Theater 5 11 15
Algemene toelichting op de adviezen en besluiten Toelichting adviezen Theater Criteria, werkwijze en procedure Naam
18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 66 68 70 72 74 76 78 80 82 84 86 88 90 92 94 96 98 100 102 104
Aangevraagd
Geadviseerd
Toegekend
Alex D’Electrique 349.599 Aluin 390.000 Bambie 278.831 Beumer & Drost 465.000 Bonheur Theaterbedrijf Rotterdam 184.500 Boogaerdt/Van der Schoot 245.097 Bos Theater (Theater het Amsterdamse Bos) 30.000 Carver 420.000 Caspar Rapak 315.000 Compagnie Barrevoet 65.000 Compagnie Karina Holla (Schreeuw) 110.000 De Appel 520.406 De Brandstichting 280.174 De Firma (Firma Rieks Swarte) 341.008 De Gemeenschap 123.974 De Mug (mugmetdegoudentand) 538.574 De Theatercompagnie 2.645.000 De Wetten van Kepler 457.900 DJT de Reus (Daarom) 188.000 DNA (De Nieuw Amsterdam) 632.729 Dood Paard 576.585 Dordt (Theater van de verbeelding) 428.769 Droomtheater 3.000 Eigen Werk / Pieter Tiddens 303.053 Female Economy 447.047 Fred Delfgaauw (Studio Peer) 250.000 Gnaffel 200.000 Golden Palace 470.000 Growing up in Public 490.000 Handtheater 255.000 Het Blauwe Huis (Ultramarijn) 261.969 Het Huis (Huis voor Jeugd- en Jongerentheater Rotterdam) 350.000 Het MUZ (Het Muz theater) 860.000 Hetpaarddatvliegt (Het Paard dat Vliegt) 125.000 Het Syndicaat 473.645 Het Toneel Speelt 1.000.000 Het Volk 278.500 Hotel Modern (De Bende) 412.500 Jakop Ahlbom (Pels) 400.118 Kalebas Produkties 395.000 Kassys 254.961 Keesen&Co 528.850 Lange Poten 50.000 Likeminds 175.000
0 0 275.000 370.000 0 0 0 375.000 150.000 0 0 320.000 0 300.000 0 447.000 0 0 0 580.000 575.000 350.000 0 0 350.000 115.000 200.000 370.000 0 0 0
0 0 289.312 389.322 0 0 0 394.156 157.264 0 0 337.090 0 315.506 0 471.066 0 0 0 611.048 603.762 367.090 0 0 367.503 120.670 210.329 388.912 0 0 0
200.000 0 0 0 600.000 220.000 410.000 300.000 0 190.000 400.000 0 175.000
209.927 0 0 0 628.171 231.716 430.428 313.510 0 200.079 420.466 0 183.850
1
nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Naam 106 108 110 112 114 116 118 120 122 124 126 128 130 132 134 136 138 140 142 144 146 148 150 152 154 156 158 160 162 164 166 168 170 172 174 176 180 182 184 186 188
Aangevraagd
Geadviseerd
Toegekend
Maanlach 239.400 Maatschappij Discordia 552.500 mightysociety 271.461 MONK (Toneelgezelschap MONK) 296.252 Munganga 285.000 ’n Meeuw 240.000 Nieuw West (Plotloos Drama) 206.827 Orkater 1.687.992 O.T. (Onafhankelijk Toneel / Opera O.T.) 1.567.414 Parels (Parels voor de Zwijnen) 212.827 PeerGrouP 375.000 Powerboat 80.000 PTa - Platform Theaterauteurs 121.000 Schweigman & 406.987 Speeltheater Holland 614.325 Suver Nuver 485.000 ’t Barre Land 534.933 ’t Woud Ensemble 205.000 Teatro Luna Blou (Elektra Blou) 140.000 The Glasshouse 233.251 The Lunatics (The Pigthing) 365.000 Theater Adhoc 235.000 thEAter EA 390.000 Theater Kwark 107.500 Theater Nomade 200.000 Theater RAST 435.000 Theater Terra (Poppentheater Kollektief) 600.000 Theatergroep Delta 336.318 Theatergroep Suburbia 250.000 Toneelgroep Alaska (Uitzicht) 300.000 Toneelgroep Dapper 100.000 Ulrike Quade (Bewegingsalarm) 244.995 Unieke Zaken 389.000 Urban Myth 225.000 V.I.G. (Vier Jaargetijden) 176.275 Vis à Vis 450.000 Warner & Consorten (Prima Materia) 507.000 WdW (Willem de Wolf) 42.630 Werktuig 48.000 Wunderbaum 405.683 ZEP (ZEP-projecten) 360.000
0 350.000 270.000 0 210.000 0 205.000 1.470.000 1.200.000 0 300.000 0 0 350.000 612.500 0 455.000 0 100.000 230.000 0 0 0 0 0 385.000 250.000 0 250.000 0 0 245.000 0 0 0 375.000 0 0 0 380.000 270.000
0 363.579 283.652 0 220.935 0 215.044 1.547.369 1.260.702 0 313.964 0 0 367.674 644.661 0 478.042 0 104.511 241.467 0 0 0 0 0 405.142 260.309 0 262.548 0 0 257.935 0 0 0 394.369 0 0 0 396.839 284.022
2
nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Algemene toelichting op de adviezen en besluiten
Investering in de kunsten van de toekomst door George Lawson, directeur NFPK+ Het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ investeert in de kunsten van de toekomst. De eerste vierjarige subsidieronde onder de hoede van het fonds schept reële mogelijkheden voor nieuwe kwaliteit en versterkt waar nodig bestaande kwaliteit. Er is een keuze gemaakt voor een gezonde dynamiek en verscheidenheid, maar ook voor draagkracht en duurzaamheid van de sector. De rijksgesubsidieerde podiumkunsten staan voor grote veranderingen, en met reden. Analyses van de sector zelf, zoals het rapport UIT! van de commissie d’Ancona, toonden een ‘imploderend systeem’ met een onhoudbare versnippering van middelen, een disbalans tussen vraag en aanbod, en gebrekkige voeling met de samenleving en internationale ontwikkelingen. Niet voor niets heeft het fonds zich tot doel gesteld een eind te maken aan de mismatch van aanbod en afname in de podiumkunsten. Het fonds doet dat door scherper te selecteren op kwaliteit – onder andere via het principe ‘meer voor minder’- , bevordering van dynamiek en samenhang van aanbod tot afname, en opwaardering van cultureel ondernemerschap. Daartoe staan het fonds naast programma’s, project- en individuele subsidies, ook de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen ter beschikking. Dit veranderingsproces op weg naar een duurzamer cultureel landschap blijft in ontwikkeling. Maar de portefeuille van de in 2009-2012 vierjarig ondersteunde instellingen toont onmiskenbaar een nieuw begin: met substantiële instroom naast aanzienlijke uitstroom, vermindering van het aantal gesubsidieerde instellingen, een stijging van het gemiddeld subsidiebedrag per instelling, en een evenwichtiger palet van artistieke generaties, waar dat op gronden van kwaliteit en diversiteit wenselijk was. Het fonds beschouwt het rijksgefinancierde landschap als één - kwantitatief beperkt, maar kwalitatief samenhangend en gezichtsbepalend - deel van het totale podiumkunstenlandschap. De invulling daarvan door het fonds vond daarom plaats met inachtneming van de invulling van de ‘basisinfrastructuur’ door de Raad voor Cultuur. De keuzes zijn scherp. Kwaliteit was steeds een eerste voorwaarde. De leidende parameters hierbij waren vakmanschap, zeggingskracht en oorspronkelijkheid, binnen de context van uiteenlopende genres, publieksgroepen en aanvragers. Daarnaast wogen niet-artistieke criteria zwaarder mee dan voorheen, waarbij de relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publiek het kader bood. Aandacht kreeg de diversiteit van het landschap, de spreiding, de omvang en diversiteit van publieksbereik (inclusief internationalisering), en cultureel ondernemerschap en bedrijfsvoering. Contrasten tussen uitvoeringskwaliteit, zichtbaarheid en ingediende plannen stelden commissies hierbij nogal eens voor dilemma’s. Het fonds is zich steeds bewust geweest van de pijnlijke consequenties van de beslissingen in het belang van een vitaal podiumkunstenklimaat.
