Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1985-1986
16773
Aanschaffingsbeleid en Innovatie
Nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 27 mei 1986 Met verwijzing naar mijn brief van 23 april 1986 bied ik u aan de tweede rapportage over het overheidsaanschaffingenbeleid, zoals dit werd gevoerd in de periode 1984-1985. Gaarne ben ik bereid het in deze nota gepresenteerde beleid mondeling dan wel schriftelijk toe te lichten. De Minister van Economische Zaken, G. M. V. van Aardenne
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
1
INHOUDSOPGAVE Blz. 1.
Samenvatting
3
2.
Inleiding
4
3.
Doorzichtigheid van de Overheidsmarkt
5
4.
Aankoopprocedures
8
5.
Innovatie
1 '
6.
Andere relevante ontwikkelingen op het terrein van het overheidsaanschaffingenbeleid
12
Aandachtspunten voor de komende periode
14
7.
Bijlage 1; Voorbeelden van innovatiebevorderende departementale aanschaffingen in 1984-1985
16
Bijlage 2: Verslag innovatieve projecten 1980—1985
'»
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
2
1. Samenvatting Op basis van de beleidsvoornemens zoals deze zijn geformuleerd in de nota Aanschaffingsbeleid en Innovatie (1981) heeft het overheidsaanschaffingenbeleid zich in de tweede verslagperiode (1984-1985) verder ontwikkeld. Het doorzichtiger maken van de overheidsmarkt wordt thans bevorderd door het creëren van een systeem dat de aanschafadministraties van de departementen beter op elkaar moet afstemmen. Door deze afstemming wordt de beschikbaarheid van beleidsinformatie voor het voeren van een overheidsaanschaffingenbeleid sterk vergroot. Van belang zijn in dit verband voorts de inmiddels aangescherpte afspraken tussen het Ministerie van Economische Zaken en de andere ministeries over de melding van voorgenomen aanschaffingen, alsmede de verdere intensivering van de samenwerking tussen het Rijksinkoopbureau en het Ministerie van Economische Zaken. Ook op het terrein van de internationale regelgeving ten aanzien van overheidsaanschaffingen zijn in de verslagperiode aanzetten gegeven die de doorzichtigheid van de overheidsmarkten ten goede moeten komen. Teneinde dit proces te versnellen zullen zeer binnenkort in internationaal verband nog onder het Nederlandse EG-voorzitterschap initiatieven worden genomen die de transparantie van de overheidsmarkten verder beogen te vergroten en derhalve de concurrentie kunnen bevorderen. Op het vlak van de procedures, inkoopontwikkeling en attitudeverandering, hier samengevat onder het begrip kwaliteitsverbetering van de inkoopfunctie, is voortgegaan op de weg van voorlichting die tot doel heeft nieuwe methodieken op het terrein van de inkoop bij overheidsaanschaffers ingang te doen vinden. Voorts is een aanbeveling in voorbereiding om bij ieder departement een verantwoordelijke inkoopdirecteur aan te wijzen. Tevens is de advisering van de departementen door de centrale bemiddelende inkoopinstanties geïntensiveerd. De innovatie in de industrie wordt bevorderd door een gerichte inschakeling van de overheidsvraag. De activiteiten van het Coördinatiebureau Overheidsaanschaffingen zijn hier gericht op het koppelen van de overheidsvraag naar geavanceerde produkten aan de aanbodmogelijkheden van de Nederlandse industrie. Ter ondersteuning van dit proces werd in een groter aantal gevallen dan in de eerste verslagperiode gebruik gemaakt van het subsidie-instrument innovatieve overheidsaanschaffingen. Een verslag van de toepassing van dit instrument in de periode 1980-1985 is opgenomen als bijlage 2. In de verslagperiode is voorts een start gemaakt met de uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Overheidsaanschaffingen (Informatica (de Commissie Pannenborg). Met name kan hier worden gewezen op de zogenaamde SPIN-OV projecten, die beogen met overheidsaanschaffingen de innovatie binnen het informaticabedrijfsleven te bevorderen. De projecten worden door het Coördinatiebureau in samenwerking met de betrokken aanschaffers en de industrie ter hand genomen. Voor SPIN-OV projecten is op jaarbasis maximaal f 3 0 min. gereserveerd voor een periode van 5 jaar. Ook vindt ter ondersteuning van andere beleidsdoeleinden gerichte inschakeling van de overheidsvraag plaats. Op het terrein van kwaliteit is onderzocht op welke wijze vanuit overheidsaanschaffingen kwaliteitszorgsystemen binnen de industrie kunnen verder bevorderd. Dit zal binnenkort leiden tot het starten van een aantal zogenaamde inkoop-kwaliteitprojecten. De inschakeling bij overheidsopdrachten van de Kleine- en Middelgrote Industrie (KMI) is gestimuleerd door uitwerking te geven aan aanbevelingen die zijn geformuleerd naar aanleiding van een onderzoek terzake. Door meer informatie over de afzetmogelijkheden op de overheidsmarkt te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
3
verschaffen, van de kant van de overheidsvragers meer aandacht te besteden aan de inschakeling van de KMI en door initiatieven van het betrokken bedrijfsleven t e o n d e r s t e u n e n , is het mogelijk - binnen de grenzen van het d o e l m a t i g aanschaffen - de inschakeling van de KMI te vergroten. Een samenvattend overzicht van de v o o r t g a n g op h o o f d p u n t e n is o p g e n o m e n in tabel 1. Tabel 1. Hoofdpunten voortgang in 1984-1985 Onderwerp
Voortgang
— Standaardisering aanschafgegevens — Industriepolitieke toetsing
— Voorbereiding voor introductie Harmonized System
Samenwerking met RIB
Internationale regels
— Aankoopprocedures
Innovatie
— Heroverweging Rijksaankoopbeleid — Lagere overheden — Defensie-aanschaffingen
2.
— Aanscherping procedure-afspraken met departementen en rijksdiensten over informatievoorziening van EZ — Gezamenlijke opzet van enkele grote innovatieve projecten — Gezamenlijke analyse van witte vlekken in het aanbod van medische technologie — Aanzet t o t wijziging van de EG-richtlijn werken en GATT-code overheidsopdrachten — Eerste fase van het onder de Richtlijn brengen van de sector telecommunicatie — Voorbereiding aanstelling centrale departementale inkoopfunctionaris — Ondersteuning 12 inkoopcursussen en een onderzoek/onderwijs-project op het gebied van inkoopkunde — Uitvoering gezamenlijke ontwikkelingsprojecten overheid en leveranciers — Uitwerking ICO-aanbevelingen inzake stimulering inschakeling KMI — Instelling ICO-werkgroep kwaliteit; voorbereiding inkoop-kwaliteitsprojecten — Oplossing eindejaarsproblematiek is t o t stand gebracht — Informatieverstrekking aan de industrie over innovatiebevorderende departementale aanschaffingen; bevordering deelname industrie aan deze projecten — Financiële ondersteuning van 35 civiele aanschafprojecten meteen totaal subsidiebedrag van f 24 m i n . — Opzet van het stimuleringsprogramma Informatietechnologie Overheidsaanschaffingen (SPIN-OVI met een budget van f 30 min. voor 5 jaar. Voorbereiding van een 10-tal SPIN-OV projecten. — Doorlichting van het Rijksaankoopbeleid in het kader van de Vierde Heroverwegingsronde; bijdrage aan de uitwerking van de aanbevelingen. — Verkenning van het aanschafgedrag Lagere Overheden m.n. sectoren informatica, medische technologie — Nota Defensie en c'e Nederlandse industrie; uitwerking protocol inzake informatievoorziening van Economische Zaken — Nota Defensietechnologie. Uitwerking van de samenwerking Ministeries van Defensie en Economische Zaken op het gebied defensie-technologie ontwikkeling.
