Thesis Master Jeugdstudies Natascha Lettink 3340317
‘De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren’
Universiteit Utrecht Begeleider: Tom ter Bogt 2014
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren Abstract Doel: In dit onderzoek werd gekeken naar de relatie tussen enerzijds muziekvoorkeur (voorkeur voor rap-, dance- en popmuziek) en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap bij adolescenten. Daarbij werd gekeken of deze relaties gemodereerd werden door identificatie met artiesten. Methoden: Met de Qrius dataset werd bij 383 jongeren tussen de 12 en 21 jaar de muziekvoorkeuren, identificatie met artiesten, alcoholgebruik en dronkenschap onderzocht. Daarnaast zijn de variabelen leeftijd, geslacht en opleidingsniveau meegenomen als controlevariabelen. Resultaten: Er kwam naar voren dat een voorkeur voor rap geen voorspeller is voor alcoholgebruik en dronkenschap. Een sterkere voorkeur voor dance blijkt samen te hangen met meer alcoholgebruik en dronkenschap. Een sterkere voorkeur voor pop daarentegen, hangt samen met minder alcoholgebruik en dronkenschap. Identificatie met artiesten is een significante voorspeller voor alcoholgebruik, maar niet voor dronkenschap. Ook modereerde identificatie met artiesten deze relaties niet. Conclusie: Op basis van deze resultaten kan in voorlichtingscampagnes over alcoholgebruik en dronkenschap rekening worden gehouden met muziekvoorkeuren van jongeren. Omdat een sterkere voorkeur voor dancemuziek positief samenhangt met alcoholgebruik en dronkenschap kunnen voorlichtingscampagnes zich op deze jongeren richten. Daarnaast is het van belang verder onderzoek te doen naar de rol van positieve en negatieve boodschappen in rapmuziek, zodat meer duidelijkheid ontstaat over de rol van deze boodschappen voor jongeren.
Inleiding Jongeren en alcoholgebruik Vanaf 1 januari 2014 wordt de leeftijdsgrens voor het nuttigen van alcohol verhoogd van 16 jaar naar 18 jaar. Het huidige kabinet wil drinkende jongeren strenger aanpakken en heeft daarom de wet gewijzigd (Rijksoverheid, 2013). Het kabinet heeft redenen om streng te zijn ten aanzien van het drinken van alcohol tijdens de adolescentie want dit kan verschillende negatieve gevolgen hebben. Het kan onder andere schade aan de hersenen veroorzaken en het verhoogt de kans op verslaving (Verdurmen et al., 2012). De adolescentie is de periode voor de daadwerkelijke volwassenheid. In deze levensfase vertonen veel jongeren een hoge mate van risicovol gedrag, zij exploreren en zoeken sensatie. Het experimenteren met alcohol past in dit patroon. Wanneer jongeren, die door de behoefte aan exploratie en sensatie gaan experimenteren met alcohol, opgroeien in 2
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren een omgeving waar alcohol voor hen beschikbaar is hebben zij een verhoogde kans op het ontwikkelen van een alcoholverslaving (Crews, He & Hodge, 2007). De gemiddelde leeftijd waarop jongeren in Nederland voor het eerst dronken worden ligt op 14,5 jaar (Verdurmen et al., 2012). Deze leeftijd ligt ruim onder de leeftijdgrens voor het drinken van alcohol, maar blijkbaar drinken jongeren dan al zoveel dat ze zelfs dronken worden. Overmatig alcoholgebruik op jonge leeftijd kan ertoe leiden dat jongeren slechter gaan scoren op een aantal cognitieve taken, waaronder talig vermogen, ruimtelijk inzicht en geheugen (Ter Bogt et al., 2009). Alcoholgebruik van jongeren is dus een actueel maatschappelijk probleem. Jongeren en muziek Een groot deel van de jongeren maakt dagelijks gebruik van media, waaronder televisie kijken en muziek luisteren. Tijdens de adolescentie vinden onder andere veranderingen plaats met betrekking tot socialisatie en het vormen van een identiteit (Arnett, 1995). Wanneer adolescenten een voorkeur ontwikkelen voor een bepaalde muziekstijl kan het zijn dat zij waarden, normen en opvattingen krijgen vanuit deze muziek en de geassocieerde jeugdcultuur. Ook blijkt dat adolescenten vaak omgaan met andere adolescenten met dezelfde muzieksmaak, er is ook een invloed van muzieksmaak op sociale relaties (North & Hargreaves, 1999). Uit onderzoek van Lonsdale & North (2011) blijkt dat zes redenen zijn aan te wijzen waarom mensen naar muziek luisteren; voor het versterken van de stemming, het krijgen en uitdragen van een persoonlijke identiteit, om ervan te leren, om de stemming te verbeteren, voor sociale interactie en om verveling tegen te gaan. Sommige muziekgenres zijn populairder bij jongeren dan andere genres. Uit het onderzoek van Delsing et al. (2007) blijkt dat de muziekvoorkeuren van jongeren in Nederland teruggebracht kunnen worden tot vier grote smaakclusters; rock, elite, urban en pop/dance. Onder het genre rock worden rock, heavy metal en gothic gerekend, onder het genre elite worden jazz en klassieke muziek gerekend, onder het genre urban worden rap en r&b gerekend en onder het genre pop/dance worden top 40 en trance muziek gerekend. De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik Vanuit eerdere onderzoeken is bekend dat een relatie bestaat tussen enerzijds muziekvoorkeur en anderzijds alcoholgebruik, rookgedrag en drugsgebruik. Voorheen werd vaak gevonden dat jongeren die veel naar heavy metal en hiphop muziek luisteren eerder geneigd zijn tot roken en het gebruiken van alcohol en drugs, maar inmiddels blijkt dat dat ook geldt voor jongeren 3
