Martin Luther heeft de agenda van het Concilie van Trente bepaald
Trente als antwoord op de Reformatie - 2
Door dr. K. van der Zwaag te Barneveld
Luther heeft de agenda van het Concilie van Trente bepaald, stelt John O’Malley in zijn boek over het concilie. En wel in twee opzichten. Hij daagde de kerk in de eerste plaats uit op het punt van de leer dat de mens gered wordt door geloof alléén, en niet door werken. Zijn tweede uitdaging was een praktische: de roep om hervorming van de verschillende kerkelijke ambten en godsdienstige praktijken. Die twee aspecten, leer en praktijk, zouden voortdurend aan de orde komen in Trente.
Paus Paulus III (1534-1549) en keizer Karel V (15191555), de twee spelers tijdens het Concilie van Trente, waren het met elkaar eens dat deze tweevoudige uitdaging bestond, maar daarmee hield de overeenkomst volgens O’Malley wel op. De paus zag een concilie primair als een antwoord op de leerstellige kwesties die door Luther opgeworpen waren. Hij beschouwde diens opvattingen als oude ketterijen in een nieuw gewaad. De paus had aan de vooravond van het concilie de hoop tot verzoening met de lutheranen opgegeven. Zij moesten veroordeeld worden, liefst snel, zodat het concilie snel beëindigd kon worden. Daarna zouden de hervormingen van de kerk beslag moeten krijgen, maar dat was een kwestie die het best door de paus ter hand genomen kon worden, vooral wanneer het zijn eigen hof, de curie, betrof. Karel V meende echter dat een bepaalde mate van verzoening nog mogelijk was. Hij gaf de opdracht tot het samenroepen van het concilie om op deze manier politieke stabiliteit en godsdienstige vrede in zijn rijk te garanderen, mede met het oog op de dreigende inval van de Turken. Een veroordeling van Luthers leringen zou de scheiding van het rijk onherstelbaar bezegelen. Daarom probeerde hij de beraadslagingen van het concilie over de leer te vertragen. Als praktisch man geloofde Karel V dat het werkelijke probleem van de kerk in zijn tijd de hervorming van de misbruiken was. Omdat deze laatsten juist de crisis rond Luther veroorzaakten, zou hervorming van de kerk de eerste en meest urgente en noodzakelijke stap moeten zijn om deze crisis op te lossen. Karel V en zijn opvolger Ferdinand I waren echter volgens O’Malley meer bezorgd om hervorming van de kerk dan hun pauselijke tegenpartij. Glorie van Rome De inzet van het concilie stond geheel in het
nr. 5 mei 2013
teken van de glorie van Roomse Kerk. Van de concilieafgevaardigden werd een plechtige onderschrijving van “de apostolische en kerkelijke overleveringen en de overige gebruiken en verordeningen van de Kerk” verwacht. Zij moesten dit beloven: “Zo ook aanvaard ik de Heilige Schrift volgens de uitleg, welke gehouden werd en gehouden wordt door de Heilige Moederkerk, aan wie de opgave toekomt over de ware uitleg en interpretatie van de heilige Schriften te oordelen en ik zal ze nooit anders opvatten en uitleggen als in unanieme overeenstemming met de Vaders” (DS 995/DS 1863). De kerk neemt daarbij een bijzonder belangrijke plaats in. “Ik erken dat de heilige katholieke, apostolische en roomse kerk de moeder en lerares van alle kerken is; en ik beloof en zweer de roomse bisschop, de opvolger van de zalige apostelenvorst Petrus en plaatsbekleder van Jezus Christus, echte gehoorzaamheid” (DS 