Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
29 800 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2005
26 824
Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek voor gevallen van verborgen schade door letsel of overlijden.
Nr. 67
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 23 november 2004 De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 28 oktober 2004 overleg gevoerd met minister Donner van Justitie over: – de brief van de minister van Justitie d.d. 21 juni 2004 inzake mogelijk trage afhandeling van letselschadezaken (29 200-VI, nr. 168); – vragen van de leden Van der Laan en Dittrich over de mogelijk trage afhandeling van letselschade d.d. 22 maart 2004 (Aanhangsel vergaderjaar 2003–2004, nr. 1789); – brief van de minister van Justitie d.d. 30 augustus 2004 inzake deskundigenonderzoek naar matiging (26 824, nr. 10). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, C q örüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Kant (SP), Wolfsen (PvdA), Azough (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Lazrak (Groep Lazrak). Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer (SP), Arib (PvdA), Karimi (GroenLinks), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van As (LPF), Örgü (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD).
Mevrouw Van der Laan (D66) merkt op dat de afhandeling van letselschadezaken vaak jaren duurt, zodat mensen ook nog het slachtoffer worden van allerlei bureaucratische structuren en regels. Na verkeersongevallen in 1989 en 1992 is er nu nog steeds geen eindvonnis over schadevergoeding, of de schadevergoeding is nog steeds niet uitgekeerd door de verzekeraar, ondanks de beslissing van het gerechtshof. Na een uitzending van het televisieprogramma Radar kwamen er 60 000 telefonische reacties. Er zijn jaarlijks meer aanvragen voor een vergoeding voor letselschade dan voor bijstand. Is bekend hoe vaak slachtoffers van letselschade een beroep doen op de bijstand of de WW in de periode dat zij nog geen schadevergoeding hebben gekregen? Het is van groot belang dat er inzicht is in de omvang van deze problemen, maar de verzekeraars willen hierover geen gegevens leveren. De minister geeft in de brief geen blijk van een gevoel van urgentie, maar vooral van een laissez faire-mentaliteit. Hij streeft naar een mentaliteitsverandering, zodat de partijen er zelf uitkomen, maar het is inmiddels wel duidelijk dat dit niet lukt. Er is een project gestart bij de universiteit van Tilburg, onder leiding van prof. Barendrecht, om te komen tot bepaalde normen voor de afwikkeling van letselschade. Is dit project bijna afgerond? In Frankrijk zijn met de wet-Badinter ook normen gesteld voor de afwikkeling van letselschadezaken. Daarnaast moet er ruimte zijn voor maatwerk. Als iemand een
KST81834 0405tkkst29800VI-67 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI en 26 824, nr. 67
1
1
cognitieve stoornis heeft opgelopen, is dat ernstiger voor iemand met een wetenschappelijke baan dan met lopendebandwerk. Er zou een instituut moeten worden ingesteld dat de Tilburg-normen verder ontwikkelt en toepast, zodat de burgers en de verzekeringsmaatschappijen daar bindend advies kunnen inwinnen. Op deze manier kan er sneller worden gewerkt, wordt de uitkomst meer voorspelbaar en hoeft er minder vaak een beroep op de rechter gedaan te worden. Bij bepaalde rechtbanken zou expertise over dit soort zaken moeten worden opgebouwd, zodat niet bij elke rechtszaak opnieuw het wiel moet worden uitgevonden. De schadevergoeding kan in vergelijkbare zaken met een factor tien verschillen. De Orde van advocaten heeft voorgesteld om over te gaan naar een no cure, no pay-systeem. Is de minister bereid om op dit gebied een proefproject op te zetten? Als de partijen het eens zijn over een gedeelte van het bedrag, kunnen verzekeraars worden verplicht om dat alvast aan het slachtoffer uit te betalen, terwijl de slachtoffers verder kunnen procederen, als zij een hoger bedrag willen. De verzekeringsmaatschappijen willen dit over het algemeen niet, omdat zij dit als een drukmiddel hanteren. De heer Wolfsen (PvdA) merkt op dat er al verschillende keren schriftelijke vragen zijn gesteld over dit onderwerp. Volgens de brief van de minister zijn er gemiddeld genomen geen problemen bij de afhandeling van letselschade, maar dat zegt niet zoveel. De afwikkeling van letselschade verloopt niet zelden stroef, zodat een mentaliteitsverandering noodzakelijk lijkt. Het streven van de minister is dat de procedures sneller, minder duur, minder conflictueus en minder belastend worden. Die lange procedures zijn zorgwekkend, omdat zij traumatiserend kunnen zijn. De taak van de overheid is volgens de minister beperkt, omdat slechts 1 tot 5% van de zaken bij de rechtbank