Theologiseren met kinderen – Wie is Maria? (1) door Henk Kuindersma Nascholing GVO openbaar onderwijs 2012 – 2013 Theologiseren met kinderen (IKOS en JOP)
De ervaringen van een nascholer Eerste bijeenkomst Ik ben verslingert aan godsdienstige educatie. Als ik word uitgenodigd voor een activiteit op dit gebied zeg ik dan ook al gauw ja. Tussen dat ja en het moment van uitvoering zit als regel enige tijd. Onvermijdelijk komt dat moment echter dichterbij en daarmee de vraag: Hoe ga ik het voor deze doelgroep nu eens aanpakken? “Het moet over Theologiseren met kinderen gaan. Er is naar gevraagd. Je hebt twee keer twee uur op twee plaatsen: Zwolle en Leeuwarden. We verwachten een vijftien lesgevers per plaats: zo'n dertig dus. En je weet: actueel en toepassingsgericht graag! De mensen moeten er voor hun praktijk wat aan hebben!” Het is me duidelijk. Toch moet ik diep nadenken over een aanpak. Vier uur is kort om een vrij nieuwe aanpak enigszins afgerond te behandelen. Maar ik ken de doelgroep: mensen met een idealistische vonk, die best wel wat aankunnen. En ze hebben er zelf naar gevraagd. Daardoor gemotiveerd ga ik de uitdaging aan om de aanpak waar ik warm voor loop in korte tijd zo goed mogelijk met lesgevers GVO te verkennen. En daarvan geef ik hier verslag. Naar een opzet Theologiseren met kinderen. Ik besluit, wellicht wordt dat ook verwacht, om me te laten inspireren door de grondgedachten van Verwonderen en Ontdekken (V&O), het leerboek vakdidactiek godsdienst primair onderwijs dat ik samen met collega Johan Valstar schreef en redigeerde. In dit opleidingsboek maken we onorthoxe keuzes. De meest ongebruikelijke is wel dat we niet bij de theorie beginnen, maar bij praktijken: Bij cases die voor studenten en practici herkenbaar zijn en waarmee ze zich kunnen identificeren. Van daaruit roepen we godsdienstinhoudelijke en didactische vragen op. De antwoorden daarop laten we stap voor stap ontdekken. Om vervolgens in het proces dat we in de verschillende hoofdstukken gaan die antwoorden integratief samen te vatten in 'kleine theorieën', die we speels 'theorettes' zijn gaan noemen. Het gaat om basale uitgangspunten die collega Johan Valstar in glasheldere modellen en schema's in beeld wist te brengen. Zelfs zo dat iedere onderwijsgevende deze in één oogopslag kan lezen, begrijpen en kan toepassen voor opzet en uitvoering van eigen praktijken. Deze aanpak in ons leerboek V&O pas ik ook in de GVO – bijeenkomsten toe. Ik zal de beweging gaan: van praktijk naar 'theorettes' en van 'theorettes' naar praktijken. Inhoud “De cursisten moeten er voor hun lespraktijk wat aan hebben,” echoot het nog in mijn hoofd als ik over lesonderwerpen en lesinhouden nadenk. De bijeenkomsten zijn eind oktober en in november gepland. Spoedig daarna komen de vier weken van Advent. In die periode zullen verhalen, die bij de meeste lesgevers op het programma staan, naar Kerstmis toe leiden. Verkennen hoe je met kinderen over die verhalen kunt theologiseren, lijkt me dan ook een goede keus. Inleiding Een korte inleiding op Theologiseren met Kinderen moet natuurlijk wel plaats vinden voor we praktische exposures ingaan: zonder oriëntatie op de kennisbasis geen goed proces. Ik kies voor het statement, dat collega Johan Valstar op bijeenkomsten vaak gebruikt: “Theologiseren doe je niet 'out of the blue', niet uit het luchtledige.” Theologiseren doe je aan de hand van een verhaal, een gedicht, een lied, een beeld, een woord, et cetera en de vragen die deze impulsen oproepen. Verhalen vormen wel de voornaamste aanleiding. In V&O hebben we een heel hoofdstuk, hoofdstuk 8, gewijd aan 'een verhalende leeromgeving'. Verhalen roepen allerlei gedachten en daarmee allerlei vragen op. Theologiseren met kinderen is een weg om die vragen samen te beantwoorden. Langs die weg is groeien in kennis en inzicht en groeien als persoon een reële optie. Inspiratie De scholingsbijeenkomsten zijn gepland juist vóór de adventstijd. Zou bij één van 'de collegakindertheologen' wellicht een voorbeeld te vinden zijn van een adventsthema, vraag ik me af. Vrijwel meteen herinner ik mij dat prof. Petra Freudenberger-Lötz, nu lerarenopleider in het Duitse Kassel, in één van de eerste 'Jahrbücher Kindertheologie' verslag doet van een project over Maria, de moeder van Jezus. Samen met een praktijkcollega richt ze in dit project alle aandacht op de aankondiging of annunciatie van Jezus' geboorte en op de lofzang van Maria, 'het Magnificat.' 1
Bij de opvattingen en praktijken van Petra Freudenberg-Lötz voel ik me thuis. In V&O hebben Johan en ik in verschillende hoofdstukken haar werk aangehaald.