999 / DS 1868). De verschillende rooms-katholieke leerstellingen die verzet hebben opgeworpen bij de reformatoren, worden nadrukkelijk beleden en vastgesteld, zoals “de zeven sacramenten van het nieuwe verbond”, namelijk doop, vormsel, eucharistie, biecht, heilig oliesel, wijding en huwelijk. Er wordt van deze gezegd dat “zij genade verlenen en dat van deze zeven de doop, vormsel, en wijding niet zonder heiligschennis herhaald kunnen worden” (DS 995/DS 1863). Bijbel blijft in Latijn De herontdekking van de Bijbel was voor de Reformatie erg belangrijk geweest, de noodzaak om de Bijbel in de volkstaal te lezen, en wel door de ‘gewone’ man. Trente benadrukt de rol van de Bijbel in het onderwijs van de clerus. Deze werd toegejuicht door de bisschoppen, maar met reserve ontvangen door de theologen die, getraind in de scholastiek,
119
de voorkeur hadden voor een meer systematisch zou worden, wat gebeurde (pas) in 1592. Paus Pius programma. IV publiceerde in 1564 in zijn bul Domini Gregis Trente heeft uiteindelijk weinig waardering voor Custodiae een nieuwe Index. Daarin werd het lezen de Bijbel in de volksstaal. Het toelaten van “de heilige van Bijbelvertalingen in de volkstaal aan restricties Bijbel in de volkstaal over en zonder onderscheid” onderworpen, tegengesteld aan wat het concilie nog in doet meer schade als nut wegen de “lichtzinnigheid” 1546 weigerde te doen. Deze richtlijnen legden volgens van de mensen (DS 1854)! Als mensen twijfelen over O’Malley de basis voor het minimaliseren van de bepaalde waarheden, is er maar één plaats waar men Bijbel in het rooms-katholieke devotionele leven. Door antwoord kan krijgen: de paus. de Vulgaat sacrosanct te verklaren, werden katholieke “Als iemand bijbelgeleerden meent dat hem ernstig geremd iets onduidelijks in het verklaren gezegd is, of van de heilige is vastgelegd teksten. en daarom om Een genadere uitleg of voelig punt was beslissing vraagt, de verhouding dan moet hij van Schrift en gaan naar de traditie. plek, welke God Vo l g e n s heeft uitgekozen; O’ Malley namelijk de wilden de apostolische stoel, concilievaders de lerares van alle de verhouding gelovigen, welke van de twee autoriteit ook het kanalen (niet: concilie zelf zo bronnen) van eerbiedwaardig de openbaring heeft erkend” niet precies (DS 1850). definiëren. De bis De mening schoppen en van enkele theologen, de concilievaders meeste van hen over de Concilie van Trente. humanistisch ge“genoegzaamDe vrouw met de pauselijke kroon (tiara) stelt de triomferende kerk voor. getraind, voelheid” van de Het schilderij uit 1588 is van de hand van de Italiaan Pasquale Cati. den aan dat de Schrift werd (Beeld Wikimedia) officiële roomse bijvoorbeeld niet Bijbel, de Latijnse verworpen. Vulgaat, revisie behoefde, maar wat was de alternatieve Trente sprak niet over Traditie met een hoofdletter, tekst en door wie zou die tot stand moeten komen? maar over tradities in het meervoud, daarmee echter Uiteindelijk kwam men tot het besluit dat anoniem wel specifieke (kerkelijke) leringen en praktijken op gedrukte Bijbels verboden waren en dat slechts één het oog hebbend. De nadruk lag op de ongebroken door de kerk goedgekeurde Bijbelvertaling, namelijk continuïteit van de tradities met de apostelen, wat het de Vulgaat, betrouwbaar werd geacht voor