Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2002–2003
27 834
Criminaliteitsbeheersing
Nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 3 oktober 2002 Tijdens het vragenuur en de regeling van werkzaamheden van Uw Kamer van 1 oktober jl. werden aan mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mij vragen gesteld naar aanleiding van een bericht in de Volkskrant van 27 september dat het Openbaar Ministerie in een of meer arrondissementen de politie verzocht zou hebben het aanbod van processen-verbaal te beperken vanwege capaciteitsproblemen in de justitiële keten. In deze brief beantwoord ik mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de gestelde vragen zoals die via het verslag tot ons gekomen zijn. Allereerst geef ik de feiten weer zoals die uit ambtsberichten van de politie en het Openbaar Ministerie blijken.
Mondelinge vragen gesteld door de leden Dittrich e.a.: Wat is er aan de hand met de quota in het algemeen? Welke steden en/of regio’s betreft het? In het krantenbericht wordt gesteld dat Justitie in Rotterdam quota voor de politie heeft vastgesteld en dat aan de regiopolitie Kennemerland is gevraagd 10% minder processen-verbaal aan te leveren. In Haarlem worden thans door het Openbaar Ministerie voorstellen ontwikkeld om de instroom aan zaken van de politie naar het OM in overeenstemming te brengen met de uitstroom van zaken van het OM naar de rechter. Deze voorstellen worden in de beheersdriehoek besproken. Gebleken is namelijk dat thans voor ongeveer 10% van de door de politie ingezonden zaken (dit betreft tussen de 6000 en 8000 zaken) geen zittingscapaciteit beschikbaar is bij de rechtbank. Deze capaciteitsproblemen spelen al enige jaren. Weliswaar is de capaciteit voor de verwerking van strafzaken tegen drugskoeriers gestegen, maar dat biedt geen oplossing voor de reeds lang bestaande werkvoorraad aan overige zaken. Vooral bij de politierechter is de ruimte zeer beperkt. Afspraken over de prioritering
KST63625 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 27 834, nr. 22
1
van zaken die ook tot een tijdelijke beperking van de absolute instroom leidt, zijn onontkoombaar. De werkvoorraad bedraagt op dit moment ongeveer tien maanden – dat wil zeggen dat het OM tien maanden zittingscapaciteit nodig heeft om de zaken die thans op behandeling bij de rechter wachten, weg te kunnen werken – en het is van belang dat deze achterstand, die destijds mede is ontstaan door de problematiek rond de bolletjesslikkers, wordt ingelopen. In Rotterdam worden thans tussen het OM Rotterdam en de regiopolitie afspraken gemaakt met betrekking tot het aanleveren van zaken gericht op bepaalde prioriteiten. Onder andere ligt voor rechtbankzaken de prioriteit bij jeugd-, geweld- en havenzaken, voor kantongerechtzaken bij (kleine) drugs- en overlastzaken. Bezien wordt op welke wijze de in 2002 gemaakte afspraken zijn nagekomen en naar aanleiding van deze resultaten zal worden besproken welke afspraken gemaakt kunnen worden voor volgend jaar. De te bepalen instroomcijfers voor 2003 zijn nog niet definitief. Het motief om tot dergelijke afspraken te komen is mede gelegen in de noodzaak om optimaal gebruik te maken van de altijd beperkte opsporings- en zittingscapaciteit. Een en ander betekent niet dat de instroom van zaken zal dalen; het gaat om de vraag aan welke zaken prioriteit moet worden gegeven zodat de beschikbare capaciteit optimaal wordt benut. In de afspraken die tussen OM en politie gemaakt worden voor 2003 zal in vergelijking met dit jaar een hogere instroom van zaken worden overeengekomen. Zowel het OM als de politie te Rotterdam zijn tevreden over de samenwerking op dit vlak, er is sprake van overleg en zeker niet van het vaststellen of opleggen van quota. Er zijn geen signalen dat er op andere parketten afspraken met de politie worden gemaakt over een daling van de instroom, zoals dat noodzakelijk is in Haarlem. Wel wordt – evenals in Rotterdam – op andere parketten bezien aan welke zaken prioriteit dient te worden gegeven. In het algemeen wordt in alle arrondissementen overeengekomen dat de politie meer zaken zal inzenden dan het afgelopen jaar; de afspraken zien derhalve op een stijging van de instroom.
