duidelijk dat de politiële en justitiële samenwerking binnen de Unie de unanieme instemming van alle lidstaten zal blijven behouden, na raadpleging van het Europees Parlement. De overige beleidsterreinen die door het Verdrag van Maastricht onder de derde pijler zijn gebracht (asiel en immigratie, het gehele visumbeleid en de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken voor zover gerelateerd aan de interne markt), worden door het Verdrag van Amsterdam overgeheveld naar de communautaire rechtsorde. Ook op dit punt is de Nederlandse inzet derhalve met succes bekroond. Voor deze terreinen geldt een overgangstermijn van vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van het Verdrag. In deze overgangsperiode ligt het initiatiefrecht bij de lidstaten en de Europese Commissie gezamenlijk, wordt het Europees parlement geraadpleegd en besluiten de lidstaten met eenparigheid. Tenslotte zal de verdere ontwikkeling van de samenwerkingsrelaties met de Midden- en Oost-Europese landen in ’98 veel aandacht vragen. Belangrijkste mijlpaal is de te verwachten aanvang van de onderhandelingen met enkele Midden- en Oost-Europese landen in verband met hun mogelijke toetreding tot de Europese Unie. Een optimaal verband moet worden gelegd met de in het kader van de Raad van Europa totstandgebrachte verdragen op het gebied van de justitiële samenwerking om ook met deze landen een «espace judiciaire Européenne» te vormen. Bovendien moeten de kandidaat-lidstaten het Schengen-acquis volledig aanvaarden. In het kader van de toetredingsonderhandelingen zal Nederland zich blijvend sterk maken voor de aandacht voor de betekenis van de «rule of law» – de rechtsstatelijkheid – in deze landen. De resultaten van de onder het Nederlands voorzitterschap gehouden conferentie over dit onderwerp gelden daarbij als uitgangspunt. Tenslotte De Nederlandse samenleving krijgt een steeds pluriformer karakter waarbinnen een groot beroep wordt gedaan op de initiatieven en weerbaarheid van de individuele burger. Juist binnen die context moet worden gestreefd naar versterking van het beschermende en bemiddelende vermogen van het recht. Het recht moet, met een oud-Nederlands woord, het gebinte van de samenleving vormen. Het behoud van de verworvenheden van een open, democratische samenleving waarbinnen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
13
ruimte is voor individuele initiatieven en solidariteit met de minder sterken, vereist een hoogwaardige juridische ordening, rechtshandhaving en dienstverlening. Het gaat hierbij niet slechts om het overleg tussen de sociale partners en om het stelsel van sociale voorzieningen, maar ook om een goede infrastructuur voor het recht. De toegang tot de rechter moet voor een ieder zijn gewaarborgd. De kwaliteit van de Nederlandse samenleving in de volgende eeuw zal mede afhangen van de wijze waarop inhoud wordt gegeven aan de democratische en sociale rechtsstaat. Van eminent belang is voortdurende aandacht voor de kwaliteit van het recht en de wijze waarop het recht wordt toegepast. Het is weliswaar noodzakelijk maar lang niet voldoende om ophelderingspercentages te verhogen, procedures verder te stroomlijnen, capaciteiten op orde te hebben en doelmatigheid te vergroten. Daarnaast is het noodzakelijk de kwaliteit van de contacten met de afnemers of gebruikers van Justitie te verhogen. In dit licht dient Justitie zich er systematisch en periodiek van te vergewissen wat de oordelen en wensen zijn van deze afnemers. Dit maakt overigens deel uit van het systeem van kwaliteitszorg dat door Justitie wordt toegepast. Justitie dient oog te hebben voor de waarde van een procedureel juiste bejegening. Zij dient in al haar gedragingen uitdrukking te geven aan essentiële rechtsprincipes als erkenning van de uniciteit en gelijkwaardigheid van individuen, eerlijkheid en respect voor de individuele grondrechten. Justitie, kortom, dient gemeten aan haar eigen maten, onberispelijk te zijn. Een ambitieus doel waaraan Justitie met kracht zal blijven werken.
II. SECTORAAL BELEID EN WETGEVINGSPROGRAMMA Criminele politiek Tot de primaire staatstaken behoort de beheersing van criminaliteit. Maximalisering van de strafrechtelijke afschrikking naar Amerikaans voorbeeld is voor de criminele politiek in theorie een reële optie. De regering heeft deze aanpak in de nota In Juiste Verhouding nadrukkelijk afgewezen. Uitbreiding van de penitentiaire capaciteit is gepaard gegaan met extra investeringen in preventie, in het bijzonder in maatregelen die erop zijn gericht gedragsproblemen van kinderen te voorkomen en ontsporingen tegen te gaan. Ook de capaciteit voor jeugdreclassering en de uitvoering van taakstraffen is sterk uitgebreid. Naar mijn overtuiging zal nog meer moeten worden geïnvesteerd in effectieve preventiemaatregelen, zoals in de opvoedingsondersteuning van ouders, de jeugdbescherming en de jeugdhulpverlening. Justitiële preventie is daarom aangewezen, in het volle besef dat dit niet kan zonder inbedding in brede bestuurlijke en maatschappelijke preventie-inspanningen. Daarbij hoort ook het behoud van een evenwichtig sociaal-economisch beleid. Hoewel de ontwikkeling van de criminaliteit zich lijkt te stabiliseren, is tegelijkertijd sprake van een verscherping van de maatschappelijke problematiek. Dit komt tot uiting in de toenemende ernst en concentratie van criminaliteit. Er is sprake van zowel een toename van de geweldscriminaliteit (vooral bij jongeren) als van een concentratie van criminaliteitsproblemen in bepaalde stadswijken, bevolkingsgroepen (bepaalde groepen allochtonen) en commerciële sectoren (georganiseerde misdaad). In dat verband zijn nieuwe beleidsimpulsen noodzakelijk. Daarbij gelden in ieder geval de volgende aandachtspunten: – aangescherpt beleid ten aanzien van potentiële daders, onder andere in het kader van het jeugd- en gezinsbeleid;
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
14
– – –
– – –
gericht beleid ten aanzien van risicogroepen, meer in het bijzonder verslaafden en bepaalde groepen allochtonen; intensivering van preventief beleid rond geweldscriminaliteit en zedenmisdrijven; versterking van de relatie met het bedrijfsleven, in het bijzonder ten aanzien van kwetsbare marktsegmenten, in het kader van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing; bevordering van integriteit van organisaties; initiatieven ter voorkoming van de ontwikkeling van criminele organisaties; ontwikkeling van netwerken in nationaal en internationaal verband.
Slachtofferzorg Slachtofferhulp kan worden gezien als een tastbare poging van de samenleving om sociale erosie te voorkomen. Door solidariteit te betonen met het slachtoffer wordt gepoogd het geschokte vertrouwen in de rechtsgemeenschap te herstellen. Onder meer om die reden wordt slachtofferhulp primair verleend door vrijwilligers. Justitie ondersteunt dit werk door financiering van de coördinatie; tevens is zij verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Terwee en beheert zij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De nieuwe slachtofferzorg door politie en Openbaar Ministerie wordt door de betrokkenen zeer gewaardeerd. De kwaliteit van de zorg is echter nog niet bij alle korpsen en parketten even hoog. Verbetering van de uitvoering van de richtlijn Terwee heeft hoge prioriteit. Ook zijn nieuwe impulsen in de ontwikkeling van het beleid noodzakelijk. In de eerste plaats vanwege het mondiger worden van slachtoffers (in termen van aansprakelijkheidsstelling, schadevergoeding en morele genoegdoening). In de tweede plaats is er een tendens tot professionalisering van de slachtofferzorg, in de zin van een gerichte opleiding van en voorlichting aan vrijwilligers en het coördinerend apparaat. Professionalisering in deze zin is dienstbaar aan de kwaliteitsverhoging van slachtofferhulp. Voor het behoud van de sociale cohesie in de samenleving zal de hulp en steun van familie, vrienden en buren van het slachtoffer altijd onmisbaar blijven. Deze ontwikkelingen dienen te worden gericht op een versterking van de relatie met andere organisaties, zowel in de sfeer van de hulpverlening als van Justitie. Daarbij dient er meer aandacht te komen voor slachtofferschap vanwege gedrag van verwanten of bekenden, en voor herhaald slachtofferschap. Jeugdbeleid De bemoeienis van Justitie met de jeugd is van oudsher tweeledig. Enerzijds is er de functie van jeugdbescherming. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de wettelijke opdracht om situaties waarin jeugdigen met zeer ernstige problemen bedreigd worden, te onderzoeken. Op grond hiervan dient de Raad actie te ondernemen. Zo mogelijk is verwijzing naar de hulpverlening voldoende, zo nodig wordt de kinderrechter om een ondertoezichtstelling – al dan niet met uithuisplaatsing – gevraagd. De gezinsvoogdij is, onder het regime van de recent gewijzigde wet, belast met de begeleiding van ouders en kind. Anderzijds heeft Justitie bemoeienis met jeugdigen die met het strafrecht in aanraking komen. Op basis van het advies van de commissie-Van Montfrans heeft dit kabinet een plan van aanpak jeugdcriminaliteit opgesteld. In dit kader voert Justitie het programma jeugdcriminaliteit uit, in de grote steden als
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
15
onderdeel van het Grotestedenbeleid. Daartoe is de toerusting van de betrokken Justitie-organisaties substantieel verbeterd. Dit geldt voor het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming, de (gezins)voogdij-instellingen en de reclassering. De betere samenwerking van deze instanties met elkaar en met andere organisaties, in het bijzonder met de politie, is reeds vruchtbaar gebleken. De doorloopsnelheid van de afdoeningen van delicten van jeugdigen is toegenomen. Er is meer eenheid gekomen in benadering. De aantallen HALTafdoeningen en taakstraffen zijn gestegen. En er worden meer onderzoeken en rapportages afgeleverd. In het kader van het Grotestedenbeleid zijn door de betrokken steden plannen gemaakt inzake jeugd en veiligheid. Daardoor kan aansluiting worden gevonden bij projecten als de veilige school, het preventief lokaal jeugdbeleid en de verbeterde werking van de Jeugdwerkgarantiewet voor in het bijzonder de risicogroep onder de jongeren. Belangrijk is ook de relatie tussen de toenemende samenwerking binnen de jeugdzorg en de preventieve functie van de jeugdzorg op het gebied van de jeugdcriminaliteit. Aan de jeugdbescherming is altijd al een taak op het gebied van criminaliteitspreventie toegekend. Deze komt sinds kort meer in de belangstelling te staan. Meer in het bijzonder is geconstateerd dat ter voorkoming van crimineel of antisociaal gedrag meer inspanningen in de sfeer van de opvoeding noodzakelijk zijn. Voor de jeugdsector zal de eerder beschreven maatschappelijke oriëntatie in versterkte mate worden doorgezet. Daarbij moet worden gedacht aan een uitbouw van de preventieve functie van de jeugdbescherming. Dit geldt op zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk gebied. De jeugdbescherming dient een grotere rol te gaan spelen in het voorkomen van justitiële maatregelen, van welke aard dan ook. Van de jeugdbescherming wordt een meer pro-actieve rolopvatting verwacht. Om die reden moet de wettelijke medeverantwoordelijkheid van Justitie voor de jeugdhulpverlening ook inhoudelijk worden waargemaakt. Een nadrukkelijke justitiële inbreng in het project Regie in de Jeugdzorg is daarom van belang. Justitie heeft belang bij meer samenhang in de jeugdzorg. Ook zal het inhoudelijke beleid rond de HALT-afdoening worden geïntensiveerd. Meer in het bijzonder gaat daarbij de aandacht uit naar de kwaliteit van de afdoeningen door de HALT-bureaus, tegen de achtergrond van een toenemende werklast. Voor de financiering van HALT zal een nieuwe regeling worden getroffen. Daarin moet de verantwoordelijkheid van gemeenten voor preventie en die van Justitie voor individuele afdoeningen worden opgenomen. Strafrechtelijke rechtshandhaving De strafrechtelijke rechtshandhaving, inclusief de opsporing door de politie, is een van de wegen waarlangs criminaliteit en onveiligheid bestreden kunnen worden. Daarnaast heeft de strafrechtelijke rechtshandhaving een functie bij de bevestiging van normen die een voorwaarde zijn voor het kunnen samenleven van mensen in kleine en grotere gemeenschappen. De strafrechtelijke handhaving van normen draagt daarin bij aan de sociale cohesie binnen een samenleving, niet alleen in negatieve zin (vermijden van eigenrichting), maar ook in positieve, normstellende zin. De handhaving van normen door politie en Justitie wordt gekenmerkt door het zoeken van een evenwicht tussen doel en middelen. Niet alles wat kan mag. Bij het aanpakken en opsporen van daders en dadergroepen moet gebruik worden gemaakt van genormeerde en controleerbare middelen. In de afgelopen jaren is een proces op gang gekomen waarbij
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
16
naar het juiste evenwicht tussen beide aspecten wordt gezocht. Ik constateer dat niet alleen met instemming, door Justitie is daarop ook actief ingespeeld. Met betrekking tot de methoden die politie en Justitie mogen gebruiken bij de opsporing van strafbare feiten is aan de Tweede Kamer een wetsvoorstel voorgelegd; tevens vindt een verdere normering plaats van de opslag en het gebruik van gegevens die een rol kunnen spelen bij de opsporing van strafbare feiten. De reorganisatie van het Openbaar Ministerie is in volle gang. Daarvan wordt de Kamer in de terugkerende voortgangsrapportages op de hoogte gehouden. Initiatieven van politie en Justitie op het vlak van de opsporing van strafbare feiten zijn gebundeld en onder een gezamenlijke regie gebracht van de betrokken afdelingen van de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken, Openbaar Ministerie en politie. Daarin is ook een aantal onderdelen opgenomen uit het Plan van Aanpak Implementatie Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden. Projecten die onder deze nieuwe paraplu uitgevoerd worden, betreffen onder meer de instelling van een recherche-officier van justitie bij de parketten, de organisatie van de recherche en de kwaliteit van recherche. De noodzaak het juiste evenwicht te bewaren tussen de effectiviteit en normatieve wenselijkheid van de in te zetten middelen betreft mede de gestrengheid van de op te leggen straffen. De effectiviteit van de straf kan worden opgevoerd door zowel een grotere zekerheid van de strafoplegging als door verzwaring van de straffen. Criminologisch onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de zekerheid van de straf meer van invloed is op de effectiviteit dan de zwaarte ervan. Vergroting van de effectiviteit vereist dus in de eerste plaats een verhoging van de pak- en strafkansen. Hier komt bij dat de oplegging van extra zware, zogenoemde «exemplarische» straffen aan een betrekkelijk kleine groep betrapte wetsovertreders ook in normatief opzicht onwenselijk is. Het is beter om meer straffen op te leggen aan een groter deel van de wetsovertreders dan om een kleine groep extra zwaar te straffen. Deze overweging vormt een extra argument om aan te dringen bij de politie op een forse verhoging van de ophelderingspercentages. Het Openbaar Ministerie dient daarop toe te zien. Waar de handhaving van rechtsnormen steeds nodig blijft en waar methoden genormeerd zijn, is het van belang te blijven investeren in nieuwe methoden. De afgelopen periode is dat in het bijzonder gebeurd met het zogenoemde financieel rechercheren. Een ander voorbeeld biedt het gebruik van de mogelijkheden van DNA-onderzoek. Sinds 1-1-’97 functioneert bij het Gerechtelijk Laboratorium een DNA-databank. Als gevolg van de huidige restrictieve DNA-wetgeving komen de voordelen van een DNA-databank voor de opsporing van verdachten van specifieke delicten op dit moment onvoldoende uit de verf. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding dat het mogelijk maakt in ruimere mate DNA-profielen van verdachten van gewelds- en zedendelicten op te stellen. Daarin is ook de mogelijkheid voorzien in de meeste gevallen niet langer bloed van de verdachte af te nemen, maar te volstaan met de afname van enig wangslijmvlies; deze laatste methode van celafname wordt in het algemeen als minder ingrijpend ervaren. Het zogenaamd digitaal rechercheren biedt interessante mogelijkheden. Dat onderwerp staat voor de komende periode op de agenda. Het gaat daarbij om gebruik en normering daarvan, om bevoegdheden, organisatie en opleiding. In het komende jaar zal het dynamisch proces waarin de organisaties van het Openbaar Ministerie en de politie zich bevinden en dat in het bijzonder de opsporing betreft, in beweging worden gehouden. De reorganisatie
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
17
van het Openbaar Ministerie en de kwaliteit van de opsporing blijven hoog op de agenda staan. De verschillende activiteiten die onder deze projectbenamingen vallen, worden voortgezet, zoals case-screening en protocollering van het rechercheproces. Zoals gezegd is het noodzakelijk de effectiviteit van de recherche te verhogen. Methoden die bij bepaalde korpsen hun nut hebben bewezen, dienen ook elders te worden ingevoerd. Het Openbaar Ministerie zal hierop aandringen bij de opstelling van de politiebeleidsplannen. In het hoofdstuk over de prestatieindicatoren wordt daarop teruggekomen. Met de introductie van informatieknooppunten in de regiokorpsen wordt een bijdrage geleverd aan de informatie-uitwisseling tussen de regionale korpsen en de divisie CRI van het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD). Over deze uitwisseling bestond de nodige zorg. Inmiddels is ook hier een proces in gang gezet dat tot verbetering moet leiden. Met reden gebruik ik het begrip «proces». Het betreft immers de kwantiteit en de kwaliteit van gegevens en de kwaliteit van de informatie, wat per definitie geen statische maar dynamische begrippen zijn. Deze uitwisseling is cruciaal voor de criminaliteitsbestrijding, zowel in directe zin als in indirecte zin (analyse, Meldpunt vermiste personen, BIBOB1). De landelijke functie van het KLPD krijgt een steeds duidelijker accent, niet alleen waar het de eigen operationele taken betreft, maar ook op het vlak van de ondersteunende taken. Ter verbetering van de ondersteunende taken wordt een onderzoek geëntameerd naar de wensen van de verschillende klanten van het KLPD. Eind ’97 zal het onderzoek naar de organisatie van de recherche op het terrein van de zogenaamde middelzware criminaliteit afgerond zijn. Aan de hand daarvan kan, samen met de politie, worden bezien hoe specialismen het beste kunnen worden ingebed. In dit verband wijs ik er op dat de recherche enerzijds integraal deel uitmaakt van de politie die aanwezig is in buurten en wijken. Anderzijds vergt de bestrijding van diverse vormen van criminaliteit zodanige expertise of is de verschijningsvorm zodanig dat bijzondere voorzieningen nodig zijn. Daarbij kan een gezamenlijke aanpak van meer regiokorpsen vruchtbaar zijn. Naast de al genoemde onderwerpen, zijn voor het Openbaar Ministerie een aantal inhoudelijke prioriteiten gesteld in verband waarmee tevens extra gelden ter beschikking zijn gesteld. Het gaat hierbij om de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, het Grotestedenbeleid, aanpak van de jeugdcriminaliteit, drugbestrijding en slachtofferzorg. Aandachtspunten zijn de bestrijding van milieucriminaliteit, verkeershandhaving en fraudebestrijding. Tenslotte wordt onderkend dat internationale samenwerking op strafrechtelijk gebied steeds belangrijker wordt. Naar mijn oordeel zal dit de komende jaren bijzondere aandacht vergen.
1
Bevordering Integere Besluitvorming Openbaar Bestuur.
Voor het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) wordt ’98 een belangrijk jaar. Het op orde brengen van de organisatie, zowel op financieel terrein als wat betreft de bedrijfsvoering, zal afgerond moeten worden, zodat de aandacht zich weer volledig zal kunnen richten op het verhogen van de kwaliteit van het primaire proces: het verzorgen van opleidingen en selecties voor de Nederlandse politie. Voor 1-7-’98 zal aan de Kamer de evaluatie van de LSOP-wet worden aangeboden. Hierin zullen ook de resultaten van in ’97 gestarte projecten ten aanzien van de toekomst van het politieonderwijs en ten aanzien van het op orde brengen van de bedrijfsvoering van het LSOP terug te vinden zijn. Op het gebied van de deskundigheidsbevordering zal de leergang voor leden van kernteams in het komende jaar worden voltooid. Dit geheel van modules, gebaseerd op onderzoek naar functieprofielen binnen de kernteams, waarvoor gelijktijdig de nodige toetsingsinstrumenten ontwikkeld zijn, zal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
18
ook van grote betekenis kunnen zijn voor de verschillende divisies zware criminaliteit. De aanpak van dit project zal model staan voor de verdere kwaliteitsverhoging van het recherche-onderwijs. In ’97 zullen voorts de eerste resultaten beschikbaar komen van een project dat tot doel heeft van alle vervolgopleidingen die worden verzorgd door het LSOP de eindtermen te toetsen en vast te leggen en voor verschillende functionele taken bekwaamheidseisen te formuleren. Een ander algemeen knelpunt is de onderlinge afstemming tussen de onder Justitie ressorterende bedrijfsprocessen (strafrecht, vreemdelingenrecht, jeugdrecht). Onderzoek gedaan naar aanleiding van het project Victor toont aan dat een aantal vreemdelingen, ondanks een flink strafblad, toch in het bezit van een vergunning tot verblijf komt of niet tot ongewenst vreemdeling wordt verklaard. De oorzaken lijken te liggen in een soms gebrekkige samenwerking tussen diensten en onvoldoende informatie-uitwisseling. In Rotterdam zal op projectbasis worden bezien hoe door samenwerking en informatie-uitwisseling de uitvoering van het vervolgingsbeleid en het vreemdelingenbeleid beter op elkaar kunnen worden afgestemd. In dat kader zal tevens worden bezien of het huidige vreemdelingenbeleid voldoende aanknopingspunten biedt voor overlastbestrijding. Sanctie- en reclasseringsbeleid De publieke en politieke aandacht rond het sanctiebeleid is de afgelopen jaren overheerst door het cellentekort. Door de recente uitbreiding van de justitiële inrichtingscapaciteit is de discrepantie tussen de beschikbare en de benodigde ruimte thans veel minder groot dan de afgelopen jaren. Om een evenwicht te bereiken tussen vraag naar en aanbod van detentiecapaciteit wordt een toenemend beroep gedaan op verschillende vormen van sanctionering. Ik streef naar een breder maatschappelijk draagvlak voor een beheerst strafvorderings- en straftoemetingsbeleid, de ontwikkeling van alternatieven en beïnvloeding van de beeldvorming over straftenuitvoerlegging in de samenleving. Daartoe is een gecoördineerde benadering van de verschillende partners in de strafrechtsketen nodig. Daarmee wordt mede beoogd, na de enorme en snelle toename van de celcapaciteit in de afgelopen vijftien jaar, verdere uitbreidingen tenminste af te remmen. Een sterke toename van het aantal taakstraffen is een van de middelen om dat doel te bereiken. Daarnaast wordt in de nieuwe Penitentiaire beginselenwet de mogelijkheid geopend om de laatste fase van de detentie in de vorm van een penitentiair programma buiten een justitiële inrichting te ondergaan. Op deze manier wordt, naast verlichting van de druk op de dure cellencapaciteit, de maatschappelijke reïntegratie van gedetineerden bevorderd. In de komende periode wordt het streven naar meer effectiviteit en efficiëntie in het sanctiebeleid voortgezet. Soberheid in het regime- en behandelaanbod van de dienst Justitiële Inrichtingen is een belangrijk uitgangspunt. De basis blijft echter een humane tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen. Daarvoor is tevens van belang een goede bepaling en handhaving van de rechtspositie van gedetineerden en justitieel verpleegden. Daartoe zullen nieuwe beginselenwetten voor de sectoren TBS en gevangeniswezen worden ingevoerd. De beginselenwet voor de verpleging van TBS-gestelden is reeds door de Eerste Kamer aanvaard; de Penitentiaire beginselenwet kan wellicht 1-1-’98 in werking treden. De Kamerbehandeling van een nieuwe beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen zal naar verwachting in de loop van dit najaar kunnen beginnen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
19
Daarnaast zal de effectiviteit van straffen en maatregelen, vooral ten aanzien van jeugdigen, de komende jaren worden versterkt, deels door de introductie van nieuwe detentie- en behandelvormen en deels door kwaliteitsverbetering binnen de bestaande aanpak. De inzet van extra maatregelen moet werkelijk resultaten opleveren en er moet inzicht worden verkregen in de factoren die het succes of het falen van bepaalde programma’s en regimes bepalen. Om de kwaliteit van die bijzondere voorzieningen te bewaken worden binnen de dienst Justitiële Inrichtingen monitorinstrumenten ontwikkeld. Van belang daarbij is de toenemende samenwerking met externe organisaties – gemeentelijke instanties, arbeidsvoorziening, bedrijfsleven, hulpverlening enzovoort – op lokaal en landelijk niveau om de reïntegratie van ex-justitiabelen te bevorderen. Detentiefasering en penitentiair programma bieden mogelijkheden om het speciaal-preventieve effect van de straf – gedragsverandering bij de gedetineerde – beter vorm te geven. Om een positieve gedragsverandering te bewerkstelligen zullen de condities waaronder en het perspectief waarmee gedetineerden terugkeren in de samenleving worden verbeterd. De reclassering speelt hierbij een belangrijke rol. Zo zal zij in toenemende mate betrokken zijn bij penitentiaire programma’s en detentiefasering, bijvoorbeeld bij electronisch toezicht. Maar vooral zal zij intensieve contacten moeten onderhouden met externe relaties in het kader van reïntegratieprogramma’s. De reclassering krijgt daarmee zowel aan het begin als aan het einde van de keten een belangrijke executerende rol. Daarnaast speelt de reclassering een expliciete rol in de (tertiaire) preventie. De hulpverlening aan reclassanten zal meer programmatisch en minder vrijblijvend van opzet worden; de reclassering zal haar toezichtsfunctie versterken. Er zal gestreefd worden naar een grotere samenhang tussen de voorlichting, de begeleiding, het toezicht en de uitvoering van taakstraffen. De reclassering wordt bovendien in toenemende mate aangesproken op haar algemeen-maatschappelijke functie binnen en rond het strafproces. Daarbij speelt het belang van de reclassant, maar zeker ook dat van de samenleving een rol. De taakstraf zie ik in dit verband als een belangrijke aanvulling op het strafrechtelijke instrumentarium. De taakstraf draagt bij aan maatwerk in de sanctie-oplegging, een humane bejegening van veroordeelden en goede kansen voor normbevestiging en resocialisatie en is daarmee eveneens in het belang van de samenleving als geheel. De reclassering zal ook deze functie, gericht op de versterking van haar plaats in en rond het strafproces, uitbreiden onder meer door haar betrokkenheid bij het vorderen van taakstraffen. Kwaliteitszorg/klantenonderzoek Vanuit de dienst Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering is een extern bureau opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar de sturingsrelaties met de uitvoeringorganisaties in het veld. Daarbij is onder andere naar voren gekomen hoe men in deze veldorganisaties aankijkt tegen het departement. Met de uitkomsten van dit onderzoek wordt door de dienst PJR inmiddels gewerkt in werkgroepen per uitvoeringsorganisatie, die gericht zijn op een herijking van de sturingsorganisatie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
20
Rechterlijke organisatie en toegang tot de rechtspleging
Periode van heroriëntatie De rechtspleging bevindt zich in een periode van heroriëntatie. De afgelopen decennia stonden sterk in het teken van het bestrijden van verbrokkeling van de organisatie van de rechtspraak en ten dele ook van het procesrecht, alsmede van de verbetering van de bedrijfsvoering. De decentralisatie van het beheer, via de directeur gerechtelijke ondersteuning, is voor dit laatste een belangrijke mijlpaal geweest. De eerste fase van de herziening rechterlijke organisatie en de introductie van de Algemene wet bestuursrecht hebben voor meer eenheid in de sfeer van de rechtspleging gezorgd. De periode van heroriëntatie waarvoor de organisatie van de rechtspleging momenteel staat, vloeit voor een groot deel voort uit een intensievere wisselwerking tussen (organisatie van de) rechtspraak en externe, maatschappelijke ontwikkelingen. De eisen die aan gerechten worden gesteld, reiken verder dan die van de kwaliteit van de afzonderlijke uitspraak. Zij raken vooral ook de manier waarop het proces van rechterlijke rechtsvorming is georganiseerd. Daarvan zijn verschillende voorbeelden te noemen. Zo verlangen burgers en maatschappelijke instellingen in toenemende mate een geschillenbeslechting die wat betreft procedure en tijdsverloop is toegesneden op de aard van hun geschillen en relaties. Het maatschappelijk belang van een snelle afdoening van zaken neemt toe, ook met het oog op de eerder genoemde sociale cohesie. Ook aan de publieke dienstverlening van en bejegening door gerechten worden hoge eisen gesteld door rechtzoekenden, advocaten en officieren van justitie. Een goede afstemming van werkprocessen tussen Openbaar Ministerie en rechtbanken blijft onverminderd van belang. Het financiële beheer bij de gerechten moet aan steeds hogere maatstaven voldoen. De moderne informatietechnologie stelt op haar beurt burgers steeds beter in staat rechterlijke uitspraken met elkaar te vergelijken en op de rechtsgelijkheid toe te zien. Experimenten met het harmoniseren van de straftoemeting en het hanteren door kantongerechten van richtbedragen bij ontslagregelingen wijzen op de gevoelde noodzaak rechterlijke beslissingen op elkaar af te stemmen. Daarnaast is er sprake van een groeiende behoefte om de integriteit van de rechterlijke organisatie ook voor de toekomst te waarborgen. Tegen de achtergrond van deze voorbeelden wekt het geen verbazing dat zowel door mij als door de zittende magistratuur zelf en het parlement, het thema van de organisatie en toerusting van de rechtspraak hoog op de agenda is geplaatst. Het gaat daarbij immers om de bestuurlijke en organisatorische voorwaarden die noodzakelijk zijn om aan de groeiende en gerechtvaardigde maatschappelijke verwachtingen rond de rechtspleging te voldoen. Bovendien noodzaakt ook de bestuurlijke en beheersmatige ontvlechting van Openbaar Ministerie en zittende magistratuur tot een herbezinning op de organisatie van de rechtspleging.
Herziening rechterlijke organisatie Een van de opdrachten waarvoor de rechterlijke organisatie zich geplaatst ziet, is de geschillenbeslechting beter te laten aansluiten op concrete belangen van partijen en op de aard van geschillen en relaties die daarbij in het spel zijn. In de brief aan de Tweede Kamer over de herziening van de rechterlijke organisatie d.d. 25–6 jl. is daarop ingegaan. Trefwoorden daarbij waren geschillenbeslechting op maat en kleinschaligheid. De integratie van rechtbanken en kantongerechten in haar aanvankelijk
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
21
voorgestelde vorm wil ik heroverwegen, zoals ik de Kamer heb laten weten. Met betrekking tot de derde fase heeft het kabinet de voorkeur uitgesproken thans geen besluitvorming te entameren. Ook hiervoor verwijs ik naar meergenoemde brief. Vanuit het met de trefwoorden verbonden perspectief zullen toekomstige gerechten van eerste aanleg in mijn ogen in staat moeten zijn om flexibel op maatschappelijke behoeften in te spelen. Het gerecht organiseert de rechtspraak in eerste aanleg in zijn gebied: bij voorbeeld een «hoofdvestiging», een kantongerecht elders, een nevenzittingsvestiging in een middelgrote plaats en ten slotte een spreekuur in een wijkgebouw. Een en ander vraagt om een deskundig bestuur en management. Om een bestuur dat afwegingen over de spreiding van mensen en middelen in het arrondissement voor zijn rekening neemt. Zo kan worden gewerkt aan een geschillenbeëindiging die fysiek (wijkbureaus, kantongerechten) dan wel mentaal (bemiddeling) dichtbij de burger plaatsvindt. Ook de toepassing van moderne informatietechnieken kan daarbij in toenemende mate behulpzaam zijn (telehoren, aansluiting advocatuur en griffie), evenals overigens het heroverwegen van de verplichte procesvertegenwoordiging. De aangekondigde verhoging van de competentiegrens beneden welke partijen in civiele zaken in persoon kunnen procederen (van f 5 000,– naar in elk geval f 10 000,–) past bij dat streven.
De herstructurering van de bestuursrechtspraak In de eerder genoemde brief zijn de standpunten van het kabinet inzake de derde fase herziening rechterlijke organisatie weergegeven. Het kabinet geeft er de voorkeur aan om gedurende de komende jaren de status quo te handhaven, met uitzondering van enkele kleine aanpassingen in het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming en bestuursrechtspraak die geheel los van de herziening van de rechterlijke organisatie op dit moment toch al gewenst zijn. Ten aanzien van twee betrekkelijk kleine, gespecialiseerde administratieve rechters, te weten de Tariefcommissie en het College van beroep studiefinanciering zij het volgende opgemerkt. De Tariefcommissie zal bij een ander college worden ondergebracht. Overwogen wordt om, mede afhankelijk van het advies van de commissie-Hermans over de toekomst van de studiefinanciering, op termijn het College van beroep studiefinanciering bij een ander college onder te brengen.
Gerechtelijke procedures De civiele rechtspraak en procedures kunnen zich in een toenemende belangstelling verheugen. Experimenten met het versneld regime zijn erop gericht civiele procedures te bespoedigen. De commissie-Mannourij heeft zich gebogen over de gevolgen van het afschaffen van het procuraat, met het oog op een verbetering van de marktwerking in de sfeer van de juridische beroepen. Ik overweeg als eerste stap experimenten te starten in een aantal arrondissementen. Tegelijkertijd kunnen dan faciliteiten worden geschapen om de (elektronische) communicatie tussen de advocatuur en de rechtbanken te verbeteren en te moderniseren; één van de randvoorwaarden voor het slagen van deze experimenten. Initiatieven rond alternatieve vormen van geschillenbeslechting, zoals onlangs nog in Zwolle en Amsterdam (bemiddeling door respectievelijk een rechter en door een gecertificeerde externe bemiddelaar) worden, waar nodig, verder ondersteund en uitgebreid. Niet alleen vanuit de gedachte dat daarmee de instroom naar de rechterlijke macht kan worden ingedamd, maar omdat met bemiddeling tevens een snellere en mogelijk meer door partijen gedragen oplossing van geschillen kan worden bewerkstelligd. De instelling van enkele wijkbureaus van Justitie in de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
22
loop van ’97 mag als voorbode van deze beleidsmatige ontwikkeling worden gezien. Bemiddeling kan ervoor zorgen dat dichtbij de bron van conflicten aan betere verhoudingen van burgers wordt gewerkt, zodat conflicten niet escaleren. Wanneer een procedure is aangespannen bij de rechtbank kan zoveel mogelijk maatwerk worden geleverd door al naar gelang de aard van het geschil te variëren met procedures. Naast het kort geding en de toepassing van het versneld regime, kan zo het aanbieden van bemiddeling aan partijen worden geïntensiveerd. Als vervolg op de rapportage van de commissie-De Ruiter, die op 2 oktober ’96 werd uitgebracht, zullen er experimenten komen, specifiek gericht op scheidings- en/of omgangsbemiddeling. Zo kan maatwerk worden geleverd en kan worden vermeden dat conflicten nodeloos uitdiepen en juridiseren, en kan het recht een belangrijke bijdrage leveren aan de gewenste sociale cohesie. Het is dan ook mede tegen deze achtergrond dat ik het rapport «Gericht verplicht» van de Commissie herijking verplichte procesvertegenwoordiging (de commissie-Van Delden) wil beoordelen.
Kwaliteitsmeting en doorlichting De dienst Prisma heeft zes arrondissementen onderzocht op het punt van de kwaliteit van hun interne organisatie en de externe waardering. In het arrondissement Utrecht is onlangs geëxperimenteerd met een verdiepte doorlichting, waarin ook het primaire proces, de rechtspraak, nadrukkelijk wordt betrokken. In de Raad van Toezicht van Prisma vindt nadere gedachtenvorming plaats over het omvormen van de organisatie als drager van de doorlichtingsfunctie naar een instelling die kwaliteitsprojecten bij de gerechten ondersteunt volgens het model van het Instituut Nederlandse Kwaliteit. Dit model kent onder meer veel betekenis toe aan de externe oriëntatie van instellingen: een thema dat als gezegd voor de rechtspraak in toenemende mate aan betekenis wint.
Bestuur en beheer gerechten Een thema dat ook in de komende jaren nog de nodige aandacht zal vragen, is het bestuur en beheer van de rechtspraak. Verschillende commissies hebben zich inmiddels op een verdienstelijke manier over het thema gebogen. Van de kant van de functionele autoriteiten, de NVvR en de directeuren gerechtelijke ondersteuning is daarop constructief gereageerd. De wens om integraal management bij de zittende magistratuur in te voeren, is daarbij breed onderschreven. Over de voorwaarden waaronder dat kan gebeuren, zal evenwel nog intensief beraad moeten plaatsvinden. Het thema staat op de agenda van de Commissie Toerusting en organisatie van de rechtspraak (de commissie-Leemhuis), die is ingesteld op verzoek van de Kamer. Bredere achtergrond van dit alles is het streven naar een rechterlijke organisatie die meer verantwoordelijkheid gaat dragen voor haar eigen functioneren, op een zodanige manier dat zij de eerder geschetste uitdagingen kan aanpakken. Het komende jaar zal ik een budget beschikbaar stellen om kosten van experimenten met integraal management te compenseren. Parallel daaraan zal ik ook activiteiten ondersteunen die in het kader van het project Toekomst ZM zullen gaan plaatsvinden. Dit project is het vervolg op het enige jaren geleden gestarte initiatief ZM-2000. Vanuit de rechterlijke macht wordt zo zélf concreet gewerkt aan het verbeteren van het bestuur en beheer van de rechtspraak. In de loop van ’98 zullen welomschreven projecten van de grond komen rond het personeels- en kwaliteitsbeleid en rond bij voorbeeld de afstemming van rechterlijke oordelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
23
Afstemming in de strafketen De zittingscapaciteit van de rechtbanken staat door een aantal ontwikkelingen onder druk. De behandeling van «megazaken» en de toenemende toepassing van het onmiddellijkheidsbeginsel leiden ertoe dat minder zaken per zitting kunnen worden behandeld. Daarbij kan het voorkomen dat zaken die bij voorkeur door de meervoudige kamer zouden moeten worden behandeld, bij de enkelvoudige kamer moeten worden aangebracht. Om te voorkomen dat de behandeling van «megazaken» ten koste gaat van de behandeling van reguliere strafzaken, is in ’96 een «megavoorziening» ingesteld bij de rechtbank te Amsterdam specifiek voor het behandelen van dergelijke zaken in het gehele Amsterdamse ressort. Ook worden voorbereidingen getroffen voor de instelling van een dergelijke voorziening bij de rechtbanken te Rotterdam en Den Haag. Verwacht wordt dat in de nabije toekomst ook bij andere gerechten dergelijke voorzieningen noodzakelijk zijn. Dit wordt momenteel onderzocht.
Sociale cohesie en regelgeving Ook langs andere wegen kan het recht een bijdrage leveren aan de sociale cohesie. Momenteel wordt voorgenomen regelgeving getoetst op de mate waarin zij geschillen opwekt. Het is mijn voornemen om deze ex ante toets uit te breiden met een ex post toets, zodat achteraf duidelijker kan worden vastgesteld welke regels daadwerkelijk conflict-genererend zijn geweest. Zo kan meer inzicht ontstaan in de kwaliteit van regelgeving: inzicht dat weer van betekenis is voor de wetgevingsvraagstukken en materiële afwegingen die daarmee gemoeid zijn. Afwegingen bij voorbeeld in de sfeer van wijzigingen van het sociale zekerheidsstelsel en van de regelgeving rond juridische beroepen: twee terreinen die een sterke samenhang vertonen met de mate waarin en de intensiteit waarmee rechters te maken krijgen met schadevergoedingsacties en met de mate derhalve waarin onze samenleving te maken krijgt met de «claimcultuur» die in de Angelsaksische rechtstelsels zoveel aandacht krijgt. Vreemdelingenbeleid De in het algemene gedeelte (zie hoofdstuk I) beschreven regulerende werking van het vreemdelingenbeleid is een realistische benadering van het migratievraagstuk. Deze realiteit zal eveneens tot uiting moeten komen in de beleidsuitgangspunten. Na het zomerreces zal een document worden uitgebracht, waarin een vervolg wordt gegeven op het eerste beleidsdocument «Asiel in Nederland – Werken aan een evenwichtig beleid» (TK, ’95–’96, 19 637, nr. 188). Op twee punten verschilt dit document wezenlijk van het vorige. Ten eerste is het niet beperkt tot het asielbeleid maar betreft het het gehele vreemdelingenbeleid. Ten tweede is het bedoeld als een aanzet voor een brede en diepgaande discussie. Er worden daarom nog geen concrete beleidsmaatregelen voorgesteld. Ik ben voornemens vertegenwoordigers van de belangrijkste bij de problematiek betrokken organisaties uit te nodigen voor een serie rondetafelgesprekken over de hoofdlijnen van het toekomstige beleid. Aan het document ligt de gedachte ten grondslag dat het beleid sterk afhankelijk is van internationale ontwikkelingen en anderzijds implicaties heeft voor uiteenlopende andere binnenlandse beleidsterreinen. Het vreemdelingenbeleid dient in een brede context te worden bestudeerd en beoordeeld. Hierbij is het in het bijzonder ook van belang om effecten op de lange termijn in de analyse te betrekken en deze zo goed mogelijk in te schatten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
24
Over de uitvoering van het asielbeleid zal halfjaarlijks worden gerapporteerd. Het is belangrijk om de asielketen minder kwetsbaar te maken voor onverwachte ontwikkelingen. Daarom moet een buffercapaciteit worden ingericht zowel voor de toelating als voor de opvang. Door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zal het programma voor zinvolle dagstructurering, waarmee vanaf ’95 is geëxperimenteerd, in alle AZC’s worden geïmplementeerd. In het kader van dit programma zullen ook modules worden opgenomen die de asielzoekers voorbereiden op, en die van nut zijn bij, een mogelijke terugkeer naar het land van herkomst. Asielzoekers in de centrale opvang zullen steeds meer zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen woonomgeving (zelfwerkzaamheid). Daarnaast zullen de mogelijkheden worden verruimd voor asielzoekers om vrijwilligerswerkzaamheden te verrichten in de centra maar ook in de lokale samenleving. Het doel hiervan is om de asielzoekers de periode dat zij moeten wachten op een definitieve beslissing op hun asielverzoek op een zinvolle wijze te laten doorbrengen. Ten behoeve van asielzoekers die te kampen hebben met psychosociale problemen, bijvoorbeeld als gevolg van hun vlucht of van het doorstane geweld, en die niet goed begeleid kunnen worden in de reguliere asielzoekerscentra, zullen de opvangmogelijkheden worden verruimd. In het komende jaar zal naar verwachting de zorg voor de preventieve medische opvang in de asielzoekerscentra kunnen worden overgedragen van het COA aan reguliere zorginstellingen. De voorstellen en maatregelen zoals neergelegd in de Terugkeernotitie (3-6-’97) zullen verder worden geïmplementeerd. Een effectief terugkeerbeleid heeft tevens een preventief effect op migratie. Daarnaast blijven controle en toezicht op ongewenste immigratie noodzakelijk. Mensensmokkel en -handel alsmede de bescherming van slachtoffers hiervan verdienen in dat verband de uitdrukkelijke aandacht. Emancipatie De departementale emancipatienota verschijnt komend najaar. De nota behandelt zowel het interne als het externe emancipatiebeleid, dat wil zeggen zowel het personeelsbeleid van Justitie als de raakvlakken tussen Justitiebeleid en emancipatiebeleid. De intra-departementale stuurgroep Justitie Emancipatie Stimulering (JES) adviseert de ambtelijke en politieke leiding van het ministerie over het gehele emancipatiebeleid. De JES is tevens voorportaal voor de inbreng van Justitie in de Interdepartementale Commissie Emancipatiebeleid (ICE). In de JES zijn alle relevante departementsonderdelen vertegenwoordigd. De emancipatienota bevat een emancipatieplan voor de periode ’97–’01. In de begroting zal jaarlijks worden gerapporteerd over de voortgang van de voornemens, zoals verwoord in de emancipatienota. Over de conceptnota heeft de Emancipatieraad advies uitgebracht. Justitie zal, indien daartoe aanleiding is, de emancipatie-effect-rapportage als instrument inzetten om de effecten van (voorgenomen) wets- en beleidsvoorstellen op de positie van de vrouw (en de man) te toetsen. Thans vindt overleg plaats met het coördinerend ministerie van SZW over een nog dit jaar te verrichten emancipatie-effect-rapportage op Justitieterrein. Binnen het personeelsbeleid van Justitie vormen bevordering van deeltijdarbeid, uitbreiding van kinderopvang naar buiten- en naschoolse opvang, doorstroom van vrouwen naar hogere managementfuncties, het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
25
voorkómen van seksuele intimidatie en vergroting van het aandeel van vrouwen in commissies en adviesorganen de centrale thema’s. Voor de uitbreiding van kinderopvang op het bestuursdepartement is extra budget ter beschikking gesteld. De drie speerpunten genoemd in het beleidsprogramma emancipatie «Met het oog op ’95» – voorkómen en bestrijden van discriminatie, verbetering van de positie van vrouwen in het personen- en familierecht en bestrijding van seksueel geweld tegen vrouwen – worden in de emancipatienota nader uitgewerkt. De volgende onderwerpen krijgen hierbij bijzondere aandacht.
Preventie van vrouwenhandel en gedwongen prostitutie Tijdens de onder Nederlands voorzitterschap gehouden EU-ministersconferentie over vrouwenhandel (waaraan ook alle Middenen Oost-Europese landen deelnamen) hebben de EU-landen een declaratie aangenomen met richtlijnen om mensenhandel effectiever te kunnen bestrijden. De deelnemende landen zullen de aanbevelingen implementeren in hun nationale regelgeving en/of beleid. De Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd. Tevens zijn afspraken gemaakt over ontwikkeling van deskundigheidsbevordering en over preventie van vrouwenhandel en internationale samenwerking op dit terrein.
Vrouwelijke asielzoekers Rekening wordt gehouden met de specifieke positie van vrouwelijke asielzoekers. Daartoe is een opleidingsmodule ontwikkeld waarin personeel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst wordt getraind in het omgaan met culturele en sekseverschillen.
Domestic violence Geweld in het gezin vormt, naast seksueel geweld tegen vrouwen, een nieuw aandachtspunt in de komende jaren. De betrokken departementsonderdelen en de JES zullen concrete beleidsvoornemens uitwerken. Hierbij zal uiteraard eveneens samenwerking worden gezocht met andere departementen.
VN-vrouwenverdrag Ook wordt de aandacht gevestigd op de implementatie van het VN-vrouwenverdrag door middel van expert-meetings ten behoeve van leden van de rechterlijke macht, waarbij zal worden gewezen op de doorwerking van dit verdrag in de Nederlandse rechtsorde. Hierbij wordt nauw samengewerkt met het Clara Wichmann Instituut. Ten behoeve van het komend najaar eveneens te verschijnen kabinetsstandpunt naar aanleiding van de eerste Nationale Implementatie Rapportage van het VN-vrouwenverdrag (NIRV) zullen de in de NIRV vervatte aanbevelingen op Justitie-terrein getoetst worden aan reeds verrichte inspanningen en zal worden bezien welke aanbevelingen voorts verdienen te worden opgevolgd.
WODC-onderzoek Tenslotte is vermeldenswaard, dat het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum een onderzoek verricht naar kinderopvangregelingen in ons omringende landen. Justitie wil daarmee haar signale-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
26
rende rol op het brede emancipatieterrein – de herverdeling van arbeid en zorg tussen vrouwen en mannen – nader invulling geven. Wetgeving
Relatie overheid en burger Eerder werd opgemerkt dat de functie van het recht ligt in het telkens vinden van het juiste evenwicht tussen respect voor het algemeen belang en voor het individuele belang. Dat geldt bij uitstek ook voor het bestuursrecht. Het bestuursrecht dient de overheid de juridische instrumenten te verschaffen voor een adequate en doelmatige behartiging van het algemeen belang en tegelijkertijd te voorzien in een effectieve rechtsbescherming van de burger. Het is onjuist om de spanning tussen doelmatig en doeltreffend bestuur en de rechtsbescherming van de burger als een scherpe tegenstelling te zien. Integendeel, beide veronderstellen elkaar. Investeren in de kwaliteit van besluitvorming kan zeer doelmatig zijn, omdat het veelal leidt tot een vermindering van het aantal klachten en bezwaar- en beroepsprocedures. De overheid moet rechtsbeschermingsprocedures dan ook niet als een bedreiging zien, maar juist bereid zijn signalen van de burger die op een gebrek aan kwaliteit wijzen, ter harte te nemen.
Internationalisering Tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie gedurende het eerste half jaar van ’97 is het eerste civielrechtelijke verdrag in de derde pijler tot stand gekomen, het Verdrag over de betekening van gerechtelijke stukken. Het verdrag is het eerste product van de afspraken over civielrechtelijke samenwerking waartoe de lidstaten in het Verdrag van Maastricht hebben besloten. Europese coördinatie bij de toetreding tot verdragen zal in steeds sterkere mate het succes van de vaak in een complex onderhandelingsproces tot stand gekomen verdragen bepalen. Een voorbeeld daarvan vormen de twee in december ’96 tot stand gekomen World Intellectual Property Organization (WIPO)-verdragen over auteursrecht en naburige rechten. Deze verdragen zijn vooral van belang voor de bescherming van rechten van intellectuele eigendom en de toegankelijkheid van informatie in een digitale omgeving. De uitvoeringswetgeving in de lidstaten zal gelijk op moeten lopen met nieuwe Europese richtlijnen die onderdelen van deze verdragen nader invullen (bijvoorbeeld voor wat betreft het juridisch beschermen van technische beveiliging van berichtenverkeer op elektronische netwerken). Op het gebied van de strafrechtelijke samenwerking streef ik naar afspraken over de bestrijding van fraude en corruptie en over de wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Daarbij gaat het vooral om de grensoverschrijdende inzet van bijzondere opsporingsmethoden, samenwerking bij de interceptie van satellietcommunicatie en de eventueel noodzakelijke aanvulling van de samenwerking bij de bestrijding van verspreidingsdelicten in verband met Internet. De steeds voortgaande internationalisering van het recht, nog eens versterkt door de beleidsconcurrentie van internationale organisaties (de Europese Unie, de Raad van Europa, de WIPO, de WTO en de OESO rekenen bijvoorbeeld alle het auteursrecht tot hun beleidsterrein), stelt bijzondere eisen aan de inrichting van democratische controle op de besluitvorming in internationale fora. Ik acht het van belang dat in een vroeg stadium van besluitvorming de beide Kamers worden geïnformeerd
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
27
en dat zij controle kunnen uitoefenen op de Nederlandse inzet in dergelijke onderhandelingen die van groot belang kunnen zijn voor de nationale rechtsorde. Vergen deze ontwikkelingen al de volle aandacht van de (mede)wetgever, voor individuele burgers en ondernemingen is het al helemaal moeilijk zicht te houden op de van belang zijnde wetgeving. Het Nederlandse EU-voorzitterschap bood de gelegenheid om de zorg voor de kwaliteit van de regelgeving voor de komende jaren op de Europese politieke agenda te zetten. Die kwaliteit betreft zowel het tegengaan van overregulering en het bevorderen van toegankelijkheid van regelgeving voor burgers en ondernemingen, als ook de handhaving ervan. Permanente aandacht voor de kwaliteit van wetgeving in de lidstaten is voorwaarde voor een geloofwaardige overheid. Dat het hierbij ook gaat om zorgvuldige implementatie van internationale regelgeving spreekt voor zichzelf.
Securitel-arrest Het is niet alleen belangrijk dat de Europese wetgeving wordt geïmplementeerd in nationale regels, maar ook dat nationale regels in overeenstemming zijn met Europees- en ander internationaal-rechtelijke regels. Zo dienen in verband met het belang van het vrij verkeer van goederen technische voorschriften in de zin van de notificatie-richtlijn 83/189/EEG in ontwerp aan de Europese Commissie te worden gemeld. Hoe belangrijk het is om tijdig te notificeren heeft het Securitel-arrest nog eens duidelijk gemaakt. Inmiddels is de Kamer geïnformeerd over de vooruitgang die is geboekt in de Securitel-hersteloperatie. Begin juli heeft de heer Kottman advies uitgebracht over de organisatorische aspecten rond de Securitel-problematiek. In de brief van 16 juli jl. aan de Kamer (kamerstuk II 1996/1997, 25 389, nr. 16) is naar aanleiding van dit advies meegedeeld dat het kabinet zich met de in het advies neergelegde benaderingswijze kan verenigen en dat aan de daaraan verbonden aanbevelingen grotendeels uitvoering zal worden gegeven. Het is het voornemen van het kabinet dat de Kamer in de loop van de maand september wordt geïnformeerd over de door de departementen te nemen acties naar aanleiding van het advies van de heer Kottman.
Informatietechnologie Naast deze internationalisering van het recht vraagt de ontwikkeling en toepassing van de informatietechnologie aandacht van de wetgever. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag in hoeverre nieuwe media tot nieuwe regelgeving noodzaken, hoe rechten kunnen worden gehandhaafd, in hoeverre berichtenverkeer moet worden afgeschermd, kortom wat de taak van de overheid is in de informatiemaatschappij. Ik heb thans in voorbereiding een notitie over uitgangspunten voor wetgeving op de elektronische snelweg, die basis kan zijn voor een fundamenteel debat hierover. Ik verwacht deze notitie begin ’98 te kunnen presenteren. Inmiddels werk ik aan wetsvoorstellen op de specifieke terreinen van politiebevoegdheden in verband met de informatietechnologie en verspreiding van strafbaar materiaal via elektronische netwerken.