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren die liefhebber zijn elektronische dancemuziek (Ter Bogt et al., 2012). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de feesten rondom dancemuziek al langere tijd getekend worden door het gebruik van alcohol en drugs (Ter Bogt & Engels, 2005). Daarnaast is gebleken dat jongeren die een voorkeur hebben voor klassieke muziek, jazz en popmuziek minder roken en minder alcohol en cannabis gebruiken (Ter Bogt et al., 2012). Uit onderzoek van Delsing et al. (2007) is gebleken dat urban een populair smaakcluster is van jongeren in Nederland. Onder urban wordt onder andere rapmuziek verstaan. Het muziekgenre rap is in de jaren ‘ 70 ontstaan als onderdeel van hiphop. Het is voornamelijk ontstaan in de wijk Zuid Bronx in New York als nieuwe jongerencultuur. In korte tijd is rapmuziek erg populair geworden onder jongeren (Herd, 2005). Rapmuziek bevat veel verwijzingen naar alcoholgebruik. Herd (2005) heeft onderzoek gedaan naar de frequentie van verwijzingen naar alcohol in rapmuziek van 1979 tot 1997. Uit dit onderzoek blijkt dat de frequentie hiervan sterk is toegenomen gedurende de tijd, in 1997 bevatte zelfs 44 procent van de onderzochte rapmuziek verwijzingen naar alcohol. Door de populariteit van rapmuziek onder jongeren en de vele verwijzingen in deze muziek naar alcoholgebruik en andere deviante gedragingen ontstonden zorgen in de maatschappij. Onderzoekers, beleidsmakers en ouders dachten dat luisteren naar rapmuziek mogelijk negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor jongeren. Russell (1997) heeft een overzicht gemaakt van de literatuur waaruit blijkt dat jongeren met een voorkeur voor rapmuziek daadwerkelijk meer risico lopen op het gebruik van alcohol en drugs. Er wordt verwacht dat het luisteren naar rapmuziek, met daarin verwijzingen naar alcoholgebruik en ander antisociaal gedrag, schema’s met positieve evaluaties van alcohol en antisociaal gedrag in de hersenen van jongeren activeert en versterkt. Door de gemakkelijke beschikbaarheid van deze schema’s zouden jongeren drankgebruik en ander antisociaal gedrag normaal kunnen gaan vinden en ook vaker kunnen gaan drinken en antisociaal gedrag vertonen. Kortom, door het luisteren naar rapmuziek met verwijzingen naar alcohol zouden schema’s geactiveerd kunnen worden in de hersenen van jongeren waardoor zij alcohol kunnen gaan gebruiken (Miranda & Claes, 2004). Niet alleen de vele verwijzingen naar alcoholgebruik in rapmuziek zouden een verklaring kunnen zijn voor de verhoogde kans op alcoholgebruik bij jongeren met een voorkeur voor rapmuziek, daarnaast zou de nieuwe manier van reclame maken voor alcohol ook een rol kunnen spelen. Eerder werd uitsluitend reclame gemaakt in advertenties of reclameblokken maar tegenwoordig wordt reclame maken geïntegreerd in entertainment. Zo ook in rapmuziek (Mosher, 2005). Onder andere door deze ontwikkeling ontstonden meer 4
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren positieve verwijzingen naar alcohol in rapmuziek. Ook werden artiesten gevraagd om direct reclame te maken voor alcoholische dranken. Doordat het juist jongeren zijn die veel luisteren naar rapmuziek komen zij veelvuldig in contact met deze positieve verwijzingen of zelfs reclame voor alcohol. Door te luisteren naar muziek die verwijzingen naar alcohol bevat kan dit invloed hebben op de individuele waarden, risico perceptie en waarden van de peergroep (Klein et al., 1993). Uit voorgaande onderzoeken is gebleken dat jongeren met een voorkeur voor dancemuziek (Ter Bogt et al., 2012) en jongeren met een voorkeur voor rapmuziek (Russell, 1997) meer alcohol gebruiken. Daarnaast is gebleken dat jongeren met een voorkeur voor popmuziek juist minder alcohol gebruiken (Ter Bogt et al., 2012).
Identificatie met artiesten Vanuit de theorie over leren van Bandura (1976) is bekend dat mensen kunnen leren aan de hand van rolmodellen. Zelfs complexe gedragspatronen kunnen worden aangeleerd door middel van het imiteren van rolmodellen. Er bestaat dus een relatie tussen het denken, voelen en handelen van een persoon en zijn sociale omgeving. Niet alleen de directe omgeving heeft invloed op een persoon, ook rolmodellen in de media kunnen invloed hebben op mensen. Tijdens de adolescentie gaan jongeren op zoek naar hun eigen identiteit, naast vrienden en familie gaan adolescenten zich ook identificeren met publieke figuren. Jongeren identificeren zich zeven keer vaker met mannelijke publieke figuren dan met vrouwelijke publieke figuren (Balswick & Ingoldsby, 1982). Uit onderzoek blijkt dat vooral meisjes tijdens de adolescentie zangers, zangeressen of bands zien als voorbeeld. Zij identificeren zich sterker met artiesten dan jongens (Biskup & Pfister, 1999). Voor de mate van identificatie met peergroepen is bekend dat een lage groepsidentificatie zorgt voor een geringe invloed van de groep op het individu, terwijl een hogere groepsidentificatie zorgt voor een grotere invloed van de groep op het individu. De mate van identificatie zorgt dus voor verschillen in de invloed van anderen op het individu (Kiesner et al., 2002). Op basis hiervan kan verwacht worden dat de mate van identificatie met een rolmodel, bijvoorbeeld een artiest, kan zorgen voor verschillen in de invloed die de artiest heeft op het individu. Hier is nog geen onderzoek naar gedaan. Uitgaande van de theorie van Bandura (1976) dat mensen gedrag kunnen imiteren van rolmodellen en het artikel van Kiesner et al. (2002) dat een hogere mate van identificatie zorgt voor een grotere invloed van anderen op het individu kan worden verwacht dat een hogere mate van identificatie met een artiest zorgt voor een grotere invloed van de artiest op het individu. 5
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren In de onderhavige studie zal worden gekeken naar de relatie tussen muziekvoorkeur (voorkeur voor rap-, dance- en popmuziek) bij jongeren en alcoholgebruik. Ook zal worden gekeken naar de relatie tussen voorkeur voor deze muziekgenres en dronkenschap. Daarnaast zal worden gekeken of de mate van identificatie met artiesten zorgt voor verschillen in de invloed van de artiesten en de bijbehorende muziek op alcoholgebruik en dronkenschap bij de jongere. Vraag: Modereert de mate van identificatie met artiesten de relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik en de relatie tussen muziekvoorkeur en dronkenschap bij adolescenten?