komt. Er zou onderzocht moeten worden waarom mensen schromen om naar de rechtbank te gaan. Veel mensen gaan niet naar de rechtbank, omdat de procedures erg lang duren. Sommige verzekeraars dreigen zelfs om te gaan procederen, omdat het slachtoffer dan nog verder van huis is. Kan de minister nagaan hoeveel procedures bij de rechtbanken langer duren dan een, twee of drie jaar? Het project normering moet leiden tot een soort gedragscode, maar het Verbond van verzekeraars heeft gemaild dat het ernaar uitziet dat de partijen er op onderdelen niet uitkomen. Kan de minister hierbij sturend optreden? In Trouw stond onlangs dat de minister het probleem niet serieus neemt, omdat hij alleen maar met verzekeraars spreekt. Heeft hij ook met advocaten en slachtoffers van letselschade gesproken? Er is een rondetafelgesprek geweest over het rapport van de Stichting De Ombudsman (Just04–327), waarbij iedereen van mening was dat het anders en vooral beter moet. Stichting De Ombudsman heeft geadviseerd om een jaarlijkse hoorzitting te houden in de Tweede Kamer, waarin de voortgang wordt besproken. Verder kunnen deze klachten worden verzameld bij een meldpunt voor mensen die vastlopen met hun procedure. Als een procedure langer dan drie jaar duurt, zou de verzekeraar deze moeten melden bij de ombudsman voor verzekeringen, die kan nagaan wat er aan de hand is. Stichting De Ombudsman kan het verschil van mening vervolgens voorleggen aan de kantonrechter, die een beslissing kan nemen over de termijnen, de procedure of concrete normen. Er bestaat al een procedure dat men zich op vrijwillige basis kan richten tot de kantonrechter, mits beide partijen het eens zijn. Dat kan zonder advocaten, zodat het niet zoveel kost. Er zou ook jaarlijks een lijst moeten worden gepubliceerd van de procedures bij verzekeraars die langer dan een, twee of drie jaar duren. Daarbij kan ook worden onderzocht welke verzekeraars wel of geen voorschot op de schadevergoeding geven, zodat er inzicht wordt verkregen in de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI en 26 824, nr. 67
2
omvang van deze problemen. Dit kan op vrijwillige basis gebeuren of worden afgedwongen via de wet. De letselschadezaken kunnen in overleg met de Raad voor de rechtspraak op projectmatige basis worden behandeld. Er kan ook een landelijke, specialistische kamer voor worden ingesteld. Een algemeen probleem is dat er bijna geen onafhankelijke adviezen van deskundigen zijn te krijgen, omdat de meeste in loondienst zijn bij een van de betrokken partijen. Als iemand een WAO-uitkering heeft gekregen op grond van letselschade, waarbij de uitkering door UWV wordt verhaald op de verzekeraar, kan deze zaak dan worden heropend bij de verzekeraar, als de WAO grotendeels wordt afgeschaft, zoals het kabinet van plan is? Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) onderstreept dat de minister en de Kamerleden allerlei oplossingen hebben aangedragen voor de ernstige problemen, die in sommige gevallen ontstaan. Als de afwikkeling van letselschadezaken minder tijd en geld kost, wordt deze minder belastend voor de slachtoffers. Daarom stelt de minister voor om de schadebedragen te normeren. Als het om letsel aan personen gaat, is maatwerk van groot belang. Het aansprakelijkheidsrecht houdt in dat er volledige schadevergoeding kan plaatsvinden. Daarom verdient het aanbeveling om niet vooraf bedragen vast te stellen voor verschillende soorten letsel, maar een kader te scheppen waar de hoogte van de schadevergoeding aan moet voldoen. Behalve wetgeving is zelfregulering, waarbij de verantwoordelijkheid van de verzekeraars in stand wordt gehouden, een belangrijk instrument. Een meer menselijke aanpak van de verzekeraars kan hun imago ten goede komen. Als de schaderegeling soepeler verloopt, kunnen de kosten voor verzekeraars ook afnemen. Wat is de opvatting van de minister hierover? Er wordt nagedacht over een verplichte verzekering voor beroepsrisico’s ter vervanging van de aansprakelijkheid van werkgevers. Er wordt ook gewerkt aan verbetering van het onafhankelijk medisch advies, in samenwerking met de sector en de universiteiten. Wat is de stand van zaken hierbij? De kern van de zaak is dat rechtvaardigheid en erkenning heel belangrijk zijn als genoegdoening voor de slachtoffers. Voorkomen moet worden dat er een conflict ontstaat dat met het mes op tafel wordt uitgevochten, waarbij men niet uit de loopgraven komt en er juridisering optreedt. Daarom is het van groot belang dat de minister inzet op mentaliteitsverandering. Het proces van normering kan er ook aan bijdragen dat er geen verharding plaatsvindt. Een schaderegeling moet vooral een gezamenlijke zoektocht zijn, waarbij rechtshulpverleners en verzekeraars in redelijkheid tot een oplossing proberen te komen. De