Tussenevaluatie Proeftuinen Jeugd- en Gezinsteams Holland Rijnland
Juni 2014 Projectleiding, Coaches, Teams
Inhoud Voorwoord ......................................................................................................................................... 3 Inleiding ............................................................................................................................................. 4 Hoofdstuk 1. Het proces ..................................................................................................................... 5 Twee opdrachten.......................................................................................................................... 5 De start ........................................................................................................................................ 6 Hoop............................................................................................................................................ 8 Variatie en kaders ........................................................................................................................ 8 Hoofdstuk 2. Bereikbaarheid en instroom ......................................................................................... 10 Route aanmeldingen................................................................................................................... 11 Hulpvragen ................................................................................................................................ 11 Consultatie ................................................................................................................................ 12 Verschil ...................................................................................................................................... 13 Nieuwe taken 2015 .................................................................................................................... 13 Aanbevelingen ........................................................................................................................... 14 Hoofdstuk 3. Digitaal werken met PlusPlan ....................................................................................... 16 Tijdelijk systeem ........................................................................................................................ 16 Eerste ervaringen ....................................................................................................................... 16 Aanbevelingen ........................................................................................................................... 17 Hoofdstuk 4. Integraal werken .......................................................................................................... 18 Teamsamenstelling .................................................................................................................... 18 Hulp op maat: doen wat nodig is ................................................................................................ 19 Oud en nieuw ............................................................................................................................. 20 Aanbevelingen ........................................................................................................................... 21 Hoofdstuk 5. Integratie binnen het CJG ............................................................................................. 22 Kennismaken ............................................................................................................................. 22 Samenwerken ............................................................................................................................. 23 Praktische hobbels ..................................................................................................................... 23 Aanbevelingen ........................................................................................................................... 24 Hoofdstuk 6. Gebiedsgericht werken................................................................................................. 25 Netwerkbijeenkomsten ............................................................................................................... 25 Onderwijs .................................................................................................................................. 26 Huisartsen ................................................................................................................................. 27 Sociale teams ............................................................................................................................. 27 Postcodegebieden ...................................................................................................................... 28 Aanbevelingen ........................................................................................................................... 28 Tot slot ............................................................................................................................................ 30 Samenvatting ................................................................................................................................... 31 Aanbevelingen uit de evaluatie op een rij .......................................................................................... 33
Bijlage 1:
De variatie: ervaringen per team
Bijlage 2:
Monitor jeugd&gezinsteams (in ontwikkeling)
2
Voorwoord De gemeenten in Holland Rijnland1 werken nauw samen aan de transitie en transformatie van de huidige jeugdzorg. Er is een regionaal toekomstmodel opgesteld (zie regionaal beleidsplan Hart voor de jeugd). Daarin nemen de integrale Jeugd- en Gezinsteams een centrale plaats in. Ze bestaan uit werkers vanuit de huidige jeugdhulpverlening, de GGZ, de zorg voor jeugd met een verstandelijke beperking, MEE, Bureau jeugdzorg en maatschappelijk werk2. De teams werken in een bepaald werkgebied en zijn nauw verbonden met de daar aanwezige basisvoorzieningen als scholen, kinderopvang, huisartsen en de jeugdgezondheidszorg. De teams bieden naast consultatie en advies ook enkelvoudige diagnostiek en ambulante hulp. In zes proeftuinen in de regio doen gemeenten en zorgaanbieders ervaring op met deze nieuwe manier van werken. De teams zijn in januari 2014 begonnen en behandelen vanaf maart 2014 casuïstiek. Nu, vijf maanden na de start is het tijd voor een eerste terugblik, en vooruit kijken. Voor een werkelijke evaluatie is het nog veel te vroeg. Het ontwikkelen van een nieuw concept is een intensief proces, dat tijd en ruimte moet hebben en waar geen vroegtijdige kwalitatieve of kwantitatieve conclusies passen. Daarbij willen we ook af van sturen op cijfers en protocollen, maar zoeken we naar nieuwe werkwijzen die zorg op maat leveren, integraal en dichtbij. Daarom is deze eerste evaluatie vooral een beschrijving van diverse processen. In de bijlagen vindt u de ervaringen per proeftuin. Dit alles geeft aan wat er allemaal al is gedaan en wat er de komende maanden nog allemaal gedaan moet worden. Maar het geeft ook een beeld van het enthousiasme waarmee in de teams gewerkt wordt, en van de eerste bemoedigende resultaten. Voor gemeenten en zorgaanbieders is er nog een hoop werk te doen om straks te komen tot 25 goed draaiende teams. Deze evaluatie geeft mij aan dat we met elkaar op de goede weg zitten en dat we vooral verder moeten omgaan. Met elkaar en voor de jeugd en hun gezinnen in onze regio. Marion Goedhart Transitiemanager jeugdhulp Holland Rijnland
1
Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braasem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop,
Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Zoeterwoude 2
Zorgaanbieders die participeren in de proeftuinen: Bureau jeugdzorg, Cardea Jeugdzorg, Curium-
Lumc, Gemiva, ’s Heerenloo, Inzowijs, Ipse de Bruggen, Kwadraad, Mee, Rivierduinen
3
Inleiding Met gepaste trots presenteren wij een eerste evaluatie van de zes Jeugd- en Gezinsteams Holland Rijnland, onze proeftuinen. Er is gespit, gegraven, gezaaid en bewaterd. De eerste sprietjes komen boven de aarde. We willen daar een impressie van geven. Zowel van wat er ‘boven de grond’ al te zien is, als van wat er onder de grond (op de achtergrond) aan arbeid verricht is. We beschrijven het proces en we geven een indruk van de eerste ervaringen en resultaten. Deze worden ook opgenomen in de JGT-gids ten behoeve van de nieuwe teams en gemeenten die in 2015 starten. Het is na zo’n korte periode proeftuinieren nog te vroeg om al harde conclusies te trekken. Doel van deze tussenevaluatie is: vinger aan de pols, reflectie en inzicht geven over hoe het gaat met de ontwikkeling van de proeftuinen. De eigenlijke evaluatie van de proeftuinen vindt plaats in het najaar. Op basis van de, met gemeenten en zorgaanbieders, ontwikkelde monitor (zie bijlage 2). In die evaluatie beantwoorden we ook de vragen uit het Plan van Aanpak proeftuinen. Overigens zal het ook niet mogelijk zijn om al te definitief te bepalen wat de effecten zijn van het werken met Jeugd- en Gezinsteams (werkt het nou?). De cultuuromslag die we maken is groot en heeft tijd nodig. We zullen wel voldoende input verzamelen om met een gedegen advies en plan 2015 tegemoet te kunnen treden. Voor u ligt een bonte caleidoscoop aan indrukken, ervaringen en feiten, die projectleiding, coaches en teams hebben verzameld. Wij hebben die zo proberen te ordenen dat het verslag recht doet aan het innovatieproces in de proeftuinen. We hebben het verslag in twee delen gesplitst. In het eerste document geven we een totaaloverzicht op hoofdlijnen. Geïllustreerd met voorbeelden die iets laten zien van de kleine successen, de moeilijkheden, de verrassingen en de bloopers die we zijn tegengekomen. De voorbeelden spreken, maar zijn niet noodzakelijkerwijs representatief. Iedere cliënt en iedere hulpverlener is uniek, en daarmee iedere situatie ook. In bijlage 1 vindt u de meer gedetailleerde impressies per team. Zo krijgt u zicht op de overeenkomsten én de verschillen, op het lokale en het regionale.
4
Hoofdstuk 1. Het proces In de proeftuinen proberen we te ontdekken wat de beste manier is van organiseren van hulpverlening. Doelstelling is de jeugd en haar gezinnen in de regio Holland Rijnland zo goed mogelijk bij te staan bij het opvoeden en opgroeien, daar waar dat niet vanzelf gaat. We doen dat vanuit de overtuiging dat de transitie van de jeugdzorg kansen biedt op een werkelijke transformatie van de hulpverlening. De transitie geeft de kans de hulp weer echt nabij, op maat, snel en deskundig in te zetten. Dat doen we door waar mogelijk de kinderen en hun ouders de regie terug te geven. En door de organisatie van de hulpverlening zó vorm te geven, dat de professional weer aan zet komt. Dat noemen we het organiseren van de variatie. Geïnspireerd door Annemarie van Dalen en Wouter Hart, zijn we op zoek naar nieuwe vormen van inrichting van de hulp. Zonder die dicht te timmeren met regels en procedures, waardoor de hulp afstandelijk en anoniem dreigt te worden. Zonder nieuwe eindeloze indicatiestellingen in het leven te roepen, die slechts administratieve arbeid opleveren en de hulp alleen maar duurder blijken te maken. We weten goed hoe het niet moet. Tot in detail kunnen we daar voorbeelden van geven. Hoe we het dan wel willen vormgeven, hebben we als stip aan de horizon goed voor ogen, maar nog niet op alle fronten concreet uitgewerkt. Naast het feit dat de teams nog maar een paar maanden bezig zijn, zal de concrete uitwerking ook beïnvloed worden door de couleur locale van elke gemeente en de wijze waarop in 2015 aanvullende specialistische zorg beschikbaar komt. Het nadenken over kwalitatief goede basis jeugdhulpverlening en de wijze waarop we dit willen vormgeven is het onderwerp in de proeftuinen. Dit blijkt een spannend proces, mede doordat we een dubbele opdracht uitvoeren.
Twee opdrachten Ten eerste ligt er de opdracht een concrete uitwerking te geven aan de doelstelling. Die luidde (uit Plan van Aanpak proeftuinen, oktober 2013): Doelstelling Jeugd- en Gezinsteams Een gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren. Op het moment dat opvoeden en opgroeien, om welke reden dan ook, ingewikkeld blijkt krijgen gezinnen ondersteuning bij het vinden van hun eigen antwoorden op hun eigen vragen. Kernwaarden Verbinden, versterken en doen wat nodig is, met de juiste deskundigheid Ten tweede hebben we de opdracht om input te leveren voor het vaststellen van de kaders, die nu met een zekere voorzichtigheid zijn gegeven (grootte en samenstelling teams, precieze taakstelling en afbakening, verhouding tot andere zorgpartners etc).