5
nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Investeren in kwaliteit: ‘meer voor minder’ 20 % meer subsidie gemiddeld per instelling Het fonds is erin geslaagd de versplintering van middelen in de gewenste richting om te buigen. Het totaalbeeld toont bijna 20 % minder instellingen. Het gemiddelde subsidiebedrag per instelling stijgt met ruim 20 %. Er wordt relatief vaak het gevraagde bedrag toegekend, ook bij nieuwkomers en in nogal wat gevallen wordt een bestaande subsidie substantieel verhoogd, zoals bij Opera Trionfo, Conny Janssen Danst, Emio Greco I PC, ISH, Noorderzon, Combattimento Consort Amsterdam, Speeltheater Holland, Rast. Het fonds heeft goed uitgewerkte plannen voor internationalisering, educatie of compositie zo veel mogelijk integraal beoordeeld, zonder naar andere regelingen te verwijzen. De stijging van het gemiddeld subsidiebedrag is des te opmerkelijker omdat er op grond van cultureel ondernemerschap ook streng gekeken is naar de begrotingen en werkelijke subsidiebehoefte. Dat leidt juist tot een neerwaartse druk op het gemiddelde subsidiebedrag per instelling. ‘Meer voor minder’ is immers geen vrijbrief voor ondoelmatigheid en het nodeloos opblazen van begrotingen en vaste formatie. 30 % nieuwe initiatieven Onder de 116 gehonoreerde aanvragen ontvangen er 34 voor het eerst een vierjarige subsidie. Er is over de hele linie veel beweging en in alle sectoren is sprake van nieuwe loten aan de stam: van Muziektheater Hollands Diep en het Amstel Saxofoon Kwartet tot T.R.A.S.H. en Wunderbaum. 40 % van de bestaande subsidies verdwijnt 59 van de huidige 141 structureel gesubsidieerde instellingen verliezen hun subsidie. Voor andere instellingen staat een substantiële subsidievermindering op stapel. Vooral in de muziek, waar de versnippering van structurele subsidies relatief groot was, zijn veel aanvragen afgewezen en is sprake van forse subsidiekortingen. Een vierjarige subsidie bleek vaak het verkeerde antwoord op activiteiten die artistiek en zakelijk gezien projectmatig van aard zijn. Het NFPK+ is zich er van bewust dat de optelsom van die individuele beslissingen ingrijpende gevolgen heeft voor wereldmuziek, gecomponeerde muziek, jazz en geïmproviseerde muziek. Nu duidelijk is dat de bloei van deze waardevolle onderdelen van het Nederlands muziekleven niet gebaat is met een voortzetting van de huidige subsidiepraktijk, rijst de vraag wat het fonds dan wel kan doen om de positie van die sectoren duurzaam te verbeteren. Het bestuur van het NFPK+ heeft de commissie muziek daarom gevraagd om hierover voor 1 november a.s. een nader advies te geven. Dus nog voor de indiendata van de nieuwe regelingen van het fonds, waaronder de regeling voor tweejarige projecten. Vanzelfsprekend zal de commissie daarbij de volle breedte van het muziekleven betrekken. Daarnaast zijn onder meer bij theater verschuivingen opgetreden, doordat als gevolg van kwalitatief hoogwaardige aanvragen prioriteit kon worden gelegd bij genres die in de basisinfrastructuur minder vertegenwoordigd zijn. Divers aanbod voor een gevarieerd publiek Het NFPK+ heeft niet alleen geoordeeld over de kwaliteit van de aanvragen zelf, maar ook afgewogen of die kwaliteit tot zijn recht kan komen in de sector. Is er niet te veel van hetzelfde, is er voldoende verscheidenheid voor een gevarieerd publiek? Met de eigen honoreringen van het fonds in combinatie met de instellingen in de basinfrastructuur, is een goede verdeling gerealiseerd over artistieke generaties, genres, conventioneel en onconventioneel, toegankelijk en complex aanbod. Het fonds is het fonds van het experiment en het jonge aanstormende talent. Maar het fonds is ook het fonds van de bewezen tradities en kwaliteit. Als het om generaties gaat bewijst de toekenning aan Discordia of Adelheid Roosen dat nieuwkomers niet altijd jong hoeven te
6
nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
zijn. En naast aanvragers die een relatief beperkte niche van liefhebbers bedienen zoals de muziekwerkplaats Intro in situ, Dood Paard of festival Sonic Acts, staan de bij het brede publiek populaire gezelschappen en festivals als Het Toneel Speelt, Het Nederlands Blazers Ensemble en Oerol. Culturele diversiteit De portefeuille van het fonds is ook ‘cultureel divers’, in de zin dat niet-westerse, multi- en interculturele invloeden vertegenwoordigd zijn in aanbod en publieksbereik. Het aandeel honoreringen van cultureel diverse aanvragen ligt gemiddeld iets hoger dan het percentage aanvragen. 20 % van het fondsbudget gaat naar instellingen waarvoor culturele diversiteit hun dagelijkse werk is. Zij nemen het merendeel van de aanvragen op dit terrein voor hun rekening. In overige aanvragen is culturele diversiteit maar zeer beperkt aan de orde, wat het belang van een actief fondsprogramma voor dit thema onderstreept. Er zijn nieuwe aanvragers met een cultureel divers aanbod opgestaan en ‘oude’ aanvragers zijn gegroeid. Dans en muziektheater op cultureel diverse leest staan nog in de kinderschoenen, met slechts een paar aanvragen per discipline. Bij theater valt op dat makers zich duidelijker met een eigen stem profileren, en tegelijkertijd steeds meer deel uitmaken van, en dwarsverbanden zoeken met gevestigde circuits. Er zijn ook ‘autochtone’ makers van producties met een cultureel diverse thematiek gehonoreerd, zoals Female Economy en het Volksoperahuis, en aanvragers voor wie culturele diversiteit zo vanzelfsprekend is dat ze het nauwelijks meer benoemen, zoals festival Jonge Harten. Wereldmuziek kent tegenover een beperkte nieuwe instroom (Baraná, Asele, Pro Moods) relatief veel afvallers. Naast zakelijke obstakels speelt de uitvoeringskwaliteit oudere ensembles parten, terwijl veel nieuwkomers nog (te) kwetsbaar zijn of geen beroep doen op de vierjarige subsidieregeling. Het fonds zet de komende jaren aanvullende instrumenten in om de bloei van de Nederlandse wereldmuziek te stimuleren. Tabel 1. Aandeel cultureel diverse aanvragen/honoreringen ten opzichte van het totale aantal aanvragen/honoreringen Cultureel divers Totaal Dans* Festivals Muziek
Muziektheater
Theater
Aanvragen
15 %
18 %
18 %
17 %
4 %
14 %
Gehonoreerd
18 %
29 %
24 %
16 %
10 %
17 %
Subsidiebedrag
20 %
55 %
22 %
13 %
9 %
13 %
Internationaal Opvallend is dat de meeste aanvragers wel het belang van internationalisering erkennen, maar geen uitgewerkt internationaal beleid of internationale plannen overleggen. Aanvragers die een helder internationaal beleid presenteren dat samenhangt met nationale plannen, worden hiervoor ook beloond. Voorbeelden zijn Emio Greco I PC, Ulrike Quade en Bik Bent Braam. Daarnaast is er veel nog on(der)benutte internationale potentie geregistreerd bij instellingen. Het fonds beraadt zich op een aanpak om die potentie samen met de instellingen tot ontwikkeling te brengen. Bij de beoordeling van internationale ambities is vooral gelet op: aansluiting bij de prioriteiten van het internationaal cultuurbeleid, verbinding tussen het nationale en internationale beleid, internationale tournees, internationale samenwerking, belangwekkende internationale programmering in Nederland (bij festivals), Europese samenwerking en Europese subsidies. * Inclusief de relatief grote aanvraag van het Internationaal Danstheater die bijna de helft van het dansbudget betreft.
7
nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Spreiding: te land en overzee Het NFPK+ heeft zich in zijn beleidsplan onder het motto global/local positief uitgesproken over spreiding als een mogelijkheid tot betere maatschappelijke verankering van podiumkunstinstellingen. Je kunt in deze tijd van globalisering zowel wereldberoemd zijn als stevig verbonden met de directe omgeving. De spreiding over het land verbetert niet spectaculair, maar wel licht. Het aandeel gesubsidieerde instellingen in de vier grote steden loopt iets terug (gemiddeld 3 % van het subsidiebedrag, 15 % van het aantal instellingen) ten gunste van de regio. Alleen Rotterdam gaat er een kleine 6 % op vooruit. In de regio wint elke provincie iets, met uitzondering van Noord-Holland en Utrecht. Uitschieters zijn de regio’s noord en oost, met een toename van het subsidiebedrag van 64 % respectievelijk 45 %. Onder meer bij festivals is de invloed van spreidingsoverwegingen goed zichtbaar. Het fonds wordt uiteraard mede gestuurd door (de kwaliteit van) aanvragen die zich aandienen. Gezien de kansen voor locale inbedding en spreiding, gaat het fonds een dialoog met andere overheden aan, om de aanwas van interessante plannen buiten de Randstad te stimuleren. Voor het eerst wordt een aanvraag uit de Nederlandse Antillen en Aruba vierjarig ondersteund: Teatro Luna Blou op Curaçao. Het fonds bereidt samen met vier andere publieke fondsen en het Ministerie van OCW een subsidieregeling voor om de culturele infrastructuur op de Antillen en Aruba verder te versterken. ‘Ketenverbindingen’ & cultureel ondernemerschap: eerste schreden Ondernemerschap en afstemming tussen aanbod, podia en publiek zijn cruciaal voor een nieuw podiumkunstenklimaat. Over de hele linie wekken de aanvragen in dit opzicht echter nog vaak de indruk van eerste schreden. Samenwerking tussen podia en producenten komt voorzichtig op gang. Marketingstrategieën concentreren zich veelal op traditionele publiciteit voor ongedifferentieerde doelgroepen. Maar het animo voor nieuwe, meer verfijnde en digitale instrumenten groeit her en der wel. De plannen van jongere generaties makers verraden doorgaans de meeste ondernemingslust en publieksgerichtheid. Zo springen PIPS:lab, ISH, Club Guy & Roni en Mighty Society in het oog. Dat echter ook de oudere garde kansen weet te grijpen, bewijzen de aanvragen van onder meer De Kift, Conny Janssen Danst en Het Toneel Speelt.