heer De Wit (SP) vraagt of de minister alleen met de verzekeraars heeft gesproken of ook met de letselschadeorganisaties ASP en WAA, die op de hoorzitting zijn geweest. In de brief schrijft de minister dat het de slachtoffers gaat om erkenning en om herstel van de situatie van voordat het letsel optrad. Dat laatste is vaak niet mogelijk. Daarom gaat het de slachtoffers veelal om genoegdoening of compensatie voor de schade die is veroorzaakt. Er is geen grondig onderzoek gedaan naar wie er wel of niet procedeert. Het feit dat het slechts in 1 tot 5% van de gevallen tot een rechtszaak komt, kan ermee samenhangen dat de procedures erg lang duren, omdat de verzekeraars de procedures kunnen traineren. Voor mensen met een laag inkomen is het riskant om te procederen. Als mensen gebruikmaken van gefinancierde rechtshulp, komen de kosten van de procedure en van deskundigen voor hun rekening, als zij de zaak verliezen. Mensen die net buiten de gefinancierde rechtshulp vallen, moeten alle kosten voor hun rekening nemen, terwijl zij vaak ook een relatief laag inkomen hebben. Volgens de letselschadeadvocaten wordt er alleen in de meest schrijnende
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI en 26 824, nr. 67
3
gevallen geprocedeerd en dan nog alleen door mensen die het kunnen betalen. Het grondwettelijk beginsel van de toegang tot het recht, dat door de overheid moet worden gewaarborgd, komt hiermee in het geding. De wetgever moet hiervoor een oplossing zoeken. Het voorstel om een instituut in Tilburg in te stellen sluit aan bij het idee van het instituut voor asbestslachtoffers. De achterliggende gedachte is dat een dubbele lijdensweg moet worden voorkomen en dat de schade op een objectieve manier moet worden geregeld. Uniformering en normering moeten er niet toe leiden dat men op een laag, vlak gemiddelde uitkomt, omdat het bij letselschadezaken vaak aankomt op de details, zodat zaken moeilijk met elkaar te vergelijken zijn. Door letseladvocaten is voorgesteld om te komen tot een scheidsgerecht, dat een aantal beslissingen kan nemen over de oorzakelijkheid en de ontvankelijkheid, zodat de procedure kan worden versneld. Een ander voorstel is om door de overheid een deskundigenfonds in te laten stellen. De functie van de deskundige is om voorlichting te geven aan de rechter. In het socialeverzekeringsrecht wordt een deskundige benoemd door de bestuursrechter of de centrale raad van beroep, en de kosten daarvan worden niet aan de procederende partijen doorberekend. De heer Eerdmans (LPF) heeft als justitiewoordvoerder veel met slachtoffers van geweld gesproken. Voor deze mensen is financiële genoegdoening voor de geleden schade heel belangrijk. De kwetsbare groep van mensen die letselschade hebben ondervonden, moet het in de strijd om compensatie opnemen tegen de verzekeraars, die een grote kennisvoorsprong hebben. Deze kunnen daardoor meer gewicht in de schaal leggen bij Vrouwe Justitia en hebben grote invloed op de afhandeling van de zaak, bijvoorbeeld doordat zij dossiers onnodig lang op het bureau laten liggen. Hierbij kan er sprake zijn van een uitrooktactiek. Als mensen heel lang moeten wachten, kunnen zij op een gegeven ogenblik niet anders dan akkoord gaan met een bepaalde afdoening. In Trouw stond een verhaal over iemand met een dwarslaesie, waarover acht jaar lang verschillende medische adviezen werden ingewonnen, zonder dat het tot een afdoening kwam. Door dit procedureleed, dat wel secundaire victimisatie wordt genoemd, kan extra psychische schade ontstaan. Het lijkt goed nieuws dat slechts 1 tot 5% van de letselschadezaken bij de rechter terechtkomt en de rest elders wordt afgehandeld. Hierbij wordt de oude rekenstandaard van de jurisprudentie gehanteerd, maar als er zo weinig jurisprudentie over is, zijn hierover geen conclusies te trekken. De heer Eerdmans stelt voor om geanonimiseerde gegevens over alle regelingen die door verzekeraars worden getroffen, beschikbaar te stellen, zodat er kan worden gepubliceerd over hoe er wordt gehandeld en waarom. Het no cure, no pay-systeem kan letselschadeadvocaten motiveren om zaken aan te nemen en tot een goed einde te brengen. Mensen met weinig geld kunnen hier ook baat bij hebben, als het gaat om een zaak waar zij om financiële redenen niet aan kunnen beginnen, maar die met succes wordt afgerond. In Engeland, Frankrijk en België zijn goede ervaringen opgedaan met normering. Het is te hopen dat het project van prof. Barendrecht met niet al te veel polderoverleg kan worden afgerond. Er komen wetsvoorstellen over affectieschade en over de collectieve afwikkeling van massaschade. Er zijn ook particuliere initiatieven op dit gebied, zoals het nationaal platform personenschade en websites over slachtofferhulp en letselschade. De heer Eerdmans stemt in met de voorstellen om als Kamer jaarlijks een overzicht van deze zaken te bespreken in een hoorzitting, om een meldpunt in te stellen, om beide partijen naar de kantonrechter te laten gaan en om te zorgen dat zij alvast akkoord kunnen gaan met een gedeeltelijke uitbetaling.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI en 26 824, nr. 67
