tijdschrift voor bibliotheek & archief
2013 | 3
Het personeelsbestand van de openbare bib Verleden en toekomst
De Franstalige openbare bibliotheken in België, een onontgonnen gebied Afscheidsinterview met Luc Salu, bibliothecaris van het FoMu Antwerpen Een stand van zaken over Open Access publishing Diefstalpreventie in een archief?
Betere kosteneffectiviteit… eBooks on EBSCOhost biedt een betaalbare manier om kwaliteitstitels aan uw collectie toe te voegen; u betaalt geen mark-up of extra kosten voor toegang en onderhoud.
Flexibelere aanschafmogelijkheden… Naast de mogelijkheden voor aanschaf voor één of meerdere gebruikers kunt u ook e-bookcollecties op abonnementsbasis afnemen met toegang voor een onbeperkt aantal gebruikers.
Meer onderwerpcollecties om aan de wensen van uw organisatie tegemoet te komen… Vind de perfecte onderwerpspecifieke titels voor uw organisatie of kies passende collecties of abonnementspakketten.
Betere ondersteuning voor versimpeld collectiebeheer… Creëer en beheer uw e-bookcollectie met de EBSCOhost Collection Manager – hierin zoekt u titels, bekijkt u pakketten, maakt u lijsten voor Patron Driven Acquisition, stelt u uw aankooppreferenties in en meer.
Bezoek voor meer informatie onze website
www.ebscohost.com/ebooks
of neem contact op met Kaatje De Moor e-mail:
[email protected] - telefoon: 0497547861
editoriaal
Decreten versus expertise
VERANTWOORDELUKE UITGEVER
Carol Vanhoutte, voorzitter sectie OB
Julie Hendrickx, Statiestraat 179, 2600 Berchem HOOFDREDACTEUR Julie Hendrickx •
[email protected] REDACTIE Klaartje Brits, Beatrice De Clippeleir, Gerd De Coster, Ann De Meulemeester, Ingrid De Pourcq, Noël Geirnaert, Myriam Lemmens, Kris Michielsen, Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega, Peter Rogiest, Saskia Scheltjens, Eva Simon,
Er is de laatste jaren heel wat te doen geweest rond de herziening van het decreet Lokaal Cultuurbeleid en de beleidsprioriteiten voor de bibliotheek vanuit Vlaanderen. Enkelingen droomden zelfs van een terugkeer naar de bibliotheekwet van destijds waar alles tot in de details gereglementeerd was. Maar tijden veranderen, zo ook de regelgeving. Het decreet Lokaal Cultuurbeleid vertrok in 2001 van een grotere responsabilisering van gemeenten voor haar eigen lokaal cultuurbeleid, waaronder de openbare bibliotheken, met enkel nog minimale inhoudelijke normen en regels. Het vernieuwde decreet van 2012 gaat nog een stap verder en wil de lokale besturen nog meer autonomie geven om het beleid op maat een invulling te geven. Normen en verplichtingen inzake personeelskader en opleidingsniveau horen niet meer thuis in dit kader en werden dan ook geschrapt.
Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren. REDACTIESECRETARIS Tom Van Hoye •
[email protected]
Is dit een gevaar of een opportuniteit? Zullen de openbare bibliotheken de komende jaren voldoende middelen naar zich toe kunnen trekken om een voldoende kwalitatief personeelsbestand te kunnen behouden? Of zullen allerlei bezuinigingsmaatregelen de kwaliteit van het bibliotheekpersoneel ondermijnen?
REDACTIEADRES VVBAD • META Statiestraat 179, 2600 Berchem Tel. 03 281 44 57
[email protected] • http://www.vvbad.be/meta Reageer op Twitter: #overmeta ADVERTENTIES Marc Engels •
[email protected] LAY-OUT Marc Engels DRUK Enschedé-Van Muysewinkel META verschijnt 9x per jaar,
Wat is nu het profiel van de hedendaagse bibliotheekmedewerker tewerkgesteld in openbare bibliotheken? Mariann Naessens, Winnaar van de Ger Smookprijs 2012, gaat dieper op dit onderwerp in. Vergrijzing, ontgroening, een nakende pensioneringsgolf, discrepantie tussen opleidingsniveau en loonniveau… zijn maar enkele van de vaststellingen uit haar onderzoek. De vraag is hoe wij hiermee zullen omgaan en hoe we de onze kennis en expertise kunnen delen en verzekeren voor de toekomst. Eén ding is zeker, de bibliotheek zoals we ze decennia gekend hebben is voorbij. Zo ook het uniek profiel van de bibliotheekmedewerker. Het decreet Lokaal Cultuurbeleid bepaalt o.m. de openbare bibliotheeksector in Vlaanderen. Maar hoe zit dit over de taalgrens? Hoe organiseert de Franstalige gemeenschap de werking van de openbare bibliotheek? Van waar komen ze en hoe ziet dit landschap er vandaag uit? Bestaat daar ook een belangenvereniging zoals de VVBAD bij ons? In dit nummer van META verneem je er meer over. En geloof me of niet, samenwerking en synergie zijn daar ook de kernwoorden. Kortom, de netwerkorganisatie is alom aanwezig!
niet in januari, juli en augustus. META is een uitgave van de VVBAD en is begrepen in het lidmaatschap, maar is ook verkrijgbaar als abonnement. Meer informatie op http://www.vvbad.be/lidmaatschap. ISSN 2033-639X
META 2013 | 3 |
1
De juiste informatie bij de juiste persoon Adlib Bibliotheek catalogiseert meer dan boeken alleen. Adlib Bibliotheek vormt de kern van een compleet informatieen kenniscentrum. Desgewenst kunt u deze kern uitbouwen met de uitleen-, bestel- en tijdschriftenmodules, of met vragenregistratie, SDI, full-text search en verschillende online services. Iedere vorm van informatie wordt zo op maat gemaakt voor uw gebruikers. Niet voor niets is Adlib Bibliotheek in gebruik bij vele mediatheken, bedrijven, (hoge)scholen, en juridische en overheidsinstellingen.
Adlib Bibliotheek
Veelzijdig Overzichtelijk Aanpasbaar aan alle soorten publicaties Internetmodules: SDI attenderen, Online reserveren en Full text zoeken Eenvoudig titelbeschrijvingen ontlenen Makkelijk rapporteren Geïntegreerde aanvullende modules: Bestelmodule, Uitleenmodule en Tijdschriftenmodule Meertalig Internationale standaarden SRU, ISBD/AACR2, Z39.50 MARCXML, OAI-PMH en meer Integreerbaar met Adlib Museum en Adlib Archief tot één ‘crossdomain’ systeem API-koppelingen Keuze databases MS SQL Server, Oracle, Adlib Internet ready.
Adlib Information Systems +31 (0)346 586800
[email protected] www.adlibsoft.com
Unieke ScanRobot zet boekcollecties eenvoudig en snel om naar eBook of ePub.
.0 MDS
ScanRobot 2
ot ieke ScanRob GMS heeft un collecties ek bo n va tten voor het omze . ie at ic che publ naar dynamis
e met uw Scan de QRcod r meer info. voo Smartphone
DIGITALISEREN ■ INDEXEREN ■ CONVERSIESLAGEN ■ GMS digitaliseert | Edisonweg 50d | 2952 AD Alblasserdam Telefoon: +31(0)78 69 31 300 | Fax: +31(0)78 69 31 123 | E-mail:
[email protected]
www.gmsnl.com
eken bot worden bo Met de ScanRo erd gescand se ati m to au volledig ge t. Door t hoge kwalitei op een constan a’s per uur gin pa 0 00 3. n de snelheid va es efficiënt torische collecti kunnen o.a. his t bestandsns we ge elk zet in worden omge digitaliseert Zo . ub ook of eP formaat als eB toekomst. de in voor nu en GMS collecties
inhoud
META 2013/3 Jaargang 89 - april 2013
1 Editoriaal Decreten versus expertise
4 Nieuws
8 Artikel Profiel van de medewerkers en de tewerkstelling in de Vlaamse openbare bibliotheken
31 Uitgepakt PDF/A 1, 2 en 3: de ideale archiveringsformaten? Henk Vanstappen
32 Essay Al goud wat blinkt? Een stand van zaken over Open Access publishing
Mariann Naessens
14 Interview Afscheidsinterview met Luc Salu: “Fotografie heeft met alles te maken” Saskia Scheltjens en Dieter Suls
19 Artikel De Franstalige openbare bibliotheken in België, een onontgonnen gebied
Gwen Franck
35 Column Zware tijden Paul Wouters
Het citaat
De Vraag Diefstalpreventie in een archief?
36
Marie Juliette Marinus
Lutgart Schatteman
24 Signalement Algemene Ledenvergadering
Het cijfer Het plan
38 Kroniek • Algemene Ledenvergadering VVBAD • 82. Deutscher Archivtag • Cycling for Libraries 2012
27 Inzet Pierre Delsaerdt
43 Lezersbrief
28
Toepassing
26 Etalage Themagroep Industriële Wetenschappen en technologie
37
Over de grens De Folger Shakespeare Library in Washington DC
44 Personalia
45
47 Activiteiten
48 Uitzicht
Dr. Goran Proot
30 Trend Post-publishing peer review: snelle transparante wetenschapsevaluatie Jan Haspeslagh
Zo gelezen Laurent Meese
META 2013 | 3 |
3
nieuws
Provinciaal Archiefnetwerk Probat gelanceerd De Provinciale Archiefdienst West-Vlaanderen werkt al meer dan 15 jaar met een geautomatiseerd archiefbeheersysteem: van 1997 tot 2003 met het programma Dulle Griet van het Stadsarchief Gent, vanaf 2003 met de zelf ontwikkelde Access-toepassing Probat (Provinciaal Beheerprogramma voor Archieftoepassingen).
besturen voegen hun archiefbeschrijvingen toe aan de centrale databank en bepalen per beschrijving of deze getoond wordt op de publieke website. De databank groeit steeds aan. Archivarissen en archiefmedewerkers voegen dagelijks nieuwe informatie toe. De publieke website maakt het mogelijk om online te zoeken in de beschrijvingen van dossiers, foto’s, affiches, kaarten, plannen, enz. Onderzoekers die opzoekingen willen doen in één van de aangesloten West-Vlaamse archieven kunnen dus voortaan van thuis uit hun onderzoek voorbereiden.
In het kader van de provinciale subsidiëring, ondersteuning en begeleiding van de West-Vlaamse lokale archiefdiensten werd Probat vanaf 2005 gratis ter beschikking gesteld van de West-Vlaamse lokale besturen die minimum een halftijds archivaris in dienst hebben. 26 lokale besturen gingen Zoeken kan op verschillende manieren. Het snelst en eentoen op dat aanbod in en ondertekenden de ‘Overeenkomst voudigst kan dat door op de homepage een woord (peromtrent het gebruik van Probat’. Het programma werd bij soonsnaam, plaatsnaam, onderwerp) in te voeren in het vak ‘Snel zoeken’. Het tabblad ‘uitgebreid zoeken’ laat toe om elke gebruiker lokaal geïnstalleerd. gerichter te zoeken op periode en/of archiefbewaarplaats Met het oog op meer efficiëntie, gebruiksvriendelijkheid en en/of nadere toegang en/of type. Met het archievenovereen vlotte uitwisseling van gegevens liet de Provincie het zicht ten slotte kan je de archieven via de boomstructuur programma in 2012 ombouwen tot een centrale databank doorzoeken. en webapplicatie. Er werd een nieuwe overeenkomst opgesteld, die intussen met 30 lokale besturen werd afgeslo- Om de archiefdocumenten zelf in te kijken is in principe nog ten (Blankenberge, Bredene, Brugge, De Haan, Harelbeke, altijd een bezoek aan de leeszaal van de archiefdiensten Heuvelland, Houthulst, Ichtegem, Ingelmunster, Koksijde, nodig. Toch bevat de databank van bepaalde documenten Kortemark, Kortrijk, OCMW Kortrijk, Langemark-Poelkapelle, ook digitale beelden. Zo is de volledige reeks ‘militieregisMenen, Middelkerke, Nieuwpoort, Oostkamp, Oostrozebeke, ters’ van het Provinciaal Archief (1813-1922) online te raadPoperinge, Staden, Tielt, Torhout, Vleteren, Waregem, plegen. Ook de plannen en tekeningen uit de reeks milieuWervik, Wevelgem, Wingene, Zedelgem en Zonnebeke). vergunningsdossiers zijn gedigitaliseerd en online geplaatst. Nog niet alle lokale besturen zijn al effectief op het netwerk aangesloten. Eerst moeten hun gegevens uit de Access- De databank is te vinden op www.west-vlaanderen.be/probat. databank geïmporteerd worden in de nieuwe databank. De Provinciale Archiefdienst en de al aangesloten lokale
4 | META 2013 | 3
Isabelle Verheire
nieuws
ELAG 2013 komt naar Gent De Universiteitsbibliotheek Gent en de Faculteitsbibliotheek Letteren en Wijsbegeerte (UGent) zijn dit jaar de trotse gastheren van ELAG 2013, van 28 tot 31 mei in Gent. Onder het motto ‘The Inside-Out Library’ worden een 200-tal informatie- en IT-professionals vanuit de hele wereld verwacht in de Zebrastraat in Gent voor een uitdagende en interactieve conferentie. ELAG (European Libraries Automation Group) is al meer dan 30 jaar de belangrijkste Europese conferentie over de toepassing van informatica in bibliotheken en documentatiecentra. Naast tal van presentaties en ‘lightning talks’, en een keynote door Herbert Van de Sompel, kunnen informatie- en IT-professionals gespecialiseerde workshops volgen en tips en ervaringen uitwisselen over de nieuwste evoluties in de bibliotheek- en IT-wereld. Op dinsdag 28 mei vinden er bovendien een aantal gratis pre-conferences plaats: • THATCamp: ‘The Humanities And Technologies Camp’ • OpenAIRE/LIBER workshop: ‘Dealing with Data – what’s the role for the library?’ • Vier ELAG2013 bootcamps > Meer weten? Inschrijven? Surf naar www.elag2013.
oproep. Daaruit groeide de ambitie om een ‘transitienetwerk cultuur’ op te richten. Het transitienetwerk zou de transitie naar een rechtvaardige duurzaamheid moeten bevorderen. De minister ondersteunt dit netwerk. Actoren uit de cultuursectoren, aangevuld met externe experten, geven via een stuurgroep inhoud en richting aan het netwerk. In dit eerste werkingsjaar maakt Pulse werk van een tweede Trefdag. De eerste trefdag vond plaats in 2011, onder de noemer ’Van denken naar doen’. Ook werkt Pulse een digitaal platform voor duurzame cultuurpraktijk uit. Ook het verkenningstraject van de vier denktafels die eind 2012 van start gingen, moet dit jaar concreet zijn beslag krijgen. Deze zogenaamde ‘Trage Tafels’ buigen zich over communicatie, economie, lokale netwerken en cultuur als motor van transitie. De tweede trefdag vindt plaats op dinsdag 24 september, in Trix (Antwerpen). Pulse ging 1 februari van start.
Nieuwe missie voor Mediathèque
org
Gwen Franck
‘Transitienetwerk Cultuur’ wordt ‘Pulse’
Nieuws van onze Franstalige collega’s: de mediatheken van de Franstalige Gemeenschap, met ondermeer vestigingen in Luik, Namen, La Louvière, Charleroi en Brussel (Passage 44) krijgen een nieuwe missie. Wat destijds begonnen is met het uitlenen van lp’s en cassettes en eindigde met games en blu-ray is nu voorbijgestreefd. Downloadopties aanbieden is geen volwaardige optie voor een verlengd bestaansrecht in de huidige vorm.
De ontleningsstatistieken zijn al jaren in vrije val (10 % minder uitleningen per jaar), en dit ondanks nieuwe, baanbrePulse komt tegemoet aan de eerdere oproep van Vlaams minister van Cultuur kende initiatieven zoals Curioso. Het perJoke Schauvliege om met de kunst-, erf- soneel werd ondertussen al gehalveerd. In goed en sociaal-culturele sectoren een plaats van zich nog langer op de uitleen rol te spelen in het beantwoorden van van audiovisuele materialen te richten, zal de ecologische uitdagingen. De minis- de nieuwe missie er in bestaan om een ter formuleerde deze doelstelling in haar ‘cultureel platform’ te crëeren. Dit moet gebeuren via de organisatie van concerbeleidsnota Cultuur 2009-2014. ten, literaire avonden, fora, etc. Ook zulIn een Visietekst formuleerde het Atelier len er apps voor smartphones en tablets Ecocultuur in 2010 een antwoord op deze ontwikkeld worden. De nieuwe missie
zal ook gepaard gaan met een naamsverandering: de naam mediatheek wordt vervangen door ‘Point Culture’. De filialen zullen ook een nieuwe bestemming krijgen. Zo verhuist de mediatheek van Passage 44 naar een kleinere vestiging in de Kruidtuin. De nieuwe koers zou niet gepaard gaan met een verlies aan werkingsmiddelen. Die zouden zo’n 6 miljoen euro per jaar bedragen. Laurent Meese, bibman.blogspot.be
SA&S verwelkomt nieuwe leden Vier nieuwe leden hebben zich aangesloten bij het Samenwerkingsverband Auteursrecht & Samenleving (SA&S): • Vlaams Instituut voor de Archivering en de ontsluiting van het Audiovisueel erfgoed (VIAA), dat recent werd opgestart; • De Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Hasselt • Lukas Art in Flanders: in opdracht van musea of erfgoedorganisaties verzorgt Lukas het digitale beeldbeheer van (top)werken uit het Vlaamse kunst erfgoed Zo komt het aantal leden op tien, de andere organisaties zijn: Bibnet, FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed, de Universiteit Gent, de Luisterpuntbibliotheek, de VVBAD en het Overleg Kunstenorganisaties. Samen zullen ze de positie versterken van instellingen die opkomen voor de gebruiker en voor het publieke domein als het gaat over auteursrechten. Hiertoe willen ze gezamenlijk de nodige deskundigheid opbouwen. De samenwerking is een open project. De betrokken partners willen sterker staan om zo beter te kunnen samenwerken met de andere actoren op het terrein van het auteursrecht: de auteurs of creatoren en de producenten. De samenwerking wil steeds nieuwe partners aantrekken om de representativiteit van het samenwerkingsverband te versterken. > Meer info: http://www.auteursrechtensamenleving. be/
META 2013 | 3 |
5
nieuws
Informatievaardigheden 2.0 HoGent, UGent, Artveldehogeschool, Howest en Erasmus hogeschool Brussel hebben een nieuwe online cursus informatievaardigheden uitgewerkt. De cursus richt zich in de eerste plaats op eerstejaarsstudenten uit zowel de professionele als academische bacheloropleidingen, maar ook andere studenten die een uitgebreide paper of proef moeten schrijven kunnen er uit leren. Eén van de belangrijkste drijfveren om deze cursus te ontwikkelen was het koppelen van een sterke inhoud aan een aantrekkelijke omgeving met een mooie lay-out. Na een verkennende marktstudie constateerden we dat de bestaande cursussen informatievaardigheden ofwel inhoudelijk heel sterk, ofwel visueel aantrekkelijk waren. Met deze cursus willen we proberen om op beide aspecten goed te scoren. Bovendien werd er gekozen voor een inductieve aanpak. De theorie wordt aangeleerd door het maken van oefeningen in plaats van de klassieke aanpak waarbij eerst alle theorie wordt gegeven en nadien pas de oefeningen aan bod komen. Het is in deze cursus niet belangrijk dat de student meteen alles correct heeft. Integendeel, uit fouten kan veel geleerd worden. Op die manier wordt ook vermeden dat de aandacht van de student verslapt, aangezien hij of zij interactief moet meewerken. De cursus werd in Adobe Captivate CS6 ontwikkeld. In eerste instantie in Flash, maar momenteel wordt de cursus aangepast zodat hij in HTML5 kan worden gepubliceerd. Niet alle apparaten, zoals bijv. de iPad, ondersteunen immers Flash. De cursus bevat vijf grote hoofdstukken: ‘onderwerp formuleren’, ‘soorten informatiebronnen’, ‘zoeken in de bib’, ‘zoeken op internet’ en ‘bronnen vermelden’. Deze zijn nog verder onderverdeeld in aparte rubrieken. De studenten en de docenten kunnen de volledige cursus integraal doorlopen, maar kunnen er even goed voor kiezen om er één of enkele onderdelen uit te lichten. Bedoeling is dat de cursus, waar mogelijk, bij de verschillende partners op dezelfde manier aangeboden wordt . Enkel instellingsgebonden onderdelen, zoals ‘zoeken in de bib’ of rubrieken over referentiestijlen, worden afzonderlijk ontwikkeld. Voor de rest zijn de vragen en voorbeelden van die aard dat ze voor alle studenten ongeacht zijn of haar afstudeerrichtingen te begrijpen zijn. Door overal voor éénzelfde cursus te kiezen, wordt de cursus levendig gehouden. Er is namelijk een grote kritische massa om de cursus blijvend te evalueren en bij te sturen. Die kritische massa beperkt zich niet alleen tot de bibliotheken. Ook docenten, studenten en collega’s van de dienst onderwijsvernieuwing worden betrokken bij het beoordelen van de kwaliteit. Sinds begin februari staat de eerste versie van deze opensourcecursus op de website van de bibliotheek van HoGent (http:// bib.hogent.be) onder een Creative Commons licentie. Het copyright ligt in handen van Hogeschool Gent. Binnenkort zal de cursus ook te vinden zijn op de website van de andere partners. Hiermee is echter geen eindpunt bereikt, integendeel. Er wordt volop gewerkt aan de 2.0-versie van de cursus, met nog een aantal nieuwe rubrieken en een uitgebreider arsenaal oefeningen. Bedoeling is ook om nog meer aandacht te hebben voor de audiovisuele aspecten. Zo zullen bepaalde rubrieken ingesproken worden, en zal er meer gebruik gemaakt worden van filmpjes. Francis Vlieghe
6 | META 2013 | 3
Mariann Naessens wint Ger Schmookprijs 2012 Tijdens de Algemene Leden vergadering van de VVBAD op 12 maart in Brussel werd de winnaar van de Ger Schmookprijs 2012 bekend gemaakt. Er werden in totaal acht werken ingediend op het VVBAD-secretariaat. De jury, onder leiding van Johan Vannieuwenhuyse bestond verder nog uit Katrien Bergé, Paul Gervoyse en Patrick Vandegehuchte. De ingediende werken waren in het algemeen van een hoog niveau maar er is één werk dat er voor de jury uit sprong. Het profiel van de medewerkers in de Vlaamse openbare bibliotheken door Mariann Naessens, geschreven als eindwerk in het kader van de graduaatsopleiding aan de bibliotheekschool in Gent. In deze studie wordt een groepsportret gemaakt van de personeelsleden in de Vlaamse openbare bibliotheken. De jury was onder de indruk van het werk dat Mariann heeft uitgevoerd. De gegevens voor het groepsportret werden verzameld aan de hand van een individuele online enquête bij openbare bibliotheken. Er kwamen bijna 900 antwoorden binnen (op een totale populatie van ongeveer 3500 personen). Mariann kon deze gegevens dan vergelijken met twee bestaande datasets, de BIOS-cijfers en de resultaten van een gelijkaardig onderzoek uit 2008. In de slotbeschouwingen komen zo veel mogelijk factoren samen om de evolutie en de samenstelling van het huidige personeelsbestand te duiden en om een voorzichtige blik op de toekomst te werpen. Volgens de jury is dit een zeer uitgebreide, grondige studie met diverse conclusies. “De resultaten staan nu eindelijk zwart-wit op papier en voor de openbare bibliotheken is dit zeer nuttig. Dit is ook interessant met oog op het nieuwe decreet Lokaal Cultuurbeleid. Dit werkstuk toont aan wat de mogelijke gevaren kunnen zijn van een eigen personeelsbeleid.” Door het slechte weer kon Mariann de prijs echter niet komen ophalen in Brussel. De winnaar krijgt een geldbedrag van 750 euro. Lees het artikel van dit onderzoek op p. 8. De VVBAD stelt deze jaarlijkse prijs in ter aanmoediging van een collega in de archief-, bibliotheek- of documentaire informatiesector. De prijs is genoemd naar Ger Schmook (1898-1985), destijds directeur van de Stedelijke Bibliotheken van Antwerpen, voorzitter van de VVBAD en belangrijke promotor van het openbare bibliotheek wezen in Vlaanderen. (TVH)
nieuws
VVBAD ondertekent Engagementsverklaring Etnisch-culturele Diversiteit De Engagementsverklaring werd ondertekend tijdens de Algemene Ledenvergadering van de VVBAD op 12 maart in de KB in Brussel. Met de ondertekening van de verklaring wil de VVBAD meewerken aan: • • • •
het het het het
breed agenderen van het onderwerp ‘etnisch-culturele diversiteit’ binnen de cultuur sector; zichtbaar maken van wat cultuurinstellingen bereiken op het vlak van etnisch-culturele diversiteit; verankeren van etnisch-culturele diversiteit in de sector; bevorderen van zelfsturing door de sector op het gebied van etnisch-culturele diversiteit.