Petra – Freudenberger-Lötz “Die Menschen werden immer an mich denken, weil ich den Retter zur Welt gebracht habe” – Kinder sehen Maria (samenvatting project) In Duitse openbare basisscholen wordt evenals in Nederland godsdienstles gegeven. Meestal twee lesuren keer per week door de hele school: Katholiek, Protestants en Islamitisch. De lesgevers zijn daartoe speciaal opgeleid. Een lerares van het protestantse godsdienstonderwijs had een bijzondere ervaring bij een excursie naar een Katholieke kerk. De kinderen bleken hogelijk gefascineerd door een Mariabeeld. In contact met Petra Freudenberger-Lötz besloot ze 'een kindertheologisch project' aan Maria te wijden. Samen kozen de lerares en Petra Freudenberger-Lötz als opleidster/begeleidster ervoor om met de kinderen Maria 'Bijbels' op het spoor te komen. Ze besloten daarom in het project twee verhalen uit het Lucasevangelie op te nemen: 'De aankondiging' en 'De lofzang' die Maria zong bij haar ontmoeting met Elisabeth. Het hele project zou gericht zijn op de beantwoording van de vraag: Wie is Maria? We zagen een beeld van Maria in de Katholieke kerk. Maar wie is Maria eigenlijk? In de opvatting van Petra Freudenberger-Lötz moet bij ieder thema eerst worden nagegaan wat de kinderen er al van afweten. Anders gezegd: Welke voorkennis hebben de kinderen al? Dat blijkt niet mee te vallen. De kinderen weten dat Maria de moeder van Jezus is. Maar er blijkt slechts één kind te zijn die een Bijbels fragment paraat heeft: “Er kwam een engel bij Maria. Hij heette Gabriël.” Maar wat deze te zeggen had wist deze leerling niet meer. Na dit gesprek vertelt de lerares het verhaal van de komst van de engel Gabriël bij Maria. Maria is jong, van eenvoudige komaf en verloofd met Jozef. De boodschap is: “Maria jij bent uitgekozen om de moeder te worden van een kind dat God naar de mensen zend om hen gelukkig te maken. Jezus, de Heer redt, moet je hem noemen.” Waarom koos God nu juist Maria uit? is een theologisch kernvraag aan de kinderen. “God heeft vooral aan eenvoudigen en armen gedacht,” zegt één van hen. “God is een reddende God, die bijzonder aan de armen denkt.” Deze gedachten zullen in het hele project aanwezig blijven. In de tweede les wordt met de kinderen over de lofzang van Maria 'getheologiseerd'. De kinderen blijven met name haken bij de woorden: God dank ik, mijn redder. In alle tijden zullen de mensen mij gelukkig noemen. God geeft hongerigen te eten en maakt hen gelukkig, Rijken stuurt hij met lege handen weg, God heeft zijn volk Israël niet vergeten, Hij zal helpen. In het theologisch gesprek, blijkt het onderwerp 'arm/rijk' bij de Duitse kinderen een probleem. “Eigenlijk moeten de rijken meedoen. Ze moeten de armen van hun rijkdom geven,” zegt één van de kinderen. “Om armen te helpen, zendt hij de Redder, “ merkt een ander op. Een derde kind legt daarop 'het kindertheologisch verband' uit de lofzang van Maria: “In alle tijden zullen de mensen mij gelukkig noemen. Dat betekent: De mensen zullen altijd aan mij denken, omdat ik de Redder ter wereld heb gebracht.” Ter afsluiting van het project maken de kinderen een tekening van een scène die zij zelf het belangrijkste vinden. Zo maken kinderen een tekening van de aankondiging, van Maria onderweg naar Elisabeth en van het goede, dat armen zullen ondervinden. Deze tekeningen worden in de groep besproken. De tekening van Maria op weg naar Elisabeth vinden de kinderen het mooiste, omdat Maria daarop zo gelukkig kijkt. Wie is Maria? De lesgeefster en begeleidster Petra Freudenberger-Lötz hebben geen behoefte om die vraag aan het slot nog eens te stellen en door de kinderen expliciet te laten beantwoorden. Beiden zijn onder de indruk van de bereidheid van de kinderen om zich in te leven in de beide 'Mariaverhalen'. 2
Gegevens: Petra – Freudenberger-Lötz, “Die Menschen werden immer an mich denken, weil ich den Retter zur Welt gebracht habe” – Kinder sehen Maria. In: Anton Bucher, Gerhard Büttner, Petra Freudenberger-Lötz, Martin Schreiner, “Im Himmelreich ist keiner sauer”, Kinder als Exegeten. Jahrbuch für Kindertheologie. Band 2. Stuttgart 2003, blz. 180-185.