4
De heer Luchtenveld (VVD) is van mening dat er op meer punten actie moet worden ondernomen dan in de uitvoerige brief van de minister wordt aangekondigd, omdat het van groot belang is dat het recht toegankelijk is voor iedere burger. Het komt voor dat de procedure dermate wordt vertraagd door de aard van de problematiek en door de verzekeraars dat de kosten om de procedure voort te zetten niet meer opgebracht kunnen worden. Daardoor komen sommige mensen noodgedwongen tot een schikking voor een lager bedrag dan waar zij eigenlijk recht op hebben. Anderen haken helemaal af en blijven met lege handen en soms met ongedekte kosten achter, waardoor er behalve van letselschade sprake is van onnodig extra leed. Een mogelijke oplossing is om uit te keren, zodra er overeenstemming is over onderdelen van de schade, of om vaker te werken met een voorschotbetaling. Dit moet niet alleen afhankelijk zijn van de goede wil van de verzekeraar. Een andere mogelijke oplossing is mediation, waarbij wel sprake moet zijn van voldoende deskundigheid op het gebied van letselschade. Dit hoeft niet in te houden dat men uitkomt op het midden of op het maximum dat men na jaren procederen zou verkrijgen. Het gaat erom dat een voor beide partijen bevredigende uitkomst relatief snel kan worden bereikt. Bij de hoorzitting werd naar voren gebracht dat genoegdoening vooropstaat en dat de financiële kant minder belangrijk is. Een ander probleem is dat veel deskundigen in dienst zijn van verzekeraars en voor een terughoudende opstelling kiezen, die meestal geen klacht op grond van het medisch tuchtrecht rechtvaardigt, waarna men ook nog een letselschadeprocedure zou moeten beginnen. De hiervoor benodigde heronderzoeken, tijd en financiële middelen zouden een grote belasting voor het slachtoffer vormen. De heer Luchtenveld heeft voorgesteld om tot meer onafhankelijke medische advisering te komen door WAO-artsen of andere medische of arbeidsdeskundigen in te schakelen. De letselschadeadvocaten zijn erg laat betrokken bij het onderzoek van de ombudsman. Het verdient aanbeveling om ook met hen te spreken en om nader materiaal te verzamelen bij de rechtbanken. Het is de vraag of de kantonrechter de aangewezen instantie is om een oordeel te vellen over deze ingewikkelde zaken. Er kan ook worden gedacht aan een gespecialiseerde kamer bij een rechtbank of gerechtshof. Het antwoord van de minister De minister van Justitie merkt op dat letselschade een omvangrijk probleem is, waarbij een groot aantal belangengroeperingen een rol spelen en waarbij het gaat om fundamentele vragen over wie aansprakelijk is, de causaliteit en de omvang van de schade. Het kan gaan over verkeers- of arbeidsongevallen, waar grote verschillen tussen zijn. Letselschade is een containerbegrip, dat wel iets zegt over het effect, maar niet over de oorzaak. Over sommige onderdelen kunnen algemene regels worden opgesteld, maar het gaat in wezen om een conflict tussen twee partijen, waarbij de ene schade heeft veroorzaakt en de andere schade heeft geleden. Daarvan afgeleid is het conflict tussen de verzekeraars van de ene en de andere partij. Deze conflicten vallen in beginsel onder het civiele recht. Als de Kamer hier meer aandacht aan besteedt, kan dat ertoe leiden dat er een beroepsinstantie in het leven wordt geroepen voor conflicten waar de partijen onderling niet uit kunnen komen. De algemene lijn is om te zorgen dat de druk op de verzamelde partijen om tot een oplossing te komen zo groot mogelijk is. Zodra een van de partijen meent dat het makkelijker is om via de overheid zijn zin te krijgen dan door er gezamenlijk uit te komen, kan het hele proces worden vertraagd, behalve als de overheid bereid is om in het conflict te stappen en een volksverzekering voor letselschade op te zetten, maar dan wordt het een publiekrechtelijke aangelegenheid. Er zijn de afgelopen jaren wel stappen gezet op deelterreinen. In 1997 is
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI en 26 824, nr. 67
5