5
Een JGT-er uit Katwijk schrijft daarover: Binnen alle drukte, een eerste indruk van de trein van de transitie, waar ik vol reislust ben ingestapt. Het is alsof ik nieuwsgierig en ondeugend druk op de grote, rode 'reset' knop en stap in een trein die vervolgens in volle vaart gaat rijden. Ik zwaai opeens vol weemoed naar mijn oude team en weet dat ik nieuwe vrienden ga maken. Deze pionier gaat op reis. Op het eerste station ontmoet ik mijn reisgenoten. Het moet de zeelucht zijn, zo'n gemak van teamvorming heb ik nog nooit meegemaakt. Hoewel we uit verschillende 'culturen' komen, willen deze mensen een vuist maken op weg naar de bestemming. Er is ons verteld dat we zelfsturend zijn op reis, dus daar stel ik me op in. Nu weten we dat we twee coachende 'reisleiders' hebben, er wordt niet aangestuurd, maar ondersteund. Zij weten al meer van onze bestemming. Ik raak een beetje in de war. Bepalen zij nu onze reis of alleen maar de bestemming? Waar zit mijn 'zelfsturende' bewegingsruimte? Volgens mij is de bestemming door 'het reisbureau' bepaald? Maar wat doen we onderweg? Is alles in Katwijk echt anders? Het geeft rust als ik me realiseer dat de reis, de bestemming is. Gelukkig kunnen we bij vragen onderweg bij 'de reisleiders' terecht. En ook is er oog voor de reisziektes van het gezelschap. De trein mindert vaart, met mijn boek op schoot bekijk ik de Noordzee en denk na over de volgende stations.
De start In december kwamen de coaches en hun projectleider voor het eerst bij elkaar om kennis te maken met elkaar en met de bedoeling van het project. In januari organiseerden we eenzelfde soort bijeenkomst tussen de nieuwbakken coaches en hun teams. Eind januari werd de startdag met alle zes teams georganiseerd, als aftrap van de proeftuinen. Verder is natuurlijk kennis gemaakt met de beleidsambtenaren van de gemeenten en de CJG-coördinatoren. Samen met de teams en hun coaches vormen zij de sleutelfiguren die het project in de dagelijkse praktijk vormgeven. De zes weken van januari en februari die er nog restten hebben de teams gebruikt om, naast hun gewone werk als hulpverlener voor de moederorganisatie, noodzakelijk voorbereidend werk te doen voor de start met de JGT’s. Vanaf 1 maart moest de instroom van nieuwe cliënten van start. We hebben de bedoeling en visie eigen gemaakt, we hebben kennis gemaakt met elkaars expertise en achtergrond, met de wijk en met de daar aanwezige ketenpartners. We hebben een basis voor de methodiek gelegd, door de bereikbaarheid en instroom uit te denken en vorm te geven. Net als de intakes en de taakverdeling binnen het team met telkens de vier kernwaarden als uitgangspunt. Er is nadrukkelijk voor gekozen om dit in de praktijk, door de werkers zelf te laten ontdekken en vormgeven, vanuit de overtuiging dat daar de beste besluiten genomen kunnen worden over hoe de hulp vorm te geven. Om de variatie te organiseren moet de verantwoordelijkheid laag gelegd worden. Om ruimte te bieden aan deze opdacht hebben alle werkers 30% van hun tijd als ontwikkeltijd meegekregen.
6
De teams hebben kennis gemaakt met ketenpartners in de gemeente, de wijk of de verschillende dorpskernen binnen hun werkgebied. Zij bleken met veel belangstelling te worden begroet. Er was (en is) veel behoefte aan uitleg en uitwisseling over de uitwerking die in Holland Rijnland wordt gegeven aan de transitie van de jeugdzorg. Die in ‘het veld’ ook veel onzekerheid en vragen met zich meebrengt. We zijn enigszins verrast door de grote belangstelling die van alle kanten werd getoond. Dat was natuurlijk positief en steunend, en helpend bij onze wens om vanuit verbinding in de wijk te gaan werken. Tegelijk hebben we met elkaar geconstateerd dat we ook grenzen moesten stellen aan deze kennismakings- en vervolgafspraken, netwerkbijeenkomsten, lunch-overleggen, oploopjes en casusoverleggen. Als we niet uitkeken kwamen we door al dat overleggen en voorlichten niet meer toe aan ons eigenlijke werk, de hulpverlening. Gezien de grote behoefte, juist ook van die ketenpartners, aan uitwisseling en overleg, is de ontwikkeltijd dus geen overbodige luxe gebleken.
7
Hoop De proeftuinen brengen vooral hoop bij cliënten en bij werkers. Hoop dat er weer hulp geboden kan worden, in plaats van formulieren. Hoop dat er weer werkelijk op maat gedaan kan worden wat nodig is. In plaats van dat mensen standaardmodules krijgen aangeboden die uiteindelijk toch niet werken. Hoop dat er door snel aan te sluiten en goed te luisteren, uiteindelijk misschien niet eens zoveel hulp nodig zal zijn. Oude kaders en procedures worden hiervoor losgelaten (als voorbeeld: veel werkers ‘mochten’ voorheen niet op huisbezoek bij een eerste gesprek. Terwijl dit door ouders wordt gewaardeerd en bovendien direct informatie oplevert over de context van het gezin.) De JGT-ers gaan samen met ouders op zoek naar de passende vorm van ondersteuning en bedenken, in ruggespraak met hun team, waar nodig wat het beste aanbod is. Dit werkt in de praktijk snel en naar tevredenheid, zo leren wij uit de eerste stappen. Hierbij lopen wij tegelijk tegen de ‘muren’ van de oude systemen. Niet alles is al mogelijk, vanwege de regels en procedures die nu nog gelden, en niet iedere werker is in iedere organisatie (logischerwijs) al even ver meegenomen in dit proces. Het vraagt nog tijd en vooral veel uitleg van de bedoeling om hen ook mee te nemen in het proces. Want een Jeugd- en Gezinsteam kan alleen volgens de nieuwe waarden en opdracht functioneren, als de omgeving ook meedoet. Dat werd duidelijk in de eerste maanden, zo blijkt uit de evaluaties van de zes teams. Wat ‘voorheen’ niet mocht en nu gewoon gedaan wordt in de teams, enkele voorbeelden:
Het wegnemen verplichte indicatiestelling levert snelle hulpverlening op: veel expertise kan direct vanuit ons eigen team worden ingezet
We zijn aanwezig op de scholen en andere plaatsen in de wijk en merken dat ouders daardoor gemakkelijker hulp durven te vragen. Ze zijn minder bang hun kind kwijt te raken. Dat was een drempel om naar Bureau Jeugdzorg te gaan. Nu zijn we er bij voor het escaleert.
Door de samenwerking in het team zijn minder instanties tegelijkertijd bij een gezin betrokken. Voorheen moest een gezin voor hulp bij opvoeden, zorgen om psychiatrische aandoening bij kind, en gesprekken over echtscheiding, bij drie verschillende instanties worden aangemeld. Bij drie instanties wachten, formulieren invullen, intakegesprek voeren, etcetera. Nu is een telefoontje genoeg en vindt binnen een week een eerste gesprek plaats.
Minder bureaucratie doordat we alleen opschrijven wat de directe hulp ten goede komt (minimale verplichte registratie); dat levert soms tijdwinst van uren per dag (!) op.
Door nabijheid en snelheid van handelen zijn we in staat gebleken om een escalatie en uithuisplaatsing te voorkomen (en daarmee dus ook minder hoge kosten voor de gemeenschap).
We zijn ons bewuster van de krachten van het gezin, hun omgeving en de basisvoorzieningen. Door het gebiedsgerichte werken kunnen we dat ook beter versterken.
Variatie en kaders Tegelijk, en ook dat is al duidelijk geworden, kan de omslag die we willen maken, alleen maar een succes worden, als de kaders waarbinnen dit moet gebeuren helder zijn. Het blijkt
8
voor de teams, zoals gezegd, best lastig opereren, nu we die kaders zelf ook nog moeten ontdekken. We willen bijvoorbeeld niet meer een ‘caseload’ hanteren als norm voor de werkers, maar hebben nog geen goed alternatief om te beoordelen of we het werk nog aankunnen (behalve het subjectieve gevoel ‘ik heb het druk’). We blijken tegelijk regelmatig in verwarring te belanden of een onderwerp nou tot het wat (opdracht), of tot het hoe (uitvoering) behoort. Gaan we bijvoorbeeld een crisis-zaak oppakken in het team, om uit te proberen of we daar iets mee kunnen, of laten we dat aan de werkgroep die daar ook mee bezig is en zeggen we toch ‘nee’? De onduidelijkheid daarover is niet voor iedereen even makkelijk te verdragen en zou, indien deze blijft bestaan, voor een zekere chaos of willekeur kunnen zorgen. Op dit moment koesteren we deze onduidelijkheid echter. Die is namelijk een teken dat we daadwerkelijk de oude (denk)kaders loslaten en op zoek zijn naar iets nieuws. Dat kan niet zonder een zekere spanning, zonder dat het her en der schuurt. Bovendien wordt, tegelijk met het werken in de proeftuinen, in de verschillende regionale werkgroepen hard gewerkt aan het helder maken van die kaders. Het liefst zoveel mogelijk op basis van input uit onze praktijk. Er wordt al op de brug gelopen, terwijl die nog gebouwd wordt. We doen dat opdat er in 2015 een stevig fundament ligt om de transitie tot een succes te kunnen maken. Onder succes verstaan we dan dat er over vijf jaar zichtbaar, voelbaar, merkbaar een omslag gemaakt is in de zorg voor de kwetsbare gezinnen in Holland Rijnland. Dat die daadwerkelijk de hulp krijgen die ze nodig hebben, terwijl de kosten niet overschreden zijn. We hebben aan de hand van een vijftal speerpunten de evaluaties in en door de teams vormgegeven: 1. Bereikbaarheid en instroom 2. Digitaal werken met PlusPlan 3. Integraal werken 4. Integratie binnen het CJG 5. Gebiedsgericht werken De belangrijkste onderwerpen komen in de nu volgende hoofdstukken aan bod. Versterken en doen wat nodig is Een meisje van 17 is weggestuurd van school met de boodschap: zoek hulp voor je gedragsproblemen en zoek een leerwerkervaringsplek. Inmiddels zit ze al weer enige tijd thuis en is met ouders in een vicieuze cirkel terecht gekomen: gedragsproblemen maken functioneren op school en thuis, maar ook het zoeken naar een leerwerkervaringsplek, onmogelijk. De drempel om naar de GGZ te gaan blijkt hoog. Via leerplicht komt het meisje bij het JGT terecht. Vanuit het JGT kan tegelijkertijd een twee sporenbeleid worden ingezet: een jobcoach vanuit een van de zorgaanbieders die participeert in de proeftuin (zonder de eigenlijk benodigde indicatie, hetgeen normaal gesproken minsten 2 maanden in beslag neemt). Tegelijkertijd start een teamlid met GGZ-ervaring met de behandeling van de gedragsproblemen. In korte tijd, en met wat vallen en opstaan, is het meisje zover dat ze zelf een werkervaringsplaats heeft geregeld.
9
Hoofdstuk 2. Bereikbaarheid en instroom Aantal aanmeldingen Alphen ad Rijn 62 Katwijk 85 Leiden 105 Leiderdorp 58 Lisse 49 Nieuwkoop 88 Zoeterwoude 24 471
De instroom is vanaf maart op gang gekomen. Het is lastig om een reëel beeld te geven van hoeveel cliënten er per team nu in zorg zijn. De meeste medewerkers hebben hun ‘oude’ caseload meegenomen, waarvan sommigen ook in het tijdelijke registratiesysteem (PlusPlan) zijn ingevoerd, maar zeker niet alle. Bij eenmalige contacten en consulten zijn geen cliëntgegevens vastgelegd.