Nu zelf 'Het Maria-project' van de Duitse collega's spreekt me zeer aan: inhoudelijke en didactisch. De kinderen zijn via een excursie naar een katholieke kerk in ontmoeting gebracht met de katholieke interpretatie van de christelijke traditie en op de vraag: “Wie is Maria?” Wie is die vrouw die via allerlei beelden en schilderingen in de kerk die ze bezochten zo prominent aanwezig is? Allerlei mentale processen worden bij de kinderen in het Maria- project dat aan die vraag is gewijd in goede harmonie aangesproken: beleven, denken, betekenis geven, waarderen, dialogiseren, expressief uitdrukken. Hoe zou ik zelf een dergelijk project met GVO–ers aansprekend en 'kindertheologisch verantwoord' kunnen voorbereiden? Zodanig dat een ieder een idee ontstaat hoe zij/hij voor de eigen praktijk zelf een dergelijk thema kan aanpakken en er echt zin in krijgt om het te daadwerkelijk te proberen? Vele jaren heb ik leraren GVO geschoold en begeleid. Ik ken hun praktijk. Ik besluit me om met in te leven in 'hun job' en te doen alsof ik zelf een GVO – er ben, die een Maria-project 'kindertheologisch' volgens de inzichten van V&O wil uitvoeren. Inleiding Ik begin met een korte inleiding op het werk van Petra Freudenberger-Lötz.
Kindertheologie is voor Petra Freudenberger-Lötz het voeren van Theologische gesprekken met kinderen. En die gesprekken gaan over vragen: • vragen van de kinderen zo uit het leven of opgeroepen door de godsdienstlessen • vragen die leerkrachten in gesprek brengen naar aanleiding van een gebeurtenis, een verhaal, een beeld, een gedicht, een lied, etc. De kinderen worden voortdurend uitgenodigd om als een soort onderzoeks- of studiegroep de vragen op te beantwoorden. De leerkracht helpt daarbij: • door goed waarnemen • door goed luisteren • door het gesprek te leiden • het nadenken te stimuleren • door informatie in te brengen, die kinderen op eigen kracht niet beschikbaar (kunnen) hebben. Petra Freudenberger-Lötz gaat stapsgewijs te werk: 1. Via een krachtige impuls kinderen te interesseren voor de kernvraag oftewel het lesthema 2. In gesprek met de kinderen nagaan wat ze al en (nog) niet weten over het onderwerp, wat hun vragen en eerste gedachten zijn; voorkennis verzamelen genoemd. 3. Verhalenderwijs, inhoudelijk ingaan op deze voorkennis 4. In werkvormen en theologische gesprekken antwoorden laten ontdekken 5. Kinderen laten weergeven wat voor 'nieuws' ze hebben geleerd 6. Kinderen laten uiten wat 'dat nieuwe' hen doet. Een incentief als lesbegin Ieder les moet, aldus Petra Freudenberger-Lötz, beginnen met een 'packender Anstoss', met een krachtige impuls, die de leerlingen op het onderwerp van de les betrekt. Tijdens de les kun je vervolgens rond het hoofdonderwerp meerdere 'impulsen' inbrengen: bij het vertellen van een verhaal en bij verwerkingen. 3
Collega Johan Valstar, kwam geheel los van Petra Freudenberger-Lötz voor het woord 'impuls' tot een betekenisvol en krachtig alternatief begrip: incentief.
Incentief De term incentief ontleende Johan Valstar aan het Engelse woord ‘incentive'. Hij zegt hiervan in het boek en op de website van V&O het volgende: De oorsprong van het begrip incentief ligt bij het Latijnse werkwoord ‘incendere', dat in brand steken, of ontbranden betekent. Dankzij het betreffende incentief nemen kinderen iets bijzonders waar en komen zij in een spanningsveld terecht dat om een nog niet bekende oplossing vraagt. Dat maakt bij hen een dynamiek los die vergelijkbaar is met de werking van een vliegwiel. Kortom: met de term incentief komen bijzondere leermomenten in het vizier. Het leren kan dan het karakter krijgen van een gemeenschappelijke ontdekkingsreis. Zie voor meer informatie het instructieve artikel van Johan Valstar over incentieven op http://www.verwonderenenontdekken.nl/site/mc/1/11/224/201/studielandschap/incentieven++media.html
Brugfunctie incentief / Biografie Bij de introductie van een nieuw onderwerp heeft een incentief naast de sterk motiverende functie een tweede evenzeer belangrijke functie: namelijk die van 'brug': het maken van contact tussen de leef-, ervarings- en kenniswereld van de kinderen en het onderwerp van de les. Bij de keuze en het nagaan van de bruikbaarheid van een incentief zal steeds de vraag moeten zijn: kan dit incentief deel uitmaken van de biografie van de kinderen? Alleen als dat het geval is, is er ook een gedachtewisseling over het incentief mogelijk. Voor 'mijn Maria-project' ontwerp ik met Powerpoint een incentief, dat ik de titel 'Verbeeldingen van Maria' geef.
v
Opdracht: Kijk goed naar deze vijf plaatjes. Vertel aan elkaar wat je ziet. Gesprek: Wie zie je verbeeld op deze vijf plaatjes? Wie heeft wel eens een Mariabeeld in het echt gezien? Wie heeft wel eens een Mariakapel gezien? Waar? Kun je er iets meer van vertellen? Wie kan vertellen wie Maria is?