de Stichting personenschade-instituut opgericht als kenniscentrum voor verzekeraars dat tot doel heeft om het inzicht in de schadebehandeling te verbeteren. In 1998 is het Nationaal platform personenschade opgericht door het Verbond van verzekeraars, ANWB, Slachtofferhulp Nederland en de expertisebranche, waarbij de advocaten toehoorder kunnen zijn. In 2000 is de brochure «Schade regelt u zo» verschenen. In deze brochure is ingegaan op de voorlichting aan slachtoffers over de afwikkeling van schade, maar hierover zijn wellicht meer gespecialiseerde brochures nodig. In het recente besluit over verplichte verzekering bij medischwetenschappelijk onderzoek en bij de herziening van het burgerlijk procesrecht zijn voorstellen gedaan om op onderdelen te standaardiseren. Daarnaast zijn er wetsvoorstellen opgesteld voor vergoeding van affectieschade en over collectieve afwikkeling massaschade, waardoor de afwikkeling bij meer grootschalige schade, met grote aantallen slachtoffers, kan worden vergemakkelijkt. Bij de discussie over de WAO is een extra garantieregeling beroepsrisico’s aan de orde gekomen. Bij Sociale Zaken wordt nagedacht over de uitwerking hiervan in het kader van de arbeidsverhoudingen. Een onderdeel van de letselschadeproblematiek kan hiermee op een eenvoudige manier worden geregeld. De Kamer heeft laten blijken hier vooralsnog niet voor te voelen, maar de discussie is nog niet afgerond. Bij de voorbereiding van de brief van 18 juni werd vooral ingegaan op verzekeringsaspecten, omdat daarover de meeste vragen werden gesteld, zodat er meer overleg met de verzekeraars is geweest dan met de advocaten. De antwoorden op vragen die betrekking hadden op advocaten, zijn aan hen toegezonden. Er is ook een afspraak gemaakt naar aanleiding van de klacht dat er te weinig overleg met hen is geweest. De letselschadeadvocaten hebben aangegeven dat zij de aandacht voor het project van prof. Barendrecht hebben onderschat, door het ministerie. Zij hebben te kennen gegeven dat zij hier aandacht aan zullen besteden. Er heeft wel overleg plaatsgevonden met slachtoffers van geweldsdelicten, omdat deze schade wordt betrokken bij het strafproces of bij het schadefonds slachtoffers geweldsdelicten. Er is ook overleg gevoerd met asbestslachtoffers of DES-dochters, maar er worden geen aparte overleggen met allerlei organisaties van slachtoffers gecreëerd. Uit het feit dat het aantal zaken dat voor de rechter komt, beperkt is, kan men concluderen dat men in de grote meerderheid van de zaken tot een oplossing komt. Bij iedere oplossing in dit soort zaken gaat het om een compromis, waarover een beperkt aantal partijen echt tevreden zal zijn. Dat vloeit voort uit de aard van de conflicten. Als het makkelijker wordt gemaakt om bij de rechter te komen, zal men minder geneigd zijn om er in de preprocessuele fase uit te komen. Je kunt wellicht zeggen dat de druk in een te groot aantal gevallen leidt tot onbevredigende resultaten, maar je kunt niet zeggen dat het beleid pas succesvol is als er meer conflicten op dit terrein door de rechter worden beslecht. Het Tilburgproject is erop gericht om te bevorderen dat partijen sneller tot een oplossing komen. Partijen moeten zich ervan bewust zijn dat de discussie primair in dat kader wordt gevoerd. De inzet van het departement is om partijen in staat te stellen om het conflict te regelen, maar zij moeten er gezamenlijk uitkomen. Er is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste knelpunten die zich voordoen bij letselschadezaken, zodat op deze punten kan worden gestreefd naar vereenvoudiging of een meer algemene regeling. Het gaat vaak om geschillen over omvangrijke schade, waarbij op onderdelen onvoldoende duidelijkheid is, zodat partijen altijd van mening zullen zijn dat de houding over en weer niet gunstig is. Uit het onderzoek blijkt dat er wel degelijk grond is voor verwijten over en weer. Op dit terrein moeten good practices worden ontwikkeld. Als er gedragscodes zijn, kan er worden nagedacht over instrumenten om deze te laten werken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI en 26 824, nr. 67
6
Het beleid is erop gericht om te komen tot een geleidelijke normering voor standaardgevallen. Als je standaardiseert, kun je niet vervolgens een procedure ontwikkelen voor maatwerk waarbij je uitgaat van individuele conflicten, behalve bij bepaalde onderdelen, zoals affectieschade. Bij een standaardregeling is de vraag eenvoudig of iemand er wel of niet onder valt. Dan is de uitkomst duidelijk en moet er een bepaald bedrag betaald worden. Als er een hardheidsclausule wordt geïntroduceerd, krijg je een discussie over de vraag of deze van toepassing is. Dat zijn de moeilijkste conflicten, want dan gaat het om de hard cases. Er wordt nog bekeken hoe de uitkomsten van het Tilburgproject uitgevoerd en gehandhaafd kunnen worden. Er kan alleen een apart instituut worden ingesteld voor de uitwerking van de normen, als beide partijen daar behoefte aan hebben, zoals in het geval van het Asbestinstituut. Dat kan alleen als de conflicten voldoende uitgekristalliseerd zijn en dat zal nooit het geval zijn voor letselschade in het algemeen. De minister kan niet tegen partijen zeggen dat zij