Op de peildatum 31 mei 2014 zijn in de zes teams totaal 471 aanmeldingen vastgelegd. Daarvan zijn 456 gezinnen ook al gematched aan een
Periode 1 maart – 31 mei Aanmeldingen vastgelegd in PlusPlan Waarvan op 31 mei gematched met vaste hulpverlener Waarvan daadwerkelijk gestart Eerste afspraak moest (op 31 mei) nog plaatsvinden
Totaal 471 456 414 57
van de teamleden. Met 414 heeft het eerste gesprek plaatsgevonden, gemiddeld binnen zeven dagen na aanmelding. Met 57 gezinnen moest dat gesprek op de peildatum nog plaatsvinden. De leeftijd van de aangemelde kinderen en jongeren varieert van baby tot 23 jaar (zie bijlage 2 voor de lokale variatie in de verdeling naar leeftijd). Een van de eerste opgaven voor de teams was het regelen van hun bereikbaarheid: zorg ervoor dat cliënten en ketenpartners je gemakkelijk kunnen vinden met hun vragen. Er is voor alle teams gezamenlijk een (tijdelijke) website voor de aanmeldingen gemaakt. Verder hebben alle teams een mobiele telefoon gekregen. Er zijn bereikbaarheidsroosters ontwikkeld en er is nagedacht over onze introductie bij cliënten en bij ketenpartners. Hoe stel je je voor (wat zeg je dan?) en wat vraag je uit in een eerste telefonisch contact. Tring……..De telefoon van de bereikbaarheidsdienst gaat. Wat zeg je dan? Je neemt op:
U spreekt met Yvonne Maas, medewerker van het Jeugd- en Gezinsteam Leiderdorp-Zoeterwoude, ondergebracht in het Centrum voor Jeugd en Gezin, maar werkzaam bij Bureau Jeugdzorg, waarmee kan ik u helpen? Dat gaat niet. Opnieuw:
U spreekt met Yvonne van het JGT - LZ onder het CJG vanuit BJZ, kan ik u helpen? Ook niet. Dus wordt het:
Hallo, u spreekt met het Jeugd- en Gezinsteam, met Yvonne. Waarmee kan ik u helpen?
Iedere ouder of jeugdige die zich aanmeldt, wordt binnen een dag teruggebeld en heeft in de meeste gevallen binnen een week een afspraak. We krijgen veel complimenten over de 10
snelheid en slagvaardigheid waarmee we de hulp starten. Om dit te kunnen waarborgen is een minimaal aantal personen (ongeveer tien tot twaalf) in een team noodzakelijk; we moeten kunnen bijspringen bij pieken in aanmeldingen, maar ook bij ziekte en ander verlof van de werkers zelf, terwijl we toch de juiste expertise blijven bieden. Daarover later meer.
Route aanmeldingen Via vier wegen kunnen de aanmeldingen binnenkomen: 1. Fysiek binnenlopen in het CJG. Daar waar de ruimte het toelaat dat het JGT daadwerkelijk een plek in het CJG heeft, gebeurt dat al een enkele keer. Er is nog geen publiekscampagne over de Jeugd- en Gezinsteams geweest, dus de mogelijkheid is nog niet algemeen
Het allereerste telefoontje:
bekend. We verwachten dat dit toe zal nemen als dat wel
“U spreekt met de
gebeurt.
Postcodeloterij”
2. Via de telefoon. Er wordt gebeld door ketenpartners
Niets gewonnen, helaas ….
zoals scholen, huisartsen, jeugdartsen en de moederorganisaties, en door ouders. Ook dat laatste weer in beperkte mate, en vrijwel altijd gestimuleerd door een zorgpartner. 3. Via de website. Cliënten kunnen, eventueel geholpen door een zorgpartner, zelf een aanmelding doen via een link op de CJG-site. Dat werkt gemakkelijk en eenvoudig. Ook dat gebeurt nog mondjesmaat en zal bij grotere bekendheid toenemen. 4. Via de contactpersonen bij de ketenpartners. Alle teams hebben de wijk in kaart gebracht (daarover later meer) en voor de ketenpartners contactpersonen aangewezen. Iedere school, huisarts, jeugdarts, jeugdverpleegkundige, CJG, kinderdagverblijf, jongerencentrum, zorgorganisatie, vrijgevestigde, kortom: iedere professional die met kinderen werkt, kan binnen het JGT direct contact leggen met zijn/haar contactpersoon. Die is beschikbaar voor consultatie en advies en voor het, samen met ouders, leggen van een eerste contact. Met name basisscholen blijken deze route veel te gebruiken. Alle ketenpartners waarderen de vaste contactpersonen die gemakkelijk bereikbaar zijn. Niet in alle teams is het – gezien de veelheid aan professionals waar we mee van doen hebben – al gelukt om met iedereen persoonlijk kennis te maken. Dat proces loopt vanzelfsprekend door.
Hulpvragen De vragen die binnenkomen zijn zeer divers. Ouders die zich zorgen maken over de ontwikkeling van hun kind, weggelopen pubers, vechtscheidingen waarbij kinderen in de knel komen, suïcide, geweld, misbruik, ADHD, autisme, schulden, opvoed-onmacht, weerbaarheid van ouders en/of kind. Heel veel soorten vragen op het gebied van opvoeden en opgroeien hebben hun weg naar de JGT’s gevonden. De relatief ‘lichte’ (help mij weer de regie in mijn gezin te krijgen), maar ook behoorlijk ingrijpende (suïcide van een ouder)
11
vragen, zijn door onze werkers opgepakt. Sommige vragen konden direct beantwoord worden; voor andere moest daadwerkelijk een hulpverleningstraject worden opgestart. De meeste vragen werden door het JGT zelf opgepakt, al dan niet met consultatie door de specialist op de achtergrond. In die zin lijken we, qua capaciteit, meer beperkingen in de tijd, dan in de expertise tegen te komen. Zoals gezegd is het nog te vroeg in het proces om al ‘harde’ conclusies te trekken. Na een aanmelding kan, ten behoeve van een probleemverheldering, vanuit de teams beperkte basisdiagnostiek worden uitgevoerd. Er zou meer diagnostiek gedaan kunnen worden. Waarbij we zoeken naar de juiste afweging: is diagnostisch onderzoek voor dit kind, voor dit gezin, bij deze vraag ook echt van meerwaarde? Daarnaast spelen praktische beperkingen (geschikte testruimtes, testmaterialen) een rol in wat we op dit moment zelf kunnen bieden. Complexe diagnostiek en specialistische behandelingen worden vanzelfsprekend binnen een specialistische context, en niet door het JGT gedaan. Binnen een aantal gezinnen dat was aangemeld bij een JGT bleek sprake van een crisis, of ontstond een crisisachtige situatie (vermiste moeder, weggelopen puber). De teams hebben hierin in nauwe samenspraak met BJZ, bestaande crisisdiensten en politie gehandeld. Duidelijk is dat de JGT-gids handvatten moet bieden voor het handelen in dergelijke situaties. Helpend daarbij is het als het de gezamenlijke zorgaanbieders lukt om één regionale crisisdienst te realiseren. De overige ambulante problematiek lijken we dus – vooralsnog – binnen de teams aan te kunnen. Mits goed door middel van consultatie ondersteund door ‘de specialist’ (van diverse pluimage).
Consultatie Naast de ontwikkeltijd, de tijd voor de instroom van nieuwe
DO
cliënten, blijken de JGT’s hun
DON’T - Aanmelding aannemen zonder dat ouders ervan weten.
derde taak - beschikbaar zijn
DO
voor consultatie - veelvuldig uit
DON’T - Klakkeloos alles doen wat wordt gevraagd
te oefenen. We worden gevonden door zorgpartners, die graag willen sparren over casuïstiek of hulp willen bij het bespreekbaar
- Vaste contactpersonen per netwerkpartner
- Laagdrempelig zijn,door verschillende aanmeldplaatsen
DO
- Fysieke aanwezigheid op bv scholen, spreekuren
DO
- Eigen grenzen en die van team in de gaten houden
DO
- Doen wat nodig is
maken van zorgen over cliënten. De aandacht voor het ‘normaliseren’ begint al op dit moment. Doordat het JGT gemakkelijk bereikbaar en snel benaderbaar is, kunnen vragen in een vroeg stadium op hun juiste merites beoordeeld worden. Valt een vraag binnen de
12
‘normale’ strubbelingen die opvoeden en opgroeien nu eenmaal met zich meebrengt, of is er meer nodig? Zowel het klein kunnen houden van het probleem, als het snel kunnen schakelen naar de specialist, wordt door ketenpartners gewaardeerd. De korte lijnen binnen het CJG (zowel JGZ, opvoedondersteuning, als maatschappelijk werk) blijken hierbij een meerwaarde.
Verschil We krijgen zoals gezegd veel positieve feedback Er zijn cliënten geweest die bij drie moederorganisaties waren aangemeld. Nu
op onze snelheid van handelen, zowel in het eerste contact, als in de te nemen
zagen we ze allemaal in onze eigen wachtlijst
vervolgstappen.
komen en konden we er twee werkers op
Bij ketenpartners ontmoeten we, naast
zetten, in plaats van dat een gezin bij diverse
verwachting en welkome ontvangsten, ook
organisaties een intake heeft voor je erachter
scepsis en soms ronduit cynisme (‘jij in je
komt dat er nog andere hulp opgestart is.
tuintje’). Het vraagt veel inzet en geduld van onze medewerkers om dat open en positief
tegemoet te blijven treden. We hebben echter een ervaren en bevlogen groep mensen, die deze opgave met verve volbrengt. En als de eerste contacten eenmaal lopen, dan verdwijnen de bezwaren over het algemeen snel. We laten in de teams daadwerkelijk zien dat het anders kan. We nemen zelf de telefoon op, gaan een gesprek aan, sluiten aan, luisteren, maken contact, zorgen voor een snelle, goede intake, en schakelen met de andere collega’s in het team. Daardoor kan er snel deskundige hulp ter plaatse ingezet worden.
Werkdruk De werkdruk loopt in een aantal teams flink op. Wij beschouwen dat in eerste instantie als een uitdaging om te zoeken of we het werk slimmer kunnen organiseren en zo meer mensen kunnen helpen in de zelfde tijd. Maar daaraan zit natuurlijk een grens. Goed zorgen voor cliënten betekent ook goed zorgen voor de hulpverleners, die zo bevlogen hun nieuwe taak hebben opgepakt. Een groot punt van zorg is daarbij de aangekondigde plotselinge grote bezuiniging bij Kinderen en Jeugd van Rivierduinen. We vrezen dat dit zal leiden tot extra instroom omdat ouders elders niet terecht kunnen, maar ook tot onvoldoende doorstroom vanuit de JGT’s. Tegelijkertijd worden mensen ontslagen die op dit moment nog in de teams werken, en waarvoor geen vervanging is geregeld.