Marktwerking, deregulering en wetgeving Ontwikkelingen als privatisering, een terugtredende overheid en meer marktwerking hebben gevolgen voor de positie en de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie. De uitkomst van deze ontwikkelingen is, zoals hierboven reeds is uiteengezet, niet noodzakelijk minder regels en minder overheid. Telkens zal zorgvuldig moeten worden bekeken hoe een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
28
goede vorm kan worden gevonden voor de ordening van de samenleving en voor de verhouding tussen burgers. Een zwaarder appèl op de eigen verantwoordelijkheid van de burger noodzaakt tot een heroverweging van de instrumenten die de burger ten dienste staan voor zijn bestaanszekerheid en voor het verwezenlijken van zijn rechten. Privatisering van de Ziektewet heeft als complement een rechtstreekse loondoorbetalingsverplichting van de werkgever jegens de zieke werknemer. De kans op risicoselectie bij de toegang tot de arbeid leidt tot wettelijke regels voor keuringen door aanvaarding van het initiatiefwetsvoorstel op de medische keuringen. In de sfeer van de sociale voorzieningen gaat het aansprakelijkheidsrecht een grotere rol spelen door de introductie van nieuwe regresrechten gebaseerd op schuld van de schadeveroorzakende partij. De bescherming van de kwetsbare verkeersdeelnemer door middel van privaatrechtelijke (aansprakelijkheids)regels waarbij meer de risico- dan de schuldgedachte voorop staat, komt tot uiting in het wetsvoorstel verkeersaansprakelijkheid dat ik begin ’97 voor advies aan de Raad van State heb voorgelegd. In het wetsvoorstel wordt de gemotoriseerde verkeersdeelnemer in beginsel aansprakelijk gehouden voor het ongevalstelsel van de voetganger of fietser en passagier. Ook consumentenbescherming krijgt een meer private vorm. In toenemende mate zetten bedrijven particuliere geschillencommissies op waar de consument klachten kan deponeren. Deze, maar ook andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting, waaronder mediation, kunnen zinvolle bijdragen zijn aan de toegankelijkheid van het recht, naast de weg naar de gewone rechter. In dit kader passen ook de afspraken die de EU-lidstaten in de richtlijn over wederzijdse erkenning van verbodsancties hebben gemaakt om consumentenorganisaties het recht te geven grensoverschrijdend de naleving van consumentenbeschermende voorschriften af te dwingen.
Geschillenbeslechting Het bevorderen van minnelijke geschillenbeslechting zal vooral in het personen- en familierecht extra impulsen krijgen. Ik meen dat de aandacht niet zozeer moet worden gericht op nieuwe of andere regels maar op het stimuleren van scheidingsbemiddeling en het creëren van een infrastructuur voor deze bemiddeling die voor een ieder bereikbaar en toegankelijk is. Bij echtscheiding gaat het vaak niet of niet voornamelijk om zakelijke, maar veeleer om emotionele meningsverschillen. Scheidingsbemiddeling heeft als belangrijk voordeel dat zowel de emotionele als de juridische kant van de zaak aan de orde komen. Enkele projecten zullen daartoe worden gestart. Verwezen zij naar de brief die d.d. 15–7 jl. aan de Kamer is gestuurd.
Evenwicht publiek-private domeinen Meer overlaten aan privaatrechtelijke actoren betekent niet automatisch minder overheid en minder publieke verantwoording. Illustratief is de gang van zaken bij het onderwerp beschermingsconstructies. Lange tijd heeft de overheid bij het bedrijfsleven aangedrongen op afspraken over het beperken van het hanteren door beursvennootschappen van beschermingsconstructies tegen overnemingen. Toen resultaat in voldoende mate uitbleef heeft het kabinet besloten tot wettelijke maatregelen. Die wettelijke maatregelen houden in dat de aandeelhouder die 70% van het kapitaal verschaft, na een jaar statutaire beschermingsmaatregelen kan doorbreken, onder controle van de ondernemingskamer van het hof te Amsterdam. De wachtperiode van een jaar heeft weer tot doel te bevorderen dat partijen zelf tot een oplossing van het geschil geraken voordat zij een beroep op de rechter doen. Ook hier dus meer
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
29
regels, maar ook het bevorderen van afspraken op ondernemingsniveau. Men kan het wetsvoorstel zien als uitvloeisel van een bredere discussie over corporate governance waar het gaat om de verdeling van bevoegdheden binnen de onderneming en het afleggen van verantwoording door de ondernemingsleiding aan degenen die bij de onderneming betrokken zijn. Het is toe te juichen dat het bedrijfsleven zelf normen formuleert en dat individuele ondernemingen algemene beleidsuitgangspunten opstellen waarin de verantwoordelijkheden van de onderneming jegens belanghebbenden en samenleving worden neergelegd. Het publieke wordt privaat, het private wordt publiek. De overheid moet ook als wetgever met dergelijke verschuivingen van verantwoordelijkheden rekening houden, hetzij door terughoudendheid hetzij door tussenkomst, bijvoorbeeld door aanvullende of ondersteunende wetgeving. Stand van zaken Wetgeving per 1-9-’97 Als gevolg van de uitkomsten van de parlementaire enquête naar opsporingsmethoden is het wetsvoorstel bijzondere opsporingsmethoden ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel Deals met criminelen wordt dit najaar aangeboden aan de Raad van State. Naar aanleiding van de Drugnota zijn de volgende wetgevingsprojecten geëntameerd: het wetsvoorstel tot wijziging van de Opiumwet in verband met de verhoging van de strafmaat voor hennepteelt, het wetsvoorstel tot aanvulling van de Opiumwet in verband met de bestuurlijke handhaving («Damoclesregeling») en het wetsvoorstel tot het in het leven roepen van de strafrechtelijke maatregel tot opvang van verslaafden. De wetsvoorstellen tot wijziging van de Opiumwet zijn bij de Tweede Kamer in behandeling. Het wetsvoorstel strafrechtelijke opvang verslaafden ligt voor advies bij de Raad van State. De wijziging van de Gemeentewet met het oog op de sluiting van drugpanden is reeds in werking getreden. Op het terrein van het penitentiair recht acht ik in het bijzonder van belang: het wetsvoorstel taakstraffen (zal voor advies aan de Raad van State worden gezonden), het wetsvoorstel Penitentiaire beginselenwet (kan wellicht 1-1-’98 in werking treden), en de beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (uiterlijk dit najaar in te dienen bij de Tweede Kamer). Op het terrein van de Vreemdelingenwetgeving is in het bijzonder het Koppelingswetsvoorstel vermeldenswaard. Er is mij alles aan gelegen dat deze wet op 1-1-’98 in werking treedt. Op het terrein van de politie is het wetsvoorstel Inspectie en Kwaliteitszorg bij de Politie ingediend. Dit wetsvoorstel is thans bij de Tweede Kamer in behandeling. Daarnaast wordt aan het einde van dit jaar bezien of de uitkomsten van de evaluatie-onderzoeken naar het bestuurlijk functioneren van de regio’s – die zijn aangekondigd in de nota «De Politiewet 1993; een eerste beoordeling» – aanleiding geven tot nadere wetswijziging. De Wet bescherming persoonsgegevens ligt voor advies bij de Raad van State en zal naar verwachting in oktober de Tweede Kamer bereiken. De wetgeving terzake van Europol vordert gestaag. De uitvoeringsregelingen in EU-verband zijn grotendeels door de Raad van Ministers vastgesteld. Het wetsvoorstel tot goedkeuring van de Europolovereenkomst nadert de mondelinge behandeling door de Tweede Kamer. Ter vervolmaking van de Algemene wet bestuursrecht wordt gewerkt aan de volgende wetsvoorstellen: aanpassingswetgeving derde tranche (eerste en tweede gedeelte) en de aanpassingswetgeving Rijkswetten. Het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
30
streven is om beide wetten op 1-1-’98 in werking te doen treden. Het wetsvoorstel Klachtrecht in de Awb ligt voor advies bij de Raad van State. Een voorontwerp betreffende regelingen over bestuurlijke boeten, publiekrechtelijke geldvordering en attributie in de Awb, zal naar verwachting binnenkort verschijnen. Inzake euthanasie is een aanpassing van de geldende meldingsprocedure in voorbereiding. Mijn ambtgenote van VWS en ik streven ernaar de daartoe te wijzigen regelgeving nog dit kalenderjaar dan wel zo spoedig mogelijk in ’98 in werking te laten treden. Na overleg met de vaste commissie voor Justitie is een circulaire vastgesteld omtrent de verplichting tot het doen van afstand van de oorspronkelijke nationaliteit bij naturalisatie tot Nederlander. Het wetsvoorstel ter vervanging van de nog aanhangige wijzigingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap, is voor advies aan de Raad van State aangeboden. Een nota van wijziging op het wetsvoorstel erfrecht, waarin de materie van de notitie «De positie van de langstlevende echtgenoot en van de kinderen in een nieuw versterf-erfrecht» is verwerkt, is ingediend bij de Tweede Kamer. Op het gebied van het gezondheidsrecht is in voorbereiding een kaderwet herleidbaar lichaamsmateriaal. Het wetsvoorstel medischwetenschappelijk onderzoek met mensen is gereed voor behandeling door de Tweede Kamer. De wetsvoorstellen gezamenlijk gezag en gezamenlijke voogdij, herziening afstammingsrecht en adoptie, aanpassingswetgeving afstammingsrecht/adoptie en de aanpassingswetgeving geregistreerd partnerschap alsmede de inmiddels wet geworden voorstellen partnerschapsregistratie en herziening naamrecht, treden naar verwachting begin ’98 in werking. Hiermee is het personen- en familierecht in belangrijke mate gemoderniseerd en in overeenstemming gebracht met internationale verplichtingen. De commissie-Kortmann adviseert nog dit jaar over de wenselijkheid van openstelling van het burgerlijk huwelijk voor partners van gelijk geslacht. Op het terrein van het vennootschapsrecht is onder meer het wetsvoorstel splitsing van rechtspersonen aanhangig (beoogde inwerkingtreding 1-1-’98). Het wetsvoorstel beschermingsconstructies is begin ’97 voor advies aan de Raad van State toegezonden. Mede in het streven naar de vermindering van de administratieve lasten van het bedrijfsleven wordt in het BV-recht gestreefd naar versoepeling van de voorschriften. Momenteel wordt bezien of het mogelijk is om in het bijzonder in joint venture verhoudingen van dwingend naar regelend recht te gaan. Thans is in voorbereiding het nieuwe wetsvoorstel reprorecht, dat het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel vervangt. De nota naar aanleiding van het nader verslag in verband met de herziening van de Wet op het Notarisambt heeft u zeer recent bereikt. Met de rechterlijke macht, advocatuur en kredietbanken is goed overleg gevoerd over enige aanpassingen van het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel schuldsaneringsregeling die, naar ik verwacht, de door de praktijk gesignaleerde bezwaren kunnen wegnemen. Ik streef ernaar om het wetgevingsproces begin ’98 te voltooien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
31
Mede op verzoek van de Tweede Kamer is een commissie ingesteld om na te gaan welke ontwikkelingen op het terrein van de rechterlijke organisatie en de daarmee samenhangende wetgeving wenselijk zijn. De adviezen van de commissie-Leemhuis zullen eind van dit jaar beschikbaar zijn. Het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel reorganisatie Openbaar Ministerie (inclusief landelijk parket) zal naar verwachting nog deze kabinetsperiode in werking treden. Ook zal worden nagegaan hoe de voortzetting van de behandeling van de voorstellen betreffende het burgerlijk procesrecht in het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tweede fase herziening rechterlijke organisatie verder vorm kan worden gegeven. Hierbij zullen ook de adviezen van onder andere de commissies-Van Delden en Mannourij betrokken worden. Op het terrein van wetgevingskwaliteitsbeleid heeft mijn departement een coördinerende rol. Samen met de minister van Economische Zaken ben ik verantwoordelijk voor het programma Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit. De implementatie van de eerste en tweede tranche MDW-onderwerpen is ter hand genomen. Onderwerpen van Justitie zelf die ik in dit verband wil noemen zijn: richtsnoeren inzake kwaliteit EU-regelgeving, doorberekening handhavingskosten, certificering als alternatief voor wetgeving, eigen betalingen, preventief toezicht op vennootschappen en domeinmonopolie advocatuur. Inmiddels is ook een begin gemaakt met de voorbereiding van de implementatie van de derde tranche. Het kabinet heeft de volgende onderwerpen gekozen voor de vierde tranche van de MDW-operatie: toezicht op collectieve beheersorganisaties in het auteursrecht, stad en regels (lokale regelgeving), makelaars, het elektronisch verrichten van rechtshandelingen, vergunningsprocedures bij bedrijfsvestiging, het loodswezen en, tenslotte, het onderwerp ziektekostenverzekering (WTZ). De MDWprojecten preventief toezicht op vennootschappen en toezicht op collectieve beheersorganisaties in het auteursrecht dragen tevens bij aan de uitvoering van de plannen uit de nota «Naar minder administratieve lasten» van de staatssecrataris van Economische Zaken.
III. SAMENVATTING BEGROTINGSCIJFERS EN FINANCIEEL BEHEER Samenvatting begrotingscijfers Zoals uit Hoofdstuk II bleek, heeft het kabinet in het kader van de Voorjaarsnota ’97 en de begroting voor ’98 voor een aantal belangrijke beleidsintensiveringen van Justitie extra geld uitgetrokken. Daarenboven heeft het kabinet extra geld uitgetrokken voor de bestrijding van tekorten bij de uitvoering van bestaand beleid en is besloten tot een aantal ramingsbijstellingen op de Justitiebegroting. Alles bijeen is per saldo meer evenwicht gebracht in de geraamde begrotingsbedragen en de taakbelasting van de organisatie. Evengoed resteren nog enkele ramingsrisico’s, waarop verderop in dit hoofdstuk nader wordt ingegaan. Van een en ander is op hoofdlijnen het volgende cijferoverzicht te geven. De betrokken bedragen zijn in de artikelsgewijze toelichting onder de algemene noemer «kabinetsintensiveringen» verwerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
32
Bedragen in mln.gld.
Tabel III.1 Samenvatting belangrijkste budgettaire mutaties Kabinetsbeslissingen
1997
1998
1999
2000
2001
2002
1. Beleidsintensiveringen
48,1
117,7
130,1
119,1
117, 1
117,1
– – – – – – –
37,0
5,9 1,2
17,0 30,0 19,0 25,0 5,0 10,5 11,2
17,0 30,0 23,0 25,0 10,0 10,5 14,6
20,0 22,0 12,0 25,0 15,0 10,5 14,6
18,0 22,0 12,0 25,0 15,0 10,5 14,6
18,0 22,0 12,0 25,0 15,0 10,5 14,6
133,6
127,8
127,8
130,8
130,3
133,6
11,0 0,3 36,0 33,0 27,3 26,0
7,5 16,0 33,0 36,7 34,6
10,7 16,0 33,0 35,0 33,1
13,5 16,0 33,0 35,0 33,3
11,6 16,0 33,0 35,0 34,7
11,6 16,0 33,0 35,0 38,0
3. Ramingsbijstellingen
154,0
199,5
65,4
– 1 6,7
– 76,6
– 76,6
– Opvang asielzoekers* – Aanpassen verwerkingscapaciteit IND – Opheffen IND-knelpunten* – Bijstelling intensiveringen ’97 RO* – Hogere opbrengst boeten en transacties* – Diversen (mutaties < 10 mln)*
166,0 15,0 – 20,0
175,1 10,0 55,0
77,4 10,0 36,0
4,3 10,0 29,0
– 53,6 10,0 27,0
– 53,6 10,0 27,0
– 7,0
– 33,0 – 7,6
– 33,0 – 25,0
– 33,0 – 27,0
– 33,0 – 27,0
– 33,0 – 27,0
Totaal mutaties
335,7
445,0
323,3
233,2
170,8
174,1
Inzet Tbs-noodcapaciteit* Extra Jeugdplaatsen Realisering SOV-plaatsen* Schuldsanering Rechtsbijstand, reparatie niet beoogde vraaguitval Intensivering Schengen-akkoord* Diversen (mutaties < 10 mln)*
2. Tekorten uitvoering bestaand beleid – – – – – –
TBS-schadevergoeding* Kostprijs taakstraffen* Griffierechten* Boeten en Transacties* Rechtsbijstand* Diversen (mutaties < 10 mln)*
4,0
* Deze mutaties zijn geheel of gedeeltelijk verwerkt bij de 1e suppletoire op de begroting ’97.
Van de opbouw van de meerjarige begrotingstotalen voor de uitgaven en de ontvangsten ten opzichte van de in de begroting ’97 opgenomen meerjarencijfers is een overzicht te geven als in tabel III.2. Het betreft hier de zogenoemde verticale toelichting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
33
Bedragen in mln. gld.
Tabel III.2 Verticale toelichting 1997
1998
1999
2000
2001
5 959,5
5 686,3
5 635,5
5 673,2
5 693,3
387,4
358,7
256,5
180,5
154,9
68,5 30,0 25,0 5,0 8,5 9,3 150,0 10,0 9,3
76,5 30,0 25,0 10,0 11,5 – 15,1 105,0 10,0 – 15,1
73,5 22,0 25,0 15,0 11,5 – 17,4 105,0 10,0 – 17,4
73,5 22,0 25,0 15,0 11,5 – 17,3 75,0 10,0 – 17,3
– 18,0
28,6 33,0 – 4,4
4,4 33,0 – 28,6
21,9 33,0 – 11,1
38,9 33,0 5,9
6 442,3
6 311,4
6 072,8
6 046,7
6 028,3
959,5
1 007,3
1 014,3
1 022,3
1 022,3
43,2
18,4
18,4
18,4
18,4
3,0 0,4
3,6
1,6
1,6
1,6
1 006,1
1 029,3
1 034,3
1 042,3
1 042,3
2002
a. Uitgaven Stand uitgaven begroting ’97 1e suppletoire wet ’97 Nog niet eerder in een begrotingshoofdstuk opgenomen mutaties: – Beleidsintensiveringen Extra jeugdplaatsen Schuldsanering Rechtsbijstand, reparatie niet-beoogde vraaguitval Overig < f 10 mln. – Mee/tegenvallers Bijstelling raming Opvang Verwerkingscapaciteit IND Overig < f 10 mln. – Desalderingen – Overboekingen cluster II tranche ’98 regeerakkoord overig Stand uitgaven begroting ’98 b. Ontvangsten Stand ontvangsten begroting ’97 1e suppletoire wet ’97 Nog niet eerder in een begrotingshoofdstuk opgenomen mutaties: – Mee/tegenvallers – Desalderingen Stand ontvangsten begroting ’98
3,0 110,0 3,0 0,4 – 18,0
6 031,7
1 042,3
Beleidsrelevante ontwikkelingen In tabel III.3 is voor de uitgaven en de ontvangsten de ontwikkeling van de begrotingstotalen in de periode ’97–’02 per hoofdbeleidsterrein weergegeven. Het betreft hier de zogenoemde horizontale toelichting. Daarbij is uitgegaan van een nieuwe artikelindeling die correspondeert met de nieuwe organisatiestructuur van het ministerie. Aldus worden naast een hoofdbeleidsterrein «Algemeen» drie andere hoofdbeleidsterreinen onderscheiden, die corresponderen met de drie betrokken DirectoratenGeneraal van het ministerie. Overigens is bij de artikelsgewijze toelichting een aansluitingstabel van de oude en de nieuwe artikelindeling opgenomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
34
Bedragen in mln. gld.
Tabel III.3 Horizontale toelichting Hoofdbeleidsterrein
1997*
1998
1999
2000
2001
2002
– Algemeen – Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken – Preventie, Jeugd en Sancties – Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging
346,3 1 335,4 2 409,0 2 351,6
330,0 1 179,7 2 559,3 2 242,5
336,8 1 024,4 2 511,5 2 200,1
338,3 944,2 2 563,7 2 200,5
339,1 884,7 2 588,4 2 216,0
339,1 884,7 2 589,6 2 218,3
Totaal uitgaven
6 442,3
6 311,4
6 072,8
6 046,7
6 028,3
6 031,7
9,3 1,3 26,7 968,8
8,3 1,3 27,8 991,9
6,3 1,3 27,8 998,9
6,3 1,3 27,8 1 006,9
6,3 1,3 27,8 1 006,9
6,3 1,3 27,8 1 006,9
1 006,1
1 029,3
1 034,3
1 042,3
1 042,3
1 042,3
a. Uitgaven
b. Ontvangsten – Algemeen – Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken – Preventie, Jeugd en Sancties – Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging
Totaal ontvangsten
* In verband met de vergelijkbaarheid zijn de cijfers voor 1997 opgenomen conform de nieuwe indeling in hoofdbeleidsterreinen die vanaf 1998 geldt.
Hoofdbeleidsterrein Algemeen De daling van de uitgaven in ’98 van per saldo f 15 mln ontstaat onder meer door het wegvallen in latere jaren van voor ’97 verwerkte incidentele budgetten voor TBS-schadevergoedingen (f 11 mln), voor de Eindejaarsmarge ’96 (f 10 mln) en voor investeringen in automatisering (f 15 mln). Verder wordt een daling van de uitgaven voor post-actieven van het voormalige Korps Rijkspolitie met f 8 mln voorzien. Tegenover deze dalingen staat een stijging van f 25 mln voor het budget schuldsanering dat vanaf ’98 structureel aan de begroting is toegevoegd en een incidenteel bedrag van f 4 mln ten behoeve van de viering van het 200-jarig bestaan van Justitie. De stijging van het budget voor ’99 van per saldo f 7 mln ontstaat onder meer door de stijging van de gelden voor verkeershandhaving (f 24 mln). Daar tegenover staat een verdere daling van het budget voor postactieven van het voormalige Korps Rijkspolitie (f 6 mln), een verdere afloop van investeringen in automatisering (f 7 mln) en het vervallen van het incidentele budget voor viering van het 200-jarig bestaan van Justitie (f 4 mln).
Hoofdbeleidsterrein Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (IAV) De daling van de uitgaven op dit hoofdbeleidsterrein met uiteindelijk structureel circa f 450 mln hangt samen met de daling van het aantal op te vangen asielzoekers zoals die thans in de budgetten is verwerkt.
Hoofdbeleidsterrein Preventie, Jeugd en Sancties (PJS) De stijging van de uitgaven op dit hoofdbeleidsterrein kan onder meer worden verklaard door de verwerking van groeiende exploitatiegevolgen, die volgen uit de in ’97 en ’98 toegevoegde intensiveringsbedragen op het terrein van preventie, bestrijding van jeugdcriminaliteit en de strafrechtelijke opvang van verslaafden (SOV) in het kader van het Grotestedenbeleid. In ’99 is sprake van een eenmalige daling, die verband houdt met
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
35
een hogere overboeking naar de begroting van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor de bouw van cellen.
Hoofdbeleidsterrein Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging (WRR) De uitgaven voor dit hoofdbeleidsterrein dalen van ’97 naar ’02 met circa f 130 mln. Voornaamste oorzaken zijn een saldering van uitgaven en ontvangsten vanaf ’98 in verband met de voor dat jaar voorgenomen instelling van het agentschap KLPD (circa f 70 mln) en een lening van f 30 mln aan het KLPD in ’97. Daarenboven is het budget voor de verbetering van de infrastructuur van de rechterlijke organisatie en voor de uitvoering van de aanbevelingen van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden in ’97 incidenteel circa f 30 mln hoger dan in latere jaren. De voornaamste oorzaken voor de fluctuaties tussen ’97 en ’02 zijn de volgende. Vanaf ’98 wordt ca f 20 mln toegevoegd aan het budget uit de regeerakkoordgelden (cluster II, tranche ’98). De daling in ’99 wordt veroorzaakt door het niet toedelen van de gelden voor de gebiedsprojecten vanaf ’99, de korting op het reorganisatiebudget OM, de oploop in de efficiencytaakstelling voor het KLPD, aflopende budgetten voor asielzoekers en de afloop in het budget voor ambtshalve straftoevoegingen. Vanaf 2000 stijgt het budget weer onder meer door de oploop in het budget voor postactieven en in het budget voor de reparatie van vraaguitval. Op dit hoofdbeleidsterrein is sprake van een stijging in de raming van de ontvangsten voor boeten en transacties en voor griffierechten. De voorgenomen instelling van het agentschap KLPD met ingang van ’98 leidt daarentegen tot lagere ontvangsten omdat de ontvangsten KLPD met ingang van ’98 op de agentschapsbegroting worden verantwoord. Per saldo resulteert een stijging van de ontvangstenraming die oploopt tot een bedrag van circa f 40 miljoen. Ramingsrisico’s De begroting biedt ramingen van uitgaven en ontvangsten, die zo verantwoord mogelijk zijn opgesteld en daarenboven zijn gebaseerd op de meest recente inzichten in de voor het Justitieterrein relevante ontwikkelingen. Inherent aan die ontwikkelingen zijn de daaraan verbonden onzekerheden en de daarmee samenhangende risico’s die aan corresponderende begrotingsbedragen kleven. Het gaat daarbij vooral om de volgende onderwerpen, die zowel op uitgaven- als op ontvangstenramingen betrekking hebben.
Schadeclaims asielzoekers In ’97 zijn bij rechterlijke uitspraak twee schadeclaims van asielzoekers gehonoreerd betreffende door hen te weinig genoten inkomsten als gevolg van overschrijding van wettelijke afdoeningstermijnen. Het is niet uitgesloten dat nieuwe aanspraken zullen volgen. Ingeval opnieuw een rechterlijke uitspraak wordt uitgelokt, zullen aangepaste argumenten worden aangedragen op grond waarvan toekomstige claims naar verwachting kunnen worden afgewezen.
Schadeclaims TBS-veroordeelden In ’97 zijn bij rechterlijke uitspraak ook schadeclaims van TBSveroordeelden gehonoreerd, die betrekking hebben op hun ontijdig genoten behandeling. Zoals bekend wordt die ontijdigheid vooral veroorzaakt door capaciteitsproblemen bij TBS-instellingen. Inmiddels is
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
36
artikel 12 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden in werking getreden. Daarin is voor zulke situaties voorzien in een wachttijd van zes maanden. Verder is tegen de uitspraak hoger beroep aangetekend en is in deze begroting in de opvang van schadeclaims voorzien door toevoeging van f 11 mln extra budget.
Uitgaven rechtsbijstand en ambtshalve straftoevoegingen In relatie tot ramingsspanningen bij de uitgaven voor de rechtsbijstand zal in de loop van ’97 onderzoek worden gestart naar de mogelijkheden voor een verdere beheersing van aantallen ambtshalve straftoevoegingen.
Uitgavengevolgen Stelselwijziging Rijksgebouwendienst Voor de voornemens tot de verzelfstandiging van de Rijksgebouwendienst wordt verwezen naar de begroting van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Daaraan zijn voor de ministeries in het algemeen en voor Justitie als grootste afnemer in het bijzonder aanzienlijke budgettaire overhevelingen en personele/organisatorische consequenties verbonden. Die zullen in de begroting voor ’99 worden verwerkt en zo veel mogelijk tot uitdrukking worden gebracht in de kostprijzen van de verschillende Justitieprodukten.
Ontvangsten Boeten en Transacties Vanwege de grote afhankelijkheid van daadwerkelijk afgegeven processen-verbaal en de hoogte van de opgelegde boeten resteert een risico voor deze ontvangstenpost. Dit blote feit vormt voor het kabinet géén aanleiding extra intensiveringsprogramma’s naast de reeds lopende in gang te zetten.
Ontvangsten Griffierechten Als gevolg van opgelopen vertraging bij de invoering van indexering van de tarieven en in de herijking van de bestaande tariefstructuur, alsmede door een tegenvallende autonome groei, lopen de ontvangsten uit griffierechten achter bij de oorspronkelijk geraamde bedragen. Om die reden is de raming inmiddels aangepast. Desondanks resteert een risico. Nader onderzocht wordt of binnen de in ’98 te implementeren herijkingsvoorstellen aanvullende budgettaire ruimte kan worden gevonden.
Ontvangsten PlukZe-activiteiten Als gevolg van onvoldoende verhaalsmogelijkheden en een langdurige en complexe rechtsgang bij financieel omvangrijke ontnemingen nemen de ontvangsten uit PlukZe-activiteiten minder sterk toe dan is verwacht. De PlukZe-activiteiten zullen evenwel met kracht worden voortgezet. Overigens mag bekend worden verondersteld, dat een wat omvang betreft onbekend deel van de PlukZe-zaken langs fiscale weg wordt geïnd. Financiële beheer
Interne sturing (planning en control) Besturingsconcept De professionalisering van de interne sturing zal verder worden uitgewerkt volgens het nieuwe model van een Bestuursraad (collegiale besturing) en een DG-structuur (duidelijke verantwoordelijkheden). Daarbij staat een integrale afstemming van beleidsontwikkelingen met de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
37
begrotingsvoorbereiding, -uitvoering en -verantwoording centraal. In dat verband zijn in ’97 ook een aantal stappen gezet op weg naar de verdere integratie van het begrotingsproces en het planning- en controlproces. De invoering van genormeerde kostprijzen krijgt prioriteit om de gewenste sturing op resultaten verder te instrumenteren. Kostprijzen Op 3-3-’97 is u door de minister van Financiën de nota «Van uitgaven naar kosten» aangeboden. Daarin is een kader geschetst van mogelijkheden om de huidige begrotingssystematiek aan te passen met het oog op betere bedrijfseconomische afwegingen en een zorgvuldiger behandeling van kapitaaluitgaven. Ook Justitie werkt aan de concrete invulling van een en ander. In essentie gaat het daarbij om een proces waarbij van ramingskengetallen voor middelen (input) wordt gekomen tot integrale normatieve kostprijzen voor concrete produkten (output). Zoals bekend werkt Justitie volgens het stelsel, waarbij produkten en prestaties worden gedefinieerd en over het niveau van te bereiken resultaten afspraken met de uitvoeringsorganisaties worden gemaakt. Over het nakomen van zulke afspraken rapporteren de uitvoeringsorganisaties periodiek in het kader van de planning en control. Een volgende stap bestaat uit het ontwikkelen van kostprijzen voor de afgesproken resultaten, waarmee de gewenste concrete verbinding tussen geld en prestaties tot stand komt. Volgens de huidige systematiek valt die verbinding echter nog uitsluitend te leggen door gerealiseerde uitgaven rechtstreeks aan bijbehorende produkten toe te rekenen en die met de ramingen te vergelijken. Het streven is erop gericht te komen tot normatieve integrale kostprijzen. In dat licht zal het begrotingsjaar worden benut om de kostprijssystematiek verder te ontwikkelen, zodanig dat de begroting ’99 zoveel als mogelijk kan worden onderbouwd met kostprijzen, die gerelateerd zijn aan herkenbare produkten. Periodieke doorlichtingen Het sturen op resultaat op basis van genormeerde kostprijzen zal worden ondersteund met de opstelling van een doorlichtingsprogramma. Doel daarvan is de organisatieonderdelen om de drie tot vier jaar op de diverse bedrijfsvoeringsfuncties door te lichten en de overeengekomen prijzen op hun uitwerking te evalueren. Aldus ontstaat meer inzicht in de kwaliteit, de effectiviteit en de efficiency van de bedrijfsvoering. In ’98 zal daartoe het instrumentarium worden ontwikkeld.
Verduurzamingen Onderhoud administratieve organisatie In ’96 en ’97 is reeds veel aandacht besteed aan de kwalitatieve verbetering van de administratieve organisatie van het bestuursdepartement en van de decentrale diensten. Met het aanbrengen van deze verbeteringen zijn de door de Algemene Rekenkamer in het Rechtmatigheidsonderzoek ’96 gesignaleerde onvolkomenheden opgeheven. Om het proces van duurzame verbetering verder te bevorderen is inmiddels een aantal instrumenten ontwikkeld. Met het zogenoemde «AO-statuut» zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de te onderscheiden organisatie-onderdelen binnen Justitie concreet vastgelegd. Het statuut geeft verder richtlijnen voor de wijze waarop de beschrijving van de administratieve organisatie moet verlopen. Voorts zijn modellen opgesteld die een doelmatige beschrijving bevorderen en zijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
38
richtlijnen ontworpen ter verbetering van de onderhoudsplanning. Onderhoudsplanningen zullen in de planning- en controlcyclus worden ingepast. Als complementair instrument zullen in ’98 AO-audits worden uitgevoerd. Met zulke audits zal periodiek en op elk niveau van de organisatie informatie omtrent de infrastructuur (capaciteit, organisatie, planning en sturing) van de administratieve organisatie worden verkregen. Zulke audits geven tevens inzicht in en overzicht over de stand van zaken bij bestaande administratieve organisaties. De werking van de administratieve organisatie zal verder worden getoetst bij de uitvoering van de accountantscontrole. Door middel van versterking van de infrastructuur, het uitvoeren van audits alsmede dynamisering van de accountantscontrole komt een stelsel van maatregelen beschikbaar, dat leidt tot een adequate beheersing van de administratieve organisatie.
Accountantscontrole In ’97 is gestart met de voorbereiding van een aantal maatregelen waarmee een verdere kwaliteitsverbetering van de bedrijfsvoering rond de uit te voeren controlewerkzaamheden wordt nagestreefd. Eén van deze maatregelen betreft de aanpassing van de rapportagestructuur. Met de aanpassing van de rapportagestructuur wordt een betere aansluiting gevonden bij de organisatiestructuur van het departement. In lijn met de wens van de Tweede Kamer worden binnen het ministerie van Justitie voorbereidingen getroffen die een versnelling en verbetering van de verantwoordingsprocedure beogen. In samenhang daarmee vindt een versnelling van de controlewerkzaamheden plaats. Met deze maatregelen wordt zowel een verandering in de dienstverlening aan de departementale organisatie als het waarborgen van een adequate uitvoering van de wettelijke controletaak gerealiseerd. Per directoraat-generaal worden accountantsrapporten opgesteld, die op centraal niveau in overleg worden vertaald in een zogenoemd knelpuntenoverzicht. Dat overzicht wordt op het niveau van de uitvoeringsorganisaties aangevuld met verbeteringsmaatregelen die in de betrokken jaarplannen worden opgenomen. In de planning- en controlcyclus wordt de voortgang van verbeteringsmaatregelen bewaakt.
Financiële en personele informatiesystemen De financiële systemen die momenteel op het centrale mainframe draaien worden gemigreerd naar een zogenoemde «cliënt-server»-toepassing. De migratie is nodig vanwege de technische afschrijving van het huidige mainframe en de noodzakelijke (ver)nieuwbouw van de applicaties. Naar verwachting zullen de nieuwe financiële systemen per 1-1-’98 operationeel zijn. Om redenen van doelmatigheid is het gewenst de personele en de financiële informatievoorziening te integreren. Naast integratie op systeemniveau is ook een ontwikkeling in gang gezet om te komen tot integratie van de hierbij betrokken beheersorganisaties binnen Justitie. Verzelfstandigingen
Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) Met ingang van 1-1-’98 zal aan het KLPD de agentschapsstatus worden toegekend. Met het toekennen van de agentschapsstatus wordt invulling gegeven aan de behoefte de bedrijfsvoering van het KLPD in toenemende mate te baseren op bedrijfseconomische principes. Tevens wordt invulling gegeven aan de wens het KLPD een financieel regime (in casu het baten/lastenstelsel) te laten hanteren dat overeenkomt met dat van de onder Binnenlandse Zaken ressorterende – tot zelfstandig bestuursorganen omgevormde – politieregio’s, terwijl gelijktijdig de ministeriële
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
39
verantwoordelijkheid voor het functioneren van het KLPD gehandhaafd blijft. Het afgelopen jaar is met name gebruikt om de administratieve organisatie van het KLPD toe te snijden op de informatiebehoefte die de agentschapsstatus aan de dienst stelt en is reeds schaduw gedraaid met een baten/lasten-administratie. Evaluatie agentschappen
Agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) Voor dit sinds 1-1-’94 functionerende agentschap is een evaluatieonderzoek gehouden. De resultaten daarvan zijn inmiddels separaat aan de Tweede Kamer toegezonden. Samengevat komen de conclusies op het volgende neer. Destijds was de politieke gevoeligheid van dit beleidsterrein reden om voor interne verzelfstandiging te kiezen, waarbij de ministeriële verantwoordelijkheid volledig in stand blijft. Achteraf kan de vraag worden gesteld of het moment van verzelfstandiging, in het licht van de omstandigheden (ingrijpende wijziging van de Vreemdelingenwet, sterke stijging van het aantal asielzoekers) wel gelukkig is geweest. De IND voldoet niettemin inmiddels aan alle oprichtingsvoorwaarden. – Er zijn meetbare produkten en diensten in kwantitatieve zin – Er zijn meetbare producten en diensten in termen van kwaliteit – Er is een reële mogelijkheid om tot doelmatigheidsverbetering te komen – De inrichting van de administratieve organisatie en de informatievoorziening voldoen aan de eisen van resultaatgericht sturen – Er zijn goedkeurende accountantsverklaringen over de jaren ’93 tot en met ’96 Over de kostenontwikkeling is, bij het ontbreken van integrale kostprijzen in termen van realisatie, slechts een oordeel te geven aan de hand van gemiddelde uitgavenprijzen. Gegeven deze beperkte oriëntatie blijken die uitgaven in drie jaar agentschap een dalende tendens te vertonen. De officiële justitiële motieven voor verzelfstandiging zijn in de onderzoeksperiode alle in meerdere of mindere mate gerealiseerd. Er vindt een flexibele inzet van middelen plaats als reactie op veranderingen in het werkaanbod; er wordt gesubstitueerd tussen personele en materiële uitgaven. Aan de programma-uitgaven wordt op specifieke wijze invulling gegeven. Er wordt in toenemende mate ketengericht gewerkt en de kwaliteit van de externe samenwerking verbetert. De informatievoorziening verschuift van een input- naar outputgericht. De interne personele regelgeving is binnen de rijksbrede kaders afgestemd op het bedrijfsproces, waarbij het fluctuerend werkaanbod en het grootschalig werken met tijdelijk personeel het meest karakteristiek is. Ten aanzien van de kwaliteit van het product en het productieproces van de IND hebben zich zowel negatieve als positieve ontwikkelingen voorgedaan: de doorlooptijd van beslissingen is in de periode ’94–’96 per saldo sterk toegenomen. Dit hangt samen met de in ’94 ontstane achterstanden. De doorlooptijd van nieuw gedane verzoeken ligt daarentegen op de beoogde termijn van zeven maanden. Het vernietigingspercentage in beroep is eveneens toegenomen en ook dit hangt waarschijnlijk ten dele samen met het wegwerken van de achterstanden (veel tijdelijk personeel). Daarnaast speelde vooral de problematiek van het niet tijdig horen en het rechterlijk oordeel daarover een rol. De agentschapsstatus heeft de IND ook meer herkenbaar gemaakt voor zijn partners in de vreemdelingenketen en dat heeft de samenwerking weer gestimuleerd. Per saldo zijn de eerste tekenen van doelmatiger functioneren zichtbaar. Hierbij gaat het vooral om een ontwikkelingstraject, waarvan in de komende jaren pas significant rendement kan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
40
worden verwacht. De invoering van het baten- en lastenstelsel in ’97 en de ontwikkeling van integrale normatieve kostprijzen kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. De scherpe scheiding van beleid en uitvoering, zoals voorzien in de aanvraag voor een agentschapsstatus, is in de praktijk niet gerealiseerd. Dit is enerzijds het gevolg van de grote politieke gevoeligheid van dit beleidsterrein, anderzijds van een aantal exogene factoren, zoals de dominantie van internationale migratiestromen, verdragsverplichtingen en jurisprudentie. Dit begrenst de mogelijkheden van doelmatigheidsverbetering in de bedrijfsvoering. De sturingsrelatie tussen kerndepartement en IND is als concept helder en ook bekend, maar in de praktijk nog in ontwikkeling. De introductie van normatieve kostprijzen, helderheid over de rolopvattingen binnen de sturingsrelatie en het passend gebruik van additionele informatieprotocollen zullen hierin verbetering brengen.
De agentschappen Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) In het verlengde van het evaluatieonderzoek naar het agentschap IND zullen ook de agentschappen DJI en CJIB aan een evaluatieonderzoek worden onderworpen. Bedoeling is dat de resultaten daarvan zullen worden betrokken bij de begrotingsvoorbereiding ’99.
Rijksbrede evaluatie agentschappen Medewerking is verleend aan de door het ministerie van Financiën uitgevoerde rijksbrede evaluatie van agentschappen, waarbij het concept van de bedrijfsvoering centraal staat. Geïntegreerd subsidiebeleid
Misbruik en oneigenlijk gebruik (het «M en O»-beleid) De Wet Justitiesubsidies en de Algemene wet bestuursrecht derde tranche (waarin onder meer de algemene regels met betrekking tot subsidies zijn opgenomen) zullen naar verwachting 1-1-’98 in werking treden. Doel is te komen tot verbetering van het subsidiebeheer in het algemeen en het voorkomen en bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies in het bijzonder. Voor regelingen zijn inmiddels waar nodig aanvullende maatregelen getroffen die moeten leiden tot een adequaat controlebeleid. In bijlage 6 is nadere informatie verwerkt over de door Justitie verstrekte subsidies met een beslag van f 1 mln per jaar en meer. Voor het Evaluatieprogramma wordt verwezen naar bijlage 8. Archiefbeleid
Algemeen De minister draagt zorg voor alle archiefbescheiden die onder het Ministerie van Justitie berusten (Archiefwet ’95, artikel 23 lid 1) en moet hiervoor beheersregels vaststellen (Archiefbesluit ’95, artikel 14). Ter uitvoering hiervan wordt dit jaar de Archiefregeling Justitie vastgesteld en gepubliceerd. Hierin zijn de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op archiefgebied ministeriebreed vastgelegd. De archieven van Justitie bestaan nu nog in hoofdzaak uit papieren bestanden, het digitale aandeel is klein. De digitale bestanden die er zijn, zijn voornamelijk gegevensverzamelingen die worden gebruikt voor de ondersteuning van de procesgang. Bij diverse organisatieonderdelen van Justitie worden initiatieven uitgewerkt in projectplannen, definitiestudies en pilots op het terrein van de documentaire informatievoorziening,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
41
inclusief de modernisering van de archieffunctie en de inbedding van het archief(beheer) in de digitale informatiestructuur. Er ontbreekt echter nog een planmatig ministeriebreed overzicht van en inzicht in deze initiatieven. Aan de ontwikkeling van een coördinerend/regisserend kader voor het archiefbeleid, passend in de planning- en controlcyclus en de besturingsfilosofie van het ministerie, wordt dit jaar en komend jaar gewerkt. De nadruk ligt hierbij op het creëren van bestuurlijk/ organisatorische waarborgen (afspraken) en technische randvoorwaarden (standaards, richtlijnen). Op basis daarvan kan een samenhang in de ontwikkeling van de archieffunctie bij het ministerie gestalte krijgen en een ministeriebreed inzicht ontstaan in de omvang, samenhang en de kosten van archieven als onderdeel van de (digitale) informatiehuishouding. Hiertoe worden de twee volgende functies ingericht. Justitie-archivaris Deze functionaris zal over het beheer adviseren, in opdracht van de secretaris-generaal aanwijzingen verstrekken en inspecties uitvoeren. De functie zal onder verantwoordelijkheid van de directie Algemene Zaken Bestuursdepartement vallen. Die directie wordt verantwoordelijk voor de uitvoering en de coördinatie van de werkzaamheden die uit de zorg voor de archieven voortvloeien, alsmede uit het convenant voor het Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn (PIVOT) dat eind ’91 is gesloten met de Rijksarchiefdienst. Beleidscoördinator Deze functionaris adviseert de secretaris-generaal over de Justitiebrede beleidsmatige aspecten van de (digitale) archivering. De functionaris wordt aangesteld bij de directie Coördinatie Bedrijfsvoering.
Bestuursdepartement Capaciteit en gebruik De archiefcapaciteit is 19 000 strekkende meter, waarvan op dit moment ruim 17 000 strekkende meter in gebruik is. In ’96 zijn voor intern gebruik 64 917 dossiers opgevraagd uit de archieven en 135 034 dossiers geretourneerd/geplaatst in de archieven. Ook externen maken gebruik van de archieven, vooral van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR). Hiervan is het volgende overzicht te geven. Tabel III.4 Extern gebruik van archieven
Aantallen verzoeken
– Particuliere verzoeken om inzage in het CABR – Inzageverzoeken t.b.v. wetenschappelijk onderzoek in het CABR – Informatieverzoeken t.b.v. Koninklijke Onderscheidingen, Stichting ’40–’45, uitkeringsraden Wet uitvoering vervolgingsslachtoffers en Wet uitkering burger-oorlogsslachtoffers uit het CABR – Inzageverzoeken t.b.v. wetenschappelijk onderzoek in overige dossiers
280 64
3 148 114
Verbetering archiefbeheer De Archiefregeling Justitie wordt voor het Bestuursdepartement nader uitgewerkt in een handboek met regels (instructies, procedures en beschrijvingen) voor de documentaire informatievoorziening. Het handboek komt in de loop van 1998 zowel op papier als digitaal (via JUSTWEB, het Intranet van Justitie) beschikbaar. Er komt een nieuw Justitie Documentair Informatie Systeem voor het Bestuursdepartement. De voorbereidende fase hiervoor is najaar 1997 afgerond. Het nieuwe
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
42
informatiesysteem zal de toegankelijkheid van de archieven sterk kunnen vergroten. Verder zullen op basis van nieuwe selectie-instrumenten die in het kader van PIVOT zijn ontwikkeld, de archieven die in 1998 in aanmerking komen voor overbrenging naar de Rijksarchiefdienst worden geschoond en overgebracht. Ook zal in dit kader, in overleg met de Rijksarchiefdienst en in samenwerking met de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) in Winschoten, een proef worden gedaan met het digitaliseren van bestanden die voor bewaring in aanmerking komen. Tenslotte wordt het CABR, ter voorbereiding op de overbrenging naar het Algemeen Rijksarchief, conserverend bewerkt en digitaal toegankelijk gemaakt door de CAS en is in de tweede helft van 1997 een tweeledig onderzoek gestart naar de institutionele context waarin het CABR tot stand is gekomen.
Justitie als geheel Van de diensten die vallen onder het Bestuursdepartement, het Directoraat Generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties en het DirectoraatGeneraal Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging zijn de volgende gegevens beschikbaar over de omvang en de jaarlijkse groei van de archieven. Tabel III.5 Omvang archieven en jaarlijkse aanwas
Aantallen strekkende meters Omvang
Jaarlijkse aanwas
Bestuursdepartement
17 000
750
Directoraat-Generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken IND – Centrale archief- en selectiedienst (CAS) – Regionaal
12 500 2000
1 500
2000
450
Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties CJIB DJI – Gevangenissen/huizen van bewaring – Jeugd- en TBS-inrichtingen Raad voor de Kinderbescherming Directoraat-Generaal Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging Gerechtelijke laboratoria KLPD Rechterlijke organisatie Overige
5 000 2000 7 000
2000 3 000 150 000 40
22 000
Rechterlijke organisatie Capaciteit en gebruik Bij de Rechterlijke Organisatie wordt circa 150 strekkende kilometer papieren archief beheerd, verdeeld over 19 arrondissementen. Verder zijn er 27 informatiesystemen in gebruik. De vier belangrijkste zijn de volgende. – COMPAS Communicatie Openbaar Ministerie Parket Administratie Systeem – CIVIEL Zaak- en roladministratie civiele procedures – BERBER Beheers- en registratiesysteem Bestuursrechtspraak – NKP Nieuwe kantongerecht procedure voor zaak- en roladministratie
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
43
De informatiesystemen ondersteunen het primaire proces en zijn veelal de enige toegang tot het papieren archief sinds de invoering van die digitale systemen. De archieven groeien jaarlijks met ongeveer 15 % (komt vooral door de complexiteit van de zaken). Overbrenging en vernietiging gebeuren op basis van de vernietigingslijsten voor de kantongerechten (1 981), de arrondissementsrechtbanken en de Raden van Beroep (’91) en de lijst van ’36 voor zover deze betrekking heeft op de gerechtshoven en het Openbaar Ministerie. Verbetering archiefbeheer De Centrale Justitiële Documentatie te Almelo heeft naar aanleiding van het rapport «Archivering Rechterlijke Organisatie» van december ’96 een projectplan opgesteld, waarin zeven deelprojecten zijn gedefinieerd voor het centrale en het arrondissementale niveau. Centraal 1. Aanpassing vernietigingsvoorschriften 2. Pilotproject microverfilming 3. Aanpassing landelijke systemen 4. Digitalisering van documenten 5. Huisvesting Arrondissementaal 1. Cultuur en administratieve processen 2. Archiefoverbrenging Millenniumproblematiek Binnen mijn ministerie heb ik medio ’96 een inventarisatie laten maken van het millenniumvraagstuk. Uit de in algemene bewoordingen gestelde reacties leek in eerste aanleg te mogen worden opgemaakt, dat bij Justitie de eeuwwisseling geen problemen zal opleveren; voortschrijdend inzicht in de complexiteit en potentiële verstrekkendheid van het vraagstuk heeft daaromtrent echter de nodige twijfels opgeroepen. Daarom heb ik besloten tot een actieve coördinatie van het millenniumvraagstuk. Regievoering vindt plaats door het bedrijfsvoeringsoverleg onder voorzitterschap van de plaatsvervangend Secretaris-Generaal. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de noodzakelijke veranderingen berust bij de onderscheiden organisatie-onderdelen van Justitie. De Directie Coördinatie Bedrijfsvoering van mijn ministerie vervult in dit geheel een coördinerende en toetsende rol. Recent zijn de door het interdepartementale Informatiebeveligingsberaad – dat met de interdepartementale afstemming en voortgangsbewaking met betrekking tot het millenniumprobleem is belast– vastgestelde standaard inventarisatielijsten aan de onderscheiden organisatie-onderdelen van Justitie verstuurd. Bij deze inventarisatie zal niet alleen het eigen ministerie maar ook de ZBO’s en het middenveld in het eigen beleidsveld worden betrokken. Het resultaat van deze inventarisatie zal worden gerapporteerd aan het Informatiebeveiligingsberaad.
IV. FEITEN EN CIJFERS Evenals vorig jaar wordt hier een overzicht gegeven van feiten en cijfers met betrekking tot de kernactiviteiten van de belangrijkste justitiële diensten en de rechterlijke macht in de afgelopen jaren. Daarnaast worden – zoveel mogelijk – de ramingen voor ’97 en de prognoses voor ’98 (en eventueel volgende jaren) weergegeven. Met deze laatste gegevens – die dit jaar in aanvulling op de stand van zaken over de afgelopen jaren van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
44
de diensten en het Openbaar Ministerie zijn gevraagd – beoog ik de inzichtelijkheid in en de toetsbaarheid van de kernactiviteiten van de justitiële diensten en de rechterlijke macht te vergroten. Bestuurszaken Door middel van preventief toezicht wordt voorkomen dat criminelen of personen die crediteuren zouden kunnen benadelen de zeggenschap krijgen over vennootschappen (NV’s of BV’s). Dit toezicht heeft de afgelopen jaren steeds meer werk vereist en het is tevens inhoudelijk van aard veranderd. Het aantal aanvragen voor verklaringen van geen bezwaar voor de oprichting van een vennootschap volgt sinds ’93 een stijgende lijn (zie figuur 1). De belangrijkste oorzaak daarvan is de toename van het aantal aanvragen voor oprichtingen van BV’s. De piek in ’93 is incidenteel en werd veroorzaakt door fiscale maatregelen met betrekking tot pensioen-BV’s. Zoals verwacht is in ’96 een verdere stijging opgetreden. In het kader van de MDW-operatie is met de Koninklijke Notariële Broederschap de afspraak gemaakt dat het juridisch-technische toezicht op notariële akten bij oprichtingen van vennootschappen en bij de wijziging van statuten daarvan wordt geminimaliseerd, terwijl tegelijkertijd de aandacht van de notarissen voor de kwaliteit van de akten wordt vergroot. Voorts zal het preventief toezicht van het departement zich toespitsen op criminele en financiële antecedenten. Als gevolg hiervan zijn vanaf mei ’97 veranderingen in het werkproces doorgevoerd. In ’98 wordt bovendien het nieuwe informatiesysteem «Vennoot-98» in gebruik genomen. De doorlooptijd van de behandeling kan dan voor bonafide belanghebbenden in beginsel worden teruggebracht tot 48 uur. Verwacht wordt dat de instroom van aanvragen van verklaringen van geen bezwaar voor de oprichting en de statutenwijziging van NV’s en BV’s zich zal stabiliseren op het niveau van ’96. De verhouding in de instroom tussen oprichtingen en statutenwijzigingen is ongeveer 3 staat tot 2. Figuur 1: Afgegeven verklaringen van geen bezwaar 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 1992
1993
Bron: Bestuurszaken
1994
1995
1996
1997
1998
oprichtingen BV of NV statutenwijzigingen BV of NV
Bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties worden opvallende financiële transacties gemeld door banken en andere financiële instellingen. Deze meldingen kunnen nuttig zijn bij de opsporing van georganiseerde criminele activiteiten. Figuur 2 biedt een overzicht van de verrichte activiteiten van het Meldpunt. Het aantal meldingen is in ’95 licht en in ’96
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
45
wat sterker toegenomen (respectievelijk 15 007 en 16 087 meldingen). In ’97 zal het aantal meldingen zich naar verwachting stabiliseren rond de 16 000. «Doormeldingen» zijn door het Meldpunt verdacht bevonden transacties die zijn doorgemeld aan de landelijk officier van justitie. Deze wordt bijgestaan door Finpol, een onderdeel van de divisie CRI van het KLPD. Het aantal doormeldingen over een jaar neemt in de loop van de tijd toe. Het aantal doormeldingen over transacties in ’94 was begin ’95 13%. Dit percentage is thans gestegen tot 24%. Het aantal doormeldingen over ’95 is thans 20% en over ’96 16%. Met het gestegen aantal doormeldingen is de informatiepositie van de politie en het Openbaar Ministerie versterkt. Onderzoeken konden worden gestart, verbreed of afgerond. Precieze aantallen zijn daarover thans nog niet te geven. Het streven is om ook dat meer inzichtelijk te maken. Figuur 2: Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 1994
Bron: MOT
1995
1996
1997
1998
Ontvangen meldingen ongebruikelijke transacties Verdachte doormeldingen aan FINPOL
Het aantal beslissingen naar aanleiding van een gratieverzoek is vanaf ’92 geleidelijk afgenomen. Vanaf ’95 lijkt een stabilisering te zijn ingetreden. In ’97 zal het aantal gunstige beslissingen naar verwachting verder toenemen, terwijl het aantal afwijzende beslissingen ongeveer gelijk zal blijven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
46
Figuur 3: Beslissingen n.a.v. een gratieverzoek 9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Bron: Bestuurszaken gratieverleningen
afwijzingen gratie
Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) Met de invoering van de Politiewet per 1-4-’94 is het KLPD formeel tot stand gekomen. Figuur 4 toont een selectie uit de verrichtingen van het korps. In ’96 zijn de aantallen processen-verbaal wegens snelheidsovertredingen, de blaasproeven in verband met alcoholcontroles en de controles van het wegverkeer toegenomen. Tot de werkzaamheden van het KLPD behoort tevens het nachtelijke toezicht op de weg ter voorkoming van criminaliteit. Voor ’98 wordt rekening gehouden met de gebiedsprojecten in verband met snelheidscontroles. Voor het KLPD betreft dit de snelheidscontrole op de A9. Figuur 4: Prestaties met betrekking tot enkele diensten van het KLPD 800.000 Processenverbaal snelheid
700.000 600.000 500.000
Blaasproeven alcoholcontrole
400.000 300.000
Controles wegverkeer (excl. blaasproeven
200.000 100.000 0 1994 Bron: KLPD
1995
1996
1997
1998
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
47
Immigratie- en Naturalisatiedienst en Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (IND en COA) Het aantal asielverzoeken dat de afgelopen jaren is ingediend kent een enigszins grillig verloop (zie figuur 5). Na de piek in ’94 is de instroom in ’95 flink afgenomen. In ’96 trad opnieuw een daling op. De lagere instroom lijkt onder meer verklaard te kunnen worden door de introductie van de aanmeldcentra, de invoering van de Wet veilige landen van herkomst en de Wet veilige derde landen, het in werking treden van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst en belangrijke wijzigingen in de landen van herkomst, bijvoorbeeld in het voormalige Joegoslavië. In ’97 wordt weer een toename van het aantal asielverzoeken verwacht. Zo is de nu al enige jaren gebruikelijke teruggang in verzoeken in het late voorjaar dit jaar niet opgetreden. Het aantal asielverzoeken voor ’97 en latere jaren wordt thans geraamd op 27 000 per jaar. Figuur 5: Ingediende asielverzoeken 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
Bron: IND
Het totale aantal beslissingen in asielzaken dat door de IND genomen wordt, is als gevolg van de hoge instroom in ’94 de afgelopen jaren toegenomen (zie figuur 6d). Omdat de instroom van asielverzoeken vanaf ’95 lager is geworden, zijn er minder beslissingen in eerste aanleg nodig geweest. Het aantal beslissingen in bezwaar is door het inlopen van de achterstanden in ’96 hoog geweest. Rekening houdend met het aantal van 27 000 asielzoekers in ’97, de achterstand in afdoen en een hogere eindvoorraad, komt het aantal beslissingen in eerste aanleg in ’97 (en ’98) fors hoger uit. Het aantal beslissingen op reguliere zaken is in ’96 toegenomen (zie figuur 6c). Een verdere toename van het aantal aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) of een vergunning tot verblijf (vtv) is inmiddels zichtbaar, waarschijnlijk als gevolg van de Koppelingswet. Het aantal machtigingen tot afgifte van visa door het Bureau Visadienst van de IND namens de minister van Buitenlandse Zaken vertoont tot ’95 een dalende tendens. Dit is het gevolg van het feit dat het beleid erop is gericht om aanvragen zoveel mogelijk door de consulaire posten te laten afhandelen. In ’96 is het aantal beslissingen op visa-aanvragen weer wat toegenomen. Deze tendens van een hogere instroom lijkt zich voort te zetten (zie figuur 6b). Het inlopen van de achterstanden bij naturalisatieverzoeken heeft in ’95 geleid tot een stijging bij de afdoening (zie figuur 6a). Sinds 1-7-’96 is er
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
48
sprake van een normale werkvoorraad. Het aantal beslissingen is in ’96 licht afgenomen. In de afgelopen maanden is het aantal ingediende naturalisatieverzoeken toegenomen. Figuur 6a: Beslissingen op naturalisatie-aanvragen(*) 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 1992 1993 1994 Bron: IND * exclusief vervallen procedures;
1995
1996
1997
1998
Figuur 6b: Beslissingen op visa aanvragen(*) 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 1992 1993 1994 Bron: IND * inclusief vervallen procedures;
1995
1996
1997
1998
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
49
Figuur 6c: Beslissingen op reguliere verzoeken(*) 90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Bron: IND * niet asiel verzoeken (machtiging voorlopig verblijf + vergunning tot verblijf + bezwaar/herziening + adm. beroep), incl. vervallen procedures;
Figuur 6d: Beslissingen op asielverzoeken(*) 90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 1992
1993
Bron: IND * inclusief vervallen procedures.
