Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1998–1999
26 234
Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
26 255
Restricties op kapitaalverkeer
Nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 17 december 1998
1
Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, WitteveenHevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA). Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GroenLinks), Van Dok-van Weele (PvdA), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (GPV), Apostolou (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Voorhoeve (VVD), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Verhagen (CDA), ondervoorzitter, Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), M.B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), De Boer (PvdA), voorzitter, Van der Knaap (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Wilders (VVD). Plv. leden: Dijkstal (VVD), Bolkestein (VVD), De Graaf (D66), Van ’t Riet (D66), Rouvoet (RPF), Belinfante (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Patijn (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Zijlstra (PvdA), Eurlings (CDA), Cherribi (VVD), De Haan (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van Bommel (SP), Harrewijn (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Remak (VVD), Albayrak (PvdA), Van Oven (PvdA), Van den Akker (CDA), Leers (CDA), Vendrik (GroenLinks), Feenstra PvdA), Balemans (VVD).
KST33286 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1999
De vaste commissies voor Financiën1 en voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 19 november 1998 overleg gevoerd met minister Zalm van Financiën, en minister Herfkens voor Ontwikkelingssamenwerking, over: – de agenda en het verslag van de najaarsvergadering van het Interim Committee (IC) en het Development Committee (DC) d.d. 4 en 5 oktober 1998 (26 234, nrs. 1 en 2); – de nota over restricties op kapitaalverkeer (26 255, nr. 1). Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Koenders (PvdA) vroeg naar de opvatting van de regering over de voorwaarden van transparantie en democratische controle die het Amerikaanse Congres heeft gesteld aan de quotaverhoging van het Internationale monetaire fonds (IMF). De Verenigde Staten hebben naar zijn mening in de internationale financiële crisis getuigd van leiderschap met hun renteverlaging en hun voorstel voor de G7. Wel vroeg hij zich af of dit niet alleen aandelenbeurzen, maar ook het herstel van de wereldeconomie ten goede komt. De berichten dat het ergste van de crisis voorbij is, achtte de heer Koenders voorbarig. Er is immers nog onduidelijkheid over de maatregelen in Japan. Verder zijn de noodzakelijke structurele politieke en economische hervormingen in de betrokken landen pas op langere termijn mogelijk. Wat verstaat de regering in dit verband onder good governance, bijvoorbeeld bij leningen aan landen zoals Indonesië? Daarbij gaat het zowel om politieke en economische veranderingen als om financiële zaken zoals controle op de banken en de onafhankelijkheid van de financiële sector. Voor de armsten in de betrokken landen achtte de heer Koenders de crisis zeker niet voorbij. Worden er voor hen voldoende garanties ingebouwd in de pakketten? De Wereldbank schijnt financiële steun aan Brazilië en Argentinië te geven, waardoor er minder geld overblijft voor landen in Afrika. Wat is het Nederlandse standpunt in dezen geweest? De heer Koenders erkende dat China zich weet te handhaven door zich af te schermen van de kapitaalmarkten, maar was bezorgd over de grote binnenlandse schulden, die ook externe consequenties kunnen hebben. Voor de rol van het IMF en de Wereldbank in de veranderende situatie vond de heer Koenders noodzakelijk: een geordende kapitaalliberalisatie,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 234 en 26 255, nr. 4
1
transparantie en openheid, een betere lastenverdeling tussen de private en de publieke sector en het opnieuw agenderen van de discussie over de beleidscoördinatie tussen de Verenigde Staten, Europa en Japan. Op korte termijn moeten de kapitaalstromen naar landen in crisissituaties weer op gang worden gebracht. Een fundamenteel probleem hierbij is dat van de «moral hazard». De heer Koenders noemde het in verband met het Braziliëpakket onaanvaardbaar dat het IMF onder het huidige voorzitterschap passief is in het samenbrengen van banken bij herfinancieringspakketten en het op gang brengen van kapitaalstromen. Ook de banken zelf vinden dat het IMF weinig initiatief hierin neemt. Hoeveel geld van de Wereldbank gaat er overigens naar Brazilië en waarom is daartoe besloten? Omdat het een garantiefonds betreft, is het misschien