eerst naar zo’n instituut moeten, als zij een civielrechtelijk conflict hebben en dat zij zijn gehouden aan de uitkomst daarvan. Daarmee zou een rechterlijke instantie worden gecreëerd of het zou rechtsweigering zijn, en dat is in strijd met de bepaling in de Grondwet dat niemand van de rechter afgehouden kan worden. Bij de uitwisseling van informatie kan er sprake zijn van een elementair conflict, omdat de verzekeraar zo snel mogelijk de beschikking wil hebben over medische informatie, terwijl de andere partij deze gevoelige gegevens uit privacyoverwegingen niet wil geven, behalve als zij dienstbaar zijn om de claim te onderbouwen. De verwijten over en weer liggen dan in het verlengde van het conflict. Een onderdeel van het project in Tilburg is dat wordt uitgezocht welke informatie standaard moet worden gegeven en welke aanvullend. Veel verzekeringsmaatschappijen verlenen al een tegemoetkoming in reeds vastgestelde schadecomponenten bij erkenning van de aansprakelijkheid, waarbij men nog verder moet procederen over de rest van het bedrag, maar de termijn waarbinnen zij hierover uitsluitsel geven, is vaak te lang. In de gedragsregels voor de behandeling van letselschade is een voorschotregeling opgenomen. Deze is niet algemeen geldig, omdat er verschillende oorzaken kunnen spelen. Een verzekeringsmaatschappij kan dit ook als drukmiddel gebruiken om tot overeenstemming over het geheel te komen. De wetgever kan hier moeilijk tussenkomen, omdat deelakkoorden er juist toe kunnen leiden dat de erkenning van aansprakelijkheid wordt vertraagd. Het komt voor dat men niet tot overeenstemming komt en dat er een aanbod wordt gedaan door de verzekeraar als onderdeel van de geschilbeslechting. Als men zegt dat datgene wat wordt geboden, binnen is en dat het verder gaat over de rest, kan dat leiden tot meer procedures dan wanneer er op de manier van loven en bieden wordt onderhandeld. Dit aspect kan wel deel uitmaken van de gedragscode en de preprocessuele normen. De vraag of er overeenstemming is bereikt, kan weer gevolgen hebben bij de rechter, die kan vragen waarom iemand zich niet aan die code houdt en wat de oorzaak is van het conflict. Dat kan doorwerken in het uiteindelijke oordeel. Als de informatie over de afwikkeling geanonimiseerd beschikbaar wordt gesteld, is deze weinig geschikt om de toezeggingen en de polisvoorwaarden te kunnen beoordelen. Het gaat hierbij niet zozeer om verschillen tussen verzekeringsmaatschappijen als wel om de aard van de conflicten. Bij een speciale categorie slachtoffers, zoals van asbest, werd zeer lang geprocedeerd over de causaliteit, zodat de termijnen enorm opliepen. Als het gaat om verkeersslachtoffers, kunnen de termijnen aanzienlijk korter zijn. Bovendien heeft een slachtoffer van letselschade te maken met de verzekeringsmaatschappij van degene die deze schade heeft veroorzaakt, zodat een vergelijking meestal niet bruikbaar is. Als het no cure, no pay-beginsel wordt ingevoerd, geldt dit voor alle zaken
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI en 26 824, nr. 67
7
en niet alleen voor letselschade. Dit punt is ook van belang voor de buitengerechtelijke kosten van het deskundigenonderzoek dat eventueel moet plaatsvinden. Een mogelijke oplossing hiervan is om een fonds te vormen voor een voorschot om deskundigen te betalen. Het is vaak minder aantrekkelijk om je als onafhankelijke deskundige te vestigen, omdat bepaalde zaken slechts bij uitzondering spelen. Daarom zijn er meer deskundigen werkzaam bij verzekeringsmaatschappijen. De deskundigen die onafhankelijk zijn, zijn dat niet meer, wanneer zij door de ene of de andere partij worden ingehuurd. Bij een volgend conflict is er dan weer een derde deskundige nodig, vooral als de causaliteit omstreden is. Als er nieuwe geschillen ontstaan over effecten en causaliteit is er in eerste instantie schaarste aan deskundigen op dat terrein, zoals bij de whiplashgevallen. Over dit punt wordt overleg gevoerd met de organisaties van medische deskundigen. Er zijn al enkele initiatieven genomen op dit gebied, zoals het project van de Raad voor de rechtspraak om de benoeming en inrichting van deskundigenonderzoek voor rechters te stroomlijnen. Daarnaast is de Stichting opleiding en registratie van medische deskundigen, ORMED, opgericht door onder ander de LSA en de Nederlandse vereniging voor geneeskundige adviseurs. De universiteit van Amsterdam heeft het initiatief genomen om te komen tot een betere opleiding van medische deskundigen bij de IWMD. Als er sprake is van een uitkering op grond van de WAO, als er letselschade is ontstaan, wordt deze niet in alle gevallen verhaald op de personen die deze hebben toegebracht, maar dat komt alleen in enkele aparte gevallen voor. Het probleem wat betreft letselschade was