1994
1995
1996
1997
1998
produktie herziening/bezwaar produktie 1e aanleg
Uit figuur 7 blijkt dat de bezetting van de opvangcentra voor asielzoekers in ’96 voor het eerst sinds ’93 is gedaald. Dit is een gevolg van het dalend aantal asielzoekers en het inlopen van de achterstanden bij de IND en de Vreemdelingenkamers bij de rechtbanken. Deze ontwikkelingen zullen ook voor ’97 en volgende jaren hun weerslag vinden in een afnemende gemiddelde bezetting in de opvang. De daling is echter minder groot dan eerder verwacht, vanwege de toename van het aantal asielverzoeken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
50
Figuur 7: Bezetting in de opvang voor asielzoekers 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 1992 Bron: COA
1993
1994
centrale opvang
1995
1996
1997
1998
decentrale opvang
Preventie, jeugdbescherming en reclassering De laatste jaren is een toenemend aantal minderjarige verdachten door de politie gehoord. In het bijzonder is het aantal van geweldscriminaliteit verdachte jeugdigen toegenomen. Uit figuur 8a blijkt dat de stijging van de geweldscriminaliteit zich voordoet in alle categorieën. In ’96 is de categorie mishandeling en bedreiging het sterkste toegenomen. De trend van de afgelopen jaren geeft aanleiding te veronderstellen dat het aantal van geweldsmisdrijven verdachte minderjarigen blijft toenemen. Het lijkt niet onredelijk te verwachten dat in ’97 ca. 9 000 en in ’98 ca. 10 000 minderjarige verdachten zullen worden gehoord. Hierbij is geen rekening gehouden met demografische ontwikkelingen, noch met de mogelijke effecten van specifiek beleid, inclusief toegenomen opsporingsinspanningen. Figuur 8a: Minderjarige verdachten van een geweldsdelict naar soort geweld 10000 Totaal
9000
Mishandeling/ bedreiging
8000 7000
Sexueel
6000
Diefstal met geweld/ afpersing
5000 4000 3000 2000
Dood/letsel door schuld
1000
Levensdelicten
0 '85 '86 '87 '88 '89 '90 '91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 Bron: CBS
Figuur 8b geeft informatie over de instroom in justitiële jeugdinrichtingen. Onderscheid is gemaakt tussen de strafrechtelijke en civielrechtelijke instroom, in plaats van onderscheid naar opvang- en behandelinrichtingen. De categorisering autochtoon/allochtoon is overgelaten aan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
51
de individuele inrichtingen die de gegevens leveren. In twijfelgevallen kan worden teruggevallen op de drie objectieve criteria, zoals die in de kabinetsnota «Registratie en rapportage minderhedenbeleid ’92» zijn genoemd: geboorteland van de jongere zelf, geboorteland van de vader en geboorteland van de moeder. Zodra één van de drie in het buitenland is geboren, kan voor dat land worden gekozen. Per 1 september is de tuchtschoolstraf vervangen door de jeugddetentiestraf. De gemiddelde duur van de jeugddetentiestraf is langer dan die van de vroegere tuchtschoolstraf. Ondanks de capaciteitsuitbreiding in ’96, konden daardoor wat minder jongeren worden opgenomen in een justitiële jeugdinrichting dan in ’95. Een verdere capaciteitsuitbreiding in ’97 en ’98 zal een antwoord moeten geven op de voortdurend stijgende vraag naar plaatsen in de justitiële jeugdsector. De capaciteit van de justitiële jeugdinrichtingen bedroeg eind ’96 1 214 plaatsen. Daarvan waren er 457 bestemd voor opvang en 757 voor behandeling. Door de relatief korte verblijfsduur, is de doorstroomsnelheid in de opvanginrichtingen vijf maal zo groot als in de behandelinrichtingen. De instroom in de opvang bestaat voor ruim 90% uit strafrechtelijk geplaatste jongeren. In de behandelsector zijn de civielrechtelijk geplaatste jongeren in de meerderheid. Jongeren van nietNederlandse afkomst vormen een meerderheid in de categorie strafrechtelijk geplaatsten. Figuur 8b: Instroom in justitiële jeugdinrichtingen (strafrechtelijk) 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 '91 Bron: DJI
Autochtoon
Allochtoon
Geen onderscheid
'92
'93
'94
'95
'96
'97
'98
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
52
Instroom in justitiële jeugdinrichtingen (civielrechtelijk) 600 Autochtoon 500 400
Allochtoon
300 Geen onderscheid
200 100 0 '91
'92
'93
'94
'95
'96
'97
'98
Bron: DJI
De ernst van de jeugdproblematiek neemt toe. Dit manifesteert zich behalve in jeugddelinquentie ook in de gestage toename van de aantallen voogdijpupillen en onder toezicht gestelde pupillen. In figuur 9a is te zien dat deze ontwikkeling zich in ’96 heeft voortgezet. Figuur 9b toont de door de Raad voor de Kinderbescherming afgedane zaken naar soort zaak. Figuur 9a: Pupillen voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen 20.000 16.000 12.000 8.000 4.000 0 1991 Bron: DPJ&R
1992
1993
1994
voogdijpupillen
1995
1996
1997
1998
OTS-pupillen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
53
Figuur 9b: Door de Raad voor de Kinderbescherming afgedane zaken
Totaal 1991 1992 1993
Strafzaken
1994 1995 1996
Onderzoek buitenlands pleegkind
1997 1998
Adoptie (incl. stiefouderadoptie)
Advies ivm. echtscheiding/ omgangsregeling
Beschermingszaken
Overig civiel
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
Het beleid van de reclassering is erop gericht prioriteit te geven aan de voorbereiding en uitvoering van taakstraffen. Extra middelen zijn ook in het bijzonder hiervoor ter beschikking gesteld. Uit het in figuur 10 gegeven overzicht van de reclasseringsactiviteiten blijkt dat de activiteiten betreffende taakstraffen van meerderjarigen zijn toegenomen. Het aantal gevallen van vroeghulp is in ’96 wat afgenomen en het aantal voorlichtingsrapporten is licht gestegen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
54
Figuur 10: Reclassering 25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
0
1991
1992
1993
voorlichtingsrapportage
1994
vroeghulp
1995
1996
1997
1998
gestarte werkstraffen
Bron: SRN/ DPJ&R
Relatief nieuw is de bemoeienis van Justitie met slachtoffers van misdrijven. De oudste voorziening voor slachtoffers is het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Figuur 11a laat de ontwikkeling zien van de aantallen uitkeringen van dit fonds. Mede doordat het fonds – na enkele aanloopjaren – een grotere bekendheid heeft gekregen, is het aantal ingediende en behandelde aanvragen sterk toegenomen. Hieraan heeft ongetwijfeld ook de toegenomen aandacht voor de belangen van het slachtoffer bij politie en Justitie bijgedragen. De snelle groei heeft achterstanden veroorzaakt. De sterke toename van het aantal beslissingen in ’95 wijst op het inlopen van die achterstanden. Dit is mede mogelijk gemaakt door de vereenvoudiging van de procedure waardoor de duur van de verwerking van aanvragen is teruggedrongen van gemiddeld 28 maanden in ’92 tot 17 maanden in ’95 (en tot 14 maanden in ’96). De afname van het aantal toegekende uitkeringen in ’96 is waarschijnlijk een gevolg van het feit dat de achterstanden inmiddels zijn ingelopen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
55
Figuur 11a: Beslissingen Schadefonds Geweldsmisdrijven 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 '86 '87 '88 '89 '90 '91 '92 '93 '94 '95(*)'96 '97 '98 Bron: Schadefonds Geweldsmisdrijven * Incidentele inhaalslag uitkering toegekend afwijzend beslist
De aantallen benaderde en geholpen cliënten door de bureaus slachtofferhulp vertonen een gestage toename. In ’96 werden 114 430 personen door slachtofferhulp benaderd. Van hen gingen 81 131 op het aanbod in (zie figuur 11b). Ter vergelijking: In 1990 accepteerden ca. 19 000 van de ca. 25 000 benaderde personen het hulpaanbod. De afgelopen jaren is onder meer ten gevolge van een experiment op dit punt het aantal geholpen verkeersslachtoffers sterk gestegen. Ook het aantal cliënten dat in verband met de invoering van de wet Terwee contact zocht of verwezen werd, groeide. Figuur 11b: Cliënten slachtofferhulp 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Bron: LOS/DPJ&R
contact
hulpverlening
Tenuitvoerlegging van sancties Vanaf het midden van de jaren tachtig is de capaciteit van de penitentiaire inrichtingen, jeugdinrichtingen en TBS-klinieken nagenoeg continu uitgebreid. In figuur 12 is deze groeicurve weergegeven. De curve geeft de groei aan van het aantal beschikbare penitentiaire plaatsen. Gekoppeld hieraan heeft een sterke groei van het aantal personeelsleden plaatsgevonden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
56
Figuur 12: Aantal plaatsen in justitiële inrichtingen(*) 14.000 12.000 10.000
Penitentiaire inrichtingen
8.000
Jeugdinrichtingen
6.000
TBSklinieken (**)
4.000 2.000 0
'85 '86 '87 '88 '89 '90 '91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 Bron: DJI * Stand ontwerpbegroting 1998 ** TBS: excl. noodcapaciteit
Een belangrijk kwaliteitskenmerk van penitentiaire inrichtingen is het vermogen om ontvluchtingen te voorkomen. Figuur 13 toont de ontwikkeling van de aantallen ontvluchtingen. Uit deze figuur blijkt dat het aantal ontvluchtingen per 1 000 cellen een dalende trend vertoont en in absolute aantallen zich stabiliseert. Figuur 13: Ontvluchtingen uit gesloten penitentiaire inrichtingen 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 '86 Bron: DJI
'87
'88
'89
'90
'91
aantal ontvluchtingen
'92
'93
'94
'95
'96
ontvl. per 1000 cellen
Een van de grootste knelpunten binnen het strafrechtelijke systeem is al vele jaren de onmogelijkheid om alle personen jegens wie preventieve hechtenis is bevolen feitelijk vast te zetten wegens het cellentekort. Figuur 14 geeft inzicht in de recente ontwikkeling van het aantal heenzendingen van volwassenen. In ’95 is een wending ten goede opgetreden die zich in ’96 heeft voortgezet. Brengt men de zogenaamde «ruilingen» in mindering op het totaal – «ruiling» betreft de heenzending van veroordeelden met een strafrestant van enkele weken die plaatsmaken voor preventief te detineren verdachten –, dan kan worden geconcludeerd dat er in ’95 2 732 preventief gedetineerden werden heengezonden wegens plaatsgebrek en in ’96 1 137. Deze forse daling werd mogelijk gemaakt door de capaciteitsuitbreiding die in ’96 werd gerealiseerd. Op grond van een analyse vanaf het tweede kwartaal van ’96 (capaciteitsuitbreiding) kan worden voorzien dat in ’97 ca. 900 heenzendingen zullen plaatsvinden en in ’98 ca. 700.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
57
Figuur 14: Heenzendingen wegens plaatsgebrek (meerderjarigen) 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 1988 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Bron: DJI
In het begin van de jaren tachtig is een voorzichtig begin gemaakt met de invoering van nieuwe strafvormen, zoals de taakstraffen voor minderjarigen en meerderjarigen. Uit de figuren 15 en 16 blijkt dat de aantallen alternatieve afdoeningen aanzienlijk zijn toegenomen. Van de aan minderjarigen opgelegde straffen bestond in ’95 64% uit taakstraffen. Bij de volwassenen was het aandeel taakstraffen in dat jaar 16%. De tenuitvoerlegging van het overgrote deel van de taakstraffen verloopt volgens plan. De slagingspercentages liggen onveranderd boven de 80%. Het slagingspercentage voor volwassenen was in ’96 88,1%. Ook de HALT-afdoeningen verlopen in de regel volgens de hierover met de jongeren gemaakte afspraken. In het kader van het Grotestedenbeleid is in de convenanten met de G4, de G15 en de G6 afgesproken het jaarlijks aantal HALT-afdoeningen te verhogen met 10%. Deze doelstelling lijkt te worden gehaald, mede doordat HALT-afdoeningen niet alleen meer mogelijk zijn bij vandalisme maar ook bij andere vormen van criminaliteit, zoals – lichtere – vormen van winkeldiefstal.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
58
Figuur 15: Gestarte taakstraffen minder- en meerderjarigen
25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
0 '81
'82
'83
'84
'85
'86
'87
'88
Bron: DPJ&R * Door een wijziging in de registratie is het aantal minderjarigen in 1996 niet vergelijkbaar met voorgaande jaren
'89
'90
'91
'92
'93
'94
'95
'96(*)
'97
'98
taakstraffen minderjarigen taakstraffen meerderjarigen
Figuur 16: HALT-afdoeningen 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 198719881989199019911992199319941995199619971998 Bron: Halt Nederland/DPJ&R
Opsporing, vervolging en berechting In figuur 17a is de ontwikkeling van het aantal ter kennis van de politie gekomen misdrijven, uitgesplitst naar type delict, te zien. De daling van het aantal processen-verbaal met betrekking tot vermogensdelicten in ’95
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
59
en ’96 is significant. Deze ontwikkeling telt sterk door in het totaalcijfer. Hier staat tegenover een stijging van het aantal processen-verbaal in verband met geweldsdelicten sinds begin jaren ’80. De stijging van het aantal processen-verbaal in verband met de overtreding van de Opiumwet dient overigens in hoofdzaak door registratieve veranderingen te worden verklaard. Een min of meer exacte prognose – zoals beschreven bij de figuur in de Inleiding – is per type delict op uitsluitend de cijfers uit de politiestatistiek niet goed mogelijk. Wel is de verwachting gerechtvaardigd dat de ingezette daling bij vermogenscriminaliteit zich zal voortzetten, terwijl bij geweldscriminaliteit een stijging te verwachten valt. Figuur 17a: Ontwikkeling van de ter kennis van de politie gekomen misdrijven per type delict 300
250
250
200 Geweldsmisdrijven
200
150
150
Vernieling en openbare orde Overige wetten (*)
Vermogensmisdrijven 100
100 50 50
Opiumwet
Wegenverkeerswet --
--
'80'81'82'83'84'85'86'87'88'89'90'91'92'93'94'95'96 '80'81'82'83'84'85'86'87'88'89'90'91'92'93'94'95'96
Bron: CBS
Bron: CBS * Wet wapens en munitie + Wet economische delicten + Wetboek militair strafrecht + overige wetten
In figuur 17b is afzonderlijk aandacht besteed aan het aantal roofovervallen. Roofovervallen zijn voorwerp geweest van geïntensiveerde preventieve en repressieve maatregelen onder coördinatie van het Projectteam Roofovervallen. Het succes daarvan blijkt uit de afname van het totale aantal roofovervallen van 2 496 (’94) tot 2 007 (’96). Uit de figuur blijkt dat vooral in de periode ’94–’95 tegenover de tendens tot afname van overvallen op personen in commerciële instellingen een toename staat van overvallen gericht op personen in woningen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
60
Figuur 17b: Ontwikkeling aantallen roofovervallen 800 700 Woningen 600
Winkel
500
Horeca
400
Geldinstelling Overig(*)
300 200 100 0 1994
1995
1996
Bron: Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing * Overig = geldtransport + benzinestation + taxi + overige bedrijven
Uit figuur 17c valt af te lezen dat het ophelderingspercentage niet toeneemt. In vergelijking met ’95 is het ophelderingscijfer in ’96 van het totaal aantal delicten onveranderd gebleven. Dat zal naar verwachting ook in de jaren ’97 en ’98 het geval zijn. Figuur 17c: Ontwikkeling ophelderingspercentage 70% 60% 50% 40% 30%
Geweldsdelicten
Totaal wetboek van strafrecht Autodiefstal
20% 10% 0%
Diefstal (in vereniging) met braak
'80'81'82'83'84'85'86'87'88'89'90'91'92'93'94'95'96'97'98 Bron: CBS
In ’96 werd in een aantal landen een bevolkingsonderzoek verricht naar de mate waarin de verschillende bevolkingen al dan niet tevreden zijn met de wijze waarop de politie de criminaliteit in de eigen woonomgeving aanpakt. De weergegeven percentages betreffen respondenten die positief of zeer positief reageren op de vraag of zij tevreden zijn met deze aanpak.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
61
Figuur 17d: Vergelijkend bevolkingsonderzoek naar de aanpak van criminaliteit door de politie in de eigen woonomgeving Nederland
45%
Oostenrijk
55%
Finland
55%
Zwitserland
55%
Frankrijk
56% 62%
Zweden
63%
Noord-Ierland Engeland & Wales
68% 69%
Schotland
77%
Verenigde Staten
80%
Canada 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
Bron: Mayhew, P. en J.J.M. van Dijk (1997), Key findings from the 1996 international crime victimisation survey, WODC, Onderzoek en Beleid, nr 162 Het Gerechtelijk Laboratorium stelt zich ten doel een bijdrage te leveren aan de waarheidsvinding in het strafproces. In dit verband worden de volgende drie kerntaken uitgevoerd:
1. Forensisch zaakonderzoek; 2. Research en Development; 3. Kennis- en Expertisecentrum. Na een kerntakendiscussie streeft het Gerechtelijk Laboratorium naar een optimale verhouding van capaciteit tussen de kerntaken van 70/15/15. Ontwikkelde technieken worden overgedragen voor toepassing in de praktijk aan onder andere de Technische Recherche. Het Gerechtelijk Laboratorium zal daarom veelal werkzaamheden verrichten aan de «bovenkant» van het forensisch zaakonderzoek waardoor meer capaciteit kan worden vrijgemaakt voor de kerntaken ad 2 en ad 3. Vanuit maatschappelijk en crimineel-politiek belang zullen de speerpunten van beleid het komende jaar vooral liggen op het gebied van milieu-, drugs- en computerdelicten. Daarnaast wordt in toenemende mate getracht met behulp van DNA-technieken sluitende bewijsvoering in – zware – strafzaken te krijgen. Figuur 17e geeft de ontwikkeling in de produktie van het Gerechtelijk Laboratorium weer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
62
Figuur 17e: Produktie Gerechtelijk Laboratorium 9000 8000
1992
7000
1993 1994
6000
1995
5000
1996
4000
1997
3000
1998
2000 1000 0 Bloed/ Milieu alcohol Bron: Gerechtelijk Lab.
Drugs
DNA Computer- Overig onderzoek
Een van de kwantificeerbare doelstellingen van het Openbaar Ministerie van de afgelopen jaren was de terugdringing van het percentage ingeschreven zaken dat werd afgedaan zonder enigerlei sanctie in de ruime zin van het woord (zogenoemde kale beleidssepots). In figuur 18a is de ontwikkeling van deze percentages sinds 1986 weergegeven. Hieruit blijkt dat het aandeel van de kale beleidssepots in het totale aantal sepots overeenkomstig de doelstelling sterk is teruggedrongen. Nog slechts bij hoge uitzondering volgt op een vervolgbare zaak geen enkele interventie. In ’96 lag het percentage kale beleidssepots op 3,95%. Enige reductie is nog te verwachten. In ’98 zal dit percentage naar verwachting 3% bedragen. Figuur 18a: Percentage kale beleidssepots 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% '86
'87
'88
'89
'90 '91(*) '92
'93
'94
'95
'96
'97
'98
(*) gegevens 1991 als gevolg van wijziging registratie niet beschikbaar Bron: CBS/WODC-SIBa
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
63
Een tweede doelstelling betrof de verkorting van de doorlooptijden van ingeschreven strafzaken (zie figuur 18). De gemiddelde doorlooptijd van door de strafrechters afgedane zaken is sedert ’92 licht gedaald (van 258 dagen in ’92 tot 232 dagen in ’96). Aan deze daling is een belangrijke bijdrage geleverd door de invoering van een nieuwe werkwijze waarbij al op het politiebureau een transactie-aanbod annex dagvaarding in persoon wordt uitgereikt, de zogenaamde AU-projecten (aanhouden en uitreiken). Figuur 18b: Doorlooptijden strafzaken OM en ZM in eerste aanleg 300 250 200 150 100 50 0 1992
1993
1994
1995
1996
Inschrijving strafzaak - afdoening door OM Inschrijving strafzaak - eindbeslissing rechter Bron: '92: SIBa, '93: Gouden Delta '94-'96: Rapsody
Figuur 18c toont de stand van zaken en de prognose in de totale aantallen afgedane strafzaken in eerste aanleg door OM en ZM. De ontwikkeling van het aantal behandelde rechtbankstrafzaken – commune misdrijven en economische delicten – schommelt. Extrapolatie is daardoor enigszins onzeker. Overigens is met het volume aan behandelde zaken nog geen inzicht in de werklast daarvan gegeven. De opvallende daling van het aantal afgedane overtredingszaken – kantongerechtszaken – is te verklaren door de administratieve afdoening van de handhaving van verkeersvoorschriften (Lex Mulder). De invoeringseffecten van deze wet zijn inmiddels uitgewerkt. Wel is sprake van een duidelijke werklastverzwaring in verband met het beroep op de officier van Justitie en de kantonrechter. Figuur 18d geeft de ontwikkeling in de produktie van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) weer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
64
Figuur 18c: Afdoening strafzaken in eerste aanleg door OM en ZM 1.200.000 1.000.000 800.000 600.000 400.000 200.000 0
'86 '87 '88 '89 '90 '91(*) '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 misdrijven
overtredingen
Bron: CBS/ DRP/ WODC-SIBa; * Gegevens 1991 over misdrijven zijn niet beschikbaar
Figuur 18d: Produktie CJIB(*): afgedane administratieve sancties handhaving verkeersvoorschriften, in miljoenen guldens 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0
Oninbaar bedrag (**) Geïnd bedrag
1993 1994 1995 1996 1997 1998 Bron 1993 - 1996: CJIB; 1997 en 1998: DFEZ * Centraal Justitieel Incasso Bureau ** = administratief oninbaar + intrekking politie + vernietiging OM/ZM
Bij de bestuurssectoren van de rechtbanken is in ’96 sprake van afnemende zaaksvoorraden, ondanks een toenemend zaaksgewicht. De toename van het zaaksgewicht kan voor een deel worden verklaard uit de veranderde samenstelling van het pakket zaken. Indicatoren hiervoor zijn onder meer de mate waarin sprake was van versnelde, vereenvoudigde en gewone behandeling. Evenals overigens bij de civiele en strafsector is dat zaaksgewicht van betekenis, omdat de instroom van zaken slechts selectief zicht geeft op de werklast van gerechten. Volume-ontwikkelingen geven slechts in combinatie met dat gewicht inzicht in de gemiddelde werklast per zaak. In de figuren 19a tot en met 19g wordt de stand van zaken en de prognose in de civiele en bestuurssector weergegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
65
Figuur 19a: Afgedane zaken civiel- en bestuursrecht 700.000 600.000 Civiel Bestuur
500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Bron: DRP (PCS)
Figuur 19b: Afgedane zaken civiel naar gerechtelijke instantie 450.000 400.000 350.000 300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 0 1991(*) 1992
1993 1994 1995 1996 kanton rechtbank
Bron: DRP (PCS) * gegevens hof over 1991niet beschikbaar
1997 1998 hof
Figuur 19c: Afgedane kantonzaken civiel naar subcategorie 300.000 250.000 200.000 150.000
Civiel contentieus Civiel extrajudicieel
100.000 50.000 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Bron: DRP (PCS)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
66
Figuur 19d: Afgedane rechtbankzaken civiel naar subcategorie 140.000 120.000
Civiel familie Civiel handel
100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Bron: DRP (PCS)
Figuur 19e: Afgedane zaken bestuursrecht naar gerechtelijke instantie 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 1991(*)1992(*) 1993
1994
1995
1996
1997
1998
kanton rechtbank hof Bron: DRP (PCS) * gegevens kantongerechten en rechtbanken over 1991 en 1992 niet beschikbaar
Figuur 19f: Afgedane rechtbankzaken bestuursrecht naar subcategorie 60.000 Vreemdelingenzaken ABW-zaken AROB-zaken Ambtenarenrecht Sociaal recht
50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 1994 1995 Bron: DRP (PCS)
1996
1997
1998
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
67
Figuur 19g: Doorlooptijden civiele en bestuurszaken Vreemdelingenzaken Rekesten en vorderingen ABW-zaken
AROB-zaken
Ambtenarenrecht
Rolzaken
Sociaal recht 0
20 40 60 80 100 120 140 160 180
0
50 100 150 200 250 300 350 400 450
Bron: DRP
Bron: DRP Familiezaken
Handelszaken
Bodemzaken
Voorlopige voorzieningen
Rechtsbijstand Op 1-1-’94 is de Wet op de rechtsbijstand (WRB) in werking getreden. Deze wet bevat een aantal maatregelen die effect hebben op het volume van de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand, namelijk de intensivering van de controle op de toegang tot het stelsel, de verhoging van de eigen bijdragen, de verlaging van de inkomensgrenzen voor alleenstaanden en de invoering van een eigen bijdrage en een vermogenstoets in strafzaken. In figuur 20 zijn de ontwikkelingen van het aantal afgegeven toevoegingen, onderscheiden naar de – qua omvang – belangrijkste rechtsterreinen, weergegeven. De gevolgen van de WRB voor het beroep op de gefinancierde rechtsbijstand zijn duidelijk zichtbaar: ten opzichte van ’92 is het aantal civiele en bestuursrechtelijke zaken en het aantal overige strafzaken in ’94 en ’95 sterk gedaald. In de jaren ’96 en ’97 (vermoedelijke uitkomsten) is er vervolgens sprake van een min of meer stabiele situatie. In verband met de voorgenomen reparatiemaatregelen van de WRB wordt voor het jaar ’98 rekening gehouden met een toename van het beroep op gefinancierde rechtsbijstand. De toevoegingen in verband met de toelating tot vluchteling (asielprocedures) tonen een stijgende tendens tot en met ’97. In ’96 en ’97 wordt het volume vooral beïnvloed door de inhaalslag van de IND. Gelet op de omvang van het huidige aantal asielverzoeken wordt verwacht dat de afgifte van toevoegingen na ’97 op een lager niveau zal uitkomen. Het volume van de ambtshalve straftoevoegingen en de asieltoevoegingen zijn niet beïnvloed door de WRB. De oorzaak voor de toename van de ambtshalve toevoegingen wordt vooral veroorzaakt door de intensiveringen in de strafrechtketen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
68
Figuur 20: Rechtsbijstand 300.000 civiel en bestuursrecht (excl. asiel)
250.000
toelating tot vluchteling (asiel)
200.000
ambtshalve straftoevoeging 150.000 overige straftoevoeging
100.000
50.000
0 1992 1994 1995 1996 1997 1998 Bron: DRJB
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
69
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Algemeen
1. De uitgaven en ontvangsten naar sector en soort Begrote uitgaven naar sector
Begrote uitgaven naar soort
Algemeen Politie (5,2%) (2,9%)
DRP (26,3%)
KLPD (6,3%) PJR (12,8%)
opvang asiel (14,5%)
overige (3,2%)
subsidies (19,5%)
exploitatie (5,2%) aanschaffingen (1,2%)
DBZ (0,5%) Opvang Asiel IND (14,2%) (4,5%)
DJI (26,5%)
CJIB (0,7%)
personeel (20,3%)
agentschappen (40,0%)
Begrote ontvangsten naar sector
Begrote ontvangsten naar soort
Algemeen Politie DBZ (0,8%) (8,9%) (1,7%) DPJ&R (1,0%)
overige (18,8%)
griffierechten (21,7%)
VreZa (0,1%)
Rechtspleging en Rechtshulp (87,4%)
boeten & transacties (59,4%)
2. Nieuwe begrotingsindeling De reorganisatie van het ministerie vormt aanleiding ook de indeling van de begroting aan te passen. Het gevolg is dat deze begroting de komende twee jaar zowel oude (voor de jaren ’96 en ’97) als nieuwe artikelen (vanaf ’98) zal bevatten. De nieuwe indeling sluit aan bij de nieuwe organisatiestructuur en bestaat uit de volgende hoofdindeling. Het hoofdbeleidsterrein 01 Algemeen blijft gehandhaafd, daarnaast zijn de nieuwe hoofdbeleidsterreinen – 07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (DG-IAV); – 08 Preventie, Jeugd en Sancties (DG-PJS); – 09 Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging (DG-WRR); gecreëerd. De aanpassingen die op grond van vorenstaande hoofdindeling hebben plaatsgevonden, komen erop neer dat de oude beleidsterreinen 02 Politie en 06 Rechtspleging worden samengevoegd tot het nieuwe beleidsterrein 09. De beleidsterreinen 04 Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering en 05 Dienst Justitiële Inrichtingen worden samengevoegd in beleidsterrein 08. Het oude beleidsterrein 03 Vreemdelingenzaken wordt omgezet in beleidsterrein 07.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
70
In de onderstaande tabellen is de relatie tussen de «oude» en de «nieuwe» artikelnummers samengevat op basis van de oude nummering. De mutaties op de begrotingsartikelen sinds de Voorjaarsnota ’97 worden toegelicht bij de oude artikelen. Bij de nieuwe artikelen wordt alleen de stand Miljoenennota ’98 (meerjarig vanaf ’98) vastgelegd. Hier worden vervolgens de specificatie van de onderdelen en de kengetallen gepresenteerd. Om de vergelijking te kunnen maken met oude jaren worden bij onderdelenspecificatie en de kengetallen op de nieuwe artikelen ook de cijfers van de oude artikelen over ’96 en ’97 gepresenteerd.
Oude artikelen
Nieuwe artikelen
a. Uitgavenartikelen 01 01 03 04 05 06 07 08 09
10 11 12 02 08
09
Algemeen Personeel en materieel ministerie Bijdragen en contributies Post-actieven Geheime uitgaven Onvoorzien Loonbijstelling Prijsbijstelling Diversen
01 01 03 04 05 06 07 08 09 13
Garantie voor procesrisico’s van faillissementscuratoren Internationale samenwerking Tolkencentra Politie en criminaliteitsbestrijding Personeel en materieel Rijksrecherche en Gerechtelijke Laboratoria
01
Personeel en materieel Korps landelijke politiediensten Bijzondere uitgaven politie Personeel en materieel overige diensten Bijdrage Korps landelijke politiediensten Vreemdelingenzaken Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst Opvang asielzoekers Preventie, Jeugd en Sancties Personeel en materieel Raad voor de kinderbescherming Subsidies Jeugdbescherming en Reclassering Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau Schadefonds geweldsmisdrijven Dienst Justitiële Inrichtingen Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen Rechtspleging Personeel en materieel rechtspraak
03 04
Gefinancierde rechtsbijstand Gerechtskosten
10 11 12 03 04 05 04 01 03 04 05 05 04 06
08 08
06 06
Personeel en materieel ministerie Bijdragen en contributies Post-actieven Geheime uitgaven Onvoorzien Loonbijstelling Prijsbijstelling Diversen Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Bestuurszaken* Bestuurszaken*
01 08
11 06
Internationale samenwerking Bestuurszaken*
09
05
09
01
Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/ Rijksrecherche Personeel en materieel Gerechtelijke Laboratoria (zie 02 12)
09 09 09
02 03 04
Bijzondere uitgaven politie Personeel en materieel overige diensten Bijdrage Korps landelijke politiediensten
07 07
01 02
Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst Opvang asielzoekers
08
01
08 08 08
02 04 03
Personeel en materieel Raad voor de kinderbescherming Subsidies Jeugdbescherming en Reclassering Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau Schadefonds geweldsmisdrijven
08
05
Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen
09
05
09 09
07 06
Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/ Rijksrecherche Gefinancierde rechtsbijstand Gerechtskosten
* Uit het artikel 01.09 Diversen worden overgeheveld de uitgaven voor het WODC (artikel 01.13) en de uitgaven voor het college voor de kansspelen (artikel 08.06). Het artikel 08.06 Bestuurszaken bestaat verder uit de uitgaven voor tolkencentra en de uitgaven i.v.m. de garantieregeling voor faillissementscuratoren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
71
Oude artikelen
Nieuwe artikelen
b. Ontvangstenartikelen 01 01 02 02 02 03 03 04 01 06 01 02 03
Algemeen Diverse ontvangsten ministerie Geheime ontvangsten Politie en criminaliteitsbestrijding Diverse ontvangsten politie Vreemdelingenzaken Overige ontvangsten Preventie, Jeugd en Sancties Diverse ontvangsten Jeugdbescherming en Reclassering Rechtspleging Boeten en transacties Griffierechten Diverse ontvangsten rechtspraak en rechtshulp
01 08 01
01 02 02
Diverse ontvangsten ministerie Diverse ontvangsten bestuurszaken Geheime ontvangsten
09
01
Diverse ontvangsten politie
07
01
Diverse ontvangsten vreemdelingenzaken
08
01
Diverse ontvangsten Jeugdbescherming en Reclassering
09
02 03 04 05
Boeten en transacties Griffierechten Diverse ontvangsten rechtspraak Diverse ontvangsten rechtsbijstand
3. Justitiebeslissingen Naast de kabinetsbeslissingen zoals omschreven in het Algemeen deel van de memorie van toelichting zijn in het kader van de zogenoemde regels budgetdiscipline knelpunten te onderscheiden die met zogenoemde specifieke maatregelen door departementen zelf in de begroting moeten worden opgelost. Het gaat hier om punten die bij uitvoering van de begroting naar voren zijn gekomen en om onderwerpen die na de besluitvorming in het kabinet over de kaders voor de begroting ’98 nog resteren. Deze onderwerpen zijn in de artikelsgewijze toelichting budgettair verwerkt onder de noemer «Interne problematiek». Per hoofdbeleidsterrein gaat het om de volgende bedragen. a. Interne problematiek
bedragen x f 1 mln
Hoofdbeleidsterrein
1997
1998
1999
2000
2001
2002
1. 2. 3. 4.
Algemeen Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Preventie, Jeugd en Sancties Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging
11,5 10,1 23,6 2
18,9 10,1 2,5 2,2
12,9 10,1 2,5 1,2
12,9 10,1 2,5 1,2
12,9 10,1 2,5 1,2
1,6
25,1
Totaal
47,2
33,7
26,7
26,7
26,7
26,7
Voor de oplossing van de interne problematiek zijn de volgende bedragen ingezet. b. Interne problematiek
bedragen x f 1 mln
Oplossingsrichting
1997
1998
1999
2000
2001
2002
1. Uit meevaller ontvangsten 2. Uit eindejaarsmarge ’96 3. Uit prijsbijstellingsbedragen ’97
3,0 17,3 26,9
3,6
1,6
1,6
1,6
1,6
30,1
25,1
25,1
25,1
25,1
47,2
33,7
26,7
26,7
26,7
26,7
Totaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
72
Wetsartikel 1 (Uitgaven/verplichtingen) 01 ALGEMEEN Algemeen (5,2%)
Onder het hoofdbeleidsterrein Algemeen zijn naast de apparaatskosten voor personeel en materieel begrotingsartikelen opgenomen die niet specifiek tot een van de overige hoofdbeleidsterreinen behoren. Naast uitgaven voor personeel en materieel en de technische artikelen voor prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien, worden uitgaven geraamd voor de bijdragen aan (inter)nationale organisaties en voor overige bijdragen en uitgaven. 01.01 Personeel en materieel ministerie
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden de personele en materiële uitgaven geraamd van de politieke leiding en de ambtenaren werkzaam bij het kerndepartement. In de raming zijn onder andere begrepen de uitgaven voor actief en niet-actief personeel, alsmede de uitgaven voor automatisering, huisvesting en de personeelsgebonden materiële uitgaven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
73
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsintensivering: jeugdcellen – kabinetsintensivering: snelrechtcellen – rechtshandhaving regeerakkoord tranche ’98 – interne problematiek: hogere automatiseringsuitgaven – interne problematiek: euthanasie commissies – interne overboekingen: • toedeling Eindejaarsmarge ’96: (overlopende uitgaven) • toedeling Eindejaarsmarge ’96: herstructurering DAD/aoaudits (interne problematiek) • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking adviescolleges • ontvlechting huisvestingsgelden Stand ontwerp-begroting 1998
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
200 096
190 976
185 647
186 802
187 263
16 302
6 502
5 869
4 976
4 990
19
258
43
45
45
500
500
500
500
1 400
1 400
1 400
1 400
500
500
500
500
916
538
651
662
668
998
2 840 – 35
2 917 – 35
2 424 – 35
2 551 – 35
– 2 518
– 3 100
– 3 100
– 3 100
– 3 100
226 594
200 121
194 411
194 432
194 782
2002
7 600
3 200
189 861 (193 228)
194 782
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting De nog niet eerder in een begrotingsartikel opgenomen mutaties betreffen de volgende maatregelen.
Kabinetsintensiveringen: jeugdcellen Het betreft de overheadkosten op het kerndepartement ten behoeve van de uitbreiding van het aantal jeugdcellen met 113. Kabinetsintensivering: snelrechtcellen Het aantal snelrechtcellen wordt uitgebreid als onderdeel van de intensivering van het Grote Stedenbeleid. Voor de keteneffecten van deze uitbreiding wordt een klein bedrag aan dit artikel toegevoegd. Rechtshandhaving regeerakkoord tranche ’98 De tranche ’98 van de bedragen die bij het regeerakkoord zijn uitgetrokken voor rechtshandhaving, wordt bij de begroting ’98 toegedeeld. Interne problematiek: automatiseringsuitgaven Ten behoeve van de exploitatiekosten van de systemen Vennoot’98, MDW (Marktwerking, Deregulering Wetgeving) en MOT (Meldpunt ongebruikelijke transacties) wordt de raming verhoogd met f 1,4 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
74
Toedeling Eindejaarsmarge ’96: overlopende betalingen. Een aantal betalingen voor automatiseringsprojecten konden niet meer in ’96 worden verricht. Deze betalingen worden in ’97 betaald ten laste van de Eindejaarsmarge ’96. Interne problematiek, toedeling Eindejaarsmarge ’96: Herstructurering DAD en AO-audits Ten behoeve van de herstructurering van de DAD (Departementale Accountantsdienst) en voor het uitvoeren van audits op de AO (Administratieve Organisatie) is tijdelijk inzet van extra personeel noodzakelijk. Euthanasiecommissies In verband met de wijziging van de meldingsprocedure voor euthanasie en hulp bij zelfdoding worden 5 regionale commissies ingesteld ten behoeve van de toetsing van gemelde gevallen voor levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegedeelde prijsbijstellingsbedragen ’97, voor zover deze niet zijn ingezet voor compensatie van de interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Ontvlechting huisvestingsgelden De uitgaven voor huisvesting van de agentschappen IND en DJI werden tot nu toe verantwoord onder het artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie. Besloten is deze over te hevelen naar de begroting van de agentschappen zelf. De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven *
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
Personele uitgaven – ambtelijk – overig – post-actief
103 122 9 615 3 130
113 362 12 248 2 400
117 794 9 270 2 400
11 11 11
03.0 03.0 03.0
Subtotaal personele uitgaven
115 867
128 010
129 464
Exploitatie-uitgaven
70 829 (74 550) 3 165 (2 811)
78 584
56 657
12
03.0
20 000
14 000
52
03.0
73 994 (77 361)
98 584
70 657
189 861 (193 228)
226 594
200 121
Aanschaffingen
Subtotaal materiële uitgaven
Totaal
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
75
Kengetallen Het begrotingsbedrag ’98 voor ambtelijk personeel is gebaseerd op een gemiddelde bezetting van 1 206 personeelsleden in fulltime equivalenten (fte’s). Om inzicht te bieden in de raming worden bovenstaand de ontwikkelingen in aantal fte’s en de gemiddelde personeelsuitgaven gepresenteerd. Kengetallen personeel Categorie ambtelijk personeel – gemiddelde prijs (f 1,-) – fte’s (aantal) post-actief personeel – wachtgelden (aantal natuurlijke personen) – functioneel leeftijdsontslag (FLO) (aantal natuurlijke personen)
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
88 857 1 159
95 182 1 191
97 673 1 206
98 000 1 206
98 000 1 206
98 000 1 206
98 000 1 206
69
75
74
74
74
74
74
1
1
1
0
0
0
0
Kengetallen exploitatie Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
huisvestingskosten – prijs (x f 1,-) – volume (fte’s) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
4 300 1 159 4 984
5 877 1 191 7 000
5 638 1 206 6 800
bureaukosten – prijs (x f 1,-) – volume (fte’s) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
6 600 1 159 7 649
4 618 1 191 5 500
4 395 1 206 5 300
personeelsgebonden materie¨le kosten – prijs (x f 1,-) – volume (fte’s) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
4 400 1 159 5 100
4 282 1 191 5 100
4 561 1 206 5 500
overige exploitatiekosten – prijs (x f 1,-) – volume (fte’s) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
1 200 1 159 1 391
5 290 1 191 6 300
4 312 1 206 5 200
Categorie
De (gemiddelde) overige exploitatiekosten in ’97 zijn hoger dan in de jaren ’96 en ’98, omdat in ’97 eenmalig extra middelen zijn uitgetrokken voor enkele projecten. Kengetallen overhead
(in procenten)
Overhead percentage (uitgaven kerndepartement t.o.v. totale uitgaven)
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
3,16
3,52
3,25
3,26
3,28
3,28
3,28
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
76
01.03 Bijdragen en subsidies
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden de uitgaven geraamd voor bijdragen en contributies aan zowel nationale als internationale instellingen. Een relatief groot deel hiervan (circa 95 %) is structureel van aard en betreft onder meer de bijdrage aan de vereniging Bureau voor Muziek-Auteursrecht (BUMA) en de Stichting Reprorecht.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – interne problematiek: centraal bureau fondsenwerving – Interne overboekingen: • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • ontvlechting bedrijfsrestaurant IND/DJI Stand ontwerp-begroting 1998
3 133 (3 087)
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
2 852
2 852
2 852
2 852
2 852
0
0
0
0
0
150
150
150
150
29
20
26
27
27
– 587
– 700
– 700
– 700
– 700
2 294
2 322
2 328
2 329
2 329
2002
2 329
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting De nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties betreffen de volgende onderwerpen.
Interne problematiek: Centraal bureau fondsenwerving Ten behoeve van een subsidie aan het Centraal bureau fondsenwerving wordt een bedrag van f 0,150 mln toegevoegd aan de begroting. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegedeelde prijsbijstellingsbedragen ’97, voor zover deze niet is ingezet voor compensatie van de interne problematiek. Ontvlechting bedrijfsrestaurant De uitgaven voor het bedrijfsrestaurant van de agentschappen IND en DJI werden tot nu toe verantwoord onder het artikel 01.03 Bijdragen en contributies. Besloten is deze over te hevelen naar de begroting van de agentschappen zelf.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
77
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven *
Bijdragen nationaal Bijdrage kantine-activiteiten Bijdragen internationaal Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
1 551 (1 505) 1 224 358
1 451
1 592
43 Z
03.0
813 30
700 30
43 D 43 G
03.0 03.0
3 133 (3 087)
2 294
2 322
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven
Kengetallen Overzicht bijdragen 1998 (Bedragen x f 1 000)
Aard
535
structureel
240 150
structureel structureel
100 64 40
structureel structureel structureel
15
structureel
700 30
structureel structureel
150 298
structureel structureel
– Vereniging Bureau voor Muziekauteursrechten (BUMA) – Stichting Reprorecht – Centrum voor internationale juridische samenwerking – Hulpprogramma Oost-Europa – Internationale Commissie van Juristen – Nederlands Juristen Comité van de Mensenrechten – Vereniging voor Vergelijkende Studie van het Recht België en Nederland – bijdrage kantine-activiteiten – Commission Internationale de l’Etat Civil – Centraal Bureau Fondsenwerving – overige bijdragen/contributies Totaal
2 322
01.04 Post-actieven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden de uitgaven in het kader van de wachtgelduitkeringen en de uitkeringen als gevolg van functioneel leeftijdsontslag geraamd. In het onderdeel wachtgelden zijn ook de uitgaven op grond van de uitkeringsregeling ’96, de WWV-vervangende uitkeringen en de uitgaven in het kader van de 57+ regeling (pre-vut) begrepen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
78
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – interne problematiek: hogere uitgaven post-actieven – interne overboekingen: • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Stand ontwerp-begroting 1998
24 426
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
15 308
8 789
6 336
4 272
4 394
0
0
0
0
0
3 000
2000
112
135
– 236
– 789
– 811
18 420
10 924
6 100
3 483
3 583
2002
3 583
Toelichting
Interne problematiek: hogere uitgaven postactieven In verband met een lagere uitstroom dan geraamd van post-actieven van de voormalige Rijkspolitie wordt de raming voor ’97 en ’98 verhoogd met f 3,0 mln respectievelijk f 2,0 mln. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98.
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
Wachtgelden Functioneel leeftijdsontslag (FLO)
7 696 16 730
5 300 13 120
4 000 6 924
11 11
03.0 03.0
Totaal
24 426
18 420
10 924
Kengetallen Specificatie post-actieven Categorie Wachtgelden – aantal natuurlijke personen – gemiddeld bedrag (x f 1,-) Uitkeringen functioneel leeftijdsontslag (FLO) – aantal natuurlijke personen – gemiddeld bedrag (x f 1,-)
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
204 37 725
160 33 100
121 33 100
90 33 100
60 33 100
60 33 100
60 33 100
216 77 454
197 66 600
103 66 600
49 66 600
22 66 600
23 66 600
23 66 600
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
79
01.05 Geheime uitgaven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend een artikel voor geheime uitgaven op te nemen.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 Stand ontwerp-begroting 1998
4 000
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
4 000
4 000
4 000
4 000
4 000
–
–
–
–
–
4 000
4 000
4 000
4 000
4 000
2002
4 000
Economische en functionele codering Economische en functionele codering
(x f 1 000) Verplichtingen en uitgaven
Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
4 000
4 000
4 000
01
03.0
01.06 Onvoorzien
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 Stand ontwerp-begroting 1998
0
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
500
500
500
500
500
–
–
–
–
–
500
500
500
500
500
2002
500
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
80
Economische en functionele codering Economische en functionele codering
(x f 1 000) Verplichtingen en uitgaven
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
0
500
500
12
03.0
Totaal
01.07 Loonbijstelling
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Onder dit artikel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van de algemene salarismaatregelen, de incidentele loonbijstelling en de overige specifieke loonbijstellingen.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – interne overboekingen: • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Stand ontwerp-begroting 1998
0
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
915
915
915
915
1 215
56 254
84 620
86 032
76 825
76 600
– 56 130
– 84 496
– 85 908
– 76 701
– 76 776
1 039
1 039
1 039
1 039
1 039
2002
1 039
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
81
Toelichting Van de toedeling van de loonbijstellingsbedragen ’97 over de artikelen kan het volgende overzicht worden gegeven. Verdeling loonbijstellingsbedragen ’97
01.01 01.04 01.09 01.12 02.08 02.09 02.10 02.11 02.12 03.04 03.05 04.01 04.03 04.04 04.05 05.04 06.01 06.03 01.07
(x f 1 000)
Personeel en materieel ministerie Postactieven Diversen Tolkencentra Personeel en materieel Rijksrecherche en Gerechtelijke Laboratoria Personeel en materieel Korps landelijke politiediensten Bijzondere uitgaven politie Personeel en materieel overige diensten Bijdrage Korps landelijke politiediensten Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst Opvang asielzoekers Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming Subsidies Jeugdbescherming en Reclassering Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau Schadefonds geweldsmisdrijven Dienst Justitiële Inrichtingen Personeel en materieel rechtspraak Gefinancierde rechtsbijstand Loonbijstelling
Totaal
1997
1998
1999
2000
2001
998 112 769 613 263 2 533 324 16 0 830 6 580 830 11 843 90 19 11 446 7 541 11 323 – 56 130
2 840 135 601 450 433 0 466 25 3 832 2 024 5 318 2 389 12 405 252 51 25 535 16 874 10 866 – 84 496
2 917 – 236 635 450 442 0 529 28 4 370 2 085 5 058 2 532 12 514 258 52 26 345 17 024 10 905 – 85 908
2 424 – 789 822 450 365 0 485 26 4 048 1 721 5 058 2 122 12 777 212 43 20 865 15 167 10 905 – 76 701
2 551 – 811 1 134 450 385 0 452 24 3 772 1 809 5 058 2 225 12 783 222 45 20 200 15 572 10 905 – 76 776
0
0
0
0
0
Economische en functionele codering Economische en functionele codering
(x f 1 000) Verplichtingen en uitgaven
Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
0
1 039
1 039
11
03.0
01.08 Prijsbijstelling
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel is het bedrag opgenomen dat beschikbaar is voor de verdeling over de diverse prijsgevoelige posten van de totale Justitiebegroting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
82
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – compensatie interne problematiek – interne problematiek: bijdrage kustwacht Nederlandse Antillen – interdepartementale overboekingen – interne overboekingen: • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Stand ontwerp-begroting 1998
0
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
2 451
– 7 695
– 12 776
– 17 728
– 17 728
46 874
51 297
54 744
60 233
60 533
– 26 941
– 30 158
– 25 104
– 25 104
– 25 104
1 000
1 000
1 000
1 000
1 000
– 1 000
– 1 000
– 1 000
– 1 000
– 1 000
– 22 384
– 13 444
– 16 864
– 17 401
– 17 701
0
0
0
0
0
2002
0
Toelichting
Interne problematiek: bijdrage kustwacht Nederlandse Antillen en interdepartementale overboeking Het Ministerie van Justitie heeft een bedrag van f 1 mln vrijgemaakt als bijdrage aan de kustwacht van de Nederlandse Antillen. Dit bedrag wordt overgeboekt naar het Ministerie van Defensie. Compensatie interne problematiek en toedeling prijsbijstelling De prijsbijstellingsbedragen zijn ten dele ingezet voor compensatie van interne problematiek. Het resterende deel is toegedeeld aan de sectoren. Hierna volgt een overzicht van de compensatie en toedeling per artikel.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
83
Verdeling prijsbijstellingsbedragen ’97
(x f 1 000)
Artikel
Aard
1997
1998
1999
2000
2001
A B A B A B A
916 0 29 1 000 808 900 59
538 500 20 1 000 453 10 395 29
651 500 26 1 000 594 6 395 38
662 500 27 1 000 604 6 395 38
668 500 27 1 000 610 6 395 38
06.03 Gefinancierde rechtsbijstand 06.04 Gerechtskosten
A A A A A A B A A A B A B A A A B A A
109 1 833 537 720 0 1 466 10 100 5 887 274 1 804 2 500 181 11 441 6 3 608 3 000 1 000 246 901
59 0 342 484 890 735 10 100 3 203 190 1 248 2 500 121 4 441 4 2 587 1 767 1 222 160 614
77 0 402 635 1 195 910 10 100 3 988 256 1 643 2 500 159 4 441 5 3 080 2 201 168 211 793
78 0 409 645 1 234 925 10 100 4 057 267 1 686 2 500 162 4 441 5 3 334 2 247 168 214 807
79 0 413 652 1 361 934 10 100 4 100 273 1 702 2 500 163 4 441 5 3 353 2 292 168 216 815
Totaal – Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 – Compensatie interne problematiek
A B
49 325 22 384 26 941
43 602 13 444 30 158
41 968 16 864 25 104
42 505 17 401 25 104
42 805 17 701 25 104
01.01 Personeel en materieel ministerie 01.03 Bijdragen en contributies 01.08 Prijsbijstelling 01.09 Diversen 01.12 Tolkencentra 02.08 Personeel en materieel Rijksrecherche en Gerechtelijke Laboratoria 02.09 Personeel en materieel Korps landelijke politiediensten 02.10 Bijzondere uitgaven politie 02.11 Personeel en materieel overige diensten 02.12 Bijdrage Korps landelijke politiediensten 03.04 Bijdrage IND 03.05 Opvang asielzoekers 04.01 Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming 04.03 Subsidies Jeugdbescherming en Reclassering 04.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau 04.05 Schadefonds geweldsmisdrijven 05.04 Bijdrage DJI 06.01 Personeel en materieel rechtspraak
Economische en functionele codering Economische en functionele codering
(x f 1 000) Verplichtingen en uitgaven
Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
0
0
0
12
03.0
01.09 Diversen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Onder dit artikel wordt een aantal Justitie-brede uitgaven geraamd welke onder meer betrekking hebben op wetenschappelijk onderzoek, voorlichting en schadeloosstellingen aan derden. Daarnaast worden in voorkomende gevallen onder dit artikel ook de bedragen opgenomen welke in afwachting van de integrale verdeling over de verschillende begrotingsartikelen voorlopig aan dit artikel zijn toegevoegd. Met uitzondering van de uitgaven voor de externe wetenschappelijke onderzoeken en de voorlichtingsactiviteiten zijn de verplichtingen- en kasbedragen aan elkaar gelijk.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
84
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996 Stand ontwerp-begroting 1997
1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsmaatregel: bijstelling intensiveringen – kabinetsintensivering: schuldsanering – interne problematiek: project 200 jaar Justitie – interne problematiek: schade vergoeding onrechtmatige detentie – interne problematiek: intensivering verkeerstoezicht ’97 – interne problematiek: interne – keteneffecten GSB – interne overboekingen: • toedeling Eindejaarsmarge ’96 • toedeling intensivering verkeers-toezicht • diversen • nieuw artikel WODC 01.13
1997
1998
1999
2000
2001
99 635 (98 110)
86 560 (85 060)
86 727 (85 227)
86 705 (85 205)
86 705 (85 205)
52 886
23 154
23 254
23 254
23 254
– 6 000
– 7 000
– 3 000
– 3 000
25 000
25 000
25 000
25 000
900
900
900
900
495
495
495
495
5 000
5 000
5 000
5 000
– 29 892
– 8 000
– 8 000
– 8 000
– 19 387 (–17 887)
– 19 394 (–17 894)
– 19 343 (–17 843)
– 19 351 (–17 851)
– 1 000
– 1 000
– 1 000
– 1 000
808
453
594
604
610
769
601
635
822
1 134
– 25
– 25
– 25
– 25
89 859
107 186
111 412
111 722
2002
4 000
900
– 35 500 – 27 745 – 50
• nieuw artikel Bestuurszaken 08.06 • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 – interdepartementale overboeking Stand ontwerp-begroting 1998
(x f 1 000)
68 561 (68 027)
91 703 (90 178)
111 722
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting De nog niet eerder in een begrotingsartikel opgenomen mutaties betreffen:
Kabinetsmaatregel: bijstelling intensiveringen De verhoging van het centrale automatiseringsbudget die in de begroting ’97 is doorgevoerd wordt deels ongedaan gemaakt. Kabinetsintensivering: schuldsanering Ten behoeve van de uitvoeringsmodaliteiten die zijn verbonden aan de wijziging van de Faillissementswet, wordt een bedrag van f 25 mln toegevoegd aan de begroting van Justitie. Interne problematiek: project 200 jaar Justitie Ten behoeve van de viering van het 200-jarig bestaan van het Ministerie van Justitie wordt een bedrag van f 4,0 mln gereserveerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
85
Interne problematiek: schadevergoeding onrechtmatige detentie De gerealiseerde uitgaven voor schadevergoeding onrechtmatige detentie lagen in ’95 en ’96 circa f 0,9 mln hoger dan het gereserveerde budget. Naar aanleiding hiervan wordt het budget vanaf ’97 eveneens met f 0,9 mln verhoogd. Interne problematiek: intensivering verkeerstoezicht ’97 Voor de uitvoering van de intensivering van het verkeerstoezicht is naast de f 33 mln die bij de 1e suppletoire begroting is toegevoegd, vanaf ’98 een bedrag van f 0,495 mln nodig. Interne problematiek: interne keteneffecten Grote Stedenbeleid ( GSB) Bij de 1e suppletoire wet zijn bedragen toegevoegd aan de artikelen 04.03 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering en 05.04 Dienst Justitiële Inrichtingen voor het Grote Stedenbeleid. Hierbij is nog rekening gehouden met kosten van dit beleid in het overige deel van de Justitieketen. Ten behoeve hiervan wordt een budget van f 5 mln gereserveerd. Toedeling Eindejaarsmarge ’96 De Eindejaarsmarge wordt als volgt toegedeeld. Bedragen x f 1 mln Artikel
Onderwerp
01.01 01.01 02.09 04.03 04.04 06.01
Overlopende betalingen (automatisering) Herstructurering DAD/AO-audits Uitstel taakstelling KLPD Automatisering DPJ&R Huisvesting Overlopende betalingen (huisvesting )
bedrag
Totaal
7,6 3,2 5,0 12,1 2,0 5,6 35,5
Diversen In verband met een subsidie aan de commissie Gelijke Behandeling voor deelname aan een coproduktie met de Nederlandse Programmastichting (NPS) van een televisieprogramma en lespakket over discriminatie, wordt een bedrag van f 0,05 mln overgeboekt naar artikel 06.01 Personeel en materieel rechtspraak. Toedeling intensivering verkeerstoezicht Het betreft de toedeling uit de bij de 1e suppletoire wet ’97 toegevoegde budgetten voor intensivering verkeerstoezicht. Overboeking naar nieuw artikel 01.13 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten voor het WODC (Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie centrum) opgenomen op het nieuwe artikel 01.13. Overboeking naar nieuw artikel 08.06 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten voor het college voor de kansspelen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 08.06 Bestuurszaken dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
86
Interdepartementale overboeking Als bijdrage in de kosten van de postbus 51 infolijn van de Rijksvoorlichtingsdienst wordt een structureel bedrag van f 25 000,– overgeheveld naar het Ministerie van Algemene Zaken. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegedeelde prijsbijstellingsbedragen ’97, voor zover deze niet is ingezet voor compensatie van de interne problematiek.