Inleiding
In de nota Aanschaffingsbeleid en Innovatie (zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 16 7 7 3 , nrs. 1-2) is gesteld dat een tweejaarlijkse rapportage inzicht zal geven in de realisatie van in de nota vastgelegde beleidsvoornemens. Een eerste r a p p o r t a g e w e r d de Kamer toegezonden op 22 maart 1 9 8 4 ; in deze rapportage is verslag gedaan van de activiteiten in de periode 1 9 8 2 - 1 9 8 4 . In de nu v o o r l i g g e n d e rapportage w o r d t een overzicht gegeven van de o n t w i k k e l i n g e n die sedert 1 9 8 4 hebben plaatsgevonden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 1 6 7 7 3 , nr. 11
4
Daarbij wordt aangesloten bij de beleidsvoornemens zoals deze in de nota zijn gepresenteerd. 3. Doorzichtigheid van de overheidsmarkt 3.1. Inzicht in de aanschaffingen van de Rijksoverheid, gegevens
kwantitatieve
In de nota Aanschaffingsbeleid en Innovatie is melding gemaakt van het belang van toegankelijke informatie over gerealiseerde aanschaffingen. Deze informatie is enerzijds van belang voor de centrale inkopende instanties, anderzijds voor het voeren van een aanschaffingenbeleid. De aanschafadministraties van de departementen zijn echter zodanig verschillend dat aggregatie van de gegevens veelal niet mogelijk is. Zo zijn gegevens over de inschakelingsgraad van de Kleine en Middelgrote Industrie (KMI) en het land van herkomst van de goederen veelal niet beschikbaar. Een werkgroep van de Interdepartementale Coördinatiecommissie Overheidsaanschaffingenbeleid (ICO) houdt zich reeds geruime tijd met deze problematiek bezit. De aanbevelingen van deze werkgroep zijn in september 1985 door de ICO overgenomen. Met de uitwerking is inmiddels een begin gemaakt. Dit betekent dat de aanschaffingen opgenomen in de administraties van de departementen en de bemiddelende instellingen periodiek worden geregistreerd op basis van het zgn. Harmonized System, een internationaal geaccepteerd douane-classificatiesysteem dat reeds door een aantal landen wordt toegepast. Dit systeem geeft na implementatie de mogelijkheid op een zeker aggregatieniveau aanschafgegevens van de verschillende departementen aan elkaar te koppelen. In de ICO is een gefaseerde invoering overeengekomen. Tijdens de eerste fase (1986-87) zullen de roerende goederen die door de centrale inkomende instanties worden aangeschaft in het systeem worden opgenomen. Vervolgens zullen de goederen waaraan specifiek militaire en/of bedrijfstechnische eisen worden gesteld worden verwerkt; deze goederen worden vnl. decentraal aangeschaft. Onderzoek in ICO-verband heeft voorts aangetoond dat de registratie van de aanschaf van onroerende goederen binnen de Rijksoverheid reeds op adequate en overzichtelijke wijze is georganiseerd. Een systeem zoals voor roerende goederen is voorzien, wordt hier dan ook niet noodzakelijk geacht. Met betrekking tot de aanschaffing van diensten is de aandacht voorshands geconcentreerd op de diensten van externe organisatie- en automatiseringsbureaus alsmede technische consultancy. In het kader van de uitwerking van de aanbeveling uit het Rapport Heroverweging Rijksaankoopbeleid wordt door een ambtelijke werkgroep momenteel de mogelijkheid bestudeerd om het gebruik van deze diensten systematisch in kaart te brengen. 3.2. Memorie van toelichting In de memorie van toelichting van de departementen is informatie te vinden over de voorgenomen aanschaffingen; deze informatie is veelal weinig toegankelijk. Derhalve is in de ICO overeengekomen bij de memorie van toelichting een speciale aanschafbijlage te voegen. Deze afspraken worden niet door alle departementen nagekomen. In het licht hiervan heb ik onlangs een schrijven gericht aan mijn collega's teneinde ze, reeds in een vroegtijdig stadium van de begrotingsvoorbereiding 1987, hierop attent te maken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
5
3.3. Overleg belangrijke aanschaffingen Van de Voorzitter van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken werd een brief ontvangen, die het belang onderstreepte dat de Kamer hechtte aan de zgn. industriepolitieke toetsing van belangrijke overheidsaanschaffingen. In het verleden is ook door mij verschillende malen op het belang hiervan gewezen. Tegen deze achtergrond is reeds in de eerste verslagperiode een systeem van protocollen en afspraken tussen het Ministerie van Economische Zaken en de aanschaffende departementen tot stand gekomen. Het Ministerie van Economische Zaken zorgt, na toestemming van het betrokken departement, voor een informatiestroom over voorgenomen aanschaffingen naar potentiële aanbieders. Naar aanleiding van de brief van de voorzitter van de vaste Kamercommissie van Economische Zaken en het niet erg bevredigend functioneren van het huidige systeem, is het tot nu toe bestaande systeem van bilaterale afspraken en protocollen opnieuw bezien. Vervolgens zijn op bewindsliedenniveau nieuwe procedureafspraken gemaakt. Deze houden het volgende in. Elk ICO-lid zendt aan het Coördinatiebureau Overheidsaanschaffingen aan het begin van het begrotingsjaar of zoveel eerder als mogelijk is een overzicht van naar aard en omvang belangrijke aanschaffingen die in het lopende begrotingsjaar zullen worden gerealiseerd; dat wil zeggen: - aanschaffingen met een waarde van meer dan f 5 000000; - aanschaffingen in zgn. aandachtsgebieden met een waarde van meer dan f 1000000; - aanschaffingen in de sector textiel met een waarde van meer dan f200000; een overzicht van grote aanschaffingen op middellange termijn; hiervoor wordt de grens van f 5 000000 aangehouden. De afspraken geven de mogelijkheid in een vroegtijdig stadium van het besluitvormingsproces te bezien, in hoeverre de aanschaffingen mede dienstig kunnen zijn voor het realiseren van industriepolitieke doelstellingen. Op basis van deze ex-ante informatie zal mijn ministerie aangeven over welke voorgenomen aanschaffingen zij overleg wenst te voeren. Deze keuze zal in hoofdzaak worden bepaald door het potentiële economische belang van de aanschaffing voor de Nederlandse industrie, m.n. de afzetmogelijkheden, innovatie-, kwaliteits-, en normeringsaspecten, alsmede de inschakeling van Kleine en Middelgrote Industrie. De resultaten van de overeengekomen overlegprocedures zullen worden vermeld in de rapportage van de bewindspersoon van het aanschaffende departement aan de Kamer. De vaste Commissie voor Economische Zaken uit de Kamer is van deze afspraken bij brief van 10 maart 1986 op de hoogte gesteld. 3.4. Samenwerking tussen het Coördinatiebureau gen en het Rijksinkoopbureau (RIB)
Overheidsaanschaffin-
In de verslagperiode is eveneens aandacht geschonken aan de samenwerking tussen de beide organisaties. Op een aantal terreinen heeft dit geleid tot concrete resultaten. - Overleg over voorgenomen aanschaffingen. Wil het RIB haar inkoopfunctie goed kunnen vervullen dan zal zij reeds in een vroegtijdig stadium van het besluitvormingsproces dat aan de aanschaffing vooraf gaat, van de aanschaffing op de hoogte moeten zijn en haar inbreng moeten kunnen leveren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
6
Overleg op basis van de ex-ante informatie tussen het betrokken departement, Economische Zaken en het RIB vindt dan ook veelvuldig plaats. Daarnaast w o r d t specifieke aanschafinformatie die beschikbaar is bij het RIB door het Coördinatiebureau gebruikt. Ik denk hier onder meer aan de informatie over de aanschaffingen van de lagere overheden. Deze informatie is met name interessant gelet op de mogelijkheid deze markten in te schakelen ten behoeve van delen van het te voeren industriebeleid zoals het aandachtsgebiedenbeleid Medische Technologie en Informatie (zie 7.2). - Innovatieve projecten Samenwerking heeft voorts gestalte gekregen bij een aantal aanschafprojecten waarvan een innovatieve impuls naar de aanbieders kan uitgaan. Het RIB b o u w t reeds in een vroeg stadium van hiervoor in aanmerking komende projecten, na overleg met Economische Zaken, in het inkoopproces de subsidiemogelijkheden in, die EZ krachtens de Subsidieregeling Innovatieve Overheidsopdrachten kan bieden. Hier kunnen als voorbeelden w o r d e n vermeld grote innovatiebevorderende aanschaffingen als het zgn. Strippenkaartproject (V en W ) en het NMRproject (O en W - A c a d e m i s c h e Ziekenhuizen); het laatste project heeft betrekking op de introductie van recent ontwikkelde apparatuur voor diagnostische beeldvorming (Nucleair Magnetic Resonance). - Aandachtsgebiedenbeleid. Ook in het kader van het aandachtsgebiedenbeleid is er een goede samenwerking met het RIB o p g e b o u w d . Dit beleid, dat in eerste instantie aangrijpt aan de aanbodzijde van kansrijke sectoren, kan ondersteund w o r d e n met delen van de overheidsvraag - voor zover e.e.a. doelmatig is vanuit de behoeftenvoorziening van de overheid en de middelenbesteding. Zo w o r d t in het kader van het aandachtsgebiedenbeleid Medische Technologie samen met het RIB onderzocht in welke vraag naar medische apparatuur het Nederlands aanbod niet kan voorzien (zgn. wittevlekken analyse). De resultaten van deze analyse zullen mede richting geven aan het beleid op het aandachtsgebied Medische Technologie. - Informatica. De samenwerking tussen het RIB en mijn departement zal op het terrein van de verwerving van informatica-apparatuur w o r d e n geïntensiveerd. Ik denk hier met name aan het gezamenlijk voorbereiden van projecten in het kader van het Stimuleringsprogramma lnformatietechnologie Overheidsaanschaffingen (SPIN-OV). Dit houdt verband met de nieuwe taakafbakening met betrekking tot de verwerving van informatica-apparatuur tussen het KMC en het RIB zoals deze is overeengekomen door de Directeur-Generaal van het Staatsbedrijf der PTT en de Thesaurier-Generaal van het Ministerie van Financiën. Deze taakafbakening houdt in dat uiterlijk op 31 december 1 9 8 8 een scheiding tussen technische en organisatorische advisering (KMC) en daadwerkelijke verwerving (RIB) gerealiseerd zal zijn. 3.5. Internationale