Volgens haar missie ijvert de vereniging ervoor ‘dat alle burgers nu en in de toekomst gebruik kunnen maken van goed bewaarde en toegankelijke informatie’. ‘Vrije toegang tot informatie’, ‘democratie en pluralisme’ en ‘duurzaamheid’ zijn basiswaarden die de werking van de vereniging ondersteuning. Vanuit die waarden is een ondertekening van de engagementsverklaring evident. De vereniging engageert zich ertoe het thema onder de aandacht te houden. De VVBAD roept haar leden, zowel personen als instellingen, op om, voor zover dat nog niet gebeurt, een actieve werking te ontplooien rond etnisch-culturele diversiteit. Ze stimuleert hen ook om deze werking in de kijker te zetten. Dat kan via de kanalen van de VVBAD, in de eerste plaats META. De VVBAD hoopt dat in de komende weken bibliotheken, archieven en documentatiecentra het voorbeeld van de vereniging zullen volgen door de engagementsverklaring ook te ondertekenen.
Noodbiljet Merksplas 50 centiem. © museum NBB.
Geld in nood! Belgisch noodgeld tijdens WO I Het Museum van de Nationale Bank van naar de honderdjarige herdenking van de België beschikt over een grote collectie ‘Groote Oorlog’ in 2014, heeft het museum noodgeld uit de Eerste Wereldoorlog. zijn collectie nu online ontsloten. Op de Deze betaalmiddelen ontstonden in het website (www.nbbmuseum.be) kan onder kader van het nijpende geldtekort tij- ‘Catalogus’ doorgeklikt worden naar deze dens het oorlogsgewoel van 1914-1918. databank. Daarnaast is er een beknopte Verschillende gemeentebesturen, plaatse- inleiding met een aanvullende literatuurlijke hulporganisaties en bedrijven gaven lijst om onderzoekers en heemkundigen daarom hun eigen biljetten en, zij het in op weg te zetten. een veel mindere mate, munten uit. Het noodgeld vormt een interessante bron Laurence Verpoort voor onderzoek naar WO I. In de aanloop
Hebt u ook nieuws voor deze rubriek? Stuur het naar
[email protected]
META 2013 | 3 |
7
artikel
Profiel van de medewerkers en de tewerkstelling in de Vlaamse openbare bibliotheken Mariann Naessens
Op 31 december 2011 telden de 312 Vlaamse en Brusselse openbare bibliotheken 3495 bibliotheekmedewerkers. Dit cijfer is gekend dankzij BIOS, het Bibliotheek Informatie en OpvolgingsSysteem van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen, dat jaarlijkse statistische gegevens over de werking van elke openbare bibliotheek verzamelt. Om de intrinsieke samenstelling van dit personeelsbestand nader te kunnen bestuderen, liep in januari 2012 een enquête onder de werknemers van al deze bibliotheken. Bedoeling was tegelijk te achterhalen welke kansen en bedreigingen de huidige personeelsformatie inhoudt voor de toekomst. 895 personen vulden de online vragenlijst in; dit is ongeveer 25% van het totaal. In 2008 had een gelijkaardig onderzoek plaats. De resultaten hiervan verschenen in Bibliotheek- & archiefgids (2009/2). Toen werden echter alleen de bibliothecarissen en/of personeelsverantwoordelijken bevraagd. Door het samenvoegen van de resultaten uit beide enquêtes en de BIOS-cijfers ontstaat een rijke dataset die toelaat om uitspraken te doen over de samenstelling en de evolutie van het bibliotheekpersoneel. Dit vormde het onderwerp van een eindwerk in het kader van de graduaatopleiding aan de Gentse bibliotheekschool. In deze bijdrage worden daaruit de meest opvallende en/of typische vaststellingen gepresenteerd.
r Winnaa
prij hmook Ger Sc 2012
8 | META 2013 | 3
s
Samenstelling Om de totale tewerkstelling in de sector weer te geven, is het aantal medewerkers niet de meest adequate methode. Meer dan de helft van al het bibliotheekpersoneel (52%) werkt immers deeltijds. Daarom is het beter de tewerkstelling uit te drukken in voltijds equivalenten (VTE). De 3495 personeelsleden van de Vlaamse en Brusselse openbare bibliotheken staan gelijk aan 2522,08 VTE (d.i. een gemiddelde arbeidsbreuk van 0,72). Een tweede reden waarom 3495 personen geen precieze weergave is van de totale tewerkstelling, is dat in deze telling de werklieden, het onderhoudspersoneel en de PWA’ers niet zijn meegerekend (in 2011 waren zij samen goed voor 333,33 VTE). Nochtans voeren een aantal onder hen ook bibliotheektechnische taken uit. Het feit dat hun aandeel in de tewerkstelling sinds 2001 sterk is toegenomen, laat vermoeden dat aanwerving in het arbeidersstatuut in een aantal gevallen gebruikt is om de verplichte A/B-regel te omzeilen. Het decreet van 2001 bepaalde dat de helft van het bibliotheekpersoneel op Aof B-niveau moest zijn ingeschaald, werklieden en onderhoudspersoneel uitgezonderd. In 2005 lag de verhouding
werklieden/bibliotheek personeel op 1/11,04 (= 0,09); in 2009 was die gestegen tot 1/7,02 (= 0,14). Omdat echter niet te berekenen is welk aandeel van de werklieden verdoken bibliotheekpersoneel is, blijven de BIOS-cijfers de beste maatstaf.
Leeftijd De gemiddelde leeftijd van de bibliotheekmedewerkers is 46,2 jaar. Amper 1% is jonger dan 25 jaar; meer dan veertig procent is ouder dan vijftig. Ter vergelijking: de gemiddelde leeftijd van alle werknemers in het Vlaamse gewest is 39,8 jaar en slechts 23% is 50-plus. 1 De leeftijdspiramide van het personeelsbestand van de openbare bibliotheken ziet er dan ook zeer onevenwichtig uit; een duidelijk voorbeeld van vergrijzing en ontgroening. Er is een sterk overwicht van de generatie geboren voor ca. 1965, de zogenaamde babyboomers 2 . Deze babyboomers zijn de belichaming van het ‘pensioenspook’, want de komende jaren, tot ca. 2030, zullen zij massaal met pensioen gaan 3. Het pensioenspook waart niet alleen in de openbare bibliotheken rond, maar daar is het probleem bijzonder acuut door enkele specifieke kenmerken. Vooreerst is de sector spectaculair
gegroeid in het begin van de jaren tachtig, ten gevolge van het grote succes van het Bibliotheekdecreet van 1978. Er had toen een grote aanwervingsgolf plaats. Op een beperkt aantal jaren zijn heel veel mensen ingestroomd van ongeveer dezelfde leeftijd, die nu op ongeveer hetzelfde tijdstip pensioengerechtigd zijn. De personeelsformaties zijn toen gevormd, waardoor er lange tijd weinig vacatures waren; vandaar de smalle buik van de piramide. Een tweede kenmerk van de sector dat bijdraagt tot de hoge gemiddelde leeftijd, is de hogere instapleeftijd: die schommelt tussen 30 en 33 jaar. De openbare bibliotheken trekken weinig schoolverlaters aan: slechts een kleine minderheid van de bibliotheekmedewerkers (18%) is meteen in de bibliotheeksector aan de slag gegaan. Al de rest heeft minstens één ander beroep uitgeoefend. Hoe lager het loonniveau, hoe meer werknemers al veel verschillende jobs hebben gehad. Een job in de bibliotheeksector betekent voor velen dus een tweede of derde carrière. Dit wordt vermoedelijk in de hand gewerkt doordat een (basis-)bibliotheekopleiding niet in het regulier hoger onderwijs wordt aangeboden, maar alleen in het volwassenenonderwijs bestaat.
artikel
“De leeftijds piramide van het personeels bestand van de openbare bibliotheken ziet er zeer onevenwichtig uit; een duidelijk voorbeeld van vergrijzing en ontgroening.”
Ten derde is de arbeidsmobiliteit in de sector zeer laag. De gemiddelde anciënniteit van alle respondenten is 14,7 jaar. 31% of bijna één derde van de werknemers van het huidige personeelsbestand heeft meer dan 20 jaar anciënniteit en is dus grosso modo aangeworven in de jaren tachtig. De ‘vastheid van tewerkstelling’, die een essentieel kenmerk is van het ambtelijk statuut, wordt als één van de oorzaken daarvan gezien. De grote jobtevredenheid zal uiteraard ook een rol spelen. Hierdoor komen er minder snel plaatsen vacant en kunnen weinig (jongere) medewerkers instromen. Dit was heel sterk het geval in het begin van de jaren negentig. Recent lijkt evenwel een kentering ingezet, want sinds ca. 2006 hebben beduidend meer aanwervingen plaats:
25% van het huidige werknemersbestand heeft een anciënniteit van maximum vijf jaar. Dit is een mogelijke aanwijzing dat de vervanging van de babyboomers al enkele jaren bezig is.
Man/vrouwverhouding 77,1% (2693 personen) van het personeelsbestand is vrouw, slechts 22,9% (802 personen) is man. Dit is het laagste aandeel mannen sinds de elektronische registratie van de BIOS-cijfers in 1998 (toen waren er nog 28,2% mannen). Hun aantal en aandeel is constant gedaald. Vreemd genoeg zijn de mannen beter vertegenwoordigd in de jongere generaties dan in de oudere (23% in de X- en Y-generatie tegenover 20% in
de babyboomgeneratie). Dit vertaalt zich ook in de gemiddelde leeftijd: de gemiddelde leeftijd van de mannen is 45,5 jaar, van de vrouwen 46,4 jaar. Is dit het begin van een kentering? Of is het eerder een aanwijzing dat mannen in de loop van hun carrière de sector verlaten? Bij het bestuderen van de sekseratio is het van belang rekening te houden met het feit dat vrouwen meer deeltijds werken dan mannen: 57% van alle vrouwelijke personeelsleden werkt deeltijds, tegenover slechts 31% van de mannelijke medewerkers 4. De manvrouwverhouding uitgedrukt in VTE is daardoor ongeveer 2% mannelijker. De verhoudingen zijn echter aan het verschuiven: in de jongere generaties werken mannen vaker
META 2013 | 3 |
9
artikel
Totale tewerkstelling
Evolutie
3495
3740
(2522 VTE)
(2435 VTE)
28% 23%
Leeftijdspiramide
72%
77%
Kwalificatie
60-65
Leeftijd Lager secundair
15% Hoger onderwijs
50-59
39%
Hoger secundair 40-49
46%
D 30-39
C
niveau
DA
A
niveau
C
B
niveau niveau
B
21-29
niveau
HOLT
deeltijds. Weerom is het evenwel niet duidelijk of dit een nieuwe trend is of slechts een tijdelijke fase in het begin van hun carrière. De evolutie in de sekseverschillen op het vlak van opleiding is daarentegen ontegensprekelijk. Zij volgt de algemene maatschappelijke trend dat het verschil in opleidingsniveau tussen mannen en vrouwen in grote mate verschoven is in het voordeel 1 0 | META 2013 | 3
van de vrouwen 5. Uit de babyboomgeneratie zijn er weinig vrouwelijke masters aan het werk in de bibliotheeksector. In generatie-X komen zij op gelijke hoogte met de mannen en in generatie-Y hebben zij de bovenhand. Zal deze ontwikkeling zich ook doorzetten naar de verdeling van de hogere functies? Ondanks hun kleine aandeel in de totale tewerkstelling in de sector, zijn mannen tot nu toe
A-niveau
immers relatief oververtegenwoordigd op de hogere loonen functie-niveaus. Volgens de BIOS-statistieken van het jaar 2011, bedraagt het aandeel mannen op loonniveau A en B 31,8%. Dit betekent dat het percentage mannen hier beduidend groter is dan in de totale populatie (22,9%). Enkele jaren geleden was de relatieve oververtegenwoordiging nog veel groter; in 1998 bezetten de mannen 46,7% van de posities op A- en
HOKT B-niveau
C-niveau
D-niveau
B-niveau. De enquêteresultaten van 2012 tonen bovendien dat de man-vrouwverhouding op A- en B-niveau grondig verschilt naargelang de leeftijd. Naarmate de leeftijd daalt, neemt ook het aandeel mannen af (en verdwijnt het relatieve overwicht). De jongste generatie leidinggevenden is zelfs uitgesproken vrouwelijk. Bij de mannen geboren na 1980 werkt zo goed als niemand op A- of B-niveau, terwijl vrouwen van die leeftijd
artikel
Per loonniveau
A-niveau
C-niveau
B-niveau
Statutair
Contractueel D-niveau
Andere E-niveau 9% 21% 70%
90%
83%
47%
41%
Babyboomgeneratie (° 1945–1965)
40%
Generatie X (° 1966–1980)
15%
29% 56%
16% 84%
Voltijds
Generation Y cartoon : © http://beaudetoon.com
35% 65%
Deeltijds 23% 35%
Verhouding tussen de loonniveaus (Bios 2011) - VTE
A
B
C
6,1%
24,4%
51,5%
Arbeidsstatuut
Meer dan één derde is niet statutair (21% contractuelen en 16% heeft een andere rechtspositie bijv. gesco, wep-plus).
De rechtspositie is een heikel punt in de openbare sector. In theorie is en blijft de normale tewerkstellingswijze van statutaire aard, de contractuele tewerkstelling is de uitzondering 6. In het huidige personeelsbestand van de openbare bibliotheken is bijna twee derde statutair aangesteld (63%) (uitgedrukt in VTE).
Er bestaat een opvallend groot verschil tussen de loonniveaus. Hoe lager het loonniveau en de functie, hoe meer er op contractuele basis gewerkt wordt. Op A-niveau is meer dan 90% statutair; op D-niveau is dit amper 40%. Ook leeftijd en jaar van aanwerving zijn in sterke mate
wel al hogere functies bekleden.
D
E
14,8% 3,2%
Generatie Y (° 1981–)
42%
bepalend voor de rechtspositie: in de jongere generaties is er een meerderheid die niet statutair is. In de babyboomgeneratie is er 4,17 VTE statutair per 1 VTE contractueel. In generatie Y daarentegen is er slechts 0,82 VTE statutair per VTE contractueel.
Loonniveau Naast de rechtspositie, zijn ook de loonniveaus soms reden tot discussie en frustratie. Het grootste deel van het
bibliotheekpersoneel werkt op C-niveau, namelijk 1958 personen of 56%. De leidinggevenden (en deskundigen) maken 25% uit van het totaal: 20,5% op B-niveau en amper 4,5% (156 personen) op A-niveau. Aan de andere kant van het spectrum werkt 15,6% op D-niveau en 3,5% op E-niveau. Omdat op de hogere loonniveaus gemiddeld meer voltijdsen werken (op A-niveau werkt 95% van de werknemers voltijds, tegenover amper 25%
META 2013 | 3 |
11
artikel
op D-niveau) ligt de verhouding leidinggevenden/deskundigen – uitvoerenden uitgedrukt in VTE op 0,3 i.p.v. 0,25. Nog een kanttekening bij de verhouding leidinggevenden – uitvoerenden: sinds het jaar 2000 is het aandeel leidinggevenden fors toegenomen (van 0,22 naar 0,31). Dit is ongetwijfeld het effect van het decreet van 2001 dat bepaalde dat de helft van de bibliotheekmedewerkers op A- of B-niveau moest ingeschaald zijn (werklieden en onderhoudspersoneel uitgezonderd). Het vooropgestelde doel van 50% is echter nooit gehaald. Momenteel is het afwachten hoe deze verhouding verder zal evolueren, nu de A/B-regel is afgeschaft in het vernieuwd decreet Lokaal Cultuurbeleid
Opleidingsniveau In theorie kunnen aan de loonniveaus opleidingsniveaus gekoppeld worden. A-niveau komt overeen met een master, 1 2 | META 2013 | 3
B-niveau met een bachelor of graduaat, C-niveau is niveau hoger secundair. Voor 70-75% van de functies in een openbare bibliotheek is m.a.w. geen hoger onderwijs vereist; enkel
en loonniveau/functieniveau, in die zin dat er gemiddeld genomen sprake is van overkwalificatie. De enquête uit 2012 laat toe
“Zullen de openbare bibliotheken voldoende middelen naar zich toe kunnen trekken om het personeelsbestand te behouden/ uit te breiden?”
de 25-30% leidinggevenden (en deskundigen) hebben dergelijk diploma nodig. In praktijk blijkt echter dat 39% van alle medewerkers een diploma van hoger onderwijs heeft (cijfers uit 2008). 7 Uit de enquête van 2012 blijkt bovendien dat het algemeen opleidingsniveau nog steeds een stijgende trend vertoont. Er is dus een zekere discrepantie tussen opleidingsniveau
en masters samen) is 65% overgekwalificeerd. Op het D-niveau is drie kwart van alle werknemers hoger opgeleid dan nodig.
de verticale mismatch tussen functieniveau en opleidingsniveau meer in detail te bestuderen. Van de 895 respondenten is een kleine helft (46,5%) tewerkgesteld op het niveau van zijn of haar diploma. Meer dan 40% is echter overgekwalificeerd. Van alle masters die aan het onderzoek hebben meegewerkt, werkt amper één vierde op A-niveau. Van alle hoogopgeleiden (bachelors
Aan de andere kant zijn er ook personeelsleden die een hoger loonniveau bereikt hebben dan hun diploma aangeeft. Op A- en B-niveau is dat ongeveer één vierde. Vooral mannen slagen erin op te klimmen tot een hogere functie. Vrouwen daarentegen zijn iets vaker overgekwalificeerd. Opnieuw zijn er grote verschillen tussen de leeftijdscategorieën: hoe ouder een generatie is, hoe meer leden ervan op of boven hun diplomaniveau werken, en hoe jonger de generatie, hoe meer leden overgekwalificeerd zijn voor hun functie. Van generatie-Y werkt amper 10% van de masters op A-niveau; 40% van hen daarentegen werkt op C-niveau. De medewerkers van de jongere generaties zijn gemiddeld hoger opgeleid dan die
artikel
van de babyboomgeneratie, maar (voorlopig?) vertaalt zich dit niet in het loonniveau van hun tewerkstelling. Was het voor de babyboomgeneratie gemakkelijker om in een jonge sector in volle expansie een passende baan te vinden? Of heeft dit te maken met anciënniteit en zullen de jongeren in de loop van hun carrière de kans krijgen om door te groeien of van job te veranderen voor een hogere functie? Het niveau van de bibliotheekopleiding sluit over het algemeen beter aan op het loonniveau, tenminste wat de graduaatopleiding betreft: meer dan 75% van de bibliotheekmedewerkers met een g ra d u a ato p l e i d i n g h e e f t een hogere functie (19% op A-niveau en 57% op B-niveau). Van de respondenten met de universitaire bibliotheekopleiding werkt echter slechts één op de vier op A-niveau.
Evolutie: verleden en toekomst Het verleden De totale tewerkstelling in de openbare bibliotheken vertoont een dubbele evolutie. Enerzijds is er sinds 2001 een constante afname van het aantal bibliotheekmedewerkers: van 3740 daalde het aantal werknemers tot het huidige minimum van 3495 (- 6,5%). Anderzijds betekent deze sterke reductie van het aantal personeelsleden niet automatisch dat de tewerkstelling is afgenomen. Het aantal voltijds equivalenten is in de betrokken periode immers licht toegenomen. Ondanks een kleiner aantal personen worden er dus meer uren gepresteerd. Dit brengt met zich mee dat de gemiddelde arbeidsbreuk (% van volledige tewerkstelling) in die periode gestegen is van 0,65 naar 0,72. Een tweede manier om de evolutie te bestuderen, is aan de hand van het aantal nieuwe personeelsleden. In 2006 en 2007 zijn zeer veel mensen ingestroomd (= voor het eerst in de sector beginnen werken),
wat resulteerde in een maximale tewerkstelling in 2008. Mogelijk wijst dit op lastminute-inspanningen voor het realiseren van de 50% tewerkstelling op A- of B-niveau, opgelegd in het decreet van 2001. Daarna daalde het aantal nieuwe medewerkers, maar de instroom bleef toch relatief hoog (hoger dan vóór 2006). Die grote instroom resulteerde echter niet in een groei van de totale tewerkstelling. 2009 en 2010 kenden zelfs voor het eerst een daling van het aantal VTE. Zijn dit reeds de eerste tekenen van de vervangingsvraag (en –tekort) door de uitstroom van de babyboomers? De afgelopen vijf jaar is er ook een grotere mobiliteit; er zijn meer mensen aangeworven in hun huidige job dan er nieuwkomers ingestroomd zijn in de sector. Die jobs zijn met andere woorden ingevuld door medewerkers die uit een andere bibliotheek komen. Sinds 2008 is er elk jaar sprake van een dergelijk verschil. Wijst dit erop dat de nieuwe instroom niet groot genoeg is om aan de vraag te voldoen? Is de grote uitstroom van de babyboomgeneratie al begonnen? En wat staat ons nog te wachten? De toekomst Op basis van het huidige leeftijdsprofiel zal 14,4% van het personeelsbestand (d.d. 31/12/2011) over drie jaar, in 2015, gepensioneerd zijn (er van uitgaand dat iedereen die dat kan de kans grijpt om op 60 jaar vervroegd met pensioen te gaan). M.a.w. in de zeer nabije toekomst, de komende drie jaar, kan ongeveer één zevende van de bibliotheekwerknemers uit het beroep verdwijnen (ca. 500 personen). Omdat niet iedereen voltijds werkt, vooral in de oudste generatie, bedraagt de maximale natuurlijke afvloeiing, uitgedrukt in VTE, ‘slechts’ 12,9%. Tot 2030 zal de uitstroom echter hoog blijven en zal meer dan de helft van het huidige personeelsbestand vertrekken.
Meerdere feiten wijzen erop dat de uitstroom van de babyboomgeneratie nu al begonnen is. Er zijn ook aanwijzingen dat de instroom van nieuwe medewerkers niet voldoende is om aan de vervangingsvraag te voldoen. Wat de opleiding van de nieuwkomers betreft, valt te vrezen dat er onvoldoende kandidaten met een graduaat- of universitair bibliotheekdiploma zullen zijn. De huidige cursistenaantallen zijn te klein om de toekomstige vraag aan leidinggevenden en deskundigen volledig te kunnen beantwoorden. Ook al is een bibliotheekdiploma geen wettelijke verplichting meer, in veel gevallen is het toch een troef, zo blijkt uit de enquête. Naast deze berekenbare elementen, zijn er nog andere factoren die het personeelsbestand van de openbare bibliotheken in de toekomst kunnen beïnvloeden. Er zou veel kunnen veranderen door het nieuwe decreet Lokaal Cultuurbeleid dat onlangs door het Vlaams Parlement is goedgekeurd. Hierin geldt niet langer de verplichting dat de helft van het bibliotheekpersoneel op A- of B-niveau moet ingeschaald worden. Ook de financiering is onzeker. Tot nu toe is vastgelegd dat bepaalde subsidies alleen aan personeel kunnen besteed worden. Met het nieuwe decreet krijgen de lokale besturen veel meer autonomie om de gelden te besteden. Zullen de openbare bibliotheken voldoende middelen naar zich toe kunnen trekken om het personeelsbestand te behouden/uit te breiden? Alleen al de onzekerheid over wat het nieuwe decreet zal brengen, kan gevolgen hebben, omdat gemeentebesturen gaan afwachten tot zij exact weten waar zij aan toe zijn.
een leegte zorgen? Of zal de wissel van de wacht een vernieuwing of herbronning betekenen voor de sector? Enige jaren geleden schreef Willem Huberts, toenmalig algemeen directeur van Bibliotheek Gelderland Zuid, daarover in Bibliotheekblad: “De komende jaren begint de grote uitloop onder ons personeel. Dit is een bedreiging, want veel kennis en ervaring verdwijnt. Maar het is ook een kans, want we kunnen nieuwe personeelsleden in huis halen die afwijken van het traditionele personeel: meer vrouwen in de top, meer jongeren en mannen, meer allochtonen.” 8 Het is maar hoe je het bekijkt.