Nieuwe taken 2015 Naast consultatie, advies en begeleiding van gezinnen en jongeren komen er op de teams per 2015 ook nieuwe taken af. Een deel van deze taken wordt op dit moment nog uitgevoerd
13
door Bureau Jeugdzorg. Zorgvuldige voorbereiding en overdracht is een cruciale voorwaarde voor het succes van de JGT’s:
Zorgcoördinatie: Uitgangspunt bij het werken met 1Gezin1Plan is dat de zorgcoördinatie in overleg met ouders wordt belegd bij de best passende persoon. Dit betekent dat het JGT niet altijd de rol van zorgcoördinator op zich neemt, maar ook door een andere hulpverlener kan worden geboden. In de praktijk blijkt dit nog een omslag te vragen bij zorgaanbieders. Tot op heden was BJZ, vanwege haar rol als casemanager na een indicatie, meestal ook zorgcoördinator. Zorgaanbieders zijn daaraan gewend geraakt en moeten deze rol nu ook zelf op gaan pakken.
Raad voor de Kinderbescherming: de teams werken nu, net als de moederorganisaties, met de Meldcode op het moment dat er sprake is van (vermoedens van) kindermishandeling. Zo nodig wordt daarbij het AMK ingeschakeld. Beleidsvoornemen is dat vanaf 2015 deze werkwijze nog steeds gehanteerd wordt, alleen kunnen de teams nu ook de Raad voor de Kinderbescherming rechtstreeks inschakelen. Dit is casusafhankelijk. Net als bij de meldcode, moet de professional de ouders betrekken bij dit proces. Dit zou een risico kunnen vormen voor het laagdrempelige imago van de teams en het CJG. Samen met de Raad, Bureau Jeugdzorg en de Inspectie Jeugdzorg willen we een goede werkwijze ontwikkelen. Waar we in de tweede helft van 2014 ook al ervaring mee op kunnen doen. Belangrijk is dat dit zodanig vorm krijgt dat de primaire taak van de JGT’s, om vanuit verbinding met de cliënt hulp te verlenen, niet in het geding komt. Ook hier geldt dat een omslag nodig is bij alle zorgpartijen. Lastige zaken kunnen nu nog worden teruggelegd bij BJZ. Straks niet meer. Als we de laagdrempeligheid van het CJG en de JGT’s willen behouden dan moeten zorgaanbieders hier ook een deel van de verantwoordelijkheid nemen (gesprek met ouders over vermoedens van mishandeling, melding bij AMHK) in plaats van terugleggen bij het JGT.
AWBZ- indicaties: BJZ en het CIZ geven nu nog de AWBZ-indicaties voor begeleiding af. Vanaf 2015 is het de bedoeling dat met beschikkingen worden gewerkt, op basis van een gezinsplan dat door de JGT’s met gezinsleden wordt opgesteld. Vanuit de AWBZ is er geen enkele ruimte om hier alvast ervaring mee op te doen. Terwijl we vanaf 2015 veel aanvragen verwachten. De JGT’s moeten dan weten hoe zij, met mandaat van de gemeenten, dergelijke besluiten mogen nemen. Extra support voor de 25 teams voor de eerste maanden van 2015 is gewenst. We zullen de komende maanden gebruiken om te onderzoeken hoe we dit, samen met de gemeenten en deskundigen vanuit MEE en BJZ, kunnen vormgeven.
Aanbevelingen
Zorg voor de telefonie voor 25 teams in 2015. Mobiele telefoons voor de medewerker en een algemeen (mobiel) nummer voor het team. Een 06-nummer heeft een meer
14
persoonlijke en daarmee nabije uitstraling dan een (algemeen) vast nummer. (Er is hierover al contact geweest met het Klant Contactcentrum van de CJG’s).
Zorg voor een goed registratiesysteem en apparatuur die daarbij past (laptops en dergelijke).
Zorg voor een goede balans in taken en opdrachten voor de teams (hou de verwachtingen reëel); laat de nieuwe teams al in 2014 met elkaar kennismaken, en met de visie en de bedoeling.
Zorg voor een goede sociale kaart van elke gemeente, wijk of dorpskern
Bereid ouders, jeugd en ketenpartners die nog niet hebben kennis gemaakt met het JGT voor op de veranderingen in 2015, en besteed daarbij vooral aandacht aan uitleg en toelichting van de visie en de bedoeling.
Vraag ketenpartners alvast contactpersonen voor de JGT’s aan te wijzen
Ondersteun de teams met voorbeelden van bereikbaarheidsroosters, telefonische en intakevragen; blijf de ruimte geven voor zelfontwikkeling, zodat het ook ‘eigen’ kan worden. Eigenaarschap begint al op dit niveau.
Maak randvoorwaardelijk afspraken rondom zaken als gebruik van materialen t.b.v. screening en (basis)diagnostiek.
Maak goede afspraken met zorgaanbieders over hun rol als zorgcoördinator en het gebruik van de Meldcode. Afwenteling op de JGT’s moet voorkomen worden.
Toets de contracten die tussen gemeenten en zorgaanbieders worden gesloten op perverse prikkels: beloon het realiseren van ‘de bedoeling’.
Zorg voor extra ondersteuning vanuit de gemeenten en zorgpartners voor de teams m.b.t. het afgeven van beschikkingen door de teams (waarmee in 2014 nog niet geëxperimenteerd kan worden).
15
Hoofdstuk 3. Digitaal werken met PlusPlan PlusPlan is de digitale werkomgeving van de teams. Ouders en jongeren kunnen zich rechtstreeks via de CJG-website aanmelden. Bij een telefonische aanmelding, of een aanmelding op een locatie voert de JGT-er het digitale aanmeldingsformulier samen met de ouders of jongere in. Deze cliëntgegevens worden opgeslagen in PlusPlan. PlusPlan omvat verder de mogelijkheid om samen met de cliënt een gezinsplan op te stellen en het dossier op te bouwen. Daarnaast zijn er rapportage-mogelijkheden. Voor de teams zelf, maar ook te gebruiken ten behoeve van verantwoording (bijvoorbeeld deze evaluatie).
Tijdelijk systeem PlusPlan is speciaal ontwikkeld ten behoeve van de zes teams in de proeftuinen, in korte tijd en met beperkte middelen. Het is een combinatie van het gebruikersvriendelijke registratie systeem van de Pluscoaches (Plus), en het (in het kader van 1Gezin1Plan) vorig jaar ontwikkelde online gezinsplan (Plan). Daarin kunnen ouders en jongeren zelf ook werken, en chatten met hun hulpverlener. PlusPlan is een tijdelijk systeem. Met als doel enerzijds te voorzien in de digitale ondersteuning van de teams. Anderzijds om ervaring op te doen voor de ontwikkeling van een applicatie voor de 25 teams die vanaf 2015 in de regio starten. Voor de wat langere termijn wordt onderzocht hoe verbindingen kunnen worden gelegd met applicaties die in sociale teams gebruikt gaan worden. De teams in de proeftuinen zijn op 1 maart gestart met het werken in PlusPlan. In de eerste weken kwamen direct diverse kinderziektes aan het licht. Niet alleen in de applicatie zelf bleken foutjes te
Beste Michael, Van de aanmeldingen die tot nu toe zijn gedaan is bij de meeste aanmeldingen het vakje "reden van aanmelding" te klein voor
zitten. Ook de laptops van de teamleden en de
de tekst die mensen daar invullen. Kan dit
benodigde wifi-verbindingen haperden of waren
iets groter.
(nog) niet geleverd. Dit leverde bij de teamleden de
Groet Jose Huls
nodige frustraties op. Belangrijk dus om hier bij de voorbereidingen voor 2015 meer aandacht aan te besteden.
Eerste ervaringen Na oplossing van deze tijdelijke pioniersproblemen werd beter duidelijk wat wel en wat niet prettig werkt in de applicatie zelf. De belangrijkste positieve conclusies tijdens de evaluatie bijeenkomst in mei zijn:
16
Het aanmeldgedeelte is eenvoudig, klantvriendelijk, snel in te vullen. Kort en simpel aanmelden via de site of de telefoon wordt als zeer prettig ervaren.
De mogelijkheid dat ouders en jongeren online rechtstreeks toegang hebben tot hun plan en hun dossier wekt veel goodwill bij cliënten die ermee werken.
En wat vinden ouders van het werken met het online gezinsplan en hun eigen dossier? -
Het contact zoeken via het online systeem werkt goed, bijvoorbeeld het sturen van een afspraakbevestiging of het opsturen van informatie door ouders voorafgaand aan de intake.
-
Ouders gebruiken het online dossier wel, maar sommigen zijn angstig over de veiligheid van de online gegevens.
-
Supporters uit het netwerk online (laten) uitnodigen hebben we nog niet geprobeerd, dus daarover hebben we nog geen reacties van ouders.
Maar er blijkt ook veel te schuren. Het systeem moest worden ontwikkeld voordat de teams van start gingen. Hoe de teams in de praktijk te werk zouden gaan was op dat moment niet bekend. Veel knelpunten komen daaruit voort. Daarnaast worden als belangrijke knelpunten genoemd: het dubbel registreren van doelen en andere gegevens en apart inloggen, wanneer je na het vastleggen van de aanmeldingsgegevens in het gezinsplan wil werken; complexe registratie bij gescheiden ouders als je werkt met online gezinsplan, complexe registratie als er vanwege de meervoudige vraag twee teamleden met een gezin werken. Ook de layout en ordening van het gezinsplan wordt als weinig gebruikersvriendelijk ervaren.
Aanbevelingen
De teams hebben tijdens de evaluatie een gedetailleerde lijst van knelpunten en wensen verzameld. Deze moeten worden meegenomen bij de doorontwikkeling zodat er straks voor de 25 teams een goedwerkend systeem staat dat de teams in de dagelijkse praktijk daadwerkelijk ondersteunt.
Deze doorontwikkeling moet op korte termijn worden gestart, en in het najaar worden uitgetest.
Zorg voor breed draagvlak bij alle gemeenten voor de monitor die nu in ontwikkeling is (zie bijlage 2). Zodat voor de teams duidelijk is wat zij ten behoeve van de verantwoording moeten registreren.