Budget Het budget voor de vierjarige subsidieregeling is samengesteld uit de door het Ministerie van OCW overgehevelde budgetten per discipline, gebaseerd op de verhoudingen in de Cultuurnota 2005-2008 van de Minister van OCW. Het totaal beschikbare budget van € 36.484.323,- (prijspeil 2006) is over alle disciplines ongeveer tweeënhalf keer overtekend. Toch heeft het fonds zich bij de advisering pas in laatste instantie laten leiden door de ‘subsidieplafonds’. Toepassing van de criteria heeft bij theater en muziek geleid tot advisering binnen het beschikbare budget. Er is ongeveer € 1,2 miljoen budget van deze vakdisciplines ondergebracht bij muziektheater en festivals. Dit zijn snel groeiende sectoren die ook van groot belang zijn voor de vakdisciplines. Zowel bij muziektheater als bij de festivals was er een verhoudingsgewijs hoge overtekening in deze vierjarenronde, en waren de budgetten voorheen relatief laag. Het NFPK+ geeft dus meer geld aan festivals en muziektheater dan door de Cultuurnota 2005-2008 is toegekend. Ondanks scherpe selectie en budgetverruiming bleek het beschikbare budget bij dans, muziektheater en festivals toch nog te krap om alle positief geadviseerde aanvragen te honoreren. Enkele instellingen, die in totaal ongeveer € 2 miljoen vragen, eindigen daardoor onder de zaaglijn. Dat wil zeggen: een positief advies, maar geen geld vanwege een lage prioriteit. Met meer middelen zou het fonds hieraan op basis van prioritering tot € 2 miljoen extra ondersteuning geven. Tabel 2 Overzicht van de belangrijkste cijfers* Totaal Dans Festivals Muziek
aantal aanvragen 2005/2008
17
49
114
25
85
140
9
17
59
8
46
aantal gesubsidieerd NFPK
116
7
21
37
10
41
nieuwe instellingen
36
2
7
11
5
11
vervallen subsidies
59
4
3
33
3
16
87.602.061 11.819.122 10.198.235 24.555.086
8.537.259 32.492.359
36.474.483
5.982.500
2.465.000 15.179.500
2.141.013
1.240.083
38.310.621
6.291.236
314.435
854.643
133.095
271.689
246.500
370.232
cultuurnota prijspeil 2006 260.602
679.694
111.768
183.140
233.215
343.393
geadviseeerd bedrag prijspeil 2006
2.795.000 10.052.483
gevraagd bedrag onder de zaaglijn
400.000
–
500.930
prijspeil 2008
2.920.010 10.568.207
2.587.224 15.943.944
gemiddeld subsidie gemiddeld subsidie
* In dit overzicht is een subsidie aan de Stichting Steim opgenomen. Deze subsidie heeft een voorlopige status, omdat de mogelijkheid bestaat dat Steim alsnog in de Basisinfrastructuur wordt opgenomen.
Historisch zijn er grote verschillen ontstaan in de subsidiebedragen van instellingen met vergelijkbare taken. Het fonds heeft excessieve verschillen teruggedrongen en streeft in de toekomst naar een vorm van benchmarking, in wisselwerking met de basisinfrastructuur en aanbevelingen van de commissie Sanders.
8
nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
–
toegekend
NFPK Prijspeil 2006
Voor ondernemerschap was de ‘oude’ norm van 15 % publieksinkomsten richtinggevend. Aangestoken door de ambities van de commissie Sanders, is daarnaast waarde gehecht aan eigen inkomsten in bredere zin, een doelmatige besteding van inkomsten, en samenwerkingsvoordelen. Voor de meeste instellingen blijkt de 15 % norm haalbaar. Vooral festivals weten uitstekend eigen inkomsten te verwerven, tot niet zelden de helft van de begroting.
Theater
290
waarvan cultuurnota
gevraagd bedrag
Waar op grond van ervaring of positie van een instelling meer mag worden verwacht, heeft dat consequenties: een vermindering van het aangevraagde bedrag, een subsidie onder voorwaarden of een nieuw in te dienen plan voor ondernemerschap - in uiterste gevallen zelfs met een tussentijdse beoordeling. Het fonds heeft in de toetsing echter maatwerk geleverd. Bij de beoordeling is rekening gehouden met genre en aard van de aanvraag. Bovendien hebben niet alleen producenten, maar ook podia een rol te vervullen in een betere afstemming van vraag en aanbod.
Muziektheater
9
nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Toelichting adviezen Theater In totaal heeft de adviescommissie theater 85 aanvragen voor de vierjarige subsidieregeling beoordeeld. Het merendeel, 74 aanvragen, werd direct bij het fonds ingediend. Elf aanvragen zijn op 15 mei overgedragen door de Raad voor Cultuur nadat ze niet in aanmerking waren gekomen voor de basisinfrastructuur (BIS). Over 42 aanvragen werd positief geadviseerd, 43 kwamen volgens de commissie niet (meer) voor subsidiering in aanmerking. Bovendien bracht de commissie 17 co-adviezen uit ten behoeve van de commissies dans, muziektheater en festivals. De overdracht van de elf aanvragen is exemplarisch voor de veranderingen die zich in de structuur van het culturele landschap hebben voltrokken: voortaan wordt er in het Nederlandse cultuurbestel onderscheid gemaakt tussen meerjarig gesubsidieerde instellingen die vaste functies invullen en instellingen die in stand worden gehouden door de cultuurfondsen zoals het NFPK+. De basisinfrastructuur en de door het fonds vierjarig ondersteunde instellingen maken - ondanks de bestuurlijke waterscheiding - deel uit van een samenhangend podiumkunstenlandschap. Herijken Verhuizen en herinrichten gaan hand in hand en scheppen in het gunstigste geval de ruimte om een voorschot op de toekomst te nemen. Ze geven ook aanleiding om te herijken, om in te schatten wat van blijvende of nieuwe waarde geacht wordt. Het beoordelingskader dat overeenkomstig het beleid van het NFPK+ door de commissie theater is gehanteerd laat zich typeren door de begrippen kwaliteit en complementariteit. De onderscheidende kwaliteit van de aanvrager ten opzichte van andere aanvragers en de basisinfrastructuur speelde steeds een rol. De commissie heeft bij de samenstelling van de portefeuille theater primair gekozen voor autonome kunstenaars die hun artistieke vitaliteit en oorspronkelijkheid manifest maken en die daarnaast - mede op basis van een gezonde bedrijfsvoering en positionering - zorg dragen voor een betekenisvolle verrijking van het landelijke theateraanbod. De complementariteit ten aanzien van de basisinfrastructuur in de sector theater blijkt duidelijk uit de verantwoordelijkheid die het fonds neemt voor een aantal onderscheidende genres waarin niet of zeer beperkt voorzien is in de basisinfrastructuur: mime, object- en poppentheater, beeldend locatietheater en deels ook muziektheater. In deze genres kan dankzij kwalitatief hoogwaardige aanvragen relatief veel door het fonds worden geïnvesteerd. De commissie heeft daarnaast kritisch afgewogen in welke mate talentontwikkeling, research & development, nieuw Nederlands repertoire en de diversiteit van bijvoorbeeld het jeugd- en jongerentheater al overtuigend en voldoende in de basisinfrastructuur gegarandeerd worden. Doublures zijn in principe vermeden. De uitkomst van dit complexe beoordelings- en in zijn consequentie herinrichtingsproces is uiteraard een afgewogen compromis. Deze theaterportefeuille kan gezien worden als een markeringspunt in het vernieuwde theaterlandschap. Het beoogt het oeuvre en de positie van de autonome kunstenaar, en de dynamiek van het aanbod en de afname te versterken. Balans artistieke generaties In de algemene inleiding wordt gewezen op een aantal opvallende inhoudelijke kenmerken die op de theaterportefeuille zonder meer van toepassing zijn. Er is zoals beschreven een goede balans nagestreefd in artistieke generaties, disciplines, spreiding en verhouding tussen toegankelijk en complex aanbod. De ketengedachte en de betere afstemming van aanbod en afname zijn nu gemarkeerd. Zonder te willen simplificeren of generaliseren wekken de verschillende generaties ook uiteenlopende verwachtingen wat betreft hun rendement. Van de nieuwkomers in de portefeuille wordt verwacht dat zij een artistieke belofte in zich
11 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
dragen, voorop gaan in artistieke ontwikkelingen en ongehinderd door institutionalisering hun eigen vliegwiel uitvinden, bijvoorbeeld op het gebied van cultureel ondernemerschap en presentatievormen. Jakop Ahlbom, Lotte van den Berg, Ulrike Quade, Eric de Vroedt, Boukje Schweigman en het collectief Wunderbaum zijn enkele voorbeelden van deze generatie. Opvallend is dat de ketengedachte bij de (veelal) jongere makers zeer levendig is. Deze generatie kunstenaars zoekt de verbinding met het publiek - via het thema of onderwerp van de voorstellingen - als vanzelfsprekend op. Men kiest daarvoor de vorm waar de inhoud om vraagt. Dat kan betekenen dat voorstellingen voor bestaande maar net zo goed voor minder gebruikelijke circuits gemaakt worden. Het artistieke kraakbeen is zeer flexibel. Het idee dat er zich onder hen de artistiek leiders van de toekomst bevinden is sterk aanwezig. Van de middengeneratie wordt verwacht dat die zich richt op verdere artistieke verdieping en het bestaansrecht primair via de inhoud afdwingt. En tegelijk moet er naar de mening van het fonds, sterker verantwoordelijkheid worden genomen op het gebied van publieksbereik en profilering in de circuits. Groepen als Bambie, Dood Paard, Golden Palace, Hotel Modern, Keesen & Co en Rast bevinden zich in die ontwikkelings- en bewustwordingsfase. Binnen de organisaties is er vaak een nog te beperkte visie op cultureel ondernemerschap en lijkt ‘marketing’ vooral een toverformule. Een gunstige uitzondering hierop vormen jeugd- en jongerentheatergroepen als Beumer & Drost of Zep. De gelouterde generatie overtuigt door de verbinding die men inmiddels weet te maken tussen professionele bedrijfsvoering en artistieke identiteit, vaak uitmondend in een breed en groot publieksbereik. De Appel, Carver, Het Toneel Speelt, Onafhankelijk Toneel, Orkater en Speeltheater Holland worden in (subsidie)volume als de vlaggenschepen van de portefeuille beschouwd. Zij zouden zich nadrukkelijk en in aanvulling op de stadsgezelschappen moeten kunnen profileren en tonen veelal ook de ambitie om hun posities in de brandhaarden en in de (inter)nationale speelcircuits te versterken. Meer produceren is niet direct de weg die het fonds hen daarbij wil wijzen. Aandacht voor de artistieke ontwikkeling in de vorm van in- en doorstroom ligt meer in de rede. Er is ook plaats ingeruimd voor groepen als Maatschappij Discordia, Firma Rieks Swarte en Nieuw West die op een veel bescheidener schaal opereren en binnen een meester-leerlingmodel veel van hun kunstenaarschap en expertise op andere makers weten over te dragen.