gebruik standaardantwoord werd op de protestantse positie in prediking en onderwijs. De rest, ook protestantse dat de kerk alleen gegrond is op het Evangelie. De edities, zouden zwijgend gedoogd worden. Een nadruk van Trente op de continuïteit werd soms zo voorbeeld van een compromis, zoals typerend werd benadrukt dat ze weinig ruimte liet voor verandering. voor het concilie, aldus O’Malley. Deze nadruk bleef kenmerkend zijn voor het katholieke denken tot op de dag van vandaag, aldus O’Malley. Vulgaat werd sacrosant verklaard De Vulgaat mocht niet opnieuw gedrukt worden Mis totdat deze grondig gecorrigeerd (emendatissime) De mis, hét grote conflictpunt tussen Rome en
120
PROTESTANTS NEDERLAND
Reformatie, bleef een gevoelig punt. De praktijk in de toenmalige kerk was dat velen niet ter communie gingen, hoewel dat sinds het Vierde Lateranen Concilie (1215-1216) wel verplicht was één keer per jaar te doen (met Pasen). De innerlijke relatie tussen “het offer van de mens” en de gelovige ontvangst van het sacrament was volgens O’Malley onduidelijk in de pastorale praktijk. Die wanverhouding kwam vooral tot uiting in het verschijnsel dat de eucharistie meestal ontvangen werd buiten de mis om, zonder nauwelijks enige relatie met het Avondmaal. Deze situatie had de overhand tot in de twintigste eeuw, aldus O’Malley. Krachtig spreekt het concilie zich uit over de mis. “Eveneens belijd ik dat in de heilige mis God een waar en eigenlijk zoenoffer wordt gebracht voor de levenden en overledenen en dat in het allerheiligste sacrament van de eucharistie waarachtig (realiter) en wezenlijk (substantialiter) het lichaam en bloed tezamen met de ziel en de godheid van onze Heer Jezus Christus tegenwoordig zijn en dat deze verandering van het gehele wezen van brood in het lichaam en het gehele wezen van wijn in bloed geschiedt, welke verandering de Katholieke Kerk wezensverandering (transsubstantiatie) noemt. Ik belijd dat ook onder één van beide gedaanten de gehele volledige Christus en het ware sacrament wordt ontvangen” (DS 996/DS 1866).1 Trente handhaaft met de laatste zinsnede de gewoonte om onder één van beide gedaanten te communiceren en die voor “wet” houden, al was die gewoonte vroeger anders, zo erkent men. Een belangrijk kritiekpunt van de reformatoren op Rome was dat zij verbood dat de gelovigen de tekenen van brood én wijn mochten nuttigen. Een van de tekenen van de toenemende eerbied voor de mis was dat sinds de twaalfde eeuw de gewoonte in zwang kwam om bij de communie de kelk aan het volk te onthouden, in 1415 door de kerk gesanctioneerd. Johannes Hus Op het concilie van Konstanz (1414-1418) werd de communio sub una specia (onder één gedaante, als antwoord op de opvattingen van Johannes Hus) dogmatisch vastgelegd. Thomas van Aquino verdedigde dit gebruik door te zeggen dat de communicanten hierbij niet tekort kwamen, omdat Christus geheel en al zowel in het ene als in het andere element aanwezig is en omdat de priester in naam van alle gelovigen de wijn opdraagt en tot zich neemt. 1) DS
staat voor het handboek van H. Denzinger van
geloofsbelijdenissen en kerkelijke leerbeslissingen, Enchiridion symbolorum definitionum et declarationum de rebus fidei et morum
nr. 5 mei 2013
