Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1994–1995
21 501-02
Algemene Raad
21 501-03
Begrotingsraad
Nr. 142
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 1 februari 1995
1
Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Terpstra (CDA), Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ter Veer (D66), voorzitter, Ybema (D66), Van Middelkoop (GPV), Leers (CDA), Sipkes (GroenLinks), Van Rooy (CDA), Woltjer (PvdA), ondervoorzitter, Hendriks, Vouˆte-Droste (VVD), Schuurman (CD), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Rouvoet (RPF), Van Waning (D66), Houda (PvdA) en Rehwinkel (PvdA). Plv. leden: Bukman (CDA), De Korte (VVD), Van Traa (PvdA), Blaauw (VVD), Verhagen (CDA), Van der Ploeg (PvdA), De Jong (CDA), Hirsch Ballin (CDA), De Graaf (D66), Van den Berg (SGP), Van der Hoeven (CDA), M. B. Vos (GroenLinks), Hillen (CDA), Sterk (PvdA), Boogaard (AOV), O. P. G. Vos (VVD), Poppe (SP), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Roethof (D66), Crone (PvdA), Verbugt (VVD), Leerkes (U55+), Hoekema (D66), Adelmund (PvdA) en Lilipaly (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), ondervoorzitter, Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Bukman (CDA), voorzitter, Boogaard (AOV), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF) en Van den Doel (VVD). Plv. leden: Leers (CDA), Hirsch Ballin (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), VouˆteDroste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), Gabor (CDA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmo¨ller (GroenLinks), Deetman (CDA), Hendriks, Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Brinkman (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (U55+) en Bolkestein (VVD).
5K0302 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
De algemene Commissie voor Europese Zaken1 en de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 24 november 1994 overleg gevoerd met de Minister en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over het verslag Algemene Raad d.d. 31 oktober 1994 (21 501-2, nr. 136), de agenda Algemene Raad d.d. 28 en 29 november 1994 (zie bijlage I) en het verslag Begrotingsraad d.d. 16 november 1994 (zie bijlage II). Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. De voorzitter van de algemene Commissie voor Europese Zaken, Ter Veer De voorzitter van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Traa De griffier voor dit verslag, Teunissen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
1
1. Verslag Algemene Raad d.d. 31 oktober 1994 (21 501-2, nr. 136) 2. Agenda Algemene Raad d.d. 28 en 29 november 1994 (bijlage I) Vragen en opmerkingen uit de commissies Het verheugde de heer Van der Linden (CDA) dat de geannoteerde agenda op een vroeg tijdstip aan de Kamer is voorgelegd. Worden er nog punten aan de agenda van de Europese Raad toegevoegd? Acht de regering het noodzakelijk of wenselijk om de regeringsleiders van de zes Middeneuropese landen daarbij te betrekken en, zo ja, is de Raad daarvoor wel voldoende voorbereid? Het is van belang om het Witboek over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid zowel op Europees als op nationaal niveau te bediscussie¨ren en verder te brengen. Kan de Kamer worden gerapporteerd over de nationale uitvoering ervan? Nu vragen verschillende kamercommissies verslagen aan de desbetreffende bewindslieden en ontbreekt er een totaaloverzicht. Zijn de bewindslieden van Buitenlandse Zaken bereid ook op dit punt coo¨rdinerend op te treden en dat overzicht nog voor de Europese Top voor te leggen? Bestaan er overigens nog problemen met de financiering van transeuropese netwerken? De heer Van der Linden had met instemming vernomen dat nu ook de EG-commissaris een versnelde afbouw van de landbouwtarieven van Oost- en Middeneuropese landbouwprodukten voorstaat. Mede gelet op de scheefgroei van de handelsbalans spoorde hij de regering aan met nadruk te blijven streven naar het slechten van barrie`res en het cree¨ren van grotere toegankelijkheid. In de agenda wordt gesproken over een gestructureerde dialoog over de eerste en derde pijler. Waarom de GBVB-pijler erbuiten gelaten, zeker gelet op de recente uitspraken van de Franse premier waaruit de indruk is ontstaan dat hij eerder denkt aan vertraging dan versnelling van de uitbreiding van de WEU en de NAVO met Middeneuropese landen, dus meer het oude Nederlandse standpunt (eerst de Europese Unie en dan de veiligheidscomponent) terwijl het Nederlandse standpunt nu toch meer het omgekeerde is? Bij het Middellandse-Zeegebied kende de heer Van der Linden een zeer zwaar accent toe aan het knellende probleem van de immigratie. Is de regering bereid op de Top te bepleiten dat een bepaald percentage van de voorziene hulp vanuit de EU moet worden besteed aan terugkeerprojecten? Met verbazing en verontrusting had hij het verschil van inzicht tussen Duitsland en Nederland geconstateerd over de Europol-inzet bij bestrijding van de nucleaire criminaliteit. Voor zijn fractie bestond er geen enkele reden, ook niet qua democratische controle, om dit vreselijke fenomeen niet met alle mogelijke middelen te bestrijden. Wil de regering klip en klaar uitspreken dat er geen sprake van kan zijn dat deze criminaliteit als gevolg van competentiegeschillen minder efficie¨nt kan worden aangepakt? Heeft de regering in het kader van de subsidiariteit net als Frankrijk en Duitsland een opvatting over deregulering en, zo ja, welke? Loopt het dereguleringsproces niet te traag door het berijden van stokpaardjes? Waaruit bestaat de intensivering van de contacten in de nieuwe Azie¨-strategie? Mag uit het voorstel van de Europese Commissie om Kroatie¨ onder het Phare-programma te brengen, worden opgemaakt dat Kroatie¨ ook voldoet aan de gestelde voorwaarden inzake mensenrechten en democratie? Ten slotte vroeg de heer Van der Linden of er inzake de overeenkomsten met Israe¨l, Tunesie¨, Marokko en Egypte geen relatie moet worden gelegd
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
2