4
Voorkennis Voor Petra Freudenberger-Lötz en de auteurs van V&O is het van belang om in het lesbegin een beeld te krijgen wat de kinderen al van het hoofdonderwerp weten. De best aanpak is een goed gesprek aan de hand van een krachtig incentief. Deze aanpak brengt als regel het volgende op tafel: • een vroegere ontmoeting met het hoofdonderwerp: thuis, op school, op vakantie, via boek of film, etc. • een bepaalde kennis van het onderwerp: vrij volledig of juist fragmentarisch • vragen, misverstanden, waarderingen, weerstanden, etc.
Impressie 1* Als 'een soort schoolgroep' werd de werking van het incentief, afbeeldingen van Maria, ervaren via opdrachten en gesprek. Eigen ontmoetingen met Mariabeelden waren ruimschoots aanwezig: “Mariakapelletjes ken ik uit Zuid-Nederland en van vakantielanden.” “Ik heb zelf een icoon van Maria.” “Bij het bezichtigen van kerken tilt het op van de Mariabeelden.” “In curiositeitenwinkeltjes kun je weer volop Mariabeelden kopen.” “In levende kerststallen in winkelstraten is Maria prominente aanwezig.” Bij iedere uitspraak was meer te vertellen en te vragen. Aan gespreksstof was geen gebrek. De lesgevers waren het er over eens dat Maria ook bij de kinderen 'ervarenderwijs' stellig bekend zou zijn. Een eerste (theologisch) gesprek moest dan ook mogelijk zijn. Het incentief, de vijf plaatjes, zo was de algemene mening, zou zeker als brug kunnen dienen tussen de eigen ervaring van de kinderen met Maria en haar betekenisverhaal. Een ieder was erg benieuwd welke voorkennis over Maria bij de kinderen aanwezig zou kunnen zijn. Algemeen veronderstelden de leerkrachten per individu en groep sterke verschillen. * In de impressies heb ik bevindingen van de beide bijeenkomsten, Zwolle en Leeuwarden, verwerkt.
Hoofdvraag / afgeleide vragen Vandaag willen we de vraag beantwoorden: Wie is Maria? Waarom is Maria zo belangrijk voor christenen? Wat vind je zelf van Maria? Leskern: Verhaal 'Maria' De vertelde weergave van: Lucas 1: 26-38, 'Aankondiging van de geboorte van Jezus.' Het verhaal van de onverwachte komst van de engel Gabriël bij Maria in het eenvoudige Nazareth. Waarbij hij de woorden spreekt: “Wees gegroet Maria de Heer is met je. Je zult zwanger worden en een zoon ontvangen. Je zult hem de naam Jezus geven. Die naam betekent de Heer redt.” Zie de vertellingen op GVO-plein www.gvo-plein.nl > Verhalen.