Wist de Minister van Justitie hiervan? Wanneer zijn de plannen tot stand gekomen? De parketten maken via de planning- & controlcyclus prestatie-afspraken met het College van Procureurs-Generaal dat aan het hoofd staat van het Openbaar Ministerie; de minister van Justitie maakt met het College afspraken op landelijk niveau. Als er knelpunten optreden in de parketten, melden de hoofden der parketten dat aan het College en beziet het College hoe daaraan het hoofd geboden kan worden. In algemene zin zijn de capaciteitsproblemen bij de verschillende rechtbanken al geruime tijd bekend. Met betrekking tot de situatie in het arrondissement Haarlem hebben de korpsbeheerders van de politieregio’s Kennemerland en Zaanstreek-Waterland in een brief aan mijn ambtsvoorganger en diens ambtgenoot van BZK van 17 januari 2002 hun zorg erover uitgespoken dat de uitvoering van het Plan van aanpak drugssmokkel Schiphol zal leiden tot een dusdanige belasting van het justitiële apparaat in het arrondissement Haarlem, dat de adequate uitvoering van de politietaken op andere terreinen dan de drugssmokkel in gevaar komt (zie de Eerste Voortgangsrapportage Plan van Aanpak drugssmokkel Schiphol, 1 maart 2002, Kamerstukken II, 2001–2002, 28 192 nr. 8). De prioriteringsgesprekken zoals in het voorgaande bedoeld, zijn thans noch in Haarlem noch in Rotterdam afgerond.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 27 834, nr. 22
2
Was de minister van BZK vooraf door de minister van Justitie op de hoogte gesteld van de quotaregeling? De minister van BZK is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de gehele Nederlandse politie en de korpsbeheerder op regionaal niveau voor het beheer van zijn korps. De beheersverantwoordelijkheid betreft onder meer de zorg voor de organisatie en instandhouding van het politieapparaat. Bij de invulling van de beheersverantwoordelijkheid is het adagium «beheer volgt gezag» van belang: het is aan de beheerder om zodanige organisatorische maatregelen te treffen dat de gezagsdragers – de burgemeester en de officier van justitie – optimaal inhoud kunnen geven aan hun verantwoordelijkheid voor de handhaving van de rechtsorde. De verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder respectievelijk de minister van BZK strekt zich niet tevens uit tot de inzet en prioriteitstelling bij de strafrechtelijke handhaving. Daarom wordt de minister van BZK normaliter niet ingelicht over eventuele quotaregelingen die tussen het Openbaar Ministerie en een politiekorps worden afgesproken. Wat zijn de gevolgen voor de burgers die aangifte willen doen van een misdrijf dat onder de quotumregeling valt? Wat is er veranderd ten opzichte van het beleid van twee jaar geleden? Wie geeft het besluit om tot quotering over te gaan, genomen? Het beleid is erop gericht burgers aan te moedigen aangifte te doen van misdrijven die hen overkomen of waarvan zij kennis dragen. De politie dient alle aangiften op te nemen en te registreren. Hieraan verandert niets door eventuele quoteringsafspraken. Dat vervolgens bepaalde aangiften niet leiden tot opsporing en/of vervolging etcetera, is helaas een feit; ik kom daar in het vervolg van deze brief nog op terug. Zoals hierboven is aangegeven is er, behalve in het arrondissement Haarlem, geen sprake van een quotumregeling, maar van het bepalen van prioriteit. Dit betekent dat aan bepaalde zaken eerder zal worden toegekomen dan aan andere. Dergelijke afspraken over prioriteit zijn niet nieuw; al jaren geven de parketten op verzoek van het College aan wat de prognoses zijn met betrekking tot de instroom van rechtbanken kantonzaken. Met deze prognoses worden vervolgens afspraken gemaakt tussen de parketten en het College en op landelijk niveau tussen het College en mij over de hoeveelheid te behandelen zaken en over de prioriteiten die dienen te worden gesteld. Vorig jaar is door het College voor het eerst aan de parketten verzocht om de prognose met betrekking tot de instroom van jeugd- en geweldzaken en van de lokale prioriteiten, die bijvoorbeeld kunnen liggen op het gebied van winkeldiefstal of autocriminaliteit, aan te geven. Dit jaar zullen deze prognoses bij de afspraken betrokken worden.