met het voorziene Middellandse-Zeebeleid, of dat dit aspect er vast uitgetild of ernaast wordt gelegd. De heer Weisglas (VVD) was nog steeds geen voorstander van leningen van de Europese Commissie ter financiering van projecten in het kader van de transeuropese netwerken en vroeg of dat ook voor de regering gold. In het kader van de geassocieerde landen is tot nu toe veel gesproken over de vraag in hoeverre het Europese beleid, met name op het gebied van landbouw, structuurfondsen, cohesiefonds, enz. verandering behoeft met het oog op hun toetreding. Waarom wordt in het verslag van de laatste Raad dan nog gesteld dat overname van het gehele acquis communautair voorwaarde is bij toetreding van MOE-landen? De Minister van Buitenlandse Zaken stelde in antwoord op vragen namens de VVD-fractie dat de financie¨le hulpverlening aan het Middellandse-Zeegebied moet passen in het daarvoor overeengekomen kader. Past het bedrag van 12 mld. waarover thans wordt gesproken wel daarbinnen? De heer Houda (PvdA) vroeg allereerst wanneer de definitieve agenda van de Top in Essen wordt vastgesteld en beschikbaar is. Over de hulp aan en de samenwerking met Oekraı¨ne bestaan nog steeds onduidelijkheden. Zal het nog komen tot sluiting van de kerncentrale in Tsjernobyl en tot toetreding tot het non-proliferatieverdrag? Kan de regering de bestaande ongerustheid over het uitvoeren van Start 1 en 2 en voortzetting van het proces van nucleaire ontwapening wegnemen? Hebben de zestien landen op de CVSE-top in Boedapest besloten Turkije te verzoeken waarnemers te ontvangen om de mensenrechtenpositie van met name de Koerdische minderheid te kunnen bezien? Staat na een eventuele weigering van Turkije dan de weg open om het Moskoumechanisme binnen de CVSE te starten? Welke consequenties heeft de Nederlandse opvatting dat de hulp aan het Middellandse-Zeegebied het daartoe overeengekomen financie¨le kader niet te boven mag gaan voor de plannen van EG-commissaris Marin? Volgens een arrest van het Europese Hof hebben de Europese Commissie en de lidstaten een gedeelde bevoegdheid als het gaat om afsluiting van akkoorden over bepaalde vormen van dienstverlening, zoals audiovisuele diensten en telecommunicatie en heeft de Commissie het exclusieve recht als het gaat om handel in goederen en diensten die een fysieke verplaatsing van personen inhouden. Wil de regering de precieze uitspraak van het Hof en haar reactie daarop aan de Kamer voorleggen? Nu de VS de GATT spoedig zullen ratificeren, kan de Europese Unie toch niet achterblijven? De heer Houda vreesde het dreigende gevaar van een protectionistisch fort Europa. Dat gevaar blijkt ook uit verschillende agendapunten, zoals 9, 21 en 22. Bij punt 9 kan worden gedacht aan de Marokkaanse tomatenexport. Bij punt 21 kan de vraag worden gesteld of het compromisvoorstel van het Duitse voorzitterschap inzake textiel niet strijdig is met het nieuwe GATT-akkoord. Bij agendapunt 22 is de vraag of de thans voorgestelde verhoging van de invoerquota van staalprodukten uit de genoemde Oosteuropese landen wel voldoende soelaas biedt. De heer Hendriks hechtte eraan dat de Nederlandse regering grote aandacht besteedt aan het zo belangrijke aspect van de subsidiariteit. Hij had met Euratom contact opgenomen over de illegale handel in radio-actieve materialen en daaruit de indruk gekregen dat deze dienst nogal onderbezet is.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
3
In de Benelux-conferentie bleek hem dat de voorzitter van de commissie van Buitenlandse Zaken van het Sloveense parlement het Nederlandse pleidooi om Slovenie¨ zo snel mogelijk in de EU op te nemen zeer op prijs stelde. Ten slotte vroeg hij de bewindslieden op de komende Top grote aandacht voor vooral de Baltische Staten te bepleiten. De heer Van den Bos (D66) las in het verslag dat regionale samenwerking van de MOE-landen geen alternatief voor toetreding zou zijn. Volgens hem ging het meer om de vraag in hoeverre een zekere mate van regionale samenwerking voorwaarde voor toetreding zou moeten zijn. Hij had de indruk dat het nogal aan die regionale samenwerking schort. Heeft de regering enig inzicht in de mogelijke oorzaken daarvan? In het kader van het Middellandse-Zeegebied erkent Nederland de wenselijkheid van een zeker evenwicht in de externe betrekkingen tussen de zuid- en de oostflank. Heeft die opvatting ook inhoudelijke redenen of is nu de mening dat hetgeen naar het zuiden gaat ook naar het oosten zou moeten? In het verslag van de Commissie over subsidiariteit zal ook aandacht worden geschonken aan specifieke wensen van de lidstaten. Wat zijn de specifieke wensen van Nederland? Tot op heden was het de heer Van den Bos niet duidelijk wat het stabiliteitspact precies inhoudt. Is zijn indruk juist dat dit een stille dood zal sterven of zal het worden opgenomen in het CVSE-verdrag? Is de Italiaanse blokkade voor een mandaat voor de Commissie voor onderhandelingen met Slovenie¨ over een Europa-akkoord inmiddels opgeheven? Het actief en passief kiesrecht bij gemeentelijke verkiezingen komt ook iedere Algemene Raad terug. Is er enig perspectief op een oplossing? Antwoord van de regering De agenda voor de Europese Raad werd volgens de minister voorbesproken op de Algemene Raad en daarna vastgesteld. Er zullen zijns inziens geen andere punten aan worden toegevoegd, maar het zou hem niet verbazen als die agenda niet werd gevolgd vanwege de vele acute problemen die zich voordoen, zoals in het voormalige Joegoslavie¨ en de verhouding tot de VS. De leiders van de zes MOE-landen zijn wel voor de Algemene, maar niet voor de Europese Raad uitgenodigd. Er bestaat veel behoefte en de bewindsman vond daar alle reden voor, om de huidige situatie te bespreken onder de huidige leden van de EU. De aanwezigheid van de zes MOE-landen zou dan alleen maar symbolisch zijn. Afhankelijk van de uitwerking van zaken die ook de MOE-landen betreffen, moet nader worden bezien of het wel zinvol is hen op de volgende Top van Cannes uit te nodigen. Er wordt wel degelijk een discussie over de tweede pijler gevoerd. Dat de Franse premier eerder aan een vertraging dan aan een versnelling van een uitbreiding denkt, leek de bewindsman niet waarschijnlijk gelet op de Franse opvattingen die gisteren bekend zijn geworden en die erop duiden dat ook Frankrijk tot verdere communautisering van de tweede pijler wil overgaan. Uit de opname van Kroatie¨ in Phare mag zeker niet worden afgeleid dat daar alles koek en ei is. Het oordeel over Kroatie¨ is aarzelend positief; er staan positieve, maar ook negatieve zaken in. De persvrijheid is verre van optimaal, de behandeling van de Servie¨rs in Kroatie¨ is verre van goed. Aan de andere kant zijn er vrije verkiezingen geweest en stemt Kroatie¨, zij het met enige aarzeling, voortdurend in met verlenging van het mandaat van UNPROFOR, steunt het de federatie van moslims en Kroaten in Bosnie¨ en heeft het zich tot nu toe zelfs ten aanzien van Bihac onthouden van gevechtshandelingen. Toegegeven moet worden dat de situatie aldaar
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
4