moeilijk controleerbaar, maar desondanks drong de heer Koenders aan op grotere transparantie en controle. Door de zeer restrictieve voorwaarden die aan het Braziliëpakket verbonden zijn, zal de toch al arme bevolking een hoge prijs moeten betalen. De reële rente is in Brazilië meer dan 30%. Op welke manier wordt hiermee rekening gehouden bij de Nederlandse inzet voor het garantieprogramma? De Verenigde Staten bieden landen de gelegenheid zich uit de crisis te exporteren, maar hebben hierdoor wel grote tekorten op de betalingsbalans. In het licht van de Europese centrale bank en de euro vroeg de heer Koenders naar de toekomstige Europese rol in dezen. De OESO heeft in dit verband er al op aangedrongen dat Europa de rente verlaagt. De heer Koenders steunde het standpunt van de regering voor het schuldeninitiatief HIPC. Inmiddels financiert Groot-Brittannië meer mee. Is er ook meer te verwachten van de nieuwe Duitse regering? Kunnen Nicaragua en Honduras ook bij dit initiatief worden betrokken? De heer Koenders haalde Chili aan als voorbeeld waarin reserveverplichtingen zijn gesteld om de import van kort kapitaal te verminderen. Het IMF en de Wereldbank willen de ervaringen met het aan banden leggen van kort kapitaal aan de vraagzijde evalueren. Wordt hierover een publiek rapport uitgebracht en, zo ja, kan het dan in de Commissie worden besproken? Hoe verhoudt deze gang van zaken zich met de voorwaarde van volledige kapitaalliberalisatie die aan het lidmaatschap van de OESO wordt gesteld? Hoe kan de Wereldbank worden ingeschakeld bij hervorming van de financiële sector? Voor regulering van de aanbodkant van het kort kapitaal zijn er twee mogelijkheden in discussie, de Tobintax en bankencontrole. De heer Koenders dankte de regering voor de uitvoerige notitie over de Tobintax. Een probleem is dat investeringsmaatschappijen en hedgefondsen hiermee vaak niet worden bereikt. Wil de regering zich in het kader van de Europese centrale bank en de Bank for International Settlement (BIS) actiever inzetten voor bankencontrole en reserveverplichtingen voor dit soort speculatieve fondsen en de Kamer hierover rapporteren? In antwoord op een vraag van de heer Vendrik wees de heer Koenders erop dat in de motie-Crone werd gevraagd om een inspanningsverplichting van de regering in verband met de hervorming van de internationale financiële instellingen. Uit de verslagen blijkt dat de regering zich hiervoor actief heeft ingezet. De heer Hessing (VVD) was blij met het verloop van de najaarsvergadering van het Interim Committee (IC) en het Development Committee (DC), en betuigde zijn instemming met de rede die minister Zalm daar had gehouden. Hij stelde voor, dergelijke toespraken voortaan ook voor de Commissie te agenderen, omdat daarin het Nederlandse standpunt tot uitdrukking komt. Naar aanleiding van de standpunten van de verschillende landen had hij behoefte aan een inhoudelijk debat, maar in dit overleg wilde hij zich beperken tot het verslag van de najaarsvergadering.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 234 en 26 255, nr. 4
2
Dat er geen nieuwe instelling is opgericht, noemde de heer Hessing een belangrijk resultaat van de najaarsvergadering. Hij benadrukte dat het IMF en de Wereldbank zich aan de eigen kerntaken moeten houden, maar hierbij wel beter moeten samenwerken. Het IMF zou minder incidenteel moeten reageren met steeds grotere pakketten en meer preventief moeten werken, met grotere transparantie. Wil de regering de Kamer nader informeren over de aansturing van deze instituties en de verbetering hiervan? De heer Hessing sprak zich uit voor een grotere betrokkenheid van de particuliere sector, die dan wel tijdig in de gelegenheid moet worden gesteld om zelf met goede herstructureringsvoorstellen te komen. In het G10-overleg is uitgesproken dat de betrokkenheid van de particuliere sector moet worden vergroot voor herstructurering van schulden, betere risicoappreciatie en beter risicobeheer. Hierbij moet er marktwerking zijn in de zin dat de particuliere sector zelf zijn verliezen moet nemen. De heer Hessing oordeelde het positief dat alle landen meer transparantie wensen. Wat is hierover besloten en wanneer worden de voornemens geïmplementeerd? Hoe is de voortgangscontrole? Wordt de voorzitter van het IMF hierop aangesproken? Met genoegen las de heer Hessing in het verslag dat er overeenstemming is over maatregelen voor de stabiliteit van het internationale monetaire stelsel. Welke afspraken zijn er over de implementatie hiervan gemaakt? Waar ligt de verantwoordelijkheid om een daadkrachtige uitvoering van de voornemens af te dwingen en wat is de rol van de Nederlandse regering hierin? Het