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Schadeloosstellingen aan derden Wijziging betalingsverkeer Bedrijfsgezondheidszorg Schengen secretariaat Opleiding en vorming Management Development Automatiseringsuitgaven Wetenschappelijk onderzoek Voorlichtingsactiviteit Project 200 jaar Justitie Overige Nader in te vullen Totaal
Verplichtingen en uitgaven *
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
24 593 2 021 7 114 362
36 975 2 329
25 075 2 329
1 000 2000 6 000
1 000 2000 6 000 5 550
41 12 12 12 12 12 12
03.0 03.0 03.0 03.0 03.0 03.0 03.0
12
03.01
12 12 12 12
03.0 03.0 03.0 03.0
5 819 2 862 (3 615) 14 475 (13 188) 7 605
19 328 (17 803) 6 640
3 710
8 467 8 964
68 561 (68 027)
91 703 (90 178)
6 883 4 000 2 986 34 036 89 859
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Kengetallen Specificatie schadeloosstellingen aan derden
Schadefonds geweldsmisdrijven Onrechtmatige detentie Overige
(Bedragen x f 1 mln)
Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
8,3 4,3 11,7
8,5 15,3 13,2
8,3 6,8 10,0
De sterke toename van schadevergoedingen wegens onrechtmatige detentie houdt verband met de schadevergoedingen aan «TBSpassanten».
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
87
Uitgekeerde bedragen Schadefonds Geweldsmisdrijven Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
Aantal ingediende verzoeken Aantal genomen positieve beslissingen
2 806
2 750
2 750
2 065
2 100
2 100
Totaal uitgekeerd (x f 1 000,–) – materiële schade – immateriële schade
8 468 2 422 6 046
8 500 2 700 5 800
8 500 2 700 5 800
Totaal gemiddelde uitkering (x f 1,–) – materiële schade – immateriële schade
4 100 1 480 3 698
4 050 1 500 3 700
4 050 1 500 3 700
01.10 Garantie voor procesrisico’s van faillissementscuratoren
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Voor faillissementscuratoren bestaat de mogelijkheid een beroep te doen op een garantieregeling die inhoudt dat de curator in staat wordt gesteld een procedure te voeren – mits de verwachting bestaat op een reële opbrengst – indien de faillissementsboedel niet toereikend is om de proceskosten uit te voldoen. In het geval de genoemde procedure niet het verwachte resultaat oplevert, kan de curator op grond van de verstrekte garantie een beroep doen op Justitie en verzoeken (een deel van) het toegezegde garantiebedrag in de boedel te storten ter bestrijding van de proceskosten.
Uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997
1997
1998
1999
2000
2001
500
500
500
500
500
–
–
–
–
–
– 500
– 500
– 500
– 500
0
0
0
0
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – nieuw artikel Bestuurszaken 08.06 Stand ontwerp-begroting 1998
399 – 881
(x f 1 000)
500
2002
0
* Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting
Overboeking naar nieuw artikel 08.06 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten voor garantie voor procesrisico’s van faillissementscuratoren vanaf ’98
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
88
overgeheveld naar het nieuwe artikel 08.06 Bestuurszaken dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties.
01.11 Internationale samenwerking
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden de uitgaven geraamd die vallen onder de «Homogene Groep Internationale Samenwerking» (HGIS).
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
1 730
1 730
1 730
1 730
1 730
1e suppletoire wet 1997
1 042
42
42
42
42
Stand ontwerp-begroting 1998
2 772
1 772
1 772
1 772
1 772
2002
1 772
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven 1996
Codering
1997
1998
economisch
functioneel
Uitgaven attachés Samenwerking Indonesië Bijdrage WIPO
1 462 310
1 462 1 000 310
11 43 Z 43 G
03.0 03.0 03.0
Totaal
2 772
1 772
01.12 Tolkencentra
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De tolkencentra zijn opgericht met het doel de communicatie tussen buitenlanders en diverse Nederlandse instanties en instellingen optimaal te laten verlopen. De tolkencentra – zes in getal – zijn onafhankelijke instellingen, die tezamen een landelijk dekkend netwerk vormen. De tolkencentra verrichten tolkdiensten aan minderheden, vluchtelingen en asielzoekers (zowel in de opvang als ten behoeve van rechtsbijstandverlening). De subsidiëring is op dit moment nog gebaseerd op de Welzijnswet ’94, het Bekostigingsbesluit Welzijnsbeleid en de Subsidieregeling Welzijnsbeleid. Op 1 januari ’98 treedt de Wet justitiesubsidies (Wet van 20 juni ’96, Stb. 334) in werking en zal subsidiëring plaatsvinden op basis van deze wettelijke regeling.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
89
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsintensivering: knelpunt tolkencentra – interne overboekingen: • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • nieuw artikel Bestuurszaken 08.06 Stand ontwerp-begroting 1998
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
28 084
20 618
20 618
20 618
20 618
284
243
243
243
243
2002
7 385
30 313 (58 516)
59
29
38
38
38
613
450
450
450
450
– 28 725
– 21 349
– 21 349
– 21 349
0
0
0
0
29 040
0
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting
Kabinetsintensiveringen: knelpunt tolkencentra De raming voor de tolkencentra wordt verhoogd voor de kosten van de diensten die de tolkencentra leveren bij het inhalen van de achterstand op het terrein van beroepszaken bij de vreemdelingenrechter. Toedeling prijsbijstellingsbedragen Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota toegedeelde prijsbijstellingsbedragen ’97, voor zover deze niet is ingezet voor compensatie van de interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Overboeking naar nieuw artikel 08.06 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten voor tolkencentra vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 08.06 Bestuurszaken dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties.
01.13 Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Onder dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven geraamd van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC), alsmede de uitgaven voor externe wetenschappelijke onderzoeken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
90
Tot en met ’97 zijn deze uitgaven geraamd onder artikel 01.09 Diversen, waar de uitgaven voor het WODC afzonderlijk in de onderdeelspecificatie vermeld staan.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
19 387 17 887
19 394 17 894
19 343 17 843
19 351 17 851
19 387 (17 887)
19 394 (17 894)
19 343 (17 843)
19 351 (17 851)
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 01.13 (verplichtingen) Stand ontwerp-begroting 1998
– –
–
2002
19 351 (17 851)
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting
Vorming nieuw artikel 01.13 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten voor het WODC (Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie centrum) die voorheen waren ondergebracht op artikel 01.09 Diversen, opgenomen op het nieuwe artikel 01.13. De onderverdeling naar artikelonderdelen Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Totaal
Verplichtingen en uitgaven
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
–
–
19 387
12
03.01
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
91
Kengetallen Kwantitatieve gegevens wetenschappelijk onderzoek Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
9,5*
7,6 2,2
7,6 2,2
8,0
9,6
9,6
17,5
19,4
19,4
74
74,5
74,5
102 000
102 000
29 500
29 500
44
43
43
22
15
15
82
85
85
24
20
20
1 547
1 525
1 525
Input (x f 1 mln): – personeel – materieel – bijdragen onderzoek extern Totaal – fte’s (aantallen) – personeel gemiddeld (xf 1,–) – materieel gemiddeld (xf 1,-)
128 400*
Output (aantallen): – extern wetenschappelijke projecten – intern wetenschappelijke projecten – produktie beleidsadviezen – wetenschappelijke periodieken – documentaire en statistische inform.voorz.
* Uitsplitsing in personeel en materieel niet mogelijk. Het bedrag is inclusief f 3 mln. (28 fte) personele en materiële uitgaven van de sector Onderzoek en Analyse die t/m 1996 geraamd en verantwoord worden onder artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie
01.14 Adviescolleges
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De grondslag van dit nieuwe artikel is artikel 6a van de Comptabiliteitswet, op grond waarvan de uitgaven verbonden aan de taakvervulling door een adviescollege op een afzonderlijk begrotingsartikel zichtbaar moeten worden gemaakt. Bij het Ministerie van Justitie vallen het adviescolleges vennootschapsrecht en het adviescollege burgerlijk procesrecht binnen de in artikel 6a vastgestelde definitie. De uitgaven voor deze colleges bestaan uit vacatiegelden, reis- en verblijfkosten en zaalhuur. Deze uitgaven waren tot en met ’97 verantwoord onder artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
92
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
35
35
35
35
35
35
35
35
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 01.14 Stand ontwerp-begroting 1998
–
–
2002
35
De economische en functionele codering Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Totaal
Verplichtingen en uitgaven
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
–
–
35
11
03.0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
93
02 POLITIE EN CRIMINALITEITSBESTRIJDING Onder dit hoofdbeleidsterrein worden de uitgaven geraamd op het terrein van rechtshandhaving. Het betreft de uitgaven bij het Gerechtelijk Laboratorium, het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie, de bijzondere uitgaven van de Politie en de overige diensten van de politie (onder meer Europol Drugs Unit en Bureau Communicatie Nederlandse Politie) en het Korps landelijke politiediensten. 02.08 Personeel en materieel Rijksrecherche en Gerechtelijke Laboratoria
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Onder dit artikel worden tot en met ’97 de personele en materiële uitgaven geraamd van de onderstaande diensten: – Rijksrecherche (RR); – Gerechtelijk Laboratorium (GL); – Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie (LGP). Vanaf ’98 worden de uitgaven voor de Rijksrecherche geraamd op artikel 09.05 Dienst Rechtspleging, Openbaar Ministerie en Rijksrecherche. De uitgaven voor het Gerechtelijk Laboratorium en het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie worden met ingang van ’98 geraamd op artikel 09.01 Personeel en materieel Gerechtelijke Laboratoria.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – interne overboekingen: • beheersovergang Rijksrecherche • diversen • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 09.01 Stand ontwerp-begroting 1998
43 770
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
40 810
40 787
40 994
41 071
41 156
4 256
3 621
3 621
3 621
3 621
– 12 841 100
– 12 969 100
– 13 016 100
– 13 034 100
109
59
77
78
79
263
433
442
365
385
– 32 159
– 32 265
– 32 219
– 32 307
0
0
0
0
45 438
2002
0
Toelichting De nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties betreffen:
Beheersovergang Rijksrecherche In verband met de beheersovergang van de Rijksrecherche naar het OM (Openbaar Ministerie) wordt het budget overgeboekt naar artikel 06.01 Personeel en materieel Rechtspraak (met ingang van ’98 artikel 09.05 Dienst Rechtspleging, Openbaar ministerie en Rijksrecherche).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
94
Diversen Ter compensatie van hogere exploitatie-uitgaven van het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie wordt een bedrag van f 0,1 mln overgeboekt van artikel 02.10 Bijzondere uitgaven politie. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegedeelde prijsbijstellingsbedragen ’97, voor zover deze niet is ingezet voor compensatie van de interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Overboeking naar nieuw artikel 09.01 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten voor het Gerechtelijke Laboratorium en het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 09.01 Personeel en materieel Gerechtelijke Laboratoria dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtshandhaving. 02.09 Personeel en materieel Korps landelijke politiediensten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Onder dit artikel worden tot en met het jaar ’97 de personele en materiële uitgaven geraamd van het Korps landelijke politiediensten (KLPD).
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – interne overboekingen: • toedeling Eindejaarsmarge ’96: uitstel taakstelling (interne problematiek) • diversen • kosten CRI m.b.t. Europolverdrag • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Stand ontwerp-begroting 1998
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
0
0
0
0
0
517 770
0
0
0
0
0
0
0
0
2002
5 000 – 545 1 050 1 833 2 533 479 012 (488 364)
527 641
0
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting De nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties betreffen:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
95
Toedeling Eindejaarsmarge ’96: uitstel taakstelling KLPD (interne problematiek) De efficiency-taakstelling die in de begroting ’96 bij het Korps landelijke politiediensten is verwerkt, is in verband met de druk die op de begroting staat voor 1997 ongedaan gemaakt ten laste van de eindejaarsmarge ’96. Diversen In verband met de overheveling van de afdeling Vervoerscoördinatie Parketpolitie (VCP) naar de Dienst Justitiële Inrichtingen wordt voor ’97 een bedrag van f 0,545 mln overgeboekt naar artikel 05.04 Dienst Justitiële Inrichtingen. Kosten CRI m.b.t. uitvoering Europol-verdrag De uitvoering van het Europol-verdrag brengt extra werkzaamheden met zich mee voor de divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps landelijke politiediensten. Deze werkzaamheden bestaan onder meer uit uitwisseling van recherche-informatie met het buitenland en met het Nederlandse opsporingsveld en deelname aan specifieke operaties en projecten. Het hiervoor bestemde budget wordt derhalve overgeheveld van artikel 02.11 Personeel en materieel overige diensten. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegedeelde prijsbijstellingsbedragen ’97, voor zover deze niet is ingezet voor compensatie van de interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Het betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. 02.10 Bijzondere uitgaven politie
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden tot en met ’97 geraamd de uitgaven voor: – Het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP); – de bestrijding van de georganiseerde zware criminaliteit; – de uitvoering door de politie van het Schengen-akkoord; – automatisering; – de Verkeerscommissie van het Openbaar Ministerie (VCOM); – de Verbetering Recherchefunctie; – algemeen beheer. Met ingang van ’98 worden deze uitgaven geraamd op het nieuwe artikel 09.02 Bijzondere uitgaven politie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
96
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – interne overboekingen: • toedeling intensivering verkeerstoezicht • diversen • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 09.02 Stand ontwerp-begroting 1998
55 544 (55 538)
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
84 103
79 858
74 874
74 895
74 952
– 14 320
– 11 205
– 10 955
– 10 860
– 10 860
8 000 – 900
8 000 – 359
8 000 – 359
8 000 – 359
8 000 – 359
537
342
402
409
413
324
466
529
485
452
– 77 102
– 72 491
– 72 570
– 72 598
0
0
0
0
77 744
2002
0
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting De nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties betreffen:
Toedeling intensivering verkeerstoezicht Het betreft de toedeling uit de bij de 1e suppletoire wet ’97 aan artikel 01.09 Diversen toegevoegde budget voor de uitgaven welke gemoeid zijn met de kosten van bestaande intensiveringprogramma’s voor verkeerstoezicht (snelheidscontroles en door rood licht rijden). Diversen Voor het project Kwaliteit Recherche wordt in ’97 f 0,9 mln overgeboekt naar artikel 06.01 Personeel en materieel Rechtspraak. Ter compensatie van hogere exploitatie-uitgaven wordt een bedrag van f 0,1 mln overgeboekt naar artikel 02.08 Personeel en materieel Rijksrecherche en Gerechtelijke laboratoria. De rest van het bedrag heeft betrekking op een structurele overboeking naar artikel 02.12 Korps landelijke politiediensten voor het HKS (Herkenningsdienstsysteem). Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota toegedeelde prijsbijstellingsbedragen ’97, voor zover deze niet is ingezet voor compensatie van de interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Overboeking naar nieuw artikel 09.02 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten van dit artikel vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 09.02 Bijzondere
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
97
uitgaven politie dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtshandhaving. 02.11 Personeel en materieel overige diensten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden tot en met ’97 de uitgaven geraamd voor de volgende onderdelen. – De Europol Drugs Unit (EDU). – De bewaking van luchthavens. – Het Bureau Communicatie Nederlandse Politie (BCNP). – De voormalige Dienst Luchtvaart van het Korps Rijkspolitie. Met ingang van ’98 zijn deze uitgaven ondergebracht op artikel 09.03 Personeel en materieel overige diensten.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsintensivering: europol – interne overboekingen: • kosten CRI m.b.t. europolverdrag • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 09.03 Stand ontwerp-begroting 1998
79 159
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
71 162
71 164
71 174
71 186
71 194
2 873
3 673
3 673
3 673
3 673
1 250
1 250
1 030
1 050
– 1 050
– 2 070
– 2 070
– 2 070
– 2 070
720
484
635
645
652
16
25
28
26
24
– 74 526
– 74 690
– 74 490
– 74 523
0
0
0
0
73 721
2002
0
Toelichting De nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties betreffen:
Kabinetsintensivering: Europol Voor de uitbreiding van de activiteiten voor Europol wordt de raming verhoogd. Kosten CRI met betrekking tot uitvoering Europol-verdrag De uitvoering van het Europol-verdrag brengt extra werkzaamheden met zich mee voor de divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps landelijke politiediensten. Deze werkzaamheden bestaan onder meer uit uitwisseling van recherche-informatie met het buitenland en met het Nederlandse opsporingsveld en deelname aan specifieke operaties en projecten. Het budget wordt derhalve overgeheveld naar de artikelen 02.09 (voor ’97) en 02.12 Bijdrage Korps landelijke politiediensten (vanaf ’98).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
98
Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota toegedeelde prijsbijstellingsbedragen ’97, voor zover deze niet is ingezet voor compensatie van de interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Overboeking naar nieuw artikel 09.03 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten van dit artikel vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 09.03 Personeel en materieel overige diensten dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtshandhaving. 02.12 Bijdrage Korps landelijke politiediensten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Met ingang van ’98 wordt de raming van de bijdrage aan het agentschap Korps landelijke politiediensten (KLPD) van dit artikel overgebracht naar artikel 09.04 Bijdrage Korps landelijke politiediensten.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997
1997
1998
1999
2000
2001
429 302
380 790
385 840
390 068
402 712
– 429 302
5 839
6 337
6 471
6 453
1 200
1 200
1 200
1 200
– 301
– 301
– 301
– 301
2 070
2 070
2 070
2 070
890
1 195
1 234
1 361
3 832
4 370
4 048
3 772
– 399 320
– 400 711
– 404 790
– 417 267
0
0
0
0
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsintensivering: opschuiven taakstelling – rechtshandhaving regeerakkoord tranche ’98 – interne overboekingen: • diversen • kosten CRI m.b.t. europolverdrag • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 09.04 Stand ontwerp-begroting 1998
(x f 1 000) 2002
5 000
0
0
0
Toelichting
Kabinetsintensivering: opschuiven taakstelling In verband met het uitstel van de agentschapsstatus van het Korps landelijke politiediensten wordt de bij de begroting ’97 verwerkte efficiencytaakstelling eveneens 1 jaar uitgesteld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
99
Rechtshandhaving Regeerakkoord tranche ’98 Dit betreft de toedeling van de tranche ’98 van de bedragen die bij het regeerakkoord zijn uitgetrokken voor rechtshandhaving. Diversen In verband met de overheveling van de afdeling Vervoerscoördinatie Parketpolitie (VCP) naar de Dienst Justitiële Inrichtingen wordt vanaf ’98 een bedrag van f 0,560 mln overgeboekt naar artikel 05.04 Dienst Justitiële Inrichtingen. Het restant ad f 0,259 mln heeft betrekking op een overboeking van artikel 02.10 Bijzondere uitgaven politie voor het Herkenningsdienstsysteem (HKS). Kosten CRI met betrekking tot uitvoering Europol-verdrag De uitvoering van het Europol-verdrag brengt extra werkzaamheden met zich mee voor de divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps landelijke politiediensten. Deze werkzaamheden bestaan onder meer uit uitwisseling van recherche-informatie met het buitenland en met het Nederlandse opsporingsveld en deelname aan specifieke operaties en projecten. Het hiervoor gereserveerde budget wordt derhalve overgeheveld van artikel 02.11 Personeel en materieel overige diensten. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegedeelde prijsbijstellingsbedragen ’97, voor zover deze niet is ingezet voor compensatie van de interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Overboeking naar nieuw artikel 09.04 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten van dit artikel vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 09.04 Bijdrage Korps landelijke politiediensten dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtshandhaving.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
100
03 VREEMDELINGENZAKEN Binnen de organisatie van het Ministerie van Justitie is het agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) belast met de behandeling van verzoeken om toelating en verblijf op grond van de Vreemdelingenwet en tevens met de behandeling van verzoeken om naturalisatie op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap.Tevens is het Ministerie van Justitie sinds het Koninklijk Besluit van 5-9-’94 (voorheen het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van de opvang van asielzoekers. 03.04 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Onder dit artikel worden tot en met ’97 de bijdrage aan het agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst geraamd. Met ingang van ’98 is de bijdrage aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst opgenomen op artikel 07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst.
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsintensivering: aanpassing verwerkingscapaciteit – interne problematiek: besparingsverlies naturalisaties – interne problematiek: proceskosten veroordeling – interne overboekingen: • ontvlechting bedrijfsrestaurant • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 07.01 Stand ontwerp-begroting 1998
287 314
1997
1998
1999
2000
2001
246 204
196 481
191 384
191 570
191 874
19 785
64 630
45 630
38 630
36 630
10 000
10 000
10 000
10 000
7 100
7 100
7 100
7 100
7 100
3 000
3 000
3 000
3 000
3 000
1 585
1 953
1 953
1 953
1 953
1 466
735
910
925
934
830
2 024
2 085
1 721
1 809
– 285 923
– 262 062
– 254 899
– 253 300
0
0
0
0
279 970
(x f 1 000) 2002
0
Toelichting De nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties hebben betrekking op de volgende onderwerpen.
Aanpassing verwerkingscapaciteit De hogere dan geraamde instroom (van 25 000 naar 27 000 per jaar) heeft tot gevolg dat de IND 2000 extra asielverzoeken te verwerken krijgt. Hierdoor is de bijdrage aan de IND verhoogd met f 10,0 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
101
Besparingsverlies naturalisaties Deze post betreft de verwerking van het besparingsverlies bij de inning van leges voor naturalisatie-verzoeken. Dit besparingsverlies is het gevolg van het niet doorgaan van de tariefsverhoging (naar f 500,- per naturalisatie) voor min- en onvermogenden en de vaste afdracht van een deel van de inkomsten aan de gemeenten. Proceskostenveroordeling Wanneer de rechter een asielzoeker in het gelijk stelt, die in beroep is gegaan tegen een afwijzende beslissing op zijn asielverzoek, komen de proceskosten ten laste van de IND. Door de hoge instroom van asielzoekers van voorgaande jaren is het aantal beroepszaken (en derhalve ook het aantal door de asielzoeker gewonnen zaken) toegenomen. Voor deze toegenomen kosten wordt de IND voor een bedrag van f 3 mln structureel gecompenseerd. Ontvlechting bedrijfsrestaurant/huisvesting De uitgaven voor huisvesting en voor het bedrijfsrestaurant van de agentschappen IND en DJI werden tot nu toe verantwoord onder artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie en 01.03 Bijdragen en contributies. Besloten is deze over te hevelen naar de begroting van de agentschappen zelf. Aan dit artikel wordt een bedrag van f 1,6 mln in ’97 en f 1,9 mln structureel toegevoegd. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegevoegde prijsbijstellingsbedragen ’97, voorzover deze niet is ingezet voor oplossing van interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Het betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Overboeking naar nieuw artikel 07.01 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 07.01 Bijdrage IND dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken. 03.05 Opvang asielzoekers
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Stb. ’94, 422) belast met de materiële en immateriële opvang van asielzoekers. Tot en met ’97 worden de uitgaven voor het COA op dit artikel geraamd. Met ingang van ’98 is de raming opgenomen op artikel 07.02 Opvang Asielzoekers.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
102
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsintensivering: bijstelling raming Opvang – interne overboekingen: • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 07.02 Stand ontwerp-begroting 1998
1 200 988 (1 086 250)
(x f 1 000,–)
1997
1998
1999
2000
2001
874 888
706 770
672 171
672 171
672 171
58 073
28 454
– 23 866
– 97 017
– 124 888
110 000
150 000
105 000
105 000
75 000
5 887
3 203
3 988
4 057
4 100
6 580
5 318
5 058
5 058
5 058
– 893 745
– 762 351
– 689 269
– 631 441
0
0
0
0
1 055 428
2002
0
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting
Ramingsbijstelling Het aantal verwijderingen en uitplaatsingen naar de gemeenten uit de centrale en decentrale opvang blijft achter op de raming in de Voorjaarsnota ’97. Daarnaast vertoont ook de instroom van nieuwe asielzoekers een stijging van 25 000 naar 27 000. Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg dat in 1997, maar ook in latere jaren meer asielzoekers moeten worden opgevangen. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegevoegde prijsbijstellingsbedragen ’97, voorzover deze niet is ingezet voor oplossing van interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 De verdeling van de loonbijstellingsbedragen ’97 (bijdrage gepremieerde en gesubsidieerde sector) leidt tot een verhoging van f 6,5 mln in ’97 en ruim f 5 mln vanaf ’98. Overboeking naar nieuw artikel 07.02 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 07.02 Opvang asielzoekers dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
103
04 PREVENTIE, JEUGDBESCHERMING, RECLASSERING EN SANCTIES Dit hoofdbeleidsterrein, onderdeel van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties, betreft criminaliteitspreventie, de Landelijke Organisatie Slachtofferhulp, de Raad voor de kinderbescherming, de gezinsvoogdij- en voogdij-instellingen, het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, de reclassering, het Schadefonds Geweldsmisdrijven en het Centraal Justitieel Incassobureau. De wettelijke grondslag voor de verplichtingen en uitgaven vloeit voornamelijk voort uit het Burgerlijk Wetboek, Boek 1, artikel 238, alsmede uit de Reclasseringsregeling ’95, de Wet op de jeugdhulpverlening en het bij de laatstgenoemde wet behorende uitvoeringsbesluit. 04.01 Personeel en materieel Raad voor de kinderbescherming
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden tot en met ’97 de personele en materiële uitgaven van de Raad voor de kinderbescherming geraamd. Met ingang van ’98 is de raming ondergebracht op artikel 08.01 Personeel en materieel Raad voor de kinderbescherming. De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – rechtshandhaving regeerakkoord tranche ’98 – interdepartementale overboekingen – interne overboekingen: • extra gelden GSB (G-6) • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 08 01 Stand ontwerp-begroting 1998
127 967 (128 218)
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
131 008
134 745
139 527
142 278
142 681
– 2 041
– 2 388
64
64
64
200
200
200
200
– 1 450
– 829
– 430
– 430
– 430
1 000
1 250
1 450
1 450
1 450
274
190
256
267
273
830
2 389
2 532
2 122
2 225
– 135 557
– 143 599
– 145 951
– 146 463
0
0
0
0
129 621
2002
0
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting De mutaties die nog niet eerder in een begrotingstuk zijn opgenomen worden onderstaand kort toegelicht.
Rechtshandhaving Regeerakkoord tranche ’98 Deze post heeft betrekking op de tranche ’98 van de Regeerakkoordgelden ten behoeve van de uitvoering van de Wet Terwee.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
104
Interdepartementale overboekingen Voor de herhuisvesting van het Landelijk Bureau van de Raad voor de kinderbescherming in Utrecht wordt een bedrag van f 1 mln in ’97 en f 0,4 mln structureel overgeboekt naar de begroting van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Rijkshuisvesting). Daarnaast wordt een bedrag van f 0,4 mln voor ’98 overgeboekt – eveneens naar de begroting van VROM – vanwege de uitbreiding c.q. herhuisvesting van de vestigingen van de Raad in Lelystad en Rotterdam. Extra gelden Grote Stedenbeleid Bij Voorjaarsnota zijn extra gelden toegevoegd (vanuit de begroting van Binnenlandse Zaken) voor het Grote Stedenbeleid (G-6). Deze gelden worden thans vanuit artikel 04.03 Subsidies jeugdbescherming en reclassering voor een deel toegedeeld aan dit artikel. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegevoegde prijsbijstellingsbedragen ’97, voorzover deze niet is ingezet voor oplossing van interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Het betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Overboeking naar nieuw artikel 08.01 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 08.01 Personeel en materieel Raad voor de kinderbescherming dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties. 04.03 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Het artikel heeft betrekking op de preventie van criminaliteit, de voogdijen gezinsvoogdij-instellingen, de Stichting Reclassering Nederland (SRN), het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en de Landelijke Organisatie Slachtofferhulp (LOS). De uitgaven worden tot en met ’97 op dit artikel geraamd. Met ingang van ’98 wordt de raming overgebracht naar artikel 08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
105
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsintensivering: werkdruk gezinsvoogden – kabinetsintensivering: slachtofferzorg – kabinetsintensivering: snelrechtcellen – interne problematiek: extra gelden GSB (G-6) – rechtshandhaving regeerakkoord tranche ’98 – desalderingen – interdepartementale overboekingen – interne overboekingen: • toedeling Eindejaarsmarge ’96: automatisering • extra gelden GSB • overdracht werkzaamheden SRN • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 08.02 Stand ontwerp-begroting 1998
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
609 177
628 477
632 662
643 481
643 481
4 795
9 074
14 001
17 560
15 673
5 000
5 000
5 000
5 000
1 300
1 300
1 300
1 300
75
150
150
2 500
2 500
2 500
2 500
1 300
1 300
1 300
1 300
11
8 052
8 052
8 052
8 409
12 100 – 1 000
– 1 250
– 1 450
– 1 450
– 1 450
1 500
1 000
1 000
1 000
1 804
1 248
1 643
1 686
1 702
11 843
12 405
12 514
12 777
12 783
– 669 606
– 678 597
– 693 356
– 691 848
0
0
0
0
2 500
2002
400
525 581 (596 387)
641 630
0
Toelichting De nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties betreffen onder meer de volgende onderwerpen.
Werkdruk gezinsvoogden Ter verlichting van de werkdruk van de gezinsvoogden wordt het budget voor de gezinsvoogdij-instellingen verhoogd. Slachtofferzorg Het budget voor de slachtofferzorg wordt verhoogd met f 1,3 mln conform het bij de begrotingsbehandeling ’97 aangenomen amendement. Snelrechtcellen en extra gelden Grote Stedenbeleid (G-6) De uitbreiding van het Grote Stedenbeleid door het convenant met de G6 leidt tot een uitbreiding van het aantal snelrechtcellen met 50 plaatsen. De post «extra gelden Grote Stedenbeleid (G6)» (betreft de keten-effecten van de extra snelrechtzaken voor de reclassering. Toedeling Eindejaarsmarge’96: automatisering Deze wordt ingezet voor de dekking van de uitgaven aan de bestuurlijke informatievoorziening van de veldorganisaties op het terrein van preventie, jeugdbescherming en reclassering.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
106
Rechtshandhaving Regeerakkoord tranche ’98 Deze post heeft betrekking op de tranche ’98 van de Regeerakkoordgelden ten behoeve van de uitvoering van de Wet Terwee en de uitbreiding Justitie-keten. Desalderingen Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat verstrekt een bijdrage in de hulp aan verkeersslachtoffers ter grootte van f 0,4 mln Dit bedrag wordt ook verantwoord bij de ontvangsten op artikel 04.01 Diverse ontvangsten jeugdbescherming en reclassering. Interdepartementale overboekingen Deze post heeft voornamelijk betrekking op de overboeking van de Halt-gelden van de begroting van Binnenlandse Zaken naar Justitie. Deze overboeking is het gevolg van de opheffing van het Fonds Sociale Vernieuwing en betreft een bedrag van f 8,2 mln vanaf ’98. Extra gelden Grote Stedenbeleid De toegevoegde gelden voor het Grote Stedenbeleid G-6 worden verdeeld over de artikelen 04.01 Personeel en materieel Raad voor de kinderbescherming en dit artikel. Overdracht werkzaamheden SRN Per 1–1-’98 worden werkzaamheden betreffende de bijzondere voorwaarden bij schorsing voorlopige hechtenis overgedragen aan de Stichting Reclassering Nederland. Dit in het kader van de doelstelling om de aansturing van beleid en financiering van niet-AWBZ-gefinancierde instellingen en voorzieningen over te dragen aan de SRN. De overdracht van het bijbehorende budget leidt tot verhoging van artikel 04.03 Subsidies PJR met f 1,5 mln in ’98 en f 1 mln structureel, ten laste van artikel 05.04 Bijdrage DJI. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegevoegde prijsbijstellingsbedragen ’97, voorzover deze niet zijn ingezet voor oplossing van interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 De verdeling van de loonbijstellingsbedragen ’97 (bijdrage gepremieerde en gesubsidieerde sector) leidt tot een verhoging van f 11,8 mln in ’97 en ruim f 12 mln vanaf ’98. Overboeking naar nieuw artikel 08.02 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 08.02 Subsidies jeugdbescherming en reclassering, dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties. 04.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel wordt tot en met ’97 de bijdrage aan het agentschap Centraal Justitieel Incasso Bureau geraamd. Met ingang van 1-1-’98 wordt de bijdrage geraamd op artikel 08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
107
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – interne problematiek: intensivering verkeerstoezicht ’96 – interne problematiek: huisvesting CJIB – interne problematiek: informatieplan 1997 – interne overboekingen: • toedeling verkeersintensiveringen • toedeling Eindejaarsmarge ’96: huisvesting CJIB • afronding ontvlechting CJIB • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 08.04 Stand ontwerp-begroting 1998
1997
1998
1999
2000
2001
28 753
28 766
28 736
28 699
28 736
1 468
815
815
815
815
4 441
4 441
4 441
4 441
4 441
2 213
1 575
1 575
1 575
181
121
159
162
163
90
252
258
212
222
– 45 630
– 35 984
– 35 904
– 35 952
0
0
0
0
(x f 1 000) 2002
2000 5 000
7 511
9 022
2000
–
51 444
0
Toelichting
Interne problematiek: intensivering verkeerstoezicht ’96 Deze post betreft de structurele doorwerking van de groei in ’96 van het aantal sancties op grond van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften. Interne problematiek: huisvesting CJIB Door de groei als gevolg van autonome ontwikkeling en de beleidsintensivering in het verleden is het CJIB genoodzaakt een groter pand te betrekken. Dit komt in ’98 beschikbaar. De kosten van de tijdelijke huisvesting voor ’97 (huur en exploitatie) bedragen f 4 mln. Hiervan komt f 2 mln ten laste van de interne problematiek en f 2 mln ten laste van de Eindejaarsmarge ’96. Interne problematiek: informatieplan ’97 Voor de uitvoering van het informatieplan ’97 van het CJIB wordt een bedrag van f 5 mln toegevoegd. Toedeling verkeersintensiveringen Voor de verwerking van de extra processen verbaal in ’97 en ’98 worden bedragen van f 7,5 mln en f 9 mln toegevoegd aan artikel 04.04 Bijdrage CJIB vanuit de budgetten voor de uitvoering van de gebiedsprojecten (intensivering verkeerstoezicht). Toedeling Eindejaarsmarge ’96: huisvesting CJIB Zie «interne problematiek: huisvesting CJIB».
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
108
Afronding ontvlechting CJIB In verband met de ontvlechting van het CJIB uit de rechterlijke organisatie wordt aan het CJIB een budget toegekend ten behoeve van een structurele afschrijvingsbijdrage, de werklastgevolgen voor het CJIB van de restyling Mulder en de personele ontvlechting uit de staf van de Directeur Gerechtelijke Ondersteuning. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegevoegde prijsbijstellingsbedragen ’97, voorzover deze niet zijn ingezet voor oplossing van interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Het betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Overboeking naar nieuw artikel 08.04 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau, dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties. 04.05 Schadefonds geweldsmisdrijven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit begrotingsartikel heeft betrekking op de personele en materiële uitgaven van het secretariaat van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven is ingesteld bij de Wet Voorlopige Regeling Schadefonds Geweldsmisdrijven van 26 juni ’75 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 juli ’94. Het Schadefonds heeft als doel in bepaalde schrijnende gevallen op verzoek een uitkering te verstrekken aan slachtoffers van geweldsmisdrijven of aan nabestaanden. De Commissie beslist over een verzoek tot uitkering en over de hoogte ervan. Tot en met ’96 vormden de personele en personeelsgebonden materiële uitgaven van het secretariaat van de Commissie een onderdeel van artikel 06.01 Personeel en materieel rechtspraak. Besloten is – mede als uitvloeisel van de reorganisatie van het kerndepartement – deze onder te brengen bij het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
109
De uitgaven en verplichtingen Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – interne overboekingen: • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 08.03 Stand ontwerp-begroting 1998
–
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
–
–
–
–
–
2 900
2 900
2 900
2 900
2 900
6
4
5
5
5
19
51
52
43
45
– 2 955
– 2 957
– 2 948
– 2 950
0
0
0
0
2 925
2002
0
Toelichting
Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegevoegde prijsbijstellingsbedragen ’97, voorzover deze niet zijn ingezet voor oplossing van interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Het betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Overboeking naar nieuw artikel 08.03 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 08.03 Schadefonds geweldsmisdrijven, dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
110
05 DIENST JUSTITIËLE INRICHTINGEN Binnen de organisatie van het Ministerie van Justitie is het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen (vallend onder het nieuwe DirectoraatGeneraal Preventie, Jeugd en Sancties) belast met de veilige, doelmatige en menswaardige tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. Met ingang van 1-1-’95 is de directie Delinquentenzorg en Jeugdinrichtingen intern verzelfstandigd en omgevormd tot het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De uitgaven, verplichtingen en ontvangsten, alsmede de grondslagen en nadere toelichtingen voor ’95 e.v. worden verantwoord in de begroting van het Agentschap DJI (wetsartikel 3, Agentschappen, artikel 02 Dienst Justitiële Inrichtingen). De financiële relatie met het kerndepartement Justitie komt tot uitdrukking in het artikel 05.04 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen (vanaf ’98 artikel 08.05). 05.04 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Tot en met ’97 worden onder dit artikel opgenomen de bijdragen aan het agentschap DJI. Met ingang van ’98 worden deze uitgaven opgenomen op artikel 08.05 Dienst Justitiële Inrichtingen.
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsmaatregel: efficiency verbetering / versobering – kabinetsintensivering: jeugdcellen – kabinetsintensivering: snelrechtcellen – rechtshandhaving regeerakkoord tranche ’98 – interdepartementale overboekingen – interne overboekingen: • overheveling afd. vervoercoördinatie • ontvlechting bedrijfsrestaurant • overdracht werkzaamheden aan SRN • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 08.05 Stand ontwerp-begroting 1998
1997
1998
1999
2000
2001
1 490 409
1 551 965
1 561 163
1 585 855
1 589 096
60 828
65 892
28 841
38 549
44 584
– 1 000
– 3 000
– 6 000
– 6 000
26 762
– 3 853
5 176
20 935
4 871
4 784
4 784
10 000
10 000
10 000
10 000
– 15 551
– 7 351
– 1 317
– 1 217
545 1 520
560 1 847
560 1 847
560 1 847
560 1 847
– 1 500
– 1 000
– 1 000
– 1 000
3 608
2 587
3 080
3 334
3 353
11 446
25 535
26 345
20 865
20 200
(x f 1 000) 2002
– 1 675 297 – 1 627 537 – 1 662 753 – 1 688 359 1 406 501
1 552 805
0
0
0
0
0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
111
Toelichting De volgende mutaties zijn nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen.
Kabinetsintensiveringen: efficiency verbetering / versobering De maatregel wordt ingevuld door middel van efficiency verbeteringen binnen sectoren gevangeniswezen, jeugd en TBS. Voor een nadere toelichting op deze efficiency verbeteringen wordt verwezen naar de paragraaf over voorcalculatorische normprijzen per produkt in de agentschapsbegroting van de DJI. Kabinetsintensiveringen: jeugdcellen Het aantal plaatsen in justitiële jeugdinrichtingen wordt met 113 uitgebreid. Kabinetsintensiveringen: snelrechtcellen Het aantal snelrechtcellen wordt uitgebreid met 50 plaatsen als onderdeel van de intensivering van het Grote Stedenbeleid. Rechtshandhaving regeerakkoord: tranche ’98 Deze post heeft betrekking op de tranche ’98 van de Regeerakkoordgelden ten behoeve van de uitbreiding van de capaciteit. Interdepartementale overboekingen Deze mutatie betreft diverse overboekingen naar de begroting van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer/ Rijksgebouwendienst ten behoeve van de huisvesting. Overheveling afdeling vervoercoördinatie In verband met de overheveling van de vervoerscoördinatie van de parketpolitie wordt een bedrag van f 0,545 mln overgeboekt van artikel 05.04 Dienst Justitiële Inrichtingen. Ontvlechting bedrijfsrestaurant De uitgaven voor huisvesting en voor het bedrijfsrestaurant van de agentschappen IND en DJI werden tot nu toe verantwoord onder artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie en 01.03 Bijdragen en contributies. Besloten is deze over te hevelen naar de begroting van de agentschappen zelf. Aan dit artikel wordt een bedrag van f 1,5 mln in ’97 en vanaf ’98f 1,8 mln structureel toegevoegd. Overdracht werkzaamheden aan Stichting Reclassering Nederland Per 1-1-’98 worden werkzaamheden betreffende de bijzondere voorwaarden bij schorsing voorlopige hechtenis overgedragen aan de Stichting Reclassering Nederland. Dit in het kader van de doelstelling om de aansturing van beleid en financiering van niet-AWBZ-gefinancierde instellingen en voorzieningen over te dragen aan SRN. De overdracht van het bijbehorende budget leidt tot een verlaging met f 1,5 mln in ’98 en f 1 mln structureel, ten gunste van artikel 04.03 Subsidies PJR. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota toegevoegde prijsbijstellingsbedragen ’97, voorzover deze niet is ingezet voor oplossing van interne problematiek.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
112
Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 Het betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen ’97 en de incidentele loonsomontwikkeling ’98. Overboeking naar nieuw artikel 08.05 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 08.05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen, dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
113
06 RECHTSPLEGING 06.01 Personeel en materieel rechtspraak
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Binnen dit artikel worden de personele en materiële uitgaven geraamd van het rechtsgeleerd en het ondersteunend personeel bij de gerechtelijke instanties, de Registratiekamer en het Centraal Bureau van Bijstand Notarisambt. Hierin zijn tevens begrepen enkele landelijk opererende diensten. Met ingang van ’98 worden deze uitgaven geraamd onder artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
114
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
1 129 543
1 102 954
1 085 951
1 086 814
1 089 243
– 39 185
– 3 325
– 2 983
– 2 726
– 2 726
2 500
2 500
2 500
2 500
– 5 000
– 5 000
– 5 000
16 500
16 500
16 500
12 969
13 016
13 034
4
21
20
– 2 213
– 1 575
– 1 575
– 1 575
3 000
1 767
2 201
2 247
2 292
7 541
16 874
17 024
15 167
15 572
222
168
168
168
2002
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties a. Rechtspraak – rechtshandhaving regeerakkoord tranche ’98 – interdepartementale overboekingen – interne overboekingen • intensivering verkeerstoezicht
–3 871
b. Openbaar Ministerie – kabinetsmaatregel: verlaging reorganisatiebudget OM – rechtshandhaving regeerakkoord tranche ’98 – interne problematiek: USD – interne overboekingen • intensivering verkeerstoezicht • beheersovergang rijksrecherche • project verbetering kwaliteit recherche
1 000
16 500 1 000
11 363
11 128 12 841
900
c. Beheersdienst – kabinetsintensivering: jeugd/ snelrechtcellen – interne overboekingen • toedeling Eindejaarsmarge ’96 • afronding ontvlechting CJIB • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97
5 600
d. Landelijke diensten – registratiekamer – interne overboekingen • bijdrage commissie gelijke behandeling
50
Overboeking naar nieuw artikel 09.05 Stand ontwerp-begroting 1998
1 742
– 1 161 990 – 1 127 759 – 1 127 132 – 1 130 028 982 580 (995 415)
1 120 680
0
0
0
0
0
* Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting De volgende mutaties zijn nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen. De mutaties worden gerangschikt naar artikelonderdeel toegelicht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
115
a. Begrotingsmutaties rechtspraak
Rechtshandhaving regeerakkoord rechtspraak (tranche ’98: f 2,5 mln) Voor de uitvoering van een aantal beleidsintensiveringen zijn in het regeerakkoord bedragen gereserveerd. Het betreft hier de groei van de Regeerakkoordgelden ten opzichte van de begroting ’97. Voor de rechterlijke instanties komt vanaf ’98 ter compensatie van de extra werklast voortkomend uit de bij Regeerakkoord voorziene uitbreiding van de politie f 2,5 mln extra beschikbaar (de zogenaamde ketengelden voor de Zittende Magistratuur). Uitstel sectoralisatie ZVO-regeling In verband met het uitstel van de sectoralisatie van de ZVO-regeling voor de sector rechterlijke macht wordt een eerder hiervoor verkregen budgettaire compensatie teruggeboekt naar de begroting van Binnenlandse Zaken. Intensivering verkeerstoezicht/Gebiedsprojecten Als gevolg van de intensivering van het verkeerstoezicht door middel van de gebiedsprojecten zal de werklast bij de gerechten toenemen. Ter compensatie van deze extra werklast wordt in ’97 een bedrag van f 0,8 mln en in ’98 f 1,6 mln aan het budget van de gerechtelijke instanties toegevoegd. b. Begrotingsmutaties Openbaar Ministerie
Rechtshandhaving regeerakkoord Openbaar Ministerie (tranche ’98 : f 16,5 mln) / Verlaging reorganisatiebudget OM Voor de uitvoering van een aantal beleidsintensiveringen zijn in het regeerakkoord reeds vanaf ’96 oplopende bedragen gereserveerd. Voor het OM betreft het de volgende mutaties: – Reorganisatie OM Voor de reorganisatie van het OM komt vanaf ’98, ten opzichte van het budget van ’97 (ad f 45 mln), f 15 mln extra beschikbaar. – Slachtofferzorg/Terwee Voor de uitbreiding en intensivering van de activiteiten op het gebied van de slachtofferzorg komt vanaf ’98 een bedrag ad f 1,5 mln extra beschikbaar voor het OM. – Verlaging reorganisatiebudget OM Vanaf ’99 zal het beschikbare budget ad f 60 mln voor de reorganisatie OM worden verminderd met f 5 mln. Unit synthetische drugs (USD) In verband met de bestrijding van de produktie van en handel in synthetische drugs wordt een afzonderlijke eenheid opgericht voor de landelijke analyse, coördinatie en de uitvoering van de opsporing van XTC en andere synthetische drugs. Deze begrotingsmutatie betreft de hieruit voortvloeiende kosten. Intensivering verkeerstoezicht/Gebiedsprojecten In ’98 zal een forse intensivering van het verkeerstoezicht plaatsvinden. De intensivering wordt vormgegeven door de gebiedsprojecten, die reeds in ’97 van start zijn gegaan. In ’97 is voor het realiseren van de gebiedsprojecten f 11,4 mln toegevoegd aan het OM-budget, in ’98 f 11,3 mln. Een groot deel van deze middelen is bestemd voor de regiokorpsen ter uitvoering van de gebiedsprojecten en zal projectmatig worden toegewe-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
116
zen. Daarnaast worden de middelen ingezet ter financiering van de uitgaven in het kader van de toegenomen werklast bij de parketten.
Beheersovergang Rijksrecherche In verband met de beheersovergang van de Rijksrecherche naar het OM wordt een bedrag van f 12,8 mln overgeheveld van de Directie Strafrechtelijke Handhaving (02.08) naar het budget Openbaar Ministerie. Verbetering kwaliteit recherche De uitgaven voor het project verbetering kwaliteit recherche worden medegefinancierd door de Directie Strafrechtelijke Handhaving. De bijdrage van f 0,9 mln is bestemd voor de voortgang van het in ’96 gestarte project en wordt ten laste van artikel 09.02 Bijzondere uitgaven politie gebracht. c. Begrotingsmutaties beheerdienst
Kabinetsmaatregel: Jeugd- en snelrechtcellen Deze budgettoevoeging is bestemd voor compensatie van de extra werklast bij de Commissies van Toezicht als gevolg van de toename van het aantal cellen. Toedeling Eindejaarsmarge ’96 Dit betreft de toevoeging van de Eindejaarsmarge over het jaar ’96 ten behoeve van betalingen voor huisvesting die niet meer in ’96 konden worden verricht en die derhalve ten laste van ’97 worden gebracht. Ontvlechting CJIB In verband met de ontvlechting van het CJIB uit de rechterlijke organisatie wordt aan het CJIB een budget toegekend ten behoeve van een structurele afschrijvingsbijdrage, de werklastgevolgen voor het CJIB van de restyling wet Mulder en de personele ontvlechting uit de staf van de Directeur Gerechtelijke Ondersteuning. Prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze begrotingsmutatie betreft de toedeling van de prijsbijstellingsbedragen over het jaar ’97 aan de prijsgevoelige posten van de Justitiebegroting. De prijsbijstelling zal in een later stadium over de vier budgetonderdelen worden uitgesplitst. Loonbijstellingsbedragen ’97 Dit betreft de reguliere loonbijstelling ’97, alsmede de compensatie voor de incidentele loonontwikkeling voor ’98. Tevens bevat deze begrotingsmutatie compensatie voor de salarismaatregelen die afkomstig zijn uit de CAO-Rijk. De loonbijstelling zal in een later stadium over de artikelonderdelen a t/m d worden uitgesplitst. d. Begrotingsmutaties landelijke diensten
Registratiekamer Als gevolg van het wetsvoorstel Bescherming Persoonsgegevens zal de werklast van de Registratiekamer toenemen. In verband hiermee wordt het budget van de Registratiekamer met f 0,2 mln verhoogd. Bijdrage commissie Gelijke Behandeling De commissie Gelijke Behandeling ontvangt van de Directie Voorlichting een bijdrage om een co-productie van een televisieprogramma van de Nederlandse Programma Stichting over discriminatie en de produktie van een lespakket over dit onderwerp te ondersteunen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
117
Overboeking naar nieuw artikel 09.05 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/ Openbaar Ministerie/Rijksrecherche, dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging.