heel kwetsbaar is, omdat de houding van de Kroatische Serven Kroatie¨ wel eens opnieuw in de buurt van directe betrokkenheid kan brengen. De bewindsman gaf toe dat het zonder meer stellen dat het acquis communautair moet worden overgenomen in strijd was met de werkelijkheid. Als wordt gee¨ist dat het acquis door in de toekomst toetredende MOE-landen in e´e´n klap moet worden overgenomen, wordt ook het onmogelijke gevraagd. Het door commissaris Marin genoemde bedrag voor hulp aan het Middellandse-Zeegebied past inderdaad niet binnen de afgesproken financie¨le kaders. Het algemene gevoel dat de Commissie regelmatig voorstellen doet zonder oplossing voor de aanhangende prijskaartjes wordt dan ook steeds groter. De laatste Algemene Raad had de bewindsman daarop al gewezen. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat de voorstellen van Marin worden aangenomen, maar er wordt wel heel voorzichtig op dit punt te werk gegaan. Waar enkele noordelijke landen meer gericht zijn op MOE-landen, zijn de zuidelijke landen meer gericht op de andere landen in het Middellandse-Zeegebied. Daar zal een zeker evenwicht in moeten worden gevonden, maar of het een structureel evenwicht kan/zal zijn, is nog de vraag. De bewindsman was ervan overtuigd dat een ieder hoopt op sluiting van de kerncentrale in Tsjernobyl en dat dit door enkele landen ook wel als voorwaarde wordt gesteld, maar Nederland vindt dat iets te ver gaan en wil de hulp aan de Oekraı¨ne daarvan niet afhankelijk stellen. Het voorzitterschap heeft in zijn rede in Boedapest Turkije inderdaad gevraagd een missie uit te nodigen op basis van art. 4 van het Moskoumechanisme. Turkije heeft al eerder een dergelijke suggestie van de Noordse landen van de hand gewezen. Op dit laatste verzoek is in ieder geval nog geen antwoord gekomen. Formeel gesproken moet Turkije om zo’n missie vragen. Doet het dan niet, dan valt er niet zoveel meer te doen. Met de hulp van tien lidstaten is het mogelijk zoiets aan Turkije op te dringen, maar dat tiental is in ieder geval op dit moment niet op e´e´n lijn te krijgen. De bewindsman had de aansporingen van de heer Hendriks goed begrepen. Hij erkende dat regionale samenwerking tussen MOE-landen geen alternatief is voor hun toetreding tot de EU. Het belang van een dergelijke samenwerking is vooral van westelijke zijde sterk benadrukt. De betrokken landen hebben in ieder geval een panische angst dat een betere regionale samenwerking zal leiden tot een alibi om die toetreding uit te stellen. Het is in ieder geval niet als voorwaarde naar voren gebracht, maar wel als mogelijkheid om het toetredingsproces te versnellen. Jammer genoeg is de Italiaanse blokkade voor het mandaatsvoorstel voor onderhandelingen met Slovenie¨ nog niet opgeheven. Ten slotte merkte hij op dat er nog geen beslissing is genomen over het al dan niet incorporeren van het stabiliteitspact in de CVSE. Bij de afsluitende ronde die het volgend jaar in Parijs plaatsvindt, zal deze kwestie zeker nader worden bekeken. De staatssecretaris merkte aanvullend nog op dat in de eerste twee maanden van het Duitse voorzitterschap de dialoog met en de zaken betreffende de MOE-landen in kaart zijn gebracht. Thans wordt gewerkt aan een ontwerp-strategie voor het convergentieproces tussen de Unie en de MOE-landen. Een van de onderdelen daarvan is een structurering van de politieke dialoog die in 1995 moet starten. Het is de bedoeling om staatshoofden en regeringsleiders eens per jaar bijeen te laten komen, de Ministers van Buitenlandse en van Binnenlandse Zaken, van Justitie, van Onderwijs en van Cultuur tweemaal per jaar en de Ministers van Economische Zaken, van Financie¨n en van Landbouw eens per jaar. Structureel worden dus vanaf 1995 meetings voorzien plus een heel voorbereidingstraject dat nu moet worden gestart. De ministerie¨le
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
5
meetings, maar vooral die van staatshoofden en regeringsleiders vinden plaats in de eindfase van dat traject, zodat de agendapunten goed kunnen worden voorbereid. Ook merkte hij nog op dat het belangrijkste hulpprogramma voor MOE-landen het Phare-programma is dat in belangrijke mate al door besluitvorming en regelgeving is afgedekt en dat het plan-Marin in feite tot 1999 een verviervoudiging voorstelt van de financie¨le volets richting Middellandse Zee, hetgeen juridisch, noch financieel, noch institutioneel is afgedekt. Een en ander houdt in dat de politiek zich met name concentreert op het voorstel-Marin en niet op het Middellandse-Zeebeleid als zodanig. Er zijn twee lijnen van financie¨le hulp aan de Oekraı¨ne voorzien. De eerste is een bijdrage in het direct af te dekken financieringstekort dat samenhangt met het herstructureringsprogramma dat met het IMF overeen is gekomen, dus in feite betalingsbalanssteun. Verschillende lidstaten wensen dat niet te koppelen aan sluiting van Tsjernobyl. Eenieder wil die centrale natuurlijk sluiten, maar het prijskaartje voor alternatieve energie is door niemand, politiek noch financieel, echt goed onder ogen gezien. De rapportage over de voortgang van het witboek is zo fragmentarisch vanwege de wijze waarop de Raad diverse deelonderwerpen decentraal heeft behandeld: deregulering van de arbeidsmarkt in de Sociale Raad, liberalisatie van telecommunicatie-infrastructuur en informatiemaatschappij in de Telecomraad, enz. Al deze onderwerpen worden gezamenlijk op de Raad in Essen behandeld op basis van een rapport van het voorzitterschap en de Commissie. In het verslag van deze Raad zal daarop nader worden ingegaan. Voor zover hij weet, worden in Essen geen nationale rapportages voorzien. Over de financiering van transeuropese netwerken zijn op dit moment geen nieuwe perspectieven te melden. De meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, houdt eraan vast dat de hoofdbronnen van financiering nationale budgetten moeten zijn. Voor zover er behoefte bestaat aan Europese middelen voor een gewenste aanvulling of aanjaagfunctie, kan worden teruggevallen op de Europese Investeringsbank, die op dit moment zelfs een TENS-faciliteit overweegt, en, als althans aan de gestelde criteria wordt voldaan, de structuurfondsen van de Gemeenschap. De onderhandelingen over de Israe¨l-, Tunesie¨-, Marokko- en Egypteakkoorden zijn in feite actualiseringen van bestaande samenwerkingsakkoorden. In de Marin-strategie is voorzien dat deze bilaterale akkoorden geleidelijk aan overgaan in een integrale aanpak, waarbij een van de belangrijkste elementen het handelspolitieke aspect is, met als einddoel voor het zuidelijk deel van het Middellandse-Zeegebied een EER-achtige constructie waarin alle handelsvolets van de bilaterale akkoorden zullen opgaan. Hoe de bij die akkoorden behorende financie¨le protocollen zich daartoe verhouden, is thans niet bekend. De discussie beperkt zich meer tot de 5,5 mecu die nog niet financieel zijn afgedekt. De bewindsman twijfelde aan de mogelijkheid van een verplichting om een bepaald deel van de voorziene financie¨le hulp te besteden aan terugkeerprojecten. De financie¨le protocollen worden uitgegeven op basis van projectvoorstellen van de ontvangende landen. Tot dusver zijn er geen projecten gericht op de terugkeer van ex-migranten. Hij was bereid bij de Commissie te sonderen of wel eens aan die mogelijkheid is gedacht en of die politiek gezien haalbaar wordt geacht, maar het kwam hem voor dat de ontvangende landen daar toch niet gemakkelijk mee akkoord zullen gaan. De deregulering neemt een vrij prominente plaats op de agenda in. Het dereguleringscomite´ is nu tweemaal bijeen gekomen en heeft een redelijke start gemaakt. Er zitten voldoende deskundige mensen in om het onderwerp goed aan te pakken en er zijn middelen beschikbaar gesteld