1 Cijfers van het Steunpunt voor Werk en Sociale Economie (2006-2009) (www.steunpuntwse.be). 2 In dit onderzoek wordt meermaals verwezen naar 3 generaties. Daarbij worden volgende grenzen gehanteerd: • babyboomgeneratie: geboortejaren 1945-1965 • generatie X: geboortejaren 19661980 • generatie Y: geboren na 1980 3 De Swert, Gilbert, Het pensioenspook, Berchem: EPO, 2011; 239 p. 4 In de hele Vlaamse economie werkt amper 8,2% van de mannen deeltijds. (www4.vlaanderen.be/sites/ svr/Cijfers/Pages/Excel.aspx) 5 www.vlaamsehogescholenraad.be/ be-nl/nieuws/index.html 6 R. Janvier, “Over overheden, contractanten & ambtenaren: geen vrijblijvende ‘ménage à trois’”, in: M. De Vos en I. Plets (eds.), Contractuele tewerkstelling in de overheid, Brugge: die Keure, p. 3 (et passim). 7 G. Puype en V. Kerstens, “Enquête tewerkstelling en competenties. Profiel van de tewerkstelling in
Dreigt er een leegloop, een braindrain, een tekort aan personeel door de nakende pensionering van de babyboomgeneratie? Zal de uitstroom van zoveel kennis en ervaring voor
bibliotheken, archieven en documentatiecentra”, in: Bibliotheek- & archiefgids, 85 (2009) nr. 2, p. 8. 8 W. Huberts, “Verandering is de enige constante”, in: Bibliotheekblad, 13 (2009) nr. 16/17, p. 22.
META 2013 | 3 |
13
Afscheidsinterview met Luc Salu, bibliothecaris van het FoMu Antwerpen
“Fotografie heeft met alles te maken”
interview
Interview: Saskia Scheltjens en Dieter Suls Foto’s: Stefan Tavernier
Luc Salu is een rijzige man met prachtig grijs haar die behoedzaam positief reageert op de vraag of hij geïnterviewd wil worden naar aanleiding van zijn pensionering. Luc was meer dan 30 jaar bibliothecaris van het FotoMuseum Provincie Antwerpen (FoMu). Op 23 januari 2013 vierde hij zijn laatste werkdag. Beide interviewers kennen hem al meer dan 10 jaar en hebben op verschillende momenten en aan verschillende projecten binnen en buiten het Overleg Kunstbibliotheken Vlaanderen (OKBV) bijzonder graag met hem samengewerkt. Hij ontvangt ons op 11 januari 2013 in de FoMu-bibliotheek waar hij ons — op de voor hem zo typisch bedaarde en hoffelijke wijze — eerst voorstelt aan zijn opvolgster Inneke Daghelet die al enige maanden met hem samenwerkt. Nadien loodst hij ons naar een hoger gelegen verdieping naar een vergaderzaaltje dat — zo blijkt even later uit zijn verhalen — oorspronkelijke de leeszaal van de museumbibliotheek was na de eerste grote renovatie van het FotoMuseum. Wie is Luc Salu? Ik ben geboren in Antwerpen in 1948. Mijn moeder werd geboren in New York en groeide op in de States. Ik herinner me nog goed dat we bij ons thuis in de jaren zestig een abonnement op Life hadden, dat het werk van de beste fotojournalisten ter wereld publiceerde. Ik ben naar school geweest bij de jezuïeten in Antwerpen. Daarna heb ik eerst Geschiedenis gestudeerd in Antwerpen en Gent. Vanaf het derde jaar Geschiedenis deed ik er in tweede zit ook nog Rechten erbij. Die kandidatuur Rechten heb ik nadien nog gebruikt om Criminologie te studeren. Maar ik heb eerlijk gezegd nooit echt overwogen om binnen deze vakgebieden werk te zoeken. Wat me er in aantrok was het ‘systeem’, wat je in bibliotheken in feite ook hebt. Bij nader inzien heb ik nooit ergens anders gewerkt dan in bibliotheken. Tijdens mijn legerdienst behaalde ik mijn graduaat Bibliotheekschool. Daar heb ik drie jaar over gedaan, hier in de Blindestraat in Antwerpen. Ik volgde ook in Gent de lessen van de hoofdbibliothecaris K.G. Van Acker die ons in de Rozier nog ‘de hel’ heeft laten zien 1. Maar tijdens mijn vroegere studies ben ik ook altijd jobstudent geweest in de bibliotheek van het UFSIA, waar ik de eer kreeg om de jaarverslagen van ondernemingen voor de faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen te mogen bijwerken. Die vertrouwdheid met bibliotheken heeft ongetwijfeld geholpen toen ik na mijn legerdienst werk zocht. In 1973 kon ik als adjunct-bibliothecaris aan de bibliotheek van het UIA beginnen onder prof. dr. Hendrik D.L. Vervliet. De UIAbibliotheek was toen net een jaar oud. Ik heb er tot 1980 dankzij Vervliet meegewerkt aan zeer diverse projecten. Ik ben er begonnen met Antilope 1, waarbij het bezit van de drie toenmalige universiteitsbibliotheken (UFSIA, RUCA en UIA) en de Stadsbibliotheek Antwerpen met behulp van ponsmachines ingevoerd moest worden. Het eindresultaat was een camera ready copy, die vervolgens gedrukt werd in Engeland. Dat ponsen gebeurde blind, je zag dus niet wat het resultaat ging zijn. Dat was heel zorgvuldig werk. Dat invoeren was mijn eerste job. Voor mijn tweede job, betaald door het toenmalige NFWO, heb ik een jaar onderzoek gedaan naar de inhoudelijke ontsluiting voor de Centrale Catalogus van België (CCB). Daarna heb ik een jaar gewerkt aan de voorbereiding van het IFLA pre-session seminar Resource Sharing of Libraries in Developing Countries. Dat was in 1977, aansluitend bij het jaarlijkse IFLA-congres dat toen georganiseerd werd onder het voorzitterschap van
Herman Liebaers in Brussel. De volgende drie jaar werkte ik met een BTK-ploeg, een bijzonder tijdelijk kader van vijf mensen waarvan drie universitairen, waarbij we de inhoudelijke ontsluiting deden van een aantal vakgebieden van collecties van het UFSIA, RUCA en het UIA. De computer verving toen de ponsmachines, daar waren we in Antwerpen relatief vroeg mee bezig. Die jaren op de UIA, dat waren jaren die gingen over samenwerking met andere bibliotheken. Vervliet, dat was absoluut de man van de samenwerking. Ik heb bij nader inzien erg veel van hem geleerd. En toch, toen er in 1980 een functie vrijkwam voor een job bij de bibliotheken van de Provinciale Musea van Antwerpen heb ik daarop gesolliciteerd. Ik voelde me bij nader inzien toch meer aangetrokken tot museumbibliotheken dan tot universitaire bibliotheken. Vervliet begreep dat wel. Ik ben begonnen in het Sterckshof, dat was toen nog het Provinciaal Museum voor Kunstambachten. Mijn eerste job daar was de bibliotheekcollectie in verband met fotografie verhuizen naar een pand in de stad. Van 1980 tot 1986 hebben we in de Karel Oomsstraat gezeten vlakbij de kunsthumaniora. Er was enkel een leeszaal, de administratie, de collectie en de apparatuur. De fotografietentoonstellingen hadden plaats in het Sterckshof. Ik ben jarenlang halftijds bibliothecaris van het Sterckshof geweest en halftijds van de Fotografiebibliotheek. Twee voorgangers voor deze jobs waren na hun proeftijd ontslagen. In 1986 werd dan het ‘Provinciaal Museum voor Fotografie’ opgericht. Ik kon toen wetenschappelijk bibliothecaris worden (dat was een A-niveau) en koos voor het Museum voor Fotografie dat verhuisde naar het Zuid in Antwerpen. In het Sterckshof werd Luc Wellens eerst bibliotheekassistent, daarna wetenschappelijk bibliothecaris en nog later directeur. Op het Zuid zaten we met het museum in een pakhuis waar ik meerdere verbouwingen en uitbreidingen heb meegemaakt. Aanvankelijk zaten we met de bibliotheek op de vierde verdieping, maar dat was niet zo praktisch omdat je dan met de kleine lift naar boven moest. De visibiliteit was ook niet zo fameus. In 2000 zijn we dan met het oog op een gevoelige uitbreiding van de ruimte en zeer grondige verbouwingswerken, onder leiding van architect George Baines, een lange tijd gesloten geweest. Eerst waren de werken begroot op een miljoen euro maar op den duur zaten we al aan zes miljoen euro. In die jaren werd er tegelijkertijd geïnvesteerd in het Diamantmuseum en het ModeMuseum. De provincie heeft zich toen een beetje overschat. Het resultaat was
META 2013 | 3 |
15
interview
dat de werken in het FotoMuseum lang stillagen omdat men op zoek moest naar extra financiering. Een interessant intermezzo is dat er in 2002 door de bestendige Deputatie op voorstel van Bart de Baere, directeur van het M HKA, een plan werd goedgekeurd om drie kunst bibliotheken (fotografie, film en hedendaagse kunst) samen te brengen op de eerste verdieping. Een student van de opleiding Cultuurmanagement aan het UFSIA schreef hierover een haalbaarheidsstudie 2. Het M HKA zou zijn bibliotheek naar hier brengen en het Filmmuseum zou het documentatiecentrum ‘De Andere Sinema’ overdragen. Uiteindelijk is dit plan niet doorgegaan vanwege de technische beperkingen van het gebouw. De draagkracht van de vloer bleek onvoldoende om de compactuskasten te kunnen dragen die nodig waren om de drie collecties te kunnen herbergen. Een fusie van de drie bibliotheken heeft na 2003 nooit meer op de (politieke) agenda gestaan. Uiteindelijk werd een nieuwe directeur benoemd voor het FotoMuseum, Christophe Ruys. Hij was geen voorstander van deze bibliotheekplannen en dokterde voor de financiering een andere oplossing uit. Uiteindelijk is de vierde verdieping hier gebouwd met geld van de Vlaamse Gemeenschap en als tegenprestatie kreeg het M HKA het recht om daar een keer per jaar een tentoonstelling te maken. Op de derde verdieping zitten de mensen van het Filmmuseum die ook het recht hebben op de tijdelijke exploitatie van de cinemazalen. Deze regeling loopt eind dit jaar af. Heel recent werden er weer grote renovatie- en uitbreidingwerken goedgekeurd voor het FotoMuseum. In het bestuursakkoord 2013-2018 heeft de Bestendige Deputatie bouwplannen opgenomen voor een ‘collectietoren’ (waarvan een niveau aansluiting zal geven op de leeszaal van de bibliotheek) en een ‘boekentoren’, respectievelijk in de Verviersstraat en de Waalsekaai. Dit laatste moet een oplossing bieden voor het nijpende plaatstekort in de bibliotheek en de weinig ideale situatie waarbij het bibliotheekdepot met een draadhek afgesloten is van de tentoonstellingsruimte. Dat geeft hoop voor de toekomst. Zijn er naast het werk nog andere zaken die je professioneel hebt gedaan (verenigingsleven, schrijven, tentoonstellingen, …)? Ik heb ook altijd voor het Provinciaal Museum Emile Verhaeren in Sint-Amands gewerkt. Dat was grotendeels vrijwilligerswerk wat ik deed op zaterdag en zondag. Van 1983 tot 1995 was dat één van de vijf Provinciale Musea van Antwerpen. Daarna is het verzelfstandigd als de vzw ‘Emile Verhaeren Genootschap’,
“Iedere bibliothecaris is hebzuchtig. Of beter gezegd, iedere verzamelaar is hebzuchtig. Je moet dat professioneel hebben, hebzucht. Er moest maar eens iemand langskomen…” 1 6 | META 2013 | 3
gesubsidieerd door de provincie, de gemeente en de privésector. Sinds 1995 ben ik vertegenwoordiger van het Antwerpse provinciebestuur in hun Raad van Bestuur. Ik was curator van enkele tentoonstellingen en schreef bijdragen voor tentoonstellingscatalogi. De collectie van het Verhaerenmuseum is geïnventariseerd door An Labis, de huidige wetenschappelijk bibliothecaris van het Zilvermuseum. Daarnaast heb ik altijd geprobeerd om regelmatig in het FotoMuseum een tentoonstelling te organiseren rond boeken en magazines. Enkele memorabele tentoonstellingen uit een hele lijst: de deelname in 2004 aan ‘Boeken om naar te kijken Antwerpen’ van OKBV met de tentoonstelling ‘Voor de zoeker’; de prachtige tentoonstelling rond het New Yorkse magazine Visionaire in het najaar 2011 met exemplaren uit het bezit van MoMu en FoMu; en in de zomer van 2012 ‘From here on’ over fotokunstenaars die zich — voor het maken van fotoboeken — bedienen van de online digitale stroom aan beelden. Je hebt toch ook een paar belangrijke werken als bibliograaf op je naam staan? Op verzoek van de European Society for the History of Photography heb ik samen met Laurent Roosens van het Lieven Gevaertarchief/Agfa-Gevaert Historisch Archief een bibliografie van de geschiedenis van de fotografie 3 gecompileerd. De bibliografie verscheen in 1989 — ter gelegenheid van de 150e verjaardag van de uitvinding van de fotografie — bij de Londense uitgever Mansell. De bibliografie werd inderdaad internationaal onthaald als een belangrijke werktuig voor historisch onderzoek. Alhoewel het gestart was als een ‘eenmalige’ publicatie, volgden nog drie delen. In 2003 heeft het FoMu deze vier delen als cd uitgebracht. En in de periode 1992 — 2000 heb ik samen met Eric Lambrechts van de Antwerpse universiteitsbibliotheek ook een tweedelige bibliografie over ‘fotografie en literatuur’ 4 gemaakt, die eveneens bij Mansell verschenen is. Wat zijn de sterke punten van de collectie? Wij hebben een bibliotheek die de ganse geschiedenis overspant van de fotografie, ook internationaal. De historische kern van onze collectie dateert van 1875, de startdatum van de collectie van de Association Belge de Photographie. Die ‘Association’ had 17 kringen, tot in Zuid-Amerika toe. Na WOII zijn die allemaal opgedoekt, behalve de Brusselse afdeling. Het is deze bibliotheek die in 1948 in Antwerpen in het Prentenkabinet is terechtgekomen en uiteindelijk in het FotoMuseum. Een andere belangrijke stap was de aankoop van de collectie magazines van Fritz Grüber, die jarenlang de bekende beurs photokina in Keulen leidde. Zijn verzameling magazines — Life, Vogue, Twen … — heb ik aangevuld met magazines als Vu en SSSR na strojke. Magazines zijn/waren de plaats waar de beeldcultuur stolt en als dusdanig zijn ze minstens even belangrijk voor een goede fotografiebibliotheek als de fotografische vaktijdschriften. Collectievorming doe je niet alleen. Je houdt als museumbibliotheek altijd rekening met het personeel waarvoor je werkt. Gelukkig hadden we hier heel goede wetenschappelijke assistenten die mij van in het begin gestuurd hebben bij de aankopen. Als ik nu zie wat ik toen gekocht heb met hun suggesties, dan ben ik daar eigenlijk heel tevreden over. Het ging vooral over fotoboeken maar daarnaast hebben we ook secundair vakliteratuur over de geschiedenis van de fotografische techniek aangekocht. Dat was op een gegeven moment echt niet zo evident meer. Toen het FotoMuseum in 2004 terug openging was er immers opeens geen enkele camera meer te zien in de vaste collectie. Toch zijn we met de museumbibliotheek dit aspect
interview
Luc Salu: “Paul Otlet en het idee van het Mundaneum en de documentaire Fotografie, dat vind ik fantastisch. Dat is een utopische gedachte. Als ik die grote beeldbanken nu zie die al die beelden monopoliseren, dan denk ik aan de open beeldbank van Otlet.”
wel altijd blijven volgen. Fotografische techniek is immers een breed begrip. Een handboek over portretfotografie is in feite ook fotografische techniek. Dat soort publicaties, nu zeker met de digitale fotografie, zijn verouderd en worden hier afgegeven voor zover ze niet in de kringloopwinkels terechtkomen. Maar een boek over een of andere digitale camera, dat kopen we niet, over een bepaalde tijd zullen we dat wel krijgen toegestopt als schenking. Wat ook opvallend was: ik ben in 1980 van de microfiches en de leesapparaten aan de UIA terug in de kaartenbak terechtgekomen, dat was wel een cultuurschok. Dat heeft geduurd tot 1993 en dan zijn we met Cibis begonnen. In 2004 hebben we dan een conversie gehad naar Brocade van Cipal. En met dat systeem werken we nu nog. Het collectiebeleid van de FoMu-bibliotheek, is dat ooit op papier gezet? Op een heel beperkte manier. De focus lag toch vooral op collectievorming. Qua aankoop hebben we bij de grote verbouwing een enorme daling van het bibliotheekbudget gehad. Wat je in stenen steekt kan je niet in boeken steken. Maar dankzij de huidige directeur Elviera Velghe zitten we nu terug op een aanvaardbaar niveau. Daarnaast lopen de vaste — en soms zeer omvangrijke — schenkingen van Agfa Gevaert. Ik heb me daar jarenlang mee getroost. En tot slot ruilde ik. Ons magazine Extra
is tweetalig; dat was een handig en mooi ruilobject. Maar het collectieboek 5 dat we in 2002 hebben gemaakt en dat heel mooi uitgegeven werd door het Mercatorfonds, was alleen in het Nederlands. Daar was ik niets mee op de internationale ‘ruilmarkt’. Wat ik tekort kwam aan financiële middelen heb ik dus jammer genoeg ook niet altijd via de ruil kunnen goedmaken. Ondertussen merken we dat de tijd snel vooruitgaat en we besluiten het tweede deel van het interview verder te zetten in het café/restaurant van het FotoMuseum, het is per slot van rekening vrijdagavond. Welke aankoop heb je schandalig duur betaald? In 1988 kreeg ik van Agfa Gevaert 100.000 Belgische frank om boeken te kopen bij de fotoboekhandel Photo-Eye in Austin, Texas. Ik kon toen de werken van Edward Rucha 6 voor een prikje kopen en ik heb dat toen niet gedaan. Maar dat is weer geen antwoord op uw vraag. Maar zo moet een goede bibliothecaris zijn: de mensen komen voor iets en je geeft ze iets anders. Ik heb vroeger veel boeken bij De Slegte gekocht en dan kon ik dat bonnetje binnenleveren bij de Vrienden van de Provinciale Musea. Dus toen het boek van Martin Parr en Gerry Badger 7 over het fotoboek is uitgekomen, het absolute standaardwerk voor de verzamelaar, dan was ik toch heimelijk blij om vast te stellen dat ik erg veel boeken die daarin staan uiteindelijk voor zo weinig geld heb kunnen kopen.
META 2013 | 3 |
17
INTERVIEW
Is er een boek dat je al jaren in het oog houdt? Als dat eens op de markt zou komen… Guide, het eerste boek van William Eggleston uit 1976 hebben we niet en dat zouden we graag hebben. Een mooi exemplaar is onlangs nog bij veilinghuis Botterweg in Amsterdam voor 200 euro verkocht maar ik heb het gemist. Dat vind ik spijtig ja. Ga je zulke dingen nu nog in de gaten blijven houden? Ja, natuurlijk. Ik ga een lijst maken van klassieke fotoboeken waarvan ik vind dat we ze bij het FoMu moeten hebben. En ik zal dan wel signaleren wanneer ik iets interessant zie verschijnen op de markt. Stel je voor dat je je bezoekers zou mogen heropvoeden, wat zou je veranderen? Ik zou helemaal niks veranderen. Ik ben over mijn bezoekers altijd erg tevreden geweest. In openbare bibliotheken en universiteitsbibliotheken erger ik me dood als ik zie wat ze daar allemaal naar binnen (mogen) nemen. Maar ik heb dat probleem in feite nooit gehad. Ik heb een luxepubliek gehad en ik ga het absoluut missen. Maar nu kan ik me gaan ergeren in andere bibliotheken.
“Die onbeperktheid van fotografie… dat is filosofie, dat is artistiek, dat is actualiteit, een blik op het verleden, dat is alles.”
Wat was er vroeger niet beter? Ik weet het niet. Ik vind nu alles beter. De kwaliteit van de fotoboeken is de laatste vijf à tien jaar gestegen. Het is niet omdat je een goede fotograaf bent dat je dan ook een goed fotoboek hebt. Nu kunnen de fotografen zelf een aantal exemplaren maken van hun boek. Ze zijn er veel meer bij betrokken. De afgelopen jaren heeft het respect voor het boek een enorme opwaardering gekregen. Het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam organiseert bijvoorbeeld een weekend van het fotoboek. Er is een fotoboekenfestival met een eigen mooie publicatie. Er zijn boeken over fotoboeken waarvan zelfs facsimile-uitgaven worden gemaakt. Wat wil een mens nog meer?
veel beter dan wanneer je dat rolletje zou laten ontwikkelen bij een gewone fotowinkel. Dus kreeg je nogal gemakkelijk het idee dat wat je maakte eigenlijk best goed was. Nu fotografeer ik met een zeer goede compact camera, een Canon Powershot G11. En ik overweeg de aanschaf van een systeemcamera die de mogelijkheid biedt om lenzen te wisselen. Mijn analoge spiegel reflexcamera heb ik niet meer gebruikt na het verdwijnen van de donkere kamer in het museum. Wat ga je doen na je pensionering? Voornamelijk schrijven. Ik heb bijvoorbeeld een klein rubriekje in het FoMu magazine Extra dat ik graag wil behouden. En misschien ga ik ook wat vrijwilligerswerk doen in de sociale sector… Wil je tot slot zelf nog iets kwijt? Graag. Twee zaken. Ten eerste vind ik dat we bij ons zouden moeten streven naar deelname aan de thematische online portal Fotografiebibliotheek 8 uit Nederland. Daar heb je één online interface waar zowel het Nederlands Fotomuseum in zit, de Rijksmuseum Research Library, Foam, de collectie Spaarnestad en nog een aantal anderen. In mijn bijdrage over de FoMubibliotheek in Art Libraries Journal in 2008 9 heb ik hiernaar verwezen. Ten tweede zou ik willen wijzen op het grote belang van goede lokale kunstboekhandels. Van begin 1998 tot eind 2002 was er op het Antwerpse Zuid — in de Kloosterstraat — een schitterende fotoboekhandel gevestigd: de boekhandel BLOWUP van Rik Desaver. Die boekhandel is mee het slachtoffer geworden van de jarenlange sluiting van het FoMu. Iets wat ik altijd zeer heb betreurd. Maar ook kunstboekhandels als Copyright in Antwerpen en Gent zijn in dit verband van groot belang. En toen was het interview afgelopen. Maar niet zijn verhalen. We zijn met zijn drieën dan nog maar iets gaan drinken op het Zuid. Waarbij we hebben getoast op het einde en het begin. > Zie ook Uitzicht p. 48
1 De ‘hel in de Rozier’ verwijst naar de voormalige collectie afzonderlijk geplaatste erotische werken van de Gentse Universiteitsbibliotheek. Ondertussen zijn de normen veranderd en werden deze werken gewoon ondergebracht bij de rest van de depotcollectie [SS]
Welke mensen zijn van invloed geweest op je professionele leven? Hendrik D.L. Vervliet, vanwege zijn focus op samenwerking en vanwege zijn werk als bibliograaf. In 1973 toen ik begon te werken op het UIA was hij net begonnen met het samenstellen van de Annual Bibliography of the History of the Printed Book and Libraries (ABHB). En iemand als Pool Andries, jarenlang hoofd collectie van het FotoMuseum. Ik heb hem dat nooit gezegd, toch niet bij zijn afscheid, maar ik vind wel dat hij mij de eerste jaren op de goede weg heeft gezet.
2 Een beeldbibliotheek in Antwerpen? Een haalbaarheidsstudie uitgaande van de kenniscentra van het MuHKA en het Fotomusuem / Maes, Stijn.- Antwerpen: Universiteit Antwerpen, 2003.- Eindwerk. 3 History of photography: a bibliography of books / Laurent Roosens, Luc Salu.London: Mansell, 1993-99.- 4 dl. 4 Photography and literature: an international bibliography of monographs / Eric Lambrechts, Luc Salu.- London: Mansell, 1992.- In 2003 ook uitgegeven als CD-ROM 5 Het archief van de verbeelding.- Antwerpen: Mercatorfonds, 2002.- 240p.ISBN 90-6153-522-0 6 Deze werken zijn nu bijzonder kostbaar en gegeerd [SS].