06.03 Gefinancierde rechtsbijstand
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Het artikel heeft betrekking op de kosten van de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen. Deze uitgaven berusten op de per 1-1-’94 in werking getreden Wet op de rechtsbijstand (WRB). Daarnaast zijn onder dit artikel ondergebracht overige aan de WRB verwante subsidieregelingen. De ramingen vanaf ’98 worden verantwoord onder het nieuwe artikel 09.07.
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsintensivering: reparatiemaatregelen WRB – kabinetsintensievering: experimenten scheidingsbemiddeling – kabinetsintensivering: stichting geschillencommissies – kabinetsintensivering: snelrechtcellen – rechtshandhaving regeerakkoord tranche ’98 – interne overboekingen • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 09.07 Stand ontwerp-begroting 1998
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
381 032
365 698
367 040
367 040
367 040
24 549
23 675
17 004
12 020
12 020
5 000
10 000
15 000
15 000
225
225
225
8
15
15
800
800
800
800
246
160
211
214
216
11 323
10 866
10 905
10 905
10 905
– 408 424
– 406 193
– 406 219
– 406 221
0
0
0
0
2002
2000 225
388 170
417 150
0
Toelichting De volgende mutaties zijn nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen.
Reparatiemaatregelen Wet op de Rechtsbijstand Om te voorkomen dat de invoering van de Wet op de Rechtsbijstand ertoe leidt, dat de toegang tot het recht voor minder draagkrachtigen wordt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
118
bemoeilijkt, worden maatregelen getroffen om de toegang te waarborgen. De uitgaven hiervoor worden geraamd op f 5 mln voor ’97, f 10 mln in ’98 en f 15 mln structureel.
Experimenten scheidingsbemiddeling Deze experimenten hebben betrekking op de voorgestelde maatregelen van de Commissie herziening echtscheidingsprocedure. Stichting Geschillencommissies Het budget voor de Stichting Geschillencommissies voor consumentenzaken wordt verhoogd met ruim f 0,2 mln conform het bij de begrotingsbehandeling ’97 aangenomen amendement. Snelrechtcellen Het aantal snelrechtcellen wordt uitgebreid als onderdeel van de intensivering van het Grote Stedenbeleid. Voor de keteneffecten van deze uitbreiding op de rechtshulpverlening wordt een bedrag aan dit artikel toegevoegd. Rechtshandhaving Regeerakkoord tranche ’98 Deze post heeft betrekking op de tranche ’98 van de Regeerakkoordgelden ten behoeve van de uitvoering van de Wet Terwee. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegevoegde prijsbijstellingsbedragen ’97, voorzover deze niet is ingezet voor oplossing van interne problematiek. Toedeling loonbijstellingsbedragen ’97 De verdeling van de loonbijstelling ’97 (bijdrage gepremieerde en gesubsidieerde sector) leidt tot een verhoging van f 11,3 mln in ’97 en f 10,9 mln vanaf ’98. Deze middelen dienen mede ter compensatie van de kosten verbonden aan de indexering van de vergoeding aan advocaten. Overboeking naar nieuw artikel 09.07 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 09.07 Gefinancierde rechtsbijstand, dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging.
06.04 Gerechtskosten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Onder dit artikel worden de specifieke uitgaven geraamd van de gerechtelijke diensten. De uitgaven hebben vooral betrekking op de kosten voor vergoedingen aan getuigen en deskundigen (waaronder tolken en vertalers), afluisterkosten en de verzending van gerechtelijke brieven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
119
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – kabinetsmaatregel: beperking gerechtskosten – interne overboekingen • toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 • overboeking naar nieuw artikel 09.06 Stand ontwerp-begroting 1998
1997
1998
1999
2000
2001
87 003
88 093
86 943
86 943
86 943
1 300
1 300
1 300
1 300
1 300
– 1 000
– 3 000
– 6 000
– 6 000
614
793
807
815
– 89 007
– 86 036
– 83 050
– 83 058
0
0
0
0
901
69 938
(x f 1 000)
89 204
2002
0
Toelichting De volgende mutaties zijn nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen.
Kabinetsintensiveringen: beperkingen gerechtskosten Deze besparing (f 1 mln in ’98, f 3 mln in ’99 en f 6 mln structureel vanaf ’00) wordt gerealiseerd via budgettering van de gerechtskosten. Toedeling prijsbijstellingsbedragen ’97 Deze post betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota ’97 toegevoegde prijsbijstellingsbedragen ’97, voorzover deze niet is ingezet voor oplossing van interne problematiek. Overboeking naar nieuw artikel 09.06 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 09.06 Gerechtskosten, dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging.
06.06 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau Vanaf juli ’96 valt het CJIB onder het nieuwe directoraat-generaal Preventie, Jeugd en Sancties (DGPJS). In verband hiermee is een nieuw begrotingsartikel ingesteld (artikel 04.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau). Vanaf ’98 worden de uitgaven geraamd op artikel 08.04 Bijdrage CJIB).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
120
07 INTERNATIONALE AANGELEGENHEDEN EN VREEMDELINGENZAKEN Opvang Asiel (14,2%)
IND (4,5%)
Binnen de organisatie van het Ministerie van Justitie is het agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) belast met de behandeling van verzoeken om toelating en verblijf op grond van de Vreemdelingenwet en tevens met de behandeling van verzoeken om naturalisatie op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Tevens is het Ministerie van Justitie sinds het Koninklijk Besluit van 5-9-’94 (voorheen het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van de opvang van asielzoekers. 07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Onder dit artikel worden de bijdragen aan het agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst geraamd.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
–
285 923
262 062
254 899
253 300
285 923
262 062
254 899
253 300
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 07.01 Stand ontwerp-begroting 1998
–
253 300
Economische en functionele codering Economische en functionele codering
(x f 1 000) Verplichtingen en uitgaven
Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
287 314
279 970
285 923
03
03.2
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
121
07.02 Opvang asielzoekers
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De Minister van Justitie is belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van de opvang van asielzoekers, voor zover deze zorg vóór 22-8-’94 was opgedragen aan de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Per 1-7-’94 is de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers in werking getreden (Stb. ’94, 422). Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is op basis van deze wet belast met de materiële en immateriële opvang van asielzoekers. Centrale opvang asielzoekers De op dit onderdeel geraamde uitgaven zijn bestemd voor de bekostiging van de materiële en immateriële centrale opvang van asielzoekers, alsmede voor het subsidiëren van organisaties die zorgdragen voor, dan wel ondersteuning geven aan de opvang van asielzoekers. De Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers en de Welzijnswet dienen als basis voor de uitgaven. De hoogte van de uitgaven is gebaseerd op de Begrotingswet. De wijze van bekostiging is geregeld bij het Bekostigingsbesluit Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het Faciliteitenbesluit opvangcentra (Stb. ’94, 636), de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Stcrt. ’94, 140) en de Subsidieregeling welzijnsbeleid (Stcrt. ’95, 250). Decentrale opvang asielzoekers De op dit onderdeel geraamde uitgaven zijn bestemd voor de nog te verrichten uitgaven ten behoeve van de decentrale opvang van asielzoekers. De Welzijnswet dient als basis voor de uitgaven. De hoogte van de uitgaven is gebaseerd op de Begrotingswet. De wijze van bekostiging is geregeld bij de Welzijnswet en de Regeling Opvang Asielzoekers (ROA). De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
–
893 745
762 351
689 269
631 441
893 745
762 351
689 269
631 441
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 07.02 Stand ontwerp-begroting 1998
–
631 441
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
122
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Centrale opvang asielzoekers Decentrale opvang asielzoekers Buffercapaciteit Subsidies Totaal
Verplichtingen en uitgaven *
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
918 870 (876 785) 282 118 (209 465) – –
865 478
767 405
43 Z
06.36
189 950
113 825
43 C
06.36
– –
9 165 3 350
43 Z 43 Z
06.36 06.36
1 200 988 (1 086 250)
1 055 428
893 745
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Toelichting Naar verwachting zullen in ’97 vrijwel alle achterstanden bij de IND zijn ingelopen en zullen de achterstanden bij de Vreemdelingenkamers eind ’98 zijn ingelopen. Het aantal verwijderingen en uitplaatsingen naar de gemeenten uit de centrale en decentrale opvang blijft echter achter op de raming, zodat de gemiddelde bezetting in de totale opvang hoger zal zijn dan geraamd. Per saldo daalt de gemiddelde bezetting in de totale opvang ten opzichte van het vorige jaar. De komende jaren zal het accent worden gelegd op de terugkeer van (uitgeprocedeerde) asielzoekers naar het land van herkomst. Als onderdeel van dit terugkeerbeleid is reeds in het voorjaar van ’97 het definitieve vertrekcentrum in Ter Apel in gebruik genomen. Mede als gevolg van de maatregelen ter realisering en bevordering van de (vrijwillige) terugkeer van (uitgeprocedeerde) asielzoekers zal de bezetting in de komende jaren verder dalen. De daling van de behoefte aan opvangcapaciteit zal worden benut om de reeds in de ontwerpbegroting ’97 aangekondigde verbetering van de kwaliteit van de opvangaccommodaties verder gestalte te geven. Uiteraard zijn bovenstaande ontwikkelingen mede afhankelijk van de instroom van nieuwe asielzoekers. De instroom van nieuwe asielzoekers vertoont thans een lichte stijging. Met ingang van ’96 heeft het Ministerie van Justitie de subsidierelatie met de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland (VVN) van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport overgenomen. Het bedrag dat is gemoeid met de subsidie aan VVN en andere ondersteunende instellingen is afzonderlijk in bovenstaande tabel opgenomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
123
Kengetallen Overzicht van het aantal onderzoekscentra, asielzoekerscentra en noodopvang Aantal centra
Onderzoekscentra (OC’s) Asielzoekerscentra (AZC’s) Aanvullende opvang (AVO)
Capaciteit ultimo
1996
1994
1995
1996
14 55 72
7 700 19 900 5 390
9 160 20 775 6 369
8 225 19 963 4 288
32 990
36 304
32 476
Totaal
Instroom en bezetting in de opvang
Instroom Centrale opvang – gemiddelde bezetting – prijs (x f 1,–) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1mln) Decentrale opvang – gemiddelde bezetting – prijs (x f 1,–) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1mln)
Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
19 300
23 800
23 800
29 050 31 630
29 500 29 350
26 500 29 000
919
866
767
19 050 14 810
13 100 14 500
7 850 14 500
282
190
114
Buffercapaciteit – gemiddelde bezetting – prijs (x f 1,–) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 mln) Subsidies (x f 1 mln)
1 833 5 000 9 3
Kengetallen Asielzoekers van wie op grond van het onderzoek in het Aanmeldcentrum (AC) is vastgesteld dat zij voor opvang in aanmerking komen, worden in eerste instantie opgevangen in zogenaamde onderzoeks- en opvangcentra (OC’s). De asielzoekers die naar alle waarschijnlijkheid voor langere tijd in Nederland zullen verblijven, worden vervolgens naar een asielzoekerscentrum (AZC) overgeplaatst. De centrale opvang is gebaseerd op de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen. Het aantal asielzoekers dat in ’96 tot de opvang is toegelaten bedroeg 19 300. De kosten van de centrale opvang, waaronder het bieden van opvang in een centrum alsmede de verstrekking van voedingsmiddelen of -gelden, zak- en kleedgeld en de verzekering tegen medische kosten, bedroegen in ’96 f 918,9 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
124
08 PREVENTIE, JEUGD EN SANCTIES PJR (12,8%)
DBZ (0,5%) CJIB (0,7%)
DJI (26,5%)
Dit hoofdbeleidsterrein betreft criminaliteitspreventie, de Landelijke Organisatie Slachtofferhulp, de Raad voor de kinderbescherming, de gezinsvoogdij- en voogdij-instellingen, het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, het Schadefonds Geweldsmisdrijven, de reclassering en het Centraal Justitieel Incassobureau. De wettelijke grondslag voor de verplichtingen en uitgaven vloeit voornamelijk voort uit het Burgerlijk Wetboek, Boek 1, artikel 238, alsmede uit de Reclasseringsregeling ’95, de Wet op de jeugdhulpverlening en het bij de laatstgenoemde wet behorende uitvoeringsbesluit. 08.01 Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Het artikel heeft betrekking op de personele en materiële uitgaven van de Raad voor de kinderbescherming. De Raad voor de kinderbescherming heeft onder meer tot taak: – het doen van onderzoek in situaties waarin het recht van kinderen op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling ernstig dreigt te worden geschonden; – het adviseren van de rechtbank aangaande gezagsvoorziening en omgangsregeling bij scheiding; – het verlenen van vroeghulp en het adviseren van de rechter in geval van strafrechtelijke interventies ten aanzien van jeugdigen; – het coördineren van de uitvoering van taakstraffen voor jeugdigen; – het rekwestreren van kinderbeschermingsmaatregelen.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
135 557
143 599
145 951
146 463
135 557
143 599
145 951
146 463
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 08.01 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
146 463
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
125
De onderverdeling naar artikel onderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
86 263 3 770 8 621
92 879 2 700 7 925
96 170 2 700 7 700
11 11 11
06.32 06.32 06.32
Subtotaal personele uitgaven Exploitatie uitgaven Aanschaffingen
98 654 19 982 9 331 (9 582)
103 504 23 617 2 500
106 570 26 487 2 500
12 52
06.32 06.32
Subtotaal materiële uitgaven
29 313 (29 564)
26 117
28 987
127 967 (128 218)
129 621
135 557
Personele uitgaven – ambtelijk – overig – post-actief
Totaal
Kengetallen Kengetallen personeel
Ambtelijk personeel – gemiddelde prijs (f 1,–) – fte’s (aantal) Post-actief personeel – wachtgelden (aantal natuurlijke personen)
1996*
1997
1998
1999
2000
2001
2002
77 505 1 113
77 529 1 198
78 442 1 226
79 698 1 266
81 132 1 298
82 593 1 298
82 593 1 298
207
187
176
167
147
139
130
* In 1996 zijn 100 fte’s opgenomen ten behoeve van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
Kerntaken Raad voor de kinderbescherming
beschermingszaken echtscheidingszaken overige civiele zaken strafzaken taakstraffen
(aantallen)
Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
8 578 3 674 2 153 10 939 6 453
9 000 4 175 2 000 12 000 5 280
9 000 4 175 2 000 14 000 5 800
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
126
Overzicht van inning en doorbetaling van onderhoudsbijdragen door het LBIO (x f 1 000)
Doorbetaling aan particulieren (incl. GSD) Doorbetaling aan Ministerie van VWS Ten behoeve van Justitie Totaal
Realisatie 1996*
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
22 879
24 000
24 000
10 313
10 000
10 000
6 024
6 000
6 000
39 216
40 000
40 000
* T/m 1996 valt het LBIO nog onder artikel 04.01 Personeel en materieel Raad voor de kinderbescherming
08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Het artikel heeft betrekking op de preventie van criminaliteit, de Landelijke Organisatie Slachtofferhulp (LOS), de voogdij- en gezinsvoogdijinstellingen, de Stichting Reclassering Nederland (SRN), het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). A. Voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen Een voogdij-instelling is het uitvoeringsorgaan van een rechtspersoon waaraan de voogdij over minderjarige kinderen kan worden opgedragen. Het uitvoeringsorgaan draagt in naam van het bestuur zorg voor de verzorging en opvoeding van deze kinderen. Het bepaalt de verblijfplaats van de jeugdige en ziet erop toe, dat er voldoende voorwaarden aanwezig zijn voor een zo evenwichtig mogelijke groei naar volwassenheid. De verantwoordelijkheid voor de minderjarige strekt zich ook uit tot het behartigen van diens eventuele financiële belangen. Een gezinsvoogdij-instelling is het uitvoeringsorgaan van een rechtspersoon die de volgende doelstellingen nastreeft: – het geven van leiding en het verlenen van bijstand gezinsvoogden; – het verlenen van hulp en steun aan voorwaardelijk veroordeelden en in vrijheid gestelde jeugdige personen; – het doen van nazorg. Met ingang van 1 november ’95 is de Wet van 25 april ’95 tot herziening van de ondertoezichtstelling van minderjarigen (artikelen 254 en volgende van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek) in werking getreden, Staatsblad ’95, 255. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling berust vanaf die datum geheel bij de gezinsvoogdij-instellingen. De instellingen voor (gezins-)voogdij worden gesubsidieerd op basis van de Wet op de jeugdhulpverlening en het Besluit subsidiëring voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen en Inrichtingen voor Justitiële Kinderbescherming, Staatsblad ’90, 307 d.d. 31 mei ’90. B. Stichting Reclassering Nederland (SRN) De reclassering heeft tot taken de voorlichting aan bevoegde autoriteiten en instanties over en het verlenen van hulp en steun, rechtsbijstand uitgezonderd, aan personen die worden verdacht van of die zijn veroordeeld wegens een strafbaar feit. Tevens is zij belast met de voorbereiding en de begeleiding van de uitvoering van taakstraffen. De subsidiëring van de reclassering is geregeld in de Reclasseringsregeling ’95. De Reclasseringsregeling steunt op het Wetboek van Strafrecht en het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
127
Wetboek van Strafvordering. Subsidie wordt verleend aan de SRN op basis van een landelijk activiteiten- en produktieplan in het kader van de planning- en control-cyclus. De SRN draagt zorg voor de verdere verdeling van de subsidie naar de landelijke partners (Nederlandse Vereniging van Instellingen voor Verslavingszorg en het Leger des Heils), eveneens op basis van een activiteiten- en produktieplan. C. Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) Het LBIO heeft de volgende taken: – het innen en doorbetalen van kinderalimentatie in situaties waarin de betaling problemen met zich meebrengt, alsmede het feitelijk innen van de kinderalimentatie; – het uitvoeren van de taken op grond van het verdrag van New York betreffende de procedurele behandeling en de inning en doorbetaling; – het vaststellen en innen van de onderhoudsbijdragen in het kader van de vrijwillige hulpverlening; – het vaststellen en innen van de onderhoudsbijdragen in het kader van de justitiële jeugdbescherming. D. Criminaliteitspreventie/slachtofferhulp Onder dit artikelonderdeel zijn de kosten met betrekking tot het beleid gericht op de slachtofferhulp en de preventie van criminaliteit.
Preventie: – –
–
–
projecten deskundigheidsbevordering en experimenten op het gebied van criminaliteitspreventie; projecten met het Openbaar Ministerie en de vier grote steden, waarbij in het bijzonder de integrale aanpak van de jeugdcriminaliteit wordt gestimuleerd; het initiëren en stimuleren van het preventiebeleid bij verschillende instanties, zoals Openbaar Ministerie, jeugdbescherming, reclassering, andere maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. voorlichting aan verschillende maatschappelijke geledingen en overheidsinstellingen. Het gaat hierbij om uitgaven voor het tijdschrift over Samenleving en Criminaliteitspreventie (SEC), de Hein Roethofprijs, onderhoud documentatiebestand en andere voorlichtingsactiviteiten ter ondersteuning van het preventiebeleid.
Slachtofferhulp: De vereniging Landelijke Organisatie Slachtofferhulp (LOS). De LOS is een rechtspersoon die belast is met de uitvoering van de slachtofferhulp: de opvang van slachtoffers van strafbare feiten, voor zover bestaande uit: – laagdrempelige eerste opvang van slachtoffers; – praktische begeleiding en ondersteuning van slachtoffers; – doorverwijzing van slachtoffers naar niet in het bijzonder voor slachtoffers bedoelde hulpverleningsinstellingen; – begeleiding van slachtoffers tijdens het strafproces, onder meer in het kader van de wet Terwee. De subsidiëring van de LOS geschiedt op basis van de Algemene Subsidievoorschriften Justitie van 18 december ’92 (Stcrt. 28 december ’92, nr. 251), nader uitgewerkt bij circulaire d.d. 10 januari ’96, kenmerk 533 541/96/PJR. De subsidie wordt verleend aan het Landelijk Bureau Slachtofferhulp (LBS), dat zorg draagt voor verdere subsidiëring van de bij de vereniging aangesloten Bureaus slachtofferhulp. De feitelijke slachtofferopvang wordt uitgevoerd door circa 1 500 vrijwilligers, terwijl betaalde krachten hun werk begeleiden en coördineren. Het aantal keren dat in ’95 slachtofferhulp verleend werd, was 81 675.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
128
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
669 606
678 597
693 356
691 848
669 606
678 597
693 356
691 848
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 08 02 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
692 027
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
Instellingen voor (gezins)voogdij Bijkomende kosten/diversen Doeluitkering Alleenstaande minderjarige asielzoekers Overige instellingen en projecten Halt-bureau Overige uitgaven
1997
1998
economisch
functioneel
131 880 (167 253) 36 619 71 792 100 773 13 040 (12 448)
141 936
147 920
43 D
06.32
35 490 73 756 127 707 36 734
36 685 73 756 127 707 26 552
43 D 43 D 43 D 43 D
06.32 06.32 06.32 06.32
9 000 1 800
17 175 1 800
43 D 43 D
06.32 06.32
183 279
206 642
43 D
06.32
9 414
9 370
43 D 43 D 43 D
03.3 03.3 03.3
10 040 9 941 (21 911)
11 315 11 199
10 800 11 199
43 D 43 D
03.3 03.3
525 581 (596 387)
641 630
669 606
1 538 (1 220) 115 840 (140 213) 219 33 899 *
Reclasseringsinstellingen Bijzondere subsidies** Bijdrage kosten van CAD’s** LBIO Criminaliteitspreventie/slachtofferhulp waarvan: – programma-uitg./projecten t.b.v. preventie van criminaliteit – kosten slachtofferhulp
Totaal
Codering
1996
* In ’96 begrepen in artikel 08.01 ** M.i.v. ’97 begrepen onder reclasseringsinstellingen
Kengetallen Alleenstaande minderjarige asielzoekers
Alleenstaande minderjarige asielzoekers/ vluchtelingen en ontheemden
(aantallen) Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten
Ontwerp-begroting 1998
3 598
4 000
4 000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
129
Aantallen pupillen Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
Kinderrechterpupillen – volume – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
17 715 100 046
17 750 106 941
17 750 111 613
Voogdij-pupillen – volume – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
4 975 22 958
4 900 23 995
4 900 25 255
Jeugdreclassering – volume – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
2 353 8 876
2 400 11 000
2 400 11 052
Volumegegevens Reclassering realisatie 1996 prijs volume beslag (x f 1,–) (x f 1 000,–) Vroeghulp (cliënten) Rapporten (aantal) Begeleiding zittingen (cliënten) Individuele hulpverlening (aantal) Penitentiaire rapportages Werkstraffen (cliënten) (* PRA-cellen (** Detentieprogramma’s informatie en advies (aantal)
247 17 560 1 545 15 687 412
4 337 24 236
2 839
1 170
350 57 648 309 6 714 1 645 15 589 140 000 268
20 177 2 075 25 644 37 520
165 25 206
4 159
vermoed. uitkomsten 1997 prijs volume beslag (x f 1,–) (x f 1 000,–)
ontwerp-begroting 1998 prijs volume beslag (x f 1,–) (x f 1 000,–)
247 22 147 1 545 16 555
5 470 25 577
260 1 622
22 147 17 256
5 758 27 989
309 5 581 1 645 18 875 141 300 276
1 725 31 049 38 999
324 2 327 141 400
5 581 22 600 385
1 808 52 590 54 439
(*) De kostprijs van de werkstraffen is toegenomen door o.a. een daling van de groepsgrootte bij de werkstraffen (**) Penitentiair Reclasserings Aanbod. De veranderde werkwijze en de daarmee samenhangende integrale benadering door de reclassering brengt met zich mee, dat de activiteiten begeleiding zitting, individuele hulpverlening en informatie en advies niet meer afzonderlijk worden onderscheiden
Volumegegevens slachtofferhulp (LOS)
aantal slachtoffers dat op hulpaanbod ingaat percentage slachtoffers dat op hulpaanbod ingaat
Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
83 000
83 000
84 000
74 %
75 %
75 %
08.03 Schadefonds geweldsmisdrijven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit begrotingsartikel heeft betrekking op de personele en materiële uitgaven van het secretariaat van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven is ingesteld bij de Wet Voorlopige Regeling Schadefonds Geweldsmisdrijven van 26 juni ’75 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 juli ’94. Het Schadefonds heeft als doel in bepaalde schrijnende gevallen op verzoek een uitkering te verstrekken aan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
130
slachtoffers van geweldsmisdrijven of aan nabestaanden. De Commissie beslist over een verzoek tot uitkering en over de hoogte ervan. Tot nu toe vormden de personele en personeelsgebonden materiële uitgaven van het secretariaat van de Commissie een onderdeel van artikel 06.01 Personeel en materieel rechtspraak. Besloten is mede als uitvloeisel van de reorganisatie van het kerndepartement – deze onder te brengen bij het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties. De uitgaven voor het jaar ’97 zijn verantwoord onder artikel 04.05 Schadefonds geweldsmisdrijven, de uitgaven vanaf ’98 onder dit artikel.
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
2 955
2 957
2 948
2 950
2 955
2 957
2 948
2 950
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 08.03 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
2 950
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel Artikelonderdeel
(x f 1 000) Verplichtingen en uitgaven 1996
Codering
1997
1998
economisch
functioneel
Personele uitgaven – ambtelijk
2 298
2 321
11
06.32
Subtotaal personele uitgaven Exploitatie uitgaven Aanschaffingen
2 298 501 126
2 321 508 126
12 52
06.32 06.32
Subtotaal materiële uitgaven Totaal
627 2 925
634 2 955
Kengetallen Personeel 1996 ambtelijk personeel – gemiddelde prijs (f 1,–) – fte’s (aantal)
1997
1998
1999
2000
2001
2002
88 378 26
89 268 26
90 155 26
91 004 26
91 970 26
91 970 26
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
131
08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel wordt vanaf ’98 de bijdrage aan het agentschap Centraal Justitieel Incasso Bureau geraamd.
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen-, uitgaven en ontvangsten ramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
45 630
35 984
35 904
35 952
45 630
35 984
35 904
35 952
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 08.04 Stand ontwerp-begroting 1998
–
(x f 1 000) 2002
35 952
Economische en functionele codering Economische en functionele codes
(x f 1 000) Verplichtingen en uitgaven
Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
32 898
51 444
45 630
03
03.1
08.05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel wordt vanaf ’98 de bijdrage aan het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen geraamd.
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgaven- en ontvangsten vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
1 675 297
1 627 537
1 662 753
1 688 359
1 675 297
1 627 537
1 662 753
1 688 359
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 08.05 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
1 689 334
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
132
Economische en functionele codering Economische en functionele codes
(x f 1 000) Verplichtingen en uitgaven
Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
1 406 501
1 552 805
1 675 297
03
03.3
08.06 Bestuurszaken
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden vanaf ’98 de uitgaven geraamd van het college voor de kansspelen, garantie voor procesrisico’s van faillissementscuratoren en de tolkencentra. De tolkencentra zijn opgericht met het doel de communicatie tussen buitenlanders en diverse Nederlandse instanties en instellingen optimaal te laten verlopen. De tolkencentra – zes in getal – zijn onafhankelijke instellingen, die tezamen een landelijk dekkend netwerk vormen. De tolkencentra verrichten tolkdiensten aan minderheden, vluchtelingen en asielzoekers (zowel in de opvang als ten behoeve van rechtsbijstandverlening). De subsidiëring is op dit moment nog gebaseerd op de Welzijnswet ’94, het Bekostigingsbesluit Welzijnsbeleid en de Subsidieregeling Welzijnsbeleid. Op 1 januari ’98 treedt de Wet justitiesubsidies (Wet van 20 juni ’96, Stb 334) in werking en zal subsidiëring plaatsvinden op basis van deze wettelijke regeling.
De verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
30 225
22 849
22 849
22 849
30 225
22 849
22 849
22 849
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 08.06 Stand ontwerp-begroting 1998
–
–
2002
22 849
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
133
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
Tolkencentra – asielzaken – reguliere zaken College voor kansspelen Garantie voor procesrisico’s van faillissementscuratoren
Totaal
1996
1997
1998
30 313 (58 516) 22 568 (42 794) 7 745 (15 722) 607
29 040
28 725
21 295
Codering economisch
functioneel
20 975
43 G
03.0
7 745
7 750
43 G
03.0
1 000
1 000
12
03.0
399 (881)
500
500
43 D
03.1
31 319 (60 004)
30 540
30 225
Realisatie Vermoedelijke uitkomsten 1996 1997 productie uren productie uren
Begroting 1998 productie uren
Kengetallen Aantal diensten en tijdsbesteding Tolkencentra
Totaal asielzaken – tolkdiensten – vertaling (x 1 000 woorden)
253 912 7 178
Totaal reguliere zaken – tolkdiensten – vertaling (x 1 000 woorden) Totaal
99 420 1 703
297 863 238 049 59 814 95 513 81 321 14 192 393 376
286 500 7 014
94 500 1 688
316 184 257 816 58 368 99 108 85 060 14 048 415 292
270 000 7 210
93 000 1 600
Gemiddelde kosten per uur
Asielzaken Totaal reguliere zaken
315 000 255 000 60 000 98 000 84 000 14 000 413 000
(x f 1,–)
Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
76 76
72 72
72 72
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
134
09 WETGEVING, RECHTSHANDHAVING EN RECHTSPLEGING Politie KLPD (2,9%) (6,3%)
DRP (26,3%)
Onder dit hoofdbeleidsterrein worden de uitgaven geraamd op het terrein van wetgeving, rechtshandhaving en rechtspleging. Het betreft de uitgaven bij het Gerechtelijk Laboratorium, het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie, de bijzondere uitgaven van de Politie en de overige diensten van de politie (onder meer Europol Drugs Unit en Bureau Communicatie Nederlandse Politie) en het Korps landelijke politiediensten (het voormalige hoofdbeleidsterrein «Politie en criminaliteitsbestrijding»). Daarnaast de uitgaven van de dienst Rechtspleging, het Openbaar Ministerie en de Rijksrecherche, de gerechtskosten en de uitgaven uit hoofde van gefinancierde rechtsbijstand (het voormalige hoofdbeleidsterrein «Rechtspleging»). 09.01 Personeel en materieel Gerechtelijke Laboratoria
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Onder dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven geraamd van de onderstaande diensten: – Gerechtelijk Laboratorium (GL); – Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie (LGP). De gerechtelijke laboratoria verrichten forensisch onderzoek ten behoeve van Politie en Justitie in het kader van waarheidsvinding ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Een eventueel besluit om de beide Gerechtelijke Laboratoria in één organisatie onder te brengen wordt in het najaar van ’97 verwacht. Het Gerechtelijk Laboratorium stelt zich ten doel een bijdrage te leveren aan de waarheidsvinding in het strafproces. Het staat voor de ontwikkeling, toepassing en overdracht van (overwegend natuur)wetenschappelijke en/of technische methoden en technieken en de bijbehorende kennis. In dit verband worden drie kerntaken uitgevoerd: – – –
Forensisch zaakonderzoek Research en Development Kennis- en expertisecentrum
De onderzoeken worden verricht in 16 onderzoeksafdelingen: toxicologie, serologie (waaronder DNA-onderzoeken), haren en textiel, wapens en munitie, schotresten, explosieven, techniek, vingersporen, milieu onderzoek, milieu analyse, schrift en spraak, documenten, verdovende middelen, algemene chemie, verkeer en computeronderzoek (waaronder het crypto-project). Om alle drie kerntaken adequaat uit te kunnen voeren moeten ze in een evenwichtige verhouding tot elkaar staan. Het Gerechtelijk Laboratorium streeft naar een verhouding tussen de kerntaken van 70/15/15. Uitgangs-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
135
punt is dat de werkzaamheden zoveel mogelijk worden verricht «aan de bovenkant» van het forensisch onderzoek en dat doorlooptijden worden omgebogen tot afgesproken levertijden. Het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie fungeert als het nationale centrum, waar of van waaruit in opdracht van Justitie gerechtelijke secties worden verricht. Voorts dient het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie Justitie en politie van advies inzake gerechtelijke pathologische vraagstukken. Tevens levert het laboratorium bijdragen op het gebied van onderwijs, voorlichting, research en ontwikkeling inzake gerechtelijke pathologie.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997
1996
1997
1998
1999
2000
2001
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
32 159
32 265
32 219
32 307
32 159
32 265
32 219
32 307
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.01 Stand ontwerp-begroting 1998
(x f 1 000)
–
2002
32 307
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel Gerechtelijk laboratorium Artikelonderdeel
(x f 1 000)
Verplichtingen en uitgaven *
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
15 889 1 747 338
18 663 650 350
19 333 500 425
11 11 11
03.2 03.2 03.2
Subtotaal personele uitgaven Exploitatie uitgaven Aanschaffingen
17 974 6 719 5 487 (5 656)
19 663 7 950 2 010
20 258 7 864 2 010
12 52
03.2 03.2
Subtotaal materiële uitgaven
12 206 (12 375)
9 960
9 874
Totaal
30 180 (30 349)
29 623
30 132
Personele uitgaven – ambtelijk – overig – post-actief
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
136
Specificatie per artikelonderdeel Laboratorium voor gerechtelijke pathologie Artikelonderdeel
(x f 1 000)
Verplichtingen en uitgaven
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
Personele uitgaven – ambtelijk
1 471
1 654
1 723
11
03.2
Subtotaal personele uitgaven
1 471
1 654
1 723
Exploitatie uitgaven Aanschaffingen
202 194
186 74
234 70
12 52
03.2 03.2
Subtotaal materiële uitgaven
396
260
304
1 867
1 914
2 027
Totaal
Kengetallen Kengetallen personeel
Ambtelijk personeel Gerechtelijk Laboratorium – gemiddelde prijs (f 1,–) – fte’s (aantal)
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
91 306 196,8
84 832 220,5
87 877 220
91 406 220
91 406 220
91 406 220
91 406 220
9
9
10
10
9
9
8
109 701 13,5
103 375 16
107 687 16
107 938 16
107 625 16
108 063 16
108 063 16
–
–
–
–
–
–
–
Post-actief personeel Gerechtelijk Laboratorium – wachtgelden (aantal natuurlijke personen) Ambtelijk personeel Lab. voor Gerechtelijke Pathologie – gemiddelde prijs (f 1,–) – fte’s (aantal) Post-actief personeel Lab. voor Gerechtelijke Pathologie – Wachtgelden (aantal natuurlijke personen)
Overzicht van Laboratoriumonderzoeken Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
Onderzoeken Gerechtelijk Laboratorium – prijs (x f 1,–)
1 763
1 691
1 802
– volume (prod.)
17 160
17 520
16 720
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
30 180
29 623
30 132
3 175
3 300
3 378
588
580
600
1 867
1 914
2 027
Secties Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie – prijs (x f 1,–) – volume (prod.) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
137
09.02 Bijzondere uitgaven politie
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden diverse uitgaven geraamd m.b.t. de sector politie. Eén daarvan is het LSOP. Het Landelijke Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) is een dienstverlenende organisatie voor de Nederlandse politie op het gebied van werving, selectie, advisering, opleiding en ontwikkeling en onderzoek. Het LSOP is belast met de zorg voor: – de basisopleiding en andere door de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie aan te wijzen opleidingen; – de selectie en de uitvoering van de landelijke wervingsactiviteiten; – het beheer en de coördinatie van werkzaamheden voor het selectiecentrum, instellingen voor basisopleidingen en andere instellingen voor politie-onderwijs; – eventueel andere opleidingen. De financiering van het LSOP vindt plaats door middel van een bijdrage van de ministeries van Binnenlandse Zaken en van Justitie. Onder dit artikel is het aandeel in de bijdrage van Justitie geraamd voor de personele en materiële uitgaven van het LSOP. Deze bijdrage wordt jaarlijks met het Ministerie van Binnenlandse Zaken verrekend. In de praktijk is sprake van één financieringsstroom naar het LSOP. Naast de bijdrage aan het LSOP worden op dit artikel de volgende uitgaven geraamd: – de kosten van de bestrijding van de georganiseerde zware criminaliteit; – het centraal geraamde budget ten behoeve van uitvoering door de politie van het Schengen-akkoord. Het betreft hier de uitgaven voor de inzet van grensoverschrijdende observatieteams, welke met het Ministerie van Binnenlandse Zaken worden verrekend: – automatiseringsuitgaven ten behoeve van automatiseringsprojecten in de sector Politie; – de gelden voor de VerkeersCommissie van het Openbaar Ministerie (VCOM); – het centraal geraamde budget voor de uitgaven in het kader van de Verbetering Recherchefunctie. Het betreft hier de volgende onderwerpen: – het verbeteren van de organisatie van de opsporing; – het verhogen van de kwaliteit van de recherche; – het optimaliseren van de informatiehuishouding als managementtool binnen het rechercheproces. Toedeling aan de uitvoerende diensten zal plaatsvinden op basis van concreet uitgewerkte plannen; – de uitgaven algemeen beheer. Onder deze post zijn onder andere de uitgaven geraamd voor bijdragen en subsidies aan organisaties die werkzaam zijn op het terrein van de politie, zoals het Nederlands Politiemuseum en de Stichting Maatschappij en Politie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
138
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1996
1997
1998
1999
2000
2001
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
77 102
72 491
72 570
72 598
77 102
72 491
72 570
72 598
Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.02 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
72 598
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Bestrijding georganiseerde misdaad Schengen (Grensoverschrijdende Observatie) Opleidingsscholen (incl. LSOP) Bijzondere opsporingskosten Automatiseringsuitgaven VerkeersCie Openbaar Ministerie (VCOM) Verbetering Recherchefunctie Algemeen beheer Totaal
Verplichtingen en uitgaven *
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
5 900 (5 894)
8 732
8 962
43 D
03.2
5 450 33 537 1 185 0 5 000 0 4 472
5 450 32 577 0 1 415 9 800 16 842 2 928
5 450 31 263 0 2 615 9 800 14 655 4 357
43 D 43 D 43 D 43 D 43 D 43 D 43 D
03.2 03.2 03.2 03.2 03.2 03.2 03.2
55 544 (55 538)
77 744
77 102
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
09.03 Personeel en materieel overige diensten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden de uitgaven geraamd voor: – de Europol Drugs Unit (EDU); – de bewaking van luchthavens; – het Bureau Communicatie Nederlandse Politie (BCNP); – de uitgaven met betrekking tot de voormalige Dienst Luchtvaart van het Korps Rijkspolitie. De taken van de EDU, de «voorloper» van Europol, zijn het uitwisselen van informatie tussen de lidstaten en het verrichten van misdaadanalyse. De uitgaven betreffen kosten van beveiligingspersoneel en het Justitieaandeel in de Nederlandse bijdrage aan het gezamenlijk budget van EDU. De kosten van de inhuur van een particuliere bewakingsdienst voor de beveiliging van de burgerluchthavens vertonen een stijgende lijn. De stijging wordt enerzijds veroorzaakt door een toenemend aantal passagiers en anderzijds door de jaarlijkse aanpassing van de vergoeding aan het CBS-indexcijfer voor de bewakingskosten. Tegenover de kosten staan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
139
opbrengsten uit de beveiligingsheffing. Teneinde de stijging van de bewakingskosten zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de ontvangsten ter dekking van deze kosten, is het tarief van de beveiligingsheffing per 1 april ’96 verhoogd van f 6,50 naar f 8,– per vertrekkende passagier. Jaarlijks wordt bezien of het tarief voor de beveiligingsheffing aanpassing behoeft. Het beschikbare bedrag voor de bewakingskosten voor ’98 bedraagt f 69,1 mln op basis van 8,5 mln vertrekkende passagiers. Zie hiervoor tevens de toelichting bij het ontvangstenartikel 09.01 Diverse ontvangsten politie. De voornaamste taak van het Bureau Communicatie Nederlandse Politie is het publiceren van het Algemeen Politieblad.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997
1996
1997
1998
1999
2000
2001
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
74 526
74 690
74 490
74 523
74 526
74 690
74 490
74 523
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.03 Stand ontwerp-begroting 1998
(x f 1 000)
–
2002
74 523
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
Personele uitgaven – ambtelijk – overig – post-actief
2 399 45 91
2 936 0 0
3 057 0 0
11 11 11
03.2 03.2 03.2
Subtotaal personele uitgaven
2 535
2 936
3 057
Exploitatie uitgaven Bewakingskosten luchthavens
869 75 755
1 354 69 431
2 284 69 185
12 43 D
03.2 03.2
Subtotaal materiële uitgaven
76 624
70 785
71 469
Totaal
79 159
73 721
74 526
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
140
Kengetallen Kengetallen personeel overige diensten 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Personeel Europol – gemiddelde prijs (f 1,–) – fte’s (aantal)
91 721 15
94 530 17
90 684 19
91 316 19
91 895 19
92 263 19
92 263 19
Personeel BCNP – gemiddelde prijs (f 1,–) – fte’s (aantal)
90 600 2,2
104 800 5
105 200 5
105 200 5
105 200 5
105 200 5
105 200 5
09.04 Bijdrage Korps landelijke politiediensten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel wordt vanaf ’98 de bijdrage aan het agentschap Korps landelijke politiediensten geraamd. De begroting van het agentschap KLPD is weergegeven in wetsartikel 3 van deze begroting.
Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997
1996
1997
1998
1999
2000
2001
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
399 320
400 711
404 790
417 267
399 320
400 711
404 790
417 267
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.04 Stand ontwerp-begroting 1998
–
(x f 1 000) 2002
419 567
Economische en functionele codering Economische en functionele codes
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Totaal
Verplichtingen en uitgaven
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
–
–
399 320
03
03.2
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
141
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven *
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
Personele uitgaven – ambtelijk – overig – post-actief
241 993 13 565 8 416
250 489 10 250 8 400
– – –
11 11 11
03.2 03.2 03.2
Subtotaal personele uitgaven
263 974
269 139
154 469 (158 401) 1 193 59 376 (64 796)
151 374
–
12
03.2
1 646 42 345
– –
43 D 52
03.2 03.2
33 137 30 000
– –
43 Z 87
03.2 03.2
Exploitatie uitgaven Interpol Aanschaffingen Nog toe te delen automatisering lening ** Subtotaal materiële uitgaven
215 038 (224 390)
258 502
–
Totaal
479 012 (488 364)
527 641
–
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven ** Betreft automatiseringsprojecten welke in de loop van het jaar worden toebedeeld
09.05 Dienst Rechtspleging / Openbaar Ministerie / Rijksrecherche
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Binnen dit artikel worden de personele en materiële uitgaven geraamd van het rechtsgeleerd en het ondersteunend personeel bij de gerechtelijke instanties, het Openbaar ministerie (OM), de Registratiekamer en het Centraal Bureau van Bijstand Notarisambt. Hierin zijn tevens begrepen enkele landelijk opererende diensten. In verband met de overgang van het beheer van de Rijksrecherche van de directie Strafrechtelijke Handhaving naar het OM, worden vanaf ’98 onder dit artikel tevens de uitgaven voor personeel en materieel van de Rijksrecherche geraamd.
Beleidsontwikkelingen rechterlijke organisatie In ’97 is het project «Beheerstructuur rechterlijke organisatie ’98» gestart. In dit project krijgt onder meer de splitsing van het totale budget voor de rechterlijke organisatie in (vier) artikelonderdelen voor respectievelijk de uitgaven voor personeel en materieel van de rechtsprekende instanties, het OM, de (arrondissementale) beheerdiensten en de landelijke diensten zijn beslag. De verdeling van de uitgaven over de vier genoemde budgetonderdelen wordt reeds in deze begroting gepresenteerd. Voorts worden in het kader van genoemd project de noodzakelijke voorzieningen getroffen om beheersbevoegdheden over te dragen aan het OM. Beoogd wordt de centrale beheersbevoegdheid bij het College van PG’s neer te leggen en de lokale beheersbevoegdheid bij de hoofden van de lokale OM diensten. De beheersverantwoordelijkheid voor de rechtsprekende instanties van het arrondissement zal door een ambtenaar, te weten een directeur beheer gerechten, worden uitgeoefend. Daarnaast verricht een arrondissementale beheerdienst dienstverlenende activiteiten op het gebied van personele aangelegenheden, informatievoorziening, organisa-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
142
tie, financiën, automatisering en huisvesting. De directeur van deze dienst zal met het (de) hoofd(en) van de OM dienst(en) en de directeur beheer van de gerechten in het arrondissement over de te verlenen diensten overeenkomsten afsluiten.
Beleidsontwikkelingen rechtspraak Een thema dat de afgelopen jaren de nodige aandacht heeft gevraagd, is het bestuur en beheer van de rechtspraak. Verschillende commissies en werkgroepen hebben zich over dit vraagstuk gebogen. Van diverse kanten is daarop constructief gereageerd. De wens om integraal management bij de Zittende Magistratuur in te voeren, is daarbij breed onderschreven. Over de voorwaarden waaronder dat zal gebeuren, zal evenwel nog intensief beraad moeten plaatsvinden. Het thema staat momenteel op de agenda van de op verzoek van de Tweede Kamer ingestelde commissieLeemhuis. Bredere achtergrond van dit alles is het streven naar een rechterlijke organisatie die meer verantwoordelijkheid gaat dragen voor haar eigen functioneren. Beleidsontwikkelingen Openbaar Ministerie Conform het Wetsvoorstel Reorganisatie Openbaar Ministerie zal vanaf ’98 het OM functioneren als één organisatie met als centrale leiding het College van PG’s. Tevens zal sprake zijn van integraal management bij parketten en de overige OM-diensten. Daarnaast worden de uitgangspunten van de reorganisatie van het OM in ’98 verder geïmplementeerd. Verder wordt met ingang van ’98 het College van PG’s beheerverantwoordelijk voor de Rijksrecherche. Hiermee wordt de reeds bestaande gezagsrelatie tussen het Openbaar Ministerie en de Rijksrecherche aangevuld met de beheersbevoegdheid. De uitgaven voor personeel en materieel van de Rijksrecherche zijn separaat zichtbaar gemaakt bij het artikelonderdeel OM. Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
1 161 990
1 127 759
1 127 132
1 130 028
1 161 990
1 127 759
1 127 132
1 130 028
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.05 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
1 130 028
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
143
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven *
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
Personele uitgaven – ambtelijk – overig – post-actief
773 325 25 222 10 404
859 924 21 672 10 422
912 338 20 319 10 300
11 11 11
03.1 03.1 03.1
Subtotaal personele uitgaven
808 951
892 018
942 957
135 359 (136 560) 4 684 45 309 (57 009)
179 756
162 016
12
03.1
2 500 60 308
2 500 54 517
43 D 52
03.1 03.1
185 352 (198 253)
242 564
219 033
994 303 (1 007 204)
1 134 582
1 161 990
Exploitatie uitgaven Studiecentrum rechtspleging Aanschaffingen
Subtotaal materiële uitgaven
Totaal
* Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Hierna wordt een indicatief beeld gegeven van de splitsing van het totale budget voor de rechterlijke organisatie in de vier artikelonderdelen rechtspraak, Openbaar Ministerie, (arrondissementale) beheerdiensten en landelijke diensten. De gepresenteerde bedragen zijn voorlopig. Het traject van de definitieve financiële ontvlechting zal in ’98 worden afgerond. Eerst dan zullen de exacte budgetten per artikelonderdeel vastgesteld worden. Specificatie per artikelonderdeel Artikelonderdeel
(x f 1 000) Verplichtingen en uitgaven 1998
Rechtspraak Personele uitgaven Materiële uitgaven Totaal
509 574 27 147 536 721
Openbaar Ministerie Personele uitgaven Materiële uitgaven Totaal
251 484 30 475 281 959
Beheerdiensten Personele uitgaven Materiële uitgaven Totaal
156 330 144 020 300 350
Landelijke Diensten Personele uitgaven Materiële uitgaven Totaal
25 569 17 391 42 960
Totaal budgetonderdelen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
1 161 990
144
Kengetallen Kengetallen personeel Rechterlijke Organisatie
Ambtelijk personeel (ondersteunend) – gemiddelde prijs (x f 1,–) – fte’s (aantal) Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd) – gemiddelde prijs (x f 1,–) – fte’s (aantal)
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
65 766 6 622
68 932 6 701
72 695 6 817
72 695 6 735
72 695 6 735
72 695 6 735
72 695 6 735
155 117 2 084
156 219 2 367
169 392 2 395
169 392 2 395
169 392 2 395
169 392 2 395
169 392 2 395
289
276
276
276
276
276
276
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
104 000 82
104 041 97
104 700 97
105 050 97
105 100 97
105 100 97
105 100 97
1
1
1
1
1
1
1
14
14
16
18
18
18
18
Absolute aantallen 1997 1998
1995
Post-actief personeel – wachtgelden (aantal natuurlijke personen)
Kengetallen personeel Rijksrecherche
Ambtelijk personeel Rijksrecherche – gemiddelde prijs (x f 1,–) – fte’s (aantal) Post-actief personeel Rijksrecherche – wachtgelden (aantal natuurlijke personen) – functioneel leeftijdsontslag (FLO)(aantal natuurlijke personen)
Overzicht instroom zaken Zittende Magistratuur (1995 – 1998)
gerechtshoven rechtbanken: – sectoren civiel- en strafrecht – sectoren bestuursrecht kantongerechten totaal
gerechtshoven rechtbanken: – sectoren civiel- en strafrecht – sectoren bestuursrecht kantongerechten
Indexcijfers (1995 = 100) 1996 1997 1998
1995
1996
37 300
35 900
37 600
37 600
100
96
101
101
294 200 90 900 623 900 1 046 300
305 000 100 000 603 000 1 043 900
311 000 94 000 612 000 1 054 600
311 000 94 000 612 000 1 054 600
100 100 100 100
104 110 97 100
106 103 98 101
106 103 98 101
Gemiddeld zaaksgewicht 2,07 2,06 2,05
2,05
100
100
99
99
0,91 2,76 0,25
0,88 2,99 0,26
100 100 100
97 117 100
97 108 100
97 108 104
0,88 3,24 0,25
0,88 2,99 0,25
Toelichting
Werklastontwikkeling Zittende Magistratuur In bovenstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling in de instroom van zaken bij de gerechtshoven, rechtbanken en kantongerechten voor de periode ’95 – ’98. Als raming voor ’98 wordt vooralsnog uitgegaan van handhaving van het kader voor ’97. De ontwikkeling van het totaal van de instroom bij de gerechtshoven, rechtbanken en kantongerechten geeft een vrij stabiel beeld te zien. Bij uitsplitsing van de instroom naar de afzonderlijke rechtsprekende instanties kan echter een daling in ’96 geconstateerd worden bij de gerechtshoven en de kantongerechten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
145
Gerechtshoven Bij de gerechtshoven is in ’96 een daling in de instroom van strafzaken en belastingzaken opgetreden. Niet verwacht wordt dat deze zich zal voortzetten in ’97 en ’98. Voor belastingzaken wordt voorzien dat de daling tot stilstand komt door een tweetal wetswijzigingen in het belastingrecht. Rechtbanken Bij de sectoren bestuursrecht is een aantal ontwikkelingen gaande die het zaaksaanbod in verschillende richtingen beïnvloeden. De invoering van de medische bezwaarschriftprocedure in de loop van ’97 zal leiden tot een substantiële afname van sociale zekerheidszaken. Indien in ’98 het wetsvoorstel PEMBA (Premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheid) wordt ingevoerd, zal deze afname echter weer ongedaan gemaakt worden. Voorts worden bij de vreemdelingenkamers vanaf ’98 extra zaken verwacht als gevolg van de invoering van de koppelingswet. Kantongerechten Bij de kantongerechten is sprake van enerzijds een afnemend aantal strafrechtelijke overtredingen en anderzijds een toenemend aantal bestuursrechtelijke zaken in het kader van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV). Het laatste is het gevolg van de intensivering van de verkeershandhaving. De medio ’97 in te voeren wijziging van de WAHV, die bekend staat als «restyling Mulder», zal leiden tot daling van het aantal procedures bij de kantongerechten. Deze daling wordt echter gecompenseerd door voornoemde intensivering. Overzicht instroom zaken Openbaar ministerie (1995 – 1998)
ressortparket arrondissementsparket totaal
ressortsparket arrondissementsparket
1995
1996
12 500 716 700 729 200
13 400 686 700 700 100
Absolute aantallen 1997 1998 12 900 686 700 699 600
Gemiddeld zaaksgewicht 2,40 2,75 2,36 0,32 0,34 0,34
1995
Indexcijfers (1995 = 100) 1996 1997 1998
12 900 686 700 699 600
100 100 100
107 96 96
103 96 96
103 96 96
2,36 0,34
100 100
115 106
98 106
98 106
Toelichting overzicht instroom Openbaar Ministerie (’95 – ’98) De tabel geeft een overzicht van de instroom van strafzaken (rechtbankzaken, kantonzaken en Mulderberoepen) bij het OM voor de periode ’95 – ’98. Voor de jaren ’95 en ’96 is de realisatie en voor ’97 de gemaakte managementafspraak weergegeven. Als raming voor ’98 wordt vooralsnog uitgegaan van het niveau voor ’97. Het volume van de instroom van (bestuurs- en strafrechtelijke) overtredingszaken is na de inwerkingtreding van de Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften of Wet Mulder (in ’92) gestabiliseerd. Daarbij is het aantal bestuursrechtelijke (Mulder) zaken gestegen en het aantal strafrechtelijke overtredingszaken gedaald. De toename van het aantal bestuursrechtelijke beroepszaken dient vooral te worden toegeschreven aan de intensivering van de verkeershandhaving. Bij de misdrijfzaken (inclusief economische delicten) is in de jaren ’95 en ’96 een daling opgetreden van ongeveer 7,5 procent per jaar. Het aantal geweldszaken blijft echter stijgen. Met name onderstaande mechanismen leiden ertoe dat door bewust beleid lichtere (veel voorkomende) zaken (vermogensdelicten) minder vaak bij het OM binnenkomen:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
146
–
–
–
Parketten zijn ertoe overgegaan om reeds bij de politie zaken te «filteren» op kwaliteit en vervolgbaarheid. Zaken die anders zonder meer geseponeerd zouden worden, worden nu niet meer ingezonden. De verruiming van de transactiebevoegdheid van de politie in (lichtere) gevallen van winkeldiefstal en rijden onder invloed gepleegd door meerderjarigen. De uitbreiding van Halt-afdoeningen naar lichtere vormen van (winkel)diefstal door minderjarigen.