Uit onderzoek blijkt dat rapmuziek veel verwijzingen naar alcohol bevat (Herd, 2005) en dat jongeren met een voorkeur voor dit muziekgenre meer risico lopen op het gebruik van alcohol (Russell, 1997). Uit onderzoek van Ter Bogt et al. (2009) blijkt dat er een relatie is tussen voorkeur voor dancemuziek en alcoholgebruik bij adolescenten. Ook blijkt dat jongeren met een voorkeur voor popmuziek juist minder alcohol gebruiken. Om die reden wordt verwacht dat in dit onderzoek een positieve relatie is tussen enerzijds voorkeur voor rap- en dancemuziek en anderzijds alcoholgebruik bij adolescenten. Tenslotte wordt verwacht dat er een negatieve relatie is tussen voorkeur voor popmuziek en alcoholgebruik. H1: a) Er is een positieve relatie tussen voorkeur voor rapmuziek en alcoholgebruik bij adolescenten 6
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren b) Er is een positieve relatie tussen voorkeur voor dancemuziek en alcoholgebruik bij adolescenten c) Er is een negatieve relatie tussen voorkeur voor popmuziek en alcoholgebruik bij adolescenten Uit onderzoek blijkt dat jongeren in Nederland gemiddeld voor het eerst dronken te zijn als ze 14,5 jaar zijn (Verdurmen et al., 2012). Omdat wordt verwacht dat er een relatie is tussen voorkeur voor rap- en dancemuziek en alcoholgebruik wordt ook verwacht dat er een relatie is tussen deze muziekgenres en dronkenschap. Daarentegen wordt verwacht dat er een negatieve relatie is tussen voorkeur voor popmuziek en dronkenschap, er is echter ook een negatieve relatie tussen dit muziekgenre en alcoholgebruik. H2: a) Er is een positieve relatie tussen voorkeur voor rapmuziek en dronkenschap bij adolescenten b) Er is een positieve relatie tussen voorkeur voor dancemuziek en dronkenschap bij adolescenten c) Er is een negatieve relatie tussen voorkeur voor popmuziek en dronkenschap bij adolescenten Uit onderzoek blijkt dat een hogere mate van identificatie zorgt voor een grotere invloed van anderen op het individu (Kiesner et al., 2002). Omdat jongeren met een voorkeur voor rapmuziek (Russell, 1997) en jongeren met een voorkeur voor dancemuziek (Ter Bogt et al., 2009) meer risico hebben op alcoholgebruik wordt verwacht dat jongeren met een voorkeur voor deze muziek en een hogere identificatie met deze artiesten meer alcohol zullen gebruiken dan jongeren met een lagere identificatie met artiesten. Kortom, er wordt verwacht dat de relatie tussen voorkeur voor rap- en dancemuziek bij jongeren en alcoholgebruik wordt gemodereerd door de mate van identificatie met artiesten. H3: a) De relatie tussen voorkeur voor rapmuziek en alcoholgebruik wordt gemodereerd door identificatie met artiesten b) De relatie tussen voorkeur voor dancemuziek en alcoholgebruik wordt gemodereerd door identificatie met artiesten Daarnaast wordt ook verwacht dat de relatie tussen voorkeur voor rap- en dancemuziek en dronkenschap wordt gemodereerd door identificatie met artiesten.