De priester communiceert in zeker opzicht voor en in plaats van de gehele gemeente. Trente neemt deze gedachtegang over: “Bovendien verklaart het: hoewel onze Verlosser, zoals al eerder gezegd is, dit sacrament onder beide gedaanten heeft ingesteld en aan de apostelen heeft overgeleverd: moet toch uitgesproken worden, dat onder één van beide gedaanten, Christus geheel en al is en het werkelijke sacrament ontvangen wordt, en dat daarom, wat de vrucht betreft, zij die het sacrament alleen onder één gedaante ontvangen, om generlei heilsnoodzakelijke genade bedrogen worden” (DS 932/DS 1729). In de mis, “het allerheiligst Misoffer”, is Christus tegenwoordig en wordt “op onbloedige wijze geofferd” (DS 940/DS 1743). Vanwege de transsubstantiatie is “dit allerheiligste sacrament” verering verschuldigd, krachtens de daarin tot uitdrukking komende Godsverering. “Het moet ook niet minder aanbeden worden, omdat het door Christus de Heer ingesteld is, om genuttigd te worden. Want wij geloven dat dezelfde God, in haar tegenwoordig is” (DS 878a/ DS 1643). ‘Moeder de Kerk’ Omdat de menselijke natuur zodanig is, dat zij niet gemakkelijk, zonder uiterlijke hulpmiddelen, de goddelijke zaken kan begrijpen, heeft ‘Moeder de Kerk’ bepaalde plechtigheden (ritus) ingesteld, “te weten dat in de mis enige delen met gedempte stem en andere delen met luide stem worden uitgesproken”. “Op dezelfde manier gebruikt zij ceremoniën, zoals geheimvolle zegeningen, kaarsen, wierook, gewaden, en vele andere dingen van hetzelfde soort – genomen uit de apostolische leer en traditie – waardoor de grootheid van dit offer wordt aanbevolen, én de gedachten van de gelovigen, door middel van deze zichtbare dingen van de godsdienst en godsvrucht worden aangewakkerd, tot beschouwing van deze grootse zaken, welke in dit offer verborgen liggen” (DS 943/DS 1746). Trente legt de nadruk op de voorbereiding die nodig is om de heilige eucharistie “waardig” te ontvangen. “Als het niet past, dat iemand tot wat voor heilige handelingen dan ook zou naderen, tenzij hij heilig is, zo moet, hoe meer bekend is aan een christenmens de heiligheid en goddelijkheid van dit hemels sacrament, zich iemand op des te gewetensvoller wijze er voor hoeden, om te naderen tot het ontvangen van het sacrament. Vooral omdat wij bij de apostel deze te duchten (!) woorden lezen: “Wie onwaardig eet en drinkt, eet en drinkt zichzelf een oordeel, als hij niet het Lichaam van de Heer weet te onderscheiden” (1 Kor. 11, 29)(DS 880a/ DS 1646).
121
Het concilie verwerpt het gebruik van de volkstaal in de mis, maar formuleert voorzichtig door alleen het Latijn goed te keuren. Deze taal was volgens O’Malley zo’n identiteitskenmerk voor katholieken geworden dat een andere opvatting onbespreekbaar was. “Het werd een niet-onderhandelbaar punt, als het ware in steen gebeiteld door het Concilie van Trente.” 2
Anderzijds wenst het echter “dat men bij het verlenen van aflaten zich matige ... en zich erop toelegt de kerkelijke orde niet door al te grote plooibaarheid schade te berokkenen. Zij wenst dat de misbruiken die ingeslopen zijn, en de kwade reuk waarin aflaten staan waardoor zij door de ketters worden gelasterd, worden vermeden en gecorrigeerd, zo bepaalt zij door het voorliggende decreet in het algemeen dat al het onechte gewin voor het verkrijgen van een aflaat volledig afgeschaft moet worden” (DS 1835).