Deze bewegingen, die ten dele voortkomen uit «autonome» veranderingen in de criminaliteit en ten dele gevolg zijn van bewust ingezet beleid, gaan alle in de richting van een verzwaring van de aard van de zaken die het openbaar ministerie bereiken. Daarbij is niet alleen het aandeel van zwaardere zaken toegenomen, maar is ook het aantal zwaardere zaken gestegen. Dat is merkbaar bij het aantal meervoudige kamerzaken, de toename van het aantal opgelegde vrijheidsstraffen en de verhoging van de in de loop der jaren opgelegde strafmaat. De zwaardere misdrijven zijn in het strafrechtelijk circuit gebleven, de lichtere zijn eruit gehaald. Het buiten de deur houden van lichtere zaken legt overigens een toenemend beslag op de capaciteit van het OM in de vorm van afstemming en coördinatie met de politie, driehoeksoverleg en dergelijke. Het hoge zaaksgewicht bij de ressortsparketten in ’96 werd veroorzaakt door de als gevolg van de wijziging van de Politiewet noodzakelijke omzetting van bijzondere opsporingsbevoegdheden. Deze werkzaamheden tellen wel mee voor de produktie van de ressortsparketten, maar tellen niet mee voor de uitstroom van strafzaken. 09.06 Gerechtskosten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Onder dit artikel worden de specifieke uitgaven geraamd van de gerechtelijke diensten. De uitgaven hebben vooral betrekking op de kosten voor vergoedingen aan getuigen en deskundigen (onder meer tolken en vertalers), afluisterkosten en de verzending van gerechtelijke brieven.
Beleidsontwikkelingen De proefbudgettering van de gerechtskosten naar de arrondissementen die gepaard gaat met de ontwikkeling van beheersinstrumenten en integratie in de plannings- en controlcyclus, zal in ’98 worden geëvalueerd. Deze evaluatie zal de bouwstenen moeten aandragen om de budgettering voor ’99 en volgende jaren gestalte te kunnen geven. Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
89 007
86 036
83 050
83 058
89 007
86 036
83 050
83 058
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.06 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
83 058
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
147
Economische en functionele codering Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Totaal
Verplichtingen en uitgaven
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
69 938
89 204
89 007
12
03.1
09.07 Gefinancierde Rechtsbijstand
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De uitgaven voor de gefinancierde rechtsbijstand worden met ingang van ’98 geraamd op dit artikel. Voor wat betreft de toelichting op de nog niet eerder in dit begrotingshoofdstuk opgenomen mutaties tot en met ’97 wordt verwezen naar de desbetreffende toelichting bij artikel 06.03. Het artikel heeft betrekking op de kosten van de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen. Deze uitgaven berusten op de per 11-’94 in werking getreden Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Daarnaast zijn onder dit artikel ondergebracht overige aan de Wrb verwante subsidieregelingen. De uitvoering van de Wrb is opgedragen aan de raad voor rechtsbijstand, die in ieder hofressort is ingesteld. Aan de raad, die de status heeft van een zelfstandig bestuursorgaan, is een bureau rechtsbijstandvoorziening verbonden. De raad heeft niet alleen de verantwoordelijkheid voor de behandeling van toevoegingsaanvragen, maar ook de taak de declaraties van toegevoegde rechtsbijstandverleners vast te stellen en uit te betalen. Voorts subsidieert de raad de stichtingen rechtsbijstand (bureaus voor rechtshulp) in zijn ressort, de stichting rechtsbijstand asiel (SRA) en de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland. De raad voor rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch subsidieert met ingang van ’97 de Stichting Integraal Rechtshulp Informatie Systeem. De taak van de stichtingen rechtsbijstand is op grond van de Wrb drieledig. Zij verzorgen spreekuren, verlenen verdergaande rechtsbijstand na het spreekuur (tijdgebonden) en verlenen verdergaande rechtsbijstand krachtens een toevoeging. Met de verdergaande rechtsbijstand zonder toevoeging wordt beoogd een eenvoudige afdoening van zaken te bevorderen. De SRA’s, die in de hofressorten Amsterdam, Arnhem en Den Bosch zijn gevestigd, zijn belast met de organisatie van de rechtsbijstand aan asielzoekers. Zij voeren de hulpverlening uit met zowel eigen personeel als spreekuuradvocaten en vrijwilligers van de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland. De Stichting Integraal Rechtshulp Informatie Systeem verricht activiteiten met betrekking tot de automatisering en de informatievoorziening op het terrein van de van overheidswege gefinancierde rechtsbijstand. De door de raden verstrekte subsidie aan de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland is bestemd voor ondersteunende activiteiten in het kader van de rechtsbescherming aan asielzoekers.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
148
Het deel van de onder dit artikel geraamde uitgaven, dat niet aan de raden is overgedragen, houdt verband met de subsidies aan de Stichting Opleidingen Sociaal Recht, de rechtskundige diensten van de FNV en het CNV, de Nederlandse Orde van Advocaten, het Landelijk Bureau ter Bestrijding van Rassendiscriminatie, het Clara Wichmann Instituut, de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken, de Vereniging voor de Rechtshulp en de aan de rechtsbijstand gerelateerde exploitatieuitgaven.
Beleidsontwikkelingen Reparatiemaatregelen Wet op de rechtsbijstand Mede in het licht van de verschenen WODC-rapportage «Rechtsbijstand: kiezen of moeten» is op 10-6-’97 een beleidsbrief (TK 25 066 nr. 11) aan de Tweede Kamer toegezonden waarover een Kamerdebat zal plaatsvinden. De in de brief voorgestelde maatregelen hebben samengevat betrekking op: 1. uitbreiding van de kring van gerechtigden (met f 345,– tot een netto inkomen van f 3 530,– voor samenwonenden) tegen een gelijkblijvende hoogste eigen bijdrage van f 975,–; 2. vooralsnog handhaving van de eigen bijdrage als afwegingsmechanisme voor de burger, maar wel herbezinning op mogelijke varianten die meer recht zouden kunnen doen aan het draagkrachtbeginsel en tegelijkertijd vereenvoudiging van de controle opleveren; 3. de invoering van nader te formuleren hardheidsclausules bij cumulatie van eigen bijdragen en bij de vermogensvrijstelling; 4. een nader uit te werken vernieuwing en versterking van de spreekuurvoorziening middels de bureaus voor rechtshulp en te contracteren spreekuuradvocaten en 5. beëindiging van de betalende praktijk bij de stichtingen rechtsbijstand nu daaraan door de reparatie de grondslag is komen te vervallen. Het wetsvoorstel tot aanpassing van het indexeringsmechanisme in de Wet op de rechtsbijstand (25 066) heeft de Kamer onlangs in die zin geamendeerd, dat de hiervoor als eerste genoemde maatregel naar verwachting per 1–1-’98 een feit zal zijn. Hetgeen resteert is de precieze invulling van de overige maatregelen. Met de raden voor rechtsbijstand wordt overlegd op welke wijze daaraan inhoud zou moeten worden gegeven. De totaalkosten van de maatregelen belopen voor wat betreft de uitbreiding van de kring van gerechtigden f 1,5 mln in ’98 oplopend tot f 4,5 mln structureel vanaf ’00. De uitgaven voor de overige maatregelen gezamenlijk zijn geraamd op f 3,5 mln in ’98 en lopen op naar f 10,5 mln structureel vanaf ’00.
Herijking vergoedingen rechtsbijstand De commissie herijking vergoedingen rechtsbijstand zal in het najaar van ’97 voorstellen doen voor een herzien vergoedingenstelsel. Na de besluitvorming ten aanzien van deze voorstellen, die overigens een budgettair neutrale uitkomst zullen hebben, zal nog enige tijd zijn gemoeid met de implementatie. Behalve wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand zullen bijvoorbeeld de bij de raden voor rechtsbijstand functionerende geautomatiseerde systemen moeten worden aangepast en zal het uitvoeringsbeleid moeten worden bijgesteld. Een nieuw vergoedingenstelsel zal daarom naar verwachting eerst op 1 januari ’99 kunnen worden ingevoerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
149
Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC) Een geschillenregeling vormt in toenemende mate voor het bedrijfsleven het sluitstuk van een kwaliteitssysteem. Voor de burger geldt, dat een geschillencommissie een voorziening is, waarbij op eenvoudige wijze en tegen geringe kosten een zaak aanhangig kan worden gemaakt. In ’96 kwamen bij de SGC ongeveer 8 000 klachten van consumenten binnen. Tijdens de behandeling van de Justitiebegroting ’97 is een motie overgenomen van de leden Van der Burg en Dittrich over een toekomstgerichte beleidsnota inzake de SGC. Tevens werden bij amendement van deze leden -vooruitlopend op de beleidsnota- de beschikbare middelen voor de SGC met f 225 000,– verhoogd. Met de SGC wordt thans overleg gevoerd over de wijze waarop de subsidierelatie vorm kan worden gegeven, waarbij rekening gehouden wordt met de inpassing van de aard van de geschillenbeslechting door de SGC binnen de bestaande activiteiten van Justitie en de wens van de SGC om te komen tot uitbreiding van het aantal geschillencommissies. De beleidsnota zal dit najaar aan de Tweede Kamer worden gezonden. Experimenten scheidingsbemiddeling Bij brief van 11-7-’97 is aan de Tweede Kamer medegedeeld tot welke maatregelen de voorstellen van de Commissie herziening echtscheidingsprocedure aanleiding geven. Binnen het kader van de bestaande regelgeving zullen experimenten worden uitgevoerd. Dergelijke experimenten moeten met name inzicht bieden in de wijze waarop ongelijkwaardigheden tussen scheidenden kunnen worden gecompenseerd, in de vereiste kwaliteit van de bemiddelaar en in de verhouding tussen scheidingsbemiddelingen en andere manieren waarop scheidenden tot overeenstemming komen. Voor de experimenten scheidingsbemiddeling is eenmalig een bedrag van f 2 miljoen gereserveerd. Verplichtingen en uitgaven Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
408 424
406 193
406 219
406 221
408 424
406 193
406 219
406 221
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.07 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
406 221
In verband met het feit dat in de departementale begrotingsadministratie de aan de raden voor rechtsbijstand verleende budgetten als verplichting worden geregistreerd, zijn de verplichtingen gelijkgesteld aan de kasuitgaven. Teneinde inzicht te geven in de flexibiliteit (vrije ruimte) van de uitgaven wordt bij de kengetallen tevens informatie gegeven over de geraamde doorlooptijden van de door de raden afgegeven toevoegingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
150
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Raden voor rechtsbijstand – apparaatsuitgaven – programma-uitgaven Overige uitgaven – subsidies en bijdragen – exploitatie-uitgaven Totaal
Verplichtingen en uitgaven
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
19 333 354 980
19 949 386 271
19 593 377 688
31 43 D
03.1 03.1
9 286 4 571
5 780 5 150
5 993 5 150
31 31
03.1 03.1
388 170
417 150
408 424
Kengetallen Met de onderstaande tabellen wordt beoogd inzicht te geven in de omvang van de aanspraak op de gefinancierde rechtsbijstand, alsmede in de raming van de programma-uitgaven van de raden voor rechtsbijstand.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
151
Overzicht zaken gefinancierde rechtsbijstand Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
49
50
50
391 132
399 800
389 700
19 333
19 949
19 593
Apparaatsuitgaven (overhead) Toevoegingsaanvragen Raden voor de rechtsbijstand – prijs (x f 1,–) – volume – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000,–) * Programma-uitgaven Afgegeven toevoegingen Raden rechtsbijstand
Strafzaken – prijs (x f 1,–)
1 235
1 256
1 273
– volume
81 584
86 900
**91 900
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000,–) *
93 703
101 546
108 861
Civiele/ bestuursrechtelijke zaken – prijs (x f 1,–)
954
972
965
– volume
206 566
212 000
**198 000
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000,–)
180 879
189 268
175 459
277
280
285
– volume
67 402
64 000
64 000
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000,–)
18 670
17 937
18 216
155
159
159
258 714
260 000
261 000
40 029
41 333
41 502
Inverzekeringstelling – prijs (x f 1,–)
Zaken stichting rechtsbijstand – prijs (x f 1,–) – volume – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000,–) *
* Vanwege de doorlooptijden van de toevoegingen (zie volgende tabel) wordt hier het begrotingsbeslag van de in de onderscheiden jaren afgegeven toevoegingen gepresenteerd Daarbij is rekening gehouden met de toevoegingen, die niet tot betaling komen ** Inclusief de onder de «reparatiemaatregelen Wet op de rechtsbijstand» genoemde uitbreiding van de kring van gerechtigden
De wijziging in de gemiddelde kostprijzen is in hoofdzaak het gevolg van de overheidsbijdrage ’97 aan de arbeidsvoorwaardenontwikkeling en de indexering van de toevoegingsvergoedingen. De fluctuaties bij de civielen bestuursrechtelijke zaken kunnen nagenoeg geheel worden toegeschreven aan de (geraamde) gevolgen van het wegwerken van achterstan-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
152
den in de behandeling van asielverzoeken en de toename van het aantal toevoegingen in ’98 in verband met de voorgenomen reparatiemaatregelen van de Wrb. De toename van het aantal toevoegingen in strafzaken wordt veroorzaakt door de groei van het aantal ambtshalve straftoevoegingen, als gevolg van intensiveringen in de strafrechtketen. De vermindering bij inverzekeringstelling is technisch van aard: in ’96 is een in ’95 opgelopen achterstand bij de verwerking van deze declaraties volledig weggewerkt. Van het aantal afgegeven toevoegingen komt uiteindelijk een deel niet tot betaling, namelijk in strafzaken 7% en in civiele- en bestuursrechtelijke zaken (inclusief asiel) 8,2%. De betaling van de ontvangen declaraties van in enig jaar afgegeven toevoegingen strekt zich over meer jaren uit en wel:
Jaar van uitbetaling
1e jaar 2e jaar 3e jaar 4e jaar 5e jaar 6e jaar
strafzaken
overige zaken
55% 37% 6% 2%
34% 44% 14% 5% 2% 1%
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
153
Wetsartikel 2 (Ontvangsten) Daar waar bij de ontvangsten sprake is van tarieven zijn deze in beginsel 100 % kostendekkend. Voor het begrotingsjaar zijn geen wijzigingen voorzien in de tariefstelling en/of mate van kostendekkendheid. De integrale kostprijs vormt de basis voor de tariefstelling. Wanneer geen goede kostenadministratie of een ander toereikend instrument ter bepaling van de tarieven aanwezig is, is gebruik gemaakt van de Tarievenhandleiding van het Ministerie van Financiën. 01 ALGEMEEN Algemeen (0,8%)
01.01 Diverse ontvangsten ministerie
De grondslag van het artikel Op basis van het Koninklijk Besluit van resp. 11-3-’93 (Stb. ’93, 157), 25-3-’82 (Stb. ’82, 174) en 23-12-’87 (Stb. ’87, 609) worden onder dit artikel de ontvangsten geraamd in het kader van de verklaringen omtrent nieuwe statuten vennootschappen, de inschrijvingen in het centraal testamentenregister en de verzoeken om geslachtsnaamwijziging alsmede een aantal overige ontvangsten.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de ontwerp-begroting 1997 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – meevaller ontvangsten AAF – meevaller overige ontvangsten – overboeking naar nieuw artikel 08.02 Stand ontwerp-begroting 1998
26 199
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
22 344
22 344
22 344
22 344
22 344
–
–
–
–
–
3 000
2000 1 550
1 550
1 550
1 550
– 17 600
– 17 600
– 17 600
– 17 600
8 294
6 294
6 294
6 294
25 344
2002
6 294
Toelichting
Meevaller ontvangsten AAF De restituties uit het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds (AAF) zijn in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
154
’96 circa f 2 mln hoger geweest dan geraamd. Voor ’97 en ’98 wordt een zelfde meevaller verwacht. Na ’98 is een wijziging van de regeling gepland.
Meevaller overige ontvangsten De raming van de ontvangsten voor verklaringen omtrent nieuwe statuten voor vennootschappen wordt verhoogd op grond van de realisatie in ’96. Overboeking naar nieuw artikel 08.02 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de ontvangsten voor verklaringen statuten vennootschappen, naamsveranderingen, inschrijving in het testamentenregister en de leges kansspelen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 08.02 Ontvangsten Bestuurszaken dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 08 Preventie, jeugd en Sancties. De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Ontvangsten
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
Terugontvangsten AAF Diverse ontvangsten van alg. aard Testamentenregister Verklaring omtr. nwe. statuten Retributie naamwijziging Leges kansspelen
5 663 3 041 5 431 11 363 701 0
6 500 2 794 5 400 9 950 600 100
5 500 2 794 * * * *
11 16
03.0 03.0
Totaal
26 199
25 344
8 294
* Deze ontvangsten worden vanaf 1998 geraamd op het nieuwe artikel 08.02 «Ontvangsten DBZ»
01.02 Geheime ontvangsten
De grondslag van het artikel Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend een artikel voor geheime ontvangsten op te nemen.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
pm
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming ontv. artikel 01.02 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
pm
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
155
02 POLITIE EN CRIMINALITEITSBESTRIJDING 02.02 Diverse ontvangsten politie
De grondslag van het artikel Op dit artikel zijn de ontvangsten tot en met ’97 opgenomen voor de beveiligingsheffing burgerluchthavens, de bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de gemeenschappelijke politieprojecten alsmede ontvangsten van het KLPD. Met ingang van ’98 worden deze ontvangsten (met uitzondering van de ontvangsten van het KLPD) ondergebracht op het nieuwe artikel 09.01 Diverse ontvangsten politie
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
91 900
91 900
91 900
91 900
91 900
1e suppletoire wet 1997
77 788
0
0
0
0
– 91 900
– 91 900
– 91 900
– 91 900
0
0
0
0
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – overboeking naar nieuw artikel 09.01 Stand ontwerp-begroting 1998
164 488
169 688
2002
0
Toelichting
Overboeking naar nieuw artikel 09.01 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten voor dit artikel vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 09.01 Diverse ontvangsten politie dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtshandhaving. 03 VREEMDELINGENZAKEN 03.02 Bijdrage hoofdstuk V inzake asielzoekers
De grondslag van het artikel De ontvangsten op dit artikel betreffen een bijdrage van begrotingshoofdstuk V (Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking) in de kosten van de opvang en de toelating van asielzoekers.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
156
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
0
0
0
0
0
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
0
0
0
0
0
Stand ontwerp-begroting 1998
389 900
2002
0
Toelichting Bij de herijking van het buitenlands beleid is een homogene groep internationale samenwerking gevormd, ingaande 1–1-’97. Sindsdien vindt geen verrekening meer plaats van deze kosten met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De onderverdeling naar artikelonderdelen Economische en functionele codering
(x f 1 000) Ontvangsten
Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
389 900
0
0
47 A
06.36
03.03 Diverse ontvangsten
De grondslag van het artikel Het betreft ontvangsten tot en met ’97 uit hoofde van de afrekening van verstrekte subsidie-voorschotten met betrekking tot de opvang van asielzoekers. Met ingang van ’98 worden de ontvangsten geraamd op artikel 07.01 Diverse ontvangsten vreemdelingenzaken.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997
1997
1998
1999
2000
2001
1 300
1 300
1 300
1 300
1 300
–
–
–
–
–
– 1 300
– 1 300
– 1 300
– 1 300
0
0
0
0
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – interne overboekingen: • overboeking naar nieuw artikel 07.01 Stand ontwerp-begroting 1998
68 247
(x f 1 000)
1 300
2002
0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
157
Toelichting
Overboeking naar nieuw artikel 07.01 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 07.01 Diverse ontvangsten vreemdelingenzaken, dat onderdeel uitmaakt van het hoofdbeleidsterrein 07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken. 04 PREVENTIE, JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING 04.01 Diverse ontvangsten Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
De grondslag van het artikel De diverse ontvangsten hebben onder meer betrekking op verschillende exploitatiebaten van de Raad voor de kinderbescherming en op verrekeningen in verband met te veel verstrekte voorschotten aan gesubsidieerde instellingen in voorgaande jaren. Voorts worden de opgelegde bijdragen in de verzorgingskosten van uithuis geplaatste pupillen onder dit artikel geraamd. Met ingang van ’98 worden deze ontvangsten geraamd op artikel 08.01 Diverse ontvangsten Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997 nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – desaldering – overboeking naar nieuw artikel 08.01 Stand ontwerp-begroting 1998
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
10 835
10 835
10 835
10 835
10 835
– 600
– 600
– 600
– 600
– 600
– 10 235
– 10 235
– 10 235
– 10 235
0
0
0
0
2002
400
14 784
10 635
0
Toelichting
Desaldering Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat verstrekt een bijdrage in de hulp aan verkeersslachtoffers ter grootte van f 0,4 mln. Dit bedrag wordt bij de uitgaven verantwoord op artikel 04.03 Subsidies jeugdbescherming en reclassering. Overboeking naar nieuw artikel 08.01 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de bedragen vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 08.01 Diverse ontvangsten Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering, dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
158
06 RECHTSPLEGING 06.01 Boeten en transacties
De grondslag van het artikel Op dit artikel zijn de ontvangsten tot en met ’97 geraamd van de gerechtelijke boeten en de transacties in handen van politie en het Openbaar Ministerie. Met ingang van ’98 worden deze ontvangsten geraamd op artikel 09.02 Boeten en transacties.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997
1997
1998
1999
2000
2001
564 600
578 600
578 600
578 600
578 600
–
33 000
33 000
33 000
33 000
– 611 600
– 611 600
– 611 600
– 611 600
0
0
0
0
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – overboeking naar nieuw artikel 09.02 Stand ontwerp-begroting 1998
504 098
(x f 1 000)
564 600
2002
0
Overboeking naar het nieuwe artikel 09.02 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten voor dit artikel vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 09.02 Boeten en transacties dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtshandhaving. 06.02 Griffierechten
De grondslag van het artikel Deze ontvangsten berusten op de Wet tarieven in burgerlijke zaken, de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, de Tariefcommissiewet, de Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie en de Beroepswet. De griffierechten worden gebruikt om het volume van het zaaksaanbod enigszins te kunnen beheersen en het vrijblijvend procederen tegen te gaan. Anderzijds moet voorkomen worden dat met de griffierechten een te hoge drempel opgeworpen wordt, waardoor een redelijke rechtsgang voor rechtzoekenden wordt belemmerd. De griffierechten zijn aldus te beschouwen als een heffing, waarbij kostendekkendheid van de tarieven gezien het bovenstaande in het algemeen niet nagestreefd kan worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
159
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
212 550
239 750
246 750
254 750
254 750
1e suppletoire wet 1997
– 36 000
– 16 000
– 16 000
– 16 000
– 16 000
– 223 750
– 230 750
– 238 750
– 238 750
0
0
0
0
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – overboeking naar nieuw artikel 09.03 Stand ontwerp-begroting 1998
161 465
176 550
2002
0
Toelichting
Overboeking naar het nieuwe artikel 09.03 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten voor dit artikel vanaf ’98 overgeheveld naar het nieuwe artikel 09.03 Griffierechten dat onderdeel uitmaakt van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtshandhaving. 06.03 Diverse ontvangsten rechtspleging
De grondslag van het artikel De diverse ontvangsten hebben betrekking op opbrengsten uit verbeurd verklaarde goederen en gelden alsmede op de verschillende exploitatiebaten binnen dit hoofdbeleidsterrein. Daarnaast worden op dit artikel de opbrengsten geraamd uit hoofde van de doorberekening van de uitgaven van het Centraal Bureau van Bijstand Notarisambt. Met ingang van ’98 worden deze ontvangsten geraamd onder artikel 09.04 Diverse ontvangsten rechtspraak en artikel 09.05 Diverse ontvangsten rechtsbijstand.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996 Stand ontwerp-begroting 1997 1e suppletoire wet 1997
1997
1998
1999
2000
2001
56 000
62 600
62 600
62 600
62 600
2000
2000
2000
2000
2000
– 64 600
– 64 600
– 64 600
– 64 600
0
0
0
0
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – overboeking naar nieuwe artikelen 09.04 en 09.05 Stand ontwerp-begroting 1998
44 303
(x f 1 000)
58 000
2002
0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
160
Toelichting
Overboeking naar de nieuwe artikelen 09.04 en 09.05 In het kader van de aanpassing van de begrotingsindeling aan de organisatiestructuur van het ministerie worden de budgetten voor dit artikel vanaf ’98 overgeheveld naar de nieuwe artikelen 09.04 Diverse ontvangsten rechtspraak en 09.05 Diverse ontvangsten rechtsbijstand welke onderdeel uitmaken van hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtshandhaving.
07 INTERNATIONALE AANGELEGENHEDEN EN VREEMDELINGENZAKEN VreZa (0,1%)
07.01 Diverse ontvangsten Vreemdelingenzaken
De grondslag van het artikel Het betreft ontvangsten uit hoofde van de afrekening van verstrekte subsidie-voorschotten met betrekking tot de opvang van asielzoekers.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
1 300
1 300
1 300
1 300
1 300
1 300
1 300
1 300
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 07.01 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
1 300
Economische en functionele codering Economische en functionele codering
(x f 1 000) Ontvangsten
Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
68 247
1 300
1 300
43 Z
06.36
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
161
08 PREVENTIE, JEUGD EN SANCTIES DPJ&R (1,0%)
DBZ (1,7%)
08.01 Diverse ontvangsten Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
De grondslag van het artikel De diverse ontvangsten hebben onder meer betrekking op verschillende exploitatiebaten van de Raad voor de kinderbescherming en op verrekeningen in verband met te veel verstrekte voorschotten aan gesubsidieerde instellingen in voorgaande jaren. Voorts worden de opgelegde bijdragen in de verzorgingskosten van uithuis geplaatste pupillen onder dit artikel geraamd. De desbetreffende uitgaven worden begroot onder de artikelen 08.01 en 08.02 van dit hoofdbeleidsterrein.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
10 235
10 235
10 235
10 235
10 235
10 235
10 235
10 235
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – overboeking naar nieuw artikel 08.01 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
10 235
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
162
De specificatie per artikelonderdeel Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Ontvangsten
Verr.subs.voorg.jaren en ontv.alg.beh. Ouderbijdragen Opslag LBIO Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
6 047 5 898 2 839
1 635 6 000 3 000
1 235 6 000 3 000
43 D 47 D 43 D
06.32 06.32 06.32
14 784
10 635
10 235
08.02 Ontvangsten DBZ
De grondslag van het artikel Op basis van het Koninklijk Besluit van resp. 11-3-’93 (Stb. ’93, 157), 25-3-’82 (Stb. ’82, 174) en 23-12-’87 (Stb. ’87, 609) worden onder dit artikel de ontvangsten geraamd in het kader van de verklaringen omtrent nieuwe statuten vennootschappen, de inschrijvingen in het centraal testamentenregister en de verzoeken om geslachtsnaamwijziging alsmede een aantal overige ontvangsten.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
17 600
17 600
17 600
17 600
17 600
17 600
17 600
17 600
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming ontv. artikel 08.02 Stand ontwerp-begroting 1998
–
–
2002
0
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Ontvangsten
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
Testamentenregister Verklaringen omtr. nwe. statuten Retributie naamwijziging Leges kansspelen
5 431 11 363 679 0
5 400 9 950 600 100
5 400 11 500 600 100
47 E 16 47 E 16
03.0 03.0 03.0 03.0
Totaal
17 473
16 050
17 600
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
163
Kengetallen Tarieven Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
Verklaringen nieuwe statuten venn.schappen Ingediende aanvragen Afgegeven verklaringen – tarief (x f 1,–) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
55 177 53 262 200
55 000 49 750 200
55 000 52 500 200
10 652
9 950
10 500
Inschrijvingen in het CTR – tarief (x f 1,–) – volume (prod.) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
18 303 737
18 300 000
18 300 000
5 467
5 400
5 400
Verzoeken tot geslachtsnaamwijzing Ingediende verzoeken Afgegeven verklaringen – tarief (x f 1,–) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
1 405 1 046 495
2 750 1 200 500
2 750 1 200 500
518
600
600
Inzicht kostendekkendheid tarieven De mate van kostendekkendheid van de verschillende tarieven wordt periodiek getoetst. Basis hiervoor vormen de gerealiseerde directe personele uitgaven van het betreffende dienstonderdeel alsmede de onder uitgavenartikel 01.01 Personeel en materieel ministerie (zie overzicht volume- en prestatiegegevens) gerealiseerde exploitatiekosten per formatieplaats. Daarnaast vindt een toerekening plaats (percentage van gebruik) van de kosten van het departementaal computercentrum, alsmede een toeslag voor de overhead op basis van de Handleiding bij de bepaling van tarieven voor verrichte werkzaamheden en verleende diensten. Op grond hiervan wordt onderstaand op de kostendekkendheid van de verschillende tarieven ingegaan. Verklaringen omtrent nieuwe statuten vennootschappen Het tarief dat Justitie hanteert voor de bekrachtiging en inschrijving van de statuten van nieuwe vennootschappen is f 200,– en daarmee kostendekkend. Inschrijvingen in het Centraal Testamentenregister Het geldende tarief is f 18,–. Een onderzoek naar de mate van kostendekkendheid heeft uitgewezen dat het tarief kostendekkend is. Een recent ingediend voorstel voor verhoging van het tarief is om die reden ingetrokken. Verzoeken tot geslachtsnaamwijziging Het tarief voor naamswijziging is vastgesteld op f 500,–, en is kostendekkend. De geraamde gemiddelde opbrengst ( f 200,–) wijkt af omdat op grond van het Koninklijk Besluit van 23–12-’87 Stb. 609 de Minister van Justitie in gevallen kan afwijken van het tarief van f 500,–. De ontheffingsnorm is gerelateerd aan de uitkering op grond van de Algemene Bijstandswet.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
164
09 WETGEVING, RECHTSHANDHAVING EN RECHTSPLEGING
Rechtspleging en Rechtshulp (87,4%)
09.01 Diverse ontvangsten politie
De grondslag van het artikel Op dit artikel zijn opgenomen de ontvangsten voor de beveiligingsheffing burgerluchthavens en de bijdrage van de begroting van Binnenlandse Zaken in de gemeenschappelijke politieprojecten. De beveiligingsheffing burgerluchthavens – die berust op de Luchtvaartwet – betreft een tarief dat vertrekkende passagiers in rekening wordt gebracht ter dekking van de kosten van de beveiliging van de burgerluchthavens. De bovenbedoelde kosten worden geraamd op het uitgavenartikel 09.03 Personeel en materieel overige diensten. De exploitanten van de luchtvaartterreinen zijn belast met de heffing en invordering van de beveiligingsheffing. De raming is gebaseerd op een aantal vertrekkende passagiers van 8,5 mln per jaar en een tarief van f 8,–. De sterke daling van de overige ontvangsten van f 48,2 mln in ’97 tot slechts f 0,1 mln wordt veroorzaakt doordat de overige ontvangsten met ingang van ’98 zijn verwerkt in de agentschapsbegroting van het Korps landelijke polititediensten (artikel 09.04)
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
91 900
91 900
91 900
91 900
91 900
91 900
91 900
91 900
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.01 Stand ontwerp-begroting 1998
0
2002
91 900
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
165
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Ontvangsten
Opbrengsten divisie logistiek * Doorberek. bewakingsk. luchthavens Aandeel BiZa in gemeensch. pol.-proj. Overige ontvangsten * Totaal
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
27 786 58 494 18 946 59 262
29 670 68 000 23 800 48 218
– 68 000 23 800 100
16 16 08 16
03.2 03.2 03.2 03.2
164 488
169 688
91 900
* Tot en met ’97 zijn in deze opbrengsten de ontvangsten van het KLPD verantwoord. M.i.v. ’98 zijn deze ontvangsten in de agentschapsbegroting van het KLPD verwerkt
Kengetallen Tarieven
Bewaking luchthavens – tarief (x f 1,–) – volume (reizigers x 1 000) – toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 000)
Realisatie 1996
Vermoedelijke uitkomsten 1997
Ontwerp-begroting 1998
7,25
8,00
8,00
8 071
8 500
8 500
58 494
68 000
68 000
09.02 Boeten en Transacties
De grondslag van het artikel Op dit artikel zijn de ontvangsten geraamd van de gerechtelijke boeten en de transacties in handen van politie en het Openbaar Ministerie.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
611 600
611 600
611 600
611 600
611 600
611 600
611 600
611 600
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.02 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
611 600
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
166
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Ontvangsten
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
47 E 47 E 47 E
03.1 03.1 03.1
Gerechtelijke boeten OM-transacties Transacties in handen van politie (Mulder)
71 402
85 000
432 696
479 600
70 000 95 000 446 600
Totaal
504 098
564 600
611 600
09.03 Griffierechten
De grondslag van het artikel Deze ontvangsten berusten op de Wet tarieven in burgerlijke zaken, de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, de Tariefcommissiewet, de Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie en de Beroepswet. De griffierechten worden gebruikt om het volume van het zaaksaanbod enigszins te kunnen beheersen en het vrijblijvend procederen tegen te gaan. Anderzijds moet voorkomen worden dat met de griffierechten een te hoge drempel opgeworpen wordt, waardoor een redelijke rechtsgang voor rechtzoekenden wordt belemmerd. De griffierechten zijn aldus te beschouwen als een heffing, waarbij kostendekkendheid van de tarieven gezien het bovenstaande in het algemeen niet nagestreefd kan worden.
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
223 750
230 750
238 750
238 750
223 750
230 750
238 750
238 750
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.03 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
238 750
Economische en functionele codering Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Totaal
Ontvangsten
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
161 465
176 550
223 750
47 E
03.1
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
167
09.04 Diverse ontvangsten Rechtspraak
De grondslag van het artikel De diverse ontvangsten hebben betrekking op opbrengsten uit verbeurd verklaarde goederen en gelden alsmede op de verschillende exploitatiebaten voor rechtspraak. Daarnaast worden op dit artikel de opbrengsten geraamd uit hoofde van de doorberekening van de uitgaven van het Centraal Bureau van Bijstand Notarisambt. De betrokken uitgaven zijn begrepen onder artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/ Rijksrecherche. De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
56 100
56 100
56 100
56 100
56 100
56 100
56 100
56 100
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.04 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
56 100
De onderverdeling naar artikelonderdelen Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Ontvangsten
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
Verbeurd verklaarde goederen en gelden Opbrengsten PlukZe/plan van aanpak Georganiseerde criminaliteit Diverse ontvangsten Bureau van Bijstand Notarisambt Heffingen Registratiekamer
18 886
3 040
3 040
69 Z
03.1
3 861 19 060 1 406 –
41 700 1 000 1 160 2 600
48 300 1 000 1 160 2 600
69 Z 16 16 16
03.1 03.1 03.1 03.1
Totaal
43 213
49 500
56 100
De ontvangsten voor PlukZe vallen de laatste jaren fors tegen ten opzichte van de raming. Hiervoor zijn veel oorzaken aan te wijzen en op verschillende punten wordt geprobeerd om het ontnemingsbeleid tot een succes te maken. Zie ook de risicoparagraaf in hoofdstuk 3 van het algemene deel van de memorie van toelichting bij deze begroting. 09.05 Diverse ontvangsten Rechtsbijstand
De grondslag van het artikel De diverse ontvangsten hebben betrekking op de verschillende exploitatiebaten voor rechtsbijstand. De betrokken uitgaven zijn begrepen onder artikel 09.07 Gefinancierde rechtsbijstand.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
168
De ontvangsten Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting 1996
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
Stand ontwerp-begroting 1997
–
–
–
–
–
1e suppletoire wet 1997
–
–
–
–
–
8 500
8 500
8 500
8 500
8 500
8 500
8 500
8 500
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – vorming nieuw artikel 09.05 Stand ontwerp-begroting 1998
–
2002
8 500
Economische en functionele codering Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Totaal
Ontvangsten
Codering
1996
1997
1998
economisch
functioneel
1 090
8 500
8 500
31
03.1
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
169
Wetsartikel 3 (agentschapbegroting) 01 Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) De Immigratie- en Naturalisatiedienst onderzoekt, beoordeelt en beslist welke vreemdelingen in aanmerking komen voor toelating en verblijf in Nederland, behandelt visumaanvragen en verzoeken tot naturalisatie. In samenwerking met politie en Koninklijke Marechaussee zorgt de IND voor de juiste uitvoering van en het toezicht op de grensbewaking, de controle op legaal verblijf van vreemdelingen en het uitzetten van illegalen.
De grondslag van het wetsartikel De grondslag van het artikel vormt de Vreemdelingenwet en voor het behandelen van verzoeken om naturalisatie de Rijkswet op het Nederlanderschap. Basis voor de ontvangsten in verband met het wijzigen en verlengen van visa is de Wet van 9-5-1890 tot nadere regeling van de heffing en bestemming van de kanselarijleges (Stb. 80) en het legesbesluit visa laatstelijk gewijzigd op 1-9-’90.
Aanbod, produktie en voorraad in ’98 Voor ’98 wordt rekening gehouden met 27 000 nieuwe asielverzoeken, 51 000 reguliere verzoeken om toelating, 29 000 visaverstrekkingen en 45 000 naturalisatieverzoeken. De begroting ’98 is gebaseerd op de verwerking van deze nieuwe aanvragen en daaruit voortvloeiende bezwaar- en beroepprocedures. Organisatie IND De IND bevindt zich momenteel in een gefaseerd proces van organisatieverbetering, -vernieuwing en herstructurering. Het accent van de uitvoering van de taken van de IND zal de komende jaren nog sterker komen te liggen bij de districten. De IND stelt zich tot doel het totale proces van organisatieontwikkelingen in of voor het jaar ’01 af te ronden. Deze periode zal met name nodig zijn voor een duurzame verbetering van het niveau van deskundigheid, naast aanpassing in de bedrijfscultuur, de logistieke processen en inspanningen gericht op het bereiken van een grotere flexibiliteit in de inzet van de noodzakelijke capaciteit. Aansturing en bedrijfsvoering De IND is een onderdeel van het Ministerie van Justitie. Bevoegdheden en verplichtingen van de IND zijn vastgelegd in de «Regeling van de plaats van de IND binnen het Ministerie van Justitie». Daarnaast vindt aansturing – vanuit het kerndepartement – plaats op basis van managementafspraken. De hierin opgenomen activiteiten en resultaten zijn vooraf bepaald en schriftelijk vastgelegd. Gedurende de uitvoering kunnen aanvullende afspraken worden gemaakt naar aanleiding van actuele ontwikkelingen en incidenten. Verantwoording over de bereikte resultaten en over de inzet van middelen vindt achteraf en gestructureerd plaats door middel van periodieke rapportages en -besprekingen. Ook binnen de IND vindt sturing plaats via het instrument van planning en control. Deze sturing is gericht op mandatering van bevoegdheden en verantwoordelijkheden, waarbij het IND-hoofdkantoor centraal stuurt op hoofdlijnen. Daartoe worden van te voren – met de districten – afspraken gemaakt op het terrein van de produktietaakstelling. Op basis van de ingediende jaar- en bestedingsplannen worden de beoogde resultaten en de kaders waarbinnen deze resultaten gehaald moeten worden – zoals beschikbare mensen en financiële middelen – definitief vastgesteld. Door middel van periodieke rapportages en besprekingen vindt verantwoording over de bereikte resultaten en inzet van middelen plaats.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
170
Evaluatie agentschapsconstructie Over de periode dat de IND – sinds haar start op 1-1-’94 – als agentschap functioneert, is een evaluatie-onderzoek gehouden. De resultaten daarvan zijn inmiddels separaat aan de Tweede Kamer toegezonden. De conclusies van dit rapport worden nader toegelicht onder hoofdstuk III Het financiële beleid en beheer (onderdeel 6 verzelfstandigingen) van het Algemeen deel van de memorie van toelichting bij deze begroting. Kwaliteitskengetallen Binnen de IND wordt gewerkt aan de ontwikkeling van kwaliteitskengetallen. Hierbij kan gedacht worden aan vernietigingspercentages door de rechtbank, inwilligingspercentage en doorlooptijd. Buffercapaciteit Omdat het werkaanbod voor de IND afhankelijk is van externe factoren (instroom asielzoekers) wordt gewerkt aan een constructie om hierop te kunnen reageren. Het gaat hierbij om uitzendkrachten die – na een kort maar intensief opleidingstraject – snel kunnen worden ingezet als zich een piek in het werkaanbod voordoet. Kostprijzen en doelmatigheid De vermelde indicatieve kostprijzen zijn gebaseerd op een nieuw kostprijsmodel. Gedurende ’97 zal dit model verder worden ontwikkeld met behulp van de informatie die resulteert uit de implementatie van het baten/lastenstelsel. Basis voor de – in deze begroting – gehanteerde indicatieve kostprijzen is een situatie waarbij geen rekening is gehouden met onderhanden werk. Dit betekent dat is uitgegaan van normale werkvoorraden. Terugkeerbeleid Door het inlopen van de achterstanden bij de behandeling van aanvragen om toelating is de aandacht, meer dan voorheen het geval was, verschoven naar de volgende fase in het proces: de terugkeer. Zoals in de nota aan de Tweede Kamer over het terugkeerbeleid eerder is aangegeven is het heel moeilijk een sluitende aanpak te ontwikkelen. In de komende tijd wordt onder andere geïnvesteerd in het instellen – per district – van verwijderteams, voorlichting aan asielzoekers over vrijwillige terugkeer en de voorbereidingen van de terugkeer. Overzicht meerjarige begroting van baten en lasten
Baten – Opbrengsten departement – Opbrengsten derden • Naturalisatie • Leges toelating • Overige – Rente Totaal baten Lasten – Personeel – Materieel – Subsidies – Rente – Afschrijvingen materieel Totaal lasten Saldo baten en lasten
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
2002
econ.
Codering funct.
279 970
282 823
262 062
254 899
253 300
253 300
3
3.2
6 000 5 600 1 860
6 000 5 600 1 860
6 000 5 600 1 860
6 000 5 600 1 860
6 000 5 600 1 860
6 000 5 600 1 860
47 E 16 16
3.2 3.2 3.2
293 430
296 283
275 522
268 359
266 760
266 760
130 025 150 020 3 900
132 640 150 297 3 500
118 657 145 399 3 500
109 079 147 784 3 500
109 471 145 793 3 500
109 471 145 793 3 500
11 12 43 Z
3.2 3.2 3.2
23 792 307 737
18 484 304 921
11 520 279 076
7 924 268 287
8 165 266 929
9 338 268 102
52
3.2
– 14 307
– 8 638
– 3 554
72
– 169
– 1 342
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
171
Gelet op het bovenstaande overzicht van baten en lasten resteert per saldo een tekort. Dekking hiervoor wordt gevonden door aanwending van de middelen die beschikbaar komen uit de afschrijvingen. De gepresenteerde reeks van afschrijvingenlasten is met name veroorzaakt door de omvangrijke investeringen die noodzakelijk waren als gevolg van de hoge instroom van asielzoekers in ’94. Naar verwachting zullen in de toekomst als gevolg van een dalende instroomverwachting (t.o.v. ’94) minder vervangingsinvesteringen hoeven worden gedaan. Voor een nader overzicht van de begrote (vervangings)investeringen wordt verwezen naar het overzicht «begroting van kapitaaluitgaven en -ontvangsten». Toelichting op de begroting van baten en lasten Baten
Opbrengsten departement De post opbrengsten departement betreft de bijdrage van het kerndepartement aan het agentschap IND. Uitvoering van de kerntaak van de IND betekent het tegen kostprijzen behandelen van een gedifferentieerd aanbod van asiel-, naturalisatie- en reguliere verzoeken om toelating alsmede visaverstrekkingen. In het jaarlijks op te stellen managementcontract tussen het kerndepartement en de IND worden ondermeer afspraken gemaakt over door de IND te leveren produkten tegen welke kostprijzen en daarmee ook over de bijdrage van het kerndepartement. Voor een nadere toelichting en specificatie van deze post wordt verwezen naar de tekst bij wetsartikel 1 (artikel 07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst) onderdeel «Nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties». Opbrengsten derden De opbrengsten derden bestaan uit de opbrengsten uit naturalisatie, leges voor toelating en overige opbrengsten. Rente Over een positief saldo op de rekening-courant met het Ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding gegeven (baten), bij een negatief saldo wordt rente in rekening gebracht (lasten). Per saldo wordt verwacht dat er geen rentebaten zullen ontstaan. Lasten
Personele kosten Bij de raming van de personele kosten is in vergelijking met de personele uitgaven rekening gehouden met structureel overlopende posten (d.w.z. prestatie en feitelijke kasuitgave vallen niet in hetzelfde boekjaar maar in verschillende jaren). Hieronder vallen de sociale lasten, vakantiegeld en interimuitkering. De opbouw van deze posten loopt niet synchroon met het boekjaar. Materiële kosten Deze post bevat alle reguliere exploitatiekosten van de IND. Deze hebben onder meer betrekking op de automatisering, huisvesting en de personeelsgebonden materiële kosten. Daarnaast zijn eveneens de kosten opgenomen voor de exploitatie van de aanmeldcentra en het vertrekcentrum in Ter Apel. Subsidies Deze post bevat in hoofdzaak de bijdrage in het kader van de Terugkeerregeling IOM.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
172
Rente Over een positief saldo op de rekening-courant met het Ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding gegeven (baten), bij een negatief saldo wordt rente in rekening gebracht (lasten). Per saldo wordt verwacht dat er geen rentelasten zullen ontstaan. Afschrijvingen Inventarisatie van de vaste activa heeft geresulteerd in deze reeks van afschrijvingen voor ’97 en volgende jaren. Kapitaaluitgaven en -ontvangsten Begroting van kapitaaluitgaven en -ontvangsten
Kapitaaluitgaven – Uitgaven onroerende goederen – Uitgaven overige kapitaalgoederen – Aflossingen Totaal kapitaaluitgaven Kapitaalontvangsten – Saldo baten en lasten – Investeringsbijdrage van het departement – Leningen departement – Toevoegingen aan liquide middelen Totaal kapitaalontvangsten
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
2002
econ.
Codering funct.
9 485
12 946
7 996
7 996
7 996
7 996
52
3.2
9 485
12 946
7 996
7 996
7 996
7 996
– 14 307
– 8 638 3 100
– 3 554
72
– 169
– 1 342
23 792 9 485
18 484 12 946
11 520 7 966
7 924 7 996
8 165 7 996
9 338 7 996
Toelichting op de begroting van kapitaaluitgaven -ontvangsten De meerjarenraming van de vervangingsinvesteringen hebben vooral betrekking op de vervanging van automatiseringsapparatuur (inclusief pc’s) aangevuld met investeringen voor gebouwlijke voorzieningen, meubilair en overige kapitaalgoederen. De uitbreidingsinvesteringen hebben betrekking op de uitgaven voor eerste inrichting als gevolg van de invoering hoger beroep. De vervangingsinvesteringen worden gefinancierd uit de afschrijvingen (onttrekking bestemde middelen). De uitbreidingsinvesteringen worden gefinancierd uit een investeringsbijdrage van het kerndepartement.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
173
Kasstroomoverzicht Opbouw kasstroomoverzicht
Liquide middelen 1–1 1a Saldo van baten en lasten 1b Gecorrigeerd voor afschrijvingen/ mutaties voorzieningen 1c Gecorrigeerd voor mutaties in het werkkapitaal Kasstroom uit operationele activiteiten 2a Uitgaven onroerende zaken 2b Uitgaven overige kapitaalgoederen 2c Gecorrigeerd voor desinvesteringsactiviteiten Kasstroom uit investeringsactiviteiten 3a Leningen moederdepartement 3b Investeringsbijdrage van het departement 3c aflossingen Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten Liquide middelen 31-12
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
2002
16 680
9 427
9 427
9 397
9 397
9 397
– 14 307
– 8 638
– 3 554
72
– 169
– 1 342
23 792
18 484
11 520
7 924
8 165
9 338
– 7 253 2 232
0 9 846
0 7 966
0 7 996
0 7 996
0 7 996
9 485
12 946
7 996
7 996
7 996
7 996
9 485
12 946
7 996
7 996
7 996
7 996
3 100
econ.
Codering funct.
52
3.2
3
3.2
0
3 100
0
0
0
0
9 427
9 427
9 397
9 397
9 397
9 397
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
1 368 97 139
1 450 105 875
1 592 119 290
1 547 115 107
1 422 105 529
1 422 105 921
1 422 105 921
17 936
14 750
14 750
14 750
14 750
14 750
14 750
2 499 13 256 1 707
1 500 17 500 2 250
1 000 8 000 1 500
700 pm 1 000
700 pm 1 000
700 pm 1 000
700 pm 1 000
2 090
2 150
2 100
1 100
1 100
1 100
1 100
18 159 15 924 11 524 25 730 45 257 44 150
16 500 17 500 15 500 25 025 42 035 57 252
10 600 18 270 14 170 26 127 40 986 58 628
10 100 18 270 14 170 26 199 39 336 48 804
10 100 18 270 14 170 26 199 39 336 48 593
10 100 18 270 14 170 26 199 39 336 45 843
10 100 18 270 14 170 26 199 39 336 47 016
6 647
3 900
3 500
3 500
3 500
3 500
3 500
285 018
307 737
304 921
279 036
269 247
266 889
268 062
Kengetallen Overzicht personele- en materiële kengetallen naar categorie
Ambtelijk personeel – Bezetting in aantal (fte’s) – Begrotingsbeslag (x f 1 000,-) – Aantal niet-actief reg. personeel (fte’s) – Begrotingsbeslag (x f 1 000,-) Overig personeel (x f 1 000,-) – Niet-regulier – Uitzendkrachten – Opleiding en vorming Post-actief personeel – Begrotingsbeslag (x f 1 000,-) Materieel – Procesvertegenwoordiging – Verwijderingen – Tolken – Huisvesting – Automatisering – Overige exploitatie Subsidies Totaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
174
Toelichting De in de kolom ’96 opgenomen cijfers hebben betrekking op de realisatie van dat jaar en zijn gebaseerd op het kas- en verplichtingenstelsel. De fluctuatie in de formatie voor ’96 en ’97 houdt verband met het inhalen van achterstanden in de afhandeling van aanvragen uit voorgaande jaren. Het thans ingezette proces van organisatieverbetering, -vernieuwing en herstructurering beoogt ook een efficiency-verbetering, waardoor op termijn met een kleinere formatie kan worden volstaan. Binnen de huidige bezetting is hiermee rekening gehouden door een deel van het personeel te plaatsen met een tijdelijk dienstverband en daarnaast gebruik te maken van uitzendkrachten. In onderstaand overzicht wordt een nadere specificatie verstrekt van de formatie naar categorie. Opbouw personeelsformatie Schaalniveaus – BBRA S1-S4 – BBRA S5-S10 – BBRA S11-S18 Totaal
(x 1 fte) 1996
1997
1998
1999
2000 evj
55 998 394
53 1 002 395
53 1 144 395
53 1 099 395
53 974 395
1 447
1 450
1 592
1 547
1 422
Volume- en prijsindicatoren
Activiteit
Asiel – Aanmeldcentra * – Gehoor – Beslissing – Herziening en bezwaar – Beroep – Voorlopige voorziening Regulier – Eerste aanleg – Bezwaar – Beroep – Voorlopige voorziening Visa Naturalisatie Verwijderingen Subsidies overig overloop
Realisatie 1996 prijs volume (x f 1,-) (aantal)
bedrag (x f 1 mln.)
Vermoed. uitkomsten 1997 prijs volume bedrag (x f 1,-) (aantal) (x f 1 mln.)
1 401 917 1 516 1 282 1 109
22 010 31 237 52 834 6 780 14 281
30,8 28,6 80,1 8,7 15,8
1 401 917 1 516 1 282 1 109
25 000 23 400 20 900 15 000 14 000
35,0 21,5 31,7 19,2 15,5
764 1 753 1 282 1 109 115 225
31 688 23 659 2 463 9 943 32 834 69 857
24,2 41,5 3,2 11,0 3,8 15,7
764 1 753 1 282 1 109 115 225 965
59 600 21 600 4 500 7 000 27 100 50 500 50 000
45,5 37,9 5,8 7,8 3,1 11,4 48,3 3,9 10,5 10,6
21,6
* de kosten van de aanmeldcentra in ’96 en ’97 zijn verwerkt in m.n. de gemiddelde prijs gehoor.
De in de kolom realisatie ’96 en vermoedelijke uitkomsten ’97 opgenomen prijzen zijn gebaseerd op het kas- en verplichtingenstelsel en betreffen de gemiddelde uitgaven per activiteit. Hierdoor is een vergelijking met de kostprijzen voor ’98 – gebaseerd op het baten/lastenstelsel – niet zonder meer te maken. Toepassing van het baten- en lastenstelsel en een nieuw kostprijsmodel leiden tot een verbeterde toerekening van kosten aan de diverse produkten. Dit blijkt onder meer uit een verschuiving van de toerekening van kosten naar voorlopige voorzieningen en naturalisatie in ’98 ten opzichte van de gemiddelde uitgaven voor deze produkten in de jaren daarvoor.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
175
Volume- en prijsindicatoren Ontwerp-begroting 1998 Activiteit
prijs (x f 1,-)
Asiel – Aanmeldcentra – Gehoor – Beslissing – Herziening en bezwaar – Beroep – Voorlopige voorziening – Overige kosten Regulier – Eerste aanleg – Bezwaar – Beroep – Voorlopige voorziening – Overige kosten Visa Naturalisatie Verwijderingen Overig
volume bedrag (aantal) (x f 1 mln.)
1 699 1 631 855 1 454 1 033 1 346
27 000 22 540 22 540 13 194 7 809 10 758
45,9 36,8 19,3 19,2 8,1 14,5 6,7
484 1 338 1 332 1 558
54 083 14 666 3 550 4 038
132 408 972
29 000 45 000 50 000
26,2 19,6 4,7 6,3 10,1 3,8 18,4 48,6 16,7
In de kostprijzen voor ’98 zijn er voor het eerst afzonderlijke kostprijzen voor de fase aanmeldcentra en verwijderingen. De onder de post overige kosten opgenomen bedragen zijn niet zonder meer aan de opgenomen activiteiten toe te rekenen. Bij de bepaling van de kostprijzen is rekening gehouden met het terugbrengen van werkvoorraden tot een normaal niveau. De kosten voor de Terugkeerregeling, de personele en exploitatiekosten in het kader van het hoger beroep en de post-actieven zijn (nog) niet in de berekening van de kostprijzen opgenomen. Volume- en prijsindicatoren
Activiteit
Leges aanvragen toelating Naturalisatie Diversen Totaal
prijs (x f 1,-) 112 152
Realisatie 1996 volume bedrag (aantal) (x f 1 mln.) 52 732 26 114
7,1 4,0 2,5 13,6
Vermoed. uitkomsten 1997 prijs volume bedrag (x f 1,-) (aantal) (x 1 mln.) 100 200
56 000 30 000
5,6 6,0 1,9
Ontwerp-begroting 1998 prijs volume bedrag (x f 1,-) (aantal) (x f 1 mln.) 100 200
56 000 30 000
13,5
5,6 6,0 1,9 13,5
De realisatie op het onderdeel leges aanvragen om toelating wordt in hoofdzaak veroorzaakt door een eenmalige hogere ontvangst (circa f 1,2 mln.) in verband met vorderingen uit vorig jaar. De tegenvallende inkomsten op het onderdeel naturalisatie zijn enerzijds een gevolg van de vertraging van de verhoging van het tarief voor min- en onvermogenden en anderzijds een gevolg van de overdracht van een deel van de opbrengsten aan de gemeenten bij wie het verzoek moet worden ingediend. Ten opzichte van de ingediende raming van het aantal naturalisatieverzoeken (45 000) leidt 30 000 verzoeken tot daadwerkelijke betaling. Op basis van ervaringscijfers wordt circa een derde deel buiten behandeling gesteld wegens niet betalen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
176
02 Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is primair belast met het zorgdragen voor een veilige, doelmatige en menswaardige tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, met inachtneming van het doel van de desbetreffende maatregel of straf, en de plaats van het inrichtingswezen binnen de rechtshandhavingsketen. Met het voldoen aan deze opdracht draagt de DJI bij aan de veiligheid van de samenleving. In begrotings-technische zin worden onderscheiden: – de penitentiaire inrichtingen, inclusief de vreemdelingenbewaring en strafrechtelijke opvang verslaafden; – de justitiële jeugdinrichtingen; – de justitiële TBS-inrichtingen; – de Landelijke diensten; – het hoofdkantoor DJI. Globaal de helft van de justitiële jeugd- en TBS-capaciteit bestaat uit particuliere inrichtingen. Financiering van deze inrichtingen geschiedt door middel van (volledige) subsidiëring.