Ontwikkelingen
Zoals in de Nota Aanschaffingsbeleid en Innovatie reeds werd aangegeven w o r d t de doorzichtigheid van de overheidsmarkt bevorderd door de internationale regelgeving in EEG en GATT-kader op het terrein van overheidsaanschaffingen. De concurrentie die door deze internationale regelingen w o r d t bevorderd is, gezien de omvangrijke exportquote van ons land, van groot potentieel belang voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 16 7 7 3 , nr. 11
7
Het daadwerkelijke effect van deze regelingen die de internationalisering van de overheidsmarkt beogen, is bij gebrek aan harde gegevens echter moeilijk te meten. De indruk bestaat echter dat zowel op het terrein van de leveringen van roerende goederen als op het terrein van werken de bestaande regelgeving onvoldoende effect sorteert. Tegen deze achtergrond vindt met de Diensten van de Europese Commissie momenteel overleg plaats over de verbetering en de uitbreiding van de regelgeving. Binnen het Raadgevend Comité Overheidsopdrachten, waarin vertegenwoordigers van mijn Departement zitting hebben, wordt op basis van concrete wijzigingsvoorstellen overleg gevoerd. Verwacht mag worden dat dit jaar de technische discussies kunnen worden afgerond. Parallel aan deze discussie vindt overleg plaats over de aanpassing en uitbreiding van de Richtlijn Leveringen. Deze uitbreidingsdiscussie spitst zich toe op het onder de regelgeving brengen van sectoren in de publieke dienstverlening (w.o. telecommunicatie, water en elektriciteit). Deze laatste discussie heeft reeds geresulteerd in een aanbeveling van de raad inzake de eerste fase van de openstelling van de markt voor overheidsopdrachten op telecommunicatiegebied (12 november 1984). Deze aanbeveling houdt onder meer in dat de regeringen van de lidstaten erop toezien dat de telecommunicatie-administraties aan de in de lidstaten gevestigde ondernemingen, zonder discriminatie, de mogelijkheid bieden offertes in te dienen betreffende de voorgenomen aanschaffingen van schakel- en transmissie-apparatuur, alsmede zgn. traditionele eindstations (waarvoor geen gemeenschappelijke goedkeuringscriteria bestaan). Deze aanbeveling heeft betrekking op ten minste 10% van de waarde van de jaarlijkse bestellingen in de lidstaten. Ten einde het proces van openstelling van de overheidsmarkten te versnellen ben ik voornemens, nog tijdens het Nederlandse Voorzitterschap in de Industrie Raad een discussie te entameren over de factoren die het openstellingsproces belemmeren. Ter voorbereiding hiervan vindt momenteel interdepartementaal overleg plaats. In GATT-kader vindt eveneens een discussie over overheidsopdrachten plaats. De eerste fase van de onderhandelingen heeft betrekking op een technische verbetering van de GATT-code overheidsopdrachten die naar ik verwacht de naleving zal bevorderen. Deze fase zal naar verwachting medio dit jaar worden afgesloten. De tweede fase zal gaan over de uitbreiding van het werkingsgebied van de Code; een belangrijk onderwerp zal zijn het door de VS ingebrachte voorstel de diensten onder de Code te brengen. 4. Aankoopprocedures 4.1. Levensduurkosten en functiespecificaties Zowel door het RIB als het Coördinatiebureau is de afgelopen twee jaar meer ervaring opgedaan met het hanteren van de begrippen functieomschrijving en levensduurkosten, zowel bij concrete aanschaffingen als bij de behandeling van zgn. innovatieve projecten. Op verzoek van mijn departement zijn door de Nederlandse Vereniging voor Inkoopefficiency regionale bijeenkomsten voor inkopers van overheidsorganisaties georganiseerd; in de periode 1984-85 zijn een 12-tal bijeenkomsten gehouden. Tijdens deze bijeenkomsten is aan het werken met deze begrippen in de praktische inkoopsituatie ruime aandacht geschonken. Op deze wijze zijn enige honderden (semi-)overheidsinkopers benaderd. Tevens is door Economische Zaken een onderzoekproject ondersteund inzake de ontwikkeling van de inkoopfunctie in Nederland, waaronder de inkoopfunctie van de overheid. Dit project is uitgevoerd door de Hogeschool
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
8
voor bedrijfskunde Nijenrode. Het project zal naar verwachting medio 1986 worden afgerond. Onderzoekresultaten zijn reeds aan overheidsaanschaffers en het onderwijsveld (HBO, Universiteiten) ter beschikking gesteld. Met deze acties zijn vanuit mijn departement in samenwerking met het RIB op dit terrein voldoende initiatieven ontplooid. 4.2.
Offerte-oproep
Middels een offerte-oproep kunnen ondernemingen worden uitgenodigd met een voorstel tot produktontwikkeling te komen; het gaat hier om de aanschaf van produkten die in nieuwe behoeften van de overheid voorzien dan wel leiden tot een verbeterde dienstverlening. Tijdens de Uitgebreide Commissie Vergadering over het Beleidsplan Technologiebeleid werd hierover een motie ingediend (Tweede Kamer, zitting 1985, 17 973, nr. 14) en aangenomen. De motie onderstreepte het belang van de samenwerking tussen de overheid en de leveranciers bij de ontwikkeling van produkten en systemen op basis van functiespecificaties. Zoals ik reeds aan de Kamer berichtte in de Memorie van Toelichting (1985-86, 19200 Hfdst. XIII, nr. 3) is er bij een aantal projecten die in het kader van de subsidieregeling Innovatieve Overheidsaanschaffingen worden ondersteund sprake van samenwerkingsvormen, waarbij ontwikkelingsprojecten op basis van een offerte-oproep worden gerealiseerd. Hierbij worden de ontwikkelingsinspanningen die in de onderneming plaatsvinden door Economische Zaken en het aanschaffende departement ondersteund: nadere bijzonderheden zijn opgenomen in Bijlage 2. Dit beleid zal in de komende jaren worden voortgezet. Speciaal vermeld ik hier het Rapport van de zgn. Commissie Pannenborg en het regeringsstandpunt ter zake. Aan de in het rapport genoemde SPIN-OV projecten ligt een dergelijke samenwerkingsfilosofie ten grondslag; kortheidshalve verwijs ik hier naar hetgeen staat vermeld onder punt 5.2. 4.3. Kleine en Middelgrote Industrie (KMI) Met het oog op de stimulering van de inschakeling van het KMI bij overheidsopdrachten heeft een ICO-werkgroep over dit onderwerp een aantal aanbevelingen geformuleerd. Uitgangspunt hierbij is een beleid dat voor het KMI gelijke kansen schept; geen beleid dat als voorrangsbehandeling kan worden aangemerkt. De belangrijkste aanbevelingen komen op het volgende neer. - Er dient meer informatie over de inschakeling van het KMI beschikbaar te zijn; dit geldt zowel voor de ex-ante als ex-post informatie. - Het KMI-bedrijfsleven dient zich op sectorniveau meer op overheidsaanschaffingen te oriënteren, met name door zich systematisch en georganiseerd te presenteren. In dit kader is reeds een LIOF initiatief door Economische Zaken ondersteund; dit initiatief hield een presentatie in van het Limburgse bedrijfsleven bij het RIB. Voorts is onlangs een initiatief door het Groningse bedrijfsleven ontwikkeld dat beoogt een systematische groepering van het aanbod van met name kapitaalgoederen te bewerkstelligen, gericht op de overheidsvraag. - In de offerte-aanvraag dient een aandachtspunt gemaakt te worden van de uitbesteding aan de KMI. Bij het overleg tussen Economische Zaken en de aanschaffende departementen op basis van ex-ante informatie, zal hier aandacht aan geschonken worden. Nagegaan zal worden in hoeverre de eventuele uitbesteding aan de KMI in een ex-post registratiesysteem kan worden opgenomen. - De betaalsnelheid van de overheid moet worden opgevoerd. Deze zaak is in het belang van alle aanbieders, maar speciaal voor het KMI
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
9
gezien de beperktere financiële mogelijkheden. De Minister van Financiën heeft in 1985 de noodzaak hiervan in een circulaire nogmaals benadrukt en de Centrale Accountantsdienst opdracht gegeven het betaalgedrag te onderzoeken. Dit onderzoek is zeer onlangs afgerond; de Kamer zal hierover door de Minister van Financiën worden geïnformeerd. Ook bij de subsidieverlening ten behoeve van innovatieve aanschafprojecten wordt speciale aandacht geschonken aan de inschakeling van het KMI. Hier mag ik verwijzen naar het verslag over de Innovatieve Overheidsaanschafprojecten dat als bijlage bij deze rapportage is gevoegd. Samenvattend kan worden gesteld dat aan de aanbevelingen van de ICO-werkgroep uitwerking wordt gegeven. De resultaten van dit beleid dienen echter wel te worden beoordeeld in het licht van de beperktere aanbodmogelijkheden van het KMI in vergelijking met de grotere ondernemingen. 4.4.