Nederlandse standpunt betreft vooral de rol van het IMF, maar eerst moet er duidelijkheid zijn over de rol van de particuliere sector, zowel preventief als curatief. De heer Hessing vroeg ook welke afspraken er zijn gemaakt over de transparantie en op welke termijn de voornemens worden gerealiseerd. In het algemeen vroeg de heer Hessing de regering om een toelichting op de bestuurlijke verhoudingen binnen het IMF. In het verslag wordt de mogelijkheid van versterking van het IC genoemd. Welke maatregelen worden hiervoor overwogen? De noodzaak van nauwere samenwerking en betere afstemming tussen het IMF en de Wereldbank achtte de heer Hessing goed verwoord in de toespraak van minister Zalm. Op welke termijn worden deze gerealiseerd en wie is hiervoor verantwoordelijk? De heer Hessing meende dat Nederland terecht boos is geworden over de betalingsbalanssteun door de Wereldbank. Uit de tekst van de rede van minister Herfkens blijkt dat de Wereldbank hiermee handelt in strijd met haar statuten. Zijn deze uitgaven onrechtmatig en, zo ja, wat zijn de consequenties daarvan? Met de steunoperatie voor Indonesië heeft Nederland onder voorwaarden ingestemd. De heer Hessing kwalificeerde de situatie daar als zeer moeizaam. Omdat het naar zijn mening in Rusland de verkeerde kant op gaat, verklaarde hij zich tegen steun aan dat land en hooguit voor hulp bij de opbouw van de financiële sector. Over het pakket van 41 mld. dollar voor Brazilië vroeg de heer Hessing of de particuliere sector erbij betrokken is, zoals eerder was afgesproken. Wat is er afgesproken over de herstructurering van particuliere schulden? Hij schatte dat Nederland in totaal, bilateraal en via internationale organisaties, voor ongeveer 1,5 mld. bij dit pakket betrokken is en vroeg welke voorwaarden hieraan zijn gesteld. Ten slotte vroeg hij in dit verband om een apart overleg over het beleid van het IMF voor deze drie landen. In het DC is grote nadruk gelegd op het herstel van de private kapitaalstromen. De heer Hessing sloot zich aan bij het Nederlandse standpunt terzake, maar tot zijn verbazing las hij in het verslag dat de meerderheid van het DC Nederland niet steunt. Hij vroeg zich af wat de andere landen dan willen op dit punt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 234 en 26 255, nr. 4
3
Nederland heeft zich uitgesproken tegen de Emergency Structural Adjustment Loans (ESAL’s), omdat de Wereldbank hiermee betalingsbalanssteun verleent, wat een taak van het IMF is. De heer Hessing wees erop dat hiermee wel de aanpassing van de financiële sector wordt gesteund. Wat doet Nederland als die leningen toch worden verstrekt? De heer Hessing sloot zich aan bij het standpunt van Nederland dat de G7-landen meer moeten doen voor het netto-inkomen van de Wereldbank, maar zag bezwaren tegen kapitaalverhoging. Hiermee krijgt de Wereldbank immers de ruimte voor meer grote operaties waarvoor zij eigenlijk geen mandaat heeft. Hij vroeg de regering of zij met het pleidooi voor kapitaalverhoging andere landen uit de G7 wellicht ertoe wil dwingen eerdere toezeggingen na te komen. Wanneer de Wereldbank zich aan haar mandaat houdt en andere landen hun financiële verplichtingen nakomen, is er geen noodzaak tot kapitaalverhoging. De heer Hessing vroeg naar de argumenten voor en tegen kapitaalverhoging om een goede afweging mogelijk te maken. Op een vraag van de heer De Haan antwoordde de heer Hessing dat hij de regering had gesteund bij de quotaverhoging voor het IMF, maar onder voorwaarden. In de laatste zin van zijn rede meldde de minister van Financiën dan ook dat het Nederlandse parlement ermee had ingestemd. De heer Hoekema (D66) dankte de bewindspersonen voor de uitvoerige en duidelijke informatie. Hij herinnerde eraan dat in het algemeen overleg van 24 september al was vastgesteld dat de crisis deels ligt in het tekortschieten van het internationale financiële systeem en de rol van het mondiale (flits)kapitaal en deels in specifieke factoren in de betrokken landen. Dit is ook in de najaarsvergadering vastgesteld. De heer Hoekema sloot zich aan bij de vragen van de heer Hessing naar de voortgangscontrole en vroeg de regering om een regelmatige rapportage, ook over concrete crises. De inspanningsverplichting die de Kamer aan de regering had meegegeven, heeft voor een deel geleid tot een goed resultaat, waarmee de heer Hoekema de regering complimenteerde, hoewel de uitwerking ervan nog moest worden afgewacht. De heer Hoekema vroeg vervolgens of de Engelse delegatie nog is teruggekomen op de wijzigingsvoorstellen die de Engelse ministerpresident Blair voor het IMF en de Wereldbank had gedaan. Vindt ook de Nederlandse regering een goede evaluatie van de