Schriftelijke vragen gesteld door het lid Cornielje: 1) Is het bericht waar dat het Openbaar Ministerie de politie beperkt in het aanbrengen van strafzaken? Neen, behalve in Haarlem. Het gaat bij de overige parketten om het prioriteren van zaken om de beschikbare capaciteit optimaal te kunnen benutten (zie antwoord op de 1e vraag van de heer Dittrich). 2) In welke arrondissementen heeft het OM een limitering aangebracht in het aantal aan te brengen proces-verbaal? 3) Op welke wijze draagt de opgelegde beperking bij aan het met 20 000 vergroten van het aantal jaarlijks te behandelen zaken? Hoe verhoudt
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 27 834, nr. 22
3
de beperking zich tot de in de voorgaande jaren gepleegde alsmede de aangekondigde uitbreiding van het OM en de rechterlijke macht? In het arrondissement Haarlem worden afspraken ontwikkeld om de instroom aan te passen aan de uitstroom van zaken, hetgeen inhoudt dat de instroom met 10% dient te dalen. In de overige arrondissementen worden afspraken gemaakt om in 2003 tot een hogere instroom van zaken te komen dan dit jaar (zie laatste alinea antwoord 1e vraag van de heer Dittrich). 4) Welke maatregelen zijn nodig om de opgelegde beperkingen terug te draaien? Wanneer wordt bij die maatregelen gekozen voor alternatieven zoals uitbreiding van de enkelvoudige zitting? Gelet op het bovenstaande zie ik geen aanleiding de reeds gemaakte afspraken (over 2002) terug te draaien of de besprekingen (voor 2003) zoals die nu worden gevoerd, stop te zetten. Met betrekking tot de uitbreiding van de bevoegdheid van de enkelvoudige kamer (politierechter) zal een wetsvoorstel worden ingediend zoals door mijn ambtsvoorganger aan de Eerste Kamer is toegezonden, toen bleek dat in die Kamer ernstige bezwaren bestonden tegen de uitbreiding, zoals vervat in de wet van 4 juli 2002, Stb. 355. 5) Hoe moet de politie de burger uitleggen dat ondanks beschikbare capaciteit bij de politie, er toch zaken blijven liggen? De vraag naar strafrechtelijke handhaving is aanzienlijk groter dan het aanbod; dat noopt tot pijnlijke keuzes. Met ketengericht beleid wordt ernaar gestreefd de capaciteit van politie en Justitie op elkaar af te stemmen. Het doel van de besprekingen die worden gevoerd en de afspraken die worden gemaakt, is uiteraard juist om alle beschikbare capaciteit optimaal te benutten. Dat aan bepaalde zaken eerder wordt toegekomen vloeit voort uit de prioriteit die aan bepaalde zaken wordt gegeven. In algemene zin merk ik voorts nog het volgende op. Ontegenzeggelijk bestaan er tekorten aan capaciteit in de opsporing, vervolging, berechting en bestraffing. Het vorige kabinet heeft de stand van zaken van dat moment geschetst in de nota «Criminaliteitsbeheersing» van 26 juni 2001 (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 834 nrs. 1–2). De tekorten die daarin zijn aangegeven, bestaan nog steeds. Het huidige kabinet heeft mede daarom besloten vanaf 2004 oplopend naar 2006 € 700 mln te investeren om die tekorten op te heffen en aldus Nederland veiliger te maken. Bij motie van de leden Zalm, Verhagen en Wijnschenk (Kamerstukken II, 2002–2003, 28 600 nr. 26) heeft Uw Kamer de regering verzocht daar voor 2003 nog eens € 130 mln aan toe te voegen. Conform het Strategisch Akkoord presenteert het kabinet op 11 oktober a.s. een programma van maatregelen om aan de behoefte aan een veiliger samenleving tegemoet te komen. Dit programma omspant de gehele strafrechtelijke keten en voorziet in vergroting van de effecitiviteit en doelmatigheid van de afzonderlijke schakels en van de interactie tussen die schakels, alsook – op termijn – in vergroting van de capaciteit. Aansluitend op dat programma worden prestatie-afspraken gemaakt met alle partners in de strafrechtelijke keten. Zo zal ik concrete afspraken maken met het OM. Deze afspraken zijn medebepalend voor prioriteitstelling van het OM op regionaal niveau. Complementair daaraan zullen mijn ambtgenoot van BZK en ik gezamenlijk concrete afspraken maken met de afzonderlijke korpsbeheerders over te behalen resultaten. Met deze plannen en extra middelen zijn intussen de thans bestaande tekorten niet meteen opgelost. Die tekorten leiden onvermijdelijk tot pijn-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 27 834, nr. 22
4
lijke keuzen. Het is de inzet van het kabinet om aan deze onwenselijke situatie met alle beschikbare middelen een einde te maken. De Minister van Justitie, J. P. H. Donner
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 27 834, nr. 22
5