De grondslag van het wetsartikel De wettelijke grondslag voor de verplichtingen vloeit in het bijzonder voort uit het Wetboek van Strafrecht, de Beginselenwet gevangeniswezen, de Wet op de jeugdhulpverlening, alsmede het Burgerlijk Wetboek (3e afdeling van titel 14 van boek I) en de Vreemdelingenwet (art 7a) en de bij voornoemde wetten behorende besluiten. In het najaar ’97 zal de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden van kracht worden, terwijl beoogd wordt het wetsvoorstel Penitentiaire Beginselenwet in ’98 in werking te laten treden. Daarnaast is het voornemen het wetsvoorstel Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in ’98 aan de Tweede Kamer te doen toekomen. De kosten van de verpleging van ter beschikking gestelden komen ten laste van de Justitiebegroting op grond van artikel 37e van het Wetboek van Strafrecht. Dit is verder uitgewerkt in artikel 46 van het Reglement tenuitvoerlegging terbeschikkingstelling. De formele grondslag voor de subsidiëring van de particuliere justitiële jeugdinrichtingen is het artikel 65 van de Wet op de jeugdhulpverlening en artikel 89 van de Grondwet. In het Besluit subsidiëring voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen en inrichtingen voor justitiële kinderbescherming (het bekostigingsbesluit) is deze subsidiëring nader uitgewerkt. Dit bekostigingsbesluit is per Besluit van 29-7-’94 gewijzigd (Staatsblad ’94, 589), zie dienaangaande het gestelde onder «de volume- en prestatiegegevens».
Besturingsrelatie en kwaliteitsborging De DJI is een intern verzelfstandigde dienst van het Ministerie van Justitie. Aansturing – vanuit het kerndepartement – vindt plaats op basis van management-afspraken. Verantwoording over de bereikte resultaten en over de inzet van middelen vindt achteraf en gestructureerd plaats door middel van periodieke rapportages en besprekingen. Deze rapportages zijn er op gericht inzicht te geven in de kritische succesfactoren met betrekking tot het beleidsterrein van de DJI. De periodiek te verstrekken informatie betreft met name de ontwikkeling van de beschikbare capaciteiten, de bezettingsgraad ervan, de bestemming van de benodigde capaciteit en de beschikbare differentiaties, het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
177
aantal ontvluchtingen vanuit gesloten inrichtingen, het aantal onttrekkingen aan detentie of behandeling anders dan door vlucht, en vanzelfsprekend de ontwikkeling van de kostprijs per produkt. De interne planning en control van de DJI is een instrument waarmee de besturing van de DJI-inrichtingen en -diensten wordt ondersteund. Deze sturing vindt plaats met inachtneming van gegeven mandaten aan de decentrale manager, waarbij het hoofdkantoor DJI centraal stuurt op hoofdlijnen. Op basis van de ingediende jaarplannen worden de beoogde resultaten en de personele en financiële kaders waarbinnen deze resultaten moeten worden behaald in de vorm van kaderafspraken definitief vastgesteld. Verantwoording en decharge wordt verleend aan de hand van de jaarverslaglegging van de betrokken inrichting/dienst en de op basis hiervan gevoerde besprekingen. Het door de DJI gehanteerde instrument van planning en control in de aansturing van het veld, is aan verandering onderhevig. In het kader van het project Meerjarig Beleidsplan DJI-veld wordt, nadat de output van de verschillende produkten is beschreven in termen van kwantificeerbare taakstellingen, de daaraan gekoppelde kwaliteitseisen en de uitvoeringskosten per eenheid produkt benoemd en berekend. Een objectieve oordeelsvorming inzake de kwaliteit en de kosten van een geleverd produkt is dan mogelijk. In ’97 en ’98 wordt de overgang in ’99 naar een feitelijke outputfinanciering van de DJI voorbereid. De overgang van de DJI van een kas- en verplichtingenstelsel naar het baten- en lastenstelsel ging gepaard met de invoering van een nieuw financieel administratief systeem. Daardoor is de DJI nu beter in staat de ontwikkeling in haar kostprijzen te volgen. Verbetering van de doelmatigheid kan worden gerealiseerd door het zichtbaar maken van de kosten en door de toerekening van de kosten aan de produkten. Via het volgen van de kostenontwikkeling per produkt in de tijd of het afzetten van die ontwikkeling tegen de kostenontwikkeling bij vergelijkbare organisaties, wordt de bedrijfsvoering transparanter en kan zicht worden verkregen op de doelmatigheid. In het begrotingsjaar ’98 worden bij de verschillende beleidssectoren van het agentschap DJI ontwikkelingen voortgezet met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit. Verschillende inrichtingen binnen DJI zijn bezig met doorlichting van de organisatie op kwaliteit langs de weg van zelfevaluatie gevolgd door een externe audit, naar het model van de Nederlandse Kwaliteits Prijs. Binnen het Gevangeniswezen is een proef gestart waarbij de resultaten van externe audits worden besproken met het Hoofdkantoor DJI. De invoering van kwaliteitsmanagement en in het verlengde daarvan kwaliteitsborging binnen de inrichtingen van DJI wordt ondersteund door een cursusaanbod gericht op auditing en op proces- en resultaatgericht management. Tegelijkertijd worden meetinstrumenten ontwikkeld die (naast bestaande instrumenten als Detentie Klimaatschaal) de waardering van belanghebbenden in beeld brengen. Naar verwachting zullen in ’98 de DJI-inrichtingen en -diensten aanvangen met de invoering van meerjarige beleidsplannen, waarbij de kwaliteitsborging van de kritische bedrijfsprocessen centraal staat.
Realisatiecijfers ’96 Volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften dienen in de begroting ’98 ook de gegevens met betrekking tot de begrotingsverantwoording ’96 (nog op basis van het kas- en verplichtingenstelsel) te worden gepresenteerd. Gelet op zowel de genoemde overgang op een ander stelsel, als de gewijzigde berekeningssystematiek van de normprijzen (zie in het vervolg
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
178
van deze toelichting onder «Voorcalculatorische normprijzen per produkt(categorie)» («P»), is van de presentatie van de realisatiecijfers ’96 in de begroting ’98 grotendeels afgezien. Voor een volledige presentatie van de gerealiseerde begrotingsuitkomsten wordt ter bekorting evenwel verwezen naar de Financiële verantwoording ’96. Beleidsontwikkelingen DJI Capaciteitsuitbreidingen Op deze plaats wordt nader ingegaan op de financiële consequenties van de voorgenomen capaciteitsuitbreidingen in de periode ’97 – ’02 en verder. – Penitentiaire inrichtingen: uitbreiding met 50 snelrechtplaatsen Ter compensatie van de (keten-)effecten van de uitvoering van het grote-stedenbeleid in de G6-steden (op basis van het Convenant medio ’97) wordt ten behoeve van de bewaring van de overlast-categorie de penitentiaire capaciteit ultimo ’99 uitgebreid met 50 plaatsen. Voor deze categorie gedetineerden is het sober regime van toepassing. – Penitentiaire inrichtingen; uitbreiding van 250 naar structureel 350 plaatsen strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV) In ’97 is een start gemaakt met de operationalisering van de Rotterdamse voor-ziening voor de SOV. Naast deze op gedwongen plaatsing gebaseerde voorziening heeft de gemeente Rotterdam eind ’96 een vorm van verslavingsopvang opgezet waar criminele verslaafden op basis van schorsing voorlopige hechtenis – dit wil zeggen drang – kunnen worden geplaatst. Opzet en inhoud van het programma komen overeen met het programma dat te zijner tijd in de SOV zal worden inge-voerd. De bedoeling is – naast de aanpak van de overlastproblematiek – dat program-ma al uit te testen. Met ingang van ’97 wordt een subsidie beschikbaar gesteld ter bestrijding van de exploitatiekosten van deze voorziening. Deze financiering zal worden beëindigd op het moment dat de definitieve Rotterdamse SOV-voorziening in ’99 zal worden geopend. Eveneens zijn in ’97 de voorbereidingen gestart voor het opzetten van SOV-voorzieningen in andere steden. Naast de 96 Rotterdamse plaatsen zijn namelijk middelen beschikbaar voor 254 SOV-plaatsen. In totaal gaat het per ultimo ’99 derhalve om 350 SOV-plaatsen, waarvan 254 intramuraal en 96 extramuraal. Naast de inzet van de gelden die gereserveerd zijn voor de uitvoering van de Drug-nota en het Grote Stedenbeleid, worden de 350 plaatsen gefinancierd door inzet van extra middelen en bijdragen van gemeenten (25% van de investeringskosten van de intramurale fase). De exploitatie van de SOV-plaatsen is afhankelijk van deze mede-financiering. –
Jeugdinrichtingen: uitbreiding met 113 plaatsen
De capaciteit van de justitiële jeugdinrichtingen zal worden uitgebreid met 113 plaatsen (ultimo ’99 13 plaatsen, medio ’00 100 plaatsen). Van de 113 plaatsen zullen 10 plaatsen specifiek bestemd zijn voor de opvang van meisjes. De uitbreiding is vooralsnog in de rijkssector geraamd. De investeringskosten worden gedrukt door het realiseren van een deel van de capaciteitsuitbreidingen door aan-/verbouw bij bestaande inrichtingen. In de financiering van deze capaciteitsuitbreiding is rekening gehouden met een besparing op de exploitatiekosten door een deel van de onderhavige capaciteit als (goedkopere) open plaatsen aan te merken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
179
– TBS-inrichtingen: uitbreiding met 60 plaatsen incidenteel Deze uitbreiding wordt per ultimo ’97 gerealiseerd als noodmaatregel teneinde de doorstroming van TBS-passanten in het Gevangeniswezen naar een TBS-voorziening mogelijk te maken. Door de omzetting van penitentiaire capaciteit zullen in de periode ’97 – ’99 60 plaatsen beschikbaar komen voor de rijks TBS-sector. De noodmaatregel vraagt per capaciteitsplaats om relatief geringe verbouwingskosten (f 100 000,-). – TBS-inrichtingen: uitbreiding met 60 plaatsen structureel De structurele capaciteitsuitbreiding wordt per ultimo ’97 gerealiseerd door aanpassingen bij bestaande rijks- (20 plaatsen) en particuliere TBS-inrichtingen (40 plaatsen). Door aan-/verbouw variëren de investeringskosten van f 250 000,- tot f 550 000,- per capaciteitseenheid. De exploitatiekosten zullen dalen door het realiseren van een deel van de capaciteit als open plaatsen in plaats van als de duurdere «gesloten» plaatsen. Een en ander past in het beleid om 10% van de TBS-capaciteit als open plaatsen te financieren. Voorts is voor een betere psychiatrische en psychologische begeleiding van TBS-passanten in het Gevangeniswezen f 1 mln. structureel aan de meerjarenraming toegevoegd. In onderstaand overzicht worden de financiële consequenties van vorengenoemde capaciteitsuitbreidingen voor de betrokken ministeries en Justitieonderdelen weergegeven:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
180
Capaciteitsuitbreidingen Onderdeel
(x f 1 mln.)
1997
1998
1999
2000
2001
2002
0,4 30,0 0,0
4,2 30,2 26,8
– 14,0 30,4 0,0
4,2 16,0 7,1
10,1 16,2 22,9
10,1 16,2 22,9
0,2 0,0 0,1
– 1,5 – 0,1 0,3
0,2 0,1 1,0
2,6 0,2 1,1
2,6 0,2 1,1
2,6 0,2 1,1
Dienst Preventie, Jeugdbesch. en Reclass.
0,5
– 1,6
0,3
1,1
1,1
1,1
Justitie, overige
0,6
1,2
1,2
0,9
0,6
0,6
31,8
59,5
19,1
33,1
54,7
54,7
– 13,1
– 26,5
– 26,3
– 13,4
– 13,4
– 13,4
18,7
33,0
– 7,2
19,7
41,3
41,3
9,2
17,4
66,8
25,9
2,3
2,3
13,1
15,6
15,4
13,4
13,4
13,4
41,0
66,0
75,0
59,0
57,0
57,0
Dienst Justitiële Inrichtingen – Gevangeniswezen – TBS – Jeugdinrichtingen – Landelijke diensten – Hoofdkantoor – Overhead DJI
Totaal uitgaven Af: terugontvangsten AWBZ Uitgaven minus ontvangsten Bijdrage begroting van VROM Bijdrage begroting van VWS Totaal financiering capaciteits uitbreidingen Reeds beschikbaar uit drugnota Gemeentelijke bijdragen investeringskosten SOV Kasschuif via rekeningcourant Totaal beslag capaciteitsgelden
8,0
18,1 5,7
– 35,1
10,0
24,9
– 3,4
54,7
30,9
103,1
83,9
53,6
57,0
Ter toelichting op deze tabel geldt nog dat de negatieve post in ’99 in de meerjarenraming Gevangeniswezen wordt gecompenseerd door de geraamde gemeentelijke bijdrage van 25% van de investeringskosten betreffende de SOV. De fluctuaties in de raming terugontvangsten AWBZ vloeien voort uit de effecten van de noodmaatregelen TBS. De meerjarenraming ten behoeve van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (AWBZ-effecten) is eveneens bijgesteld, zij het dat hierin rekening is gehouden met zowel de in de Justitiebegroting ’97 opgenomen vertraging van de geplande capaciteitsuitbreiding te Venray, als een vertraging bij een onder het Ministerie van VWS ressorterende particuliere Geestelijke Gezondheidszorg-inrichting. Deze besparingen worden gerealiseerd bij het Ministerie van VWS en dienen in dit kader ter medefinanciering van de TBS-capaciteitsuitbreidingen. Voorts is toepassing van een neutrale kasschuif via de rekening courant van de DJI met de Rijkshoofd-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
181
boekhouding van het Ministerie van Financiën nodig om de beschikbaar gestelde middelen af te stemmen op de in de praktijk – interdepartementaal – benodigde middelen.
Residentiële behandeling in het kader van bijzondere voorwaarde bij schorsing van voorlopige hechtenis Het budget verband houdende met de financiering van residentiële behandeling in niet-AWBZ-erkende instellingen, opgelegd bij bijzondere voorwaarden ter schorsing van voorlopige hechtenis wordt in het kader van de overdracht van de beleids- en beheersverantwoordelijkheid voor de uitvoering aan de Stichting Reclassering Nederland overgeheveld naar de directie Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering. In ’98 gaat het hierbij om een bedrag van f 1,5 mln., vanaf ’99 structureel f 1,0 mln. In de meerjarenraming van de DJI is met deze overheveling rekening gehouden. Elektronisch toezicht De ervaringen die na twee jaar experimenteren zijn opgedaan met de toepassing van elektronisch toezicht bij delinquenten zijn positief. Toepassing van elektronisch toezicht bij delinquenten, die met hun reïntegratieprogramma zodanig gevorderd zijn dat zij de laatste maanden van hun straf hun voorbereiding op volledige economische en sociale integratie in de samenleving kunnen afronden, levert een bijdrage aan de substitutie van penitentiaire capaciteit. Medio ’97 zal, mede op basis van de uitkomsten van het evaluatieonderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum, een beslissing worden genomen over landelijke invoering. Het ligt in de lijn van de verwachting dat de hier beschreven toepassing landelijk beschikbaar zal komen. In de meerjarenraming is rekening gehouden met de landelijke invoering van electronisch toezicht (f 0,6 mln. in ’97 oplopend tot structureel circa f 4,2 mln. vanaf ’00). Penitentiaire programma Het penitentiair programma (PP) is een vorm van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. Dat betekent dat – anders dan in het geval van een alternatieve straf – de DJI verantwoordelijk is voor de plaatsing in, tenuitvoerlegging van en eventueel voortijdige beëindiging van het PP. Derden, waarbij in het bijzonder gedacht moet worden aan de reclassering, zullen in de meeste gevallen belast zijn met de dagelijkse uitvoering van het penitentiair programma en het dagelijks toezicht op en de begeleiding van de deelnemers. De term PP is afkomstig uit de Penitentiaire Beginselenwet (PBW). Verwacht wordt dat de PBW op 1-1-’98 in werking kan treden. Vanaf deze datum kunnen daarvoor geschikte gedetineerden voor bedoeld programma in aanmerking komen. In totaal betreft het 399 plaatsen. Hierin zijn 149 dagdetentieplaatsen begrepen die zijn opgenomen in de volume-overzichten van de penitentiaire capaciteit. In de meerjarenraming is rekening gehouden met de uitvoeringskosten van de resterende 250 plaatsen. Het gaat om f 4 mln in ’97 oplopend naar structureel f 9 mln in ’99 en verder. Rekening houdend met de reeds gereserveerde middelen (f 2 mln DPJ&R) komen de uitvoeringskosten op gemiddeld f 44 000,- per programma, exclusief de uitkeringskosten. Kwaliteitszorg Jeugdinrichtingen In ’98 zal een centrale selectie- en plaatsingsstructuur worden geïmplementeerd. De daaraan verbonden kosten worden bestreden binnen de meerjarenraming van de DJI en hebben onder meer betrekking op de centrale selectiefunctie, de selectie-adviescommissie en de koppeling aan het centrale informatiesysteem TULP-jeugd. Daarnaast zullen verbeteringen worden gerealiseerd in het opvang- en behandelaanbod en in het dagprogramma, inclusief het aandeel van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
182
onderwijs daarin op grond van een in ’98 te ontwikkelen instrumentarium. In ’98 zullen voorts pilots worden uitgevoerd waarin de uitvoering van het behandelingsplan systematisch zal worden gevolgd en in kaart gebracht. Ook zal de experimentele ontwikkeling van laatste fase-voorzieningen en van trainings- en scholingsprogramma’s ter hand worden genomen.
De vorming van de Landelijke Vervoersdienst Justitie De in ’97 gevormde Landelijke Vervoersdienst Justitie (LVJ) zal vanaf ’98 geheel verantwoordelijk zijn voor het interarrondissementale vervoer van rechtens van hun vrijheid ontnomen personen, zoals voorheen uitgevoerd door de parketpolitie. Meerjarige begroting van baten en lasten
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
2002 e.v.
econ.
Codering funct.
Baten – opbrengsten departement – opbrengsten derden – rente – buitengewone baten
1 448 520 230 863 0 0
1 573 112 246 038 0 0
1 566 530 289 280 0 0
1 595 969 259 292 0 0
1 628 359 259 316 0 0
1 629 334 259 316 0 0
08 03
03.3 03.3
Totaal baten
1 679 383
1 819 150
1 855 810
1 855 261
1 887 675
1 888 650
1 078 858 286 738 232 516 0
1 209 351 273 645 246 533 0
1 209 315 284 906 270 688 0
1 190 576 304 186 265 138 0
1 225 331 301 439 265 138 0
122 507 302 495 265 138 0
31 12 43 F
103.3 03.3 03.3
84 377 0 0 0
92 976 0 0 0
94 069 0 0 0
95 533 0 0 0
96 025 0 0 0
95 944 0 0 0
52 15
03.3 03.3
1 682 489
1 822 505
1 858 978
1 855 433
1 887 933
1 888 650
– 3 106
– 3 355
– 3 168
– 172
– 258
0
Lasten – personeel – materieel – subsidies – rente – afschrijvingen: • materieel • immaterieel – buitengewone lasten – dotatie aan voorzieningen Totaal lasten Saldo baten en lasten
Toelichting op de begroting van baten en lasten DJI
Relatie tussen de kosten en de opbrengsten De kosten voor grondstoffen, arbeidsuren en dergelijke, welke worden aangewend ten behoeve van de arbeid in de Rijksinrichtingen, worden doorberekend aan de opdrachtgevers. De desbetreffende opbrengsten worden begroot op het artikelonderdeel «Opbrengsten arbeid». De verpleegkosten van TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden kunnen voor een belangrijk gedeelte uit hoofde van de Algemene wet bijzondere ziektekosten worden gedeclareerd bij het AFBZ (fonds uit hoofde van de Algemene wet bijzondere ziektekosten). De desbetreffende opbrengsten worden begroot op het artikelonderdeel «Terugontvangsten AWBZ». De «Diverse ontvangsten» betreffen voornamelijk de kantine-opbrengsten, personeelsgebonden inhoudingen zoals bijdrage ouderschapsverlof en kinderopvang, alsmede afrekeningen van (subsidie-)voorschotten aan particuliere inrichtingen. Deze ontvangsten hebben een directe relatie met de uitgaven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
183
A. Baten Bij de begroting van baten van de DJI kan een onderscheid worden gemaakt in opbrengsten van het departement en opbrengsten van derden.
Opbrengsten departement De post opbrengsten departement betreft de bijdrage van het kerndepartement Justitie aan het agentschap DJI. Uitvoering van de kerntaak van DJI betekent het tegen kostprijzen leveren van een gedifferentieerd aanbod van detentie-, behandel- en opvangplaatsen. In de jaarlijks op te stellen kaderafspraken tussen kerndepartement en DJI worden onder meer afspraken gemaakt over door DJI te leveren produkten tegen welke kostprijzen en daarmee ook over de bijdrage van het kern-departement. In de post opbrengsten departement is niet opgenomen de investeringsbijdrage van het departement voor uitgaven infrastructurele voorzieningen (verbouwingen, onderhoud, beveiliging e.d.), uitgaven eerste inrichting bij nieuw- en verbouw en bouwgelden ten behoeve van de particuliere inrichtingen. (zie: begroting van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten). De stijging in de meerjarenraming van de Opbrengsten departement wordt voornamelijk veroorzaakt door de toevoeging van middelen voor de financiering van de eerder in deze artikelsgewijze toelichting opgenomen beleidsintensiveringen, de capaciteitsuitbreidingen en invoering van penitentiaire programma’s, de gedeeltelijke compensatie van de taakstelling overname Defensiepersoneel en de loonbijstelling uit hoofde van de CAO-afspraken ’97-’99. Opbrengsten derden De opbrengsten derden bestaan uit arbeidsopbrengsten, AWBZopbrengsten en diverse opbrengsten. Daarvan is het volgende overzicht gegeven: Opbrengsten derden Elementen
(bedragen x f 1 000) 1997
1998
1999
2000
2001
2002 e.v.
Opbrengsten arbeid Opbrengsten AWBZ Diverse opbrengsten
37 503 169 785
41 908 189 832
44 293 213 678
45 201 200 880
45 201 200 904
45 201 200 904
23 575
14 298
31 309
13 211
13 211
13 211
Totaal
230 863
246 038
289 280
259 292
259 316
259 316
Opbrengst arbeid Het betreft hier de opbrengsten uit de (als regime-activiteit) verrichte arbeid, zoals die in de Rijksinrichtingen plaatsvindt. Aan externe opdrachtgevers wordt geleverd tegen marktprijzen. Met deze opbrengsten worden de kosten van de arbeid gedekt. De stijging van de arbeidsopbrengsten houdt verband met zowel de ontwikkeling van het gedetineerdental als gevolg van de capaciteitsuitbreidingen, als de verlenging van de arbeidsduur uit hoofde van de beleidsnota Werkzame detentie. Opbrengsten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bij het Algemeen fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ) worden voor een belangrijk gedeelte de verpleegkosten gedeclareerd van daarvoor in aanmerking komende TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden. De desbetreffende TBS-uitgaven zijn met ingang van ’95 begrepen in de uitgavenraming van het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen. De te declareren kosten bij het AFBZ (voor de DJI
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
184
zijn dit opbrengsten) zijn geraamd op 80% van de te verwachten verpleegkosten voor TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden. De fluctuaties van de meerjarenraming Opbrengsten AWBZ houdt gelijke tred met de ontwikkeling van de TBS-capaciteit. De afloop van de noodmaatregelen per ultimo ’99 heeft de aangegeven daling in de meerjarenraming tot gevolg.
Diverse opbrengsten De diverse opbrengsten hebben betrekking op verschillende exploitatiebaten en op verrekeningen in verband met te veel verstrekte voorschotten aan gesubsidieerde inrichtingen in voorgaande jaren. De uit de tabel blijkende (incidentele) toename in ’99 van de meerjarenraming Diverse opbrengsten wordt veroorzaakt door de gemeentelijke bijdrage van 25% van de investeringskosten voor de SOV-plaatsen, zijnde f 18,1 mln. Rente Over een positief saldo op de rekening-courant met het Ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding gegeven ter hoogte van de voorschotrente. Verwacht wordt dat er geen rentebaten zullen ontstaan. Buitengewone baten De post buitengewone baten heeft betrekking op baten die, in tegenstelling tot gewone baten, voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en de niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. opbrengst (boven de boekwaarde) van de verkoop van materiële vaste activa). Er worden de komende jaren geen buitengewone baten voorzien. B. Lasten
Personele kosten Bij de raming van de personele kosten is in vergelijking met de personele uitgaven rekening gehouden met structureel overlopende posten (d.w.z. prestatie en kasstroom vallen niet in hetzelfde boekjaar, maar in verschillende jaren). Deze overlopende posten betreffen sociale lasten, vakantiegelden en interimuitkeringen. Opbouw van lasten/rechten en betaling/ uitkering van deze posten lopen niet synchroon met de boekjaren. Als gevolg van personeelsuitbreidingen in de komende jaren zullen uitgaven en kosten daarom van elkaar verschillen. In een stabiele personele situatie zorgt een regelmatig patroon van de personeelskosten voor de opheffing van deze verschillen. De toename van de personele lasten houdt verband met de groei van het personeelsbestand als gevolg van de capaciteitsuitbreidingen en de verkregen compensatie als gevolg van het niet realiseren van de taakstelling betreffende de overname van Defensiepersoneel. Daarnaast dragen de doorwerkingen van de loonbijstellingen uit de CAO’s ’95-’97 en ’97-’99 bij in de toename van de personeelslasten. Materiële kosten Deze post omvat alle reguliere exploitatiekosten van DJI. De kosten van huisvesting worden geraamd en verantwoord onder de begroting van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Rijksgebouwendienst). De meerjarige materieellasten nemen tot en met ’99 toe als gevolg van de capaciteitsuitbreidingen. Per ’01 vindt een lichte afname plaats als gevolg van de doorwerking van de afloop van de noodmaatregelen TBS. Subsidies Bekostiging van de particuliere justitiële inrichtingen geschiedt door middel van (volledige) subsidiëring. De daling van de meerjarenraming
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
185
subsidies na ’99 houdt verband met de afloop van de in de jaren ’97 t/m ’99 voorziene à fond perdu-financiering van bouwprojecten ten behoeve van capaciteitsuitbreidingen ten behoeve van particuliere TBS- en Jeugdinrichtingen.
Rente Over een negatief saldo op de rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding in rekening gebracht ter hoogte van de voorschotrente plus 2%. Verwacht wordt dat er geen rentelasten zullen ontstaan. Afschrijvingen Inventarisatie van de vaste activa door een extern accountantsbureau per 1-1-’96 heeft geresulteerd in een prognose van de afschrijvingen ’97 en verdere jaren. De afschrijvingen vinden stelselmatig plaats, op lineaire basis en op basis van de geschatte levensduur, rekeninghoudend met een eventuele restwaarde. De gehanteerde afschrijvingspercentages zijn in beginsel de volgende: verbouwingen 10 jaar inventaris 5 jaar machines en inventaris 10 jaar computer hard- en software 4 jaar vervoersmiddelen 4 jaar. De toename van de meerjarenraming van de afschrijvingen, en hiermee de vervangingsinvesteringen, houdt verband met de capaciteitsuitbreidingen en de afschrijving over de eerste inrichtingskosten.
Buitengewone lasten De post buitengewone lasten heeft betrekking op lasten die, in tegenstelling tot gewone lasten, voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en die niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. restwaarde van een activum bij de teloorgang daarvan). Er worden de komende jaren geen buitengewone lasten voorzien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
186
De toelichting op de staat van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten (kasstroomoverzicht van het Agentschap DJI)
(x f 1 000)
1997
1998
1999
2000
2001
2002 e.v.
Liquide middelen 1-1
99 583
37 429
49 482
21 515
– 3 368
0
Saldo van baten en lasten Gecorrigeerd voor afschrijvingen /mutaties voorzieningen Gecorrigeerd voor mutaties in het werkkapitaal
– 3 106
– 3 355
– 3 168
– 172
– 258
0
84 377
92 976
94 069
95 533
96 025
95 944
– 59 048
15 408
– 24 799
– 24 711
3 626
0
22 223
105 029
66 102
70 650
99 393
95 944
Uitgaven onroerende zaken Uitgaven overige kapitaalgoederen Gecorrigeerd voor desinvesteringen
0 – 203 945 0
0 – 205 361 0
0 – 173 076 0
0 0 – 162 317 – 156 025 0 0
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
– 203 945
– 205 361
– 173 076
– 162 318
Leningen moederdepartement Investeringsbijdrage van het departement Aflossingen
0 119 568 0
0 112 385 0
0 79 007 0
Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten
119 568
112 385
37 429
49 482
Kasstroom uit operationele activiteiten
Liquide middelen 31-12
econ.
funct.
0 – 155 944 0
11 12
03.3 03.3
– 156 025
– 155 944
52
03.3
0 66 784 0
0 60 000 0
0 60 000 0
15
03.3
79 007
66 784
60 000
60 000
21 515
– 3 368
0
0
Toelichting kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten De daling van het werkkapitaal wordt met name veroorzaakt door een afname van de liquide middelen. De uitgaven overige kapitaalgoederen bestaan uit vervangingsinvesteringen en uitbreidingsinvesteringen. De raming van de vervangingsinvesteringen is gebaseerd op een raming van de benodigde aanschaffingen voor de instandhouding van de kapitaalgoederenvoorraad. De stijging van de vervangingsinvesteringen vloeit voort uit de toename van inventaris en duurzame produktiemiddelen van de rijksinrichtingen. Bij de bepaling van de vervangingsinvesteringen is uitgegaan van een aanschaffing medio van het jaar en een gemiddelde levensduur van 6,13 jaar. De vervangingsinvesteringen worden gefinancierd uit de afschrijvingen (onttrekkingen aan bestemde middelen). De uitbreidingsinvesteringen bestaan uit drie posten. De eerste post betreft de uitgaven infrastructurele voorzieningen die betrekking hebben op verbouwingen, investeringen in beveilingsvoorzieningen, onderhoud etc. Via een investeringsbijdrage van het kerndepartement worden middelen hiervoor beschikbaar gesteld. Uitgaven, welke volgens de vigerende RTR-regeling onder de begroting van de Rijksgebouwendienst dienen te worden verantwoord, worden met de Rijksgebouwendienst door middel van budgetoverheveling verrekend. Rekening wordt gehouden met een voorziening van structureel f 60 mln. Naar de aard van de uitgaven loopt deze post af. Vervanging vindt plaats door middel van de door afschrijvingen gecreëerde voorziening. Infrastructurele voorzieningen zijn daarom niet in de begroting van baten en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
187
lasten verwerkt. De tweede post betreft uitgaven voor eerste inrichting bij nieuw- en verbouw. De derde post tenslotte betreft de a fonds perdu financiering van particuliere nieuwbouwinrichtingen ter uitvoering van de voorgenomen capaciteitsuitbreidingen. Het betreft hier zowel de financiering van particuliere jeugd- als TBS-inrichtingen. De uitbreidingsinvesteringen worden gefinancierd uit een investeringsbijdrage van het departement. Kengetallen per beleidsterrein Ultimocapaciteiten per beleidsterrein Als belangrijkste indicator voor zowel de Rijks- als de particuliere inrichtingen geldt de capaciteitseenheid (cel, plaats, bed) ten behoeve van gedetineerden, pupillen en TBS-gestelden. Ten aanzien van de TBScapaciteit wordt opgemerkt, dat ook nog structureel capaciteit ten behoeve van TBS-gestelden in gebruik is in een aantal inrichtingen welke ressorteren onder het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hiertoe zijn contracten afgesloten. In onderstaande tabel volgt een overzicht van de realisatie en raming van deze contractplaatsen: Overzicht contractplaatsen
(x f 1 000) Realisatie
Verm. Ontwerpuitkomsten begroting
Meerjarenraming
1996
1997
1998
1999
2000 e.v.
GGZ-intramuraal GGZ-beschermd wonen
126 20
126 20
146 40
180 40
180 40
Stand ontwerp-begroting 1998
146
146
186
220
220
De exploitatiekosten van deze contractplaatsen worden geraamd en verantwoord onder de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De invulling van de in de Justitiebegrotingen ’96, ’97 en ’98 geraamde capaciteitsuitbreidingen leidt er toe dat, naast de in onderstaand overzicht aangegeven TBS-uitbreidingen, in de GGZ-inrichtingen de capaciteit structureel wordt uitgebreid. De toename van het aantal TBScontractplaatsen wordt hierdoor verklaard. In het volgende overzicht worden resumerend ultimostanden per beleidsterrein gepresenteerd, waarbij aansluiting op de stand van de ontwerp-begroting ’97 wordt gegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
188
Overzicht van de ultimocapaciteiten per beleidsterrein
(x f 1 000)
Realisatie 1996 Penitentiaire inrichtingen Stand ontwerp-begroting 1997 Uitvoeringsverschillen Omzetting capaciteit t.b.v. TBS Snelrechtcellen SOV-plaatsen vertraging/uitbreiding
12 210 – 83
Stand ontwerp-begroting 1998 Noodmaatregelen: – inzet reservecapaciteit – compensatie vertraging capaciteitsuitbreiding – arrestanten op politiebureaus
Verm. uitkomst 1997
Ontwerpbegr 1998
1999
12 743 – 115 – 60
13 688
13 688
13 688
13 688
– 60 – 188
– 60 50 66
50 66
50 66
Meerjarenraming 2000 2001 e.v.
12 127
12 568
13 440
13 744
13 804
13 804
399
340
340
340
340
274
340 115 300
300
300
300
300
12 800
13 323
14 080
14 384
14 444
14 444
347 – 11
363
396
396
396
396
20 60
20 60
20 60
20
20
336
443
476
476
416
416
394 2
395 1 –6 40
395 1 –6 40
476 1 –6 40
476 1 –6 40
476 1 –6 40
Stand ontwerp-begroting 1998
396 732
430 873
430 906
511 987
511 927
511 927
Jeugdinrichtingen Rijksinrichtingen Stand ontwerp-begroting 1997 Uitvoeringsverschillen
599 – 27
645 – 10
669 – 14
721 –1
721 –1
721 –1
572
635
655
720
720
720
641 1
792 – 14
844 14
844 1
844 1
844 1
642
778 0
858 0
845 13
845 113
845 113
1 214
1 413
1 513
1 578
1 678
1 678
TBS-inrichtingen Rijksinrichtingen (incl. PBC) Stand ontwerp-begroting 1997 Uitvoeringsverschillen Reguliere uitbreidingen CAP 98 III Noodmaatregelen CAP 98 III
Particuliere inrichtingen Stand ontwerp-begroting 1997 Uitvoeringsverschillen Nadere invulling naar VWS GGzE Reguliere uitbreidingen CAP 98 III
Particuliere inrichtingen Stand ontwerp-begroting 1997 Uitvoeringsverschillen
Capaciteitsuitbr. CAP 1998-III* Stand ontwerp-begroting 1998 * Nog nader te verdelen tussen rijks- en particuliere Jeugdsector
De uit de tabel blijkende uitvoeringsverschillen ’97 bij de penitentiaire inrichtingen worden gecompenseerd door het tijdelijk opvoeren van noodmaatregelen. De noodmaatregelen houden in dat het gebruik van politiecellen, alsmede een zekere overbezetting van de inrichtingen boven de normale bezetting tot de mogelijkheden blijft behoren. De uitvoeringsverschillen ’97 in de jeugdsector (rijksinrichtingen –10; particuliere inrichtingen -14) worden veroorzaakt door oponthoud als gevolg van gemeentelijke procedures en door samenvoeging van capaciteitsuitbreidingsprojekten. Het gaat daarbij om een vertraging van 58 plaatsen. Door het treffen van noodmaatregelen wordt dit verschil in ’97 verkleind tot de genoemde 24 plaatsen. Voor ’98 en verder zal de planning conform de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
189
taakstelling verlopen, zij het dat enkele herschikkingen ten gunste van de particuliere jeugdsector dienen plaats te vinden. Voorcalculatorische normprijzen per produkt(categorie) («P-component»)
Algemeen Bij de DJI zijn voorcalculatorische dagprijzen per type plaats (normprijzen) berekend voor ’97 en ’98. Het betreft hier een integrale kostprijs waarin rekening is gehouden met zowel een opslag voor de toerekening van kosten voor de Landelijke diensten (opleidingen, vervoer, systeembeheer, geestelijke en geneeskundige verzorging, etc.) en het Hoofdkantoor DJI, als de toerekening van enkele centraal beheerde kosten- en parkeerposten, zoals centrale personele en materiële posten en nog toe te delen loon- en prijsbijstellingen. De in de tabel opgenomen 19 tarieven zijn samengesteld uit 55 tarieven die binnen de DJI voor even zoveel produkten worden gehanteerd. In deze tarieven is bovengenoemde opslag begrepen. Jeugdsector De normprijzen voor de opvang- en behandelplaatsen binnen de rijks- en particuliere jeugdinrichtingen zijn tot en met ’97 gerelateerd aan de capaciteit en de vastgestelde normbedragen per produkt. De normbedragen zijn deels historisch bepaald. Recentelijk is afgerond een onderzoek naar de verschillen in kostprijzen tussen rijks- en particuliere jeugdinrichtingen. Het onderzoek spitste zich toe op de volgende drie factoren ter verklaring van de verschillen tussen de kosten van de rijks- en particuliere inrichtingen. – –
–
De eigenaarslasten aan onderhoud, gebouwen en terreinen worden door de particuliere inrichtingen zelf gedragen (de RGD-factor). De onderwijsvoorziening bij de particuliere inrichtingen wordt volledig door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen verzorgd (de OCW-factor). De rechtspositionele verschillen op basis van toepassing ARAR voor de rijksinrichtingen en CAO-Jeugdhulpverlening voor de particuliere inrichtingen (de CAO-factor).
Hiermee rekeninghoudend, zijn voorlopige normprijzen vastgesteld, te weten vier specifiek voor rijks- en vier voor particuliere inrichtingen. Afgezet tegen de bestaande budgetten zal de toepassing van deze normprijzen per saldo leiden tot een beperkte verschuiving van middelen van rijks- naar particuliere inrichtingen. Dit is in overeenstemming met de eerder door de directies van de particuliere inrichtingen gesignaleerde knelpunten.
TBS-sector De budgetten voor de particuliere TBS-inrichtingen worden vastgesteld op basis van de systematiek van het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG), zij het dat enerzijds vanwege de hogere groepsgrootte een korting wordt toegepast en anderzijds een toeslag wordt gegeven vanwege de kleinschaligheid. Evenals dit nu al voor de particuliere inrichtingen het geval is, zal voor de rijks TBS-behandelinrichtingen de COTG-systematiek gefaseerd vanaf ’98 worden ingevoerd. De normprijzen voor de gesloten en open plaatsen binnen de rijks- en particuliere TBS-inrichtingen betreffen in hoofdzaak (gemiddelde) COTG-tarieven. Het tarief voor gesloten plaatsen binnen de rijksin-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
190
richtingen is gewogen samengesteld uit het gemiddeld COTG-tarief (f 592,80, exclusief toeslagen), het tarief voor het Pieter Baan Centrum (f 938,11) en het tarief voor het Meijers Instituut (f 772,93). Met ingang van ’99 zal financiering op basis van de dan nieuw vastgestelde COTGtarieven, waarbij rekening is gehouden met DJI-specifieke omstandigheden, zoals beveiliging van de TBS-inrichtingen, plaatsvinden.
Landelijke diensten De produkten van de Landelijke diensten worden in toenemende mate genormeerd. Het streven is er op gericht in ’98 tot volledige normering te komen. Hoofdkantoor DJI De kosten van het hoofdkantoor DJI worden berekend op grond van de vastgestelde personeelsformatie en een beleidsmatig vastgesteld budget voor centrale uitgaven (onder andere uitgaven ten behoeve van automatisering). Opbrengsten arbeid De opbrengsten arbeid worden geraamd op basis van genormeerde bedragen voor uurtarieven, onderhoud en gereedschappen. De hoogte van de tarieven is mede afhankelijk van de aard van de werkplaats (onder andere hout-, metaal- en textielwerkplaatsen). Voorts wordt bij de raming rekening gehouden met het beschikbare aantal werkdagen per jaar. De te gebruiken grondstoffen worden doorberekend aan de opdrachtgever. Aan de externe opdrachtgevers wordt geleverd tegen marktprijzen. De volgende produktcategorieën en prijzen kunnen worden onderscheiden. Overzicht van produktcategorieën en -prijzen Gevangeniswezen Huis van bewaring regulier Noodmaatregelen/overvol Huis van bewaring sober regime Huis van bewaring vreemdelingen (voor zover in gemeenschapsregime) Gesloten gevangenis Bijzonder beveiligde plaatsen Bijzondere opvangplaatsen in gesl. inr. (Half)open gevangenis Arrestanten in politiecellen Experimentele plaatsen Gemiddelde prijs
(x f 1) 1997
1998
1999
2000
2001
2002
237,92 220,55 215,46 234,09
232,46 226,32 219,01 229,18
234,82 228,63 221,26 231,52
234,66 228,48 221,11 231,36
234,92 228,75 221,39 231,63
234,92 228,75 221,39 231,63
241,73 391,60 340,18 198,61 218,99 332,20 236,21
239,31 382,33 333,98 201,11 219,71 317,43 231,70
241,98 386,14 337,34 203,19 220,29 320,63 233,94
241,82 361,60 337,06 203,08 220,33 320,38 233,70
242,07 361,73 337,22 203,39 220,80 320,55 233,91
242,07 361,73 337,22 203,39 220,80 320,55 233,91
(x f 1) Rijks justitiële jeugdinrichtingen Opvang plaatsen Behandel-gesloten plaatsen Behandel-open plaatsen FOBA (V)IC Gemiddelde prijs
1997
1998
1999
2000
2001
2002
417,15 468,80 428,54 639,16 448,73
414,27 462,23 438,18 720,81 450,08
418,75 467,39 443,00 729,63 454,03
415,02 463,38 439,12 724,15 450,23
412,75 460,92 436,76 720,63 447,24
412,75 460,92 436,76 720,63 447,24
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
191
Particuliere justitiële jeugdinrichtingen Opvang plaatsen Behandel-gesloten plaatsen Behandel-open plaatsen Gemiddelde prijs
Rijks TBS-inrichtingen Basis-gesloten plaatsen (eerste 55 plaatsen) Basis-gesloten plaatsen (vanaf 55 plaatsen) Open plaatsen Pieter Baan Centrum Meijers Instituut Gemiddelde prijs
Particuliere TBS-inrichtingen Basis-gesloten plaatsen (eerste 55 plaatsen) Basis-gesloten plaatsen (vanaf 55 plaatsen) Open plaatsen Gemiddelde prijs
1997
1998
1999
2000
2001
2002
329,12 311,31 335,44 326,52
321,47 360,36 323,86 334,41
321,13 359,97 323,53 333,59
321,19 360,04 323,59 333,65
321,22 360,07 323,62 333,68
321,22 360,07 323,62 333,68
1997
1998
1999
2000
2001
2002
651,23 622,08 375,51 985,03 818,39 673,24
693,92 662,55 397,04 1 023,81 849,77 696,49
706,10 674,20 404,19 1 041,58 864,59 708,71
713,55 681,43 409,55 1 051,34 873,13 725,11
713,39 681,29 409,67 1 050,87 872,82 724,94
713,39 681,29 409,67 1 050,87 872,82 724,94
1997
1998
1999
2000
2001
2002
682,91 649,94 382,23 641,56
681,81 648,90 381,65 639,61
680,60 647,74 380,95 636,70
679,24 646,44 380,16 637,50
679,30 646,50 380,21 637,55
679,30 646,50 380,21 637,55
Uit de daling van de gemiddelde produktprijzen kan worden afgeleid dat de DJI efficiënter gaat functioneren. Omdat in bovenstaande tabel deze daling deels teniet wordt gedaan door de in de normprijs begrepen prijsverhoging als gevolg van loon- en prijsbijstellingen, wordt de ontwikkeling van de gemiddelde produktprijs per beleidsterrein, inclusief toeslagen overheadkosten, exclusief de (doorwerking) van de loon- en prijsbijstellingen ’97 in het volgende overzicht gepresenteerd. Gemiddelde dagprijzen exclusief doorwerking loonontwikkeling en prijsbijstelling ’97 (x f 1) Instelling Gevangeniswezen Rijks justitiële jeugdinrichtingen Part. justitiële jeugdinrichtingen Rijks TBSinrichtingen Part. TBSinrichtingen
1997
1998
1999
2000
2001
2002
234,53
223,06
222,19
221,62
221,73
221,73
445,17
431,48
428,41
426,43
424,85
424,85
313,45
324,94
324,41
324,41
324,41
324,41
667,65
673,19
672,89
683,52
683,65
683,65
624,43
623,43
621,51
623,42
623,42
623,42
Toelichting De daling van de gemiddelde dagprijs bij het Gevangeniswezen komt onder andere voort uit de in de begroting ’97 aangekondigde uitbreiding van de versoberingstaakstelling. In de penitentiaire inrichtingen en in de jeugdinrichtingen zijn voorts efficiency-verbeteringen gerealiseerd, die een verlaging van de kostprijzen tot gevolg hebben. Het betreft hier onder meer de effecten van een verlaging van het ziekteverzuim en het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
192
efficiënter inroosteren van het personeel. In de penitentiaire inrichtingen wordt voorts in het kader van de verdere invoering van Werkzame detentie het dag-programma efficiënter georganiseerd en zal de centrale dienst Arbeid en Educatie worden opgeheven en de centrale bekostiging van opleidingen worden verminderd. In de sector TBS wordt een besparing bereikt door de beperking van de behandeling van chronische patiënten, conform het Regeringsstandpunt betreffende het rapport «Doelmatig behandelen: een heroverweging van het financieringssysteem van de forensisch psychiatrische hulpverlening». Voorts wordt een besparing bereikt bij de rijks TBS-inrichtingen, als gevolg van een gefaseerde overgang naar de COTG-financieringssystematiek, zoals die ook bij de particuliere TBS-inrichtingen van toepassing is. Tevens hebben de eerder beschreven noodmaatregelen een drukkend effect op de gemiddelde prijs. Per ’00 is dit effect niet meer van toepassing en wordt een reëel beeld verkregen van de gemiddelde dagprijs. De bijstelling van de dagprijzen van de jeugdinrichtingen in ’98 ten opzichte van ’97 vloeit voort uit de eerderbeschreven overgang in ’98 van deels historisch bepaalde normbedragen naar op kosten gebaseerde normprijzen. Capaciteiten per produktcategorie, gemiddelde standen («Q-component») (x f 1,-) Gevangeniswezen Huis van bewaring regulier Noodmaatregelen/ overvol Huis van bewaring sober regime Huis van bewaring vreemdelingen Gesloten gevangenis Bijzonder beveiligde plaatsen Bijzondere opvangpl. in gesl. inr. (Half)open gevangenis Arrestanten in politiecellen Experimentele plaatsen
1997
1998
1999
2000
2001
2002
6 128
6 006
6 262
6 288
6 240
6 240
376
376
340
340
340
340
841
1 131
1 269
1 539
1 587
1 587
1 042
1 322
1 284
1 252
1 252
1 252
1 944
1 978
2 006
2 006
2 006
2 006
295
242
242
312
312
312
806
834
840
840
840
840
1 302
1 457
1 497
1 527
1 527
1 527
300
300
300
300
300
300
40
40
40
40
40
40
13 074
13 686
14 080
14 444
14 444
14 444
Ten behoeve van de «pxq»-opbouw is de gemiddelde capaciteit berekend inclusief de capaciteit van de noodmaatregelen. Daarbij is gerekend met structureel 340 HvB-regulier-plaatsen en 300 arrestanten-in-politiecellen. In de bovenstaande tabel is onder het produkt huis van bewaring regulier rekening gehouden met de uitbreiding van de capaciteit met 258 SOV-plaatsen. De in de begroting ’97 aangekondigde uitbreiding van de versoberings-taakstelling is vertaald in een groei van het aantal plaatsen waar het sober regime van toepassing zal zijn, te weten van gemiddeld 841 plaatsen in ’97 tot gemiddeld 1587 per ’01 (structureel). Dit aantal komt lager uit dan aanvankelijk voorzien (Justitiebegroting ’97: structureel 2231). Naar aanleiding van een uitspraak van de Vreemdelingenkamer, en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
193
marge van een kort geding, is – in afwachting van de aanpassing van het Vreemdelingenbesluit – voorlopig afgezien van invoering van het sober regime in inrichtingen voor vreemdelingenbewaring. Vooralsnog is in de berekening van de dagprijs rekening gehouden met een verdeling van het restant van de taakstelling over alle differentiaties. De gehanteerde dagprijzen dragen derhalve een voorlopig karakter. De bezettingsgraad bij het gevangeniswezen bedraagt 99 % gemiddeld. aantallen Rijks justitiële jeugdinrichtingen Opvang plaatsen Behandel-gesloten plaatsen Behandel-open plaatsen Forensche Observatie- en Begeleidings Afdeling (Very) Intensive Care (FOBA (V)IC)
1997
1998
1999
2000
2001
2002
328
346
372
389
406
406
193
193
218
275
295
295
56
66
74
79
92
92
40
40
40
40
40
40
617
645
704
783
833
833
aantallen Part. justitiële jeugdinrichtingen Opvang plaatsen Behandel-gesloten plaatsen Behandel-open plaatsen Inkoopplaatsen
1997
1998
1999
2000
2001
2002
163
235
241
241
241
241
205
244
240
240
240
240
302 20
312 33
331 33
331 33
331 33
331 33
690
824
845
845
845
845
De bij de beleidsontwikkelingen genoemde capaciteitsuitbreiding voor de jaren ’99 en ’00 (jeugdinrichtingen) is vooralsnog als volgt in de meerjaren-raming van de rijksinrichtingen verwerkt: opvang behandel gesloten behandel open totaal
34 plaatsen 53 plaatsen 26 plaatsen 113 plaatsen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
194
De bezettingsgraad bij de sector Jeugd bedraagt 98 %. aantallen Rijks TBSinrichtingen Basis-gesloten plaatsen (eerste 55 pl.) Basis-gesloten plaatsen (vanaf 55 pl.) Open plaatsen Pieter Baan Centrum Meijers Instituut
1997
1998
1999
2000
2001
2002
110
110
110
110
110
110
155 28
236 38
236 38
182 32
182 32
182 32
32 60
32 60
32 60
32 60
32 60
32 60
385
476
476
416
416
416
aantallen Particuliere TBS-inrichtingen Basis-gesloten plaatsen (eerste 55 pl.) Basis-gesloten plaatsen (vanaf 55 pl.) Open plaatsen
1997
1998
1999
2000
2001
2002
220
220
248
275
275
275
152 40
167 42
172 50
184 51
184 51
184 51
412
429
470
510
510
510
De capaciteitstoename in de sector TBS is mede benut ter realisatie van de doelstelling om 10% als open capaciteit te realiseren. Ten aanzien van de TBS-capaciteit wordt opgemerkt, dat ook nog structureel capaciteit ten behoeve van TBS-gestelden in gebruik is in een aantal inrichtingen, welke ressorteren onder het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze laatstgenoemde capaciteit is niet in de tabellen opgenomen. De bezettingsgraad in de TBS-sector bedraagt 100 %. De in de beleidsontwikkelingen genoemde noodmaatregelen en de structurele capaciteitsuitbreiding (TBS) zijn als volgt in de meerjarenraming verwerkt: Rijks TBS-inrichtingen basis gesloten open plaatsen Meijers Instituut
70 plaatsen, waarvan 60 plaatsen tijdelijk 6 plaatsen 4 plaatsen
Particuliere TBSinrichtingen basis gesloten open plaatsen
36 plaatsen 4 plaatsen
Totaal
120 plaatsen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
195
Opbouw baten en lasten volgens «pxq»-benadering Vermenigvuldiging van normprijs («p-component») en de gemiddelde capaciteit («q-component») per produkt(categorie) levert voor de DJI in vergelijking met de meerjarenkaders baten en lasten en aansluitend op de liquiditeitsraming het volgende beeld op: (x f 1 000) Onderdeel
1997
1998
1999
2000
2001
2002
1 499 208 1 127 217 101 057 79 851 94 607 96 477
1 581 093 1 157 422 105 960 96 549 121 008 100 154
1 650 132 1 202 239 116 667 98 869 123 132 109 226
1 688 405 1 232 073 128 673 98 888 110 101 118 671
1 696 828 1 233 194 135 982 98 896 110 074 118 681
1 696 828 1 233 194 135 982 98 896 110 074 118 681
Niet toe te rekenen posten
16 747
17 709
18 200
18 482
18 637
18 637
Nog toe te rekenen posten
127 499
114 296
123 181
141 567
134 596
138 939
20 266 4 000 16 266
45 893 7 000 38 893
29 811 9 000 20 811
9 000 9 000 0
9 000 9 000 0
9 000 9 000 0
Kader Baten en Lasten
1 663 720
1 758 992
1 821 324
1 857 454
1 859 060
1 863 403
– – • • •
– 169 785
– 189 832
– 213 678
– 200 880
– 200 904
– 200 904
39 759 37 864 41 945
32 648 37 037 42 700
38 683 14 324 26 000
58 783 8 001 0
60 000 0 0
60 000 0 0
Kader liquide middelen
1 613 503
1 681 545
1 686 653
1 723 358
1 718 156
1 722 499
Bijdrage Kerndepartement Financiering uit liquide middelen
1 552 805 60 698
1 675 297 – 13 000
1 627 537 27 967
1 662 753 24 883
1 688 359 – 3 368
1 689 334
1 613 503
1 662 297 18 814
1 655 504 26 045 5 104
1 687 636 27 634 8 088
1 684 991 29 454 3 711
1 689 334 29 454 3 711
1 613 503
1 681 545
1 686 653
1 723 358
1 718 156
1 722 499
Totaal inrichtingen (incl. toe te rekenen overhead) – Gevangeniswezen – Rijks jeugdinrichtingen – Particuliere jeugdinrichtingen – Rijks TBS-inrichtingen – Particuliere TBS-inrichtingen
Beleidsintensiveringen – Penitentiaire programma’s – Voorwerving/proj.organisaties capaciteitsuitbreidingen
Terugontvangsten AWBZ Uitbreidingsinvesteringen infrastructurele voorzieningen initiële kosten bouwgelden particuliere inrichtingen
Nog te ontv. Kabinetsbijdrage finan. CAO ’97-’99 Nog te ontv. uit CAO-arbeidvwd.ruimte 1999
In bovenstaande tabel wordt per organisatie-eenheid de uitkomst volgens de PxQ-systematiek gepresenteerd. De toename in de meerjarenreeks wordt voornamelijk veroorzaakt door de capaciteitsuitbreidingen en de loonontwikkeling. De daling bij de rijks TBS-inrichtingen in ’00 wordt verklaard door de ultimo ’99 aflopende noodmaatregelen. Afzonderlijk gepresenteerd worden de categorieën «niet toe te rekenen posten», «nog toe te rekenen posten» en «beleidsintensiveringen». Eerstgenoemde categorie betreft het leveren van diensten aan derden. Het gaat hier vooral om het bovenarrondissementale vervoer van de Landelijke diensten. De tweede categorie heeft betrekking op centraal geparkeerde (nader toe te delen) posten. Deze hebben voornamelijk betrekking op bovennormatieve toevoegingen als gevolg van inrichtingsspecifieke situaties.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
196
De derde categorie heeft betrekking op de kosten van voorwerving van personeel en projektorganisaties in verband met de capaciteitsuitbreidingen. Het kader van baten en lasten wordt gevormd door de totale lasten zoals opgenomen in de staat van baten en lasten, gecorrigeerd voor opbrengsten arbeid en overige opbrengsten. Het gaat dan om de volgende kostensoorten. – – – – – – –
–
–
Personele kosten Materiële kosten Subsidies Afschrijvingen Opbrengsten arbeid Diverse opbrengsten Opslagen voor toerekening kosten overhead Landelijke diensten (opleidingen, vervoer, systeembeheer, geestelijke en geneeskundige verzorging) en hoofdkantoor DJI Opslagen voor toerekening nog toe te delen (centraal geparkeerde en/of beheerde) posten (automatisering, medische kosten en overige centrale kosten) Diversen: individuele toeslagen (voor onder meer bijzondere gebouwelijke omstandigheden), COTG-toeslagen, prijsbijstellingen, etcetera.