7
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren H4: a) De relatie tussen voorkeur voor rapmuziek en dronkenschap wordt gemodereerd door identificatie met artiesten b) De relatie tussen voorkeur voor dancemuziek en dronkenschap wordt gemodereerd door identificatie met artiesten Methode Onderzoeksdesign Deelnemers aan een longitudinaal internetpanel beantwoordden vragen met betrekking tot hun achtergrond, muziekvoorkeur en alcoholgebruik. In dit cross-sectionele onderzoek wordt alleen gebruik gemaakt van de data van de eerste meetronde. Steekproef Dit onderzoek maakt gebruik van de Qrius dataset. Qrius is een marktonderzoeksbureau dat onderzoek doet bij kinderen, adolescenten en jonge volwassenen van 6 tot 30 jaar. Qrius doet voornamelijk onderzoek naar mediagebruik, vrijetijdsbesteding, inkomen, school en werk onder deze doelgroep (www.qrius.nl). Eén van deze onderzoeken is het Jongerenonderzoek, dit onderzoek wordt iedere twee jaar uitgevoerd. In 1976 is het eerste onderzoek uitgevoerd. De nadruk bij het Jongerenonderzoek ligt op fundamentele ontwikkelingen in de leefwereld van jongeren (www.qrius.nl). De steekproef werd samengesteld door jongeren te benaderen die deelnamen aan een internet panel, als onderdeel van het Qrius Switch-On project. Dit project is een samenwerking met MTV Networks Benelux. Participanten werden beloond door ze deel te laten nemen aan trekkingen waarbij ze verschillende kleine prijzen konden winnen. Ook konden participanten punten sparen door deel te nemen aan verschillende metingen van het onderzoek, wanneer ze genoeg punten hadden gespaard ontvingen ze 10 euro. Het panel waarvan gebruik werd gemaakt bestond oorspronkelijk uit 2227 participanten in de leeftijd van 12 tot en met 29 jaar. Dit onderzoek maakt gebruik van een groep participanten die is gematcht op basis van sekse en opleidingsniveau. Uiteindelijk zullen aan dit onderzoek 383 personen deelnemen, omdat alleen de participanten van 12 tot en met 21 jaar meegenomen zullen worden. Het Jongerenonderzoek bevat vijf meetmomenten die plaatsvonden van 2004 tot en met 2006. Dit onderzoek maakt gebruik van het eerste meetmoment. Hier is voor gekozen omdat dit meetmoment alle benodigde variabelen voor het huidige onderzoek bevat. Meetinstrumenten Alcoholgebruik 8
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren Het concept alcoholgebruik is gemeten door de participanten te vragen “Doe je weleens de volgende dingen; alcohol drinken?” Bij deze vraag waren vijf antwoordmogelijkheden, namelijk: 1 = “nooit,” 2 = “heel soms,” 3 = “elke maand,” 4 = “elke week,” en 5 = “elke dag.” Dronkenschap Het concept dronkenschap is gemeten door de participanten te vragen ”Doe je weleens de volgende dingen; dronken zijn?” Bij deze vraag waren vijf antwoordmogelijkheden, namelijk: 1 = “nooit,” 2 = “heel soms,” 3 = “elke maand,” 4 = “elke week,” en 5 = “elke dag.” Muziekvoorkeur Muziekvoorkeur is gemeten door participanten zesentwintig muziekgenres te laten scoren op een 5 punt Likertschaal. Participanten is gevraagd of ze van een bepaald muziekgenre houden, antwoordmogelijkheden waren: 1 = “hou ik helemaal niet van,” 2 = “hou ik niet van,” 3 = “neutraal,” 4 = “hou ik van,” en 5 = “hou ik veel van.” Voor dit onderzoek zal worden uitgegaan van de scores van de participanten op de smaakclusters rap-, dance- en popmuziek. Er is gebruik gemaakt van een factoranalyse om de muziekgenres in te kunnen delen in smaakclusters. Bij deze factoranalyse is gebruik gemaakt van een Oblimin-rotatie. De smaakclusters die niet terug komen in het onderzoek worden buiten beschouwing gelaten. Het eerste smaakcluster kan worden gelabeld als rapmuziek, daaronder vallen de genres R&B en rap. Deze schaal had een Cronbach’s α van .81. Het tweede smaakcluster kan worden gelabeld als dance, daaronder vallen de genres techno, house, trance, electro en dance. Deze schaal had een Cronbach’s α van .86. Het derde smaakcluster kan worden gelabeld als popmuziek, daaronder vallen top40, boybands, idols, ballads en latin. Deze schaal had een Cronbach’s α van .80. Identificatie met artiesten De mate van identificatie met artiesten is gemeten door participanten te vragen “Hoe gebruik jij muziek?” Bij deze vraag werd participanten gevraagd om voor verschillende stellingen aan te geven in hoeverre ze het ermee eens of oneens waren. De stellingen “artiesten zijn voor mij een voorbeeld,” “mijn favoriete artiesten hebben ideeën die mij aanspreken” en “ik herken mij in de teksten van mijn favoriete artiesten” zullen gebruikt worden om de mate van identificatie met artiesten te meten. Deze schaal had een Cronbach’s α van .73. Bij elke stelling konden participanten kiezen uit vijf antwoordmogelijkheden, namelijk: 1 = “helemaal mee oneens,” 2 = “mee oneens,” 3 = “neutraal,” 4 = “mee eens,” en 5 = “helemaal mee eens.”
9
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren Analyses Om de relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik te onderzoeken zal gebruik gemaakt worden van een regressieanalyse. Om de relatie tussen muziekvoorkeur en dronkenschap te onderzoeken zal eveneens een regressieanalyse uitgevoerd worden. Door de variabele identificatie met artiesten als interactie-effect toe te voegen zal onderzocht worden of dit de relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik en de relatie tussen muziekvoorkeur en dronkenschap modereert. De variabelen leeftijd, sekse en opleidingsniveau zullen als controlevariabelen worden meegenomen. Resultaten Aan dit onderzoek hebben 383 participanten deelgenomen, waarvan 302 (78 %) vrouwen en 82 (22 %) mannen. Opleidingsniveau is verdeeld in twee groepen: -hoog en -laag. Onder hoog opleidingsniveau worden universiteit, hbo, vwo en havo gerekend, onder laag opleidingsniveau worden mbo, mavo, lls, vbo en vmbo gerekend. Het aantal participanten met een hoog opleidingsniveau is 237 (62%), 101 (26%) participanten hebben een laag opleidingsniveau. Van de overige participanten is het opleidingsniveau niet bekend. Leeftijd is verdeeld in drie groepen: vroege adolescenten, late adolescenten en jongvolwassenen. Participanten van 12 tot en met 15 jaar worden vroege adolescenten genoemd, participanten van 16 tot en met 18 jaar worden late adolescenten genoemd en participanten van 19 tot en met 21 jaar worden jongvolwassenen genoemd. De verdeling van de participanten over de leeftijdsgroepen is te zien in tabel 1.