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
6
voor eigen onderzoek, zij het nog niet voldoende. Naar verwachting zal het advies dat de commissie over zo’n anderhalf jaar zal uitbrengen, kunnen leiden tot een redelijk gestructureerde aanpak. Het interne staalcrisisbeleid is de vorige Industrieraad mislukt verklaard en bee¨indigd, maar met de externe pendant ervan, nl. het onder quota stellen van staalimporten uit Tsjechie¨ en Slowakije, is niets gebeurd. Nederland staat op het standpunt dat nu ook dat moet worden heroverwogen. Voor het kiesrecht voor allochtonen bij gemeentelijke verkiezingen moet in Belgie¨ nog de grondwet worden gewijzigd en willen verschillende landen een voorbehoud maken voor met name het passieve kiesrecht als het gaat om gemeenten met een bevolking met meer dan 20% buitenlanders. Nadere gedachtenwisseling De heer Van der Linden had geen antwoord gekregen op zijn vragen over de GBVB-pijler en het verschil van inzicht met Duitsland over de inzet van Europol. Vanmorgen stelden de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken in een algemeen overleg dat bestrijding van nucleaire criminaliteit wordt bemoeilijkt door gebrek aan bevoegdheden van en democratische controle op Europol. De CDA-fractie zou er heel grote moeite mee hebben als alleen daardoor de aanpak van deze vorm van zware criminaliteit stagneert. De heer Houda memoreerde zijn vraag over de uitspraak van het Europese Hof over het akkoord in de GATT-Uruguay-ronde. De staatssecretaris zegde toe dit arrest met een korte toelichting aan de commissie toe te zenden. Het verschil van inzicht met Duitsland is niet zo groot. Duitsland wil de voorlopige drugsunit nu al inzetten voor de verboden handel in sommige zware metalen waar het ook vaak als eerste mee wordt geconfronteerd. Het probleem is dat er op het niveau van de Bondsrepubliek geen politiemacht bestaat die actief kan worden ingezet. Er is een Bundes Nachrichtendienst die een belangrijk deel van het voorwerk doet, maar als eenmaal duidelijk wordt dat het een strafbaar feit is en dus in de sfeer van de opsporing komt, komen de La¨nder eraan te pas. Tot nu toe is het alleen Beieren dat daartoe overgaat. Hoewel Nederland uiteraard ook het belang van bestrijding van deze vorm van criminaliteit onderstreept, staat het met andere landen op het standpunt dat deze kleine drugsunit van Europol in opbouw, overigens nog zonder voldoende juridische status, zich vooralsnog zou moeten concentreren op de taak waarvoor zij is opgericht. Die extra taak heeft niet alleen een heel andere invalshoek, maar ook heel andere contactnetwerken nodig. Nederland heeft er zeker geen bezwaar tegen als in het uiteindelijke verdrag rond Europol de bestrijding van criminele proliferatie-activiteiten wordt opgenomen. Bestrijding daarvan is overigens een grensgebied tussen opsporings- en inlichtingenactiviteiten. Bij informatiebanken en informatie-uitwisseling wordt verschillend omgegaan met informatie verkregen in het kader van gerichte opsporingsactiviteiten uitgaande van een vermoeden van misdrijven en informatie verkregen door inlichtingenactiviteiten. Die vinden in een veel eerder stadium plaats en zijn ook veel kwetsbaarder. Niet voor niets zijn die activiteiten in de meeste landen geplaatst in een eigen wettelijk kader. Het zal heel moeilijk zijn en juridisch zeer ingewikkelde discussies vragen om die activiteiten onder te brengen in Europol. Ten slotte verklaarde de bewindsman zich bereid in de nabije toekomst nader te spreken over het toch veelomvattende statement dat een gebrek aan democratische controle en rechtszekerheid als het gaat om verdragen en/of organisaties in de derde pijler maar even voor lief moeten worden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
7
genomen als de internationale criminaliteitsbestrijding anders minder effectief wordt. Ook al gaat het om vormen van criminaliteit die dramatische gevolgen kunnen hebben, hij wilde met alle kracht voorkomen dat er precedenten worden geschapen die tot in lengte van jaren kunnen worden betreurd als de derde pijler zich verder ontwikkelt. 3. Verslag Begrotingsraad d.d. 16 november 1994 (bijlage II) Vragen en opmerkingen uit de commissies De fractie van de heer Houda ging ervan uit dat spoedig na ratificatie van het eigen-middelenbesluit en van het toetredingsverdrag een nieuwe begroting voor 1995 wordt ingediend en vastgesteld. Is de regering bereid daaraan mee te werken en aan te geven hoe zal worden gehandeld als beide ratificaties in de tijd niet synchroon verlopen? Hij vernam graag een nader standpunt over de verwerking van de te verwachten meevaller van zo’n 900 mecu in de begroting van 1995 die bij de behandeling van het toetredingsverdrag aan het licht is gekomen. In tegenstelling tot hetgeen de regering aanvankelijk verwachtte heeft de Raad geen restrictief onderhandelingsmandaat geformuleerd om de opwaartse druk vanuit het EP tegen te gaan. In het verslag wordt nu gesproken van een flexibel mandaat, waarin rekening kan worden gehouden met de standpunten van de lidstaten. Op welke standpunten van welke landen wordt hierbij gedoeld? Uit het jaarverslag 1993 van de Europese Rekenkamer blijkt dat de controle op de besteding van Europese gelden van zowel de Commissie als alle lidstaten nog steeds ontoereikend is. Dat leidt zeker tot verspilling en fraude. De Rekenkamer durft de omvang niet te schatten, maar toch is de algemene schatting dat hiermee 10% van de begroting, dus ca. 15 mld. ecu, zijn gemoeid. De heer Houda vroeg de regering spoedige toezending van dat jaarverslag en haar reactie daarop. Na opheffing van de bijzondere commissie ISMO leek hem ook intern overleg nodig tussen de kamercommissie voor Financie¨n en de algemene commissies voor de Rijksuitgaven en voor Europese Zaken over een structurele aanpak van EG-fraude. De heer Hessing (VVD) vroeg allereerst naar de Nederlandse opvatting over het verschil van mening tussen de Raad en het EP over de classificatie van landbouwuitgaven als verplichte dan wel niet verplichte uitgaven. Uit het gestelde over het cohesiefonds en het landbouwrichtsnoer begreep hij dat er sprake is van een opwaartse druk. Het argument dat de cohesielanden als gevolg van de uitbreiding extra inspanningen zullen moeten verrichten om te voldoen aan de EMU-convergentiecriteria leek hem nogal gezocht. Als men de EU wil uitbreiden, met name met de MOE-landen, dan zou het verstandig zijn om de interne uitgaven voor structuur-, cohesie- en landbouwfondsen niet te maximaliseren. Moet de Nederlandse regering niet een signaal geven dat die fondsen eigenlijk zouden moeten worden teruggedrongen? Kunnen de bewindslieden vervolgens enige uitleg geven over de zinsnede dat een stijging van de uitgaven voor het externe beleid op korte termijn voor het EP alleen acceptabel is als het interne beleid van de Gemeenschap op langere termijn wordt versterkt? Bij de toetredingsonderhandelingen is blijkbaar een verhoging van het landbouwrichtsnoer afgesproken. Waarom is dat nooit expliciet voorgelegd? Wat zijn nu de marges van het flexibele mandaat dat blijkbaar is afgesproken? Wellicht kan aan de commissie voor Financie¨n worden gevraagd te bezien hoe dat in de Ecofinraad is uitgewerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