Kwaliteit
De kwaliteit is een belangrijk beoordelingselement in het inkoopproces. Geavanceerde kwaliteitsbeoordelings- en garantiesystemen worden bij een aantal ministeries, met name Defensie en Verkeer en Waterstaat, reeds toegepast. Kwaliteitszorg is van belang voor de doelmatigheid van het inkoopproces. Voldoende en constante kwaliteit van hetgeen wordt aangeschaft, zo mogelijk door een «third party judgement» vast te stellen (via de zogenaamde erkende certificerende instellingen), zal verlaging van de inkoopkosten met zich meebrengen. Hier kan gewezen worden op verminderd afbreukrisico, de mogelijkheid bij de aanschaffende overheid eigen keuringsorganisaties in omvang belangrijk te reduceren en minder tijdrovende beoordelingsprocedures van leveranciers. Het formuleren en hanteren van stringente kwaliteitseisen kan voorts het toeleverende bedrijfsleven stimuleren te komen tot adequate kwaliteitszorgsystemen. Tegen deze achtergrond is momenteel een ICO-werkgroep bezig inzicht te krijgen in de wijze waarop in de aanschafprocessen het begrip kwaliteit wordt gehanteerd. Op basis hiervan zullen voorstellen worden gedaan de kwaliteitseisen bij aanschaffingen zodanig te formuleren dat hiervan een stimulans zal uitgaan op de kwaliteitsbeheersing door middel van het invoeren van kwaliteitszorgsystemen bij de aanbieders, dit zal eveneens de doelmatigheid van de aanschaffing ten goede komen. De werkgroep zal zich concentreren op een aantal zorgvuldig gekozen proefprojecten; hierbij vindt nauwe afstemming plaats met het Kwaliteitsproject van Economische Zaken. Zo zullen in de tweede helft van 1986 een aantal, in de ICO-werkgroep voorbereide, inkoop-kwaliteitsprojecten in de sectoren meubelen en schoonmaak van start gaan; hierbij wordt aangesloten bij ontwikkelingen op het terrein van kwaliteit die in deze sectoren spelen. 4.5. De
Comptabiliteitswet
In het rapport van de interdepartementale werkgroep Heroverweging Rijksaankoopbeleid is onder meer geconstateerd dat aan het einde van het jaar door de departementen aanmerkelijk meer wordt aangeschaft dan in het begin van het jaar aangezien anders beschikbare bedragen dreigen weg te vallen (eindejaarsproblematiek). Aanschaffingen die onder tijdsdruk geschieden, kunnen leiden tot minder doelmatige oplossingen die ongewenst worden geacht; er is in deze situaties veel te weinig ruimte voor offerte-oproep, functie-specificatie beoordeling en dergelijke.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16773, nr. 11
10
Inmiddels is voor 1 9 8 5 / 1 9 8 6 een tijdelijke regeling getroffen die aan het hierboven gesignaleerde probleem t e g e m o e t komt. Deze regeling, welke met name aanschaffingen via centrale bemiddelende instanties (RIB, KMC, S D U B , RGD en RAC) betreft, maakt toevoeging van geraamde maar niet bestede bedragen aan de begroting van het volgende jaar op g r o n d van art. 12 Comptabiliteitswet 1976 soepeler. Recentelijk is in de Ministerraad besloten, in het kader van herziening van Comptabiliteitswet 1976, met ingang van het begrotingsjaar 1987 art. 12 op te heffen hetgeen eveneens het vervallen van de tijdelijke regeling impliceert. In de nieuwe situatie zullen geraamde maar niet bestede bedragen aan het volgende jaar kunnen worden toegevoegd via suppletoire begroting. De oplossing van de zgn. eindejaarsproblematiek is eveneens van belang voor innovatieve aanschafprojecten, gezien de veelal lange voorbereidingstijd die meerdere begrotingsjaren kan bestrijken. 5. 5.1.
Innovatie Algemeen
Innovatie door middel van overheidsopdrachten kan langs de volgende lijnen geschieden. 1. Innovatie direct voortvloeiend uit hoogwaardige aanschaffingen; de innovatie-impuls is dan een gevolg van de wijze van invulling door departementen van bepaalde overheidsbehoeften. 2. Innovatie voortvloeiend uit hoogwaardige aanschaffingen waarbij in het kader van het innovatiestimuleringsbeleid gerichte financiële ondersteuning w o r d t gegeven middels de regeling Innovatieve Overheidsaanschaffingen en de SPIN-OV regeling in de toekomst (zie 6.2). 3. Innovatiebevordering via de Commissie Ontwikkeling Defensie Materieel (Codema). Deze heeft t o t taak het selecteren en medefinancieren van onderzoek- en ontwikkelingsprojecten op het gebied van defensiematerieel. Ook langs deze weg kan, in relatie met overheidsaanschaffingen, een stimulans aan de innovatie in het bedrijfsleven worden gegeven. ad 1 In bijlage 1, vindt u een aantal voorbeelden opgenomen van aanschaffingen per departement waarvan naar mijn mening een innovatie-impuls kan uitgaan ofwel is uitgegaan. Deze impuls is echter moeilijk te kwantificeren. Activiteiten vanuit het overheidsaanschaffingebeleid beperken zich hier t o t informatie-overdracht door het Coördinatiebureau van relevante aanbodontwikkelingen naar potentiële aanschaffers. Een en ander geschiedt naar aanleiding van ontvangen ex-ante informatie over aanschaffingen. Hier kan EZ slechts dan een daadwerkelijke meerwaarde leveren indien reeds in een vroegtijdig stadium van het aanschaftraject informatie w o r d t verkregen. De nieuwe afspraken inzake informatievoorziening (zie 3.3) beogen dit proces te verbeteren. ad 2 Het subsidie-instrument Innovatieve Overheidsaanschaffingen is enerzijds bedoeld de introduktie van geïnnoveerde produkten en systemen op de overheidsmarkt te ondersteunen, anderzijds een stimulans te geven aan innovatieve ontwikkelingen voorzover deze noodzakelijk zijn o m te voldoen aan een overheidsvraag. Hier is sprake van een gericht beleid. In de verslagperiode ( i 9 8 4 - 1 9 8 5 ) is aan 35 aanschaf projecten ondersteuning toegezegd, het bedrag dat met deze ondersteuning g e m o e i d was bedroeg f 2 4 min. Voor een overzicht van deze projecten mag ik u verwijzen naar de bijlage 2 bij deze rapportage (tabel 2.2).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 16 7 7 3 , nr. 11
11
ad 3 De financiering van Codema-projecten geschiedt in principe volgens de verdeelsleutel: een derde ten laste van het Ministerie van Defensie, een derde ten laste van het Ministerie van Economische Zaken en een derde ten laste van de ontwikkelende industrie. Op jaarbasis is van overheidswege f 2 0 min. beschikbaar, zodat gelet op de bijdragen van de betrokken ondernemingen een innovatieve bestedingsimpuls van f 3 0 min. kan worden gegenereerd. 5.2.