beperkt, doordat de WAO hiervoor werd gebruikt. Als de WAO in die zin verandert dat mensen een lager inkomen krijgen bij arbeidsongeschiktheid, kan het zijn dat men probeert om deze schadepost te compenseren door een letselschadeprocedure. In bepaalde gevallen kan het additionele verschil rechtstreeks bij partijen verhaald worden, maar het is aan de rechter om dat te beoordelen. Bij een herkeuring van bestaande gevallen gaat het om de werkelijke arbeidsongeschiktheid en kan er geen compensatie bij de verzekeraar worden geclaimd. Bij nieuwe gevallen zal worden bekeken hoe het krachtenveld zich ontwikkelt. Het kabinet heeft voorgesteld om het verschil in inkomen via een verzekering te regelen. Er bestaan allerlei mogelijkheden voor geschilbeslechting, maar het gevoel bestaat bij velen dat deze mogelijkheden niet goed functioneren. Er is altijd beroep op de rechter mogelijk, bijvoorbeeld door de vereenvoudigde kantongerechtprocedure op grond van artikel 96 van het Wetboek voor burgerlijke rechtsvordering, waar weinig gebruik van wordt gemaakt. Verder zijn de verzekeraars aangesloten bij het klachteninstituut voor de verzekeraars. Er zijn bemiddelingsorganen zoals de ombudsman verzekeringen, het tuchtcollege en de raad van toezicht. Daarnaast is er het algemene project om mediation te bevorderen. De rechter kan voorstellen om het eerst via mediation te proberen, waarbij de toegang tot de rechter gehandhaafd blijft. Als de minister zou zeggen dat er op allerlei punten onderzoek nodig is, zou het hele proces worden vertraagd, omdat men dan gaat wachten op de uitkomsten van dat onderzoek. Er wordt voortdurend onderzoek gedaan naar een aantal aspecten, zoals in het Tilburgproject. De loi-Badinter over de preprocessuele fase wordt daar ook bij betrokken. Een belangrijk aspect is dat er binnen bepaalde termijnen wordt gereageerd. Dat kan eventueel bij wet worden geregeld. De minister is van mening dat men wel de weg op moet gaan van normering en standaardisering, maar dat er nog geen keuze is gemaakt tussen wetgeving, zelfregulering of een gedragscode. Normering houdt wel in dat er met gemiddelden wordt gewerkt, behalve als er sprake is van een hardheidsclausule. Een deel van de mensen wordt daardoor bevoordeeld
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI en 26 824, nr. 67
8
en een ander deel benadeeld ten opzichte van een theoretische andere uitkomst. Nadere gedachtewisseling De heer Wolfsen (PvdA) benadrukt dat het nuttig is om een overzicht te hebben hoe lang zaken bij rechtbanken duren, zodat op basis van die cijfers geconcludeerd kan worden of er onderzoek moet worden gedaan. Daarnaast moet aan de verzekeraars worden gevraagd om openbaar te maken hoe lang de procedures duren. Als deze langer dan drie jaar duren, is het voorstel om deze verplicht te melden bij de ombudsman, die ze aan de kantonrechter kan voorleggen. Het is nog niet duidelijk wat er gebeurt op het gebied van deskundigen. Het is ook van belang om een overzicht te hebben welke verzekeringsmaatschappij wel een voorschot uitkeert en welke niet en of de discussies hierbij over aansprakelijkheid gaan of over iets anders. Mevrouw Van der Laan (D66) merkt op dat er verschillende ideeën zijn om tot een verbetering van de situatie te komen, maar dat alles afhangt van de goede wil van de betrokken partijen. Door te dreigen met wetgeving of andere oplossingen kan deze welwillendheid worden bevorderd. Er moet worden afgedwongen dat verzekeringsmaatschappijen gegevens leveren over hoe lang de procedures duren. De normen van het Tilburgproject moeten niet tot een gedragscode leiden, maar verplicht worden gesteld, zodat er echt wat mee gebeurt. Verder moet er een instituut worden opgericht dat hierover bindend kan adviseren. Als verzekeraars worden verplicht om het bedrag waarover al overeenstemming is bereikt, uit te betalen, is de eerste stap gezet. Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) vindt het begrijpelijk dat de minister zich niet te veel wil mengen in een conflict tussen civiele partijen, maar zij merkt op dat hij wel kan bevorderen dat partijen zich welwillend opstellen en dat er een mentaliteitsverandering plaatsvindt. Uit de voorstellen van de Kamer blijkt dat er wel degelijk mogelijkheden zijn om hier iets in te veranderen. De heer De Wit (SP) vraagt de minister om nog in te gaan op het idee van het scheidsgerecht. Als de kwestie van deskundigen wordt gekoppeld aan de discussie over het no cure, no pay-principe kan daarbij ook het voorbeeld van het socialeverzekeringsrecht, waarbij de deskundige door de rechter wordt ingeschakeld, worden betrokken. Als een van beide partijen het daar niet mee eens is, kan deze nog voor een contra-expertise zorgen. Een ander punt is dat de verzekeraars niet altijd onder een