Vagevuur Ook het vagevuur, de afbeeldingen van heiligen en aflaten worden nadrukkelijk gehandhaafd. De concilieafgevaardigden beloven dat er een reinigingsoord (purgatorium) is en “dat daar de vastgehouden zielen door voorbeden van gelovigen worden geholpen”. Eveneens dat men “de heiligen die samen met Christus heersen, vereerd en aangeroepen moeten worden, en dat zij voor Gods aangezicht gebeden brengen voor ons en dat hun relikwieën vereerd moeten worden” (DS 998/ DS 1867). Anderzijds moeten ten aanzien van het vagevuur “moeilijke en spitsvondige vragen” vermeden worden. Ook wat tot een “zekere curiositeit” of tot bijgeloof behoort, of wat smaakt naar een “schandelijke gewinzucht”, moet verboden worden (DS 983/DS 1820). Trente wil hier misbruiken in eigen kerk tegengaan. Ook de afbeeldingen van Christus, Maria en andere heiligen moet de verschuldigde eer en verering bewezen worden. Niet omdat men gelooft, dat in hen een of andere godheid of kracht schuilgaat, of dat men op een heidense manier de hoop zou stellen op afgodsbeelden, maar “omdat de eer, die hun bewezen wordt, betrekking heeft op het oerbeeld (prototypa), zodat wij door de afbeeldingen die wij kussen en voor wie wij het hoofd ontbloten en neerknielen, Christus aanbidden en de heiligen, wiens afbeelding zij vertegenwoordigen, vereren” (DS 985/DS 1822). Een van de belangrijkste oorzaken van de Reformatie was de handel in de aflaten. Het leidde destijds tot een bloeiende bedrijvigheid in de kerk met als doel om het aantal jaren in het vagevuur te bekorten. Trente bevestigt dat de volmacht om aflaten te verlenen door Christus aan de kerk is nagelaten en dat het gebruik van hen voor het christenvolk “hoogst heilzaam” is (DS 998/DS 1867). Trente heeft wel geleerd van de misbruiken die er rond de aflaten zijn geweest en die de aanleiding tot het optreden van Luther waren. Enerzijds veroordeelt Trente “met de banvloek al diegenen die óf beweren dat aflaten van geen nut zijn, óf die zeggen dat het niet aan de kerkelijke macht toekomt hen te verlenen”.
Rechtvaardiging Uiteraard komt het vraagstuk van de rechtvaardiging nadrukkelijk aan de orde. We noemen het slechts in het voorbijgaan, omdat dr. G. Bos later in Protestants Nederland hierop uitvoerig zal ingaan. Trente benadrukt dat het begin van deze rechtvaardiging ligt in “Gods voorkomende genade door Christus Jezus”. Door Zijn roep, zonder enige eigen verdienste, worden ook wij geroepen. Omdat wij door de zonde van God zijn afgewend, worden wij “door zijn opwekkende en helpende genade” waardig gemaakt om ons “door vrije toestemming en medewerking” te bekeren. De mens kan zich niet zonder de genade Gods bewegen naar de gerechtigheid, dat wil zeggen door zijn eigen vrije wil (DS 797/ DS 1525), maar als het gaat over de wijze van voorbereiding, stelt Trente dat “de mens uit vrije wil zich naar God beweegt, ondersteund en geholpen door de goddelijke genade” (DS 798/ DS 1526). Het decreet was volgens O’Malley een van de belangrijkste verworvenheden van het concilie. De scholastici in de Middeleeuwen hadden verklaringen aangeboden hoe genade en vrijheid op elkaar inwerkten, maar Trente deed volgens hem niets meer dan de twee zijden van de leer te noemen zonder pogingen te doen om een verklaring te vinden. Hoewel binnen enkele decennia bittere disputen over deze kwesties tussen katholieken onderling uitbraken, uitmondend in een climax tussen Jezuïeten en Jansenisten in de zeventiende en achttiende eeuw, vormde het decreet een officiële toetssteen waarop katholieken zich voortaan konden baseren, aldus O’Malley. Het rooms-katholicisme na Trente behelsde de overtuiging dat de mens zijn best moet doen voor zijn heil en zo een voorwaarde schept voor God om Zijn genade te geven. Katholieken stonden in hun eigen optiek en in dat van hun tegenstanders voor “goede werken”. 3
2) John W. O’Malley, Trent. What Happened at the Council, p. 190.
3) John W. O’Malley, Trent, p. 115, 254.