17
Hoofdstuk 4. Integraal werken Een vader loopt binnen op het spreekuur van de JGT-medewerker op een basisschool. Vader maakt zich zorgen om het gedrag van zijn zesjarige zoon. Ook de IB-er geeft aan dat het jongetje weinig sociaal aanwezig is in de klas en bijzonder gedrag laat zien. Ouders zitten midden in een scheiding en vader vraagt zich af of het gedrag van zijn zoontje hier mogelijk mee te maken heeft. De JGT-er maakt een afspraak met vader thuis en brengt samen met ouders de opvoedingsvragen en opvoedingssituatie in kaart. Na overleg met ouders, doet de psycholoog van het JGT een observatieonderzoek bij het jongetje op school en thuis. Binnen twee weken wordt samen met ouders, de gezinsbegeleider en psycholoog van het JGT een plan van aanpak gemaakt. Er wordt afgesproken dat de gezinsbegeleidster van het JGT dit gezin opvoedingsondersteuning gaat bieden en op advies van de psycholoog wordt het jongetje voor aanvullende diagnostiek en behandeling aangemeld bij de GGZ. In de acht weken dat hij op de wachtlijst staat brengt de psycholoog van het JGT alvast, na overleg met de GGZ, het actuele functioneren van het jongetje in kaart door een vraaggesprek met ouders, leerkracht en doet zij een aantal gerichte observaties op school. De gezinsbegeleidster zal met ouders meegaan op intake bij de GGZ Voorheen moesten ouders naar Bureau Jeugdzorg die vervolgens de GGZ moest inschakelen voor aanvullend onderzoek om een diagnose te krijgen. Pas als een diagnose bekend was kon BJZ een indicatie aanvragen voor gezinsbegeleiding. Het was vaak een hele tour om de verschillende organisaties bij elkaar om tafel te krijgen om gezamenlijk een plan van aanpak te maken.
Teamsamenstelling De teamvorming is, tegen de verwachting in, soepel verlopen. De verschillende bloedgroepen worden vooral als verrijkend en niet als bedreigend ervaren. We zoeken in de teams naar een goede balans tussen enerzijds ‘generalist zijn’ en anderzijds je bijzondere specialisme inzetten en behouden. We ervaren dat de meerdere disciplines en achtergronden in één team van grote waarde zijn. In de gekozen mix van achtergronden heeft iedere werker een duidelijke meerwaarde. We zijn te kort bezig om te kunnen beoordelen of de verhouding in de disciplines lokaal precies de juiste is. Soms klinkt de roep om meer kennis op het gebied van gezinscoaching, puberproblematiek en de zogenoemde dwang en drang; de tijd zal moeten leren of dat een ‘toevallige’ scheve verhouding in vraag en aanbod was, of dat dit structureel blijkt te zijn. Een minimum van tien tot twaalf werkers in een team blijkt niet alleen nodig om de bezetting goed rond te krijgen, maar ook om een juiste mix van (persoonlijke) expertise te kunnen
18
Maatschappelijk werk
2-3
MEE
1-2
Bureau Jeugdzorg
1
2delijns GGZ
2
Provinciale jeugdzorg
2-3
AWBZ zorg - LVB jeugd
1
bieden, zodat de variatie in de hulpverlening gewaarborgd blijft. Werkers van verschillende achtergrond kijken allen met een eigen invalshoek naar een vraag, waardoor we uitgedaagd blijven worden om op maat, in deze casus, te blijven bedenken en doen wat hier nodig is (en niet te doen wat niet nodig is). De verrijking van de verschillende disciplines leidt in die zin niet alleen tot meer inzicht, maar soms (hopelijk vaak), ook tot minder (onnodig) handelen. Het durven laten bestaan van verschillen is een belangrijk element in onze nieuwe manier van hulpverlenen. Teams groter dan tien tot twaalf mensen lijken ons niet werkbaar: het is belangrijk dat we gezamenlijk verantwoordelijk kunnen nemen voor ons werkgebied. In een groter team wordt dat lastiger.
Hulp op maat: doen wat nodig is In het integraal werken komt de spanning die het organiseren van de variatie ook met zich mee brengt, duidelijk aan het licht. Als team zijn mensen geneigd om uniform te willen werken. In sommige opzichten is dat ook nodig (bijvoorbeeld: om de aanmeldingen goed te verdelen is gelijkluidende basisinformatie nodig). Maar in andere opzichten mogen er best verschillen optreden. Dat is een spannend proces. Wij zijn allen gewend, van oudsher, om te werken in procedures, regels en voorschriften. Dat loslaten kunnen we niet van de ene op de ander dag, dat is een proces. Alles in één keer loslaten zou ook chaos opleveren. Dus we moeten erover nadenken, ervaren en uitproberen wat wel en wat niet werkt. Dat proces is in de teams in gang gezet, in de casuïstiekbesprekingen, intervisies en in de wandelgangen. Het levert boeiende uiteenzettingen op, waarbij juist de waarde van de verschillende invalshoeken nadrukkelijk aan het licht komt. We leren van elkaar en we versterken elkaar. Het blijkt tegelijk ook dat, zeker op het moment dat de werkdruk oploopt, we geneigd zijn terug te vallen op routines. We zoeken naar houvast en hebben een minimale vorm van basismethodiek nodig. Tegelijk ontwikkelen de teams zich in het werken op maat, dat wil zeggen in het echt aansluiten bij de vraag van de cliënt. ‘Doen wat nodig is’, blijkt daarbij altijd weer een helpende waarde, om uit de reflex van het denken in voorschriften en regels te stappen. Ruimte voor reflectie en bezinning is van wezenlijk belang om dit proces van transformatie te doen slagen. Die moeten we soms bevechten in de hectiek van de dag. Samen optrekken in een casus waar expertise op meerdere gebieden nodig is, kan snel en gemakkelijk gerealiseerd worden, dat is één van de grote voordelen van het samenwerken in het JGT. Zo ook het voorbeeld van een gescheiden moeder die een hulpvraag heeft, namelijk haar ex doet het niet goed in de opvoeding volgens haar en zij maakt zich zorgen om de kinderen. Of het JGT daar mee aan de slag wil gaan. Er is ook een ontwikkelingsachterstand bij een van de kinderen (2 jaar). Ouders kunnen niet met elkaar in gesprek, ze hebben nauwelijks contact met elkaar. Moeder voelt zich niet gehoord door de reguliere hulpverlening en heeft al bij vele instanties aangeklopt. Zij voelt zich nergens begrepen. Twee medewerkers vanuit het team gaan dit samen oppakken, de een heeft veel ervaring met echtscheidingssituaties, de ander heeft veel ervaring met ontwikkelingsachterstanden bij jonge kinderen. Het is een ingewikkelde casus waar meer speelt dan we hier kunnen toelichten, maar er is bereikt dat ouders met elkaar in gesprek zijn gegaan (wat voorheen niet gelukt was!) en dat er nu een aanvraag tot onderzoek voor het kind is, waar beide ouders achter staan.
19
Ouders, jongeren en ketenpartners zijn positief verrast als blijkt dat we zoveel kennis en kunde in huis hebben. Met name in het doorschakelen naar de GGZ, wat in de wijk toch vaak een beetje als een gesloten bastion wordt ervaren, wordt dit opgemerkt. Ook ervaren ze de waarde van het directe contact, in plaats van dat wordt begonnen met het invullen van lijsten en formulieren. Met de specialistische zorg proberen we uit hoe we de samenwerking zó kunnen vormgeven dat voor ouders en kind zoveel mogelijk continuïteit in het contact, en zo weinig mogelijk dubbelingen in vragen en onderzoek plaats vinden. Dit vraagt om een nieuw vorm van samenwerking, van twee kanten. Consultatie, efficiënt benutten van de wachttijd, warme overdracht van informatie kunnen ertoe bijdragen dat een intake niet opnieuw gedaan hoeft te worden. En dat het JGT, in overleg, gedurende de periode dat het kind op de wachtlijst staat, alvast observaties of onderzoek kan doen voor de specialist.
Oud en nieuw Zoals verwacht kon worden zorgt het werken volgens de nieuwe visie, maar binnen de oude kaders, vaak voor spanning. Het voelt soms licht schizofreen om
Uit een teamvergadering - losse mededelingen/rondvraag:
enerzijds de boodschap te omarmen ‘we registreren alleen datgene, wat van meerwaarde is voor de hulp zelf en we maken
geen lijstjes omwille van de
lijstjes’ en tegelijkertijd te moeten
JGT staat op de CJG-site met een button om aan te melden. Tip om met mailverkeer om te gaan: Doen, Dumpen, Delegeren. Het zou fijn zijn dat korte contacten geregistreerd kunnen worden in PlusPlan zonder volledige persoonsgegevens. Jeannette neemt dat op. Bij vakantie en ziekte: voicemail en mail aanpassen en doorverwijzen naar algemeen nummer JGT. Is het zinvol meer teamleden te scholen in mediation? Tosca, Ted en Kim komen aankomend overleg later. Teamlunch 6 mei. Voor volgende week: vervanging bij ziekte, hoe?
blijven registreren wat vanuit de moederorganisatie gevraagd wordt. Iedereen realiseert zich dat dat in sommige gevallen onontkoombaar is, maar niet voor iedereen is het even gemakkelijk om zich in die twee werelden te bewegen. Wat betekent dat sommige werkers opstandig ook niet meer willen doen wat nog wel vereist is, anderen zich vasthouden aan de systemen en voorschriften van de moederorganisaties, en zich nog niet wagen aan de nieuwe manieren. De meeste teamleden laveren tussen deze twee polen in. We ervaren aan den lijve hoe verstikkend systemen kunnen werken, en voelen ons in die zin gesterkt in het omarmen van de nieuwe visie. We willen regelarm en op maat werken. Hoe dan tegelijkertijd toch de juiste verantwoording af te leggen, hoe nemen we onze verantwoordelijkheid in het laten zien wat we doen, dat is een onderwerp dat nog niet is uitgekristalliseerd. Dat vraagt ook om heldere kaders. Wat wordt er dan feitelijk verwacht, wat zijn de minimale eisen? Dit onderwerp keert
20
ook terug in het gesprek rondom generalistisch versus specialistisch werken. Moeten we als team allemaal hetzelfde gaan doen? Hoeveel ruimte is er voor individuele verschillen? Hoe leg je dan verantwoording af aan elkaar, en aan je cliënten, over welke keuzes gemaakt worden? Die vragen zullen de komende maanden in de teams verder worden uitgediept. Het losmakingsproces van de moederorganisaties bleek niet voor iedereen even eenvoudig te zijn. Er waren ook grote verschillen zichtbaar in de manier waarop de verschillende werkers en hun ‘bazen’ daarmee omgingen. Sommigen kwamen met een overvolle caseload, andere volledig vrijgespeeld; sommige onderhielden intensief contact met het ‘thuisfront’, anderen lieten los, of werden losgelaten. Sommigen kwamen goed geoutilleerd de proeftuin binnen, anderen hadden nog geen telefoon tot hun beschikking. Sommigen hielden vast, vanuit eigen wens, of in opdracht, aan oude kaders en procedures, anderen gingen frank en vrij vanuit de nieuwe bedoeling aan de slag. Het bleek, opvallend genoeg, steunend en helpend de verschillen te zien en van daaruit een eigen koers te kiezen in de omgang met dit proces van het vinden van een balans tussen ‘oude’ en ‘nieuw’. Die is voor iedere werker weer anders.
Aanbevelingen
Maak de teams klein genoeg om als eenheid in een gezamenlijke verantwoordelijkheid op te kunnen treden, en groot genoeg om aan de variatie in een wijk tegemoet te komen: Optimale omvang van een team: tussen de 10 en 12 personen.