Nadenken over de inhoud In godsdienstonderwijs op de wijze van V&O gaat de aandacht vooral uit naar Bijbelverhalen. Hoofdstuk 8 kreeg niet voor niets als titel Verhalen als leeromgeving. Maar wie een Bijbelverhaal wil vertellen, ontkomt met het oog op 'recht doen aan het verhaal' en 'recht doen aan de kinderen' niet aan een goede voorbereiding. Twee vragen helpen daarbij: • Wat is 'de context', de achtergrond, van een verhaal? • Welke 'structuur' of welke samenhangende kenmerken zijn in het verhaal te ontdekken? Als je die beide vragen kunt beantwoorden krijg je zicht op wat in het verhaal 'essentieel' en 'existentieel' voor kinderen zou kunnen zijn. Nu zijn er prachtige 'geleerde' boeken die lesgevers in hun zoekproces kunnen helpen. Maar voor de alledaagse praktijk is het aan practici teveel gevraagd om die elke keer te raadplegen, de vele 5
interessante gegevens te ordenen en terug te brengen tot de essenties, die voor de kinderen het ontdekken waard zijn. Voor mij is al enige jaren Studiebijbel, De Nieuwe Bijbelvertaling met uitleg achtergronden en illustraties (NBG/KBS, 2008) de eerst aangewezen handreiking om voorbereidingsvragen bij de godsdienstles te beantwoorden. De oecumenische samenwerking van de vele deskundigen spreekt me zeer aan. Studiebijbel is een kloek boek met een vergelijkbare prijs, maar dan heb je populair gezegd, ook wat (Uitgave Jongbloed, Heerenveen). Op bladzijde 1849/1850 staan 'Achtergrond' en 'Thema' van het Bijbelboek Lucas waaraan de verhalen voor mijn Mariaproject ontleen. Uit de tekst 'Achtergrond' treft mij de informatie dat Lucas' evangelie 'tekenen vertoont van een universeel christendom, dat zich openstelt voor alle mensen' (blz. 1849). In de tekst onder het kopje 'Thema' lees ik: Lucas wil vertellen, dat Jezus de verwachte Messias is. In zijn evangelie speelt voortdurend het woord 'redding': redding in en door Jezus Christus (blz. 1849). Een ander aspect is dat Jezus vanaf het allereerste begin met God de Vader verbonden is. Dat maakt hem tot een bijzonder mens. Een bijzonder mens heeft in de Bijbel een bijzonder geboorteverhaal. Niet een of andere machthebber maar de eenvoudige Maria uit het nederige Nazareth krijgt daarin de hoofdrol. Ook bij Maria's bejaarde nicht Elisabeth met haar man Zacharias is van een bijzonder geboorteverhaal sprake. Het kind dat zij als een wonder verwachten zal in de persoon van de latere Johannes de Doper, eveneens een bijzonder mens zijn (blz. 1850). Een aantal bladzijden verder, op blz. 1859, geeft Studiebijbel tussen de gangbare Bijbeltekst door 'een kaderartikel' over 'Geboorteverhalen' en op blz. 2196 een kaderartikel over Maria. Kortom in één uitgave meer dan genoeg achtergrond om als leerkracht zelf een idee te vormen waar het Lucas in zijn evangelie omgaat en in Maria-vertellingen de goede accenten te leggen. En dat steeds in heldere kaderartikelen hebben met een gemiddelde lengte van één bladzijde.
Essentie voor de kinderen Welke essentie wil ik de kinderen laten ontdekken? Dat Maria de Messias verwacht evenals gelovige mensen als Elisabeth en Zacharias? Dat God voor Maria kiest en en niet voor mensen van aanzien? Dat de nieuwgeborene tot het huis van David hoort? Wat is belangrijk om Maria te typeren? In de Studiebijbel stuit ik op het woord 'redding' in verband met het kind dat Maria mag ontvangen. Een kind in het Maria-project van Petra Freudenberger-Lötz beklemtoont Maria als moeder van de Redder. Voor mij is dat ook het meest essentiële. Ook Studiebijbel reikt dat inzicht aan. Het is dan de moeite waard om die essentie, Maria als moeder van 'de Messias', de redder, te ontdekken. Verwerkingen A. Inleven in het verhaal Waarom schrok Maria toen ze Gabriël zag? Schrijf dat op in de denkwolk: Ik denk dat Maria van de Engel Gabriël schrok, omdat…..... Wat zou Maria gedacht hebben toen de engel Gabriël weg was? Maria dacht....
Essenties en Existenties Het mag dan waar zijn, dat kinderen in onze cultuur op allerlei wijze met Maria in ontmoeting komen: via wegkapellen in Zuid-Nederland en vakantielanden, via het bekijken van kerken, via boeken en media en via kerststallen die in de weken vóór Kerstmis in winkelstraten zijn te vinden. Het is zonder denkbaar dat Maria deel uitmaakt van
6
hun leef- en ervaringswereld. Heel waarschijnlijk is ook, dat de kinderen niet weten wie Maria eigenlijk is en waarom gelovige mensen, speciaal met Advent en Kerstmis, verhalen over haar vertellen. Het is eveneens een heel open vraag, zeker bij GVO, of Maria ook voor de kinderen zelf iemand kan zijn om belangrijk te vinden. Daar kan je niet alleen via de essenties, via de betekenisvolle levensmomenten, in Maria's leven achter komen. Daarin spelen existenties, dat wat je in haar leven raakt, en wat je er als kind zelf van vindt, een even grote rol. Bij het kiezen van verwerkingsvormen, met name in theologische gesprekken, moeten dan ook beide aan de orde komen: essenties en existenties.
Impressie 2 In de denkwolkjes van de deelnemers aan de scholing kwam bijvoorbeeld te staan: “Wat overkomt me nu?” “Dit kan ik had ik niet kunnen denken.” “Waarom ik?” “Dit kan toch niet?” “Hoe moet ik dit Jozef vertellen.” Elkaar vertellen wat bij de uitspraken was gedacht en elkaar bevragen, leverde als verdieping op dat Maria wel zeer verrast moet zijn geweest. Eigenlijk kan ze niet of nauwelijks bevatten wat haar overkomt. Verwacht werd dat kinderen tot vergelijkbare uitspraken en gedachten zullen komen. De werkvorm, zo was de ieders mening, geeft zeker de aanzet om zich in te leven in Maria.