Tabel 1 Aantal Participanten per Leeftijdsgroep Leeftijd
Aantal
%
12-15
69
18
16-18
191
50
19-21
123
32
10
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren Tabel 2 Beschrijvende Statistieken Gemiddelden Voorkeur voor rap
1
Voorkeur voor
Voorkeur voor pop
3
Identificatie met artiesten
Dronken 4
schap
5
Alcohol gebruik6
dance2
Geslacht Man
3.10a
2.96a
2.75a
3.09a
1.79a
3.06a
Vrouw
3.51b
2.58b
3.50b
3.30b
1.48b
2.67b
p-waarde
.016
.007
.000
.048
.005
.004
Vroege Adolescenten
3.63
2.39a
3.44
3.37
1.17a
2.01a
Late Adolescenten
3.36
2.68b
3.35
3.26
1.60b
2.94b
Jongvolwassenen
3.39
2.78b
3.28
3.18
1.67b
2.86b
p-waarde
.286
.041
.494
.351
.000
.000
3.48
2.56a
3.32
3.27
1.51
2.78
Laag
3.43
2.97
b
3.45
3.13
1.62
2.81
p-waarde
.366
.001
.191
.174
.225
.789
Leeftijd
Opleidingsniveau Hoog
Minimale en maximale waarde schalen: 1: 1-5, 2: 1-5, 3: 1-5, 4: 1-5, 5: 1-5, 6: 1-5
Tabel 2 laat de gemiddelden zien van de variabelen voorkeur voor rap, voorkeur voor dance, voorkeur voor pop, identificatie met artiesten, dronkenschap en alcoholgebruik. Deze gemiddelden zijn weergegeven in relatie tot de controlevariabelen geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Daarbij is getoetst of de variabelen significant van elkaar verschillen. Vrouwen scoren hoger op voorkeur voor rap (t(112) = -2.44, p = .016) en voorkeur voor pop (t(381) = -7.62, p ˂ .001), terwijl mannen hoger scoren op voorkeur voor dance (t(114) = 2.76, p = .007). Vrouwen scoren ook hoger op identificatie met artiesten (t(381) = 1.98, p = .048), terwijl mannen hoger scoren op dronkenschap (t(106) = -2.85, p = .005) en alcoholgebruik (t(381) = -2.88, p = .004). Het is opvallend dat de gemiddelden allen significant van elkaar verschillen met betrekking tot geslacht. De voege adolescenten verschillen met hun geringere voorkeur voor dance van zowel de late adolescenten als de jongvolwassenen (F(2, 380) = 3.21, p = .041). Daarnaast verschillen de vroege adolescenten met hun geringe frequentie van dronkenschap van zowel de late adolescenten als de jongvolwassenen (F(2, 380) = 10.65, p ˂ .001). Tenslotte verschillen de vroege adolescenten met hun geringe frequentie van alcoholgebruik van zowel 11
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren de late adolescenten als de jongvolwassenen (F(2, 380) = 20.58, p ˂ .001). Alleen bij voor voorkeur voor dance is een significant verschil te zien tussen de opleidingsniveaus. Adolescenten met een laag opleidingsniveau scoren hoger op voorkeur voor dance dan adolescenten met een hoog opleidingsniveau (t(336) = -3.33, p = .001).
Tabel 3 Spearman Correlaties Tussen Variabelen 1
2
3
4
5
6
.62**
-
1 Voorkeur voor rap 2 Voorkeur voor dance
.10*
3 Voorkeur voor pop
.39**
.09
4 Identificatie met
.06
-.14**
.04
5 Alcoholgebruik
-.02
.29**
-.17**
.04
6 Dronkenschap
-.01
.31**
-.15**
.03
artiesten
*p < .05. **p < .01.
Tabel 3 geeft de correlaties tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen onderling weer. Er is gekozen voor Spearman correlaties omdat de variabelen enigszins afwijken van normaliteit. De correlatie tussen de twee afhankelijke variabelen alcoholgebruik en dronkenschap is het hoogst (rs = .62). Er is een middelgrote correlatie te zien tussen voorkeur voor pop en voorkeur voor rap (rs = .39), daarnaast is ook een middelgrote correlatie te zien tussen voorkeur voor dance en dronkenschap (rs = .31). De correlatie tussen voorkeur voor dance en alcoholgebruik kan ook beschouwd worden als een middelgrote correlatie (rs = .29). De correlaties tussen de overige variabelen zijn zwak. Er is geen relatie tussen enerzijds identificatie met artiesten en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap. In de analyses zal naar de invloed van identificatie met artiesten op de relatie tussen enerzijds muziekvoorkeur en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap worden gekeken.
12
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren Tabel 4 Lineaire Regressie Analyse Alcoholgebruik 1 B
Geslacht
-.29
SE B .14
2 β
∆r2
-.12
**
Leeftijd
.15
.03
.26
Opleidingsniveau
.01
.13
.00
Voorkeur voor rap
*
.08
B .03
SE B .15
3 Β
∆r2
.01
.13
.03
.23
-.06
.12
-.03
.03
.05
.04
.10 **
-.31
SE B .14
4 β -.11
*
**
.15
.03
.27
.02
.13
.01
B
SE B
β
.01
.01
.15
.00
.06
.29
Voorkeur voor pop
-.26
.08
-.20** .10
.07
.08
**
∆r2
B
SE B
β
.12
.01
.15
.00
∆r2 .12 **
.14
.03
.24
.14
.03
.24
-.05
.12
-.02
-.09
.13
-.04
.03
.05
.03
.04
.05
.04
.06
.31
**
.32
.06
.30**
-.27
.08
-.20**
-.25
.08
-.19**
.15
.07
.11*
.14
.07
.10*
.06
.06
.06
-.09
.06
-.07
-.08
.09
-.05
.33
.31
5
∆r2
**
Voorkeur voor dance
Identificatie met
B
artiesten Voorkeur voor rap x identificatie met artiesten Voorkeur voor dance x identificatie met artiesten Voorkeur voor pop x identificatie met artiesten *p < .05. **p < .01. Model 1: R2 = .084, Model 2: R2 = .179, Model 3: R2 = .090, Model 4: R2 = .191, Model 5: R2 = .199
13
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren Om de hypothesen te kunnen toetsen zijn regressieanalyses uitgevoerd met de afhankelijke variabelen alcoholgebruik en dronkenschap. Tabel 4 geeft de resultaten van de regressieanalyse alcoholgebruik weer. De resultaten van model 1 laten zien dat geslacht en leeftijd wel gerelateerd zijn aan alcoholgebruik, maar opleidingsniveau niet. Jongens gebruiken meer alcohol dan meisjes ( = -.12, t(333) = -2.03, p < .05) en naarmate jongeren ouder worden drinken zij ook meer alcohol ( = .26, t(333) = 4.86, p < .05). In model 2 worden aan deze controlevariabelen de muziekvoorkeuren toegevoegd. Voorkeuren voor dance en pop zijn respectievelijk positief ( = .29, t(330) = 5.57, p < .05) en negatief ( = -.20, t(330) = -3.38, p < .05) gerelateerd aan alcoholgebruik. Er werd geen relatie tussen preferentie van rapmuziek en alcoholgebruik gevonden. Model 3 toetst of identificatie met artiesten gerelateerd is aan alcoholgebruik, wanneer gecontroleerd is voor geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. De resultaten laten zien dat dit niet het geval is. In model 4 worden alle predictoren toegevoegd. Uit de resultaten blijkt dat leeftijd nog steeds positief gerelateerd is aan alcoholgebruik ( = .24, t(329) = 4.66, p < .05), maar dat geslacht niet langer significant is. Een voorkeur voor dance (positief ( = .31, t(329) = 5.82, p < .05)) en pop (negatief ( = -.20, t(329) = -3.41, p < .05)), zijn in dit model gerelateerd aan alcoholgebruik en hetzelfde geldt nu voor identificatie met artiesten (positief ( = .11, t(329) = 2.18, p < .05)). In model 5 zijn de interacties getoetst maar deze zijn geen van allen significant, daardoor kan model 4 worden beschouwd als eindmodel.