Fotografeer je eigenlijk zelf? Ik zal jullie iets vertellen. In het FotoMuseum werkten vroeger verschillende fotografen, in de tijd van de analoge fotografie. We hadden hier een donkere kamer, een labo, een grote studio. Dus het was voldoende om je filmrolletje hier binnen te geven en dan werden de foto’s hier afgedrukt. Die foto’s waren altijd 1 8 | META 2013 | 3
7 The photobook: a history / Martin Parr, Gerry Badger.- London: Phaidon, 2004.2 v. .- ISBN 9780714842851 8 Http://www.fotografiebibliotheek.nl [laats gecontroleerd: 17/03/2013] 9 Salu, Luc. “A library and a bibliography to cope with the torrent of pictures? A glimpse into the Antwerp FotoMuseum”. In: Art Libraries Journal. 33 (2008)3; 25-29
ARTIKEL
De Franstalige openbare bibliotheken in België, een onontgonnen gebied Lutgart Schatteman, OCMW Gent
“Wat weet u over de Franstalige openbare bibliotheken in België?” Meerdere keren heb ik gedurende mijn graduaatsopleiding Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde aan het VSPW Gent die vraag gesteld aan docenten. Steeds kreeg ik als antwoord: “een blinde vlek, een grijze zone.” Diezelfde vraag gaf bij bibliothecarissen werkzaam in een Nederlandstalige bibliotheek als resultaat “een onontgonnen gebied” of “een ander gebied”. De enige manier om meer te weten te komen over de Franstalige openbare bibliotheken was zelf op zoek te gaan naar gegevens en die informatie te verwerken in een eindwerk. De weinige Nederlandstalige informatie die ik vond bestond telkenmale uit een vergelijkende studie van de Franstalige en Nederlandse decreten van 1978. Die waren een heel groot hulpmiddel als eerste kennismaking met de Franstalige o p e nb a r e b i b l i o t h e k e n maar … een stukje gedateerd. Ondertussen hebben het uitvoeringsbesluit van 14 maart 1995 en vooral het decreet van
30 april 2009 plus het uitvoeringsbesluit van 19 juli 2011 het Franstalige bibliotheeklandschap grondig hertekend. Het resultaat van mijn zoektocht heb ik verwerkt in mijn eindwerk. Het doel van dit artikel is om geïnteresseerden wegwijs te maken in het huidige netwerk van de Franstalige openbare bibliotheken, of le Réseau public de la Lecture, en ze in hun context te plaatsen.
WETGEVEND EN CULTUREEL KADER De Franstalige openbare bibliotheken behoren tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap waarvan de
acties zich uitstrekken zowel over het Brusselse als over het Waalse Gewest (uitgezonderd de Duitstalige gemeenten). De Franse Gemeenschap slaat niet op een grondgebied maar op een gemeenschap van Franstaligen gevestigd in het Waals Gewest (de vijf Franstalige provincies), in Brussel of in één van de gemeenten met faciliteiten voor de Franstaligen. Ze omvat ongeveer 4,3 miljoen Franstaligen waarvan 3,4 miljoen (79,1%) in het Waals Gewest en 0,9 miljoen (20,9%) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Franse Gemeenschap noemt zichzelf sinds 25 mei 2011 la Fédération WallonieBruxelles of FWB. Deze benaming is — net zoals de foutief gebruikte Franstalige Gemeenschap — niet opgenomen in de grondwet van België. Op het moment dat het Parlement en de regering van de Franse Gemeenschap overgingen tot
de naamsverandering hebben ze bepaalde regels vastgelegd. Zo is de nieuwe benaming niet van toepassing op wetteksten en andere juridische documenten. Wat alle andere informatie of communicatie betreft, staat men erop dat de benaming en het logo van FWB worden gebruikt. Binnen het departement Cultuur onderscheidt men zes algemene diensten of services généreaux die zich inzetten voor één of meerdere culturele sectoren. Le Service général des Lettres et du Livre — vaak afgekort als SGLL — is de algemene dienst die het steunen van alle actoren die een rol spelen bij het promoten van het boek, van het lezen en van de Franse taal als missie heeft. Om die missie te realiseren heeft ze haar werking verdeeld in vier diensten waaronder Le Service de la Lecture publique (SLP) of de dienst voor de Openbare lectuurvoorziening. De SLP heeft verschillende taken waaronder
META 2013 | 3 |
19
artikel
het ontwikkelen van le Réseau public de la Lecture of het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening. Dit is het netwerk dat bestaat uit openbare bibliotheken die erkend zijn door de Franse Gemeenschap of die een aanvraag tot erkenning hebben ingediend. Naast het erkennen van de openbare bibliotheken staat het SLP eveneens in voor het verlenen van subsidies, het verzekeren van een constante bijscholing van de bibliothecarissen, het informeren via eigen publicaties en het ontwikkelen van bibliotheconomische hulpmiddelen.
DE OPENBARE BIBLIOTHEEK, DEEL VAN LE RÉSEAU PUBLIC DE LA LECTURE Tot voor het decreet van 30 april 2009 kon je het Réseau public de la Lecture of RPL omschrijven als het geheel van alle erkende openbare bibliotheken plus de overheidsdiensten verantwoordelijk voor de opleidingen, de begeleiding en de opmaak van de statistieken binnen de Franse Gemeenschap of plus kortweg de SLP. Dit geheel was vastgelegd binnen het voormalig decreet van 28 februari van 1978, het eerste decreet van de Franse Gemeenschap dat structuur bracht binnen het bibliotheeklandschap. In het decreet van 30 april 2009 wordt het RPL omschreven als volgt: “Het is een gestructureerd en coherent geheel van de operatoren van de service public de la lecture of de openbare leesvoorziening, (…). Het is
een geheel van relaties, uitwisseling en overleg tussen de verschillende operatoren. Het decreet verdeelt de RPL in directe en steunoperatoren.”
Volgens le principe de territorialité heeft de Franse Gemeenschap enkel bevoegdheden binnen het Franse taalgebied. Maar binnen het tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben zowel de
Dit vrij nieuwe decreet dat in werking is getreden op 1 januari 2010, herstructureerde samen met zijn uitvoeringsbesluit van 19 juli 2011, helemaal het RPL. Het decreet stelt als overgangsmaatregel dat de bibliotheken die rechtmatig erkend zijn volgens het decreet van 28 februari 1978 tot 1 januari 2015, van de subsidies genieten volgens het decreet van 28 februari 1978. Dit geeft de bibliotheken vijf jaar de tijd om te worden erkend binnen het nieuwe decreet. Tot op heden vertoont de RPL nog vele kenmerken van de vorige structuur. Op dit ogenblik zitten ze nog in een overgangsfase van de oude structuur naar de nieuwe.
RPL VÓÓR DECREET 2009 Voor de openbare bibliotheken binnen de Franse Gemeenschap, net zoals voor de Vlaamse Gemeenschap, was de toepassing van de Wet Destrée van 17 oktober 1921 het begin van de ontwikkeling van de bibliotheken. Reeds vanaf de jaren vijftig onder het ministerie van Léo Callard was er sprake om de wet Destrée van 1921 te herzien. Het duurde tot 1946 tot de wet werd aangevuld met verbeteringen. Maar dat bleek niet voldoende en de nood aan een nieuwe basistekst stelde zich steeds meer en meer. Vanaf 1964 werd door de Franstalige en Nederlandstalige dienst
“Op dit ogenblik bevinden vele bibliotheken zich nog in een overgangsfase. De oude en nieuwe structuur lopen nog te veel door elkaar.”
2 0 | META 2013 | 3
Brussel: dat beetje anders
Vlaamse Gemeenschap als de Franse Gemeenschap hun bevoegdheden. Het feit dat decreten van toepassing zijn op instellingen en niet op personen hebben ervoor gezorgd dat men in Brussel drie gemeenschapscommissies heeft opgericht. Dit zijn de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) la Commission communautaire Française (Cocof) en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). De GGC is gemachtigd voor die instellingen die tot geen taalgroep behoren, voor het leveren van steun aan gehandicapten, ouderen, kinderen, vreemdelingen en voor de algemene gezondheidszorg. De bevoegdheden van de Cocof zijn uitgebreider dan die van de VGC.
samengewerkt aan een wetsontwerp dat werd voorgelegd aan de Raad van State. Zowel het onderzoek naar de financiële implicaties als de communautaire spanningen beletten dat het aan het parlement kon worden voorgelegd. Met de eerste grondwetsherziening van 24 december 1970 werden de drie cultuurgemeenschappen opgericht. De Cultuurraden van de Nederlandse en de Franse C u l t u u rg e m e e n s c h a p p e n werden geïnstalleerd op 7 december 1971 en kregen de bevoegdheid om wetskrachtige bepalingen te maken voor o.a. culturele aangelegenheden. Hun bevoegdheden waren nog uiterst beperkt. In 1970 werd ook de basis gelegd voor de oprichting van drie gewesten. Het Franstalig ontwerp van de in 1968 opgestelde wettekst werd aangepast en herwerkt tot een ontwerp van een decreet en vervolgens voorgelegd aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State. Die gaf advies op 6 juni 1972. Op basis van een project van zijn voorganger diende Minister Jean-Maurice Dehousse, de toenmalige minister van Cultuur, een nieuw voorstel in dat werd goedgekeurd en leidde tot
het decreet van 28 februari 1978: décret du conseil culturel de la communauté francaise organisant le Service public de la Lecture, M.B. 21/4/1978. Het decreet werd door de Cultuurraad aangenomen op 21 februari 1978, door de Koning bekrachtigd op 28 februari 1978 en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt op 21 april 1978. Het trad in werking op 1 juli 1978. Dit decreet was een hele grote stap in het verdere proces tot het uitgroeien van de openbare bibliotheken tot professionele organisaties. Het was het eerste decreet van de Franse Cultuurgemeenschap dat structuur bracht binnen het bibliotheeklandschap. Een eerste hiërarchie ontwikkelde zich in de volgende tien jaar en die zag er uit als volgt: Op niveau van de gemeenten was er in de eerste plaats de Bibliothèque publique Locale (BL) gevormd door één (of meerdere) bibliothèque locale-pivot (hoofdfiliaal), filiale (filiaal) en dépôt (uitleenpost). Het geheel vormde een netwerk van een plaatselijke openbare bibliotheek binnen een bepaald werkgebied. Wanneer men spreekt over les réseaux de bibliothèques locales, spreekt men over het geheel van de plaatselijke openbare bibliotheken van de Franse Gemeenschap. De andere lokale voorzieningen
artikel
waren de Bibliothèque publique Spéciale (BS) of Speciale Openbare Bibliotheek en de Biblitohèque publique itinérante (BI) of de Reizende Openbare Bibliotheek. Op regionaal vlak had men de Bibliothèque publique Principale (B.Pr). Dit soort bibliotheek is niet terug te vinden in het Nederlandstalig decreet. Zij werd verplicht opgericht vóór 1984 in een gemeente met meer dan 100.000 inwoners of voor een groep van meerdere gemeentes met samen meer dan 120.000 inwoners of voor een bestuurlijk arrondissement. Zij stond in voor de coördinatie van de BL van haar werkgebied en werkte nauw samen met de andere B.Pr’s. Nog op regionaal vlak was er de Bibliothèque publique Centrale (BC) of de Centrale Openbare Bibliotheek met als werkgebied de provincie. Ze organiseerde de plaatselijke en gewestelijke werkzaamheden voor de BL’s en BPr’s. En ten slotte op nationaal niveau was er de Centre de Lecture Publique de la Communauté Française of C.L.P.C.F. (op 1 januari 2009 hervormd tot SLP) met als werkgebied de Franse Gemeenschap en belast met de coördinatie van het openbaar bibliotheekwerk. Met de wet van 8 augustus 1980 vond de tweede staatshervorming plaats. De cultuurgemeenschappen werden kortweg de gemeenschappen omdat de gemeenschappen zich naast de culturele aangelegenheden ook bogen over de persoonsgebonden materies, namelijk de gezondheid en de sociale bijstand. De drie gemeenschappen heetten vanaf 1980 de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap, elk met hun eigen parlement en regering. Tijdens de derde staatshervorming in 1988-1989 kreeg het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vorm. Het verwierf daarenboven (net zoals de andere twee
gewesten) eigen instellingen en meer bepaald een parlement en een regering. Met het besluit van 14 maart 1995 legde de regering normen vast op gebied van het aantal inschrijvingen, ontleningen, beschikbare boeken, openingsuren, enz. evenals de minimale opleidingen voor het technisch en leidinggevend personeel opdat een bibliotheek zou kunnen worden gesubsidieerd. De lokale openbare bibliotheken werden geclassificeerd in categorie A, B en C. Dit was op basis van de structuur van het netwerk; de toegang tot ruimtes, diensten en collecties; de aankooppolitiek; de analyse van de aanvragen; leesontwikkelingsplan; de middelen tot het vereenvoudigen van het zoeken van informatie; het personeelskader plus de mate van de bijscholing van het gesubsidieerd personeel met een bibliotheekvorming.
RPL NA HET DECREET VAN 30 JUNI 2009 Tussen 1978 en 2009 is er heel veel veranderd op gebied van openbare lectuurvoorziening, mede door de komst van internet en de grotere vorm van professionaliteit. Het decreet van 2009 stelt vooral de leesvaardigheid en de taalontwikkeling in al haar vormen centraal. Het stimuleert alle mogelijke initiatieven die ervoor zorgen dat de bibliotheken op de meest efficiënte manier hun missie kunnen volbrengen: permanente toegang tot de geschreven taal, de lectuur en kennis. Het decreet wil dat de RPL zijn doelstellingen spiegelt aan de huidige noden en ontwikkelingen. Directe en steunoperatoren Een nieuwe structuur van de RPL wordt door het decreet vastgelegd. Het onderscheidt binnen het netwerk twee soorten erkende operatoren, namelijk opérateur direct of directe (rechtstreekse) operator en opérateur d’appui of steunoperator. Met de directe
operator bedoelt men die bibliotheken die de bevolking rechtstreeks bedienen. Er worden drie types directe operatoren erkend binnen het decreet: een bibliothèque locale (plaatselijke bibliotheek), een bibliothèque itinérante (reizende bibliotheek) en een bibliothèque spéciale (speciale bibliotheek). De steunoperator wordt in het decreet van 2009 omschreven als volgt: “Het is een operator van de RPL die zijn diensten verleent aan de directe operatoren. Deze steunoperator oefent zijn activiteiten uit ten gunste van de erkende directe operatoren en van het geheel van het RPL. Hij is een tweedelijns operator die de directe operatoren helpt bij het verwezenlijken van hun opdrachten. Hij helpt de inrichtende machten van de bibliotheken die een erkenning als directe operator wensen te bekomen krachtens dit decreet.” In praktijk zijn er twee soorten steunoperatoren. De eerste is de vroegere centrale bibliotheek. De Bibliothèque publique Centrale (BC) of Centrale Openbare Bibliotheek assisteert de openbare bibliotheken binnen een provinciaal werkgebied of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In het nieuwe decreet wordt zij bestempeld als een steunoperator. Er wordt één steunoperator per provincie en één voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkend. Zij moeten de directe operatoren helpen bij o.m. het organiseren van gemeenschappelijke diensten. Zij worden omschreven als de steunoperatoren die de directe operatoren bedienen binnen een provincie of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit om een onderscheid te maken met de steunoperator SGLL die werkzaam is voor de gehele Franse Gemeenschap. Om die bediening mogelijk te maken moeten ze de doelstellingen, zoals bepaald in het decreet van 30 juni 2009,
opnemen in hun ontwikkelingsplan en ook verwezenlijken. Die doelstellingen zijn o.m. een collectieve catalogus creëren en beheren waarin de collecties van de directe operatoren van hun werkgebied zijn opgenomen en zorgen voor een regelmatige update van deze catalogus, het gemeenschappelijk gebruik van documentaire bronnen mogelijk maken, het creëren van partnerschappen, het organiseren van een regelmatig overleg tussen de directe operatoren onderling en tussen de operatoren en de partners, het beheersbeleid van de collecties coördineren, ook op gebied van het aanschaf- en het afvoerbeleid. Ten slotte nog het verlenen van pedagogische en logistieke hulp aan de directe operatoren bij het ontwikkelen en realiseren van hun ontwikkelingsplan. En … de deelname aan één groot portaal, het collectief ontsluiten plus het ondersteunen van de vooropgestelde standaarden om uitwisseling van bestanden mogelijk te maken. De tweede soort steunoperator zijn de overheidsdiensten die werken voor de gehele Franse Gemeenschap. Zij zijn verantwoordelijk voor de opleidingen, de begeleiding en de opmaak van de statistieken. Met die overheidsdiensten bedoelt men de SGLL. In de praktijk gaat het echter om de SLP die eigenlijk het meest fungeert als steunoperator. Maar het feit dat SGLL wordt aangeduid als steunoperator geeft de andere diensten die onder SGLL vallen, de kans om een rol te spelen in de openbare lectuurvoorziening. Ten slotte moet de SGLL als steunoperator ook de synergieën tussen de verschillende steunoperatoren organiseren om te komen tot een coördinatie van de gemeenschappelijke en gezamenlijke opdrachten. Één van de grote verschillen met de situatie vóór het decreet van 2009 is dat de bibliothèque principale verdwijnt in zijn huidige
META 2013 | 3 |
21
artikel
De professionele bibliotheekverenigingen De F.I.B.B.C. en de A.P.B.D. zijn de twee erkende professionele bibliotheekverenigingen. Het F.I.B.B.C. staat voor La Fédération Interdiocésaine des Bibliothécaires et Bibliothèques Catholiques of de interdiocesane federatie van katholieke bibliotheken en bibliothecarissen. Het A.P.B.D. staat voor 2 2 | META 2013 | 3
Op niveau van de Franse Gemeenschap
Partners Éé n va n d e f u n d a m e n tele zwaartepunten van het decreet is het samenwerken van de bibliotheken met de andere sociale en culturele sectoren door het ontwikkelen van synergieën. Dit zowel met culturele centra, instellingen die werken rond alfabetisering, jeugdhuizen, met de OCMW’s als met de scholen. Het voorziet heel uitdrukkelijk de integratie van de rol van de partners van de bibliotheken in het ontwikkelingsplan. Het decreet verplicht om een Conseil de développement de la lecture (een
ontwikkelingsraad van de openbare lectuurvoorziening) te vormen waarin al de betrokken sociale, opvoedkundige en culturele actoren in vertegenwoordigd zijn. Deze raad zou kunnen afgeleid worden van de Culturele raad, de beheersraad van de culturele centra.
HET RPL IN BEELD (* zie fig. 1 Réseau public de la Lecture vóór het decreet van 30 april 2009) De structuur van het RPL was voor het decreet van 30 april 2009 een hiërarchische structuur. Hier ging het meer om operatoren waarvan de werking vrij geïsoleerd was en die enkel via een decreet met elkaar verbonden waren. Hier sprak men dan ook eerder over een Réseau de la Lecture publique.
Service de la lecture publique
Coördinatie, onderzoek, promotie, ondersteuning, perfectionering
{
Op niveau van de provincies
Op niveau van de arrondissementen
(voor blinden en slechtzienden)
assistentie
18 bibliothéques principales
Op niveau van de gemeenten
4 bibliothéques spéciales
6 bibliothéques centrales
assistentie
141 réseaux de bibliothéques locales
Haar vroegere dienstverlening ten opzichte van de oorspronkelijke locale bibliotheken blijft enigszins bestaan. Die diensten bestonden uit: minstens eenmaal een overleg organiseren met de locale openbare bibliotheken, het ondersteunen van promotieen leescampagnes in samenwerking met de SLP, de deelname aan IBL op gemeentelijk niveau, helpen bij de aankoop van collecties van de locale bibliotheken van het werkgebied, overmaken van catalografische gegevens, helpen bij het wieden van collecties, … Zij wordt binnen het decreet beschouwd als een plaatselijke directe operator.
de Franse Gemeenschap die hen recht geeft op een subsidie van 40.000 euro mits ze aan een aantal voorwaarden voldoen.
De collectie van deze bibliotheken moet volgens het decreet aan hogere eisen voldoen dan de andere lokale bibliotheken. Dit betekent minstens één document per inwoner van zijn eigen gemeente en de collectie moet alle klassen van de UDC-classificatie omvatten. De collecties worden ter beschikking gesteld van andere bibliotheken en gebruikers binnen het arrondissement. De aankoop van de collecties van de BE staat dus in functie van de noden van de locale bibliotheken. Ze waken erover dat de collectie alle domeinen omhelst.
L’Association Professionnelle des Bibliothécaires et Documentalistes of de professionele vereniging voor bibliothecarissen en documentalisten, een vzw opgericht in 1975. Deze organisaties zijn erkend binnen het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector. Zij vallen binnen het decreet van 2009 onder de noemer van erkende representatieve organisaties van bibliothecarissen en bibliotheken. Om erkend te worden door de Franse Gemeenschap moeten ze een plan indienen waarin hun werkings- en programmatiedoelstellingen zijn opgenomen conform de bepalingen binnen het decreet. Zij sluiten een vijfjarige programmaovereenkomst met
IBL, uitwerking gemeenschappelijke catalogus, …
vorm. Er wordt een bibliotheek gecreëerd met een heel speciaal statuut: een bibliothèque locale encyclopédique à vocation régionale (plaatselijke encyclopedische bibliotheek met een regionale bestemming) of kortweg bibliothèque encyclopédique (BE).
hulp
Samenwerking, gemeenschappeljke catalogus, unieke lezerskaart
146 Bib pivots
158 Bib filiales
146 Bib dépôts
Totaal 533 bibliothéques locales
Fig. 1. Réseau public de la Lecture vóór het decreet van 30 april 2009.
7 bibliothéques itinérantes publiques (bestaat uit 13 bibliobussen die vooral de landelijke gebieden bedienen die niet worden bediend door een vaste bibliotheek)
artikel
Noot: De structuur is overgenomen uit het artikel Les bibliothèques publiques en pleine mutation ? in Faits & Gestes,. Enkele benamingen werden omgezet in het Nederlands. Het heeft de situatie terug van de RPL in 2004. Het artikel is online te vinden op http://www.faitsetgestes. cfwb.be/anciens_annees2. asp#retour, bij publications 2006.- Geraadpleegd op 11 december 2012. (*zie fig. 2 Réseau public de la Lecture na het decreet van 30 april 2009) In het nieuwe decreet wordt het accent meer gelegd op de relaties en partnerschappen die worden ontwikkeld door de verschillende operatoren en legt die ook vast als erkenningsvoorwaarden
P
binnen het ontwikkelingsplan. Het gaat nu om een netwerk dat bibliotheken en anderen die begaan zijn met lezen binnen eenzelfde werkgebied met elkaar verbindt. Elke centrale bibliotheek is een steunoperator verbonden met andere bibliotheken of directe operatoren binnen de provincie. Wie met wie verbonden is, is gebaseerd op de types erkende bibliotheken per provincie. Bijv. in de provincie Luik heb je de Centrale bibliotheek als steunoperator, een bibliothèque itinérante, bibliothèque spéciale, bibliothèque encyclopédique en een réseau de bibliothèques locales als de directe operatoren. In het midden staat SGLL maar eigenlijk is het vooral de SPL die de ondersteunende operator is. De twee
Noot: Deze voorstelling is een eigen interpretatie van de RPL volgens het decreet van 30 april 2009. Deze is tot stand gekomen met hulp van Natacha Wallez, praktijkleerkracht aan het IESSID, en Véronique Leroy, juridisch medewerker binnen de SLP.
P(artner)
RL Directe operator: Bibliothèque Itinérante
Steunoperator: Centrale bibliotheek Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
Steunoperator: Centrale bibliotheek van Namen
Steunoperator: Centrale bibliotheek van Waals-Brabant
RL
SGLL met Service de la Lecture Publique: Administratie en Steunoperator
RL A.P.B.D..