B. Bijzondere namen 1. Maria Gesprek: Ken je iemand die Maria heet? Of Mirjam? Wat vind je van de naam Mirjam? Wat vind je van de naam Maria? Zijn het mooie namen? Komt de naam Maria, Marie, Ria of Rie veel voor? Waarom zouden vaders en moeders, vooral vroeger, hun dochtertje vaak zo genoemd hebben? Weet je wat die naam betekent? Mirjam (Egyptisch, Hebreeuws): 'de schone', 'de geliefde', maar ook 'de bittere'. Maria is de zelfde naam als Mirjam, maar dan in het Grieks. Welke betekenis vind je bij Maria-verhaal van ons passen? 2. Gabriël Ken je iemand, die Gabriël heet? Komt die naam vaak voor? Gabriël: zijn naam eindigt op 'el'. Ken je jongens met een naam, die eindigt op 'el'? (Joel, Michel, Manuel, ….) Misschien ken je ook wel een Bijbelse naam op 'el'. (Samuel, Daniël, Israël, ……) El heeft een speciale betekenis: het is een Hebreeuws woord voor God. Gabriël betekent: Kracht of man van God. In joods, humoristisch spreken wordt Gabriël ook wel 'gabber van God genoemd. Gabber betekent dan: vriendje, maatje. Gabriël is dan vriend van God.
7
De vraag wie in het verhaal Gabriël naar Maria gezonden heeft is nu niet meer zo moeilijk te beantwoorden. 3. Jezus Ken je iemand die Jezus heet. De naam Jezus komt in Nederland eigenlijk niet voor. Hoe zou dat komen denk je? Wel in zuidelijke landen. Een beroemde Spaanse voetballer heet bijvoorbeeld Jesús Navas Gonzáles. Hij werd met Spanje in 2010 wereldkampioen. Waarom komt Jezus in zuidelijke landen Spanje en Zuid Amerika wel voor? Wie weet nog uit het verhaal wat de naam Jezus betekent? (De Heer redt).
Impressie 3 Een werkvorm over namen en hun betekenis kan beide, bij kinderen en volwassenen, op belangstelling rekenen. Dat bleek ook uit de uitspraken. Ik haal slechts enkele aan: “Iedereen kent wel iemand met de naam Maria, Marie, Ria of Rie.” “Ik heb er nog nooit bij stil gestaan, dat de naam Maria of een variant ervan zo vaak voorkomt.” “De waardering voor Maria moet vroeger wel groot zijn geweest dat zoveel ouders hun kind naar Maria noemden.” “Gabriël. Vriend van God. Jiddisch gabber, maatje van God?” Dit is nieuw voor me. “Vriend? Dat is dichtbij. Dan moet je wel echt van God komen.” “El? Een godsnaam? Zoals we er over praten, weet je het wel weer.” “Je je realiseert je niet zo dat 'El' in zoveel Nederlandse namen zit.” “Jezus. Nee we zouden er in Nederland niet over denken om een kind Jezus te noemen.” “Bijzonder dat in zuidelijke, katholieke landen wel het geval is.” “Jezus: de Heer redt. Er zit een heel verhaal in.” “Zullen de kinderen, de Heer redt, een beetje kunnen vatten?” “Bij Jezus geboorte denk je eerdere aan een baby dan aan wat hij gaat doen.” “Door die namen en de betekenis, die ze hebben ga je wel weer realiseren dat je met een heel eigen vak bezig bent.” Een van de leerkracht vroeg: “Is aandacht voor godsdienstige taal een specifiek kenmerk van kindertheologie?” Die vraag kon ik beamend beantwoorden. Godsdienstige taal heeft de speciale aandacht van collega Rainer Oberthür. Johan Valstar pleit voor aandacht voor theologische geletterdheid. Over de omgang met godsdienstige taal als symbolisch-metaforische taal in Theologiseren met Kinderen verzorg ik enkele keren per jaar workshops. Zie o.a. http://www.gvo-plein.nl/index.php/artikelen/ de artikelen: Symbooldidactiek als rijke en uitdagende leeromgeving en Symboliseren in de godsdienstles.
Achtergrond: • De Studiebijbel wijdt op blz. 102 een mooi artikel aan de Godsnaam: JHWH (Jaweh), El Sjadai en Adonai en op blz. 1457 een artikel over Engelen. • Bijbelse Woordenboeken. Bijv. Dr. L.A. Snijder, Groot Bijbels Woordenboek, Vianen 2008 • Een symboolwoordenboek Bijbel en traditie. Bijvoorbeeld: Alfred C. Bronswijk, Christelijke symbolen van A tot Z, Boekencentrum, Zoetermeer 2006. In deze boeken is toegankelijke informatie over Bijbelse personen en hun namen te vinden. Zie ook verschillende sites op internet. C. Spelen Vraaggesprek/Tweegesprek De een speelt Maria, de ander een vriendin of vriend. De vriendin bevraagt Maria over wat ze heeft meegemaakt.