organisatie met tuchtrecht vallen. De helft van de ziekenhuizen is niet aangesloten bij het Verbond van verzekeraars, zodat zij niet onder een tuchtrechtelijke regeling vallen. De heer Eerdmans (LPF) merkt op dat het beschikbaar stellen van geanonimiseerde gegevens over de regeling die door een verzekeraar wordt getroffen, ertoe kan leiden dat er meer gegevens zijn dan de geringe jurisprudentie die er op dit terrein is. De heer Luchtenveld (VVD) heeft er geen bezwaar tegen dat er in aanvulling op een letselschadeprocedure meteen een WAO-uitkering wordt aangevraagd, want dan is er duidelijkheid over. Het is alleen maar nuttig dat er snel duidelijkheid komt, doordat een WAO-arts vaststelt hoe groot de arbeidsongeschiktheid is. Over de voorschotten moet nog nader worden gesproken. Het is in principe een zaak tussen twee partijen, maar daarbij staat vaak een zwakkere partij tegenover een conglomeraat van verzekeraars, die eigen deskundigen kunnen inschakelen, zodat mensen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI en 26 824, nr. 67
9
die niet langdurig kunnen procederen, omdat zij onvoldoende middelen hebben en geen voorschot krijgen, vastlopen. Het is de taak van de overheid om die mensen de helpende hand te bieden. De minister is van mening dat er niet gekozen moet worden voor een verplichting of een wettelijke regeling op bepaalde onderdelen, omdat dit ertoe leidt dat er geen voortgang meer is op dit terrein en er voor een publiekrechtelijke oplossing wordt gekozen. Er zijn projecten opgezet voor bepaalde onderdelen, zoals de geschillenbeslechting. In een aantal gevallen is er sprake van zwakkere partijen, maar het kabinet heeft bij asbest en bij DES-dochters wel instrumenten gecreëerd. Dat kan niet bij letselschade in het algemeen, omdat dat een containerbegrip is. Er zijn wel algemene cijfers van de rechtbanken over de lengte van procedures, maar daarbij wordt niet geregistreerd of het gaat om letselschade. Dit punt komt ook aan de orde bij het Tilburgproject, dat nu juist goed op gang komt, omdat alle partijen zich bewust zijn geworden van de urgentie van het probleem. De minister zegt toe de verzekeringsmaatschappijen te vragen, geanonimiseerde gegevens beschikbaar te stellen over hoe lang de procedures duren, maar is daarbij afhankelijk van hun bereidheid daartoe. Als de Kamer een periodiek overzicht wil hebben, ligt het meer voor de hand dat zij daar zelf inzicht in probeert te krijgen. De regeling voor een deskundige adviseur voor de rechtbank is slechts van toepassing in 1 tot 5% van de gevallen. Zij vormt dus geen oplossing voor de 95% van de gevallen die niet bij de rechtbank komen en waarvan de staat de kosten niet op zich kan nemen. Er wordt aan gewerkt dat er meer deskundigen beschikbaar komen. De vraag in hoeverre de ziekenhuizen onder een tuchtrechtregeling vallen, wordt schriftelijk beantwoord. Bij een scheidsgerecht moet men het eens zijn, voordat men een zaak kan voorleggen, en dan kan men net zo goed naar de kantonrechter gaan. Als een scheidsgerecht verplicht wordt gesteld, moet het op dezelfde wijze worden geregeld als een gerecht. Niets staat partijen in de weg om te kiezen voor arbitrage, maar dat is meestal een kostbare methode. Bij het Tilburgproject komt naast het ontwikkelen van een effectieve gedragscode ook de kantongerechtprocedure aan de orde. De minister zal schriftelijk ingaan op de mogelijkheid dat het verplicht wordt om het te melden als een procedure langer dan drie jaar duurt. Een WAO-keuring is volgens de wet pas na een jaar mogelijk. Bij de nieuwe keuring is het mogelijk om deze eerder te laten plaatsvinden, maar dan is er alleen een oordeel of iemand totaal arbeidsongeschikt is of niet. Anders dan bij het oordeel over letselschade heeft dit geen betrekking op de causaliteit. Er kan eventueel wel gebruik worden gemaakt van de deskundigheid op het terrein van het inschatten van medische gevolgen van letsel. Daarom kan het wel een nevenwerkzaamheid zijn, maar geen officiële werkzaamheid van een WAO-arts. Als deze een oordeel zou geven in een civielrechtelijke procedure dat rechtsgevolgen heeft voor de WAO, worden het civiele recht en het bestuursrecht door elkaar gehaald. De voorzitter heeft genoteerd dat de minister in november schriftelijk ingaat op de mogelijkheid dat het schriftelijk wordt gemeld bij de ombudsman verzekeringen, als procedures langer dan drie jaar duren. Verder zal de minister nagaan of verzekeringsmaatschappijen gegevens kunnen leveren over de vraag hoe lang de periode tussen de schade en de afwikkeling is. De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, De Pater-van der Meer De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie, Van Bemmel
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI en 26 824, nr. 67
10