8
De heer Van der Linden ondersteunde de opvatting van de regering dat het eigen-middelenplafond vooralsnog 1,20% EG-BNP zou moeten blijven en dat niet vooruit moet worden gelopen op de ratificatie van het nieuwe besluit ter zake. Wanneer kan dat nieuwe eigen-middelenbesluit worden verwacht? De nationale goedkeuringsprocedures kunnen nooit vo´o´r 1 januari a.s. zijn afgerond. Wat zijn daarvan de consequenties? Het stemde hem tot tevredenheid dat de vorige staatssecretaris eindelijk het probleem van de fraude heeft opgepakt en hoopte dat deze staatssecretaris dit probleem aanpakt zoals het behoort te worden aangepakt, want fraude tast de geloofwaardigheid van de EU zeer aan. Het rapport van de Europese Rekenkamer maakt daar niet voor de eerste keer melding van. Het stoorde hem in ieder geval zeer als op een dergelijke wijze met belastingmiddelen wordt omgesprongen. Fraude kan nooit helemaal worden voorkomen, maar de mate waarin zij voorkomt verdraagt zich niet in het minst met hetgeen van de burgers wordt gevraagd en ook niet met hun welwillendheid ten opzichte van het Europese integratieproces. Hoe kan dit fenomeen binnen de Europese Commissie zelf op een goede manier worden aangepakt? De Europese Rekenkamer twijfelt zeer aan de juistheid van de door de Unielanden verstrekte gegevens. Dat is onoirbaar en daarop zouden best zeer zware sancties kunnen worden gelegd, zelfs stopzetting van de Uniesteun aan de betrokken lidstaat. Zou het voor een goede fraudebestrijding niet dienstig zijn als er meer Europese bevoegdheden kwamen op het punt van de controle? Zelfs het VK is daar nu voorstander van. Verwacht de staatssecretaris overigens dat de begroting voor 1995 meer of minder ruimte zal bieden als gevolg van de toetredingen? Antwoord van de regering De staatssecretaris wees erop dat de goedkeuringswet voor het nieuwe eigen-middelenverdrag bij de Raad van State ligt. Hij was het ermee eens dat het praktisch onmogelijk is om het verdrag vo´o´r 1 januari 1995 in alle lidstaten geratificeerd te krijgen. Daarom is bij de begroting voor 1995 nog uitgegaan van het plafond 1994, dus 1,20% EG-BNP. De Algemene Raad staat unaniem op dit standpunt. De regering hoopt wel dat als de Raad van State advies heeft uitgebracht en zij het wetsvoorstel aan de Kamer heeft voorgelegd, de Kamer dat spoedig zal behandelen. De meevaller van 900 mecu is geparkeerd in de categorie «onvoorzien» en kan dus of worden aangesproken voor onvoorziene uitgaven of geheel of gedeeltelijk overblijven waardoor de afdrachten voor 1995 percentsgewijze lager kunnen zijn. De aanpassing van de financie¨le perspectieven voor 1995 en volgende jaren als gevolg van de toetredingen bedraagt ca. 8,6% en wordt in de verschillende uitgavencategoriee¨n verwerkt. Over de landbouwuitgaven is bij de toetredingsonderhandelingen een politiek akkoord gesloten; de stijging daarvan zal iets lager zijn dan de totale uitgavenstijging, nl. 74% daarvan. De landbouwuitgaven blijven tot 1999 daarbij structureel achter. De classificatie verplichte en niet verplichte uitgaven is voornamelijk politiek interessant, omdat de verplichte uitgaven volgens het Verdrag door de Raad worden vastgesteld en de niet verplichte uitgaven door het Europees Parlement. Dat heeft er dan ook belang bij om in ieder geval een deel van de landbouwuitgaven als niet verplicht aan te merken; hoe groter dat deel hoe groter de politieke flexibiliteit van het EP. In het institutioneel akkoord is heel duidelijk afgesproken wat wel en wat niet tot de verplichte dan wel niet verplichte uitgaven behoort en de Nederlandse regering deelt dan ook de opvatting van het EP ter zake niet. De staatssecretaris hoopte binnenkort het rapport van de Europese Rekenkamer voorzien van een reactie (waarin hij ook zal ingaan op mogelijkheden en de juridische en politieke instrumenten om fraude tegen te gaan) aan de Kamer te kunnen voorleggen. Fraude is om vele
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
9
redenen laakbaar, ook om politieke redenen, zoals de verdere ontwikkelingen van de Unie en het draagvlak daarvan. Hij zegde zonder meer toe de komende periode op dit punt actief op te treden en hij zou er zeker geen bezwaar tegen hebben als de Kamer hem en de Minister van Financie¨n op dit punt nauwgezet volgde. Met het flexibel mandaat wordt beoogd het verschil in inzicht tussen de Raad en het EP op te lossen met name als het gaat om de stijging van de financie¨le richtsnoeren voor het externe beleid tot en met 1999. Enkele lidstaten zijn van mening dat het simpele feit dat de Unie uitbreidt niet betekent dat het externe beleid evenredig toeneemt. Het EP ziet wel degelijk de noodzaak van een groei van dat externe beleid ongeveer gelijk aan de groei van de eigen middelen als gevolg van de uitbreiding van de Unie, dus ca. 8,6%. Het EP heeft bovendien uitgesproken dat de uitgaven voor het interne en het externe beleid ongeveer gelijk moeten groeien. Vooral het VK en Italie¨ zijn nogal terughoudend wat betreft de groei van het externe beleid en denken aan maximaal 3 a` 4%. Nederland kan ermee leven als het 7 a` 8% wordt, omdat het erkent dat extra prioriteiten moeten worden gelegd. Het verwacht dat de categorie «onvoorzien» in 1995 iets kan toenemen, dat dit overschot in de jaren daarna nog wel zal groeien en dat als gevolg van de uitbreiding binnen de financie¨le richtsnoeren wel enige extra flexibiliteit zal optreden. Nadere gedachtenwisseling De heer Van der Linden herhaalde zijn vraag naar de consequenties als het eigen-middelenverdrag na 1 januari 1995 in de verschillende lidstaten wordt geratificeerd. Kan de verhoging van 0,01% met terugwerkende kracht worden gevraagd en besteed? De heer Hessing erkende dat verhoging van de landbouwuitgaven overeen is gekomen bij de toetredingsonderhandelingen, maar niet een verhoging van het cohesiefonds. Moet