gespecialiseerde instellingen als DNA, Female Economy en Rast. Net als Wunderbaum, Dordt, Bewegingsalarm en Mightysociety leggen zij artistieke verbanden tussen actualiteit op eigen bodem en grensoverschrijdende ontwikkelingen. De grootstedelijke realiteit vindt zijn weg bij J&J Rotterdam en Likeminds, die mede zorgen voor aanwas van nieuwe makers en spelers. Er is kortom sprake van een belangrijke heroriëntatie die de interculturele en internationale invalshoeken verbreedt en de mainstream benadert. Samenstelling adviescommissie theater Adviseurs
Niet betrokken bij de beoordeling van de aanvraag van:
Petra Ardai The Glasshouse Max van Engen Dood Paard, Female Economy, Mightysociety, Theatercompagnie Jarrod Francisco Het Toneel Speelt, Het Huis (Huis voor Jeugd- & Jongerentheater Rotterdam), PeerGrouP, Bert Geurkink Theatercompagnie Simone Hogendijk Aluin, ‘t Barre Land, Growin’Up in Public, Het Huis (Huis voor Jeugd- & Jongerentheater Rotterdam), Lunatics/Pigthing, Theater EA, Festivals: Cement. Viktorien van Hulst Powerboat, Festival Cement Jan Zoet (voorzitter) Bonheur, De (Internationale) Keuze, Droomtheater, Hotel Modern/ De Bende, Het Huis (Huis voor Jeugd- & Jongerentheater Rotterdam), Onafhankelijk Toneel, Powerboat, Wunderbaum Secretaris
Rob Ligthert De commissie is met het oog op de beoordeling van de aanvragen voor jeugdtheater en poppen- en objecttheater uitgebreid met Petra Blok en Eliane Attinger.
Cultureel ondernemerschap De commissie theater is van mening dat het begrip cultureel ondernemerschap ook in het algemeen veel meer inhoudelijke invulling en aandacht behoeft, zowel van de instellingen als het NFPK+ zelf. Met nadruk geldt dat artistieke kwaliteit, binding met de samenleving en publieke perceptie uiteindelijk samen de legitimatie van subsidiëring vormen. Professionaliteit en ambitie in bedrijfsvoering en marketing zijn hiertoe noodzakelijke randvoorwaarden en geen doel op zichzelf. Met betrekking tot de verscheidenheid aan genres is al opgemerkt dat het fonds relatief veel muziektheater, mime, poppen- en objecttheater en beeldend locatietheater tot de portefeuille rekent. Het fonds neemt deze verantwoordelijkheid bewust op zich, maar ambieert dat op termijn instellingen met een dergelijke signatuur ook in de basisinfrastructuur zullen functioneren. Dit is van belang voor deze genres. Daarnaast doet de meerjarige verankering recht aan de ontwikkelingen binnen de culturele biotoop. Ten slotte moet in deze inleiding niet onvermeld blijven dat de adviescommissie theater ruimte heeft gegeven aan culturele diversiteit. Het valt op dat culturele diversiteit steeds minder een geïsoleerde benadering is en steeds meer deel uitmaakt van bredere, grensoverschrijdende artistieke visies. Er is sprake van nieuwe thema’s en benaderingswijzen bij
12 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
13 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Criteria, werkwijze en procedure Het NFPK+ heeft aanvragen beoordeeld waarvan in de procedure bij het Ministerie van OCW is vastgesteld dat ze tot het werkgebied van het fonds behoren. Daarnaast zijn aanvragen beoordeeld van instellingen die in eerste instantie een beroep op de basisinfrastructuur hebben gedaan, maar door de Raad voor Cultuur alsnog zijn doorverwezen naar het fonds. De regeling Vierjarige Subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 van het fonds is bedoeld voor het in continuïteit verrichten van activiteiten die bijdragen aan de kwaliteit en diversiteit van de podiumkunsten, opbouw van een publiek daarvoor en cultureel ondernemerschap. Alle criteria zijn vanzelfsprekend ingevuld en beoordeeld tegen de achtergrond van dit doel. Het doel van de vierjarige subsidieregeling is nadrukkelijk om instellingen te faciliteren om in continuïteit te werken, omdat het fonds immers ook regelingen heeft waarin (meerjarige) projectsubsidies tot de mogelijkheden behoren, waar dit meer passend is bij de aard van de activiteiten. Criteria De in behandeling genomen aanvragen zijn in de eerste plaats getoetst op artistieke kwaliteit, dat fungeerde als ‘instaptoets’. Alleen instellingen die in de ogen van de commissie over voldoende artistieke kwaliteit beschikken en hun artistieke activiteiten in continuïteit verrichten, zijn vervolgens getoetst op de overige criteria (voor functionele kwaliteit) en betrokken in de integrale afweging. Daarbij speelde ook de betekenis van een aanvraag voor het genre een rol. Kwaliteit is beoordeeld op basis van eerder werk en prestaties, artistieke ontwikkeling en potentie, en het ingediende plan met begroting. Alleen instellingen die de aangevraagde activiteiten al minimaal vier jaar verrichten als professionele podiumkunstinstelling, kwamen in aanmerking voor een vierjarige subsidie. Voor vierjarige honorering gelden strengere eisen dan voor projectaanvragen. Daarnaast is het wezenlijk dat de instelling het vertrouwen wekt niet (meer) projectmatig te werken. Honorering van projectaanvragen in het verleden geeft geen garantie voor een positieve beoordeling voor de vierjarige subsidieregeling. Maar ook omgekeerd geldt dat een negatieve beoordeling voor de vierjarige regeling de toegang tot projectbudgetten niet hoeft te belemmeren. Als kerncriteria voor artistieke kwaliteit zijn vakmanschap, zeggingskracht en oorspronkelijkheid maatgevend. Er is uitgegaan van een pluriform en dynamisch kwaliteitsbegrip: gerelateerd aan de aard en ontwikkeling van het genre, de beoogde uitvoeringscontext en de positie die de aanvrager wil innemen in de podiumkunsten. Besloten in het criterium oorspronkelijkheid is de artistieke signatuur en ontwikkeling, en onderscheidende positie van de aanvrager. Verbonden met zeggingskracht zijn de betekenisgevende werking voor publiek, aansprekendheid, impact, landelijke uitstraling en zichtbaarheid in het podiumkunstenlandschap. Vakmanschap heeft betrekking op aantoonbare vaardigheden en vakmatig inzicht. Na de kwaliteitstoets zijn, met gelijk onderling gewicht, de volgende criteria voor functionele kwaliteit (de manier waarop producties in de Nederlandse samenleving functioneren) toegepast, waarbij weer rekening is gehouden met aard en genre van de aanvraag: de mate waarin een aanvraag een bijdrage levert aan de diversiteit/verscheidenheid van de podiumkunsten (inclusief culturele diversiteit); • de mate waarin een aanvraag een bijdrage levert aan geografische spreiding van de podiumkunsten; • de relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling in de aanvraag; • omvang en diversiteit van publieksbereik en –ontwikkeling; • cultureel ondernemerschap en bedrijfsvoering.