kerntaken van het IMF en de Wereldbank en van hun samenwerking noodzakelijk? Wie voert die evaluatie in? Volgens de schriftelijke antwoorden beginnen de maatregelen in de landen die het eerst door de crisis werden getroffen, Thailand en Korea, vruchten af te werpen. De heer Hoekema vroeg hoe dit wordt getoetst en of het ook voor Indonesië geldt. In hoeverre is het uitgangspunt dat de armste groepen niet de dupe van de crisis mogen worden, onderdeel van het beleid van het IMF en de Wereldbank en van de Nederlandse delegatie bij deze instituten? De heer Hoekema meende, gezien de gebrekkige maatregelen van de Russische regering, dat van het IMF in redelijkheid niet kan worden verwacht dat het daarop ingaat. Is er nog enig contact tussen Rusland en het IMF? Wordt er een beter voorstel van Rusland verwacht om alsnog voor steun in aanmerking te komen? De heer Hoekema sloot zich aan bij de vragen van de heer Koenders over Brazilië. In een artikel in Herald Tribune spreekt de voorzitter van het IMF zich uit voor grote financiële stimulansen aan landen zoals Brazilië om beleidshervormingen te steunen. Het is echter niet duidelijk of het Braziliëpakket zuiver financieel is of ook is bedoeld om beleidshervormingen te stimuleren. De financiële instellingen en het beleid in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 234 en 26 255, nr. 4
4
Brazilië achtte de heer Hoekema van redelijk niveau. Het land is vooral slachtoffer geworden van de crisis elders en van de rol van het particuliere kapitaal. Ook de heer Hoekema vroeg naar de afspraken over het betrekken van de particuliere sector. Hij noemde deze betrokkenheid essentieel en achtte het contact tussen banken en het IMF waarvan in het verslag wordt gesproken, pas een klein begin op dit punt. De heer Hoekema steunde het beleid voor grotere transparantie in de financiële sector in de aangesloten landen. Wel wees hij nog op het belang van voortgangscontrole. De heer Hoekema zei overtuigd te zijn door de argumenten van de regering tegen invoering van de Tobintax, en vroeg de regering welke andere maatregelen er mogelijk zijn om particulier kapitaal in goede banen te leiden. Hij zag hiervoor een goede mogelijkheid in het Chileense model. Ook de heer De Haan (CDA) dankte de bewindslieden voor de omvangrijke en duidelijke verslagen en schriftelijke antwoorden. Hij benadrukte dat vrijheid van kapitaalverkeer goed is op langere termijn, maar dat hierbij wel aan voorwaarden voldaan moet worden, niet alleen voor de financiële sector, maar ook voor de reële economie. In de verslagen miste hij de constatering dat vrij kapitaalverkeer niet moet worden toegestaan wanneer een land niet in intern en extern evenwicht op langere termijn is. Een goed georganiseerd financieel stelsel met toezicht alleen is dus niet voldoende. Sommige landen hebben, gestimuleerd door het IMF, het kapitaalverkeer naar zijn mening veel te snel geliberaliseerd. Ook de heer De Haan sprak zich uit tegen vermenging van de taken van het IMF en de Wereldbank, en sloot zich aan bij het kritische standpunt van de regering over het voorstel voor «lenders of last resort». Hierdoor zou zeker een situatie van «moral hazard» ontstaan. De nationale bank kan ook als een «lender of last resort» worden beschouwd, maar zij wordt wel gecontroleerd door een regering en door duidelijke wetgeving. De heer De Haan was er verheugd over dat ook de republikeinen in het Amerikaanse Congres tot de conclusie zijn gekomen dat de quotaverhoging noodzakelijk is. In het algemeen overleg van 24 september, zo memoreerde hij, heeft de minister de heren Koenders en Hessing ervan weten te overtuigen dat de quotaverhoging van 45% eigenlijk nog laag is. De heer Koenders (PvdA) wees erop dat hij zich juist voor quotaverhoging had uitgesproken. Vanwege de ook door de heer De Haan gesignaleerde problemen had hij hieraan echter wel voorwaarden gesteld. De heer Hessing (VVD) sloot zich hierbij aan. De heer De Haan (CDA) herinnerde zich dat de minister de opmerkingen van de heren Koenders en Hessing fel heeft bestreden en dat de fractie van het CDA het standpunt van de regering deelde dat een verdubbeling nodig is. Het IMF en in het verlengde hiervan de Wereldbank moeten hiermee de ruimte krijgen om kapitaal te verstrekken aan ontwikkelingslanden, maar ook om tegengas te geven aan de instabiliteit van de internationale economie. Hiervoor is een sterk fonds met voldoende vermogen nodig. Is de regering voornemens zich in te spannen voor een verdere quotaverhoging van het IMF? Voor het feit dat de condities voor het Braziliëpakket niet openbaar zijn, toonde de heer De Haan begrip. Vloeit deze krediettransactie voort uit een gebrek aan vermogen bij het IMF voor normale steun? Zo ja, dan is het des te duidelijker dat het fonds in een noodsituatie verkeert en een quotaverhoging dus noodzakelijk is.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 234 en 26 255, nr. 4