Steunoperator: Centrale bibliotheek van Luxemburg
Steunoperator: Centrale bibliotheek van Henegouwen
RL
BE
CONCLUSIE Het is duidelijk dat het decreet van 30 april 2009 het gehele RPL door elkaar heeft geschud. Waar het vroeger een meer hiërarchische structuur had, ligt nu het accent meer op de samenwerking tussen de verschillende soorten bibliotheken. De bibliotheken worden vanaf heden aangeduid als directe en steunoperatoren. Het probleem is dat die nieuwe structuur wel terug te vinden is in de artikels van het nieuwe decreet en zijn uitvoeringsbesluit van 19 juli 2011 maar dat het nog maar weinig zichtbaar is. Op dit ogenblik bevinden vele bibliotheken zich nog in een overgangsfase. De oude en nieuwe structuur lopen nog te veel door elkaar. De informatie op de eigen site van de Franstalige openbare bibliotheken, www. b i b l i o t h e q u e s . be, is nog niet aangepast aan de nieuwe situatie. Allemaal zaken die tegen eind 2014, het einde van de overgangsfase van het oude decreet van 1978 naar het nieuwe decreet, zouden moeten geïmplementeerd zijn.
➨
➨
F.I.B.B.C.
BI
➨
➨
Directe operator: Bibliothèque Spéciale (BS)
BS
➨
Steunoperator: Centrale bibliotheek van Luik
Directe operator: Bibliothèque collection Encyclopédique (BE)
BE
➨
Directe operator: Réseaux de bibliothèques Locales (RL)
P
professionele bibliotheekverenigingen, F.I.B.B.C. en A.P.B.D. bevinden zich ook in het kader. Niet zozeer omdat ze operatoren zijn in de strikte zin maar wel omwille van hun belang voor de gehele werking van de bibliotheken. Om het belang aan te tonen van de partners werden ze aan de presentatie toegevoegd, weliswaar buiten het kader omdat ze geen operator zijn van de RPL.
BI BE
BI
RL
BE
P
P P P
Fig. 2. Réseau public de la Lecture na het decreet van 30 april 2009.
META 2013 | 3 |
23
signalement
Op dinsdag 12 maart vond de Algemene Ledenvergadering van de VVBAD plaats. Wie de sneeuw trotseerde en het geluk had om tot in de Koninklijke Bibliotheek te geraken kon er niet alleen genieten van een warme kop koffie of thee maar kon nog deelnemen aan de open bestuursvergaderingen van de sectie Openbare Bibliotheken en Hogeschoolbibliotheken. De door OKBV geplande rondleiding in het stadsarchief van Brussel werd opengesteld voor alle geïnteresseerden. Een editie die we niet snel zullen vergeten!
2 4 | META 2013 | 3
signalement
META 2013 | 3 |
25
etalage
Themagroep Industriële Wetenschappen en technologie Deze maand belichten we in Etalage één van de themagroepen van de sectie Hogeschoolbibliotheken van de VVBAD. Deze themagroepen waren vroeger ondergebracht bij het Vlaams Verbond Katholiek Hoger Onderwijs (VVKHO) en nu dus bij de VVBAD. Coördinator Sissi Loostermans stelt de themagroep voor. Wat is de geschiedenis van jullie themagroep? Op initiatief van Ria Molemans, toenmalige bibliothecaris van KIHL, kwamen in 1983 de bibliothecarissen van de Katholieke Industriële Hogescholen (HOLT) voor de eerste keer samen. Na enkele jaren sloten ook de bibliothecarissen van de hogescholen met een technische opleiding HOKT inclusief architectuur, aan. Wegens het belang van de vergadering mochten de grotendeels eenpersoonsbibliotheken uitzonderlijk gesloten worden. In de beginjaren was de werkgroep enkel voor bibliothecarissen van hogescholen aangesloten bij het VVKHO. Daar er ook veel interesse was van bibliothecarissen van andere hogescholen, werd in het vergaderlokaal van de VVBAD een eerste vergadering gepland voor geïnteresseerden van alle hogescholen. Wegens verschuiving van de kernopdrachten van het VVKHO en de vraag van de werkgroepen te laten voortbestaan, werd de vroegere VVKHOwerkgroep IWT een VVBAD-themagroep IWT. Ook de universiteiten worden uitgenodigd voor de vergaderingen. Wat is jullie opdracht en hoe vullen jullie die in? Iedereen die werkt in een IWT-bibliotheek in het hoger onderwijs is welkom op de vergadering. De bedoeling is door het jaarlijks samenbrengen van IWTbibliothecarissen informatie en best practices en uit te wisselen. De bibliothecarissen met een interesse voor IWT leren elkaar en elkaars bibliotheekwerking beter kennen. Elk jaar wordt een stand van zaken over de IWT-bibliotheken 2 6 | META 2013 | 3
Op de foto v.l.n.r.: Hilde De Decker (KdG), Myriam Trippas (KHLim), Ariane Tierssoone (Artesis), Sissi Loostermans (KdG, coördinator themagroep IWT), Lizzy Pollaert (Thomas More), Gerda Devry (Thomas More), Ben Verloy (Thomas More), Barbara De Mild (HUB-KAHO), Anke Jacobs (UA), Patrick Vandegehuchte (KHBO), Myriam Lemmens (PHL), Anne Serlet (KATHO), Magda Defever (Luca) en Bruno Bevernaegie (HoGent, campus Schoonmeersen). Niet op de foto: Eddy Achten (XIOS), Els Mertens (Thomas More), Erika Meel (HUB), Han Jacobs (HZS), Francine Vanderick (KdG) en Hilde Vercruysse (Artevelde).
gegeven. Nieuwe collega’s worden voorgesteld en krijgen de kans actief lid te worden van de themagroep. Specifieke IWT-onderwerpen zoals o.m. normen, IWT-databanken enz. worden besproken. Elk jaar worden we door een andere hogeschool uitgenodigd. De gastheer/ vrouw zorgt voor het onthaal, het middagmaal en het verslag. Het bezoek aan de bibliotheek is een belangrijk deel van de dag. Welke ambities willen jullie als team nog graag verwezenlijken? De integratie van de academische opleidingen en het samen gebruikmaken van hogeschool- en universiteitsstudenten en -personeelsleden van eenzelfde IWTbibliotheek is een grote uitdaging. Voor
iedereen is het optimaliseren van de werking naar IWT-studenten, docenten en onderzoekers een prioriteit. Hoe meet je de impact van jullie werk? De jaarlijkse vergadering zorgt voor nieuwe ideeën die in de IWT-bibliotheken worden geïmplementeerd. Door de jarenlange samenwerking is de uitwisseling van specifieke IWT-informatie optimaal en kan openlijk over allerlei onderwerpen gesproken worden met IWT-collega’s. Hoe zou je de teamspirit omschrijven? De hechte samenwerking, de fijne sfeer en het enthousiasme van de aanwezigen zorgt elk jaar weer voor een goed gevoel.
inzet
Pierre Delsaerdt:
“De sector is sterk geprofessionaliseerd: men werkt bewuster en beleidsmatiger” Hoe ben je in de bibliotheek/archiefsector beland? Als pas afgestudeerd historicus kon ik in 1985 werken aan een repertorium van politieke publicaties in België 1780–1800. Zo leerde ik bibliotheken (meer bepaald de Leuvense) ook van binnenuit kennen. Het is in die context, en door de samenwerking met prof. Jan Roegiers, dat mijn belangstelling voor het oude boek gegroeid is. Bovendien kom ik uit een familie waar boeken en literatuur een belangrijke rol speelden. Na enkele tijdelijke projecten ging ik in 1991 aan het werk in de Centrale Bibliotheek van de UFSIA. Ik was er verantwoordelijk voor het archief en de historische collecties en ging stilaan ook meedraaien op beleidsniveau. Van mij werd toen verwacht dat ik de opleiding Informatie- en Bibliotheekwetenschap zou volgen. Dat heb ik me nadien nooit beklaagd. In hoeverre hebben je vorige werkervaringen je voorbereid op je huidige job? Uit mijn voorbije loopbaan beschouw ik vooral mijn betrokkenheid bij het beleid van de UFSIA-bibliotheek als een nuttige voorbereiding op mijn huidige verantwoordelijkheden. Van prof. Ludo Simons leerde ik onder vele dingen meer dat het ook in bibliotheken vooral op mensen aankomt. Sinds 2004 ben ik ook betrokken bij de opleiding Informatie- en Bibliotheekwetenschap, o.m. als titularis van een inleidend vak waarin ik de studenten laat kennismaken met de brede bibliotheeksector. Het verplicht me om na te denken over de essentie en de toekomst van het bibliotheekvak, en om mijn blik te verbreden, over de schotten tussen verschillende bibliotheektypes heen. Tot mijn voornaamste taken aan de KU Leuven behoort de verdere uitbouw van haar Centrale Bibliotheek als erfgoedbibliotheek; laat dat nu net een onderwerp zijn waarover ik lesgeef, en waarover ik vaak boeiende gesprekken heb met de collega’s van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek.
Hoe heb je de BAD-sector zien evolueren? De sector is sterk geprofessionaliseerd: men werkt bewuster en beleidsmatiger.
“Van prof. Ludo Simons leerde ik onder vele dingen meer dat het ook in bibliotheken vooral op mensen aankomt.”
Pierre Delsaerdt is hoofd van de Centrale Bibliotheek, Universiteitsarchief en Kunstpatrimonium van de KU Leuven. Hij is ook hoogleraar aan de universiteiten van Leuven en Antwerpen en voorzitter van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek. Hij doceert en publiceert over de geschiedenis van boek, bibliotheek en bibliofilie, en
Ook de vervrouwelijking van het bibliotheekwezen heeft zich sterk doorgezet: in de raad van bestuur van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek zetelen 2 mannen en 5 vrouwen. Jammer genoeg bleven andere aspecten van het bibliotheekwezen in Vlaanderen ongewijzigd. In de sector van de erfgoedbibliotheken blijven vaststellingen uit de jaren tachtig nog steeds actueel: onvoldoende middelen voor basale taken als ontsluiting en preservering/conservering; een nationale bibliotheek die voor ergernis blijft zorgen en waarvoor de overheid en de politiek geen belangstelling hebben; het blijvendkwetsbare karakter van de bibliotheekopleidingen ondanks een reeds lang bewezen belangstelling en behoefte... En er zijn nieuwe noden bijgekomen. Door de verdere ontkerkelijking van de maatschappij is het probleem van de herbestemming van kerkelijke bibliotheken acuut aan het worden. De enige structurele opleiding voor conservatoren-restauratoren van boek en papier is recent ter ziele gegaan. En digitalisering is vooralsnog het toverwoord van de 21e eeuw, maar het blijft wachten op een overkoepelende visie van de overheid. De vrees is gerechtvaardigd dat de digitalisering van het geschreven patrimonium minder belangrijk wordt gevonden dan die van het audiovisuele erfgoed. En, ten slotte, hoe bevalt je nieuwe baan je? Ik heb heel graag gewerkt binnen de kleine ploeg van Informatieen Bibliotheekwetenschap aan de Universiteit Antwerpen, zeker na de hervorming van het curriculum in 2009. En ik blijf het heel zinvol en prettig vinden om nieuwe generaties studenten op te leiden tot verantwoordelijke functies in het breed gedefinieerde bibliotheekveld. Dat ik dit voortaan kan combineren met het management van een van de voornaamste bibliotheken van het land, beschouw ik als een groot voorrecht.
over het beheer van documentair erfgoed.
META 2013 | 3 |
27
Over de grens
De Folger Shakespeare Library in Washington DC Dr. Goran Proot, Andrew W. Mellon Curator of Rare Books
In het hart van de Amerikaanse hoofdstad, aan de overkant van de Library of Congress en slechts op een steenworp van het capitool, ligt één van ’s werelds belangrijkste renaissancebibliotheken: de Folger Shakespeare Library. De Belg Goran Proot trad er vorig jaar in dienst en hij laat ons kennis maken met deze bijzondere bibliotheek.
Ze is ook de derde grootste bibliotheek voor het vroegmoderne Engelse boek. Verder bevatten de magazijnen ruim 35.000 zogenaamde continentale drukken uit onder andere Italië, Duitsland, Frankrijk en de Lage Landen, naast duizenden pamfletten en Mazarinades. De nadruk ligt op de 16e en 17e eeuw; werken van na 1714 worden niet systematisch verzameld. Behalve literatuur — uiteraard — ligt de nadruk op wat de renaissance heeft gevormd en de periode daarna heeft bepaald: de ontdekkingsreizen, uitvindingen, ontwikkelingen op De naam van de bibliotheek verwijst ener- wetenschappelijk, cultureel, politiek en zijds naar haar oprichters, het echtpaar religieus gebied. Sinds de verwerving van Henry Clay en Emily Folger, en anderzijds de collectie van Emanuel Stickelberger in naar the Bard of Avon, wiens werken door 1977 vormt het protestantisme één van de de Folgers decennia lang gepassioneerd vele zwaartepunten. 2 werden verzameld. Samen met de collectie groeide ook het idee om een heuse Terloops vermelden we hier dat de Folger bibliotheek te bouwen en open te stellen ook nog vele tienduizenden handschrifvoor het publiek. Op 23 april 1932 — niet ten (vooral Engelse), talloze kunstwerken geheel toevallig Shakespeares sterfdag — (vooral prenten, maar ook schilderijen en werd het gebouw met de mooie witte art- artefacten) en efemera (vooral toneelafdecogevel plechtig ingehuldigd in aanwe- fiches en -programma’s) bezit, materiaal zigheid van president Herbert Hoover en waarvoor mijn collega’s curatoren zorg vele andere hoogwaardigheidsbekleders. dragen.
Een schitterende renaissancebibliotheek Een jaar geleden trad ik er in dienst als Andrew W. Mellon Curator of Rare Books en in die rol ben ik verantwoordelijk voor de ruim 125.000 oude drukken. De vroegste kern bestaat uit ‘Shakespeareana’ en alles wat daarmee verband houdt. Naast de vele unica op dit gebied vormen de 82 exemplaren van de first folio — de eerste uitgave van het toneelwerk van Shakespeare in folio-formaat (1623) — beslist de parel aan de kroon. De Folgers verzamelden echter niet alleen alle mogelijke edities van Shakespeares werk, maar ook alle werken waaruit hij mogelijk geput kon hebben én alle denkbare materiaal dat in de meeste brede zin een getuige vormt van de tijd waarin hij leefde. 1 Het zou echter een grove vergissing zijn om te denken dat de collectie zich daartoe beperkt. Niet alleen is de bibliotheek sinds haar oprichting de belangrijkste plek ter wereld voor Shakespeare-onderzoek. 2 8 | META 2013 | 3
Building on strength De strategie voor collectievorming is er een van aanvullen en verdiepen van het bezit. Uitmunten in datgene waarin we reeds goed zijn is ook de leidraad van de hele organisatie en daarbij staat de vraag centraal hoe we de collecties optimaal kunnen bewaren, ontsluiten en onderzoeken. Onderzoekers, hier steevast readers genoemd, moeten geloofsbrieven voorleggen om hier te kunnen werken, maar nadat de formaliteiten zijn vervuld wordt er alles aan gedaan om hen te helpen. Als Curator of Rare Books staat mijn deur altijd voor hen open. Naast het aanvullen van de collectie en het helpen van lezers overleg ik op dagelijkse basis met de conservatoren hoe we de collectie in zijn geheel en specifieke objecten daarbinnen beter kunnen preserveren of moeten conserveren. Samen met de afdeling catalografie ontwikkelen we strategieën om de online catalogus (genaamd Hamnet) te verbeteren. 3 Op dit ogenblik is met een project begonnen om
het boekenbezit dat voorlopig enkel via steekkaartencatalogi beschikbaar is te digitaliseren en elektronisch doorzoekbaar te maken. Het gaat naar schatting om ca. 35.000 beschrijvingen die in de loop van 2013 online komen. In overleg met de fotografieafdeling worden kwetsbare, belangrijke of unieke documenten duurzaam gedigitaliseerd en via Luna beschikbaar gesteld. 4 Sinds juni 2012 werd de Folger Luna-omgeving sterk uitgebreid met de Folger Bindings Image Collection, die intussen 3500 afbeeldingen telt en nog elke week wordt aangevuld. Het betreft een beeldenbank van bijzondere boekbanden met gedetailleerde beschrijvingen die bedoeld is als onderzoeksinstrument. De databank zal in de zomer van 2013 het voorwerp vormen een internationaal congres over boekbandenonderzoek. 5 Als Curator of Rare Books ben ik nauw betrokken bij een aantal ambitieuze projecten, zoals een driejarig project om de beschrijvingen van alle Shakespeareana verder op punt te stellen, of zoals het British Book Illustrations-project. Dat heeft als doel 10.000 illustraties en afbeeldingen uit het vroegmoderne Engelse boek te digitaliseren, systematisch doorzoekbaar te maken en online beschikbaar te maken tegen 2015. Wegens haar uitstekende reputatie is de Folger een gegeerde plek voor stagiairs, waarvan ik er momenteel twee onder mijn hoede heb. Samen met hen brengen we de Vlaamse vroegmoderne drukken in kaart en voegen exemplaren en edities toe aan de Short Title Catalogus Vlaanderen. De eerste resultaten van dat werk zijn veelbelovend en kenschetsend voor de instelling. Niet alleen bezit ze een heel fijne selectie van de meest vooraanstaande uitgaven, maar daarenboven treffen we hier vele tientallen edities aan die nog niet in een van de reeds verwerkte collecties zitten! 6 Over deze en andere vondsten rapporteer ik regelmatig via een blog genaamd The Collation. A gathering of scholarship from the Folger Shakespeare Library. 7 Het is een van de vele hedendaagse instrumenten waarmee de Folger met haar publiek communiceert. 8
over de grens
Foto boven: Noordelijke gevel van de Folger Shakespeare Library met bas-reliëfs van de hand van John Gregory onder de grote ramen van de tentoonstellingshal. Foto Julie Ainsworth. Foto onder: Interieur van de oude leeszaal van de Folger Shakespeare Library met enkele First Folio’s op de voorgrond. Foto Julie Ainsworth.
1 Cf. Esther Ferington (ed.), Infinite variety. Exploring the Folger Shakespeare Library, Washington, DC, 2003, p. 12. 2 Zie de catalogus van deze collectie, Reformation. Katalog der Sammlung Emanuel Stickelberger für die Folger Shakespeare Library, Washington, DC. Basel: Haus der Bücher, 1977. 3 De online catalogus Hamnet is raadpleegbaar op: http://shakespeare.folger. edu/. 4 Zie http://luna.folger.edu/. 5 Op donderdag 15 en vrijdag 16 augustus 2013 vindt in de Folger Shakespeare Library het internationale congres plaats getiteld New bownde? 6 Zie http://anet.ua.ac.be/desktop/stcv/, en zoek met de index “plaatskenmerk” naar “Folger”. 7 Zie http://collation.folger.edu. 8 Er bestaat ook een Flickr-groep waarmee onderzoekers aangemoedigd worden om eigen foto’s van Folger-bezit te delen, zie http://www.flicker.com/groups/ folgercollectionbyfolgerreaders/. Daarnaast zijn verschillende collega’s actief via Twitter, zie onder andere @FolgerLibrary en @FolgerResearch.
Thee en onderzoek Elke dag om drie uur staat de thee klaar in de tea room. Readers en personeelsleden van alle afdelingen komen dan samen voor een babbel bij thee met koekjes. Tea time is een van die tradities die de Folger zo bijzonder maken. Het wordt gezegd dat de interessantste artikels en boeken hun oorsprong vinden tijdens dit dagelijkse ritueel, wanneer onderzoekers van divers pluimage elkaar toevallig vinden en over een kopje thee honderduit over hun vondsten vertellen. Vele stafleden zijn ook op de een of andere manier actief bij onderzoek betrokken en dat wordt door het management sterk aangemoedigd. Wie een doctoraat heeft behaald heeft jaarlijks recht op een maand onderzoeksverlof en deelname aan congressen, workshops en seminaries wordt gestimuleerd. De Folger zendt verschillende personeelsleden uit naar boekhistorische opleidingen om er les te geven, zoals Rare Book School in Charlottesville, Virginia. Ook ter plekke vinden vele seminaries plaats die vaak met uniek of bijzonder materiaal uit de eigen collecties worden gestoffeerd. U begrijpt het: de Folger is een bijzondere bibliotheek — maar nog zoveel meer dan dat. Wie haar eens ontdekt heeft, komt er graag terug.
META 2013 | 3 |
29
Trend
Post-publishing peer review: snelle transparante wetenschapsevaluatie Jan Haspeslagh, Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)
Het huidige evaluatiesysteem voor wetenschappelijke literatuur gaat meer en meer voorbij aan de evoluties binnen en noden van de internationale onderzoekswereld. Sinds een decennium echter wordt er stevig ingezet op het zo veel mogelijk publiceren in een openaccessomgeving, en deze acties hebben op hun beurt geleid tot een nieuwe kijk op het review proces: post-publishing peer review (P-PPR). Essentieel bij deze vorm van evalueren is dat ze gebeurt ná publicatie van het manuscript, èn zich volledig op het publieke forum afspeelt. De voordelen? Publicatie, communicatie en evaluatie gebeuren zeer snel en transparant. Het klassieke, gesloten en trage peerreview model van de laatste 50 jaar heeft alle andere evaluatiemechanismes volledig verdrongen, en is tot een onvermijdelijke, maar gebrekkige standaard uitgegroeid. Internet en de globale digitale communicatieruimte hebben deze patstelling gelukkig opengebroken. De ontwikkeling van openaccessplatformen voor wetenschappelijk publiceren (open tijdschriften en institutionele archieven) leveren daarbij dé voorwaarde en mogelijkheid tot succesvolle post-publishing peer review. Een artikel kan daar onmiddellijk en open geplaatst worden, en om het even welke wetenschapper kan kritieken posten op deze ‘discussion papers’. Zowel originele publicatie als de reviews worden behandeld als gepubliceerde en dus citeerbare entiteiten. Het oorspronkelijk artikel wordt op die manier aangepast tot een ‘final revised paper’. Dit volledige reviewproces wordt permanent publiek gearchiveerd, zodat de historiek van deze wetenschappelijke discussie en kennisvorming — zoals 350 jaar geleden al — raadpleegbaar blijft. Net zoals de Citation Index van Web of Science vooral geadopteerd werd in de natuur-, levens- en toegepaste wetenschappen, lijkt de aandacht voor postpublication peer review zich ook in diezelfde disciplines te manifesteren. Het zou nu al nuttig zijn de verspreiding van 3 0 | META 2013 | 3
P-PPR over de verschillende onderzoeksdomeinen te kunnen meten en analyseren, maar wellicht is het daarvoor nog een beetje te vroeg. Ondertussen zien we — vanuit een zeer onwetenschappelijke empirische vaststelling — dat P-PPR in domeinen als fysica, wiskunde, computerwetenschappen, biologie, geneeskunde en multidisciplinaire takken zoals mariene wetenschappen zeer snel en sterk opgang maakt. Het bekendste platform vandaag is wellicht Faculty of 1000 (http://f1000.com/prime), een vereniging van topwetenschappers die
Reeds in 1665, in het allereerste nummer van de Philosophical Transactions, wordt gewezen op het grote belang van heldere en open communicatie over wetenschap en onderzoek.
onder andere een openaccesstijdschrift beheert: F1000Research. Dit voorbeeld van een typisch artikel hieruit (f1000r.
es/VGezmS) doorloopt dan een aantal stappen: de paper van Fathy et al. wordt in een eerste versie gepubliceerd op 26 oktober 2012. Vijf dagen later wordt het artikel — weliswaar met kritische noten — geaccepteerd als ‘good science’ wat betekent dat de wetenschappelijke methodes voor het beschreven onderzoek gerespecteerd werden. Nog twee dagen later keuren twee reviewers de tekst ook goed en twee weken later wordt nog een kritische noot gepost door een vierde lezer. De originele auteurs reageren op de eerste kritiek zonder wijziging aan het artikel, maar passen hun tekst wel aan als gevolg van de opmerking van reviewer vier. Deze gewijzigde versie wordt gepubliceerd op 17 december, anderhalve maand na eerste publicatie. Bij de tijdschriften van een andere gereputeerde openaccessuitgever, Copernicus Publishing, doorlopen de artikels een gelijkaardig traject. Dit voorbeeld van Miladinova & Stips uit Ocean Science Discussions (dx.doi.org/10.5194/osd-62115-2009) wordt gepubliceerd op 15 september 2009. Na 17 replieken die allemaal online gearchiveerd worden, ziet de definitieve versie het daglicht op 26 april 2010. Een vergelijking met de historiek van een willekeurig artikel van Stips gepubliceerd binnen het klassieke peer review model toont dat deze publicatie (dx.doi. org/10.1016/j.dsr2.2005.01.012) in een eerste versie naar de uitgever gestuurd werd in juli 2003 om uiteindelijk te verschijnen op 23 mei 2005, bijna twee jaar later, zonder enig spoor van het evaluatieproces na te laten. Is hiermee nu een fundamentele trendbreuk gerealiseerd voor het peer review proces? Dat zal niet alleen afhangen van hoe snel en breed P-PPR geadopteerd kan worden door de onderzoekers zelf, maar ook van de bereidheid om deze reviewmethode als bijkomende of nieuwe norm te aanvaarden voor de evaluatie van wetenschappelijke literatuur en onderzoek. Wordt ongetwijfeld vervolgd!
uitgepakt
PDF/A 1, 2 en 3: de ideale archiveringsformaten? Henk Vanstappen, PACKED vzw
Bijna iedereen die met digitale teksten werkt, is vertrouwd met PDF of Portable Document Format. PDF is een ISO-genormeerd bestandsformaat voor het betrouwbaar en platform onafhankelijk weergeven van documenten. Dat betekent dat een document er steeds hetzelfde uitziet, ongeacht de PDF-lezer en het besturingssysteem waarmee je het opent. Sinds de introductie door Adobe in 1993 zijn aan het formaat veel functies toegevoegd, bijvoorbeeld het gebruik van formulieren, digitale handtekeningen, hyperlinks, multimedia en transparantie. Belangrijk is dat alle PDF-versies voorwaarts en terugwaarts compatibel zijn met elkaar. Oude PDF-documenten kunnen worden geopend met de meest recente PDF-lezers. Omgekeerd kunnen ook de oudste lezers de meest recente versies openen — alhoewel later toegevoegde functies dan natuurlijk niet werken.