14
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren Tabel 5 Lineaire Regressie Analyse Dronkenschap 1 B
Geslacht
-.23
SE B .10
2 β
∆r2
-.13
**
Leeftijd
.07
.02
.19
Opleidingsniveau
.09
.09
.06
Voorkeur voor rap
*
.06
B -.04
SE B .10
3 Β
∆r2
-.02 **
.06
.02
.16
¤.04
.09
.03
¤.02
.04
.03
-.24
SE B .10
4 β -.13
*
**
.08
.02
.20
.10
.09
.06
B
SE B
β
.00
-.05
.10
-.03
.04
.28
Voorkeur voor pop
-.15
.05
-.17** .06
.05
.07
**
∆r2
B
SE B
β
∆r2
.09
-.04
.10
-.02 **
.07
.02
.17
.07
.02
.17
.05
.09
.03
.04
.09
.02
.01
.04
.02
.02
.04
.03
.04
.29
**
.20
.04
-.28**
-.15
.05
-.17**
-.15
.06
-.17**
.09
.05
.10
.09
.05
.10
.02
.04
.03
-.03
.04
-.03
.01
.06
.01
.21
¤.20
5
∆r2
**
Voorkeur voor dance
Identificatie met
.08
B
artiesten Voorkeur voor rap x identificatie met artiesten Voorkeur voor dance x identificatie met artiesten Voorkeur voor pop x identificatie met artiesten *p < .05. **p < .01. Model 1: R2 = .062, Model 2: R2 = .142, Model 3: R2 = .066, Model 4: R2 = .151, Model 5: R2 = .153
15
.09
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren Tabel 5 geeft de resultaten van de regressieanalyse dronkenschap weer. De resultaten van model 1 laten zien dat geslacht en leeftijd wel gerelateerd zijn aan dronkenschap, maar opleidingsniveau niet. Jongens zijn vaker dronken dan meisjes ( = -.13, t(333) = -2.37, p < .05) en naarmate jongeren ouder worden zijn zij ook vaker dronken ( = .19, t(333) = 3.54, p < .05). In model 2 worden aan deze controlevariabelen de muziekvoorkeuren toegevoegd. Voorkeuren voor dance en pop zijn respectievelijk positief ( = .28, t(330) = 5.12, p < .05) en negatief ( = -.17, t(330) = -2.80, p < .05) gerelateerd aan dronkenschap. Er werd geen relatie tussen preferentie van rapmuziek en dronkenschap gevonden. Model 3 toetst of identificatie met artiesten gerelateerd is aan dronkenschap, wanneer gecontroleerd is voor geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. De resultaten laten zien dat dit niet het geval is. In model 4 worden alle predictoren toegevoegd. Uit de resultaten blijkt dat leeftijd nog steeds positief gerelateerd is aan dronkenschap ( = .17, t(329) = 3.26, p < .05), maar dat geslacht niet langer significant is. Een voorkeur voor dance (positief ( = .29, t(329) = 5.33, p < .05) ) en pop (negatief( = -.17, t(329) = -2.82, p < .05)), zijn in dit model gerelateerd aan dronkenschap. Identificatie met artiesten is wederom niet gerelateerd aan dronkenschap. In model 5 zijn de interacties getoetst maar deze zijn geen van allen significant, daardoor kan model 4 worden beschouwd als eindmodel.