5
De heer De Haan was er blij om dat van de Tobintax wordt afgezien, omdat deze speculaties niet voorkomt. Kortlopend kapitaal is moeilijk te scheiden in lopende transacties en kapitaaltransacties. Het leek hem veel zinniger om het depositosysteem van Chili uit te werken. Hij vroeg de regering de Kamer van de ontwikkelingen op dit gebied op de hoogte te houden. In het kader van de BIS wordt er al aan gewerkt om banken die kortlopende verplichtingen aangaan, aan hogere controle en hogere reserveverplichtingen te onderwerpen. De heer De Haan herhaalde zijn pleidooi uit het algemeen overleg van 24 september voor een groter toezicht op de reële economie. Het IMF zou in dit kader goede landenrapporten moeten maken, zoals die van de OESO. Financiële crises zijn veelal het gevolg van macro-economische onevenwichtigheden, dus niet slechts van een slechte organisatie van het bankwezen. Ook herhaalde de heer De Haan zijn standpunt dat het onverantwoord is als het IMF leningen verstrekt aan Rusland. De vraag is echter hoe Rusland dan de winter moet doorkomen. Hij benadrukte dat instabiliteit in het oostelijke deel van Europa moet worden voorkomen. Desgevraagd erkende hij dat deze opmerkingen de minister van Financiën niet direct aangaan. Wordt er echter geen hulp via het IMF geboden, dan moet eventuele hulp via de Nederlandse begroting gaan en heeft de minister van Financiën toch altijd een verantwoordelijkheid. De heer Vendrik (GroenLinks) sloot zich aan bij de complimenten over de schriftelijke antwoorden, maar vond wel dat deze erg laat waren binnengekomen. In de drukke begrotingstijd achtte hij dit extra bezwaarlijk. Hij zou zijn vragen aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dan ook uitstellen tot de begrotingsbehandeling. Over het algemene beeld was de heer Vendrik het eens met de heer Hessing, maar hij verbond er een andere conclusie aan. Naar aanleiding van de crisis in Azië wordt er enig onderzoek gedaan, maar verder blijft alles bij het oude. Er is echter geen reden om te verwachten dat er bij een volgende crisis beter wordt gehandeld. De crisis in Azië betreft geen ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar duidt op een tekortschietende kwaliteit van het internationale financiële systeem. Landen in ontwikkeling worden door de internationale financiële sector kennelijk als prooi beschouwd. Hij vroeg dan ook om een grotere intellectuele openheid dan uit de stukken blijkt. Essentieel is de vraag hoe wereldwijd met het korte kapitaalverkeer moet worden omgegaan. In Azië is het juist op dit punt fout gegaan; de directe investeringen blijken daar tijdens de crisis immers gewoon te zijn doorgegaan. Ook ontbrak het daar aan good governance, in de zin van toezicht op de banken. Als het korte kapitaalverkeer zoveel invloed op de economie heeft dat het landen in een zware depressie kan storten, is er iets mis met de internationale financiële architectuur. De Tobintax is een manier om de mobiliteit ervan te verminderen. Het is dan ook jammer dat de regering op dit punt zeer terughoudend opereert. Volgens de heer Vendrik was de motie-Crone over het internationale kapitaalverkeer minimaal uitgelegd en misschien zelfs niet helemaal uitgevoerd. Uit de Financial Times van 18 november 1998 haalde de heer Vendrik de hoofdeconoom van de Deutsche Bank aan, volgens wie de Federal Reserve een depressie heeft voorkomen door in twee maanden drie keer de rente te verlagen. Hoe kan worden voorkomen dat er internationaal grote kapitaalstromen ontstaan doordat het macro-economische beleid, in het bijzonder het monetaire beleid van de handelsblokken niet is afgestemd? Steunt de regering de vraag om een Europese renteverlaging ten behoeve van de internationale stabiliteit en vindt ook zij verdere coördinatie noodzakelijk?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 234 en 26 255, nr. 4
6