Informatietechnologie
De Commissie Overheidsbesteding op het gebied van de informatietechnologie (de Commissie Pannenborg) deed in haar rapport van januari 1985 een aantal aanbevelingen over de wijze waarop de overheid zich zou dienen te informatiseren; daarnaast deed de commissie voorstellen de innovatie in het IT-bedrijfsleven te stimuleren door middel van overheidsaanschaffingen op dit terrein. De regering heeft in haar standpunt ten aanzien van dit rapport (juli 1985) de aanbevelingen van de Commissie Pannenborg grotendeels overgenomen. Ingevolge deze aanbevelingen wordt een Stimuleringsprogramma Informatietechnologie Overheidsaanschaffingen (SPIN-OVprogramma) opgezet. In dit programma kunnen geavanceerde overheidsautomatiseringsaanschaffingen, mits passend in het totale overheidsautomatiseringsbeleid en vallend in de kernthema's zoals aangegeven door de Commissie Pannenborg, worden ondersteund door een SPIN-OV bijdrage. Deze bijdrage kan oplopen tot 50% van de zgn. Pilotprojectkosten. De filosofie achter deze regeling is dat overheidsaanschaffers worden gestimuleerd de bestaande informatiseringsbehoeften zodanig in te vullen dat hiervan een innovatieve impuls op het IT-bedrijfsleven zal uitgaan. Op de begroting van Economische Zaken is met ingang van dit jaar op jaarbasis f 3 0 min. gereserveerd voor een periode van vijf jaar. Zeer binnenkort zal de projectbeoordelings- en managementstructuur gereed zijn; reeds nu wordt actief in het aanschaffingsveld geacquireerd. Momenteel zijn een tiental projecten in diverse stadia van voorbereiding. 6. Andere relevante ontwikkelingen op het terrein van het overheidsaanschaffingenbeleid 6.1. Heroverwegingsronde
Rijksaankoopbeleid
In het kader van de vierde Heroverwegingsronde is in de verslagperiode het overheidsaanschaffingenbeleid doorgelicht. Deze doorlichting spitste zich toe op de doelmatigheid van de overheidsaanschaffingen. In het Rapport van de Heroverwegingswerkgroep (januari 1985) zijn een 25-tal aanbevelingen gedaan, die de doelmatigheid beogen te verhogen. Deze aanbevelingen worden momenteel onder verantwoordelijkheid van de Interdepartementale Commissie Doelmatigheid Overheidsaanschaffingenbeleid (ICDO) nader uitgewerkt. Een aantal van de aanbevelingen zijn eveneens van betekenis voor het overheidsaanschaffingenbeleid in bredere zin. Een drietal van deze aanbevelingen zijn dan ook door de ICDO aan de ICO ter uitwerking gegeven: - het opzetten van een ex-post registratiesysteem; hiervoor verwijs ik naar punt 3.1. - het bevorderen van kwaliteitszorgsystemen bij aanbieders door middel van overheidsopdrachten; dit punt is reeds vermeld onder 4.4. - De aanstelling per departement van een direkteur verantwoordelijk voor het aankoopbeleid ter verhoging van de kwaliteit van de inkoopfunctie binnen departementen. De leidende gedachte hierbij is dat in het aanschaffingsproces binnen ministeries een goede en tijdige afstemming
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
12
tussen beleidsonderdelen en met de uitvoering belaste onderdelen dient te zijn gegarandeerd. Voorts dienen zaken als het éénduidig formuleren van functiespecificaties, doelmatigheidsafwegingen en vraagaggregatie (bij decentrale aanschaffingen binnen departementen) aan de orde te komen. Binnen een departement zal hier één functionaris beleidsmatig verantwoordelijk moeten zijn. Deze functionaris zal, naast bovenstaande zaken die betrekking hebben op de doelmatigheid van de aanschaffingen, eveneens verantwoordelijk zijn voor de industriepolitieke toetsing in het aanschafproces. Een ICO-werkgroep stelt momenteel een functieomschrijving op; in de tweede helft van 1986 zal deze werkgroep met haar rapport gereed zijn en zal vervolgens, na een besluit hierover te nemen door de Ministeriële Commissie Overheidsaanschaffingen, aanstelling van een functionaris per departement kunnen plaatsvinden. Hierbij zij nog aangetekend dat op enige departementen een dergelijke functionaris reeds in de organisatie is opgenomen. 6.2. Lagere overheden De lagere overheden hebben een omvangrijk aanschafpotentieel (ca. f 13 mrd. op jaarbasis). In de verslagperiode is een aanzet gegeven tot het in kaart brengen van de aanschaffingen en het aanschafgedrag van de gemeenten. Het doel hiervan was in de eerste plaats na te gaan in hoeverre deze markten ingezet kunnen worden bij het overheidsaanschaffingenbeleid zoals dit door Economische Zaken reeds met betrekking tot de Rijksoverheid wordt gevoerd. Ik wijs hier onder andere op de mogelijkheden de markt van de lagere overheden in te schakelen als demonstratiemarkt voor innovatieve produkten. De conclusie van de verkenning was dat inzicht in de bestedingsstroom moeilijk is te verkrijgen, door een gebrek aan gegevens bij de gemeenten zelf, veroorzaakt door het sterk gedecentraliseerde karakter van de aanschaffingen binnen de gemeenten en de veelal onduidelijke en sterk wisselende aanschafprocedures. De mogelijkheden deze bestedingsstroom in te schakelen voor doeleinden van industriepolitieke aard is zeer beperkt, o.a. gezien het feit dat door budgettaire problemen de prijs bij de aanschaffing een overheersende rol speelt. Het beleid ten aanzien van de lagere overheden is er op gericht op een aantal specifieke terreinen koppelingen te leggen met het beleid dat op deze terreinen door de Rijksoverheid wordt gevoerd. Ik ga er hierbij vanuit dat indien er vanuit het Rijksaankoopbeleid ten behoeve van de lagere overheden voordelen kunnen worden gerealiseerd, dit uitstralingseffecten binnen de lagere overheden zal hebben. Ik wijs hier op voordelen van standaardisatie, vraagaggregatie, innovatiestimulering met als gevolg betere dienstverlening tegen zelfde kosten. Op de markt van de Lagere Overheden zal voorlopig selectief worden geopereerd. Op een tweetal terreinen te weten informatica en medische technologie, zijn in samenwerking met het RIB contacten gelegd met grote gemeentelijke aanschaffers teneinde na te gaan in hoeverre deze marktsectoren op projectbasis inschakelbaar zijn. 6.3.
Defensie-aanschaffingen
De Kamer ontving op 13 september 1985 reeds de Nota Defensie en de Nederlandse Industrie. Het doel van de nota was de samenwerking te regelen tussen de overheid en het bij de produktie van defensie-materieel betrokken bedrijfsleven, zowel nationaal als in internationaal verband. Naar aanleiding van deze nota is op 13 december 1985 een protocol ondertekend. Dat protocol regelt de samenwerking m.b.t. defensiematerieel tussen het Ministerie van Defensie en het Ministerie van EZ.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
13
M o m e n t e e l w o r d t aan dit protocol door beide ministeries nadere uitwerking gegeven door een stroomlijning van de informatievoorziening over voorgenomen aanschaffingen richting EZ, zodat mijn departement haar taak - de optimale inschakeling van de Nederlandse industrie ~ zo goed mogelijk kan uitvoeren. 6.4. Nota
Defensietechnologie
Mede namens de ministers van Economische Zaken en van Onderwijs en W e t e n s c h a p p e n is aan de Tweede Kamer op 11 februari 1986 de nota Defensietechnologie aangeboden. Centraal in die nota staat het technologiebeleid van het Ministerie van Defensie dat erop gericht is o m een optimale afstemming te bereiken tussen de t o e k o m s t i g e materieelplannen, de potentiële mogelijkheden van wetenschappelijk onderzoek en technologie-ontwikkeling en de mogelijkheden die het Nederlandse bedrijfsleven heeft o m nieuwe technologieën toe te passen bij het ontwikkelen en produceren van defensie-materieel. Om een zo goed mogelijke a f s t e m m i n g tussen deze gebieden te bereiken, zal onder meer een lange termijn behoefteplan en een defensie-technologie-concept worden opgesteld. Naast de f 100 min. die Defensie eik jaar aan wetenschappelijk onderzoek besteedt, w o r d e n in de komende jaren ook financiële middelen voor defensie-technologie-ontwikkeling uitgetrokken. Besloten is ook technologie-projecten onder de regeling van de Commissie Ontwikkeling Defensiematerieel (Codema) te laten vallen. Voor deze projecten is op jaarbasis f 3 0 min. beschikbaar. Ook is besloten de behandelingsprocedure voor Codema-projecten te versnellen. De extra aandacht voor het ontwikkelen van defensie-technologie komt ook tot uiting in een nog op te stellen regeling die het mogelijk maakt technologieprojecten gedeeltelijk of volledig door Defensie te laten financieren. Van een volledige Defensie-financiering zal alleen sprake zijn als het gaat o m een nadrukkelijk defensiebelang. Ook de regeling innovatieve overheidsaanschaffingen van het Ministerie van Economische Zaken kan w o r d e n ingezet voor het defensie-technologiebeleid. Het defensie-technologiebeleid zal in de stuurgroep Defensie en de Nederlandse industrie tussen de betrokken Ministeries w o r d e n gecoördineerd. Op dit m o m e n t w o r d t in de stuurgroep het defensie-materieelbeleid zo goed mogelijk op het industriebeleid afgestemd. Voor coördinatie tussen overheid en het bedrijfsleven is de Adviesraad Militaire Produktie het aangewezen f o r u m . Besloten is taak en samenstelling van deze raad daartoe aan te passen. 7. A a n d a c h t s p u n t e n v o o r de k o m e n d e p e r i o d e In de komende periode zullen een aantal ontwikkelingen, die in de huidige verslagperiode zijn geëntameerd, verder worden doorgezet. - Een voltooiing van de interdepartementale structuur op basis waarvan een effectief overheidsaanschaffingenbeleid kan worden gevoerd. Aandacht zal hier w o r d e n geschonken aan de aanstelling per departement van een verantwoordelijke functionaris op directeursniveau voor het aanschaffingenbeleid. Deze aanstelling zal geschieden op basis van de functie-omschrijving die momenteel w o r d t voorbereid. Voorts is het van belang het informatiesysteem voor overheidsaanschaffingen verder uit te bouwen en te verbeteren. Aandachtspunt zal hier blijven de informatievoorziening van Economische Zaken met betrekking t o t v o o r g e n o m e n aanschaffingen. De uitwerking van het systeem betreffende gerealiseerde aanschaffingen zal verder ter hand worden genomen. Een en ander is van belang voor het voeren van een doeltreffend aanschaffingenbeleid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 16 7 7 3 , nr. 11