niet het signaal worden afgegeven dat dit soort omvangrijke fondsen eerder naar beneden moeten als althans wordt gedacht aan uitbreiding van de Unie in oostelijke richting? Hij had er begrip voor dat de Minister van Buitenlandse Zaken andere verplichtingen had, maar verzocht de staatssecretaris hem in ieder geval wel deelgenoot te maken van de opvattingen van de Kamer over de zojuist besproken onderwerpen, want die zijn toch wel van belang voor het verdere denken over Europa. Het kwam de staatssecretaris voor dat het meest waarschijnlijke scenario inderdaad terugwerkende kracht tot 1 januari 1995 is. Er vindt zo frequent overleg plaats tussen de minister, de staatssecretaris en de staf die over Europese aangelegenheden adviseert, dat de minister weinig kan ontgaan. De wens om het cohesiefonds bij toetreding te verhogen is afkomstig van het EP en wordt door de Nederlandse regering zeker niet gedeeld. Overigens zijn voor de structuuruitgaven ook duidelijke politieke afspraken gemaakt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
10
BIJLAGE I
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor EU-zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 21 november 1994 Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij aan te bieden de geannoteerde voorlopige agenda van de Algemene Raad d.d. 28/29 november 1994. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, M. Patijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
11
Geannoteerde voorlopige agenda van de Algemene Raad d.d. 28/29 november 1994
1. Voorbereiding Europese Raad Het Voorzitterschap wenst de Algemene Raad te sensibiliseren voor een zestal onderwerpen dat besproken zal worden op de Europese Raad te Essen. 1. Witboek over Groei, Concurrentievermogen en Werkgelegenheid Ter voorbereiding op de Europese Raad van Essen zullen voorzitterschap en Commissie inzicht verschaffen in de wijze waarop de tenuitvoerlegging van het Witboek te Essen zal worden behandeld. De onderwerpen werkgelegenheid, voltooiing IM en aandacht voor het MKB, de informatiesamenleving (Bangemann-rapport) en de transeuropese netwerken (o.a. rapport de Christophersen-groep) zullen prominent op de agenda figureren. 2. Betrekkingen met de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa De Europese Raad van Essen in december a.s. zal, mogelijk in aanwezigheid van de leiders van de MOE-landen, een strategie aannemen ter voorbereiding van de geassocieerde landen op hun toekomstig lidmaatschap. De nieuwe strategie zal de betrekkingen van de EU met de MOE-landen verder ontwikkelen langs de lijnen van de Europa-akkoorden en de conclusies van Kopenhagen. De strategie bevat de volgende onderwerpen: de modaliteiten voor een gestructureerde dialoog op eerste en derde pijler-terreinen (milieu, transport, cultuur, JBZ etc.), voorbereiding op deelname aan de Europese interne markt (harmonisatie van wetgeving/witboeken), investeringsbevordering, JBZ-samenwerking, milieu, transport, financie¨le samenwerking en cross border samenwerking ( zie separate aantekening). 3. Middellandse Zeebeleid De ontwerp-verklaring van de Raad t.b.v. de Europese Raad wordt momenteel in Raadskader voorbereid. Duits voorzitterschap lijkt zich uit tactische overwegingen tot hoofdlijnen te willen beperken, zodat het Franse en het daaropvolgende Spaanse voorzitterschap e.e.a. nader zal kunnen uitwerken. Het betreft m.n. de voorbereiding van de in 1 995 te houden Euromediterrane conferentie en de aan de MZ-regio te verlenen ondersteuning( financieel, markttoegang etc.). 4. JBZ-samenwerking Door de Europese Raad van Brussel (10/11 december 1993) is bepaald dat aan het einde van ieder jaar een verslag over de bereikte resultaten in de JBZ-samenwerking aan de ER voorgelegd dient te worden. Om aan dit verzoek gehoor te geven, ligt thans een ontwerp-verslag inzake de tenuitvoerlegging van het JBZ-actieplan van 1994 ter goedkeuring voor aan de JBZ-Raad van 30 november en 1 december a.s. Na behandeling in de JBZ-Raad kan doorgeleiding naar de ER van Essen plaatsvinden. 5. Subsidiariteit Op de Europese raad zal een verslag voorliggen van de Commissie waarin zij aangeeft op welke wijze zij uitvoering heeft gegeven aan toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. In dit verslag zal zowel
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
12
aandacht worden gegeven aan het subsidiariteitsbeginsel in ontwerpwetgeving als in bestaande wetgeving. Voorts zal de Commissie aandacht schenken aan specifieke wensen van lidstaten. 6. Illegale handel in radio-actieve materialen De Raad zal zich buigen over de eerste versie van een rapport dat een compilatie is van verschillende rapporten die zijn opgesteld door de werkgroepen die deze materie hebben bestudeerd. In het rapport wordt de nadruk gelegd op maatregelen die kunnen bijdragen aan voorkoming en bestrijding van nucleaire smokkel. Via de Algemene Raad zal dit rapport voorgelegd worden aan de Europese Raad te Essen.
2. Latijns-Amerika Het betreft hier een ontwerp-verslag van de Raad t.b.v. de Europese Raad inzake de toekomstige betrekkingen met Mercosur, Mexico en Chili. Dit punt kan een A-punt worden. De betrekkingen met Latijns-Amerika die nu zijn vastgelegd in het zogenaamde derde generatie handels- en samenwerkingsakkoorden zullen worden geı¨ntensiveerd. De Europese Raad van Korfoe heeft hier reeds toe besloten. Gedacht wordt aan het verder uitbouwen van de bestaande akkoorden waarbij ook het perspectief van vrijhandelsakkoorden op de langere termijn geboden zal worden. Nederland heeft tot nu toe gepleit voor een evenwichtige benadering van de Latijns-Amerikaanse regio en is voorstander van een stapsgewijze aanpak.
3. De nieuwe Azie¨-strategie Er ligt een ontwerp-verklaring van de Algemene Raad t.b.v. de Europese Raad voor. Dit punt kan een A-punt worden. Over het strategiedocument Azie¨ bestaat overeenstemming op hoofdlijnen. Hoofddoel van dit document is het afgeven van een politiek signaal dat de Unie de betrekkingen met Azie¨ wenst te intensiveren. De economische groei ter plekke wordt niet als een bedreiging maar als een uitdaging gezien. Het is nog niet duidelijk of dit onderwerp inhoudelijk in Essen besproken zal worden. Opname in de annex van de Raadsconclusies ligt dan in de rede.
4. Noord-Ierland Commissievoorzitter Delors zal rapport uitbrengen van de werkzaamheden van de Commissie, met betrekking tot de invulling van de middelen die door de Raad zijn toegezegd ter ondersteuning van het vredesproces in Noord-Ierland.
5. Voormalig Joegoslavie¨, m.n. Kroatie¨ Los van de algemene situatie Joegoslavie¨, zou mogelijk ook de kwestie van de uitbreiding van het Phare programma wederom aan de orde gesteld worden. De Commissie dient haast te maken met voorstellen teneinde e.e.a. te implementeren.