Ten slotte vroeg de heer Vendrik de regering, binnen een halfjaar met een rapportage te komen over het internationale toezicht, in het bijzonder op het kortetermijnkapitaalverkeer. Het antwoord van de ministers De minister van Financiën nam namens zijn medewerkers de complimenten over de kwaliteit van de stukken in ontvangst. Hij erkende dat er vooruitgang is geboekt op de najaarsvergadering, maar zag geen reden voor tevredenheid. Nederland is sterk voor betrokkenheid van de particuliere sector, maar andere landen aarzelen erover. De landen waarom het gaat, vrezen op den duur niet meer interessant te zijn voor particuliere investeringen en particulier kapitaal. Maatregelen op dit gebied moeten dan ook voorkomen dat deze direct worden teruggetrokken. De maatregelen voor Brazilië lijken inderdaad tot een verlenging van de kredietverlening te leiden. De gevolgen voor de middellangetermijnschuld moeten echter nog worden bezien. Het IMF en het Institute for International Finance (IIF) zetten zich ervoor in om de particuliere sector van de juistheid van de genomen maatregelen te overtuigen. Als het via overtuiging niet mogelijk is het particuliere kapitaal vast te houden, moeten er in een volgende fase wat dwingender maatregelen worden genomen. Het is niet de bedoeling dat de particuliere sector zich terugtrekt en dat de publieke sector de middelen hiervoor verschaft. In de Oekraïne is het IMF overigens al dwingender opgetreden. Voor een sterkere rol in dezen van het IMF is de steun van prominente lidstaten nodig, maar de Verenigde Staten geven dit een zeer lage prioriteit. In de crisis in Brazilië zag de minister een klassiek geval van uit de hand gelopen overheidsfinanciën en overbesteding, blijkend zowel uit een enorm tekort op de begroting als uit een enorm tekort op de lopende rekening. Door de middelen van het IMF is het mogelijk het herstel geleidelijk te laten verlopen. Het pakket is door de Braziliaanse regering zelf voorgesteld en is dus niet door het IMF opgelegd. In die maatregelen is het accent vooral gelegd op overheidssalarissen en -pensioenen en is de sociale sector dus ontzien. Ook in de afstemming tussen het IMF en de Wereldbank wordt geprobeerd de zwaksten in de samenleving te beschermen. Van grootschalige programma’s heeft echter de gehele bevolking te lijden. De minister verklaarde dat Nederland op drie manieren bij het Braziliëpakket is betrokken, ten eerste via de middelen van het IMF, wat geen financiële gevolgen voor Nederland heeft. Verder doet Nederland mee aan een BIS-lening, voor 300 mln. dollar. Ten slotte zijn de new arrangements to borrow (NAB) geactiveerd, een bedrag van circa 13,5 mld. dollar, waaraan Nederland voor 3,9% deelneemt. Deze 520 mln. dollar leent De Nederlandsche Bank (DNB) aan het IMF ten behoeve van dit pakket. In totaal is dit 820 mln. dollar, dus ongeveer 1,5 mld. In de begroting is hiervoor een garantieartikel opgenomen; het drukt dus niet rechtstreeks op de begroting, maar loopt via DNB. Dit soort kredieten aan die instellingen worden altijd afgelost. De minister achtte het mogelijk dat Nederland afziet van bilaterale bijdragen aan leningpakketten als de particuliere sector helemaal niets doet. Het is ook algemeen bekend dat Nederland eisen stelt op dit punt. Bij de NAB is dit moeilijker, want besluiten hierover worden bij gekwalificeerde meerderheid genomen. De minister had bezwaar tegen het G7-voorstel voor een lopende kredietfaciliteit tegen een wat hogere rente waarvan elk land gebruik kan maken. Dit kan immers het risico van «moral hazard» vergroten. Nederland is meer voor pakketten waarbij aan duidelijke voorwaarden wordt voldaan. Nederland is er ook tegen dat middelen voor ontwikkelingsdoeleinden worden ingezet voor betalingsbalanssteun. Hoewel het niet gebruikelijk is dat er in de raad van bewindvoerders van de Wereldbank over specifieke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 234 en 26 255, nr. 4
7
leningen gestemd wordt, is het in dit geval van o.a. de leningen voor Argentinië wel gebeurd, met een tegenstem van Nederland. De desbetreffende leningen komen echter uit de algemene middelen van de Wereldbank; Nederland heeft er dus niet rechtstreeks mee te maken. De minister ging vervolgens in op de voorwaarden die het Amerikaanse Congres aan de quotaverhoging stelt. Met vergroting van de transparantie wordt vooruitgang geboekt. Uitgangspunt is dat de public information notices (PIN’s) gepubliceerd worden tenzij een land hiertegen bezwaar maakt. Deze PIN’s vormen een weergave van de discussie over de artikel 4-rapporten. Nederland is er voorstander van dat ook deze worden gepubliceerd, maar heeft hiervoor nog niet voldoende steun verworven. Het IMF zelf werkt ook aan grotere transparantie, bijvoorbeeld door rapporten en stafdocumenten op internet te publiceren. Naar aanleiding van de voorwaarde dat ontvangende landen een meer marktconforme rente op IMF-kredieten betalen, is bij de jongste faciliteit, uit december 1997, de rente al hoger vastgesteld dan de IMF-rente. Ook voor Brazilië wordt een meer marktconforme rente berekend. Aan de voorwaarden dat landen met IMF-programma’s aan handelsliberalisatie doen, wordt in de praktijk al vaak voldaan. Wat bij de Amerikaanse voorwaarden ontbreekt, is de betrokkenheid van de particuliere