14
- Op internationaal terrein zal blijvend worden gestreefd naar het verder openbreken van de overheidsmarkten. In dit kader zullen binnen de Europese Gemeenschap nadere voorstellen worden gedaan die de betrokken regelgeving beogen te verbeteren. Tevens zal in overleg met de Beneluxpartners worden nagegaan voor welke sectoren die momenteel zijn uitgesloten van de regelgeving en op welke wijze stimulansen tot uitbreiding van de betrokken Richtlijnen kunnen worden gegeven. Ik denk hier met name aan de publieke dienstverlening. - Blijvende aandacht zal voorts worden geschonken aan de inschakeling van de Kleine- en Middelgrote Industrie bij overheidsaanschaffingen. In dit kader zal door mijn departement een onderzoek worden gestart naar de wijze waarop in met ons land vergelijkbare landen deze inschakeling van overheidswege wordt ondersteund. Ik denk hierbij aan België en het Verenigd Koninkrijk. De resultaten zullen eind 1986 beschikbaar zijn. - Ter indirecte bevordering van kwaliteitszorgsystemen binnen de industrie zal binnenkort zoals vermeld in de rapportage een aantal inkoop-kwaliteitsprojecten bij de overheid van start gaan. Na evaluatie van deze projecten zal worden nagegaan of binnen meerdere sectoren de ontwikkeling van kwaliteitszorgsystemen middels overheidaanschaffingen kan worden bevorderd; hier zal rekening gehouden worden met de stand van zaken rond de kwaliteitszorg binnen de betrokken sectoren. - Ter ondersteuning van onderdelen van het industriebeleid zoals het Aandachtsgebiedenbeleid en het Innovatiebeleid zal de overheidsmarkt blijvend worden ingeschakeld. In de komende periode zal met name aandacht worden geschonken aan de terreinen Defensie-industrie, Medische technologie, Informatica, Transport en Milieutechnologie. De overheid is hier een grote marktpartij. Gesignaleerde vraagontwikkelingen kunnen enerzijds mede bepalend zijn voor het te voeren aanbodbeleid, anderzijds kan de overheidsmarkt dienen als demonstratie- en proefmarkt voor nieuw ontwikkelde produkten en systemen. Speciale aandacht zal hier worden geschonken aan het stimuleren van ontwikkelingen in de informaticasector. Het Coördinatiebureau Overheidsaanschaffingen zal in een actieve werving de betrokken departementen stimuleren zgn. SPIN-OV projecten te ontwikkelen en te realiseren. Hierbij zal worden gelet op koppelingsmogelijkheden van SPIN-OV projecten en activiteiten die in het kader van het Informatica Stimulerings Plan (INSP) worden verricht. Zo zullen de ervaringen opgedaan in de samenwerking tussen Overheid en aanbieders bij complexe informatiseringsprojecten ten dienste worden gesteld van belanghebbende aanbieders en gebruikers. In de komende periode zal eveneens aandacht worden geschonken aan de vraag die door de Lagere Overheden wordt uitgeoefend. Deze markt kan dienen als proef- en demonstratiemarkt voor nieuwe produkten en systemen. Van belang blijven hier de reeds vermelde sectoren Informatica en Medische Technologie; voorts zullen de sectoren Transport en Milieutechnologie in de beschouwing worden betrokken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
15
BIJLAGE 1
Voorbeelden van innovatiebevorderende departementale aan schaffingen in 1984-1985 Gezien de aard van de aanschaffingen van de overheid zal op een breed terrein een innovatieve impuls naar de industrie kunnen uitgaan. Teneinde hiervan een beeld te geven zijn onderstaand enige voorbeelden vermeld van aanschaffingen die direct danwei indirect innovatiebevorderend kunnen worden genoemd. PTT Begin 1984 heeft Telecommunicatie besloten om de hele telecommunicatie-infrastructuur geschikt te maken voor digitaal transport van informatie. Dit besluit betekende concreet: het invoeren van digitale kabel- en straalverbindingen en het bouwen van digitale centrales, waarmee telefoon-, telex-, en dataverkeer digitaal kan worden afgehandeld. In 1986 worden 5 grote verkeerscentrales vervangen door digitale centrales, tot 1986 is ± f 3 0 0 min. uitgegeven aan digitalisering. In 1987 moet een landelijk dekkend digitaal net, parallel aan het bestaande telefoonnet, gereed zijn. Tot 1995 is er een investeringsprogramma van ± f 2 mld. In dit digitale net wordt o.a. gebruik gemaakt van glasvezeltechniek. Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen Als voorbeeld kan hier worden vermeld het universitaire project Hoge Energie Fysica. In het kader van dit project worden de contacten voor levering van geavanceerde apparatuur geraamd op f 14 min. Ministerie van Defensie Drie-dimensionale radar (KM); orderbedrag ± f 3 0 min. - innovatief element: nieuwe radartechniek toepasbaar bij systemen vliegverkeersleidingen. Geïntegreerd communicatiesysteem (KM); orderbedrag enkele tientallen miljoenen gld. - innovatief element: optische techniek. Voortstuwing (KL); orderbedrag ca f 4 000000 - innovatief element: hydrostatische voortstuwing die electr. onafhankelijk is. Waterzuiveringsinstallatie (KL); orderbedrag ca f 10000000 - innovatief element: combinatie van bestaande membraan-processen.
!
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
16
BIJLAGE 2
VERSLAG INNOVATIEVE PROJECTEN 1980-1985 INHOUDSOPGAVE Blz. 1.
Inleiding
18
2.
Ondersteunende innovatieve projecten
19
3.
Procedures
24
4.
Samenvatting en conclusies
24
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
17
VERSLAG INNOVATIEVE PROJECTEN 1980-1985 1. INLEIDING 1.1. Kader In de Nota Aanschaffingenbeleid en Innovatie die in 1981 is verschenen wordt de relatie gelegd tussen Overheidsaanschaffingen en de technologische vernieuwing bij de bedrijven. Genoemde doelstellingen zijn: - betere afstemming van het aanschafbeleid op het industriebeleid, in het bijzonder het innovatiebeleid. - verbetering van kwaliteit van de dienstverlening door de overheid. - bevorderen middels overheidsvraag naar goederen en diensten van technologische vernieuwingen binnen het Nederlandse bedrijfsleven met het oog op de versterking van de (internationale) concurrentiepositie. De formulering en uitvoering van dit beleid is voor een belangrijk deel ondergebracht bij de Afdeling Overheidsopdrachten van het Ministerie van Economische Zaken waaronder het Coördinatiebureau Overheidsaanschaffingen (CB) ressorteert. Een belangrijke taak van het CB is het stimuleren, coördineren en begeleiden van concrete aanschaffingsprojecten die een duidelijke bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de eerder genoemde doelstellingen. Een van de instrumenten ter ondersteuning van dit beleid, is de Subsidieregeling Innovatiestimulerend Overheidsaanschaffingsbeleid. Voor dit instrument wordt jaarlijks op de EZ-begroting f 10 min. gereserveerd. 1.2. Hoofdlijnen subsidieregeling De subsidieregeling «innovatie-stimulerend overheidsaanschaffingsbeleid» (I0A) heeft als doel de versterking van de concurrentiepositie van het Nederlands bedrijfsleven door het bevorderen van innovatie middels overheidsopdrachten. De subsidie is bestemd voor de overheid (centrale, lagere en semioverheid) als tegemoetkoming in de kosten van het verlenen aan een Nederlandse onderneming van een ontwikkelingsopdracht danwei als tegemoetkoming in de kosten van een proef/demonstratie-aanschaf. De hoogte van de subsidie bedraagt max. 33'/3% van de betrokken kosten. Voor voorafgaande commerciële en/of technologische haalbaarheidsonderzoeken ten behoeve van risicovolle overheidsopdrachten kan een subsidie verleend worden van maximaal 50%. Projecten kunnen bij het Coördinatiebureau Overheidsaanschaffingen zowel door overheidsinstanties als het bedrijfsleven worden aangemeld. Ook kan het Coördinatiebureau projecten initiëren naar aanleiding van het jaarlijkse vooroverleg met aanschaffende departementen of meldingen aan Economische Zaken van voorgenomen aanschaffingen. 1.3. Relatie met andere EZ-instrumenten Het subsidie-instrument I0A heeft met name voor wat betreft het ontwikkelingstraject een duidelijke relatie met een andere EZ-regeling ter bevordering van innovatie, te weten het Technisch Ontwikkelingskrediet (TOK). Het instrument I0A heeft doorgaans de voorkeur indien het toekomstig aanbod zich grotendeels zal richten op de overheidsmarkt en het ontwikkelingstraject direct gevolgd wordt door een demonstratie-aanschaffing.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
18
Afstemming over de keuze van de in te zetten instrumenten vindt in een vroegtijdig stadium plaats. Gecombineerde inzet van TOK en IOA is eveneens mogelijk. Een middels TOK ondersteunde ontwikkeling kan door bemiddeling van het Coördinatiebureau bij de overheid geïntroduceerd worden via een demonstratie- of proefproject. Een voorbeeld hiervan is de aanschaf van apparatuur voor diagnostiek (MRI-apparatuur) door academische ziekenhuizen. Een andere in dit verband relevant subsidie-instrument is de CODEMAregeling (Commissie Ontwikkeling Defensie Materieel). Deze beoogt de Nederlandse industrie te betrekken bij onderzoek" en/of ontwikkelingsprojecten op basis van vastgestelde danwei verwachtbare Defensie behoeften. Het Ministerie van Defensie kan voor toekomstige aanschafprojecten eveneens gebruikmaken van de regeling IOA. Het verschil met de CODEMA is dat de regeling IOA zich primair richt op de aanschaffingen met een civiele spin-off en dat het ontwikkelingstraject direct gevolgd wordt door een demonstratie-aanschaf. 1.4. Doorlooptijd De doorlooptijd van de verschillende projecten van het moment van voormelding tot een committering varieert sterk. De gemiddelde doorlooptijd in de periode 1980-1985 was ca. 5 maanden. Deze verschillen zijn voornamelijk terug te voeren op een uiteenlopende duur van de aanmeldingsfase. De aanscherping van de criteria aan de hand van de opgedane ervaringen en de verbetering van de procedures in 1984 hebben een gerichtere toepassing van het instrument mogelijk gemaakt en een duidelijke verkorting van de doorlooptijd laten zien. Het streven is sinds 1985 om de maximale beslissingsdoorlooptijd op drie maanden te houden. Dit is reeds gelukt voor een vijftal projecten, mede dankzij de invoering (eerste fase) van een geautomatiseerd beheerssysteem.