122
PROTESTANTS NEDERLAND
Geen zekerheid De mens wordt volgens Trente weliswaar door het geloof gerechtvaardigd, dat wil zeggen het is enkel genade (DS 801/ DS 1532), maar zekerheid hierover is niet te krijgen, zo waarschuwt Trente tegen “het vermetel vertrouwen van de ketters”. Trente keert zich tegen “lichtzinnige vermoedens van de voorbestemming”. “Ook mag niemand, zolang dit sterfelijk leven
geleefd wordt, uit het mysterie van de verborgen goddelijke voorbestemming steeds vooral veronderstellen, dat hij met zekerheid tot het getal van de voorbestemden behoort”, zo verwijst Trente (op dubieuze wijze) naar Augustinus (De correptione et gratia 15, 46). En dan volgen de bekende (of liever gezegd: beruchte) woorden: “Want zonder een speciale openbaring kan niet geweten worden, wie God voor zich heeft uitgekozen (canon 16)” (DS 805/ DS 1540).
Laatste centimeters tussen katholieken en protestanten moeilijk te overbruggen
Een gesprek over eucharistie
Door drs. W. VoorwindenHofman MA te Montfoort
Een paginagroot interview met een katholieke priester, ruime aandacht voor de pauswisseling, een uitgebreid artikel over een congres in Leuven waar voor het eerst rooms-katholieke én protestantse wetenschappers gezamenlijk het concilie van Trente belichten, het was alles te vinden in het Reformatorisch Dagblad de laatste maanden. Ook waren er na 450 jaar vervloeking van de paapse mis in de Heidelbergse Catechismus her en der in den lande debatten tussen katholieken en protestanten. Er is iets gaande in christelijk Nederland wat erop lijkt te duiden dat het ‘Liever-Turks-dan-paaps tijdperk’ nu werkelijk voorbij is. Maar zijn het echt nog maar enkele centimeters die ons scheiden, zoals mediapriester Roderick Vonhögen onlangs in een interview suggereerde?1
Er is onmiskenbaar een barrière geslecht in 1999. In een plechtige bijeenkomst te Augsburg op hervormingsdag ondertekenden vertegenwoordigers van de Roomskatholieke Kerk en de Lutherse Wereldfederatie de Gemeenschappelijke verklaring van de rechtvaardigingsleer. Deze verklaring bestaat uit 44 artikelen die een forensisch verstaan van de rechtvaardiging inhouden (ze geschiedt uit genade, buiten ons), maar deze tegelijkertijd nauw verbinden met de daadwerkelijke vernieuwing van de zondaar. Ook de Rooms-Katholieke Kerk belijdt in de verklaring dat “wij alleen uit genade in het geloof in de heilsdaad van Christus, niet op grond van enige verdienste van onze kant door God worden aangenomen en de Heilige Geest ontvangen die onze harten vernieuwt en ons in staat stelt en oproept tot goede werken.”2 Al is dit artikel voor de catholica niet het artikel waar de kerk mee staat of valt. Maar nu een blik op die laatste centimeters, 1) Interview Reformatorisch Dagblad 2 maart 2013
2) G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke Dogmatiek
(Zoetermeer: Boekencentrum, 2012) ,
nr. 5 mei 2013
naar aanleiding van het op 23 april in de Dordtse Augustijnenkerk gehouden debat met als titel ‘Verstard’, waarin priester A. Bodar, ds. A. Plaisier (scriba Protestantse Kerk in Nederland), ds. W. Harinck (predikant Gereformeerde Gemeenten) en prof. dr. M. Kalsky (directeur Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving) onder leiding van tv-presentator Andries Knevel de degens kruisten met elkaar en met het publiek. Beelden Het debat had vooral als inzet de verschillen tussen eucharistie en avondmaal, zulks tegen de achtergrond van de vervloeking van de mis in de aan de tweede editie van de Heidelbergse Catechismus toegevoegde vraag en antwoord 80. Een aantal dingen viel op. Allereerst de protestantse platvloersheid uit de zaal, zoals die spijtig genoeg vaker aan te treffen is bij bijeenkomsten die qua populatie goeddeels protestants zijn, maar waar ook een enkele katholiek is uitgenodigd zijn zegje te doen. Vragen in de trant van: ‘Als ik een roomse kerk binnen loop, zie ik alleen beelden en geen geloof. Hoe
123