sector. Met de president van de DNB had de minister besproken dat de waarderingsgrondslagen voor kredieten moeten worden heroverwogen in BIS-verband. Hedgefondsen kennen nu de maximale waardering van 100%, maar zouden ook voor meer kunnen worden gewaardeerd, waardoor de reserveverplichtingen groter worden en er een sterkere rem wordt gezet op dit soort kredietverlening. Op een vraag van de heer Koenders antwoordde de minister dat ingrijpen bij problemen met een hedgefonds wordt overgelaten aan de overheid of de centrale bank van het desbetreffende land. Toezichthouders zouden hierover in BIS-verband goede afspraken moeten maken om risico’s op dit vlak te voorkomen. Op een vraag van de heer Hessing bevestigde de minister dat de Italiaanse centrale bank heeft deelgenomen in een hedgefonds. Over China was de minister positief. De Chinese regering kent de kwetsbaarheden van de eigen economie en is dan ook steeds voorzichtig bij het openen ervan. China heeft aanzienlijke reserves in de centrale bank en heeft vrijwel als enige de wisselkoers goed weten te verdedigen. Er is ook nog altijd economische groei. De minister sprak zich uit voor bevoegdheden van het IMF ten aanzien van het kapitaalverkeer. Bij liberalisatie moet wel de goede volgorde worden gekozen: eerst directe investeringen toestaan, met technologie- en kennisoverdracht, daarna lang kapitaal en ten slotte kort kapitaal. Korea heeft dit verkeerd gedaan door ter bescherming van zijn economie directe investeringen tegen te houden en het veel gevaarlijkere korte kapitaal ruim toegang te verschaffen. Uit het betoog van de heer De Haan kon worden opgemaakt dat hij als voorwaarde wilde stellen dat de lopende rekening sluitend is, maar dan is er per definitie geen kapitaalstroom, aldus de minister. De minister bevestigde het Nederlandse standpunt dat het IMF voorwaarden moet stellen voor de opbouw van een sterke financiële sector en een effectief toezicht om te voorkomen dat er kort kapitaal in de economie komt van een land dat daar nog niet klaar voor is. Andere landen zijn echter tegen kapitaalrestricties en geen enkel land heeft zich voor de Tobintax uitgesproken. Hiermee is de Tobintax zowel politiek als om praktische redenen niet haalbaar. De minister sprak de hoop uit dat de nieuwe Duitse regering minder dogmatisch is over goudverkoop dan de vorige en dat de langdurige blokkade op dit punt wordt weggenomen. De opbrengsten hiervan worden overigens niet uitgegeven, maar belegd om met de rente ervan de HIPC-initiatieven te kunnen financieren. De politieke situatie in Indonesië was volgens de minister nog niet
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 234 en 26 255, nr. 4
8
verbeterd. Wel is de wisselkoers terug op 8000 roepia per dollar, na een dieptepunt van 15 000. Dit is belangrijk omdat de schulden in dollars zijn aangegaan. In Thailand zijn de lopende rekening en de reservepositie aanzienlijk verbeterd en wordt herstel van economische groei verwacht. Hetzelfde geldt voor Korea. De begrotingsproblemen in Rusland blijven groot. De minister achtte afspraken op korte termijn tussen Rusland en het IMF zeer onwaarschijnlijk. De formele leiding van de Wereldbank en het IMF berust bij de raad van bewindvoerders, maar Frankrijk heeft voorgesteld het politieke gezag van deze instellingen bij het IC en het DC te leggen. Ook de minister sprak zich hiervoor uit omdat in de huidige situatie een ambtenaar uit Nederland de baas is over een minister uit Nederland. Een tegenargument is dat het beter is om fulltime deskundigen het IMF te laten leiden dan ministers, die eens in het halfjaar een bespreking houden. Een oplossing hiervoor kan een gedelegeerde bevoegdheid zijn. De ministers kunnen dan steeds vaststellen of zij een besluit zelf nemen dan wel aan de bewindvoerders overlaten. De minister stelde voor de voortgangsbesprekingen in de Commissie te koppelen aan de voortgangscontrole bij het IMF en de Wereldbank. Hij zegde een notitie toe ter voorbereiding van de voorjaarsvergadering, waarin de stand van zaken en het standpunt van de Nederlandse regering staan. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking wees erop dat good governance zeer veelomvattend is, met aan de ene kant mensenrechten en democratie en aan de andere kant zaken zoals een functionerende algemene rekenkamer, goed beheer van overheidsuitgaven en goed toezicht op de banken. Nederland heeft te veel nadruk gelegd op de kant van de mensenrechten. Bij de Wereldbank lag de nadruk juist te veel op de financiële kant. Uit het debat over de Aziëcrisis is gebleken dat een gebrek aan democratische controle en corruptie hebben bijgedragen tot de crisis. Deze constatering heeft tot een evenwichtigere benadering geleid. De minister sprak haar bezorgdheid erover uit dat de Wereldbank onderzoekt of Indonesië toegang kan krijgen tot IDA-middelen. Factoren zoals democratie en parlementaire controle wegen mee in de besluitvorming over de toekenning van IDA-middelen en in de conditionaliteiten van de Wereldbank. De Wereldbank heeft dan ook nog geen steun aan Indonesië verstrekt voor de sociale vangnetten omdat het niet voldoet aan de criteria voor good governance. Deze criteria worden tegenwoordig dus serieuzer genomen, maar zijn wel moeilijk te kwantificeren. Nederland is onder andere voor samenwerking tussen het IMF en de Wereldbank omdat het IMF vooral let op de omvang van de overheidsuitgaven, terwijl de Wereldbank het instrumentarium heeft om deze te evalueren en voorwaarden te stellen om investeringen in bijvoorbeeld basisonderwijs en basisgezondheidszorg te beschermen tegen het snijden in overheidsuitgaven. In een crisissituatie is het dus des te belangrijker dat het IMF de Wereldbank zo snel mogelijk erbij betrekt. De minister bevestigde dat Nederland in de raad van bewindvoerders tegen het pakket voor Argentinië heeft gestemd. Zo’n tegenstem beschouwde zij als een teken van onmacht: Nederland heeft andere landen niet kunnen overtuigen. Voor dit soort leningen moeten de reserves worden verhoogd, waardoor minder IDA-geld beschikbaar is voor Afrika. Omdat er op korte termijn te weinig geld is bij het IMF, wordt de Wereldbank hiervoor ingeschakeld. Voor Argentinië is er zelfs geen IMF-pakket. Het mandaat voor de Wereldbank op grond van het handvest is echter op verschillende manieren uit te leggen. Wel hebben andere landen zich onthouden van stemming. De minister verwachtte dan ook dat Nederland over enige tijd uit zijn geïsoleerde positie zal raken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 234 en 26 255, nr. 4
9
De minister wees erop dat in Kopenhagen de laatste vergadering over IDA-12 gaande is. De Wereldbank rekende erop dat Nederland de laatste paar honderd mln. zou bijpassen, maar de minister heeft dit geweigerd omdat de Wereldbank op verschillende punten, zoals Argentinië, niet aan Nederland tegemoetgekomen is. Omdat de landen die IDA ontvangen, hiervan niet de dupe mogen worden, zal Nederland via cofinanciering een oplossing zoeken. Nederland gebruikt in internationaal verband steeds vaker het argument dat het om een standpunt van het parlement gaat, als tegenhanger van alle keren dat het Amerikaanse Congres iets tegenhoudt. De minister sprak de hoop uit dat de Kamer haar bezwaren uiteenzet tegenover de vice-president voor Europa van de Wereldbank, die begin januari Den Haag bezoekt. Het is immers goed voor de slagkracht van het Nederlandse buitenlandse beleid wanneer de Kamer en de regering als eenheid opereren. In verband met de gevolgen van de orkaan Mitch wordt een multilateraal trustfonds ingesteld voor de schulden van Nicaragua en Honduras. Van deze landen kan de komende jaren gedurende hun wederopbouw niet worden verwacht dat zij hun schulden aflossen. Zowel Groot-Brittannië als Noorwegen heeft inmiddels 16 mln. dollar toegezegd. Nederland zal aan dit initiatief meedoen, maar de minister wilde de inzet van de G7 en het resultaat van de inzamelingsactie in Nederland afwachten. De minister bevestigde dat het Amerikaanse Congres tegen een kapitaalverhoging voor de Wereldbank is om haar uit de rode cijfers te halen, maar zij verwachtte dat hiervoor toch spoedig een meerderheid ontstaat. Het kan echter enige tijd duren voordat het Congres het geld zal voteren. Van de Wereldbank gaan inderdaad grote bedragen naar sociale vangnetten. De minister vond het positief aan het IMF-programma voor Indonesië dat er hierdoor ruimte was om nog enige tijd met rijkssubsidies door te gaan. Met de Internationale arbeidsorganisatie wordt gewerkt aan zaken op het gebied van het arbeidsrecht. De minister achtte voedselhulp voor Rusland in de komende winter noodzakelijk en bepleitte dat Europa niet direct voedsel zal sturen, maar de export zal financieren van buurlanden die al naar Rusland exporteerden. De resultaten van de goede, maar pijnlijke hervormingen in Moldova, Georgië en Armenië worden bedreigd door hun grote afhankelijkheid van de export naar Rusland. De minister had verder geld gereserveerd voor de nieuwe faciliteit van de Wereldbank voor kleine landen rondom Rusland die te lijden hebben onder de Russische crisis. De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Gijzel De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, De Boer De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Janssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 234 en 26 255, nr. 4
10