15 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
In reacties van aanvragers op de conceptadviezen is er herhaaldelijk teleurstelling over geuit dat in een aantal gevallen alleen artistieke criteria in de beoordeling ter sprake zijn gebracht. De verklaring hiervoor is dat artistieke kwaliteit een eerste voorwaarde was: was de commissie hiervan niet overtuigd, dan zijn andere criteria niet toegepast. Werkwijze en procedures In behandeling genomen aanvragen zijn voorbereid door de (discipline)secretaris. Daarbij is iedere aanvraag samengevat en in de context geplaatst van subsidiehistorie, genre en beleid van het NFPK+. Er is bovendien een analyse gemaakt van kwantitatieve parameters voor bedrijfsvoering, eigen inkomsten en publieksbereik. Aanvragen met cultureel diverse en internationale componenten zijn mede voorbereid en in het proces bij het fonds gevolgd door de programmamedewerkers culturele diversiteit respectievelijk internationalisering. Na voorbereiding op het bureau zijn de aanvragen integraal voorgelegd aan de adviescommissies. De commissies zijn formeel verantwoordelijk voor het advies. Aanvragen zijn behandeld door het team en de commissie van respectievelijk muziek, muziektheater, dans, theater en festivals. Ook aanvragen voor jeugdaanbod zijn hier beoordeeld. Bij interdisciplinaire en festivalaanvragen heeft co-advisering plaatsgevonden door de relevante disciplinecommissie(s). In deze gevallen waren ook meerdere secretarissen betrokken bij de voorbereiding. Cultureel diverse en internationale aanvragen zijn beoordeeld zoals andere aanvragen: in de disciplinecommissies, met de reguliere criteria. De advisering vond plaats in vergadering aan de hand van de genoemde criteria. Naast analyses van secretarissen en programmamedewerkers, en de eigen deskundigheid en ‘kijkervaring’ hebben commissies gebruik mogen maken van dossiers van de Raad voor Cultuur, waarin opgenomen de verzamelde documentatie, gespreks- en voorstellingsverslagen. Het fonds heeft reacties ontvangen van instellingen die op grond van eerdere monitorgesprekken met de Raad voor Cultuur een positieve honorering verwachtten. De functie van monitorgesprekken was echter niet alleen in de nieuwe oordeelsvorming bij het NFPK+, maar ook destijds voor de Raad voor Cultuur louter informatief. De vergaderingen stonden onder voorzitterschap van één van de commissieleden. Op grond van de individuele beoordelingen hebben de commissies een disciplineprioritering opgesteld ten behoeve van de integrale afweging, tenzij een commissie binnen het beschikbare budget adviseerde. Commissieleden en secretarissen met directe betrokkenheid bij een aanvraag waren bij de betreffende advisering niet betrokken (zie overzicht). De adviezen zijn op 30 juni in concept verstuurd naar (alleen) de aanvragers, vergezeld van een indicatie van het subsidiebedrag. Instellingen konden binnen twee weken reageren op feitelijke onjuistheden. Die zijn door het fonds bestudeerd en verwerkt. Zo veel mogelijk instellingen waarvan de subsidie substantieel is aangetast of verdwijnt, zijn uitgenodigd voor een gesprek. Verzoeken van instellingen om een gesprek zijn waar mogelijk gehonoreerd. Na de schriftelijke reacties en gesprekken zijn de definitieve adviezen en subsidiebeschikkingen vastgesteld. De adviescommissies voor de vierjarige subsidieregeling zijn bij de start van het fonds volledig nieuw samengesteld. Daarbij is naast (erkende) artistieke deskundigheid en een brede, up-to-date kennis van het veld, ook expertise verankerd voor de keten van scheppen, produceren, programmeren en publieksbereik. In de samenstelling van de commissies is gezorgd voor vertegenwoordiging van (en kennis over) een variëteit aan genres, artistieke generaties, bestaande en nieuwe publieksgroepen, internationalisering, westerse en cultureel divers geïnspireerde kunstvormen, en kunde van marketing en cultureel ondernemerschap.
16 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Alex D’Electrique
Stichting Alex d’Electrique Inleiding Alex d’Electrique is een in Amsterdam gevestigd theatercollectief. Wegens het vertrek van oprichter en artistiek leider Ko van den Bosch naar het Noord Nederlands Toneel (NNT), wil het bestuur per 2009 een doorstart maken met de (voormalige) kernleden Raymonde de Kuiper, Raymond Thiry en met Aat Ceelen als artistiek leider van dit heraantredend collectief. Alex d’Electrique stelt zich tot taak om geëngageerd entertainment voor een breed publiek te maken op basis van nieuw Nederlands repertoire en verwant bestaand repertoire. Alex d’Electrique omschrijft zijn werk als “Theater van onderop met wortels in de “do-ityourself” filosofie van de punk- en kraakbeweging. De kracht van het collectief schuilt in het multidisciplinaire. De makers hanteren en ontwikkelen een eigenzinnig theatraal idioom, waarbinnen beeld zich op een organische manier verweeft met spel, tekst en muziek.” Alex d’Electrique geeft als één van de belangrijkste kenmerken van de groep aan dat er theater gemaakt wordt vanuit een eigengereide opvatting over kunst. “Kunst moet niet mooi of af of eenduidig zijn. Kunst moet ergens over gaan, verrassend en opwindend zijn.” Het collectief is van mening dat er minimaal één groep in de Nederlandse theaters moet spelen die dat alles vertegenwoordigt. Alex d’Electrique is naar eigen zeggen een van de weinige groepen in Nederland die op een aanstekelijke manier fysiek en beeldend theater combineert met rauwe poëzie, absurde comedy en moralismeloos engagement. Alex d’Electrique heeft voor de periode 2009-2012 jaarlijks één à twee activiteiten gepland. Hiervoor vraagt de groep bij het Fonds € 349.599 subsidie per jaar aan. Alex d’Electrique heeft geen andere subsidies begroot. In 2009 staan twee activiteiten gepland die in totaal 75 keer spelen, met naar verwachting 9.500 bezoekers. Voor de hele periode heeft Alex d’Electrique vooralsnog in totaal zes activiteiten gepland. Daarmee blijft het gezelschap op het huidige productie- en activiteitenniveau.
Conclusie en advies In het plan kiest Alex d’Electrique voor een artistieke koers die grotendeels teruggrijpt op de vanaf 2001 beproefde activiteiten en samenstelling. Het plan beschrijft daarnaast, globaal en nauwelijks gemotiveerd, een aanvullende op teksttoneel gebaseerde artistieke beleidslijn die sterk afwijkt van de bestaande artistieke identiteit. De inhoudelijke en organisatorische consequenties van deze keuzes blijven nagenoeg onbesproken. Mede op basis hiervan constateert de commissie een gebrek aan artistieke zelfreflectie en heeft zij onvoldoende vertrouwen in de artistieke zelfstandigheid van het collectief. De commissie adviseert daarom Alex d’Electrique niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
260.467
Gevraagd
349.599
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Alex d’Electrique ontvangt structureel subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie is niet enthousiast over het voorliggende plan van Alex d’Electrique. Daar waar Ko van de Bosch het repertoire en idioom in de lopende Cultuurnota-periode eigenhandig ontwikkelde en uitvoerde, kan de combinatie van Raymonde de Kuiper, Raymond Thiry en Aat Ceelen onvoldoende bogen op een dergelijke artistieke eindverantwoordelijkheid in de oeuvre-opbouw. De voorgenomen artistieke koers leunt enerzijds nog zwaar op Van de Bosch’ erfenis en inbreng als schrijver en is anderzijds nog te ongewis. Het voorgestelde repertoire –van onder anderen Werner Schwab- vindt de commissie interessant maar echt van een heel andere orde omdat het bestaand en zeer specifiek tekstoneel behelst. Zij is van mening dat er een lastig overbrugbare kloof bestaat tussen multidisciplinair en dergelijk talig theater. Dit artistiek dubbelprofiel stelt duidelijk andere eisen aan de makers én aan het publiek en legt een grote druk op de hele organisatie. De commissie vindt het voor een theatergroep met een lange staat van dienst niet getuigen van professioneel inzicht dat de inhoudelijke consequenties van de doorstart onbesproken blijven. Volgens de commissie lijkt er nu primair sprake van een uitwisseling in personele zin: Ko van den Bosch af, de anderen weer op. Het plan voor 2009-2012 geeft de commissie in onvoldoende mate het vertrouwen dat Alex d’Electrique met zelfstandige daadkracht en een prikkelende artistieke visie de toekomst tegemoet gaat.