6. Oekraı¨ne Op basis van door het Coreper uitgewerkte voorstellen, zal de Raad een besluit nemen inzake een gemeenschappelijke positie t.a.v. Oekraı¨ne. De Algemene raad van 31 oktober jl. is reeds akkoord gegaan met de inhoud
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
13
hiervan. Tijdens deze AR werd echter nog geen overeenstemming bereikt inzake de juridische basis van een gemeenschappelijke positie. Tevens zal de AR zich uitspreken over de politieke wenselijkheid van macro-financie¨le steun aan Oekraı¨ne. Tijdens de laatste EcoFin-Raad is het voorstel voor 85 Mecu betalingsbalanssteun aan Oekraı¨ne niet aangenomen. Dit voorstel zal ook opnieuw in de volgende EcoFin-Raad besproken worden.
7. Stabiliteitspact (evt.) Naar verwachting zal de voortgang in de twee ronde tafels (Baltische en Middeneuropese) besproken worden. Doel van agendering van dit punt op de AR is slechts dit onderwerp onder de aandacht van ministers te houden, mede in het perspectief van de Europese Raad van Essen en van de interim-conferentie inzake het Pakt en marge van de a.s. CVSE-top in Boedapest.
8. CVSE (evt.) De Algemene Raad zal mogelijk kort vooruitkijken naar de CVSE-Top die op 5 en 6 december a.s. in Boedapest zal worden gehouden. Belangrijkste aandachtspunt zal de EU-positie t.a.v. CVSE-vredeshandhaving in Nagorno-Karabach zijn.
9. Nieuwe overeenkomsten met Israe¨l, Marokko en Tunesie¨ Concreet zal deze Algemene Raad de vorderingen in de onderhandelingen met Israe¨l, Marokko en Tunesie¨ bespreken. Afronding van de akkoorden met Israe¨l, respectievelijk Tunesie¨ lijkt theoretisch mogelijk voor het eind van het jaar. Bij alle drie spelen het landbouwvolet en de hoogte van de financie¨le samenwerking.
10. Egypte Het is nog niet zeker of de onderhandelingsrichtsnoeren voor een nieuwe overeenkomst met Egypte geagendeerd zullen worden. Inhoudelijk lijken er weinig problemen te verwachten gezien de analogie met andere vergelijkbare mandaten.
11. Betrekkingen met Syrie¨ Door deze Algemene Raad zal tevens de samenwerkingsraad met Syrie¨ worden voorbereid. Het nog openstaande punt van de opheffing van het EU-wapenembargo zal door het aanstaande Comite´ Politique worden besproken. Als deze laatste kwestie is opgelost, zou dit eveneens een A-punt kunnen worden.
12. Betrekkingen met de ACS-staten Het betreft de voorbereiding van de ministerie¨le onderhandelingsronde tussen de ACS-landen en de Unie op 30 november en 1 december in het kader van de tussentijdse herziening van Lome´ IV. Het is overigens de vraag of deze ministerie¨le onderhandelingsronde de stroef verlopende onderhandelingen vlot zal kunnen trekken. Waar de Unie vooral inzet op een meer flexibele programmering van de hulp, en het opnemen van een opschortingsclausule in geval van mensenrechtenschendingen, vraagt de ACS vooral om betere markttoegang en verhoging van de financie¨le enveloppen. Verwacht mag worden dat de onderhandelingen eerst onder het volgende voorzitterschap in een versnelling zullen raken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
14
13. Betrekkingen met Turkije Het agendapunt betreft de voorbereiding van de op 19 december a.s. voorziene associatieraad. Er is op technisch niveau goede vooruitgang in de onderhandelingen gemaakt. Turkije zal echter nog concessies moeten doen op het gebied van antidumping, wetgeving op gebied intellectueel eigendom, alsmede markttoegang verwerkte landbouwprodukten. De Unie zal het autolimitatie-akkoord op gebied van textiel dienen in te trekken en een oplossing moeten vinden voor financie¨le samenwerking (deblokkering via financie¨le protocol). Naar verwachting zal het moeilijk zijn een discussie over politieke kwesties als mensenrechten en Cyprus te vermijden.
14. Betrekkingen met Slovenie¨ Wederom zal de Raad gevraagd worden in te stemmen met het mandaatsvoorstel van de Commissie voor onderhandelingen inzake een Europa-akkoord met Slovenie¨. Tijdens de twee laatste Raden werd een besluit inzake dit mandaatsvoorstel door Italie¨ geblokkeerd wegens bilaterale problemen tussen Italie¨ en Slovenie¨ inzake minderheden en eigendomsrechten.
15. Albanie¨ Het Duitse voorzitterschap zal mogelijk wederom een poging willen doen de Griekse politieke blokkade van macro-economische steun aan Albanie¨ ten bedrage van 35 miljoen Ecu ongedaan te maken.
16. Betrekkingen met de Baltische Staten De AR zal gevraagd worden in te stemmen met het mandaatsvoorstel van de Commissie voor onderhandelingen inzake Europa-akkoorden met de drie Baltische Staten. Voorliggende mandaat vertoont grote overeenkomst met eerdere Europa-akkoorden en met het ook aan de Raad voorliggende mandaat voor een Europa-akkoord met Slovenie¨.
17. Betrekkingen met de voormalige Sovjet-Unie De Raad zal een besluit nemen tot ondertekening van de partnerschapsen samenwerkingsakkoorden met Kyrgyzstan, Kazachstan en Moldavie¨. Deze akkoorden zijn in het voorjaar van 1994 geparafeerd. Besluitvorming inzake ondertekening is niet controversieel.
18. Uruguayronde Het betreft hier voortgangsrapportage door de Commissie over de stand van zaken m.b.t. de noodzakelijke implementatie-wetgeving. Concreet betreft het de aanpassing van een groot aantal verordeningen op gebied van landbouw, textiel, anti-dumping etc. Wellicht zal nog bij de uitspraak van het Hof van Justitie inzake de juridische basis van het WTO-verdrag worden stilgestaan.
19. OESO-scheepsbouw Dit punt stond reeds diverse malen op de agenda vanwege een Franse blokkade. De Fransen lijken zich nu minder hard op te stellen. Het is dan ook niet onmogelijk dat een besluit tot ondertekening genomen zal kunnen worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
15
20. Algemene preferenties voor de periode 1995–1997 Het voorzitterschap lijkt toch nog een poging te willen doen het nieuwe APS reeds op 1 januari 1995 ingang te laten vinden. In het oog springende knelpunten zijn nog steeds de verlenging van de preferenties aan de Andespact-landen in het kader van de drugsbestrijding, alsmede de speciale aanmoedigingsregimes van milieu- en arbeidsnormen. Daarnaast zijn er nog technische verschillen van mening zoals over de lijst gevoelige produkten waarvoor een bijzonder tarief zou moeten gelden.
21. Textiel In Coreper is een gekwalificeerde meerderheid overeengekomen t.a.v. het Duitse compromis-voorstel voor een wijziging van de PVV-verordening. Nederland zal naar verwachting tegen stemmen. De Nederlandse bezwaren betreffen m.n. de mogelijke aantasting van de traditionele rechten van gebruikers van PVV. De verordening biedt in de toekomst de mogelijkheid bestaande PVV-rechten in te korten indien de produktie en/of de werkgelegenheid in de EU in de textiel-sector vermindert.