2. ONDERSTEUNENDE INNOVATIEVE PROJECTEN 2 . 1 . Beschikbare financiële ruimte Over 1980 t/m 1982 bedroeg deze in totaal f 20 min./jaar; over 1983 t/m 1985 f 10 min./jaar. Deze ruimte is in 1984 en 1985 met ca. f 2 min./jaar overtekend. De reductie in 1983 is uitgevoerd naar aanleiding van de onderuitputting in 1 982. In 1984 is besloten om voor de periode van 5 jaar (1984 t/m 1988) op jaarbasis f3,5 min. te reserveren voor aanschaffingen ten behoeve van overeengekomen speerpuntprojecten INSP bij het Hogerresp. Middelbaar Technisch Onderwijs. Hieraan lagen de volgende argumenten ten grondslag: a. Het belang van het bedrijfsleven bij het op korte termijn beschikbaar komen van adequaat opgeleide schoolverlaters. b. De vervolgaanschaffingen door de scholen welke konden voortvloeien uit de speerpuntprojecten. c. De spin-off voortvloeiend uit de produktbekendheid bij de schoolverlaters. Het definiëren van speerpuntprojecten geschiedt door de INSP-Onderwijs projectgroep welke is gevormd door de Ministeries van Onderwijs en Wetenschappen en Economische Zaken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
19
Het bepalen van de aanschaffingen welke via het instrument IOA gesteund worden geschiedt door het Coördinatiebureau binnen de criteria op basis van de lijst van speerpuntprojecten. De kosten van de c o m m i t t e r i n g worden op basis van een 5 0 - 5 0 verdeling gedragen door de Ministeries van Onderwijs en Wetenschappen en Economische Zaken, de uitvoering is de verantwoordelijkheid van de gezamenlijke projectgroep. Het IOA/INSP programma heeft geleid tot de volgende ondersteuningen: - in 1 9 8 4 1 project, te weten CAD apparatuur voor het middelbaar technisch onderwijs (MTO), ad f 3 , 8 min. - in 1985 9 projecten voor het hoger technisch onderwijs (HTO) en MTO ad f 3 , 5 min., waarvan 7 projecten voor het MTO en 2 projecten voor het HTO. De voor niet-INSP resterende c o m m i t t e r i n g s r u i m t e is als volgt benut: - in 1 9 8 4 : 9 projecten, ad f 8 , 5 min. - in 1 9 8 5 : 16 projecten, ad f 8 , 2 min. Dit w o r d t in de volgende paragrafen nader uitgewerkt. 2.2. Aantal ondersteunde projecten In de jaren 1982 t / m 1985 zijn 126 projecten in definitieve versie dan wel concept aangemeld. In totaal zijn 68 innovatieve projecten financieel ondersteund, hierbij inbegrepen de 10 INSP-Onderwijsprojecten in de jaren 1984 en 1985 (zie tabel 2.2). Tabel 2.2. Aantal ondersteunde projecten Jaar
Projecten (aantal) Bijdrage (in min.)
1980
1981
1982
1983
1984
1985
6 21,8
11 20,0
3 3,7
13 3,9
10 12,3
25 11,7
2.3. Evaluatie van de projecten 2 . 3 . 1 . Totaal
oordeel
Om de effectiviteit van het instrument IOA te kunnen beoordelen is toetsing van de projecten-resultaten noodzakelijk. Hierbij gaat het o m de vraag in hoeverre projecten technisch danwei commercieel geslaagd zijn. Het project is «technisch geslaagd» als de «AANSCHAFFENDE OVERHEID» het project tijdig en goed werkend krijgt opgeleverd, met de overeengekomen «performance», kwaliteit en prijs. Het project is «commercieel geslaagd» als tengevolge van de goede demonstratiewerking door het DEELNEMEND BEDRIJFSLEVEN een aantal opdrachten tot levering w o r d t verworven al of niet binnen de overheidssector. De vaststelling of dit resultaat bereikt wordt, kan pas enige tijd na de oplevering van het produkt plaatsvinden, in de praktijk op zijn vroegst 9 maanden na oplevering. Technisch
geslaagde
projecten
De gemiddelde looptijd van de projecten blijkt 2 tot 3 jaar te zijn; hieruit volgt dat nog slechts een beperkt aantal is afgerond (26). Van de 26 afgeronde projecten zijn er 16 technisch geslaagd (zie tabel 2.3.1). Dit betekent een slaagpercentage van 62%.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 16 7 7 3 , nr. 11
20
In een relatief groot aantal gevallen blijkt het project in het geheel niet te zijn gestart; in deze gevallen is er uiteraard door het Ministerie van Economische Zaken niets uitbetaald. Tabel 2.3.1. Aantal technisch geslaagde projecten Jaar van committering
Projecten Afgerond Geslaagd
1980
1981
1982
1983
1984
1985
6 6 5
11 8 5
3 2 1
13 9 4
10 1 1
25 0 0
Commercieel geslaagde projecten Of een project commercieel geslaagd is, kan worden getoetst tegen de in de aanvraag opgegeven verwachtingen. Voor relatief eenvoudige produkten is een éénduidig oordeel over het al dan niet bereikt zijn van de verwachtingswaarde, nog wel te toetsen; bij meer complexe produkten, zoals systemen, wordt het aanmerkelijk moeilijker om tot éénstemmigheid met het deelnemend bedrijf te komen over het commercieel succes in relatie tot de verwachtingswaarde. Van de 16 technisch geslaagde projecten zijn er naar oordeel van het deelnemende bedrijf en het Coördinatiebureau: - 6 projecten geheel commercieel geslaagd te noemen. - 4 projecten pas op later tijdstip toetsingsrijp. - 6 projecten uit de jaren 1980, 1981 niet getoetst. Mislukte projecten De tien niet geslaagde projecten zijn als volgt te rubriceren: — Niet gestart: — Beoogde innovatieve produkt wordt inmiddels aangeschaft: in Nederland: elders: — Innovatieve projecten die tijdens de looptijd sterk zijn afgeweken: — Totaal
6 1 2 1 10
De meest geprononceerde redenen voor het falen van projecten zijn: - de aanschaffer bleek, veelal door interne oorzaken, niet in staat het project te starten - de aanschaffer komt tot wezenlijke verandering van inzicht tijdens het specificatietraject na de acceptatie van de committeringsvoorwaarden gesteld door het Ministerie van Economische Zaken. - de opgestelde specificaties bleken niet acceptabel, noch voor het bedrijfsleven, noch voor de gebruikersgroep.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16773, nr. 11
21
Tabel 2.3.2. Verdeling projecten over departementen en lagere overheid Departement
1980
1981
Alg. Zaken BuZa Justitie ;.iZa 0 & W Financiën Defensie VROM V& W EZ LaVi SoZaWe WVC Lagere Overheid
-
-
— —
1
Totaal
2
2
— 2
1983
1984
1
— -
1 1 3
—
1 1 1 3
1 1 2
1
— — — _
_ — —
—
—
6
1982
—
3
— 2 1
-
1 1 2
-
2
-
2 9
— 1
3
11
1985
Totaal 0 1 5 3 8 1 8 2 11 10 5 0 5
10 3
13
11
25
69
2.3.3. Projecten van Lagere Overheden Bij de introductie van het instrument I0A is in de eerste twee jaar, met name de aandacht gericht op de Centrale Overheid, vervolgens is ook de aandacht geschonken aan de Lagere Overheden. Via publikaties, een voorlichtingscampagne in samenwerking met de NEVIE (Nederlandse Vereniging voor Inkoop Efficiency) alsmede andere kontakten met overheidsaanschaffers, is het instrument ook bekend gemaakt bij de Lagere Overheden. Dit heeft geleid tot een groei in het aantal projecten van de lagere overheid: - in 1983 0 - in 1984 3 - in 1985 7 Deze trend zet zich ook na 1985 hoogstwaarschijnlijk door. Het aandeel van de projecten van lagere overheden in de gecommitteerde jaarbedragen beliep in 1984 17% en in 1985 14%. 2.3.4. Projecten waarbij de KMI met de uitvoering is belast Inschakeling van de Kleine en Middelgrote Industrie (KMI) wordt vanaf de invoering van de regeling nagestreefd. Tegen deze achtergrond wordt er meer en meer op aan gedrongen dat de KMI enerzijds toeleverancier of onderaannemer is bij grote projecten en anderzijds zelf als hoofdcontractant geaccepteerd wordt. Een belemmering voor de inschakeling van de KMI blijkt in de praktijk te liggen in het risico dat de aanschaffende overheid loopt. Met name voor de afdekking van de schadegevolgen bij de aanschaffers hebben KMI-bedrijven, in geval van niet of niet tijdig opleveren, veelal onvoldoende financiële draagkracht. Om dit knelpunt op te heffen is in 1983 de mogelijkheid geopend tot garantiestelling in geval van niet, of niet tijdig gereed komen van een project, mits het project via de normale procedure bij het Ministerie van Economische Zaken is aangemeld en nadrukkelijk onder de categorie garantiestelling is gecommitteerd. In de praktijk is hiervan éénmaal voor een KMI-project gebruik gemaakt. Een ander probleem vormt de beperkte ontwikkelingscapaciteit bij de KMI, waardoor projecten van grotere omvang door aanschaffende