18 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
19 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Aluin
Stichting Theatergroep Aluin Inleiding Theatergroep Aluin (Aluin) is een in 1991 opgericht theatergezelschap uit Utrecht, waarvan de artistieke kern bestaat uit regisseur Erik Snel en acteurs Gabby Bakker, Arend Brandligt, Dennis Coenen en Marcel Roelfsema. Aluin omschrijft haar stijl en aanpak als zeer persoonlijk en hecht daarom aan haar goed op elkaar ingespeelde ensemble. Andere vaste artistieke waarden van de groep zijn licht- en decorontwerper Claus den Hartog en kostuumontwerper Judith de Zwart. Regisseur Erik Snel ziet in de klassieke verhalen de basis van het theater. Juist door de afstand in tijd en taal, vertellen de werken veel over de universele mens en zijn universele tekort. Aluin zoekt in het toneelrepertoire naar schoonheid, zeggingskracht en potentiële actualiteit. Het werk kenmerkt zich naar eigen zeggen door een voorliefde voor taal, helderheid en eenvoud, humor, energie en transparantie. Het motto van het programma voor de periode 2009-2012 luidt ’De goede leugen en de fatale eerlijkheid’. Aluin tekent daarbij aan dat de waarheid soms een slecht bruikbaar instrument is ‘bij vriendschap, macht en stabiliteit’. In de komende periode wil Aluin vooral aandacht besteden aan het uitbouwen van zijn positie, landelijk én regionaal. Aluin maakt voorstellingen voor de vlakkevloertheaters en wil daar een groot, gemengd publiek mee bereiken. De groep gaat in de periode 2009-2012 gemiddeld twee (reis)producties per jaar maken en ontwikkelt een aantal activiteiten in en om Utrecht en het eigen huis Villa Concordia. Aluin vraagt een jaarlijkse bijdrage van € 390.000 aan het Fonds en dient ook een subsidieaanvraag in bij de gemeente Utrecht (€ 95.000) en de provincie Utrecht (€ 35.000).
Conclusie en advies De artistieke ontwikkeling van Aluin is gestagneerd en het activiteitenplan is een consolidatie van de afgelopen periode. De commissie acht Aluin niet van een dermate grote landelijke betekenis voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van nieuw Nederlands repertoire of het totaalaanbod dat het structurele ondersteuning afdwingt. Aansluiting vinden bij het nieuwe Utrechtse stadsgezelschap lijkt een goede stap om de impasse waarin Aluin verkeert te doorbreken. De commissie adviseert Aluin niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
214.676
Gevraagd
390.000
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Aluin ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie heeft waardering voor de rol die Aluin speelt in het Utrechtse culturele leven. De stabiliteit van het ensemble maakt het gezelschap herkenbaar, maar in toenemende mate ook voorspelbaar. Ondanks de eigen signatuur van de voorstellingen, herkent de commissie inmiddels het procedé waarmee Aluin de klassieken bewerkt en verwerkt. Binnen de beproefde Aluin-aanpak is er omwille van de toegankelijkheid sprake van inhoudelijke simplificatie, waardoor het rijke bronmateriaal aan gelaagdheid en zeggingskracht inboet. De speelstijl wordt als nadrukkelijk en eendimensionaal ervaren. De commissie constateert dat er sprake is van stagnatie in de artistieke ontwikkeling. De Raad voor Cultuur waarschuwde de groep hier vier jaar geleden al voor. De repertoirelijn ‘Eigen Werk’ levert voorstellingen op die inhoudelijk te weinig raakvlak hebben met ‘De Klassiekers’ en te vaak een onbevredigende, want oppervlakkige, indruk achterlaten. ‘Eigen Werk’ vormt geen verrijking voor het nieuwe Nederlandse repertoire en is in stijl, niet wezenlijk anders dan ‘De Klassiekers’. Inhoudelijk en kwalitatief is het ‘Eigen Werk’, wat de commissie betreft, onvoldoende complementair of overtuigend. De prille stappen die Aluin onderneemt richting samenwerking met derden, lijken niet gemotiveerd door artistieke drijfveren, maar eerder functioneel te ontstaan. Het plan beschrijft deze stappen zonder veel overtuigingskracht. Desalniettemin ziet de commissie de samenwerking met het nieuwe Utrechtse stadsgezelschap als een mogelijke weg om de artistieke impasse te doorbreken.
20 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
21 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Bambie
Stichting Bambie Inleiding Bambie is de in Amsterdam gevestigde mimegroep van Paul van der Laan en Jochem Stavenuiter. Voor de verkoop werkt Bambie samen met Bureau Berbee Culturele Affaires. De zakelijke leiding is in handen van Wernard Zilver. Bambie wil continueren, bewaken en verdiepen wat zij in de afgelopen jaren heeft opgebouwd. In de cultuurnotaperiode 20052008 heeft Bambie gemerkt dat er een publiek bestaat dat behoefte heeft aan haar fysieke en beeldende voorstellingen. In die behoefte wil Bambie blijvend voorzien. Bambie wil jaarlijks één nieuwe voorstelling maken, waarbij de herkenbaarheid van ‘het merk Bambie’ voorop staat. Artistieke ontwikkeling zoekt Bambie in het voornemen van beide artistiek leiders om zelf te gaan regisseren, in samenwerking met nieuwe acteurs/theatermakers, en in het bewuster inzetten van elementen zoals vormgeving en muziek, waarvoor specialisten worden aangezocht. Verder wil ze haar internationale activiteiten verstevigen. Bambie stelt: “Een Bambievoorstelling kan beginnen bij een zin, maar ook bij een documentaire of een krantenfoto. Daaruit wordt een thema gedestilleerd, waar alle spelers/makers in door Van der Laan en Stavenuiter geleide improvisatiesessies hun fantasie en intuïtie op los laten. Fysieke training en scèneontwikkeling gaan gelijk op; beeld lokt beweging uit en omgekeerd. Het verloop van de uiteindelijke voorstelling ontstaat op de vloer.” Kenmerkend voor Bambie is de naamgeving van de producties: een nummer per keer. Voor de komende jaren staan de voorstellingen Bambie 14 tot en met Bambie 17 gepland. In de aanvraag staan de uitgangspunten voor deze voorstellingen beschreven alsmede de makers met wie Bambie ze wil ontwikkelen. Verder gaat de groep in de komende vier jaar twee edities van De Bambierambam (het reprisefestival van Bambie) organiseren. Voor 2009-2012 vraagt Bambie op jaarbasis € 278.831 subsidie aan bij het Fonds. Zij programmeert jaarlijks gemiddeld 59 voorstellingen.
Conclusie en advies De commissie is van mening dat Bambie zich artistiek-inhoudelijk goed ontwikkelt en een eigen en interessante bijdrage levert aan de ontwikkeling van de mime in Nederland. Wel vindt de commissie het van belang dat de groep zich gedrevener en minder plichtmatig zal bezighouden met publieksverruiming en internationalisering. De commissie adviseert Bambie op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
188.365
Gevraagd
278.831
Geadviseerd
275.000
Toegekend
289.312
Bambie ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Het voormalige FAPK heeft incidenteel subsidie verleend voor internationale activiteiten. Beoordeling De commissie is enthousiast over de ontwikkeling van Bambie in haar eerste periode als structureel gesubsidieerd gezelschap. Met haar absurdistische en poëtische stijl onderscheidt zij zich van andere aanbieders. De groep levert naar het oordeel van de commissie een interessante bijdrage aan (de ontwikkeling van) de mime in Nederland. Het beleidsplan 2009-2012 geeft inzicht in de drijfveren van de makers. Het gaat uit van hun sterke punten maar zij schuwen ook een kritische blik op het eigen functioneren niet. Bambie weet haar ervaringen op een heldere manier naar haar toekomstige projecten te vertalen. Wat betreft het cultureel ondernemerschap van Bambie vindt de commissie dat het plan plichtmatig klinkt. De groep schrijft te streven naar publieksverruiming. De commissie is er weliswaar van overtuigd dat zij daartoe reële mogelijkheden heeft, zoals via ‘De Bambierambam’, maar merkt op dat de aanvraag niet voorziet in een uitgekiende (marketing)strategie. In het verlengde hiervan stelt de commissie vast dat ook (culturele) diversiteit in de aanvraag geen rol van betekenis speelt. De ambitie en geschetste initiatieven om internationaal actiever te opereren beoordeelt de commissie positief. Bambie heeft hiermee in de afgelopen jaren al ervaring opgedaan en doet daarmee haar voordeel. De commissie merkt echter ook op dat het plan op dit punt nauwelijks getuigt van een structurele aanpak voor de komende jaren. Het beschrijft enkele algemene voornemens en contacten, maar een overtuigende visie hoe Bambie de wereld kan veroveren is er (nog) niet. De commissie vindt dat Bambie hieraan meer aandacht moet besteden.