16
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren Conclusie en Discussie In dit onderzoek is gekeken naar de relatie tussen voorkeur voor rap-, dance- en popmuziek en alcoholgebruik. Daarnaast is ook gekeken naar de relatie tussen deze muziekvoorkeuren en dronkenschap. Vervolgens is gekeken of deze relaties gemodereerd worden door identificatie met artiesten. Met betrekking tot alcoholgebruik blijkt een voorkeur voor dancemuziek een significante voorspeller te zijn, waarbij een sterkere voorkeur voor dance samenhangt met meer alcoholgebruik. Voorkeur voor pop is ook een significante voorspeller voor alcoholgebruik, maar het effect is negatief. Een sterkere voorkeur voor pop hangt samen met minder alcoholgebruik. Tenslotte is identificatie met artiesten een significante voorspeller voor alcoholgebruik, maar het effect is klein. Identificatie met artiesten modereert de relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik niet. Met betrekking tot dronkenschap blijkt een voorkeur voor dancemuziek een significante voorspeller te zijn, waarbij een sterkere voorkeur voor dance samenhangt met meer dronkenschap. Voorkeur voor pop is een significante voorspeller voor dronkenschap, het effect is negatief wat betekent dat een sterkere voorkeur voor pop samenhangt met minder dronkenschap. Identificatie met artiesten is niet significant en modereert de relatie tussen muziekvoorkeur en dronkenschap niet. Onze hypothesen zijn gebaseerd op eerder onderzoek. In de onderstaande tekst worden de resultaten, per hypothese, besproken. In de eerste hypothesen werd een positieve relatie tussen enerzijds een voorkeur voor rapmuziek en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap verwacht. Beide relaties zijn niet gevonden. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat rapmuziek niet alleen boodschappen bevat die een stimulans zouden kunnen zijn voor alcoholgebruik zoals Russell (1997) en Herd (2005) stellen, maar ook positieve signalen kan geven aan jongeren. In het artikel van Tyson (2002) komt naar voren dat rapmuziek ook boodschappen kan bevatten die positief zijn voor jongeren, zoals bijvoorbeeld het geven van kracht (empowerment). Ook zou rapmuziek de identiteit van jongeren kunnen versterken. Het kan zijn dat jongeren sneller beïnvloed worden door positieve verwijzingen in rapmuziek dan door de verwijzingen naar alcoholgebruik, die negatief kunnen zijn voor jongeren. In de toekomst zou verder onderzoek gedaan kunnen worden naar boodschappen in rapmuziek die jongeren aan kunnen zetten tot alcoholgebruik. Daarbij zou ook gekeken kunnen worden naar afkeurende boodschappen in rapmuziek ten aanzien van alcoholgebruik.
17
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren In de tweede hypothesen werd een positieve relatie tussen enerzijds een voorkeur voor dancemuziek en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap verwacht. Deze relaties zijn inderdaad gevonden, een sterkere voorkeur voor dancemuziek hangt samen met meer alcoholgebruik en dronkenschap. De hypothese is bevestigd. Dit komt overeen met het artikel van Ter Bogt et al. (2012) waarin ook werd gevonden dat jongeren met een sterkere voorkeur voor dancemuziek meer alcohol gebruiken. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de feesten rondom dancemuziek al langere tijd getekend worden door het gebruik van alcohol en drugs, hierdoor komen jongeren met een voorkeur voor dancemuziek eerder in aanraking met deze middelen (Ter Bogt & Engels, 2005). In de derde hypothesen werd een negatieve relatie tussen enerzijds een voorkeur voor popmuziek en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap verwacht. Deze negatieve relaties zijn inderdaad gevonden. Dit betekent dat een sterkere voorkeur voor popmuziek samenhangt met minder alcoholgebruik. Dit komt wederom overeen met het artikel van Ter Bogt et al. (2012) waarin ook werd gevonden dat jongeren met een voorkeur voor popmuziek minder alcohol gebruiken. Uit eerder onderzoek is bekend dat jongeren met een voorkeur voor nietdoorsnee muziek meer rebels zijn en meer sensatie zoeken dan andere jongeren. Ook gebruiken zij meer alcohol en drugs (Mulder et al., 2009). Een verklaring voor de negatieve relatie tussen enerzijds een voorkeur voor popmuziek en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap zou kunnen zijn dat popmuziek een veelvoorkomende, doorsnee, muziekvoorkeur is waardoor er minder sprake is van alcohol- en drugsgebruik. In de volgende hypothesen werd verwacht dat de positieve relatie tussen enerzijds een voorkeur voor rap- en dancemuziek en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap gemodereerd zou worden door identificatie met artiesten. Uit dit onderzoek blijkt dat identificatie met artiesten deze relaties niet modereert. Alleen voor alcoholgebruik is een significant hoofdeffect gevonden voor identificatie met artiesten, maar het effect is klein. Wellicht heeft identificatie met artiesten een andere invloed op jongeren dan identificatie met peergroepen. Voor de mate van identificatie met peergroepen is bekend dat een lage groepsidentificatie zorgt voor een geringe invloed van de groep op het individu, terwijl een hogere groepsidentificatie zorgt voor een grotere invloed van de groep op het individu (Kiesner et al, 2002). Om duidelijkheid te krijgen in de rol van identificatie met artiesten met betrekking tot de invloed op individuele jongeren zal verder onderzoek gedaan moeten worden. Doordat er in dit onderzoek is gevonden dat jongeren met een sterkere voorkeur voor dancemuziek meer alcohol gebruiken en vaker dronken zijn kan daar in 18