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
22
diensten eerder bij grotere bedrijven worden ondergebracht. In de praktijk blijkt dan ook dat inschakeling van de KMI als hoofdcontractant beperkt is tot projecten met een maximale omvang van ca. f 1 min. Dit kan doorbroken worden door de KMI door middel van het aangaan van samenwerkingsverbanden, zoals gedemonstreerd wordt in het gecommitteerde project «Automatisering Visafslag Scheveningen» (1984). Door samenwerking van drie KMI-bedrijven is deze opdracht ter waarde van meerdere miljoenen guldens door de KMI verworven. Tevens heeft men de commerciële kracht gebundeld, zodat vervolg-orders eerder tot de mogelijkheden behoren. Aan het tot stand brengen van deze opdracht is door het Ministerie van Economische Zaken in samenwerking met de Gemeente Den Haag veel aandacht gegeven, met name vanwege de voorbeeldwerking die van dit project op de KMI en de gemeentelijke overheden kan uitgaan. Dat er overigens meer en meer projecten met de KMI worden aangegaan blijkt duidelijk uit de groei van het aantal kleinere ondersteunde projecten in de jaren 1984 en 1985. 2.3.5. Projecten naar aandachtsgebieden Een overzicht van de verdeling van ondersteunde innovatieve projecten naar de hoofdaandachtsgebieden van het industriebeleid is opgenomen in tabel 2.3.5. Tabel 2.3.5. Aantallen projecten per aandachtsgebied Aandachtsgebied
Periode 1 9 8 0 - 1 9 8 5 1980
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14
Transito Agribusiness Bouw Chemie Offshore Transportm. Medische techn. Milieu Energie Defensie Toerisme Informatica Biotechnolie Nieuwe materialen
Totaal per jaar:
1981
1982
1983
_
-
-
1 1 4 4
-
2 2 2
1 2 3
3 8 3
4
3
3
5
7
13
19
29
20
27
35
57
1 2
3 2
2 2 2
2
-
1
1985
_
_
2 1
1984
4 3
— 17
Opmerking: De tabel bevat dubbeltellingen. Een project met een looptijd van 3 jaar, dat bij de aanvang van 1983 gecommitteerd wordt, wordt in de tabel als project geregistreerd in 1983, 1984 en 1985. Op grond van de aanbevelingen van de Commissie Wagner is met ingang van 1984 de actieve werving gericht op de volgende aandachtsgebieden: — informatica, — medische technologie, — defensie apparatuur. Het resultaat is zichtbaar in het aantal lopende 1985): 29 projecten, tegen — informatica 8 projecten, tegen — medische technologie 5 projecten, tegen — defensie apparatuur
projecten (stand van zaken per ultimo 13 in 1983, 2 in 1983, 3 in 1383.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
23
Nadere uitwerking prioritaire sectoren 1981
1983
1985
6 8,4
13 14,7
29 25,7
Aantal lopende projecten:
2
8
In betrokken jaar bestede gelden (in min.):
0,2
3,2
3 0,3
5 0,9
Informatica Aantal lopende projecton: In betrokken jaar bestede gelden (in min.): In deze aantallen zijn de gecommitteerde I NSP-onderwijsprojecten meegenomen. Medische technologie
Defensie apparatuur Aantal lopende projecten: In betrokken jaar bestede gelden (in min.):
3. PROCEDURES 3 . 1 . Uitgangspunten en projectaanpak De verantwoording voor het realiseren van de lOA-projecten berust bij de aanschaffende overheid en het deelnemende bedrijfsleven. De betrokkenheid van het Ministerie van Economische Zaken ligt primair in de fase voor het moment van committeren en ligt met name in het toetsen tegen de criteria en sturen voor zover nodig om een goede projectbeheersing tijdens het uitvoeringstraject te verzekeren. Tijdens het uitvoeringstraject is de EZ-bemoeienis beperkt tot het beoordelen van de vereiste voortgangsrapportage en het verrichten van voorschot-betalingen, echter uitsluitend op basis van gewaarmerkte verklaringen omtrent het passeren van vooraf afgesproken mijlpalen in het project. Aan de begeleiding van de aanvragen wordt in het voortraject («intake») veel aandacht besteed. In dit stadium is het noodzakelijk de basis te leggen voor een goede wederzijdse samenwerking bij de uitvoering van de projecten en de rol die iedere partij speelt in de verschillende stadia van aanvraag, acceptatie en uitvoering. De ervaring leert dat deze tijd zeer nuttig besteed is: het voortraject heeft een sterk leereffect en een drempelverlagende werking zodat de betreffende overheidsaanschaffers voor volgende project-aanmeldingen de weg naar het Ministerie gemakkelijk opgaan en de noodzakelijke gegevens dan vrijwel «panklaar» toeleveren. Tevens is in dit vroegtijdige stadium een maximale inbreng van door het Ministerie van Economische Zaken gewenste aspecten mogelijk. Voorts blijkt bij deze wijze van werken slechts een gering aantal aanvragen uit te vallen in het eindtraject van de aanvrage, terwijl de innovatieve component maximaal gewaarborgd blijft.
4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES In de verslagperiode zijn de kriteria van de regeling IOA, aan de hand van de opgedane ervaringen aangescherpt. In 1985 werd een aanvang gemaakt met de invoering van een geautomatiseerd beheerssysteem. Na de onderuitputting van de committeringsruimte in 1982 en 1983 is de ruimte in 1984 en 1985 met ca. f 2 min. overschreden. In het totaal zijn in de periode 1980-1985 68 innovatieve projecten financieel ondersteund; dit betekent dat van de ingediende voorstellen circa 40% is gehonoreerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 985-1986, 16 773, nr. 11
24
Het bedrag dat in de verslagperiode aan subsidie is verstrekt is f 73,4 min. verdeeld over 68 projecten. Gelet op de 'A-'A-'A verdeling betekent dit dat hiervan een maximale directe innovatieve bestedingsimpuls kan uitgaan van f 2 2 0 min. Daarnaast zullen er niet kwantificeerbare indirecte effecten zijn. De beoordeling van de effectiviteit van het instrument dient te geschieden op basis van de innovatiestimulerende werking die ervan op het bedrijfsleven uitgaat. In het kader van deze rapportage is hiertoe een poging gedaan door aan te geven welke van de afgeronde projecten technisch geslaagd zijn. Voor een bredere beoordeling op basis van het commercieel slagen van projecten is het aantal te evalueren projecten nog te gering en ontbreekt relevante informatie van het deelnemende bedrijfsleven. Op basis van het technische kriterium kan worden gesteld dat van de 26 afgeronde projecten 16 geslaagd zijn; hiermee is een totale bestedingsimpuls gemoeid van f 85 min. Voorts kan worden geconstateerd dat vanuit het instrument een ondersteuning wordt gegeven aan het aandachtsgebiedenbeleid. Zo zijn in de belangrijkste aandachtsgebieden Innovatieve projecten gestart. In de sector informatica is sprake van 34 projecten, in de defensie-sector zijn 8 projecten gestart en in de sector medische technologie eveneens 8. Daarnaast is met behulp van dit instrument de innovatie in de KMI gestimuleerd; met name in de laatste jaren is het beleid hierop gericht geweest. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de daling van het gemiddelde per project gecommitteerde bedrag.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16 773, nr. 11
25