Teamsamenstelling qua expertise: de gekozen samenstelling bleek een goede.
Vanuit de GGZ: de keuze voor een psycholoog/pedagoog en een HBO-er vanuit de GGZ pakt in de praktijk goed uit. Doordat vanuit de zorgverzekeraar geen vergoeding werd gegeven voor de proeftuinen delen twee teams nu een psycholoog. Dit blijkt echt te krap.
Per team één iemand uit BJZ lijkt aan de krappe kant gezien de taken die er vanaf 2015 voor de tams nog bijkomen (zie ook hoofdstuk instroom).
Creëer eind 2014 al ruimte en tijd voor het ontwikkelen van de nieuwe focus in het methodisch handelen voor de nieuwe teams; de basismethodiek die er eind 2014 staat, zal in de praktijk door de andere 19 teams nog eigen gemaakt moeten worden;
Leidt de nieuwe coaches al in 2014 op voor hun nieuwe taak. Tips voor andere teams: zorg voor één werkruimte, waar alle teamleden kunnen werken. Dit bevordert de teambuilding en zo krijg je feeling met elkaars werk en werkwijze. Ook is het nodig om goed ‘los’ te komen van je moederorganisatie zorg voor een gedegen casuïstiek- en intervisiestructuur weet wat je (goed) kan, maar weet ook vooral wat je niet kunt - ga in duo’s naar cliënten. Zo leer je van elkaar en zo ben je eerder geneigd onbekend terrein’ te gaan ontdekken.
21
Hoofdstuk 5. Integratie binnen het CJG JGZ en JGT bundelen expertise: Een jeugdverpleegkundige ziet bij een peuter signalen die haar alarmeren. Zou hier sprake zijn van seksueel misbruik? Ze spreekt met moeder af dat ze op huisbezoek komt om eens rustig te praten. Dezelfde dag nog consulteert ze een collega uit het JGT. Ze besluiten die week nog samen op huisbezoek te gaan.
De opdracht om als JGT een onderdeel van het CJG te worden, is in de teams serieus en met veel aandacht ter hand genomen. De CJG-coördinatoren hebben in alle gevallen een belangrijke rol in gespeeld in het maken van de verbinding. Voor veel JGT-ers kwam de positionering binnen het CJG een beetje als een verrassing; voor veel JGZ-ers en andere CJGmedewerkers voelde de komst van het JGT als een bedreiging of als een stagnatie in de ontwikkeling en teamvorming die binnen het ‘oude’ CJG net op gang was gekomen. In praktische zin: opeens 10 mensen meer in het gebouw herbergen vraagt wat van de flexibiliteit van mensen. Maar ook werkinhoudelijk: gaan die mensen ons werk dan overnemen? Van beide kanten is geïnvesteerd in de relatie. We constateren dat de eerste vruchten van deze inspanningen geplukt kunnen worden. Men vindt elkaar en werkt samen, en waar dat gebeurt wordt dat als een duidelijke meerwaarde over en weer gezien.
Kennismaken Er zijn lunchbijeenkomsten en casusoverleggen geweest waarin dit proces in gang is gezet. Daarin heeft men elkaars werkgebieden en expertise leren kennen. Weten van elkaar wat je doet (en wat je niet doet), neemt het gevoel van bedreiging (of van onwetendheid) weg. We hebben met elkaar een begin gemaakt met het ontwikkelen van een gezamenlijke visie. “ Ja zeggen” tegen de vraag van cliënten, en vervolgens achter de voordeur beoordelen door wie de vraag het beste kan worden opgepakt, is daarbij een belangrijk element. We willen niet opnieuw schotten gaan inrichten (‘dat doen wij niet’), maar ouders en jeugdigen begeleiden op hun weg naar de beste plek voor hun hulpvraag (‘dat doen zij beter’). Daarin moeten we over en weer accepteren dat de grenzen tussen de werkgebieden in de praktijk nooit glashelder zullen zijn, en dat een zeker overgangsgebied ook niet erg is. Overigens geldt dat in relatie tot alle ketenpartners: werken op maat betekent het accepteren van een ‘grijs gebied’ in de afbakening van de taakstelling. Binnen het nieuwe CJG zijn er drie kerngebieden te onderscheiden van jeugdgezondheidszorg, preventie en hulpverlening. Hoe de verdeling en samenwerking in de praktijk in een individuele casus uitpakt, is aan het oordeel van de professionals zelf. Denk bijvoorbeeld aan het cursusaanbod, dat kan zowel vanuit het cursusbureau, als vanuit het JGT gedaan worden. Of aan 1Gezin1Plan: door zowel de JGZ als de JGT kan bijvoorbeeld de
22
regie bij 1Gezin1Plan genomen worden, dat mag afhankelijk zijn van de wens van een gezin. We blijken daar op casusniveau ook goed uit te komen met elkaar, mits we maar in contact blijven met elkaar. De kernwaarde ‘verbinden’ blijkt in de opdracht telkens helpend te zijn geweest om hobbels in het proces te overwinnen.
Samenwerken Ook het elkaar op de hoogte houden van de inzet in een gezin willen we in verbinding doen. In eerste instantie loopt dat via de cliënt, die immers zelf eigenaar is van het eigen hulpverleningsproces, en vanuit die verantwoordelijkheid kan beoordelen wie er allemaal betrokken moeten zijn. Wij als professional moeten de cliënt daar natuurlijk in bijstaan en helpen herinneren. Naar buiten toe proberen we zoveel als mogelijk als één gezicht, namelijk ‘het CJG’ te operen. Dat wordt bijvoorbeeld zichtbaar in de folders die gemaakt zijn om uit te delen aan ketenpartners en cliënten. Ook in de contacten met de ketenpartners hebben de JGT-ers zo goed mogelijk met de CJG-coördinatoren proberen af te stemmen wat een handige verdeling is. Enerzijds willen we zo dicht mogelijk bij die partners kunnen opereren, en dus overal als contactpersoon aanwezig zijn (zie volgende hoofdstuk); anderzijds willen we geen verwarring zaaien of dubbelingen maken. Als de contacten met de JGZ en bepaalde ketenpartners al prima verliepen, dan zijn we als JGT daarbij aangesloten (bijvoorbeeld bij peuterspeelzalen).
Praktische hobbels In praktische zin bleken we nogal wat hobbels tegen te komen. In alle teams bleek al snel de behoefte aan een ‘honk’: een plek om elkaar te treffen in en buiten de vergaderingen. Dit bleek niet in alle teams even eenvoudig te realiseren. Ook spreekkamers waren niet overal direct goed beschikbaar. We konden niet printen of werken met een usb-stick. Het werken met laptops bleek niet arbo-technisch verantwoord, veel JGT-ers klagen over pijn aan nek en schouders als gevolg van een verkeerde werkhouding. Zelfs gesteggel over welke koffie, thee en kopjes gebruikt mochten worden bleek een praktisch probleem in sommige werkruimtes. Waar mogelijk zijn deze praktische problemen verholpen, waar niet mogelijk hebben we ze geaccepteerd als zijnde een gevolg van het werken in een proeftuin. Inmiddels wordt door de beleidsambtenaren van de gemeenten hard gewerkt aan het inventariseren van de noodzakelijke randvoorwaarden op dit gebied, teneinde de nieuwe teams volgend jaar een betere start te geven.
23
Aanbevelingen
Zorg voor fysieke ruimtes als ‘honk’ waar de teamleden elkaar kunnen treffen als ze (even) geen afspraken hebben, en waar vergaderd kan worden, plus bijbehorende inrichting (meubels, maar ook kantoorartikelen, koffie/thee, papier etc); wijs een verantwoordelijke aan hiervoor, zodat individuele teamleden niet hoeven ‘leuren’ om hun spullen;
Zorg voor voldoende spreekkamers (voorzichtige schatting: drie per team) in het CJG, voor het JGT. Waar het JGT dicht bij het JGZ is gesitueerd, met voldoende fysieke ruimte, ontstaat de verbinding het snelst.
Zorg voor ontwikkelruimte in alle teams, die met elkaar het CJG nieuwe stijl gaan vormen (dus zowel JGT, als JGZ en preventieve tak);
Zorg voor helderheid naar ouders en jeugd over de inrichting van het nieuwe CJG en de (praktische) gevolgen van de jeugdwet in hun gemeente;
Let in de opdracht op het ‘grijze gebied’, maak dat mogelijk;
24
Hoofdstuk 6. Gebiedsgericht werken Er is in alle teams een overzicht gemaakt van ketenpartners in de gemeente, wijk of de dorpskernen waarmee verbinding gezocht zou worden. Ieder teamlid heeft zich verbonden aan een of meerdere ketenpartners, en heeft daarmee contact gelegd om zich als JGT te introduceren, en te inventariseren waar de behoefte ligt op het gebied van samenwerking en consultatie. De afspraken die daar uit voortvloeien zijn dus op maat en derhalve niet gemakkelijk samen te vatten. Gebiedsgericht werken is maatwerk: Bij de start werden binnen ieder team vaste contactpersonen aangewezen: twee of drie mensen voor de scholen, een of twee voor de huisartsen, etcetera. In Nieuwkoop is die verdeling per ketenpartner als snel vervangen door vaste contactpersonen per dorpskern. Nabij, logisch en efficiënt voor deze gemeente met zijn dertien dorpskernen. .
Naast het belang van de goede samenwerking is een nauw contact met de omgeving vanuit de JGT’s nodig om de beoogde cultuuromslag (inclusief de noodzakelijke bezuinigingen) te realiseren. Het succes van de JGT’s hangt mede af van de mate waarin ketenpartners mee bewegen in de nieuwe visie. Denk bijvoorbeeld aan het werken zonder wachtlijsten, het accepteren van een grijs gebied in de taakstelling (niet zeggen ’daar ben ik niet van’ en dan de cliënt zonder hulp verder sturen); of het voorkomen van dubbele handelingen waarvoor nauwe afstemming door hulpverleners van verschillende organisaties nodig is.
Netwerkbijeenkomsten In alle proeftuinen zijn netwerkbijeenkomsten voor de ketenpartners georganiseerd, die zonder uitzondering heel druk bezocht zijn en goed zijn ontvangen. Men vond het nuttig kennis te maken met de JGT’s, en (hernieuwd) met elkaar, in de wijk. Korte lijnen, uitwisselen van telefoonnummers, kennen van gezichten, en op de hoogte zijn van het aanbod en expertise die er is, zijn daarin de belangrijkste elementen. Zo zorgt de komst van de JGT’s in de wijk nu al voor een verbindende en versterkende werking tussen de professionals onderling. De scholen, zowel PO als VO, en de huisartsen hebben in het gebiedsgericht werken, als belangrijke ketenpartners naast de JGZ, speciale aandacht gekregen. In sommige wijken werd gelijktijdig gestart met sociale wijkteams. Vanzelfsprekend is daar ook intensief de verbinding mee gezocht. In regionaal verband werd een cliëntenavond georganiseerd om ook van ouders en jongeren input te krijgen voor de teams. Van hen leerden wij, onder andere, dat ze graag meewerken aan klanttevredenheid onderzoek. Maar dan willen ze wel echt gehoord worden en met ons in gesprek gaan. En niet zo maar een lijstje aanvinken. Dit hebben we meegenomen bij de ontwikkeling van de monitor (zie bijlage 2).