22 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
23 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Beumer & Drost
Stichting Het Toneelschap Beumer & Drost Inleiding Toneelschap Beumer & Drost (Beumer & Drost) is opgericht in 1997 en gevestigd in Amsterdam. De artistieke leiding van dit jeugdtheatergezelschap wordt gevormd door Loek Beumer en Peter Drost. Beiden zijn zowel maker als speler. Per productie worden Peter van der Hoek en Géraldine Verhoeven aangetrokken. Verder wordt samengewerkt met verwante, steeds terugkerende makers als Gijs de Lange, René van ’t Hof, Arie Kant, Michael Helmerhorst en Wim Conradi. Beumer & Drost is een reisgezelschap dat familietheater maakt voor een breed publiek. De groep speelt in het hele land, op zomerfestivals en in het buitenland. De voorstellingen zijn een combinatie van mime, zang, tekst en beelden. Het gezelschap maakt toneel met een universele thematiek. In de huidige periode heeft het gezelschap de disciplines film en toneel gecombineerd tot cinematografisch theater en een grotezaalproductie gemaakt. Verder heeft de groep onder de noemer ‘Het Gilde’ een talentontwikkelingstraject opgezet, waar nieuwkomers begeleid worden. Het nieuwe talent maakt voor een paar jaar deel uit van het gezelschap. Beumer & Drost heeft een begin gemaakt met een verkoopplan om schoolvoorstellingen te koppelen aan vrije voorstellingen. Met dit zogenoemde ‘Regioplan’ wordt een nieuw publiek gegenereerd voor de groep en voor de betreffende schouwburg. Beumer & Drost vraagt extra subsidie om de organisatie te verstevigen en de ontwikkelingen op artistiek gebied te continueren. Voor 2009-2012 wil Beumer & Drost negen producties maken waarvan twee zomer/locatievoorstellingen. De groep vraagt bij NFPK+ een bedrag van € 465.000 per jaar.
bovendien dat de groep serieuze andere initiatieven ontplooit om nieuw publiek binnen te halen. Op basis van het beleidsplan stelt de commissie vast dat Beumer & Drost over een professionele organisatie beschikt en de bedrijfsvoering op orde heeft. Conclusie en advies Het oordeel van de commissie over de subsidieaanvraag van Beumer & Drost is gezien haar artistieke meerwaarde ten opzichte van het bestaande aanbod in de basisinfrastructuur positief. De artistieke ontwikkeling van de groep vertoont naar het oordeel van de commissie de afgelopen jaren echter stagnatie, waardoor de voorstellingen, hoewel aantrekkelijk, toch ook voorspelbaar zijn. De commissie geeft geen prioriteit aan het onderdeel talentontwikkeling in het beleidsplan, omdat de basisinfrastructuur daarin voorziet. De functionele kwaliteit van de instelling wekt vertrouwen. De commissie adviseert daarom Beumer & Drost op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Ook adviseert zij het huidige subsidiebedrag te verhogen ten behoeve van verdere artistieke ontwikkeling van de groep. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
285.843
Gevraagd
465.000
Geadviseerd
370.000
Toegekend
389.322
Beumer & Drost ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De voorstellingen van Beumer & Drost vormen een aanvulling op het bestaande jeugd- en familietheateraanbod in de basisinfrastructuur. De commissie vindt dat het palet van het Nederlands theater, mede wordt gekleurd door de aanwezigheid van een groep als Beumer & Drost. De groep maakt toegankelijke familievoorstellingen met een groot publieksbereik in een aanstekelijke, gevarieerde theaterstijl. De voorstellingen worden verder gekenmerkt door een grote mate van vakbekwaamheid. Ook over het beleidsplan en de onderbouwing daarvan is de commissie positief. Daar staat tegenover dat de commissie vaststelt dat de groep zich in de afgelopen jaren in artistiek opzicht onvoldoende heeft ontwikkeld. De voorstellingen krijgen daardoor een voorspelbaar karakter. De commissie vindt het van belang dat deze ontwikkeling weer gestalte krijgt in de volgende periode. Aan talentontwikkeling, zoals beschreven onder ‘Het Gilde’, geeft de commissie geen prioriteit. Subsidiëring van dit soort activiteiten vindt vooralsnog uitsluitend plaats binnen de basisinfrastructuur. De commissie vindt ook dat instroom niet los van de eigen voorstellingen hoeft plaats te vinden. Beumer & Drost onderhoudt een goede band met theaters in Nederland en Vlaanderen en met zomerfestivals, en trekt een groot publiek. Voor de komende periode verwacht Beumer & Drost een lichte stijging van de verkoop en publieksinkomsten. De commissie waardeert de houding, visie en inspanningen van Beumer & Drost als cultureel ondernemer. De instelling behaalt momenteel hoge eigen inkomsten. Met het ‘Regioplan’ probeert het gezelschap nieuw publiek te bereiken en meer naamsbekendheid te genereren. De commissie constateert
24 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
25 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Bonheur Theaterbedrijf Rotterdam
Stichting Bonheur Inleiding Bonheur Theaterbedrijf Rotterdam (Bonheur) is opgericht in 1988. Sinds 2005 is Peter Sonneveld artistiek leider en tevens regisseur van het gezelschap. Bonheur onderscheidt zich van andere theatergroepen door het maken van literair vertellend theater. De bron van de voorstellingen van Bonheur vormt de literatuur in al haar vormen. Bestaande Nederlandse en buitenlandse literatuur wordt bewerkt en geschikt gemaakt om te worden verteld in een voorstelling. Peter Sonneveld kiest als regisseur en artistiek leider voor een mengeling van toneelspelen en vertellen. Over de thema’s en inhoud van het werk van Bonheur staat het volgende in de aanvraag: “Thematisch spreekt vanuit het materiaal een sterke fascinatie voor dood en geborgenheid. Bij de dood gaat het om het moment van inzicht waarop het leven als het ware in één oogopslag te overzien valt in zijn sterfelijkheid en noodlottigheid. In dat perspectief komt de noodzaak zich geborgen te voelen, als een van de existentiële vraagstukken van het leven, des te nadrukkelijker naar voren. Troost en bindende kracht schuilen voor Bonheur in de wetenschap dat we onzekerheid en verlangen met elkaar delen.” Er worden diverse schrijvers en boektitels genoemd die volgens Bonheur in aanmerking komen voor een toneelbewerking, vanwege hun universele thematiek en hun stijl. Bonheur wil haar diversiteit aan activiteiten in vergelijking met 2005-2008 in de komende kunstenplanperiode inperken en zich concentreren op het creëren van literair toneel, gerichte educatie en samenwerkingen op het gebied van talentontwikkeling. In het plan kiest Bonheur voor twee sterke en herkenbare pijlers in het beleid om een nog hechtere relatie met het publiek op te bouwen: de liefde voor de taal en de liefde voor de stad. Bonheur is een klein gezelschap dat graag klein wil blijven want daarin schuilt haar kracht: in het creëren van intimiteit en een vertrouwelijke band met de toeschouwer. Ze streeft niet naar een vast ensemble, maar kiest er bewust voor om per voorstelling of project artistiek personeel aan te trekken. De voorstellingen worden eerst gepresenteerd in het eigen theater, waarna in het volgende seizoen één ervan op tournee gaat. Bonheur vraagt € 184.500 per jaar aan het NFPK+ en € 430.500 van de gemeente Rotterdam. Ze wil jaarlijks twee producties maken met gemiddeld negentig voorstellingen, waarvan ongeveer zestig in Rotterdam.
Conclusie en advies Hoewel het werk van Bonheur en Peter Sonneveld herkenbaar is en kwaliteit bezit, vindt de commissie de zeggingskracht en oorspronkelijkheid ervan te gering. Tevens verwacht ze onvoldoende artistieke ontwikkeling. Door de lokale gerichtheid en identiteit, is de commissie van mening dat Bonheur vanuit landelijk perspectief onvoldoende onderscheidend of aanvullend is. Daarom adviseert zij het gezelschap niet op de nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
183.429
Gevraagd
184.500
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Bonheur ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005- 2008 en structurele ondersteuning van de gemeente Rotterdam. Beoordeling De commissie beschouwt het soort theater dat Bonheur maakt niet als een sub-genre gezien het feit dat literatuur vaker als basis voor voorstellingen wordt genomen. Bonheur kan in die zin geen aanspraak maken op uniciteit. Het werk, dat Bonheur bewust in een intieme setting presenteert, maakt vaak een ingetogen indruk. De stijl of vorm hebben zich in de laatste jaren niet wezenlijk ontwikkeld en leunen vooral op esthetische ingrediënten. Dat maakt het werk aangenaam maar ook rimpelloos, voorspelbaar en het is binnen die opvatting te weinig uitgesproken. In de periode 2009- 2012 gaat Bonheur artistiek gezien op dezelfde voet verder. De commissie dicht Bonheur een beperkte artistieke oorspronkelijkheid en zeggingskracht toe en ziet geen, tot weinig artistieke ontwikkeling. Daar komt bij dat de commissie de landelijke uitstraling en het bereik van de voorstellingen te beperkt vindt. Bonheur heeft een eigen traditie en positie met haar literair vertellend theater opgebouwd, maar de activiteiten en profilering van Bonheur spelen zich primair op lokaal (Rotterdams) niveau af. De complementaire kwaliteit van het werk beperkt zich tot de stadsgrenzen, waar het zeker bestaansrecht heeft.