Een PDF/A-3 bestand met weergave van een architectuurtekening, met ingebed twee versies van het oorspronkelijke bestand (DWG en DXF).
Onder meer door haar compatibiliteit, getrouwe weergave, platformonafhankelijkheid en ISO-normering leek PDF geschikt als archiveringsformaat. In 2005 werd daarom de ISO-specificatie voor PDF/A gepubliceerd. PDF/A is een versie van PDF met een aantal beperkingen die PDF voor langdurige bewaring bruik- dat zelfstandige bestanden in een PDF baar maken. ‘verpakt’ worden, maar er ook weer kunnen worden uitgehaald om te openen in Door bestanden in proprietary formaten een externe viewer. Zo zou je een Wordzoals Word of WordPerfect om te zetten bestand kunnen migreren naar PDF/A en naar PDF/A, is de leesbaarheid op langere tegelijkertijd het origineel bestand inbedtermijn verzekerd. De belangrijkste voor- den. waarde hiervoor is echter dat de PDF/A self-contained is: er mag geen verwijzing Daarmee wordt natuurlijk gezondigd zijn naar externe bestanden zoals afbeel- tegen de regel dat het document selfdingen of lettertypes. Ook moet de volle- contained moet zijn. De vraag is dan ook dige inhoud van het bestand gelezen kun- welke meerwaarde PDF/A-3 biedt tegennen worden zonder extra hulpmiddelen. over PDF/A-2, en zelfs of PDF/A-3 nog Een ingebed videobestand dat alleen met een archiveringsformaat is. Versie 3 kwam afzonderlijke software kan worden gele- er op vraag van de medische sector die zen, is dus uitgesloten. het origineel document om juridische redenen blijvend beschikbaar moet houden. Embedding leek daarvoor de handigEMBEDDED In 2012 werd de derde versie van de ste oplossing. Het inbedden van bestanPDF/A-standaard gepubliceerd. Zowat den in een PDF/A-3 is echter niet meer het enige onderscheid tussen PDF/A-3 dan een handig extra. Niets garandeert immers dat het ingebedde bestand in de en de vorige versie is dat embedded files zijn toegelaten. Embedded betekent hier toekomst leesbaar blijft.
Tot slot: bij migratie naar PDF/A kan informatie verloren gaan. De focus van PDF ligt immers vooral op de correcte weergave van het document. Informatie zoals de structuur of verborgen metadata kunnen bij migratie naar PDF/A verdwijnen. Gestructureerde dataverzamelingen (zoals Excel-bestanden) worden dan ook beter omgezet naar een formaat dat de datastructuur bewaart (zoals CSV). Bij het converteren van e-mails naar PDF/A gaat eveneens essentiële informatie verloren. Video, audio of beeld wordt bij een PDF/A ingekapseld in het document maar wordt hierdoor niet duurzamer. Ook hier zijn andere bestandsformaten beter geschikt . > Dit artikel werd vezorgd door PACKED vzw dat als expertisecentrum digitaal erfgoed kennis, ervaring en deskundigheid omtrent digitaal erfgoed centraliseert en verspreidt. Vragen voor PACKED vzw zijn welkom via
[email protected].
META 2013 | 3 |
31
essay
Al goud wat blinkt?
Een stand van zaken over Open Access publishing Gwen Franck, UGent
Op enkele jaren tijd is Open Access geëvolueerd van randfenomeen naar potentiële game-changer. Open Access tot wetenschappelijk onderzoek kan bereikt worden op twee manieren: door een eigen, openaccessversie van het werk te deponeren in een digitaal archief, of door rechtstreeks te publiceren in tijdschriften die hun artikels als Open Access aanbieden. Vooral in deze laatste sector beweegt er heel wat. Een stand van zaken. In het voorjaar van 2012 kreeg Open Access een nieuwe impuls door het onverwachte succes van de protestactie ‘The Cost of Knowledge’ 1. Enkele vooraanstaande wiskundigen — waaronder de Belgische Ingrid Daubechies — kwamen in opstand tegen wetenschappelijk uitgever Elsevier en namen zich voor om niet meer voor Elsevier-tijdschriften te schrijven, redigeren of peer reviewen. Omdat een aantal zeer bekende wetenschappers zich achter deze petitie schaarden kreeg Open Access ook in de mainstream media opeens heel wat aandacht. 2 Even later weerklonk een noodkreet van Harvard University: zelfs de beste universiteit ter wereld bleek moeite te hebben om de torenhoge abonnementsprijzen voor wetenschappelijke tijdschriften te betalen en riep wetenschappers op om voortaan voor Open Access te kiezen. Een teken aan de wand dat een van de katalysatoren van Open Access, de zogenaamde serials crisis — het fenomeen waarbij wetenschappelijke instellingen de abonnementen op wetenschappelijke tijdschriften niet meer kunnen betalen en dus noodgedwongen moeten opzeggen — nog lang niet in het verleden ligt. 3 Dichter bij huis leidde de onderzoeksfraude van de Nederlandse psycholoog Diederik Stapel tot een intens debat over de noodzaak tot verificatie van wetenschappelijk onderzoek, een proces dat aanzienlijk vereenvoudigd wordt wanneer onderzoeksresultaten vrij toegankelijk zijn. 4 Ook op het niveau van de overheden beweegt er iets: in de zomer vroeg de Europese Commissie formeel aan de lidstaten van de Europese Unie om actie te ondernemen om Open Access tot publiek gefinancierd onderzoek te ondersteunen. 5 In België ondertekenden Vlaamse, Waalse en Belgische ministers van Wetenschap op 22 oktober 2012 de ‘Brussels declaration on Open Access’ 6, waarin ze verklaren Open Access actiever te ondersteunen.
Niet óf, maar hóe De laatste jaren is de interesse in en de kennis over Open Access sterk toegenomen, zowel bij auteurs, onderzoeksinstellingen, onderzoeksfondsen als bij commerciële uitgeverijen. Ondertussen is nagenoeg iedereen het eens over de premisse dat ‘met publieke middelen gefinancierd onderzoek ook voor het publiek toegankelijk moet zijn’, en gaat het debat steeds meer over de manier waaróp Open Access bereikt zou moeten worden. Het is immers een hardnekkig misverstand dat een artikel online plaatsen op een persoonlijke website volstaat om een optimale zichtbaarheid te garanderen. Het is veel moeilijker om dit type inhoud te laten indexeren in zoekmachines als Google Scholar. Bovendien wordt een langdurige bewaring op deze manier niet 3 2 | META 2013 | 3
gegarandeerd. Gespecialiseerde repository-architectuur en software voor openaccesstijdschriften, zoals OJS (Open Journal Systems) zijn niet alleen erg gebruiksvriendelijk, maar zorgen er ook voor dat de gearchiveerde of gepubliceerde inhoud optimaal kan worden geïndexeerd, gedeeld en gearchiveerd. Green Open Access houdt in dat onderzoekers hun werk zelf open access maken, al dan niet na een embargoperiode. Dit kan, ongeacht het soort tijdschrift waarin het artikel verschijnt, door het te archiveren in digitale archieven (repositories) 7. De meeste uitgevers staan toe dat er een openaccessversie van het uiteindelijke artikel beschikbaar wordt gemaakt. 8 Gold Open Access betekent dan weer dat er in een openaccesstijdschrift wordt gepubliceerd. Door het ontbreken van inkomsten uit abonnementen experimenteren wetenschappelijke uitgeverijen met verschillende methodes om zelfbedruipend of zelfs winstgevend te zijn. Op dit moment zijn de meest voorkomende businessmodellen institutionele ondersteuning (bijvoorbeeld in het geval van university presses) en het heffen van article processing charges (APC’s) of author fees. Deze APC’s kunnen variëren van een eerder symbolisch bedrag tot een aanzienlijke 5000 dollar. Een specifieke vorm van Gold Open Access is hybride Open Access, tegenwoordig aangeboden door de meeste commerciële uitgeverijen. Dit houdt in dat een artikel op vraag van de auteur — en tegen de betaling van een vergoeding — onmiddellijk open access wordt gemaakt, ongeacht het openaccessbeleid van het tijdschrift. Helaas vermindert deze manier van werken niets van de financiële druk op bibliotheken: omdat Open Access enkel op artikelniveau wordt bewerkstelligd, blijft meestal de nood om geabonneerd te blijven op het volledige tijdschrift. Hybrid publishing mag dan wel een aanzienlijke verbetering zijn wat betreft toegang tot individuele artikels, een structurele oplossing voor de tijdschriftencrisis is het zeker niet. De toenemende populariteit van Open Access heeft als gevolg dat ook de interne tegenstellingen duidelijker worden: Green of Gold, APC’s of niet, de rol van uitgeverijen, het organisatie van peer review,… over de manier waarop Open Access bereikt zou moeten worden verschillen de voorstanders vaak grondig van mening.
Enkele cijfers De Directory of Open Access Journals (DOAJ) is een nuttig instrument om kwaliteitsvolle openaccesstijdschriften op te sporen. 9 Vooraleer een tijdschrift in DOAJ wordt opgenomen
essay
moet het immers aan een aantal vereisten voldoen wat betreft peer review en editoriale ondersteuning. De DOAJ wordt algemeen beschouwd als de meest betrouwbare bron voor het analyseren van ontwikkelingen in gold Open Access. Recent verschenen enkele interessante kwantitatieve analyses van bijna 8000 openaccesstijdschriften die in de DOAJ zijn opgenomen. 10 Gedurende het laatste decennium is het aandeel van openaccesstijdschriften in de totale output van wetenschappelijke artikels jaarlijks met 1 % gestegen, tot zo’n 17 % in 2011. In 2011 werden in totaal meer dan 340.000 openaccessartikels gepubliceerd in meer dan 6700 openaccesstijdschriften. 11 In 2011 vroeg slechts 26% van alle tijdschriften in de DOAJ article processing charges. Ook zijn deze bedragen vaak veel lager dan verwacht (de relatief hoge bedragen die door openaccesspioniers als PLOS en BioMedCentral worden gehanteerd zijn misleidend): een kwart van de APC’s liggen onder 200 dollar, gemiddeld bedragen deze zo’n 900 dollar. 12 120.000 openaccessartikelen verschenen bij commerciële uitgevers, wat duidelijk aantoont dat deze uitgevers met overtuiging op de openaccesstrein zijn gesprongen (in contrast met hun geringe aanwezigheid op de markt tien jaar geleden). Toonaangevende openaccessuitgevers zoals PLOS en BioMedCentral hanteren overigens een waiver beleid: op verzoek hoeven auteurs die niet over voldoende financiële middelen beschikken, deze APC’s niet te betalen. Ondanks dit beleid is PLOS sinds twee jaar volledig zelfbedruipend, wat er toch op wijst dat veel auteurs graag een (redelijke) bijdrage leveren voor werkingskosten van openaccesstijdschriften. Heel recent werd voor de 658 openaccessjournals uit de Journal Citation Reports (een soort impactbarometer voor wetenschappelijke tijdschriften) onderzocht hoeveel waar de auteur voor zijn/haar geld krijgt. Met andere woorden, zijn de tijdschrif-
betrekking op de manier waaróp de inhoud van het tijdschrift verspreid wordt. Wel lijden veel openaccesstijdschriften onder het feit dat ze vaak nog maar recent werden opgestart, waardoor ze in veel impactberekeningen nog niet in aanmerking komen. 15 In invloedrijke indexen zoals SCOPUS van Elsevier en de Web of Knowledge van Thomson Reuters — nog steeds de standaard wanneer de impact van een tijdschrift wordt bepaald — wordt een meerderheid van de openaccessartikels er (nog) niet in opgenomen. 16 Daarom is er vanuit deze hoek veel aandacht voor en bereidheid tot experimenteren met alternatieve methodes om de impact van wetenschappelijke artikels te berekenen (‘altmetrics’). 17 Hoewel veel van deze methodes nog in de kinderschoenen staan, is het de bedoeling om impact niet alleen meer af te leiden uit citaties, maar ook op basis van vermelding van artikels op social media, in blogs, downloads, reference managers en uit het hergebruik van ‘bijproducten’ als datasets. 18
Naar een nieuwe manier om wetenschappelijk onderzoek te verspreiden? Niet alleen hoge abonnementsgelden en de druk om in tijdschriften met hoge impact te publiceren, zorgen voor frustratie bij het wetenschappelijke publicatieproces. Andere ergernissen zijn het soms ondoorzichtige peer reviewproces, de lange wachttijd tussen de inzending van het artikel en de uiteindelijke publicatie en het gebrek aan ownership over het eigen werk (omdat auteursrechten worden afgedragen aan de uitgever). Deze verzuchtingen gecombineerd met de haast ongelimiteerde mogelijkheden die internet biedt leiden tot tal van innovaties die het potentieel hebben om de manier waarop wetenschappelijk onderzoek wordt gedissemineerd volledig te veranderen. Hoewel veel online tijdschriften louter een gedigitaliseerd tijdschrift zijn — denk: traditionele volumeaanduiding, online archief, artikels in PDF-vorm — gaan sommige tijdschriften veel verder
“Het is een hardnekkig misverstand dat een artikel online plaatsen op een persoonlijke website volstaat om een optimale zichtbaarheid te garanderen.”
ten die de hoogste APC’s vragen ook de ‘beste’ en invloedrijkste tijdschriften? Enigszins verrassend blijkt het niet zo te zijn dat de ‘duurste’ tijdschriften ook de meest invloedrijke artikels bevatten. 13 In januari 2013 waren 25 Belgische openaccesstijdschriften geregistreerd bij de Directory of Open Access Journals. 16 ervan zijn uitgegeven door of in samenwerking met Belgische universiteiten, de rest wordt uitgegeven door wetenschappelijke genootschappen en commerciële uitgevers. Overigens, slechts 2 Belgische tijdschriften rekenen APC’s aan! 14
Geen verband tussen Open Access en kwaliteit tijdschrift Impact en wetenschappelijk belang van een tijdschrift hebben in principe niets te maken met het feit of het om een openaccesstijdschrift gaat of niet. ‘open’ heeft immers alleen maar
en wordt er druk geëxperimenteerd met totaal nieuwe manieren om wetenschappelijk onderzoek te verspreiden. Een eerste factor waar online openaccesstijdschriften het verschil kunnen maken is de publicatiesnelheid: waar in een klassiek tijdschrift er soms twee jaar kan verstrijken tussen het indienen van het artikel en de publicatie ervan, verloopt dit in een gedigitaliseerd publicatieproces veel sneller. De auteur kan ook ná publicatie nog wijzigingen en addenda aan het artikel toevoegen (uiteraard gedocumenteerd!). Ook het peer review proces kan, indien gewenst, via deze online platformen op een veel transparantere en snellere manier gebeuren. Bovendien heeft ook de lezer de mogelijkheid om te reageren op deze artikels, om ze te becommentariëren en te delen — deze mogelijkheden leiden vaak tot meer zichtbaarheid voor interessante artikels en een toename van het wetenschappelijke debat. Een ander voordeel aan digitale publicaties is dat deze kunnen
META 2013 | 3 |
33
essay
“De aanstormende generatie onderzoekers is bovendien born digital: voor hen is het ondenkbaar dat de ontelbare mogelijkheden die internet biedt niet ten volle benut worden bij het voeren en verspreiden van hun onderzoek.”
worden verrijkt met andere onderzoeksgerelateerde informatie zoals datasets, projectinformatie, informatie uit CRIS 19-systemen, beeldmateriaal, … Zo wordt het artikel slechts een onderdeel van een groter onderzoeksgeheel. Een pionier in deze evolutie is PLOS (Public Library of Science) 20, een van de succesverhalen van de openaccessbeweging. PLOS geeft een tiental verschillende tijdschriften uit, waarvan PLOS One, een multidisciplinair megajournal, het bekendste is. PLOS is een pionier wat betreft altmetrics, maar toch scoren de PLOStijdschriften ook goed bij klassieke berekeningsmethodes als de impactfactor. 21 Hoewel PLOS in het begin ondersteund werd door enkele privé-organisaties, is het tijdschrift sinds 2011 zelfbedruipend. 22
worden gegeven aan experimenten en broodnodige innovatie en kan men terugkeren tot de essentie: een vlot en gestroomlijnd publicatieproces, waarbij iedereen de kans krijgt om kwaliteitsvolle wetenschappelijke artikelen op hun inherente waarde te beoordelen — en daarbij zowel aan de auteurs als aan de lezers alle mogelijkheden te bieden om de inhoud te beoordelen, te delen en als basis te gebruiken voor nieuw wetenschappelijk onderzoek.
1 http://thecostofknowledge.com/
In Februari 2013 werd PeerJ 23 gelanceerd, een nieuw Open Access Journal in de biomedische wetenschappen, waar om diverse redenen erg naar werd uitgekeken. Auteurs betalen éénmalig een bedrag (variërend van 99 tot 299 dollar) waardoor ze levenslang lid worden en artikels kunnen publiceren. PeerJ roept auteurs op om zelf ook actief als peer reviewer op te treden. Bovendien wordt aangemoedigd dat de commentaren van de peer reviewers ook worden gepubliceerd (en bovendien, indien gewenst, niet anoniem). Alle content wordt vrijgegeven onder een CC-BY-licentie en duurzaam gearchiveerd (bij PubMedCentral 24 en CLOCKSS 25).
2 http://www.nature.com/news/elsevier-boycott-gathers-pace-1.10010; http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/ detail/3182986/2012/02/16/Academische-lente-bij-Elsevier.dhtml 3 Faculty Advisory Council Memorandum on Journal Pricing, Harvard University (17/04/2012). http://isites.harvard.edu/icb/icb.do?keyword=k77982&tabgroupi d=icb.tabgroup143448 4 http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/18112_open_access_is_het_medicijn_ tegen_een_elitaire_meritocratie/ 5 http://europa.eu/rapid/press-release_IP-12-790_en.htm?locale=en 6 www.openaccess.be 7 http://openaccess.be/open-access-through-self-archiving/ 8 http://www.sherpa.ac.uk/romeo/
Ongeveer gelijktijdig met PeerJ werd eLife 26 opgericht. eLife legt in zijn communicatie de nadruk op de mogelijkheden die het digitale publicatieplatform biedt voor verrijking van publicaties met beeldmateriaal en datasets.
9 http://www.doaj.org. 10 Bijvoorbeeld: Solomon, D. J. and Björk, B.-C. (2012); A study of open access journals using article processing charges. J. Am. Soc. Inf. Sci., 63: 14851495. doi: 10.1002/asi.22673 (http://www.openaccesspublishing.org/apc2/ preprint.pdf ) en Laakso, Björk; Anatomy of open access publishing: a study
Deze initiatieven situeren zich, hoewel multidisciplinair, vooral op het terrein van de biomedische wetenschappen. Dit wil echter niet zeggen dat Open Access in andere wetenschappelijke disciplines een marginaal fenomeen is. Dankzij de populariteit van digital humanities is Open Access en open data ook in de menswetenschappen een hot topic. Een initiatief dat zeker in de gaten moet worden gehouden is de Open Library of Humanities, dat een openaccesspublicatieplatform in de stijl van PLOS moet worden. 27
of longitudinal development and internal structure, BMC Medicine 2012, 10:124 doi:10.1186/1741-7015-10-124 (http://www.biomedcentral.com/17417015/10/124 ) 11 http://www.biomedcentral.com/1741-7015/10/124 12 http://www.openaccesspublishing.org/apc2/preprint.pdf 13 http://www.nature.com/news/price-doesn-t-always-buy-prestige-in-openaccess-1.12259 14 http://www.doaj.org/doaj?func=byCountry&uiLanguage=en 15 http://thomsonreuters.com/products_services/science/free/essays/impact_ factor/
Hoewel deze initiatieven onderling sterk verschillen proberen ze allen een antwoord te bieden op een reële noodkreet vanuit de wetenschappelijke gemeenschap. Veel onderzoekers zijn immers gedesillusioneerd geraakt in het wetenschappelijke publicatieproces. De publicatiedruk, de beperkte toegang tot essentiële artikels, de trage en weinig transparante werking van de grote wetenschappelijke uitgeverijen: deze frustraties zorgden ervoor dat er een groot draagvlak is ontstaan voor alternatieve manieren om wetenschappelijk onderzoek te verspreiden. De aanstormende generatie onderzoekers is bovendien born digital: voor hen is het ondenkbaar dat de ontelbare mogelijkheden die internet biedt niet ten volle benut worden bij het voeren en verspreiden van hun onderzoek. Het is duidelijk dat Open Access hiervoor essentieel is: alleen zo kan alle ruimte 3 4 | META 2013 | 3
16 http://www.biomedcentral.com/1741-7015/10/124/ 17 http://altmetrics.org/manifesto/ 18 Zie bijvoorbeeld http://impactstory.org/ en http://www.plosone.org/static/ almInfo.action 19 “Current Research Information Systems” 20 http://www.plos.org/ 21 http://www.researchgate.net/journal/1932-6203_PLoS_ONE 22 http://blogs.plos.org/plos/2011/07/2010-plos-progress-update/ 23 https://peerj.com/ 24 http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/ 25 “Controlled Lots of Copies Keep Stuff Safe” http://www.clockss.org/clockss/ Home 26 http://www.elifesciences.org 27 https://www.openlibhums.org/about/
COLUMN
Zware tijden Paul Wouters
Het zijn zware tijden voor de gemoedsrust van een bibliothecaris. Nu in de meeste gemeenten de buikriem flink moet worden aangesnoerd, krijgt ook de bibliotheek de gerechtvaardigde opdracht de uitgaven én de inkomsten onder de loep te nemen. De reeds vaak gehanteerde kaasschaafmethode brengt ditmaal geen soelaas. Bezuinigingen zijn bij voorkeur diepgaand en permanent en niet alle dienstverlening moet (bijna) gratis blijven. Meer zelfs, niet zelden wordt de vraag gesteld of niet moet gesnoeid in het brede aanbod van de bibliotheek.
ook de andere spelers op het terrein van cultuur en vrije tijd, zien zich geconfronteerd met de dossiers uit de harde sectoren van het gemeentelijk beleid en moeten hiertegen de noodzaak van hun bestaan en werking verdedigen. Draag aan de argumenten zonder onmiddellijk in de hoek van de ‘softies’ te worden geschoffeld! En zolang wetgeving en subsidiëring ons rugdekking gaven, was de jaarlijkse begrotingsinspanning voor de bibliotheek te verantwoorden; maar nu ook deze ondersteuning verdampt wordt de discussie een stuk moeilijker.