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren voorlichtingscampagnes rekening mee gehouden worden. Er kan bijvoorbeeld voor worden gekozen om voorlichting te geven over alcoholgebruik op dancefeesten, waar veel jongeren met een sterkere voorkeur voor dancemuziek gevonden kunnen worden. Dit onderzoek kent een aantal beperkingen, zo hebben alleen Nederlandse jongeren deelgenomen aan het onderzoek. Hierdoor kunnen conclusies van dit onderzoek niet direct gegeneraliseerd worden naar andere landen. Daarnaast is dit onderzoek uitgevoerd met data uit 2004, om na te kunnen gaan of de conclusies nog steeds gelden zal dit onderzoek na een aantal jaren herhaald kunnen worden. Een positief aspect van dit onderzoek is dat een relatief grote groep participanten heeft deelgenomen in dit onderzoek, namelijk 383. In dit onderzoek zijn de bestaande theorieën en onderzoekingen over muziekvoorkeuren en alcoholgebruik gedeeltelijk bevestigd. Er is een positieve relatie gevonden tussen enerzijds een voorkeur voor dancemuziek en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap. Dit komt onder andere overeen met het artikel van Ter Bogt et al. (2012). Daarnaast is een negatieve relatie gevonden tussen enerzijds een voorkeur voor popmuziek en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap. Dit komt ook overeen met het artikel van Ter Bogt et al. (2012). Daarentegen is de verwachte positieve relatie tussen enerzijds een voorkeur voor rapmuziek en anderzijds alcoholgebruik en dronkenschap niet gevonden. Dit komt niet overeen met de bestaande theorievorming, Russell (1997) heeft bijvoorbeeld een overzicht gemaakt van de literatuur waaruit blijkt dat jongeren met een voorkeur voor rapmuziek daadwerkelijk meer risico lopen op het gebruik van alcohol en drugs. Om te onderzoeken wat de rol van een voorkeur voor rapmuziek is, in relatie tot alcoholgebruik en dronkenschap, zal verder onderzoek gedaan moeten worden. Daarbij zou onderscheid gemaakt kunnen worden in rapmuziek met positieve en negatieve boodschappen voor jongeren. Deze studie toont aan dat Nederlandse jongeren niet gevoelig zijn voor proalcohol boodschappen in rapmuziek. Om te onderzoeken of dit in andere landen ook zo is zou verder onderzoek gedaan moeten worden, daarbij kan gekeken worden naar cross-culturele verschillen. Ook de rol van identificatie met artiesten en de invloed daarvan op individuele jongeren zou in de toekomst verder onderzocht kunnen worden. Kortom, dit onderzoek maakt duidelijk dat er geen relatie is tussen voorkeur voor rapmuziek en alcoholgebruik en dronkenschap. Voorkeur voor dancemuziek hangt samen met meer alcoholgebruik en dronkenschap, terwijl voorkeur voor popmuziek samenhangt met minder alcoholgebruik en dronkenschap. Identificatie met artiesten modereert deze relaties niet.
19
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren Referenties Arnett, J. J. (1995). Adolescents’s uses of media for self- socialization. Journal of Youth and Adolescence, 24, 519-533. Balswick, S. & Ingoldsby, B. (1982). Heroes and heroines among American adolescents. Sex Roles, 8 (3), 243-249. Biskup, C. & Pfister, G. (1999). I would like to be like her/him: are athletes role-models for boys and girls? European Physical Education Review, 5, 199-218. Crews, F., He, J. & Hodge, C. (2007). Adolescent cortical development: a critical period of vulnerability for addiction. Pharmacology, Biochemistry and Behavior, 86, 189-199. Delsing, M. J. M. H., Ter Bogt, T. F. M., Engels, R. C. M. E. & Meeus, W. H. J. (2007). Adolescents’ music preferences and personality characteristics. European journal of personality, 22, 109-130. Herd, D. (2005). Changes in the prevalence of alcohol use in rap song lyrics, 1977-97, Addiction, 100, 1258-1269. Kiesner, J., Cadinu, M., Poulin., F. & Bucci, M. (2002). Group identification in early adolescence: its relation with peer adjustment and its moderator effect on peer influence. Child Development, 73, 196-208. Klein, J. D., Brown, J. D., Dykers, C., Childers, K. W., Oliveri, J. & Porter, C. (1993). Adolescents’ risky behavior and mass media use. Pediatrics, 92, 24-31. Lonsdale, A. J. & North, A. C. (2011) Why do we listen to music? A uses and gratifications analysis. British journal of psychology, 102, 108-134. Miranda, D. & Claes, M. (2004). Rap music genres and deviant behaviors in French-Canadian adolescents. Journal of Youth and Adolescence, 33, 113-122. Mosher, J. F. (2005). Transcendental alcohol marketing: rap music and het youth market. Addiction, 100, 1203-1204. Mulder, J., Ter Bogt, T. F. M., Raaijmakers, Q. A. W., Nic Gabhainn, S., Monshouwer, K. & Vollebergh, W. A. M. (2009). The soundtrack of substance use: music preference and adolescent smoking and drinking. Substance Use & Misuse, 44, 514-531. North, A. C. & Hargreaves, D. J. (1999). Music and adolescent identity. Music education research, 1, 75-92. Rijksoverheid, Verkregen op 12, oktober, 2013 van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/alcohol/jongeren-en-alcohol. Russel, P. A. (1997). Musical tastes and society. In: Hargreaves, J., North, 20
De relatie tussen muziekvoorkeur en alcoholgebruik bij jongeren A. C., The Social Psychology of Music. Oxford University Press, New York, 141–160. Ter Bogt, T. F. M. & Engels, R. C. M. E. (2005). Partying hard: party style, motives for and effects of MDMA use at rave parties. Substance Use & Misuse, 40, 1479-1502. Ter Bogt, T. F. M., Nic Gabhainn, S., Simons-Morton, B., Ferreira, M., Hublet, A., Goudeau, A., Kuntsche, E. & Richter, M. (2012). Dance is the new Metal: Adolescent music preferences and substance use across Europe. Substance Use & Misuse, 47(2), 130142. Ter Bogt, T. F. M., Van Lieshout, M., Doornwaard, S. & Eijkemans, Y. (2009). Middelengebruik en voortijdig schoolverlaten. Utrecht: Trimbos-instituut. Tyson, E. H. (2002). Hiphop therapy: an exploratory study of a rap music intervention with at-risk and delinquent youth. Journal of Poetry Therapy, 15, 131-144. Verdurmen, J., Monshouwer, K., Van Dorsselaer, S., Lokman, S., Vermeulen-Smit, E., & Vollebergh, W. (2012). Jeugd en riskant gedrag 2011; kerngegevens uit het peilstationonderzoek scholieren. Verkregen op 17, oktober, 2013 van http://www.trimbos.nl/~/media/nieuws%20en%20persberichten/af1150%20jeugd%20en%20r iskant%20gedrag%202011.ashx.
21