22. Staal De Raad wordt gevraagd een beslissing te nemen over de verruiming van de invoerquota voor staalprodukten uit Rusland, Oekraı¨ne en Kazachstan voor de jaren 1995 en 1996. De Commissie heeft voorgesteld de EU-quota m.i.v. 1995 met meer dan 50% te verruimen. De verbeterde marktsituatie zou dit rechtvaardigen. Dit bleek voor de meeste lidstaten niet acceptabel, waarna het voorzitterschap het volgende compromis voorstelde: voor 1995 een verhoging met 35% en voor 1996 met 15%. Nederland kan dit compromis als minimum accepteren.
23. Betrekkingen met het Europees Parlement De Raad zal zijn gedachtenwisseling over de uitstaande institutionele problemen met het EP voortzetten. Het betreft achtereenvolgens de comitologie, het enqueˆterecht en de betrokkenheid van het EP in de financiering van het GBVB. Op al deze punten deelt Nederland de mening van het voorzitterschap dat de Raad meer flexibiliteit jegens het EP moet betrachten.
24. Actief en passief kiesrecht bij de gemeentelijke verkiezingen De Raad wordt verzocht zich uit te spreken over het Commissievoorstel voor een richtlijn uit hoofde van art. 8 B EG-verdrag die Unieburgers het recht verschaft om deel te nemen aan lokale verkiezingen in hun woonplaats, ongeacht of zij de nationaliteit van het land van woonplaats hebben. Gezien de fundamentele problemen die enkele lidstaten in dit stadium van onderhandelingen nog met dit voorstel hebben, lijkt vooralsnog besluitvorming op deze Raad onwaarschijnlijk.
25. Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie De Raad zal, vermoedelijk als hamerstuk, de verordening tot instelling van het vertaalbureau voor de Unie-organen vaststellen. Dit bureau zal worden gevestigd in Luxemburg.
26. Groenboek over de internationale handel en het milieu Denemarken zal aandacht vragen voor een raadsverklaring van mei
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
16
1993 waarin de Commissie wordt opgeroepen een Groenboek inzake handel en milieu op te stellen. De Commissie wil echter wachten met het Groenboek totdat de ratificatieprocedure van de WTO is afgerond.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
17
BIJLAGE II
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor EU-zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 21 november 1994 Bijgaand moge ik U doen toekomen een beknopt verslag van de EU-begrotingsraad d.d. 16 november 1994. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, M. Patijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
18
Verslag van de Begrotingsraad d.d. 16 november 1994 Op de agenda van de begrotingsraad stonden twee punten: 1. Voortzetting begrotingsprocedure 1995 2. Aanpassing van de Financie¨le Perspectieven als gevolg van de uitbreiding Vo´o´r de aanvang van de Begrotingsraad vond in de ochtend de traditionele ontmoeting met het Europees Parlement plaats.
Ontmoeting met het Europees Parlement Het EP benadrukte zijn standpunt dat de begroting voor 1995 vastgesteld kan worden op basis van een Eigen-Middelenplafond van 1,21% EG-BNP en dat de begroting reeds nu rekening moet houden met de gevolgen van de uitbreiding van de Gemeenschap. De Raad antwoordde hierop, dat de begroting vooralsnog binnen de 1,20% grens dient te worden opgesteld, conform de vigerende wetgeving, en dat de lid-staten zullen trachten de ratificatie van het nieuwe Eigen-Middelenbesluit te bespoedigen, waarbij het EP wel moet bedenken dat het de nationale parlementen zijn die over ratifiicatie beslissen, niet de regeringen. Met betrekking tot de uitbreiding bevestigde de Raad het belang zo snel mogelijk een begroting voor 16 lid-staten op te stellen, maar dat ook wat dit punt betreft een juridisch correcte begroting moet worden opgesteld. Dit impliceert, dat indien de ratifiicatie van de toetreding onverhoopt vertraging oploopt, aan het einde van dit jaar vooralsnog een begroting voor 12 lid-staten moet worden vastgesteld. Een tweede onderwerp dat aan de orde kwam was de classificatie van de landbouwuitgaven als Verplichte Uitgaven. Het EP bestrijdt deze classificatie en beschouwt sommige landbouwuitgaven als Niet Verplicht. Het verschil is van groot belang in verband met de bevoegdheden van de Raad en het EP in de begrotingsprocedure. De Raad heeft het laatste woord over de Verplichte Uitgaven, het EP over de Niet Verplichte Uitgaven. De Raad benadrukte, dat de classificatie van de landbouwuitgaven is geregeld in het Interinstitutioneel Akkoord van 1993. Het EP lichtte tevens zijn standpunt ten aanzien van de aanpassing van de Financie¨le Perspectieven toe. Daarin maakte het EP kenbaar, dat de uitgaven uit hoofde van het cohesiefonds verhoogd moeten worden, omdat de cohesielanden als gevolg van de uitbreiding extra inspanningen zullen moeten verrichten om te voldoen aan de EMU-convergentiecriteria. Ook benadrukte het EP de prioriteit die het toekent aan het interne beleid van de Gemeenschap ten opzichte van het externe beleid. Een stijging van de uitgaven voor het externe beleid op korte termijn, is alleen acceptabel voor het EP als op langere termijn het interne beleid van de Gemeenschap wordt versterkt. Tevens zette het EP vraagtekens bij de hoogte van het landbouwrichtsnoer in een Gemeenschap voor 16 lid-staten, zoals voorgesteld door de Commissie. Echter, deze verhoging is overeengekomen tijdens de Toetredingsonderhandelingen en staat, aldus de Raad, niet ter discussie.
Voortzetting van de begrotingsprocedure 1995 De Begrotingsraad hield zijn tweede lezing van de EG-begroting voor 1995, op basis van de amendementen en wijzigingsvoorstellen die het EP in zijn eerste lezing van de ontwerp-begroting had vastgesteld. Omdat het EP daarin een voorschot heeft genomen op de ratifiicatie van het nieuwe Eigen-Middelenbesluit, door o.a. middelen uit de Structuurfondsen te «bevriezen» die worden ingezet voor eigen prioriteiten, wees de Raad de meeste amendementen en wijzigingsvoorstellen van het EP af en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
19
bevestigde de resultaten van de ontwerp-begroting, zoals vastgesteld op 25 juli jl. Een aantal amendementen van het EP nam de Raad wel over. In totaal komen de betalingskredieten voor 1995 nu op 72 miljard ecu, de vastleggingskredieten op 75,9 miljard ecu.
Herziening van de Financie¨le Perspectieven De Begrotingsraad werd gevraagd een mandaat te formuleren voor het Voorzitterschap om te onderhandelen met het EP en de Commissie over de herziening van de Financie¨le Perspectieven voor de jaren 1995–1999, met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie. De Raad stelde een flexibel mandaat vast waarin het Voorzitterschap enige speelruimte heeft vis-a`-vis het EP en waarin het rekening kan houden met de standpunten van de lid-staten. Het Voorzitterschap zal tijdens de eerstkomende Ecofin Raad (5 december a.s.) rapporteren over de onderhandelingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02, 21 501-03, nr. 142
20