25
Onderwijs Per mail kregen we onderstaande feedback vanuit een school voor voortgezet onderwijs
Gesprekken om tot een model van begeleiding te komen zijn plezierig verlopen
Fijn dat er niet alleen maar naar de postcode van de leerling wordt gekeken
Heel goed en plezierig dat de vertegenwoordiger van het J&G-team vaste momenten in de school aanwezig is.
Samenwerking verloopt goed
Op dit moment nog casuïstiek met de onderwijsspecialist van het samenwerkingsverband
Medewerker Bureau Jeugdzorg is niet meer in het ZAT aanwezig, maar dit is in lijn met de beleidsontwikkelingen
Kortom, er kan tussentijds een positief bericht afgegeven worden.
Een goede samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg is een kritische succesfactor voor zowel de invoering van het passend onderwijs, als de transitie en transformatie van de jeugdhulp. We zoeken daarom naar verbinding en werkvormen die aansluiten bij de opdracht van zowel onderwijs als zorg. Dat vraagt van beide kanten afstemming en flexibiliteit, terwijl beide velden tegelijk onder grote druk staan door de ingrijpende wijzigingen. Dat is geen gemakkelijke opgave. Op alle niveaus, regionaal, lokaal en ‘individueel, per school’ is contact gelegd en wordt intensief overlegd en geëvalueerd. Zie bijlage voor de lokaal gemaakte afspraken en bevindingen. Als JGT’s hebben we op diverse plaatsen deelgenomen aan bijeenkomsten rond passend onderwijs, om verbinding te leggen en visie te delen. De ervaringen in de concrete samenwerking zijn heel divers, maar in de basis positief. Op scholen zijn de JGT-ers positief ontvangen. Men vindt het prettig dat de hulpverlening overzichtelijker wordt doordat met één of twee contactpersonen het hele hulpverleningsveld aan tafel blijkt te zitten. Vaste gezichten die gemakkelijk bereikbaar zijn (daadwerkelijk aanwezig op school bijvoorbeeld), meedenken ter consultatie en snel hulpvragen oppakken, zijn de positieve factoren die daarbij telkens genoemd worden. In het PO komt een vruchtbare samenwerking in de driehoeksverhouding onderwijs, zorg en gezin op gang. In het VO is het logischerwijs, gezien de ontwikkelingsfase van de jongeren, nog meer zoeken naar de mate en het moment waarop ouders in de hulp betrokken worden. In het JGT werken we vanuit de visie dat we altijd mét ouders en jongeren, en niet óver hen willen praten. Over de gevolgen die dat heeft voor bijvoorbeeld de invulling van de ondersteuningsteams op de VO-scholen hebben we niet overal al overeenstemming. Ook zoeken we met de VO-scholen (en scholen voor speciaal onderwijs) nog naar goede manieren om te schakelen tussen de contactpersoon van het JGT op de school en het Jeugden Gezinsteam in de woongemeente, in die situaties dat een gezinsgerichte begeleiding daar nodig is. Over deze kwesties zijn we constructief in gesprek. We vinden elkaar in de gezamenlijke overtuiging dat het goed zou zijn als hulp en onderwijs snel en gemakkelijk schakelen.
26
Huisartsen Ook met huisartsen is contact gelegd, op individueel niveau, door de verschillende contactpersonen in de JGT’s. Maar ook vanuit een regionale vertegenwoordiging door de huisartsen. De ervaringen zijn heel divers, lokaal en persoonlijk gekleurd, passend bij de variatie die we ook ruimte willen bieden in de proeftuinen. Sommige huisartsen verwelkomen de teams van harte, kunnen als het ware niet wachten totdat ze samen kunnen optrekken in de zorg voor de jeugd; andere huisartsen tonen nog enige scepsis en kijken de kat wat meer uit de boom. Contact met een Praktijk Ondersteuner Huisarts (POH): Kennisgemaakt, afgesproken hoe we elkaar kunnen “gebruiken”. Snel daarna contact op casusniveau:
Een meisje van 9 jaar groeit op bij moeder met psychiatrische problematiek, met verleden van huiselijk geweld. Het meisje bepaalt de regels in huis, Moeder heeft zelf hulpverlening. Vraag: moeder helpen regie weer in handen te krijgen en observatie hoe het gaat met het meisje. POH-er heeft met moeder over mogelijkheid Jeugd- en Gezinsteam gesproken en toestemming verkregen contact op te nemen, snel geregeld en hulp vanuit JGT is gestart.
Een gezin met twee kinderen. Vader en zoon met een erfelijke aandoening, dochter kampt met overgewicht. Moeder erg belast met de hele situatie. Veel hulp al ingezet. Verzoek eigenlijk ondersteuning moeder. Tijdens gesprek met moeder, POH, JGT-er en iemand van Rijnland Revalidatie Centrum het aanbod gedaan te starten op de achtergrond, meedenken, sparren, dingen uitzoeken , wanneer inzet in gezin nodig is kan dat ook maar in eerste instantie lijkt er nu voldoende ondersteuning.
Sociale teams In alle gemeenten wordt naast de proeftuin ook nagedacht over, en gestart met, initiatieven in het bredere sociale domein. Sociale teams, integrale toegang en andere ontwikkelingen rond de drie decentralisaties vinden overal om ons, en met ons, plaats. Dit vraagt om de nodige afstemming vanuit de teams, en hun coaches, zodat gebruik gemaakt kan worden van elkaars expertise. In de ene gemeente is een overleg georganiseerd tussen de verschillende teams, de integrale toegang en gebiedsadviseurs. In een andere gemeente is een medewerker van de ISD vrijgemaakt voor het JGT. Alle vragen omtrent inkomen, schulden, uitkeringen en tegemoetkomingen kunnen door het JGT gemakkelijk worden gesteld aan deze medewerker. Waar nodig en gewenst kan deze ISD-medewerker ook meegaan op huisbezoek met het JGT. In andere gemeenten wordt gedacht over deelname van JGT-ers aan (de overleggen van) de, nog op te starten, sociale teams. Voor de gezinnen die naast problemen op het gebied van opgroeien en opvoeden ook kampen met schulden, zorgen om huisvesting en werk is dergelijke nauwe samenwerking essentieel.
27
In de samenwerking met de sociale wijkteams, maatschappelijk werk, welzijnswerk en vrijwilligers, partners die ‘van nature’ gericht zijn op de eigen kracht valt er winst te boeken op het gebied van normaliseren/ontzorgen. Hulpverleners kunnen goed gebruik maken van de kennis en kunde van deze ketenpartners, om uit de al te snelle reflex van aanbod creëren te blijven. Waar hulp niet nodig is, moeten we die natuurlijk ook niet gaan bieden.
Postcodegebieden Om zicht te krijgen op de noodzakelijke grootte en samenstelling van de teams, zijn postcodegebieden aangewezen waarbinnen de zes teams te werk mochten gaan. Het bleek al snel dat verder ‘niemand’ zich aan deze indeling hield. Huisartsen die net een straat verder hun praktijk hadden, bleken toch betrokken te willen zijn; op scholen met kinderen uit andere postcodes is het niet cliëntvriendelijk het ene kind wel en het andere niet te helpen, alleen op basis van hun
Beschrijf een lastig punt of vraag. Het werkgebied van de proeftuin komt niet overeen met de wijkindeling van de gemeente waardoor je in meerdere (professionals) overleggen moet aansluiten. Hoe ga je om met de privacy van cliënten in bovenstaand overleg? Hoe gaan wij om met vragen van ouders, scholen etc. waarbij de school in de postcodes valt van de proeftuin, maar de verblijfplaats van de cliënt niet? En vice versa? Vooral met het oog op scholen die een regionale functie hebben.
huisadres; kinderen bleken gescheiden ouders te hebben in verschillende postcodegebieden. We wilden ‘doen wat nodig is’ en als basishouding ‘ja zeggen’ als er een vraag kwam. Tegelijk wilden we ons ook aan de opdracht houden, teneinde een reële inschatting van de grootte van het team te kunnen gaan maken. Ook hier hebben we telkens op basis van de concrete casuïstiek onze antwoorden geformuleerd. Dit betekent wel een lichte ‘ruis’ op de lijn, met betrekking tot het vraagstuk van de grootte van de teams.
Aanbevelingen
Let bij de gebiedsindeling op ‘logische’, natuurlijke grenzen in een wijk (en pas eventueel de grootte van het team daar iets op aan);
Op dit moment hebben we nog te weinig informatie om gegronde aanbevelingen over het aantal teams te kunnen doen. De in het plan van aanpak genoemde 26 (25 zonder Voorschoten) zijn zeker nodig, in de toekomst mogelijk wel meer;
Houd rekening met grotere vraag en dus capaciteit in het JGT met veel ketenpartners in het werkgebied die een regionale functie hebben: met name VO en SO-scholen.
Geef de teams in 2015 de ruimte om ook gezinnen die niet in het postcode gebied staan ingeschreven te begeleiden. Dit in verband met hun keuzevrijheid, maar bijvoorbeeld ook gescheiden ouders die in verschillende postcode gebieden wonen. Het kan ook gaan om scholen en huisartsen die een ruimer werkgebied kennen en toch graag met één vaste contactpersoon uit één JGT werken. Wanneer dit onevenredig veel gebeurt kunnen gemeenten dit onderling gaan verrekenen.
28
Faciliteer de samenwerking tussen JGT en voorliggend veld (sociale wijkteams, welzijnswerk ed);
Zorg voor een goed communicatie en informatievoorziening (uitleg van de bedoeling plus praktische veranderingen) voor alle samenwerkingspartners in de regio, zowel lokaal als regionaal.
29
Tot slot Er is in korte tijd veel werk verzet: zes teams opgebouwd, gezinnen geholpen, geïntegreerd in het CJG, integrale werkwijzen ontwikkeld, lokale verbindingen gelegd, input geleverd voor lokaal en regionaal beleid. In de tweede helft van 2014 gaan de teams, hun coaches, lokale projectleiders en CJGcoördinatoren hiermee door. Tegelijkertijd worden ook de voorbereidingen getroffen voor de start van de 19 nieuwe teams. De prioriteiten voor de komende maanden zullen liggen bij:
-
Het doorontwikkelen van de teams en hun methodisch handelen krijgt de zomermaanden prioriteit. In de hectische eerste maanden was hier, onder druk van de omgeving, regelmatig onvoldoende tijd voor. De ontwikkelde methodiek zal zijn weerslag vinden in een ‘gids voor het JGT’ ten behoeve van de nieuwe teams.