8
Impressie 4 Brugfunctie incentief / Biografie Bij de introductie van een nieuw onderwerp heeft een incentief naast de sterk motiverende functie een tweede evenzeer belangrijke functie: namelijk die van 'brug': het maken van contact tussen de leef-, ervarings- en kenniswereld van de kinderen en het onderwerp van de les. Bij de keuze en het nagaan van de bruikbaarheid van een incentief zal steeds de vraag moeten zijn: kan dit incentief deel uitmaken van de biografie van de kinderen? Alleen als dat het geval is, is er ook een gedachtewisseling. Maria was nog jong toen de Engel Gabriël tot haar kwam. Daar ware de leerkrachten het wel over eens. Zowel in Leeuwarden als in Zwolle had de vriendin heel wat aan de jeugdig Maria te vragen. “Hoe was dat zo'n engel zo voor je stond?” “Waarom juist jij, Maria, gekozen?” “Hoe ga je dit allemaal aan Jozef zeggen?” De Maria's vonden het best wel moeilijk om op die vragen antwoord te geven. Eén van de beide 'Maria's' zei: “Wat is het eigenlijk een wonderlijk verhaal!” Over die uitspraak voerden we samen een theologisch gesprek zoals dat is bedoeld: vragen stellen en samen antwoorden zoeken waarbij de inzichten uit de Studiebijbel over Bijbelse geboorteverhalen worden ingebracht. Zie het volgende facet: D. Theologisch gesprek. D. Theologisch gesprek (Verdieping) 1. 'Een ongewoon kind?' Maria mag, onverwacht, moeder worden, vertelt het verhaal. Maar wat is het voor een kind? Wat zegt de engel Gabriël allemaal over hem? Is het wel een gewoon kind? 2. Een ongewone geboorte Hoe zal het kind er, volgens het verhaal, komen? Niet door Jozef de aanstaande man van Maria. Door wie dan wel? Wat zegt het Bijbelverhaal? Wat gebeurt hier allemaal voor 'ongewoons'? Zijn er wel meer kinderen in de Bijbel met een bijzonder, met een ongewoon 'geboorteverhaal'? 3. Jezus: 'De Heer redt' Het moet je maar gezegd worden: Je zult een kind krijgen, die je de naam Jezus, de Heer redt, zal heten. Die kleine Jezus zal ooit zelf 'een redder' zijn. Waarvan? Waarvan willen mensen graag gered worden? Zal Jezus later echt 'redder' zijn als hij volwassen is? Kan Jezus alles alleen (redden)? E. Evaluatie 1. Wie is Maria? Als je ooit een beeld of icoon van Maria tegenkomt in een kerk, in een wegkapel of bij iemand thuis, wat denk je dan? Vul aan: Ik denk dan…… 2. Waarom vinden christenen Maria zo belangrijk? Vul aan: Christen vinden Maria belangrijk, omdat zij…… 3. Wat vind je zelf van Maria? Vul aan: Ik vind Maria……
9
Impressie 5 Evaluatievragen aan het eind van de GVO- scholingsbijeenkomst: • Als kinderen nu een beeld, een schilderij, een wegkapel, een film, een kerststal met Maria zien, zouden ze na deze les al iets aan een ander kunnen vertellen wie Maria is? • Zouden de kinderen de vraag kunnen beantwoorden waarom Maria voor veel christenen belangrijk is om over te vertellen en over te praten? • Zouden de kinderen na de les kunnen verwoorden welk gedachte en welke gevoel ze bij hen opkomt als ze Maria bijvoorbeeld in een levende kerststal zien? Veruit de meeste deelnemers aan de scholingsbijeenkomsten kunnen deze vragen positief beantwoorden. Een enkele leerkracht heeft aarzelingen: “Gaat dit me wel lukken om zo verdiepend met het verhaal bezig te zijn met mijn kinderen? Gaat het mijn kinderen lukken?” F. Didactisch: terugblik en vooruitblik Evenals Petra Freudenberger-Lötz, gebruiken Johan Valstar en ik bij de voorbereiding van onze lessen een voorbereidingsmodel dat door de Duitsers Karl Ernst Nipkow en Friedrich Schweitzer, twee in vakkringen bekende godsdienstpedagogen, is ontworpen. Het draagt de naam Model Elementariseren omdat het zich wil richten op het meest wezenlijke in een les: inhoudelijk en didactisch. Er gaat vaak in de godsdienstige communicatie vaak veel aan helderheid verloren omdat de leerkracht teveel overhoop wil halen. Van het Model Elementariseren maakte Johan Valstar voor V&O een eigen variant.