De aansluiting tussen de bijdrage van het Kerndepartement aan de DJI en het beschikbare kader van de liquide middelen wordt gevormd door volgende mutaties: – door toepassing van intertemporele compensatie – vooral benodigd ter financiering van de capaciteitsuitbreidingen via de rekening courant van de DJI met de Rijkshoofdboekhouding – wordt een budgettair neutrale afstemming verkregen tussen de beschikbare en benodigde middelen; – de departementale toedeling van de loonbijstelling vanwege de Rijksbegroting sluit niet aan op de middelen benodigd voor de uitvoering van de CAO ’97-’99. Bij Voorjaarsnota ’98 en ’99 zal de in voorgaande tabel opgenomen reeks (structureel circa f 29,5 mln.) alsnog aan de DJI meerjarenraming worden toegevoegd; – voor de financiering van de CAO ’97-’99 zal een deel van de arbeidsvoorwaardenruimte ’99 worden ingezet. Deze ruimte (structureel circa f 3,7 mln.) wordt bij Voorjaarsnota ’99 eveneens aan de DJI meerjarenraming toegevoegd. In de budgettaire kaders van de DJI is met de genoemde toevoegingen rekening gehouden.
Ambtelijk personeel Het begrotingsbedrag ’98 voor actief regulier personeel is gebaseerd op een gemiddelde bezetting van 15 640 personeelsleden in full-time equivalenten (fte), van wie 15 429 fte actief regulier personeel en 211 fte non-actieven. Om inzicht te bieden in de raming wordt onderstaand de ontwikkeling in aantal fte’s en de gemiddelde personeelsuitgaven gepresenteerd:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
197
Personeel Categorie
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
A. Ambtelijk personeel Penitentiaire Inrichtingen – gemiddelde prijs x f 1,– fte’s – begrotingsbeslag x f 1 000,– in % van pers.uitg. DJI
66 874 10 000 668 726 69,8%
67 545 11 036 745 427 68,9%
70 012 11 579 810 655 68,1%
70 852 11 904 843 401 67,6%
70 830 11 878 841 329 67,3%
70 944 11 913 845 182 67,4%
70 944 11 913 845 182 67,4%
Rijks TBS-inrichtingen – gemiddelde prijs x f 1,– fte’s – begrotingsbeslag x f 1 000,– in % van pers.uitg. DJI
77 434 910 70 501 7,4%
77 592 1 148 89 083 8,2%
79 108 1 371 108 449 9,1%
80 058 1 370 109 652 8,8%
80 033 1 188 95 104 7,6%
80 161 1 201 96 304 7,7%
80 161 1 201 96 304 7,7%
Rijks Jeugdinrichtingen – gemiddelde prijs x f 1,– fte’s – begrotingsbeslag x f 1 000,– in % van pers.uitg. DJI
70 810 1 007 71 339 7,4%
72 721 1 137 82 669 7,6%
75 531 1 300 98 216 8,3%
76 437 1 502 114 810 9,2%
76 414 1 722 131 603 10,5%
76 536 1 721 131 744 10,5%
76 536 1 721 131 744 10,5%
Landelijke Diensten – gemiddelde prijs x f 1,– fte’s – begrotingsbeslag x f 1 000,– in % van pers.uitg. DJI
78 846 908 71 580 7,5%
78 322 1 080 84 588 7,8%
77 713 1 230 95 592 8,0%
78 645 1 256 98 779 7,9%
78 621 1 278 100 503 8,0%
78 747 1 278 100 656 8,0%
78 747 1 278 100 656 8,0%
Hoofdkantoor – gemiddelde prijs x f 1,– fte’s – begrotingsbeslag x f 1 000,– in % van pers.uitg. DJI
99 621 140 13 929 1,5%
104 240 149 15 573 1,4%
108 327 160 17 293 1,5%
109 627 163 17 867 1,4%
109 594 165 18 028 1,4%
109 769 165 18 057 1,4%
109 769 165 18 057 1,4%
totaal DJI – gemiddelde prijs x f 1,– fte’s – begrotingsbeslag x f 1 000,– in % van pers.uitg. DJI
69 113 12 965 896 077 93,6%
69 919 14 550 1 017 340 94,0%
72 265 15 640 1 130 205 95,0%
73 143 16 194 1 184 510 95,0%
73 103 16 231 1 186 568 94,8%
73 220 16 279 1 191 942 95,0%
73 220 16 279 1 191 942 95,0%
21 302 8 858 31 470
22 163 9 503 33 000
14 913 11 179 33 814
14 680 13 560 34 513
14 801 14 920 34 719
13 261 16 757 32 911
13 261 16 757 32 911
957 707
1 082 006
1 190 111
1 247 263
1 251 009
1 254 871
1 254 871
B. Overig personeel (x f 1 000,-) – niet-ambtelijk/niet regulier/uitz.kr. – opleiding en vorming – post-actief personeel Totale personele uitgaven DJI (x f 1 000)
De groei in de personeelsaantallen houdt voornamelijk verband met de uitvoering van de voorgenomen capaciteitsuitbreidingen. Ter toelichting op de fluctuaties in de meerjarenraming van de penitentiaire inrichtingen geldt nog het volgende. Aan de penitentiaire inrichtingen worden sinds enkele jaren integrale budgetkortingen (gemiddeld circa 3%) opgelegd. Deze budgetkortingen compenseerden deels de (nog niet met beleidsmaatregelen afgedekte) opgelegde taakstellingen en kortingen. De betrokken integrale manager beoordeelde vervolgens binnen het hem toegewezen budget of de korting ten laste van de personele en/of materiële uitgaven diende te worden gerealiseerd. Als belangrijk criterium daarbij gold dat de produktietaakstellingen (bijv. capaciteiten) dienden te worden gerealiseerd. Bij de begrotingsvoorbereiding ’98 is de ontwikkeling van een historische naar een normatieve kostprijs voortgezet. Hiervoor is onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre het in de loop van de jaren door de inrichtingen gevoerde budgetbeheer aanleiding heeft gegeven tot het in technische zin aanpassen van formatieve, financiële en materiële kaders. Daarbij is tevens rekening gehouden met de actualisering van de formatieve kaders uit hoofde van met name het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
198
eerdergenoemde terugdringen van het ziekteverzuim, het efficiënter inroosteren van het personeel en het efficiënter organiseren van het dagprogramma. De definitieve vaststelling van de normatieve kostprijs zal dit jaar plaatsvinden. Gezien de complexiteit van de operatie kan de definitief vast te stellen normatieve kostprijs afwijken van de in deze begroting gepresenteerde cijfers. De uitkomsten geven een indicatie voor een neerwaartse bijstelling van de personele meerjarenraming en tot herschikking tussen personele en materiële budgetten. Per saldo ontstaat een neerwaartse bijstelling van de gemiddelde normprijzen, waarbij de integrale budgetkorting structureel is verwerkt. De herschikking mondt uit in een overboeking van circa f 10,2 mln in ’99 tot structureel f 24 mln en een neerwaartse bijstelling van de personele meerjarenraming met een reeks die oploopt van ongeveer 150 fte’s in ’99 tot structureel ongeveer 360 fte’s vanaf ’01. Gelet op zowel de voorziene uitbreiding van de detentiecapaciteit als het reeds jaren door de inrichtingen gevoerde terughoudend aanstellingenbeleid, ter compensatie van de integrale budgetkortingen, betreft het hier een merendeels technische aanpassing van de personele meerjarenraming, zonder gevolgen voor het personeel. In de overzichten van de middensommen is rekening gehouden met een volledige financiering van de aan de uitvoering van de CAO ’97-’99 verbonden kosten.
Overzicht overig personeel Om het relatieve belang aan te geven van de onderscheiden personeelscategorieën in het totaal van de personele uitgaven van de DJI, wordt onderstaande tabel gepresenteerd. Aandeel categorieën personeel in totale personele uitgaven DJI
(x 1%)
Categorie
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Ambtelijk aktief personeel Non-actieven Post-actieven Niet-ambtelijk personeel Opleiding en vorming
92,5 1,1 3,3 2,2 0,9
92,7 1,3 3,0 2,0 1,0
93,7 1,3 2,8 1,2 1,0
93,7 1,3 2,8 1,2 1,0
93,6 1,3 2,8 1,2 1,1
93,7 1,3 2,6 1,1 1,3
93,7 1,3 2,6 1,1 1,3
Voor wat betreft de ontwikkeling van het aandeel niet-regulier personeel/ uitzendkrachten, honoraria niet ambtenaren, wordt opgemerkt dat deze afhankelijk is van de inzet van extra uitzendkrachten en externen ter vervanging van regulier personeel in het kader van hun deelname aan het opleidingstraject, de agressietrainingen en het antigijzelingenbeleid. Met betrekking tot de realisatie en geraamde ontwikkkeling van de aantallen fte’s post-actieven over de onderscheiden categorieën is het beeld als volgt:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
199
Ontwikkeling post-actieven
(x 1 fte)
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Functioneel leeftijdsontslag Wachtgelders Overige
255,0 374,0 192,0
272,4 399,5 205,1
282,1 413,7 212,4
282,7 414,7 212,9
283,6 415,9 213,5
283,6 415,9 213,5
Totaal
821,0
877,1
908,2
910,3
913,0
913,0
Met het doel inzicht te geven in de nadere verdeling en ontwikkeling van de realisatie en raming van de aantallen fte’s, zoals deze worden onderscheiden binnen de categorieën non-actieven, wordt navolgens overzicht gepresenteerd. Ontwikkeling non-actieven
Langdurig zieken Ouderschapsverlof Seniorenverlof Overig niet-actieven Totaal
(x 1 fte)
1997
1998
1999
2000
2001
2002
70,2 99,0 14,0 13,7
75,2 106,0 15,0 14,7
77,7 109,6 15,5 15,2
77,3 109,1 15,4 15,1
77,6 109,4 15,5 15,1
77,6 109,4 15,5 15,1
212,8
225,4
234,4
236,7
237,0
237,0
Garanties (x f 1 000) 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002 e.v.
Garantieplafond Uitstaand risico per 1-1 Vervallen of te vervallen garanties Verleende of te verlenen garanties
38 875 – 265 45 628
84 238 – 305
83 933 – 350
83 583 – 403
83 180 – 463
82 717 – 533
82 184 – 613
Uitstaand risico per 31-12
84 238
83 933
83 583
83 180
82 717
82 184
81 571
Het betreft hier de bankgaranties voor hypothecaire leningen aan particuliere jeugdinrichtingen. Het feitelijke risico per 31-12-’96 bestaat uit de openstaande saldi van de hypothecaire leningen. Voor ’97 en verder zijn geen nieuwe bankgaranties voorzien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
200
03 Agentschap Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)
Algemeen Het CJIB maakt onderdeel uit van het Ministerie van Justitie en wordt langs twee lijnen aangestuurd. De door de Minister van Justitie benoemde Raad van Toezicht, waarin het Openbaar Ministerie en de Dienst Rechtspleging van het Ministerie van Justitie (DRp) vertegenwoordigd zijn, toetst het inningsbeleid van het CJIB en de uitvoering daarvan. Aldus wordt gewaarborgd dat de inning in de pas loopt met het executiebeleid van het Openbaar Ministerie. Het Ministerie van Justitie voorziet het CJIB van de benodigde middelen om zijn taken uit te oefenen en houdt daarnaast toezicht op een binnen de gestelde kaders doelmatige aanwending van die middelen. Aan het hoofd van het CJIB staat een algemeen directeur die eindverantwoordelijk is voor zowel het gevoerde inningsbeleid als voor het beheer. De inhoudelijke en beheersmatige sturing komen samen in de zogenaamde planning en controlcyclus. Op basis van een door de Raad van Toezicht gefiatteerd bedrijfsplan en begroting worden – na beoordeling en goedkeuring door het Ministerie van Justitie – middelen aan het CJIB beschikbaar gesteld. Het verantwoordingsproces verloopt langs dezelfde structuur.
Ontvlechting Het CJIB is sinds 1-1-’97 organisatorisch overgegaan van de Dienst Rechtspleging naar het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties. Deze overgang is gepaard gegaan met de ont- en invlechting van onder andere stafondersteuning en investeringsgelden. Omtrent enkele budgetten (stafondersteuning, Centrale SysteemOrganisatie) vindt nog overleg plaats met de Dienst Rechtspleging. Organisatie-ontwikkeling en financieel beheer In de loop van ’97 zal het organisatie-onderzoek bij het CJIB worden afgerond. De volledige financiële gevolgen van de implementatie van de veranderingen in de organisatie (herstructurering organisatie en aanpassingen functiebeschrijvingen) zijn nog niet bekend. Verwacht wordt dat een deel van de huidige functies opnieuw moet worden gewaardeerd. De beschrijving van de Administratieve Organisatie van de controlewerkzaamheden in het kader van het deurwaardersreglement is herzien en verbeterd. Hierbij is expliciet aandacht besteed aan de procedure van de interne controle. De richtlijnen zijn aangescherpt en een IC-functionaris is aangesteld. Intensivering dwangmiddel buitengebruikstelling Door een wijziging van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (Restyling Mulder) zal een intensivering van het dwangmiddel buitengebruikstelling van het voertuig plaatsvinden. Een en ander is bij het CJIB in onderzoek. In de loop van ’97 zal over de daadwerkelijke omvang van de uitvoeringskosten duidelijkheid ontstaan. Het CJIB heeft in de ramingen wel rekening gehouden met extra inzet van personeel als gevolg van deze wetswijziging. Sturing Sturing van het CJIB geschiedt onder andere op basis van een prestatiebegroting waarin kengetallen een vooraanstaande rol spelen. Deze kengetallen geven inzicht in de instroom van zaken, de interne verwerking daarvan, de daaraan verbonden kosten en de uitstroom van zaken. De kengetallen worden per bedrijfsproces in informatiemodellen gepresenteerd. Deze modellen vormen de basis voor het planningen controlmodel. Daarbij gaat het onder andere om de bedrijfsprocessen:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
201
– – – – – – –
Sancties opgelegd op grond van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeers voorschriften (WAHV) Geldboetes, opgelegd door de strafrechter Transacties ter voorkoming van verdere strafvervolging, aangeboden door het Openbaar Ministerie Naheffingsaanslagen voor gefiscaliseerde parkeermeter- en parkeerautomaatovertredingen Ontnemingsmaatregelen (Plukze) Schadevergoedingsmaatregelen (Terwee) Insluitingen (LCA).
Per bedrijfsproces wordt periodiek informatie op geaggregeerd niveau verstrekt over onder meer de volgende elementen:
Produktie Voor ’98 gaat het om de volgende aantallen.
WAHV-sancties
(aantallen)
Beginvoorraad 1-1 Instroom van nieuwe zaken Uitstroom van afgedane zaken Eindvoorraad 31-12
Boetevonnissen
1 400 000 4 690 000 4 690 000 1 400 000
(aantallen)
Beginvoorraad 1-1 Instroom van nieuwe zaken Uitstroom van afgedane zaken Eindvoorraad 31-12
OM-transacties
225 000 156 000 156 000 225 000
(aantallen)
Beginvoorraad 1-1 Instroom van nieuwe zaken Uitstroom van afgedane zaken Eindvoorraad 31-12
10 000 17 500 17 500 10 000
De aantallen voor de instroom van zaken wordt als basis gebruikt voor de opstelling van de jaarlijkse begroting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
202
Programmabaten Hierbij gaat in ’98 om de volgende baten.
WAHV-sancties Boetevonnissen OM-transacties
Aantal afdoeningen door betalingen
Gemiddeld bedrag (x f 1,0)
Ontvangsten (x f 1,0 mln)
4 500 000 110 000 11 400
97 637 491
438 70 6
Totaal
514
Het gemiddelde bedrag ontvangen bedrag per betaalde afdoening is afgerond op hele guldens. De ontvangsten zijn afgerond op miljoenen.
Effectiviteit Hierbij gaat het om de behandelduur van afgedane zaken (weergegeven in perioden) en om de ouderdom van nog in behandeling zijnde zaken (weergegeven in perioden). Het streven is er op gericht om in ’98 70% van de boetevonnissen binnen één jaar af te doen. Voor transacties, WAHV-sancties en naheffingsaanslagen geldt als doelstelling een afdoeningspercentage van 95% binnen één jaar. In ’97 wordt een percentage gehaald van respectievelijk 65 % en 95%. In 1995 werden percentages gehaald van respectievelijk 58 % en 95 %. In 1996 was dit respectievelijk 62 % en 95 %.
Kwaliteit Hierbij gaat het om het aantal beroepen gericht aan de Officier van Justitie, aan de Kantonrechter, om het aantal verzetten tegen verhaal en om het aantal ombudsman zaken. Bovenstaande kwaliteitsgegevens worden per kwartaal gepresenteerd en uitgesplitst naar ongegrond, niet ontvankelijk, gegrond, wijziging en onbekend. Kostprijs per produkt ’97
Aantallen (x 1000) WAHV-sancties boetevonnissen transacties
4 500 156 18
Kostprijs peringeKosten stroomde zaak (x f 1 mln) (x f 1) 38,3 0,4 6,3
8,5 20,6 44,2
Kostprijs per produkt ’98 e.v.j.
Aantallen (x 1000) WAHV-sancties boetevonnissen transacties
4 690 156 18
Kostprijs per Kosten ingestroomde (x f 1 mln) zaak (x f 1) 40,7 0,4 6,3
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
8,7 20,6 44,2
203
Toelichting Bovenstaande kostprijzen zijn niet volledig. Er kan nog geen rekening worden gehouden met de exploitatiekosten van de huisvesting. De kosten van de verschillende projecten die bij het CJIB lopen zijn niet aan de bovenstaande produkten toegerekend. Wel is inmiddels rekening gehouden met de kosten van het systeemonderhoud. De bovenstaande kostprijzen zijn berekend op grond van de instroom van zaken. Momenteel vindt een onderzoek plaats naar de integrale kostprijs per produkt. De uitkomsten van dit onderzoek worden eind ’97 verwacht. De kostprijs uit het onderzoek zal in tegenstelling tot de hierboven gepresenteerde kostprijzen op basis van output worden vastgesteld. Eind ’97 zullen op basis van output-financiering nieuwe kostprijzen tot stand komen. Deze kostprijzen worden betrokken bij de begrotingsvoorbereiding van ’99. Alsdan wordt het ook mogelijk gemaakt om naast de gepresenteerde kwaliteits- en effectiviteitskengetallen meerjarig zinvolle efficiency-cijfers te leveren. De specificatie van baten en lasten van het Centraal Justitieel Incasso Bureau
(x f 1 000) codering econ.
funct.
14 131 6 671 14 100 0
11 12 12 15
03.1 03.1 03.1 03.1
2 100 0 0
2 100 0 0
01
03.1
36 104
36 152
36 152
150 35 984 50 0
150 35 904 50 0
150 35 952 50 0
150 35 952 50 0
08
03.1
– 850
– 850
– 850
– 850
1997
1998
1999
2000
2001
2002
50 564
46 042
37 014
36 954
37 002
37 002
15 832 16 034 16 718 0
17 191 9 608 17 143 0
14 147 6 667 14 100 0
14 084 6 670 14 100 0
14 131 6 671 14 100 0
1 980 0 0
2 100 0 0
2 100 0 0
2 100 0 0
Totale baten
52 876
45 830
36 184
Opbrengst derden Opbrengst departement Rente Buitengewone baten
150 51 444 50 1 232
150 45 630 50 0
2 312
– 212
Totale lasten Apparaatskosten – personeel – materieel – bijzonder(deurwaarder) Rente Afschrijvingen – materieel Dotatie aan voorzieningen Buitengewone lasten
Saldo van baten en lasten
Toelichting baten en lasten
Algemeen Huisvesting Het CJIB heeft in ’97 tijdelijke huisvesting betrokken. Hiervoor is door het Ministerie van Justitie f 4,0 mln ter beschikking gesteld. Dit bedrag is verdeeld in f 2 045 000 ten behoeve van de noodzakelijke investeringen in onder meer inventaris en f 1 955 000 ter dekking van de exploitatiekosten. Momenteel is het CJIB op zoek naar permanente huisvesting. Voor de investering in structurele huisvesting is binnen het RGD compartiment van het Ministerie van Justitie reeds f 13 mln beschikbaar gesteld. Overschot ’97 Het overschot is als volgt opgebouwd. Het CJIB heeft ten behoeve van de inrichting van de tijdelijke huisvesting van het Ministerie van Justitie een investeringsbijdrage van f 2 045 000 ontvangen. Deze investeringsbijdrage dient niet ter dekking van de normale apparaatskosten. Het temporiseren
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
204
van de instroom van nieuw personeel en het tijdelijk lager inschalen van nieuw personeel kent een overschot van f 0,2 mln. De verwachte rente opbrengst bedraagt f 50 000.
Tekort vanaf ’98 Door de wijziging van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (Restyling Mulder) wordt er van het CJIB meer inspanning verwacht. Het CJIB heeft hiervoor structureel meer apparaatskosten geraamd. Deze apparaatskosten worden betrokken bij het onderzoek naar de omvang van de uitvoeringskosten veroorzaakt door de intensivering van het dwangmiddel buitengebruikstelling voertuig. Lasten ’98
Apparaatskosten De apparaatskosten (personeel, materieel en gerechtskosten) zijn ten opzichte van de meerjarencijfers ontwerp-begroting van ’97 substantieel gestegen van structureel f 29,2 mln naar f 34,8 mln. Dit wordt veroorzaakt door de volgende elementen. – – – – –
–
Een autonome groei van het aantal WAHV-sancties, 12 fte Intensivering van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften, 50 fte (gebiedsprojecten) Toevoeging van de landelijke coördinatie van arrestatiebevelen aan het takengebied, 7 fte Toename taken door een wijziging van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften, 12,7 fte (Restyling Mulder) Ontvlechting van de Dienst Rechtspleging. Dit gaat gepaard met de overheveling van budgetten, 5,8 fte (investeringsgelden, stafondersteuning, wachtgeld, accountmanager) Uitbreiding huisvesting, 3 fte.
Het aantal fte’s is door bovenstaande ten opzichte van de ontwerpbegroting ’97 gestegen van 184 naar 274,5 fte’s in ’98. Door deze sterke stijging heeft het CJIB in ’97 tijdelijke huisvesting betrokken. Een oplossing van de definitieve huisvesting wordt in de loop van ’97 verwacht. Het CJIB houdt voor ’98 rekening met een incidentele loonontwikkeling van 2,82 %. De gemiddelde loonsom zal van f 60 041,- in ’97 oplopen naar f 60 666,- in ’98. In de ramingen vanaf ’99 is geen rekening gehouden met de incidentele loonontwikkeling. Voorts is in de ramingen geen rekening gehouden met de organisatieontwikkeling van het CJIB. Zie opmerking organisatie-ontwikkeling.
Rente In verband met verantwoord liquiditeitsbeheer worden geen rentekosten verwacht. Afschrijvingskosten Door een sterke groei van het aantal fte’s en het betrekken van extra huisvesting heeft het CJIB begin ’97 sterk moeten investeren in inventaris en automatisering. Hierdoor zijn de afschrijvingskosten in ’97 toegenomen. Doordat deze investeringen voor het eerst in ’98 voor een heel jaar worden ingezet stijgen de afschrijvingskosten verder naar f 2,1 mln. De afschrijvingen zijn als volgt gesplitst.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
205
– – –
Inventaris Hardware/apparatuur Software
f 0,5 mln. f 1,5 mln. f 0,1 mln.
Dotaties aan voorzieningen Dotaties aan voorzieningen worden vooralsnog niet verwacht. Buitengewone lasten Buitengewone lasten zijn lasten die niet verband houden met de normale bedrijfsvoering van het CJIB. Vooralsnog verwacht het CJIB voor ’98 geen buitengewone lasten. Baten ’98
Opbrengst derden Voor ’98 verwacht het CJIB een vergoeding van f 150 000 voor de inning van de door de gemeente opgelegde naheffingsaanslagen ter zake van gefiscaliseerde parkeermeter- en parkeerautomaatovertredingen. Opbrengst departement Het CJIB wordt door het Ministerie van Justitie maandelijks van een bijdrage voorzien. In ’98 betreft de totale bijdrage f 45,5 mln. Ten opzichte de ontwerp-begroting ’97 (f 28,8 mln.) is de bijdrage met f 16,9 mln. toegenomen. Hieronder volgt een opsomming van deze toename: – – – – – – – – – – –
ten behoeve van verdere intensivering van WAHV (gebiedsprojecten) f 9,022 mln; ten behoeve van de verdere autonome groei van WAHV f 4,441 mln; door de overheveling van de afschrijvingsbijdrage van de Dienst Rechtspleging f 1,232 mln; door de overheveling van een accountmanager van de Dienst Rechtspleging f 0,100 mln; door de overheveling stafondersteuning van de Dienst Rechtspleging f 0,343 mln; ten behoeve van Restyling Mulder f 0,638 mln; door de toevoeging van de landelijke coördinatie arrestatiebevelen f 0,500 mln; door overheveling wachtgelders van de Dienst Rechtspleging f 0,171 mln; overige overheveling (centraal budget) f 0,044 mln; loonbijstelling f 0,070 mln; prijsbijstelling f 0,121 mln.
Bijzondere baten In het kader van de ontvlechting draagt de FDRO in ’97 zorg voor de daadwerkelijke vervangingsinvesteringen op het terrein van de automatisering (f 1,2 mln). Rente Het CJIB houdt voor ’98 rekening met een rente opbrengst van f 50 000,-. Buitengewone opbrengsten Voor ’98 en verder wordt vooralsnog geen rekening gehouden met buitengewone opbrengsten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
206
De specificatie van de rekening van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten: het kasstroomoverzicht van agentschap CJIB (x f 1 000) 1997
1998
1999
2000
2001
2002
Liquide middelen 1 januari
2 981
3 301
4 207
2 923
2 650
2 006
a. saldo van baten en lasten (exclusief investeringsbijdrage) 1b. gecorrigeerd voor afschrijvingen/mutaties voorzieningen 1c. gecorrigeerd voor mutaties in het werkkapitaal –>1.Kasstroom uit operationele activiteiten
2 312 1 980 0 4 292
– 212 2 100 0 1 888
– 850 2 100 0 1 250
– 850 2 100 0 1 250
– 850 2 100 0 1 250
– 850 2 100 0 1 250
0 – 4 022 50 – 3 972
0 – 982 0 – 982
0 – 2 534 0 – 2 534
0 – 1 523 0 – 1 523
0 – 1 894 0 – 1 894
0 – 2 808 0 – 2 808
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
3 301
4 207
2 923
2 650
2 006
448
2a. uitgaven onroerende zaken 2b. uitgaven overige kapitaalgoederen 2c. gecorrigeerd voor desinvesteringen –>2.Kasstroom uit investeringsactiviteiten 3a. lening moederdepartement 3b. investeringsbijdrage van het departement 3c. aflossingen –>3.Netto kasstroom uit financieringsactiteiten Liquide middelen 31 december
Toelichting kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten
Algemeen Het CJIB heeft als beleid dat de liquide middelen voldoende moeten zijn om aan de kort lopende verplichtingen te kunnen voldoen. De liquide middelen van f 2 981 000 aan het begin van ’97 zijn noodzakelijk om aan deze verplichting te kunnen voldoen. Verdere toename van de liquide middelen wordt niet voorzien. Zoals uit de ramingen blijkt heeft het CJIB niet elk jaar behoefte aan dezelfde hoeveelheid liquide middelen. Reserveren van liquide middelen voor kapitaaluitgaven van volgende jaren is noodzakelijk. De ramingen van de kapitaaluitgaven en ontvangsten geven bij ongewijzigde financiering een dalende liquiditeitsruimte weer. Zoals al reeds in de toelichting van de baten en lasten is gemeld, wordt onderzoek gedaan naar restyling Mulder.
Uitgaven onroerende zaken Het CJIB verricht geen uitgaven in onroerende zaken welke in de balans worden geactiveerd. Uitgaven overige kapitaalgoederen Onder de overige kapitaalgoederen worden door het CJIB uitgaven gedaan in hardware, standaardsoftware, apparatuur en inventaris. In ’97 is in verband met tijdelijke huisvesting een groot bedrag geïnvesteerd. Voor de planning van de kapitaaluitgaven maakt het CJIB gebruik van een (vervangings)investeringsplan. Doordat voornamelijk de vervanging van met name de grote computersystemen niet gelijkmatig over de jaren zijn verspreid, worden pieken in de kapitaaluitgaven voorzien. Investeringsbijdrage Ministerie van Justitie Als investeringsbijdrage wordt door het CJIB enkel die gelden gerekend die tot uitgaven (investeringen) leiden waarvan de verkregen goederen door het CJIB worden geactiveerd en afgeschreven. Het betreffen hier enkel uitgaven ten behoeve van hardware, standaard software, appara-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
207
tuur en inventaris. De uitgaven ten behoeve van primaire processen worden dus niet gerekend tot de investeringen maar tot de apparaatskosten. Het CJIB rekent de afschrijvingsmiddelen die beschikbaar komen uit haar normale bedrijfsvoering niet tot de investeringsbijdrage van het Ministerie van Justitie.
Opmerking: Bij het bovenstaande is voor ’98 en latere jaren geen rekening gehouden met het informatieplan van het CJIB. Dit informatieplan bevat onder andere aanpassingen/verbeteringen van de primaire processen en uitbreidingsinvesteringen. Voor ’97 is reeds een bedrag van f 5,0 mln ter beschikking gesteld. Omtrent het informatie/investeringsplan vindt overleg plaats met het Ministerie van Justitie. In een eerder stadium is reeds afgesproken dat het Ministerie van Justitie verantwoordelijk is voor de continuïteit van de primaire processen van het CJIB. Kengetallen Momenteel loopt er een kostprijs-onderzoek bij het CJIB. Gestreefd wordt om in de definitieve versie van deze begroting de kosten per produkt te presenteren. Personeel 1997
1998
1999
2000
2001
2002
Ambtelijk personeel – gemiddelde prijs (x f 1,-) – fte’s (aantal)
60 041 261
60 666 275
60 666 225
60 666 225
60 666 225
60 666 225
Post-actief personeel – wachtgelden (aantal natuurlijke personen)
3
2
2
2
2
2
Toelichting agentschapsbegroting CJIB 1997 Produkten
Inning van WAHV-sancties Inning van boetevonnissen Inning van OM-transacties Totaal
(x f 1 mln)
Afkorting
Kosten
Opbrengsten Min. van Justitie
WAHV Boetes Transactie
40,7 0,4 6,3
438 70 4
47,4
514
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
208
Financiering per produkt Ministerie van Justitie en derden in procenten Produkten
Inning van WAHV-sancties Inning van boetevonnissen Inning van OM-transacties Inning van naheffingsaanslagen
Afkorting
Min. van Justitie
Opbrengsten derden
WAHV boetes transacties naheffingen
100% 100% 100%
0% 0% 0% 100%
100
0
afkorting
(x f 1000)
%
WAHV boetes transacties
4 690 156 18
96% 3% 1%
4 864
100 %
Totaal
Toelichting agentschapsbegroting CJIB 1997 Produkten Inning van WAHV-sancties Inning van boetevonnissen Inning van OM-transacties Totaal
In de loop van ’97 zal naar verwachting voldoende inzicht verkregen zijn in de volledige kostenstructuur. Boekjaar ’98 zal vervolgens gebruikt worden om de eerste ervaringen daarmee op te doen, opdat vanaf boekjaar ’99 financiering kan plaatsvinden op basis van ’p * q’ berekening.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
209
04. Korps Landelijke Politiediensten 1. Algemeen Het Korps landelijke politiediensten (KLPD) maakt deel uit van één Nederlandse politie. Zijn positie wordt bepaald door zijn taken, zoals omschreven in hoofdstuk VI, artikel 38 van de Politiewet ’93. Het gaat hierbij om zowel zelfstandige en ondersteunende taken als om samenwerking met de overige korpsen. In het eerste geval dienen de taken voornamelijk het (inter-)nationale belang, in het laatste geval – gelet op de aard van de problematiek – de regionale/lokale belangen. Ten behoeve van het nationaal belang worden taken verricht met als doel de veiligheid en doorstroom van het verkeer en vervoer te land en te water te waarborgen, waarbij de milieuschade zoveel mogelijk wordt beperkt. Ook de rol van het korps in de (inter-)nationale informatiehuishouding op politiegebied is vitaal voor de politie als geheel. Een voorbeeld van ondersteuning en samenwerking voor een optimale taakuitoefening is het inzetten van specifieke recherchemiddelen bij rechercheonderzoeken van regionale korpsen.
Sturing De Raad voor het KLPD vervult een belangrijke rol in het bestuur en beheer van het KLPD. Zijn verantwoordelijkheden zijn in de Politiewet ’93 verwoord. De Raad stelt onder andere de begroting en de jaarrekening vast, die vervolgens ter goedkeuring aan de Korpsbeheerder wordt voorgelegd. Het afleggen van verantwoording aan de Korpsbeheerder over de taakuitoefening door het KLPD is ingebed in de planning- en controlcyclus. Als instrument wordt gebruik gemaakt van managementrapportages en managementgesprekken. Hierbij worden de beleidsprioriteiten aangegeven door de Korpsbeheerder. De actuele beleidsthema’s zijn de bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit, mobiliteit en veiligheid, handhaving van de milieu-wetgeving, openbare orde en rampenbestrijding, persoonsbeveiliging, logistieke dienstverlening, informatie-technologie en innoverende technologie. In deze begroting is onder meer opgenomen welk financieel aandeel bovengenoemde beleidsthema’s innemen binnen de begroting van het KLPD. 2. De indicatieve openingsbalans ’98 Onderstaand is opgenomen de indicatieve openingsbalans KLPD ’98. (x f 1 000) Activa
Balans 1998
Immateriële vaste activa Materiële vaste activa – Grond en gebouwen – Installaties en inventaris – Overige Voorraden Debiteuren Nog te ontvangen Liquide middelen
0 0 18 461 123 655 13 560 14 068 500 1 258
Totaal activa
171 502
Passiva
Balans 1998
Agentschapsvermogen – Algemene reserve Voorzieningen Crediteuren Nog te betalen.
148 360 10 298 9 244 3 600
Totaal passiva
171 502
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
210
Toelichting indicatieve openingsbalans ’98
Vaste activa De activa van het KLPD zijn per 1-1-’96 geïnventariseerd en vanaf dat moment zijn alle vervangingen, nieuwe investeringen en desinvesteringen vastgelegd in de activa-administratie. De activa wordt gewaardeerd op aanschafwaarde en lineair afgeschreven. In de onderstaande tabel is op hoofdgroep de historische aanschafwaarde aangegeven van de activa van het KLPD zoals deze per ultimo ’96 in de activa-administratie is opgenomen. Tevens zijn opgenomen de op historische basis gecalculeerde gecumuleerde afschrijvingen van deze activa. Op basis hiervan is de boekwaarde van de activa van het KLPD bepaald. (x f 1 000)
Activa groep
Aansch.waarde
Afgeschreven
Boekwaarde
0
0
0
Grond en gebouwen Installaties en inventaris – Totaal huisvesting – Totaal verbindingen – Totaal automatisering Overig – Opleiding – Totaal voertuigen – Totaal wapens & uitrust – Totaal operationele activiteiten
40 639 37 496 78 964
– 22 178 – 22 671 – 56 664
18 461 14 825 22 300
228 178 404 4 626 40 653
– 77 – 108 945 – 3 872 – 24 487
151 69 459 754 16 166
Totaal aanschafwaarde
381 010
– 238 894
142 116
Noot: Het KLPD heeft geen gebouwen, grond en terreinen in eigen bezit. Derhalve zijn deze posten niet geactiveerd. Om overeenkomstige reden zijn verbouwingen niet geactiveerd. Daarnaast zijn de informatie-systemen niet gewaardeerd. De vermelde waarde bij opleiding betreft hulpmiddelen. De post huisvesting betreft de activering van de voorzieningen die in gebouwen zijn aangebracht.
Debiteuren en voorraden De post debiteuren komt met name voort uit de activiteiten van de divisies Logistiek en de Informatie Technologie die hun diensten /c.q. goederen verkopen aan de regionale politiekorpsen. De opgenomen post voor handelsvoorraden betreft met name de bij de divisie Logistiek aangehouden voorraden dienstkleding, sportkleding, wapens etc.. Voorzieningen De op de balans opgenomen voorzieningen hebben betrekking op de verwachte kosten van groot onderhoud van materieel zoals vaar- en vliegtuigen. Agentschapsvermogen De post «Algemene reserves» vormt het agentschapsvermogen dat is bepaald als het saldo van activa en overige passivaposten op de balans.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
211
3. De begroting van baten en lasten van het agentschap KLPD (x f 1 000)
Totaal baten Opbrengst kerndepartement Opbrengst overige departementen Opbrengsten verkopen Opbrengst derden Totaal lasten Apparaatskosten Investeringsplan Kostprijs inkopen Afschrijvingskosten Buitengewone lasten Saldo van baten en lasten
1997 (kas)
1998
1999
2000
2001
2002
464 504 464 504 0 0 0 464 504 359 859 42 345 51 550 – 10 750 0
452 289 375 758 11 295 53 600 11 636 457 121 366 993 – 53 600 35 528 1 000 – 4 832
452 680 377 149 10 295 53 600 11 636 457 467 368 339 – 53 600 35 528 0 – 4 787
456 759 381 228 10 295 53 600 11 636 459 067 369 939 – 53 600 35 528 0 – 2 308
459 236 383 705 10 295 53 600 11 636 459 790 370 662 – 53 600 35 528 0 – 554
461 536 386 005 10 295 53 600 11 636 460 490 371 362 – 53 600 35 528 0 1 046
Econ.
functie
08 08
03.2 03.2
16
03.2
11
03.2 03.2
15 12
03.2 03.2
Toelichting op de begroting van baten en lasten De hiervoor gepresenteerde staat van baten en lasten wordt hierna per post nader toegelicht.
Opbrengst kerndepartement De in deze begrotingsopstelling opgenomen bijdragen van het kerndepartement zijn conform de op het bijdrage-artikel geraamde bedragen, verminderd met centrale automatiseringsbudgetten (f 33,5 mln) die op basis van ingediende projectplannen worden toegekend en de toevoeging en verrekening van de investeringsimpuls (+f 30 mln in ’97 en – f 10 mln ’98-’00). Ten behoeve van de aansluiting op de begrotingscijfers ’98 is hieronder de cijferreeks weergegeven. (x f 1 000) 1997 (kas)
1998
1999
2000
2001
2002
Bijdragen MvJ Nog niet toegewezen
527 641
399 320
400 711
404 790
417 267
419 567
– 63 137
– 23 562
– 23 562
– 23 562
– 33 562
– 33 562
Netto bijdrage kerndepartement
464 504
375 758
377 149
381 228
383 705
386 005
Voorts kan nog worden opgemerkt dat de tariefstelling voor de activiteiten van het KLPD nog in ontwikkeling is. Fasegewijs wordt gestreefd naar een procentuele toename van het deel van begroting dat op basis van p*qramingen zal worden toegewezen. De sturing vindt hier plaats via de planning en control-cyclus waarbij het kerndepartement aangeeft over welke (produktie) gegevens het KLPD verantwoording dient af te leggen. Deze zijn nader aangegeven in het hoofdstuk kerntaken.
Opbrengst overige departementen Het Ministerie van Binnenlandse Zaken levert het KLPD de financiering van het Landelijk Recherche Team (LRT) (f 8 mln structureel) en de bijdrage in de ombouw van de Walther P5 (f 1 mln in ’98). Daarnaast levert
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
212
het Kabinet Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse zaken (KABNA) een bijdrage van f 2,3 mln in de kosten van de Dienst Recherchesamenwerking Nederlandse Antillen en Aruba i.o.
Opbrengst verkopen Dit betreft de opbrengsten uit de verkoop van handelsgoederen en IT-produkten van de divisies Logistiek en Informatie-Technologie (IT). De divisie Logistiek verwacht circa f 28,1 mln te ontvangen uit de verkoop van dienstkleding, wapens, munitie etc. aan de Politieregio’s. De divisie IT verwacht circa f 25,5 mln te ontvangen uit de levering van IT-produkten aan de Politieregio’s. Overige opbrengsten Het betreft hier ontvangsten die het KLPD verwacht te genereren uit het doorberekenen van de kosten van uitgeleend personeel, de verkoop van (afgeschreven) activa via Dienst der Domeinen en overige door het divisies van het KLPD op aanvraag van derden geleverde diensten (niet zijnde IT of Logistiek). Apparaatskosten De apparaatskosten omvatten de personele en de materiële exploitatiekosten van het KLPD. Onder de personele kosten vallen de kosten van het actief, post-actief en niet regulier personeel alsmede de kosten voor opleiding en vorming en overige personeelsgebonden kosten. De raming van de kosten van het actief personeel is gebaseerd op een bezetting van 2 971 fte. Onder de materiële kosten vallen de (onderhouds)kosten voor automatisering, verbindingen, voer-, vlieg- en vaartuigen alsmede de huisvestingsen beheerskosten. Ook de kosten van de inhuur van externe deskundigen worden hier verantwoord. De verdeling over personeel en materieel is in onderstaand overzicht weergegeven. Apparaatskosten KLPD
Personele kosten Materiële exploitatie-kosten Totaal apparaatskosten
(x f 1 000)
1997 (kas)
1998
1999
2000
2001
2002
276 425
285 563
286 909
288 509
289 232
289 932
87 779
81 430
81 430
81 430
81 430
81 430
364 204
366 993
368 339
369 939
370 662
371 362
In dit overzicht is geen rekening gehouden met de kosten van automatiseringsprojecten die ten laste komen van de centrale budgetten voor automatisering ad. f 33,5 mln) die het kerndepartement aanhoudt. Dit omdat slechts een (nog onbekend) deel van deze budgetten vrij zal vallen voor IT-projecten op basis van een door Binnenlandse Zaken en Justitie goed te keuren begroting van de IT-organisatie van het KLPD. Wel opgenomen in de exploitatiekosten zijn de bijdragen die het KLPD levert aan een aantal instituten en projecten. Het betreft de navolgende bijdragen:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
213
(x f 1 000) Jaar
1998
Bijdrage Interpol Bijdrage Politieel PIatform Infovoorzien. Bijdrage Accacia Bijdrage Ien Dales fonds
1 200 450 125 30
Totaal bijdragen
1 805
Kostprijs inkopen Hier opgenomen zijn de inkoopkosten van handelsgoederen en IT-produkten van de divisies Logistiek en IT welke oplopen tot een bedrag van f 53,6 mln. Afschrijvingskosten De in de Staat van baten en lasten vermelde afschrijvingskosten betreffen de aan de historische aanschafwaarde gerelateerde afschrijvingskosten vanaf het begrotingsjaar ’98. De duur van de afschrijvingstermijn is per groep van gelijksoortige activa vastgelegd. Bij het KLPD worden de navolgende afschrijftermijnen gehanteerd.
Activa
Afschrijvings termijn
Inventaris/installaties Computerhard-/software Vervoermiddelen Vaartuigen Technische installaties vaartuigen Vliegtuigen Helikopters Zend- en ontvang apparatuur Mobiele communicatie Opsporingsapparatuur
10 Jaar 5 Jaar 4 Jaar 20 Jaar 6 Jaar 16 Jaar 18 Jaar 10 Jaar 8 Jaar 5 Jaar
Buitengewone lasten Hier zijn de incidentele kosten van de ombouw van de Walther P5 van f 1 mln opgenomen. Saldo van Baten en lasten De invoering van de agentschapsstatus per 1-1-’98 betekent voor het KLPD het verder doorvoeren en ontwikkelen van efficiencyverhogende maatregelen. De invoering hiervan en de uiteindelijke resultaten lopen naar verwachting niet gelijk op met de afnemende groei in de bijdrage van het kerndepartement. Voor ’98 en latere jaren betekent dit dat vooralsnog rekening wordt gehouden met een (afnemend) exploitatietekort. Het (verwachte) exploitatietekort in 1998 zal ten laste van de algemene reserve worden gebracht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
214
4. Kasstroomoverzicht ’98 – ’02 Het kasstroomoverzicht voor de periode ’98-’02 ziet er als volgt uit. (x f 1 000) 1996 kas
1997 kas
1998
1999
2000
2001
2002
Saldo Liquide middelen
n.v.t.
n.v.t.
1 258
1 258
1 258
1 258
1 258
1a saldo van baten en lasten 1b Gecorrigeerd voor afschrijvingen 1c Gecorrigeerd mutaties werkkapitaal => kasstroom operationele activiteiten
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
– 4 832 35 528 0 30 696
– 4 787 35 528 0 30 741
– 2 308 35 528 0 33 220
– 554 35 528 0 34 974
1 046 35 528 0 36 574
2. Kapitaal-uitgaven 2.a Uitgaven onroerende zaken 2.b Uitgaven overige kapitaalgoederen 2.c Aflossingen lang lopende leningen => Kasstroom uit investeringsactiviteiten Kapitaalontvangsten
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
0 30 696
0 30 741
0 33 220
0 34 974
0 36 574
30 696
30 741
33 220
34 974
36 574
3a Leningen kerndepartement 3b Investeringsbijdrage departement 3c Correctie voor desinvesteringen 3d Investeringsbijdragen uit verkoop IT-producten => Kasstroom uit financieringsact.
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
Saldo liquide middelen
n.v.t.
n.v.t.
1 258
1 258
1 258
1 258
1 258
Binnen de huidige ontwerp-begroting zal in ’98 vervanging moeten plaatsvinden van de afgeschreven activa. De beschikbare financiële ruimte voor investeringen over de periode ’98-’05 (de gemiddelde afschrijvingstermijn van 7 jaar) bedraagt f 35,5 mln. Op basis van een ideaalcomplex bedraagt de vervangingsbehoefte voor activa in ’98 circa f 42 mln. Mede in relatie tot de taak-middelen beoordeling die in ’97 is opgestart zal binnen het investeringsprogramma prioritering plaatsvinden, onder andere door te bezien in hoeverre bepaalde vervangingen daadwerkelijk nodig zijn. 5. Kerntaken/kengetallen
Personele kengetallen Onderstaand wordt een aantal kengetallen reeksen weergegeven. Het betreft hier de incidentele loonontwikkeling, de ontwikkeling van het post-actief personeel alsmede de opbouw van de gemiddelde loonkosten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
215
Ontwikkeling en opbouw gemiddelde loonkosten 1997
1998
1999
2000
2001
2002
253 301 100.0
254 537 100.5
255 237 100.8
255 937 101.0
256 637 101.3
257 337 101.6
2 971
2 971
2 971
2 971
2 971
2 971
Post-actief personeel Wachtgelders in fte FLO’ers in fte
100 54
96 61
96 70
86 81
81 86
76 86
Gemiddelde loonkosten actief personeel
85.3
85.7
85.9
86.1
86.4
86.6
Ontwikkeling loonkosten – Totaal actief personeel – in % (1996 = 100%) Opbouw gem pers. aantallen in fte
Kerntaken De baten-begroting kan naar speerpunten van beleid worden toegespitst. In samenspraak met de Korpsbeheerder zijn door het KLPD kerntaken geformuleerd waarop de speerpunten van beleid nader worden ingevuld. In onderstaand overzicht is een indicatieve onderverdeling naar deze kerntaken per divisie weergegeven. (x f 1 mln)
Kerntaak
Mob
Ond
Mobiliteit Veiligheid Criminaliteit Milieu Persoonsbeveiliging Dienstverlening logistiek Dienstverlening IT Interne dienstverlening Korpsbrede activiteiten
34,0 41,9 30,6 26,1
13,8 4,8 32,8 18,8
Totaal
CRI
71,5
LRT
KDB
IT
Log
Diasp Dib Staf
Totaal
%
47,8 46,7 143,1 44,9 25,2
10,6 10,3 31,7 9,9 5,6
40,8 43,8
9,0 9,7
40,4
40,4
8,9
19,6
19,6
4,3
60,0
452,3
100,0
8,2 25,2 40,8 43,8
132,6
70,2
71,5
8,2
25,2
43,8
40,8
Produktiegegevens In 1995 is een aanvang gemaakt met het kwantificeren van de output van het KLPD in producten en diensten als onderdeel van de planning- en controlcyclus. Hiermee worden historische reeksen opgebouwd om normeringen te bepalen met betrekking tot de activiteiten van de organisatie. Door middel van hantering van kostendragers kan dan vervolgens een koppeling worden gelegd naar de geldstroom in de planning- en controlcyclus ten behoeve van financieringsvraagstukken. In het navolgende overzicht zijn per kerntaak relevante produkten, activiteiten dan wel de inzet die hierop wordt gepleegd, aangegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
216
Productiegegevens
Produkten, activiteiten en output Mobiliteit Wegverkeer Snelheidscontroles * Controles wegverkeer Blaasproeven alcoholcontroles Water Controles beroeps- en recreatievaart Controle visserij Lucht Verkeersinformatie – en overige vluchten Risk-carriers, brevet-controles en evenementen Openbare Orde en Veiligheid Inzet mobiele communicatie unit Vluchten voor overzicht, beeldregistratie, hulpverlening en communicatie Inzet beredenen bij groot- en kleinschalig politie-optreden Inzet beredenen bij ceremoniële en representatieve taken Criminaliteit Gekwalificeerde technische ondersteuning van operaties STO inzet naar aanleiding van convenant Ontwikkeling / verbetering van technische hulpmiddelen Beveiliging informatie en/of communicatie Inzet honden Keuringen honden Training, opleiding, africhting honden Inzet beredenen bij vee- & paardenhouderij en voorkoming misdrijven Vluchten voor OT, AT, transport, verbindingen en overige acties Inzet recherche informatie Recherche expertise Adviezen en rapporten Onderzoeksrapporten Specialistische ondersteuning en operatie analyse Ontwikkeling methoden technieken en instrumenten Kennisoverdracht Criminaliteitsbeeldanalyse Berichtenbehandeling en bemiddeling Bemiddeling Signalering in OPS en NSIS Advisering Vertalingen Havank/Quick check Milieu Surveillance en gerichte controles beredenen Vluchten voor handhaving en gerichte acties, (incl. Taken in kustwachtverband) Controles afvalstoffen weg en water Controle oppervlakte water Combicontrole vaartuigen en gevaarlijke stoffen Controle geluidsemissie luchtverkeer Persoonsbeveiliging Koninklijke en Diplomatieke beveiliging Vluchten voor verkenning en beveiliging Logistieke dienstverlening Omzet handelsgoederen Kosten ombouw Walther P-5 IT-dienstverlening Inzet m.b.t. telematica standaards en applicaties Inzet m.b.t. communicatie infrastructuren Projecten
1996 realisatie
1997 doelst.
1998 prognose
Meeteenheid
676 000 43 000 76 000
650 000 43 000 90 000
800 000 43 000 120 000
p.v.’s. controles controles
6 800
6 500
7 150 5 000
controles controles
1 000
1 000 320
vlieguren controles
21
30 1 000 41 000 3 120
30 1 000 41 000 3 120
aantal vlieguren uren uren
1 518 1 182 44 821 8 808
1 400 1 300 40 000 7 000 7 620 1 500 10 080 3 120 1 975 310 200
1 400 1 300 40 000 7 000 7 620 1 500 10 080 3 120 1 800 310 200
uren uren uren uren uren uren uren uren vlieguren uren
38 592 18 492 4 690 32 160 12 060 1 340
38 592 18 492 4 690 32 160 12 060 1 340
uren uren uren uren uren uren
95 642 68 274 7 700 11 000 61 250
90 000 60 000 10 000 12 500 63 500
aantal aantal aantal aantal aantal
3 120 3 000 2000 750 2000
3 120 2 750 2 500 750 2 500 400
uren vlieguren controles controles controles uren
166 665 25
155 470 25
uren vlieguren
28,0 mln 1,5 mln
30,1 mln 7,5 mln
28,1 mln 1,0 mln
bedrag bedrag
95 796 193 433 22 075
97 100 187 950 27 560
128 693 137 394 55 213
uren uren uren
2 055 1 000 740
* De groei van het aantal snelheidscontroles van 650 000 in ’97 naar 800 000 in ’98 is toe te schrijven aan de intensivering van de verkeershandhaving door middel van de gebiedsprojecten. Voor het KLPD betreft dit extra controles op de A9. Financiering vindt plaats door middel van nog toe te kennen projectsubsidies in plaats van de gebruikelijke vergoeding per uitgeschreven procesverbaal.
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk VI, nr. 2
217