Daarnaast word je meegesleurd in een spiraal van overleg, discussies en opleidingen om je eigen hoofdstuk neer te schrijven in het gemeentelijk verhalenboek van de beleids- en beheerscyclus. Wie hier alvast geen kopzorgen aan overhoudt zijn de advies- en consultingbureaus. Zij moeten het ideale glijmiddel leveren om deze brok door de keel van de ambtenaar gewrongen te krijgen. Bibliothecarissen daarentegen, en ruimer
Wanneer bovendien de modale gebruiker zijn luister- en kijkvoer meer en meer betrekt zonder tussenkomst van onze eerbiedwaardige instelling, wanneer grote internationale spelers hun actie terrein uitbreiden tot wat wij steeds als ons speelveld beschouwden, wanneer technologische ontwikkelingen de fundamenten van ons aanbod ondergraven en we bovendien merken dat onze doelgroepen hun groeiende vrije tijd niet
Paul Wouters is bibliothecaris van de Turnhoutse openbare bibliotheek. Door een sectorgenoot “een angel in de broek van de zelfgenoegzame navelstaarder” genoemd maar hij vindt dat te veel eer voor een eenvoudige Kempenzoon..
langer bij ons willen besteden dan doemt onverbiddelijk de vraag naar de zin van ons bestaan op. Je zou als bibliothecaris voor minder naar het medicijn- of drankenkastje grijpen.
verza citaat
“Bibliotheken verzamelen willekeurig, archiefbeheerders onwillekeurig.” Chido Houbraken
META 2013 | 3 |
35
de vraag
Diefstalpreventie in een archief? Marie Juliette Marinus, FelixArchief
Bijna alle archieven, bibliotheken of documentatiecentra hebben documenten in huis die in het commerciële circuit veel geld opbrengen. Hoe verzoen je als beheerder dit risico op diefstal met je dagelijkse werking? Het is meestal onmogelijk alle stukken individueel te nummeren of te beveiligen maar toch is het je verantwoordelijkheid om ze allemaal te bewaren voor het nageslacht.
Deze zeven aanbevelingen kunnen je misschien helpen. De eerste drie kunnen zonder bijkomende investeringen meteen toegepast worden:
Een alerte leeszaal Zorg ervoor dat je leeszaalmedewerkers zeer geregeld rondlopen in de leeszaal. Voor het leeszaalreglement geldt: iedereen gelijk voor de wet. Maak geen uitzonderingen op de afspraken voor gerenommeerde onderzoekers, doorgedreven specialisten of vaste leeszaalbezoekers. Toon als leeszaalmedewerker vooral belangstelling voor het onderzoeks resultaat.
Een zorgzaam
personeelsbeleid
Interne diefstal heeft bijna altijd een financieel motief. Aandacht voor medewerkers met persoonlijke moeilijkheden is geen luxe. Voer een open communicatie over diefstalpreventie en over de dwingende juridische gevolgen van het openbaar domein (niet overdraagbaar enz.). Sta ook geen uitzonderingen toe op interne afspraken en procedures: iedereen gelijk voor de wet.
Geen doofpot Als je een verdwijning opmerkt, doe dan altijd een aangifte bij de politie en communiceer deze verdwijning open en duidelijk naar je medewerkers en naar je gebruikers.
Weet wat je in huis hebt Als je wil bewijzen dat iets verdwenen is, moet je eerst kunnen bewijzen dat je het bezat. Regelmatige recollementen waarvan de resultaten worden vastgelegd en
3 6 | META 2013 | 3
een goed depotbeheer vormen de pijlers van diefstalpreventie. Zorg dat je van elk inventarisnummer op elk moment weet waar het zich bevindt. Bewaar hierbij niet enkel de actuele toestand maar ook de historische gegevens.
Extra aandacht voor uitleningen
Transport en het bewerken van archieven geven meer risico op diefstal of verlies. Voorzie daarom een geschreven procedure voor uitleningen in het kader van tentoonstellingen, externe digitaliseringen of restauraties. Laat het dossier van het begin tot het einde begeleiden door één medewerker.
Maak je gebouw diefstalproof
Beperk het aantal in- en uitgangen in je gebouw zo veel mogelijk. Maak duidelijke afspraken over de lokalen waar zich archief kan bevinden, en juist niet bevinden. Voorzie afzonderlijke en strengere toegangscontrole (sleutels, badges, …) tot je magazijnen.
Publiceer de
beschrijvingen van je archief
De publicatie van je archiefbeschrijvingen in een inventaris en op je website doen de commerciële waarde van je stukken dalen: meer mensen weten wie de rechtmatige eigenaar is.
Het cijfer / Het plan
De nieuwe bibliotheek in het Predikherenklooster
De Short Title Catalogus Vlaanderen (STCV) werd opgestart in 2000 naar het model van de STCN (Nederland) en andere nationale bibliografieën zoals ook de (E)STC (Verenigd Koninkrijk). De STCVdatabank vormt een online bibliografie van het gedrukte boek in Vlaanderen (inclusief Brussel) vóór 1801. De focus lag aanvankelijk op Nederlandstalig drukwerk van de 17e eeuw maar werd geleidelijk uitgebreid naar zowel anderstalig drukwerk als de 18e eeuw. Op 28 februari 2013 bevatte de STCVdatabank 18.354 editiebeschrijvingen die gebaseerd werden op autopsie van 31.584 exemplaren. Het merendeel hiervan dateert, zoals gezegd, uit de 17e (61%) en de 18e (33,7%) eeuw. Waar de aantallen en de tijd het toelieten werden collecties in hun geheel verwerkt zodat er ook drukwerk uit de 16e (4,7%) en zelfs de 15e (0,2%) eeuw werd opgenomen. De laatste jaren groeit, dankzij samenwerkingen met verschillende instellingen, de databank aan met meer dan 3600 exemplaren per jaar. Tot nu toe was STCV al actief in 16 bewaarinstellingen in Vlaanderen en 14 daarbuiten. Van deze laatste categorie werden het meeste exemplaren toegevoegd uit de Folger Shakespeare Library in Washington (1%). Binnen Vlaanderen zijn de grootste collecties die al (gedeeltelijk) verwerkt werden die van de partners van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek (82%), alsook de bibliotheekcollecties van de stadsarchieven van Mechelen (9%), Oudenaarde (2,8%) en Turnhout (1,3%) en het Museum Plantin-Moretus (2%). Een exact overzicht van wat er waar werd/wordt verwerkt vindt u in het uitgebreide STCV-dossier op onze website (http://www.stcv.be). Susanna De Schepper
Foto: Tijl Vereenooghe (www.flickr.com/photos/erfgoed).
31.584
Er was eens een middelgrote stad waar een 17e-eeuws kloostercomplex al jaren zonder bestemming stond te verkommeren en waar de bibliotheek al enige tijd tegen de beperkingen van haar gebouw en locatie aanliep. Helaas was er niets dat er op wees dat er snel iets zou veranderen. Tot op een mooie zomerse dag het stadsbestuur voorstelde om het klooster te restaureren en er de bibliotheek in onder te brengen. En zo kregen bibliotheek en beschermd monument samen onverwacht uitzicht op een prachtige toekomst. Geen sprookje maar werkelijkheid want in de zomer van 2010 besloot het stadsbestuur van Mechelen effectief om het historisch waardevolle Predikherenkloostercomplex na 35 jaar leegstand tegen 2018 in te richten tot nieuwe stadsbibliotheek. Dat betekende meteen de start van een groots stadsproject, een uitdaging op alle vlakken, niet het minst omdat het herinrichten van een beschermd gebouw tot een tijdsbestendige bibliotheek alles behalve vanzelfsprekend is. De historische waarde van het klooster- annex kerkgebouw moet immers gerespecteerd worden zonder de ambities van de nieuwe bibliotheek te kortwieken. Maar wat zijn die ambities en prioriteiten dan wel? Om een helder en ‘gedragen’ antwoord op deze cruciale vraag te krijgen, werd ze voorgelegd aan experten uit het cultuurveld, beleidsverantwoordelijken, bibliotheekmedewerkers, de bibliotheekadviesraad en een aantal focusgroepen. Via workshops, bezoeken en gesprekken hebben zij samen de blauwdruk aangeleverd voor een toekomstgericht bibliotheekconcept voor Mechelen. Lezen en literatuur krijgen de hoofdrol in de nieuwe bibliotheek vanuit de overtuiging dat leespromotie altijd nodig en belangrijk zal blijven. Leesbevordering ondersteunen met een brede en gelaagde collectie literatuur, omkaderd met een levendige en verrassende programmatie, daar wil de nieuwe bibliotheek voluit op inzetten. De nieuwe bibliotheek zal letterlijk en figuurlijk een plaats om op verhaal te komen zijn. Verhalen verzamelen, vertellen en maken wordt het leidmotief en dat is meteen ook de rode draad voor de lay-out van het gebouw. Zo zal de site verdeeld worden in verschillende zones, elk met een eigen sfeer, gaande van levendig en geanimeerd over eerder rustig tot volledige stilte. Op die manier vinden alle bezoekers bij elk bezoek de gepaste sfeer en omgeving. Voor de selectie van het ontwerpteam werd beroep gedaan op de diensten van de Vlaamse Bouwmeester. De keuze viel uiteindelijk op het conceptontwerp van het Nederlands-Duitse ontwerpteam Korteknie Stuhlmacher Architecten/HildundK omdat het de karakteristieken van het oude kloostercomplex op een eigen wijze wist te benutten om die bijzondere en tijdsbestendige bibliotheek te creëren en dit zonder de sporen van de bewogen geschiedenis van het historische pand uit te wissen. Rita Van de Wiele, Diensthoofd Bibliotheken Stad Mechelen
META 2013 | 3 |
37
kroniek
Algemene Ledenvergadering VVBAD 2014, of vijftig jaar interculturaliteit in België 12 maart - Brussel De algemene ledendag van de VVBAD werd dit jaar een ondergesneeuwde editie. Wie op 12 maart de Koninklijke Bibliotheek in Brussel wist te bereiken kon deelnemen aan de open bestuursvergaderingen, een bezoek aan het boekmuseum Librarium en een namiddagprogramma dat gewijd was aan het thema interculturaliteit in de bibliotheek- en archiefsector. 2014 wordt immers niet alleen het jaar van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog, maar ook een gedenkjaar voor 50 jaar Marokkaanse en Turkse migratie en interculturaliteit. De spits werd afgebeten door Stijn Callewaert van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Hij sprak over ‘De Boekenbende’, een voorleesinitiatief in Brussel dat al aan haar 17e editie toe is. Het Nederlandstalige onderwijs in Brussel boomt, maar tot 70% van de leerlingen spreekt thuis een andere taal. Spreekkansen buiten de schooluren zijn er te weinig, zodat de kinderen moeilijk een emotionele band met het Nederlands opbouwen. Die is nochtans cruciaal om een taal te verwerven. Via het voorlezen aan huis wil het project de taalontwikkeling stimuleren in anderstalige gezinnen waar geen (voor)leestraditie is. Het is een samenwerking tussen de Brusselse bibliotheken, hogescholen — die de voorlezers leveren — en lagere scholen — die elk jaar een 250-tal kinderen van 5-6 jaar laten deelnemen. Een voorlezer en zijn/haar voorleespupil hebben vijf voorleesmomenten van een uur thuis. Voordien en achteraf worden ouders en kinderen uitgenodigd in de plaatselijke bibliotheek. De deelname wordt vaak vanuit de school aangemoedigd, maar naarmate de sessies vorderen en ouders zien dat hun kinderen genieten en zelf verhalen beginnen te vertellen, gaat het enthousiasme steeds in stijgende lijn. Hoewel het project dus heel positief wordt ervaren, resulteert het in zijn huidige vorm niet noodzakelijk in een duurzaam bibliotheekgebruik. In de maanden na de voorleessessies vinden de kinderen de weg naar de bibliotheek, maar na een half jaar is het effect meestal weggeëbd. Vaak zijn het de voorlezende hogeschoolstudenten die een unieke ervaring opdoen. De impact op langere termijn van de Boekenbende mag dan moeilijk meetbaar zijn, individuele verhalen tonen aan dat het project een verschil kan maken. Melat G. Nigussie, een voorlezeres van Ethiopische afkomst, herinnert zich op brusselnieuws. be dat ze als kind terecht kwam in een Vlaamse school zonder een woord Nederlands te kennen en dat ze “opgesloten was in haar eigen gedachten”. Nu leest ze voor aan een Turkssprekend meisje. Ze ziet hoe het Nederlands na enkele sessies niet langer alleen maar een vreemde taal is, die geassocieerd wordt met school, zich inspannen en proberen begrijpen, maar hoe het ook de taal van prinsen, heksen en dieren wordt. Op vraag van de ouders liet Melat zich overhalen om de voorleessessies verder te zetten. Haar getuigenis kan hopelijk ook anderen begeesteren en hen bewust maken van de meerwaarde van initiatieven zoals de Boekenbende. In 2014 zal het vijftig jaar geleden zijn dat de Turkse en Marokkaanse arbeidsmigratie naar ons land in een officieel akkoord werd bezegeld. De islam zal dan ook veertig jaar een erkende godsdienst zijn in België. Om dit te herdenken worden een heleboel initiatieven uitgedacht. Ook de bibliotheek- en archiefsector kan haar steentje bijdragen. Hoe zij rond migratie en erfgoed kunnen werken, lichtte Katrijn D’hamers van FARO toe, de tweede spreker van de namiddag.
schat aan materiaal voorhanden, die de voormalige gastarbeiders aan hun thuisland herinnert of aan de eerste maanden en jaren in hun nieuwe land: foto’s, postkaarten, brieven, paspoorten, objecten. Bibliotheken en archieven kunnen hun expertise inbrengen om dit verborgen erfgoed mee te ontsluiten. Ze kunnen helpen bij het optekenen van verhalen, rituelen en tradities, bijv. via vragenlijsten. Ze kunnen beeldend erfgoed verzamelen, of gebeurtenissen documenteren zoals de bouw van gebedshuizen of de oprichting van lokale verenigingen. Ze kunnen mee zoeken naar ‘interculturele’ links: thema’s die zowel oude als nieuwe Belgen nauw aan het hart liggen en waar ze zonder schroom over durven praten. De top-3 van meest inspirerende onderwerpen verbaast niet: 1) familie, 2) tradities en feesten, 3) eetcultuur. Hoe nu concreet te werk gaan? Een goed vertrekpunt is om partners te zoeken in de sociale sector, die rond cultuur willen werken: professionele en lokale organisaties, de Huizen van het Nederlands, de inburgeringssector, of gemeentelijke diensten (bijv. de schepen van Diversiteit). Zo is het project ‘Bestemd voor Gent’ een samenwerking van de Integratiedienst van Gent met het Amsab-ISG, waarbij 400 interviewers levensverhalen van migranten in het Gentse vastleggen. Het Gemeentearchief van Roosendaal zette met succes een kleine tentoonstelling op rond Joegoslavische vrouwen die in de jaren zestig in Belgische fabrieken kwamen werken. Het kan ook kleinschaliger: archiefmateriaal rond cultuur kan bijv. gebruikt worden in inburgeringslessen. Wil jouw bibliotheek of archief ook aan de slag gaan rond migrantenerfgoed? Voor adviezen en contacten kan je terecht bij Katrijn D’hamers (
[email protected], 02/213 10 76).
Bibliotheken en archieven zijn er voor iedereen, maar hoewel de samenleving steeds diverser wordt, worden etnisch-culturele minderheden moeilijk bereikt. Is het voldoende om een selectie Arabische boeken aan te bieden in de plaatselijke bibliotheek? Onbekend is onbemind, blijkt vaak. 2014 biedt een uitstekende aanleiding om hierin verandering te brengen.
Bezoek aan stadsarchief Brussel
De eerste generatie migranten is stilaan aan het verdwijnen, en heeft weinig ervaringen gedeeld. Ze zagen zich gedwongen hun land te verlaten, wat vaak gepaard ging met gevoelens van schaamte. Jongere generaties zijn nochtans heel geïnteresseerd in de ervaringen van de eerste migranten: hoe ze werden opgevangen, wat ze aten, welke feesten ze vierden, wat ze wilden doorgeven aan hun kinderen, … Ook bij oudere migranten is er belangstelling voor het verleden, bijv. hoe de wijk waar ze al het grootste deel van hun leven wonen er vroeger uitzag. Achter de gevels in Vlaanderen is een
In een onwezenlijk verstild sneeuwlandschap stapten zo’n zeven moedige archivarissen richting stadsarchief van de stad Brussel, in hartje Marollen. In de onmiddellijke buurt van het Pandjeshuis, het kleuterschooltje van Victor Horta, in de Huidevetterstraat bevindt zich het mooie stadsarchief van Brussel. Het is
3 8 | META 2013 | 3
Imke Hansen
kroniek
ondergebracht in de vroegere gebouwen van de onderneming Jules Waucquez et Compagnie. Sinds 1901 heeft zij hier één van de grootste groothandels in textiel van het land opgebouwd. In 1976 kocht de Stad Brussel dit belangrijke voorbeeld van handelsarchitectuur, vandaag een beschermd monument, om er haar stadsarchief in onder te brengen. Op het gelijkvloers situeren zich het onthaal en de bibliotheek, de eigenlijke archieven bevinden zich op de eerste verdieping, de ateliers op de verdieping daarboven. Op de eerste verdieping op de oorspronkelijke toontafels waar de stoffen afgemeten en geknipt werden, presenteerde een medewerker van het stadsarchief ons enkele pronkstukken: de geboorteakte van Leopold II, een arbeidersboekje uit 1830 (naam, straatnaam, beroep), een almanak uit 1828 en een telefoongids uit 1948, een minuut over de verkoop van het huis van André Vesalius, de grondlegger van de moderne geneeskunde, inwoner van de Marollen. Bij de raadpleging van dergelijke unieke originelen, speciaal aan te vragen, moet telkens een historicus aanwezig zijn. Het archiefmateriaal staat in kartons opgeborgen in de oorspronkelijke rekken van de firma Waucquez. Wie heeft het nu ook weer over duurzaam bouwen? Stilaan zit het stadsarchief aan haar maximale opslagcapaciteit. De Archiefdienst wordt vooral bezocht door particulieren die hun familiegeschiedenis willen kennen en het kadaster van hun woning raadplegen. Ook onderzoekers, studenten en gidsen vinden makkelijk hun weg naar het Brusselse stadsarchief. De stedenbouwkundige dienst van de stad Brussel (Brussel, Laken, Haren, Neder-over-Heembeek) deponeert alle bouwaanvragen en -plannen na 10 jaar in het stadsarchief. Op aanvraag wordt het kadasterplan van uw huis ingescand. Omwille van zijn grote formaten werd er voor geopteerd om dit vaak geraadpleegde archief niet systematisch te digitaliseren. Het stadsarchief van Brussel herbergt echter niet alleen het archief van de stadsadministratie. Het acquisistiebeleid strekt zich uit over alle documenten die een link hebben met Brussel. In de collectie privé-, familie- en professionnele archieven vinden we de archieven van o.a. huidig burgemeester Freddy
Algemeen voorzitter Johan Vannieuwenhuyse en penningmeester Hedwig Vandenbossche.
Thielemans die al archief gedeponeerd heeft van de vorige gemeentelegislatuur. Het stadsarchief herbergt archieven van bekende Brusselse burgemeesters als Karel Buls, Adolphe Max, Frederic Joseph Vandemeulebroek maar ook de originele tekeningen van het Atomium van ingenieur André Waterkeyn of de originele ontwerpen van bouwwerken van Victor Horta, de belangrijke art-nouveauarchitect. Verder verzamelt het stadsarchief ook alle publicaties en documenten, zelfs de meest triviale, met als doel de komende generaties een getrouw en volledig beeld te kunnen verschaffen van het Brusselse leven in al zijn aspecten. Bij open monumentendagen pakt het stadsarchief dikwijls uit met interessante tentoonstellingen voor een ruim publiek. Je moet er beslist eens binnenlopen. In de leeszaal kan men naast de klassieke papieren inventarissen en indices, ook bepaalde gedigitaliseerde archiefbronnen raadplegen, waaronder de fotocollectie en oude beroepenregisters van de stad Brussel van de voorbije eeuwen. Bepaalde digitale bibliotheek-, archief-, en fotocollecties zijn ook online raadpleegbaar, via de Pallas-catalogus op de website van het stadsarchief. Je kan er eveneens grasduinen in de inventarissen van onder andere het historisch archief, het administratief archief, het oorlogsarchief (zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog), het muzikaal archief en een iconografische collectie. Een greep nog uit het aanbod van de leeszaal: • Het register van de patenten: interessant om de handelaars te kennen en het aantal arbeiders + hoeveel taksen er betaald werden. • Een collectie kranten en tijdschriften (de 3e belangrijkste van België) • Een iconografische collectie met meer dan 35.000 documenten (tekeningen, gravures en foto’s) • Een belangrijke verzameling kaarten en plannen waaronder 100 kaarten van Brussel • Een verbazingwekkende collectie affiches en publiciteit van alle genres • De retrocatalogus van de inventarissen • Er is ook een zo te zien erg gebruikte boekencollectie over de stad Brussel. In het stadsarchief werken 4 historici, 1 bibliothecaris, 1 informaticus, + arbeiders.Deze rijke, gediversifieerde archiefcollecties maken van het Archief van de Stad Brussel een van de belangrijkste geschiedkundige centra van het land. Claudine Huyghe en Hermione L’Amiral > Zie ook Signalement p. 24-25
META 2013 | 3 |
39
kroniek
82. Deutscher Archivtag: Kulturelles Kapital und ökonomisches Potentzial. Zukunftskonzepte für Archive
26-29 september 2012 - Keulen
Ook het Duitse archiefwezen heeft te lijden onder besparingen, terzelfder tijd heeft het digitale tijdperk tal van nieuwe uitdagingen in petto. Voor het Verband deutscher Archivarinnen und Archivare (VdA) redenen genoeg om zijn 83e jaarlijkse congres aan die thema’s te wijden. In haar openingsrede legde de voorzitster van de Kulturstiftung der Länder, Isabel Pfeiffer-Poensgen, uit dat de Duitse deelstaten een grote culturele rijkdom beheren, maar over beperkte middelen beschikken. Daarom zet haar organisatie projecten op om Duitse musea, bibliotheken en archieven te ondersteunen bij de aankoop, restauratie en conservering van erfgoed. Men tracht daarbij steeds samen te werken met de meest geschikte instellingen en bedrijven. Zo wordt er een beroep gedaan op de chemische sector om methodes voor het ontzuren van papier te verbeteren. Stadsarchivaris Christhard Schrenk heeft een duidelijke visie op zijn opdracht als stadsarchivaris. Die gaat veel verder dan traditionele taken als ontsluiting en publiekswerking. Binnen de administratie moet de archivaris enig gewicht in de schaal kunnen werpen en daarnaast moet hij sterk aanwezig zijn in het stedelijke weefsel. Geestdrift en bezieling zijn daarbij onontbeerlijk. Hij toonde ook overtuigend aan dat zijn aanpak werkt. Startend met enkele kleine projecten leidde die tot almaar meer sponsoring, extra personeel en een uitgebreide ploeg vrijwilligers. De Stiftung Stadtgedächtnis Köln is dan weer grensverleggend in haar poging de collecties van het Keulse stadsarchief te vermarkten. De bedoeling is gebruik te maken van informatie die in de Keulse archiefbestanden besloten ligt, zoals op het vlak van stedenbouw. Voorts wordt getracht om innovatieve technieken te ontwikkelen, bijv. voor restauratie, die op hun beurt interessant kunnen zijn voor het internationale bedrijfsleven. Tijdens het slotdebat over archief en profit gooide Ulrich Nieß een knuppel in het hoenderhok door te stellen dat archieven meer bedrijfseconomisch moeten denken, hun efficiëntie moeten verhogen en actief alternatieve financieringsbronnen moeten zoeken. Andere panelleden wezen op de gevaren van een dergelijk profitdenken. In een dergelijke context zouden 40 | META 2013 | 3
samenwerking en van elkaar leren beschouwd worden als spionage en diefstal. Glauert pleitte er trouwens voor om de meerwaarde va n a rc h i e f i n stellingen niet in bedrijfseconomische, maar wel in archivistische termen uit te drukken. Vanuit de zaal werd er nog voor gewaarschuwd dat het vinden van alternatieve financiering wel eens zou kunnen leiden tot nog minder overheidsmiddelen. De digitale informatiemaatschappij was een tweede belangrijke rode draad. Zo leerden we dat informatiedeskundigen zoals archivarissen een Zwaar verstevigde bouwput op de plaats waar tot begin 2009 het stadsarchief rol moeten spevan Köln gevestigd was, gebouwd om de archiefdocumenten van het ingestorte len bij de ontwikstadsarchief te bergen. keling van virtuele o n d e rzo e k s o m gevingen en dat archiefinstellingen dankzij internet allerhande interes- lijkt er op te wijzen dat er qua zoekmosante webapplicaties kunnen opzetten gelijkheden vooral nood is aan diversiteit of voluit op sociale media actief zou- (hiërarchisch, trefwoorden en full text den moeten zijn. Vanuit de zaal werden retrieval), dat diepere ontsluiting zinvoler echter regelmatig vraagtekens gezet ler is dan digitalisering en dat het aanbiebij de haalbaarheid van dergelijke initi- den van gedigitaliseerd materiaal vooral atieven voor kleine archiefspelers. Jurist interessant is voor nieuwe gebruikers. Carsten Ulbricht gaf dan weer tips voor Tijdens het congres waren ook kritische de omgang met Web 2.0. Van hem ont- geluiden te horen bij het digitaliseringshouden we vooral dat instellingen hun verhaal. Sommige aanwezigen vroegen medewerkers het beste sensibiliseren zich hardop af of archief dat niet digitaal over de voor- en nadelen ervan en dat aangeboden wordt voor een groot deel organisaties pas verantwoordelijk zijn van het publiek nog wel bestaat. Afsluiten voor onrechtmatige content die door doen we met een bedenking van Isabel derden op hun sociale media geplaatst Pfeiffer-Poensgen: “een digitale scan kan worden, als ze er weet van hebben. Het het origineel nooit vervangen en veroorInstitut für Zeitgeschichte München ont- zaakt altijd een zeker verlies aan inforwikkelde een workflow voor digitalise- matie”. ring on demand. Na afloop van de procedure, die vier tot acht weken in beslag Tekst en foto: Gerd De Coster neemt, zijn de betrokken documenten gedigitaliseerd, ontzuurd, beter geconserveerd en zo mogelijk opgenomen in de online databank. Een beperkte Zwitserse enquête naar gebruikerstevredenheid
kroniek
Cycling for Libraries 2012: The Baltic States
28 juli-7 augustus 2012
120 bibliothecarissen op de fiets Met de herinnering aan Kopenhagen-Berlijn levendig in mijn geheugen, stond ik nu aan het begin van een nieuw avontuur: Cycling for Librairies 2012, the Baltic States. Ik begreep de spanning die leefde bij de nieuwelingen aan onze start in Vilnius. Op hun vraag naar de ervaring van vorig jaar, had ik maar één antwoord: a life changing experience. Het samenleven met mensen die je niet kent, van gedachten wisselen in andere talen, bibliotheken bezoeken, slapen en eten op de meest onverwachte plaatsen en in steeds wisselende omstandigheden, fietsen door weer en wind, je comfortzone verlaten en vooral je openstellen voor het moment van de dag en voorbereid zijn op de onvoorziene gebeurtenissen. De Finnen zijn immers meesters in mindful thinking en out of the box denken is een conditio sine qua non. Net als vorig jaar lag ook hier weer de nadruk op het aspect van de ‘international unconference’. Deelnemers van over heel de wereld die een gemeenschappelijke interesse delen en samenleven gedurende tien dagen. Buitenstaanders fronsen nogal eens de wenkbrauwen als ze dit horen: Bibliothecarissen op de fiets? Een internationaal gezelschap? Jullie zitten toch de hele dag met jullie neus in de boeken! Onderweg praten over je werk, catalografie, je gebruikers en carrièremogelijkheden? Dagelijks openbare en universiteitsbibliotheken bezoeken? Zo saai! Hier en daar een mini-conferentie houden? Nee, dat kan niet professioneel zijn! En toch: je leert bij terwijl je fietst, bibliotheken bezoekt, deelneemt aan debatten /conferenties. Ik durf zelfs meer te zeggen: je geest gaat er helemaal van open en je bent vatbaar voor nieuwe ideeën. Litouwen, Letland en Estland waren ‘gewoon’ de Baltische staten voor mij. Heel snel werden het landen met een eigen geschiedenis en cultuur. Luisterend naar verhalen over hun geschiedenis, besefte ik nog maar eens ons geluk om in een vrij land vol mogelijkheden te leven in een tijd zonder overheersing, vrij te kunnen reizen en onbeperkte toegang te hebben tot informatie. Overal werden we warm ontvangen, eerst door de plaatselijke burgemeester, met of zonder fanfare of lokale dansgroep, en daarna door de bibliothecarissen. We werden verwend met lokaal geplukt fruit of zelfgemaakte soep. Elk moment werd aangegrepen om ons te laten kennismaken met de plaatselijke cultuur: lokale zang, muziek, dans, natuur, cultuur … Algemeen kan ik alleen maar stellen dat ik nergens zo gemotiveerde bibliothecarissen ontmoet heb als in de Baltische staten. We waren dan ook heel blij dat de minister van Cultuur in Riga een stuk met ons meefietste en op die manier extra persbelangstelling meebracht. Hopelijk plukken de Letse bibliotheken hier nu nog de vruchten van. Een persoonlijk hoogtepunt voor mij was het bezoek aan de bibliotheek van het kinderziekenhuis in Riga. Ilze Marga, de plaatselijke bibliothecaresse, kende ik al van vorig jaar en ze had me al met veel passie over haar werk verteld. Nu leidde ze ons persoonlijk rond in haar bibliotheek en konden we haar kinderen ontmoeten. Met trots meldde ze ons dan ook dat de patiëntjes unaniem de bibliotheek als meest positieve element in hun ziekenhuisverblijf aanhaalden.