Korte invulling van de elementen: • Dimensie van het bestaan van de leerlingen (links) versus Dimensie van de Bijbelse inhouden & traditie: Het moet in de godsdienstles gaan om de interrelatie tussen de wereld van de kinderen en de wereld van Bijbel en Traditie(s). Via ontdekkingen moeten de ogen van de kinderen open gaan voor de betekenisgeving van hun eigen wereld en hun eigen ervaringen daarin in wisselwerking en samenhang met de betekenisgeving van de wereld van Bijbel en Traditie. • Elementaire structuur van de leerinhouden: verhalen uit Bijbel en Traditie en de context waaruit deze afkomstig zijn. • Elementaire ervaringen die kinderen in heden en verleden met het lesthema hebben opgedaan • Elementaire toegangen (voorwaarden) gedacht vanuit de ontwikkeling en biografie van de kinderen. Kunnen ze van daaruit contact met het lesthema maken? • Elementaire levensbetekenissen vanuit verschillende perspectieven: algemene ontwikkeling, begrip voor anderen (burgerschap), eigen godsdienstige waarderingen • Elementaire leeractiviteiten die betekenisvol leren ondersteunen • Elementaire incentieven en media: incentieven die kinderen krachtig betrekken op het lesthema. Media als dragers van lesinhouden en instructie.
10
Impressie 6 “Wat vinden jullie van dit model? Zijn in een terugblik de elementen herkenbaar in de lesopbouw van onze bijeenkomst.” “Heel herkenbaar! Je kunt vanuit de praktijk van vanmiddag de elementen zo herkennen.” “De plaatjes van Maria waren het centrale incentief. In de verwerking speelden steeds incentieven.” “Als je er bewust over nadenkt dan moet je wel tot de conclusie komen dat Maria in de ervaringen van vrijwel ieder kind wel moet voorkomen.” “Er zijn allerlei leeractiviteiten toegepast. Vragen stellen en beantwoorden, dramatiseren en vooral gespreksvormen.” “Het is goed om je bij toegangen af te vragen: is mijn thema en zijn de onderdelen van mijn les te doen voor mijn kinderen in hun fase ontwikkeling en met hun biografie? “Structuur en context kwamen uit de Studiebijbel. Het is heel belangrijk om vanuit een goede bijbeluitleg te bepalen wat je kinderen wilt laten ontdekken. Je doet dat eigenlijk niet zo.” “En levensbetekenissen? Wat doen de kinderen over Maria op in zo'n les? Mooier gezegd wat kunnen ze zich aan levensbetekenissen toe-eigenen?” “Wie Maria is met het oog op het Kerstverhaal: Maria is de moeder van Jezus. Dat maakt haar voor christenen tot een belangrijk persoon.” “Dat eenvoudige personen juist worden uitgekozen in de Bijbel.” “Dat Maria 'ja' zei op haar bijzondere taak.” “Wat Maria jezelf zegt.” Afsluiting: lied/gedicht Elke dag lees ik wel een of meer liederen of gedichten. Ze doen vaak wat ze beloven: 'verdicht' essenties en existenties present stellen. Zo ook hier: ten dienste van GVO-leerkrachten bij een eventuele voorbereiding van een Maria-project.
Daar komt een man uit Nazareth 1. Daar kom een man uit Nazareth Zijn naam is Hij die mensen redt, en, met de minsten wil hij zich verbinden; zijn naam is bij vergetenen te vinden. Refrein: In Galilea zien we Hem, de Heer die in Jeruzalem bespot wordt en geslagen, in Galilea moet je naar Hem vragen. 2. Hij is gedoopt in de Jordaan, Hij durft een nieuwe weg te gaan en Hij wil mensen van hun angst genezen, waar Hij verschijnt hoeft niemand meer te vrezen. Refrein: 3. In het verborgen trekt hij rond, Verhalen gaan van mond tot mond, in Galilea gaan geheimen open, de hopelozen durven weer te hopen. Refrein:
4. Wie is die vreemde Joodse man, die nergens thuis is in dit land? Men zegt: Hij lijkt op Israëls profeten. Maar voor zijn volk zal hij Messias heten. Refrein: 5. Jeruzalem, de koningsstad heeft hij zo vurig lief gehad: daar moet een koning wel tevoorschijn treden, daar was hij thuis en daar heeft hij geleden. Refrein: 6. Er komt een man uit Nazareth. Zijn naam is: Hij, die mensen redt. En bij doden is hij niet te vinden, Hij wil zich met levenden verbinden. Nieuw refrein: In Galilea overal klinkt het verhaal van Jezus al. Het zal er niet meer verdwijnen, en midden onder ons zal hij verschijnen. Karel Deurloo. In: Tussentijd. Aanvullende Liedbundel, Kampen 2005, no. 57, 98/99.
Voortgang Deze eerste bijeenkomst ging over de inhoud, de voorbereiding en de uitvoering van de les. De en tweede bijeenkomst zal gaan over de methodische kant van Theologiseren met Kinderen. Ook van deze bijeenkomst is een verslag gemaakt. 11