-
Belangrijk onderdeel van dat methodisch handelen is ook het slim organiseren van de zorg: hoe kunnen we met de (schaarse) middelen die ons de komende jaren ter beschikking staan maximale kwaliteit leveren aan alle gezinnen die dat nodig hebben. Wat betekent dat voor onze eigen inzet? En voor het op het juiste moment inschakelen van anderen? Ook dit moet handvatten bieden voor de nieuwe teams in 2015.
-
Het uitwerken van de samenwerkingsrelaties met de omgeving blijft daarnaast natuurlijk punt van aandacht. Na de zomer in het bijzonder de samenwerking met de specialisten (inclusief de aanbieders van wat nu nog AWBZ-begeleiding is), de Raad voor de Kinderbescherming en de sociale teams. Ook de samenwerkingsrelaties met scholen en huisartsen zal worden verdiept.
-
In september wordt een monitor uitgevoerd, de basis voor de evaluatie van de proeftuinen. Een centrale rol is daarbij weggelegd voor ouders en jongeren. Hun wensen, ideeën en ervaringen met het plaatselijke JGT zijn cruciaal voor de doorontwikkeling. Daarnaast worden stakeholdertafels voor scholen, huisartsen en andere lokale partners georganiseerd: om ook van hen te horen wat de ervaringen en wensen zijn ten aanzien van de JGT’s. De (meest regionaal werkende) specialisten worden eveneens bij de evaluatie betrokken.
-
Vanuit de teams en de coaches blijft input gegeven worden aan de diverse regionale werkgroepen rondom de Jeugd- en Gezinsteams, Cliënt en kwaliteit, Passend onderwijs, Kind en Veiligheid, randvoorwaarden 2015 etc.
30
Samenvatting Begin 2014 zijn in de regio Holland Rijnland zes Jeugd- en Gezinsteams gestart. Als onderdeel van de uitwerking van het toekomstmodel Holland Rijnland. De teams hebben als opdracht: 1. Ontwikkel nieuwe werkwijze: een nieuwe manier van methodisch handelen en jeugdhulp organiseren. 2. Werk tegelijkertijd de vernieuwde relaties met omgeving uit. Met name binnen het CJG, met het onderwijs, huisartsen, jeugdhulp specialisten en het sociale domein 3. Stel een overgangsplan op zodat op 1 januari 2015 in alle gemeenten voldoende teams van start kunnen. In deze evaluatie beschrijven de teams hun eerste ervaringen, aan de hand van vijf hoofdthema’s
Bereikbaarheid en instroom
Digitaal werken met PlusPlan
Integraal werken als team
Integratie binnen het CJG
Gebiedsgericht werken.
Bereikbaarheid en instroom Na enkele weken voorbereiding, waaronder de opbouw van netwerkcontacten in hun werkgebied, stroomden vanaf 1 maart ook nieuwe cliënten in. De zes teams hebben, naast de cliënten die ze al in begeleiding hadden, 471 aanmeldingen verwerkt. Met de meest aanmelders werd binnen zeven dagen ook een gesprek gevoerd. Daarnaast hadden de teamleden regelmatig eenmalige gespreken of consultatieve contacten met lokale voorzieningen. De hulpvragen blijken zeer divers en betreffen kinderen en jongeren in alle leeftijden. Het betrof ouders met zorgen om de ontwikkeling van hun kind, weggelopen pubers, vechtscheidingen met kinderen in de knel, suïcide, geweld, misbruik, ADHD, autisme, schulden en opvoed-onmacht. Ouders en ketenpartners reageren positief. De goede bereikbaarheid, snelheid van handelen, en het gemakkelijk inschakelen van verschillende expertise wordt door hen gewaardeerd.
Integraal werken De teams bestaan uit 10-12 mensen die hun expertise bundelen. De medewerkers zijn afkomstig uit maatschappelijk werk (Kwadraad), MEE, Bureau Jeugdzorg, Provinciale
31
jeugdzorg (Cardea), Jeugd-GGZ (Curium, Rivierduinen, Inzowijs), en de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking (Ipse de Brugge, Gemiva, sHeerenloo). De teams bieden hulp op maat. Onder het motto ‘doen wat nodig is’ richten zij zich op het versterken van gezinnen en lokale voorzieningen, bieden ze begeleiding en behandeling, en schakelen waarnodig andere ondersteuning of zorg in. De steun en deskundigheid die daarbij vanuit de participerende zorgaanbieders wordt geboden blijkt essentieel. Tegelijkertijd hebben de teams last van de vele regels. De meeste van die regels komen voort uit de verschillende wettelijke en financiële kaders die nu nog gelden.
Integratie in het CJG Met de komst van de teams worden de bestaande CJG’s versterkt. De afgelopen maanden is de meerwaarde van samen optrekken met de Jeugdgezondheidszorg bij diverse gezinnen duidelijk geworden. Goede voorbereiding op de teams binnen de CJG’s is voor 2015 essentieel, om een goede start per 1 januari mogelijk te maken.
Gebiedsgericht werken De teams hebben ieder hun eigen werkgebied: een wijk in een grotere gemeente (in Alphen aan de Rijn, Leiden en Katwijk), een hele gemeente (Lisse), dertien dorpskernen binnen een gemeente (Nieuwkoop) of een team voor twee gemeenten (Leiderdorp en Zoeterwoude). Deze geografische, maar vooral ook de demografische verschillen, vragen om lokale variatie. De belangrijkste lokale partners hebben een vast contactpersoon in het team. Dit wordt door de betrokken scholen, huisartsen en andere lokale partners positief gewaardeerd. De integratie met het sociale domein krijgt binnen alle teams de aandacht, ook daar is de lokale variatie groot.
32
Aanbevelingen uit de evaluatie op een rij Lokale voorbereidingen door gemeenten en CJG’s
Let bij de gebiedsindeling op ‘logische’, natuurlijke grenzen in een wijk (en pas eventueel de grootte van het team daar iets op aan);
Op dit moment hebben we nog te weinig harde informatie om gegronde aanbevelingen over het aantal teams te kunnen doen. De in het plan van aanpak genoemde globale norm van 1 team per 20.00 inwoners (en dus 25 teams in de regio) lijkt zeker nodig. In de toekomst is mogelijk meer zorg op deze wijze lokaal te organiseren;
Houd rekening met grotere vraag, en dus capaciteit in het JGT, als er veel ketenpartners in het werkgebied zijn die een regionale functie hebben: met name VO en SO-scholen.
Geef de teams de ruimte om ook gezinnen die niet in het postcode gebied staan ingeschreven te begeleiden. Dit in verband met hun keuzevrijheid, maar bijvoorbeeld ook gescheiden ouders die in verschillende postcode gebieden wonen. Het kan ook gaan om scholen en huisartsen die een ruimer werkgebied kennen en toch graag met één vaste contactpersoon uit één JGT werken. Wanneer dit onevenredig veel gebeurt kunnen gemeenten dit onderling gaan verrekenen.
Faciliteer de samenwerking tussen JGT en voorliggend veld (sociale wijkteams, welzijnswerk e.d.); Let in de opdracht aan de CJG-partners, sociaal team en andere ketenpartners op het ‘grijze gebied’; maak dat mogelijk om te voorkomen dat gezinnen van het kastje naar de muur worden gestuurd;
Zorg voor een goede sociale kaart van elke gemeente, wijk of dorpskern
Bereid ouders, jeugd en ketenpartners voor op de veranderingen in 2015, en besteed daarbij vooral aandacht aan uitleg en toelichting van de visie en de bedoeling.
Zorg voor helderheid naar ouders en jeugd over de inrichting van het nieuwe CJG en de (praktische) gevolgen van de jeugdwet in hun gemeente;
Zorg voor ontwikkelruimte in alle teams, die met elkaar het CJG nieuwe stijl gaan vormen (dus zowel JGT, als JGZ en preventieve tak);
Zorg binnen de gemeente voor draagvlak voor de monitor die nu in ontwikkeling is (zie bijlage 2). Zodat voor de teams duidelijk is waarop zij verantwoording moeten afleggen en wat zij ten behoeve daarvan moeten registreren.
Huisvesting
Zorg voor fysieke ruimtes als ‘honk’ waar de teamleden elkaar kunnen treffen als ze (even) geen afspraken hebben, en waar vergaderd kan worden, plus bijbehorende inrichting (meubels, maar ook kantoorartikelen, koffie/thee, papier etc); wijs een verantwoordelijke aan hiervoor, zodat individuele teamleden niet hoeven ‘leuren’ om hun spullen; 33
Zorg voor voldoende spreekkamers (voorzichtige schatting: drie per team) in het CJG, voor het JGT. Waar het JGT dicht bij het JGZ is gesitueerd, met voldoende fysieke ruimte, ontstaat de verbinding het snelst.
Praktische randvoorwaarden
Zorg voor de telefonie voor 25 teams in 2015. Mobiele telefoons voor de medewerker en een algemeen (mobiel) nummer voor het team. Een 06-nummer heeft een meer persoonlijke en daarmee nabije uitstraling dan een (algemeen) vast nummer. (Er is hierover al contact geweest met het Klant Contactcentrum van de CJG’s).
Zorg voor een goed registratiesysteem en apparatuur die daarbij past (laptops en dergelijke).
De teams hebben tijdens de evaluatie een gedetailleerde lijst van knelpunten en wensen verzameld. Deze moeten worden meegenomen bij de doorontwikkeling zodat er straks voor de 25 teams een goedwerkend systeem staat dat de teams in de dagelijkse praktijk daadwerkelijk ondersteunt.
Deze doorontwikkeling moet op korte termijn worden gestart, en in het najaar worden uitgetest.
Maak randvoorwaardelijk afspraken rondom zaken als gebruik van materialen tbv screening en (basis)diagnostiek.
Voorbereiding nieuwe teams en coaches
Zorg voor een goede balans in taken en opdrachten voor de teams (hou de verwachtingen reëel); laat de nieuwe teams al in 2014 met elkaar kennismaken, en met de visie en de bedoeling.
Ondersteun de teams met voorbeelden van bereikbaarheidsroosters, telefonische en intakevragen; blijf de ruimte geven voor zelfontwikkeling, zodat het ook ‘eigen’ kan worden. Eigenaarschap begint al op dit niveau.
Zorg voor extra ondersteuning vanuit de gemeentes en zorgpartners voor de teams mbt het afgeven van beschikkingen door de teams (waarmee in 2014 nog niet geëxperimenteerd kan worden).
Afspraken met zorgaanbieders (lokaal en regionaal)
Maak goede afspraken met zorgaanbieders over hun rol als zorgcoördinator en het gebruik van de meldcode. Afwenteling op de JGT’s moet voorkomen worden.
Toets de contracten die tussen gemeentes en zorgaanbieders worden gesloten op perverse prikkels: beloon het realiseren van ‘de bedoeling’.
Vraag ketenpartners alvast contactpersonen voor de JGT’s aan te wijzen
34