META 2013 | 3 |
41
kroniek
In 2012 werden meer universiteitsbibliotheken bezocht dan tijdens de vorige versie van Cycling, de route Kopenhagen-Berlijn. Dat was zeker een pluspunt voor mij. Ik stond versteld dat quasi overal gebruik werd gemaakt van de software Aleph. In Valmiera, Letland, is er bovendien een zeer intense samenwerking tussen de openbare- en universiteitsbibliotheek. Een ander moment van inspiratie was onze ‘unconferentie’ over bibliotheken en ondernemerschap. Onze zweedse collega Öka, gaf wat meer uitleg bij Kista, de wetenschapsstad, een vijftiental kilometer ten noorden van Stockholm. Ôka spreekt over “coöperation beyond your own playground”: een kruisbestuiving tussen onderwijs, industrie en wetenschap. Als ik het verhaal goed begrepen heb, is dit een site die net iets verder staat dan onze eigenste C-Mine. Hij vertelt over de noodzaak aan “crossfunctional teams” en het creëren van een “culture of failure”: wees niet bang om je doelen hoog genoeg te stellen, “wild goals” in plaats van “reality goals”. Onze Amerikaanse collega’s hebben zelfs een website waar ze projecten die “het niet gehaald hebben” publiceren. Dit is nieuw voor mijn werkcultuur. Ik heb het gevoel dat we vaak op safe spelen en enkel doelen stellen waarvan we weten dat ze haalbaar zijn. Mijn fietsbenen en fiets (vier keer platte band) waren dit jaar iets minder bestand tegen de hellingen en dirt roads die ze te verwerken kregen. Op de tanden bijten, doorgaan en bij valgevaar in het mulle zand of op een té steile helling gewoon de fiets een stukje verder duwen om dan wiegelend verder te proberen fietsen. Gelukkig ziet een helling er uit de verte vaak steiler en langer uit dan ze in werkelijkheid is. Twee delen van onze route werden overbrugd door een busreis waar Mace, één van de gedreven organisatoren, ons dadelijk aan het werk zette: overleg met je buren over carrière en vaardigheden in de bibliotheek. Bibliothecarissen én carrière zijn immers twee woorden die zelden in één zin genoemd worden. Wel, ik wil graag afsluiten met een oprechte dank je aan de organisatoren: alles was perfect geregeld. Dag en nacht hebben ze gewerkt om ons deze unieke ervaring te gunnen. De meereizende kok verraste ons met heerlijke maaltijden onderweg, de logistieke dienst transporteerde onze bagage en dan waren er ook nog schatten van vrijwilligers die fietsen smeerden, versnellingen bijstelden en kapotte banden repareerden. Bovendien zorgde de film crew telkens voor een filmpje van de dag. Deze zijn allemaal te zien op www.cyclingforlibraries.org. De inschrijvingen voor de editie 2013, Amsterdam-Brussel, zijn ondertussen afgesloten. Registreren voor een dag kan nog wel. Mijn advies is: gewoon doen. Wordt vervolgd … ongetwijfeld … Tekst: Hilde Nelissen Foto’s: Evelyn Weiser
42 | META 2013 | 3
reacties
Geachte redactie, Hierbij wens ik kort te reageren op de column van Eva Simon in META 2013/2. Enkele jaren terug kreeg collega Paul Wouters (Openbare Bibliotheek Turnhout) nog op zijn kop omdat hij het uitlenen en innemen van materialen als “apenwerk” beschouwde. Paul stond aan de vooravond van het invoeren van een selfservicesysteem en wilde de bibliotheekwereld ervan overtuigen dat dit systeem heel wat mogelijkheden in zich hield. Vandaag vergelijkt Eva Simon het bibliotheekwezen met een heuse dierentuin. Benieuwd of de sympathieke Eva met een lading (dierlijke) mest zal worden bestookt. Vriendelijke groeten, Jan Bib Harelbeke
toepassing
Creatieve fotoprojecten via Instagram
Instagram™ logo and trademark displayed are property of Instagram, Inc.
Ilse Depré
Volgens een recent onderzoek zouden jongeren Facebook massaal verlaten ten voordele van Instagram. Deze gratis app kent wereldwijd 100 miljoen gebruikers, en laat toe om snel en gemakkelijk foto’s te maken en te delen via je smartphone of tablet en automatisch door te sturen naar sociale netwerken zoals Facebook en Twitter. Leuke effecten zorgen voor dat tikkeltje meer. Maar Instagram is veel meer dan een fototool, het is uitgegroeid tot een echt sociaal netwerk. Ook heel wat organisaties en media spelen handig in op deze nieuwe trend. Kijkers werden in het gelijknamige tv-programma aangemaand om de foto’s van hun creatieve exploten via de hashtag #fabriekromantiek op Instagram te delen. Deze verschenen op die manier niet enkel automatisch op de website van Eén, de mooiste werden ook verwerkt in de afleveringen zelf. De Stad Leuven maakte zelfs een heus kunstproject m.b.v. Instagram. Via #seemyleuven kon iedereen zijn of haar mooiste beelden van de stad delen, een professionele jury koos vervolgens 20 winnaars die een plaatsje kregen in Museum M. Ook voor bibliotheken zijn er heel wat leuke ideeën te bedenken om Instagram in te zetten: deel foto’s van je aanwinsten en leuke beelden uit de bib, maar vergeet ook de input van je publiek niet! Ook zij kunnen een verrassende blik bieden op de collectie en werking. Deel gerust je eigen Instagram-projecten op http://bibidee.blogspot.com of op Kenniskantoor.
META 2013 | 3 |
43
Personalia
Katrien Cloots is sinds 13 augustus 2012 ‘deskundige archiefbeheer’ bij de stad Landen. Ze studeerde in 2011 af als mediëvist aan de KU Leuven en in 2012 als archivaris aan de VUB. De afgelopen jaren deed ze via studentenjobs leerrijke ervaring op bij KADOC, Universiteitsarchief Leuven en Stadsarchief Tienen. In het kader van de opleiding Archivistiek maakte ze een inventaris van het archief van het Tiens Hulp- en Voedingskomiteit uit WO I. Vandaag houdt Katrien zich vooral bezig met het hedendaags archief van de stad Landen. Een hele uitdaging als pas afgestudeerde, maar gelukkig is er de VVBAD.
Sinds 18 februari 2013 werkt Wim Lowet als archivaris/projectleider bij het Centrum voor Vlaamse Architectuurarchieven. Hij zal de taken overnemen van Annelies Nevejans, die in februari het CVAa verliet. Dit houdt in dat hij vooral zal instaan voor het voortzetten van de ontsluiting van architectuurarchieven en het opbouwen en verspreiden van expertise rond (digitaal) architecturaal erfgoed. Momenteel maakt hij ook een nieuwe website voor het CVAa die op 11 juni gelanceerd wordt. Wim studeerde Oude Geschiedenis en geschiedenisleerkracht aan de KU Leuven. In 2012 behaalde hij zijn diploma Archivistiek aan de VUB. Zijn verhandeling behandelde de ontwikkeling van een digitaal depot voor de Belgische Senaat.
Sinds 15 januari 2013 is Nathalie Martens begonnen als archivaris bij de Welzijnskoepel West-Brabant. Na haar studies Geschiedenis en Archivistiek, aan de Universiteit van Gent en de Vrije Universiteit Brussel, heeft ze meegewerkt aan de voorbereiding van verschillende digitaliseringprojecten in het Zeeuws Archief in Middelburg. Verder heeft ze een vervanging van de stadarchivaris van Halle gedaan en een interim-opdracht voor de intermediaire archieven van de Europese Commissie. Bij de Welzijnskoepel West-Brabant staat ze in voor de ondersteuning bij het archiefbeheer van 11 OCMW’s en 3 gemeentes, een uitdaging die ze met twee handen heeft aangenomen.
In juni 2013 gaat Els Coeckelbergh aan de slag als bibliotheekmedewerkster bij HaBoBIB. De openbare bibliotheek HaBoBIB vormt een samenwerkingsverband tussen de naburige gemeenten Haacht en Boortmeerbeek. Bij HaBoBIB zal Els haar schouders zetten onder verschillende projecten. Vooreerst is dat de verdere uitbouw van het Open Leercentrum. Verder zal Els ook het Delphi-project opvolgen. Delphi-bibliotheken hebben informatiebemiddeling als invalshoek. HaBoBIB trad recent toe tot het Delphi-netwerk. Els is licentiaat Germaanse Talen (KU Leuven) en geaggregeerde voor het secundair onderwijs. Ze behaalde ook de akte van bekwaamheid tot het houden van een openbare bibliotheek. Ze leidde 12 jaar de bibliotheek van het Vlaams ondersteuningscentrum voor de basiseducatie. Daarna was ze kennismanager in het hervormde Vlaams ondersteuningscentrum voor het volwassenenonderwijs. Haar ervaring met het onderwijsveld zal in haar nieuwe functie goed van pas komen bij het uitwerken van initiatieven om de samenwerking met onderwijspartners te optimaliseren.
Personaliaberichten zijn welkom via
[email protected]
44 | META 2013 | 3
zogelezen
Laurent Meese:
“Eens bibliothecaris, altijd bibliothecaris” Welk boek ligt er nu op je nachtkastje? Niet Leuk? Mijmeringen over nieuwe media, mensen en macht van Ben Caudron. Mijn eerste indruk is zeker positief. Caudron slaat spijkers met koppen en nuanceert zowel de doemscenario’s als de jubelverhalen over de democratiserende werking van sociale media. Hij gaat ook dieper in op de gespannen relatie tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ media en de verregaande verstrengeling van mens en technologie. Ik kijk er naar uit om ook de andere essays te lezen. Er wordt soms nogal lichtzinnig met de consequenties van digitalisering omgegaan en er is nood aan kritische reflectie. Zo heeft Ben Caudron het ook over de mythe van het Nieuwe Werken.
Welk boek ligt er al een tijdje op je te wachten? Mijn leven is mooier dan literatuur. Een kleine filosofie van het schrijverschap, een essaybundel van de Nederlandse schrijfster Jannah Loontjens. Ik recenseerde eerder haar romans Veel geluk en Hoe laat Eigenlijk en kreeg onlangs een uitnodiging in de bus voor de boekpresentatie in Het Zoekend Hert. Om de een of andere reden ben ik er echter nog niet in beginnen lezen. De titel is mooi en de thematiek lijkt veelbelovend. Maar het is zoals een mooi verpakt cadeau dat je nog niet meteen wil uitpakken.
Welk boek mag er altijd in je nachtkastje blijven liggen en waarom? How To Be Idle van Tom Hodkinson, vertaald als Lof der luiheid. Dit geestige boekje is een bevlogen pleidooi voor onthaasting en biedt een heerlijk antiserum tegen de jachtigheid van ons dagelijkse leven. Ik kan de tips van Hodkinson helaas niet in de praktijk brengen, daarvoor is de dag te kort en mijn agenda te vol. Maar het is heerlijk om op een luie zondagnamiddag over een leven vol langgerekte lunchpauzes, high tea en lange wandelingen “out in the country” te lezen. En telkens iemand je met “druk, druk, druk” begroet, kan je na het lezen van dit boekje niet anders dan meewarig glimlachen en enig medelijden voelen.
Welk boek ben je begonnen maar onmiddellijk gestopt? Les Particules élémentaires van Michel Houellebecq, vertaald als Elementaire deeltjes. In deze controversiële roman bekijkt Houellebecq het menselijk gedrag met de klinische blik van de bioloog. Een interessant uitgangspunt voor een boeiende en gelaagde roman is dit zeker. Maar ik heb stilaan de buik vol van al die in cynisme en misantropie gedrenkte romans die het einde van de westerse samenleving aankondigen. De berichtgeving omtrent de bankencrisis is mij al cynisch genoeg. De werkelijkheid is in dit geval nog vreemder dan Houellebecqs zwartgallige literair universum. Elementaire deeltjes lijkt mij trouwens een typisch voorbeeld van een flink gehypt boek dat massaal wordt gekocht, maar nauwelijks wordt uitgelezen. Maar misschien sla ik de bal volledig mis en moet ik toch maar eens doorbijten. Wat zijn je leesgewoontes? De mens is een gewoontedier. Boeken lees ik eigenlijk nog altijd het liefst op papier. Een papieren boek kan tegen een stootje, de batterij raakt nooit leeg en je kunt het overal meenemen. En om tot rust te komen kan ik altijd mijn papieren boekencollectie nog eens herschikken. Eens bibliothecaris, altijd bibliothecaris. Tijdschriften en kranten lees ik wel al vaak op een iPad of iPhone. Ik lees eigenlijk het liefst diep onderuitgezakt in de zetel of in bed voor het slapengaan. Al vorder ik dan soms niet erg ver in mijn boek (lacht).
Laurent Meese Laurent Meese is hoofdbibliothecaris van het Museum voor Natuurwetenschappen. Daarnaast schrijft hij boekenrecensies voor Leeswolf. De voorbije vier jaar was hij ook de vaste columnist van Digitale Bibliotheek. Als biblioblogger van het eerste uur publiceert hij onder het alter ego bibman sinds 2005 de veelgelezen weblog ‘Bibliothecaris in blog’.
META 2013 | 3 |
45
100 80 60 40 20 0
Activiteiten
Digitaal archief & privacy
Studienamiddag werkgroep Automatisering
Archivarissen dienen zowel de openbaarheid als de persoonlijke levenssfeer te respecteren en te handelen binnen de grenzen van de relevante wetgeving. Dat zegt althans de ‘Code of Ethics’ van de Internationale Archiefraad. In de toelichting krijgen de archivarissen de expliciete opdracht de persoonlijke levenssfeer van de personen genoemd in archiefdocumenten te respecteren. Hoe passen we dit nu toe in de praktijk? Zowel in de analoge als de digitale wereld is dit niet altijd even simpel. In de meeste archiefdocumenten staan immers persoonsnamen. De naam van de ambtenaar die het advies heeft ondertekend, de naam van de aanvrager van een vergunning, de namen van voorzitter en secretaris van de vereniging die subsidies aanvraagt, de naam van het personeelslid dat promotie krijgt, …. Gangbaar zal de archivaris dossiers of reeksen die duidelijk persoonsgebonden
informatie bevatten gaan afschermen. Andere reeksen waar de focus op niet persoongebonden zaken ligt onttrekt hij zelden aan de openbaarheid ook al bevatten ze persoonsgegevens. Helemaal sluitend is deze aanpak niet maar in de analoge archiefwereld acht men het risico op schending van de privacy eerder laag in. Er is immers nog altijd de beslotenheid van de leeszaal en een leeszaalmedewerker die bij eventuele twijfel een dossier kan inhouden.
te krijgen over wat nu schending van de privacy is en wat niet. Wanneer gaat het over verwerking persoonsgegevens en wanneer niet? Wat mag/kan op internet? Wat absoluut niet?
Eerst komt het wettelijk kader aan bod. Nadien stellen enkele archiefinstellingen voor hoe zij omgaan met privacy en op welke problemen ze daarbij stuiten. Deze studiedag is in eerste instantie bedoeld voor professionals uit de archiefsector: archivarissen die verantwoordelijk De vraag is nu hoe het zit in de digitale zijn voor het beheer en het toegankelijk archiefwereld. Als we digitaal archief maken van publiek en privaatrechterlijk online beschikbaar gaan stellen valt die archiefmateriaal dat door onderzoekers, beslotenheid van de leeszaal en de con- journalisten, studenten en bij uitbreiding trole van de leeszaalmedewerker immers ‘de burger’ wordt geraadpleegd. weg. Waar aanvankelijk de vermelding Deze studienamiddag is een organisatie van persoonsgegevens in inventarissen of archiefdocumenten geen probleem van de werkgroep Automatisering van de leek is dit digitaal misschien ineens wel VVBAD. een probleem.
Praktisch Deze studienamiddag focust op hoe we als archivaris onze opdracht om de persoonlijke levenssfeer te respecteren in een digitale omgeving kunnen waarmaken. Daarbij trachten we duidelijkheid
Datum Plaats
14 mei 2013 van 13.00 u tot 17.00 u. Rijksarchief Leuven Vaartstraat 24, 3000 Leuven
Oog en Oor op de toekomst
Activiteitenkalender 23.04
De Staat van het Boek
In veel bibliotheken loopt de uitleen van film en muziek terug. Digitale tv, gratis downloads, smartphones en tablets maken je favoriete muziek en film beschikbaar, waar en wanneer je maar wil. Ze zorgen ervoor dat de rol van bibliotheken op dit gebied een gigantische uitdaging wordt. Wat brengt de toekomst? We vragen het ons allemaal af, maar het blijft een beetje koffiedik kijken.
Het BoekenOverleg, VVBAD
25-26.04
Itinera Nova: Tools, people &
Stadsarchief Leuven
Studiedag vakgroep Muziek- en filmbibliothecarissen
Tijdens de studiedag proberen we alvast een aantal mogelijkheden en kansen voor de toekomst te belichten. Daarnaast reiken we ook enkele tools aan waarmee je op dit moment het maximale uit je afdeling kan halen.
history 04.05
Op schouders van reuzen
LECA, MAS
27.05
Cultuurforum 2020
Cultuurforum 2020
28-31.05
ELAG 2013
ELAG
Wat zit er bij Bibnet en CDR in de pijplijn wat digitale muziek betreft? Hoe integreren we muziek op internet in de bibliotheek? Welke meerwaarde kunnen sociale media hebben voor de bibliotheek? Wat kunnen we in de toekomst verwachten op het gebied van speelfilms in de bib? Kunnen we als bibliotheek de principes van communitybased marketing gebruiken?
30.05
Check please! Kwaliteitsgericht werken in hogeschoolbibliotheken
VVBAD
12-13.09
Informatie aan Zee 2013
VVBAD
PRAKTISCH Datum 30 mei 2013 van 09.30 u. tot 16.30 u. Plaats Bibliotheek Permeke, De Coninckplein 25, 2000 Antwerpen Inschrijven Via http://www.vvbad.be
Uw activiteit in deze kalender? Meld ze aan via onze website http://www.vvbad.be/activiteiten
META 2013 | 3 |
47
uitzicht
Henri Van Heurck. Röntgenopname van een gemummificeerde Egyptische ibis, 1897. Daglichtpapier. Deze foto wordt sinds 2011 tentoongesteld in de permanente opstelling van het FoMu en is afgebeeld in het nieuwe collectieboek The eye of the photographer en in Belgische fotografen (allebei FoMuuitgaven).
Henri Van Heurck (1838-1909) verwierf internationale erkenning voor zijn activiteiten op het gebied van de radiografie, de microscopie en de botanica. In zijn La technique et les applications des rayons X. Guide pratique du radiographe — uitgegeven in eigen beheer in 1897 — neemt hij deze radiografische opname van een ibismummie op. Naar het ontwerp van Van Heurck bracht de Londense firma Watson & Sons in 1892 microfotografie-apparaten met een verticale microscoop op de markt. Van zijn Le microscope, sa construction […], la photomicrographie verschenen vier edities in de periode 1865-1891, en een Engelse editie in 1893. Van Heurck lag ook aan de grondslag van de wetenschappelijke studie van de diatomeeën of kiezelwieren met zijn Traité des diatomées.
Foto verkozen door Luc Salu.
wij richten bibliotheken in ...
Appelweg 94 C B-3221 Holsbeek
Tel.: 016 623 340 Fax: 016 620 400
[email protected] www.sbnl.be
Deel
Deel
Voor meer informatie: Filip Trenson - Sales Manager Benelux | Tel. 32 2 727.78.01 |
[email protected]