26 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
27 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Boogaerdt/Van der Schoot
Stichting Boogaerdt/ Van der Schoot Inleiding Boogaerdt/VanderSchoot is sinds 2001 actief als mimeduo, gevestigd in Amsterdam. Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot maken voorstellingen waarin beeld en beweging voorop staan maar tekst niet wordt geschuwd. Het (on)vermogen van het lichaam wordt als uitgangspunt genomen. Teksten ontstaan meestal vanuit improvisatie. De aanvragers karakteriseren hun werkwijze als volgt: “Ons spel is helder, eerlijk en toegankelijk, nooit ijdel of bedoelerig. We onderzoeken: ‘Hoe beweegt ...?’ in plaats van ‘Wat beweegt…?’ Zo creëren we een nieuwe beeldtaal. We maken geen conceptuele of intellectuele kunst. We bedenken onze voorstellingen niet, we vinden ze. Daarom is ons werk fantasievol en grillig. De diepgang zit in de gelaagdheid van beeld en emotie”. Het duo maakt haar voorstellingen in samenwerking met wisselende regisseurs en ook gastspelers. Sinds 2001 werden er negen voorstellingen gemaakt en gespeeld, in theaters en op zomerfestivals. Het activiteitenplan voor de komende jaren rust op een viertal pijlers. Boogaerdt/VanderSchoot wil doorgaan met de werkwijze die het duo eerder hanteerde in het Tsjechov-project in de zomer buiten “voeden en bemesten” in de zomer, krachtiger bloeien in het nieuwe seizoen. Het duo zoekt diepgang door te werken vanuit het dwingende kader van bestaande situaties of verhalen. Het wil zich voortdurend laten uitdagen om buiten de gebaande paden te treden, een inspirerend team van (gast)medewerkers. De aanvraag vermeldt onder anderen speler en regisseur René Geerlings, speler Marie Groothof, dramaturg Frederieke Vermeulen en componisten Joop van Brakel en Hans Hasebos. Tenslotte merkt het duo dat er een zeer divers publiek op haar voorstellingen afkomt: jong en oud, kunst- en amusementsliefhebbers, taaladepten en fans van beeld en beweging. Deze tweestrijd tussen het verlangen naar een eigenzinnige, compromisloze voorstelling en de hoop “Tante Hetty en Ome Harry uit Nuenen een leuke avond te bezorgen”, zorgt ervoor dat de voorstellingen op meerdere lagen te beleven zijn. De instelling vraagt een subsidie van € 245.097 aan het NFPK+. In de periode 2009-2012 wil Boogaardt/VanderSchoot zes producties maken, vier voorstellingen voor de vlakke vloer, waarvan er twee zullen ontstaan vanuit locatievoorstellingen op festivals.
reguliere theaters. Welk artistiek doel hiermee wordt nagestreefd, blijft onduidelijk. Hetzelfde geldt voor de keuze om, in navolging van het recente Tsjechovproject, verder te gaan met bewerkingen van klassieke toneelteksten. Bovendien is de ervaring van Boogaerdt/VanderSchoot beperkt als het gaat om het werken met klassieke teksten en het principe van omwerken van festivalvoorstelling tot theatervoorstelling. Samengevat acht de commissie de kwaliteit van het werk onvoldoende overtuigend, de plannen artistiek onvoldoende uitgewerkt en onderbouwd, te summier en te onrijp om een vierjarige subsidiëring te rechtvaardigen. Conclusie en advies De commissie heeft waardering voor het werk van Boogaerdt/VanderSchoot, maar concludeert dat de artistieke kwaliteit van het werk en de plannen van Boogaerdt/VanderSchoot nog onvoldoende overtuigend is om het duo in aanmerking te laten komen voor structurele subsidie. De commissie adviseert Boogaerdt/VanderSchoot niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Boogaerdt/VanderSchoot heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 subsidie aangevraagd, maar deze is niet toegekend. Van drie projectaanvragen bij het voormalige FAPK werden er twee gehonoreerd. Beoordeling De commisie heeft waardering voor het werk van Boogaerdt/VanderSchoot in de afgelopen periode. De voorstellingen zijn afwisselend en het gezelschap bouwt gestaag aan een oeuvre en eigen publiek. Over de mate van gelaagdheid en de artistieke kwaliteit van het werk is de commissie echter kritisch. De voorstellingen zouden aan zeggingskracht winnen indien Boogaerdt/ VanderSchoot minder (zelf)relativering aan de dag zou leggen. De commissie beoordeelt het beleidsplan 2009-2012 negatief. De artistieke uitgangspunten zijn ongearticuleerd en overtuigen onvoldoende. Boogaerdt/VanderSchoot lijkt zich meer te laten leiden door organisatorische en vormtechnische keuzes dan door artistieke drijfveren. Zo maakt het duo in haar meerjarenplan een leidend principe van het uitwerken van een voor een festivalomgeving ontwikkelde locatievoorstelling, tot een zaalvoorstelling voor de
28 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 245.097
29 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Bos Theater
Stichting Theater het Amsterdamse Bos Inleiding Het openluchttheater in het Amsterdamse Bos wordt sinds 1986 bespeeld door Bos Theater, een productiekern die jaarlijks gedurende de zomermaanden een theaterproductie uitbrengt. Het gezelschap karakteriseert zich als modern laagdrempelig volkstheater. Bos Theater werkt met een kerngroep van artistieke medewerkers onder leiding van Frances Sanders. Deze groep wordt jaarlijks met een aantal gasten aangevuld. Het theater werkt tevens met een vaste ploeg productiemedewerkers, decorbouwers en technici. Het gezelschap wordt ondersteund door de gemeente Amsterdam en weet verder veel publieksinkomsten en projectsubsidies te verwerven. In haar subsidieaanvraag vermeldt de groep haar plannen voor de periode 2009-2012. Bos Theater wil, net als eerder, jaarlijks een grote theaterproductie uitbrengen die negen weken in het openluchttheater wordt gespeeld. Voor 2009 maakt de groep een keuze uit twee klassiekers in een regie van Frances Sanders, voor 2010 staat een voorstelling, geschreven en geregisseerd, door Jeroen van den Berg gepland en voor 2011 wordt een voorstelling ontwikkeld, getiteld ‘Parzival’, in samenwerking met acteurs, muzikanten en schrijvers. De plannen voor 2012 staan nog niet vast. Bos Theater vraagt een subsidie aan die alleen bedoeld is voor onderzoek en ontwikkeling. Het betreft opdrachten aan choreografen, componisten, makers uit de mime en het objecttheater als voorbereiding op producties, waaraan ze als volwaardige medewerkers naast de regisseur zullen participeren. Daarnaast is de instelling voornemens workshops, lessen of miniprojecten te organiseren met iemand van buiten de instelling met een specifieke expertise, als vooronderzoek ten behoeve van de productie die in het daaropvolgende jaar wordt uitgebracht. Verder is het Bos Theater nieuwsgierig naar wat (jonge) theatermakers middels een vrije opdracht doen, binnen de uitgangspunten die de groep heeft over modern volkstheater, met de ruimte die het theater tot haar beschikking heeft. Dit zogenaamde BosLab kent twee trajecten. Onder de naam BosLab etudes volgen vijf jonge theatermakers een (kijk)stage tijdens een repetitieperiode. In Boslab projecten worden in de wintermaanden makers begeleid die met een concreet plan komen. Voor de Boslab projecten vraagt Bos Theater ondersteuning bij andere fondsen.
Conclusie en advies Aangezien NFPK+ alleen subsidie aanvraagt voor het onderdeel onderzoek en ontwikkeling valt deze aanvraag teveel buiten het bestek van de vierjarige regeling. De commissie adviseert Bos Theater niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Bos Theater heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 subsidie aangevraagd, maar deze is niet toegekend. De Raad bleef bij zijn oordeel van vier jaar eerder dat het gezelschap in de eerste plaats een voornamelijk lokale en regionale functie heeft. Het voormalige FAPK beschikte in 2005 negatief over een aanvraag voor de productie Ivanov. Beoordeling Met de vierjarige subsidie beoogt het NFPK+ groepen in staat te stellen in continuïteit te werken aan professionele theaterproducties en een publiek daarvoor op te bouwen. Het is dan ook de bedoeling dat de theatergroepen een beroep doen op het Fonds voor het totale pakket aan activiteiten. Bos Theater vraagt een structurele subsidie aan bij het NFPK+ voor de deelactiviteit onderzoek en ontwikkeling. Het uiteindelijke artistieke resultaat, dat te zien is op het podium, laat de instelling in haar aanvraag buiten beschouwing. Met een subsidie voor de genoemde deelactiviteiten van Bos Theater heeft het Fonds geen mogelijkheden om de kwaliteit in artistieke zin in te schatten, te bewaken en te sturen. Om die reden kan de aanvraag niet voor honorering in aanmerking komen.
30 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 30.000
31 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Carver
Stichting Carver Inleiding Carver is een mimetheatergezelschap, opgericht in 1989 door René van ’t Hof, Beppie Melissen en Leny Breederveld. Het gezelschap is begonnen als collectief. Sinds 2005 wordt Carver geleid door Beppie Melissen, de andere oprichters verlieten de groep. Het gezelschap begeeft zich op de grens van toneel en mime. Carver maakt voornamelijk theaterproducties op basis van improvisatie; deze worden steeds in gezamenlijk verband ontwikkeld. Terugkerende thema’s in het werk van Carver zijn: de troosteloze absurditeit van alledag, menselijke tekortkomingen, onmacht om te communiceren en verstikkende familierelaties. In 2007 startte Beppie Melissen een experiment met een jongere generatie theatermakers onder de naam Carver Special Edition. Uniek in de afgelopen periode was het maken van een productie op basis van een bestaande tekst ‘Wankel Evenwicht’ van Albee. De in de afgelopen jaren gestarte samenwerking met Joke Tjalsma wordt in de komende periode voortgezet. Carver Special Edition wordt gecontinueerd en uitgebreid. Het gezelschap gaat diverse nieuwe samenwerkingsverbanden aan met gastspelers en -makers en de groep wil het experiment met teksttheater verder uitdiepen. Voor de komende periode wil Carver zes nieuwe voorstellingen realiseren: vier grote- en middelgrotezaalproducties en twee kleinere. Daarnaast worden twee producties voor de zomerfestivals gemaakt. Voor de periode 2009-2012 vraagt Carver € 420.000 per jaar aan bij het Fonds. Carver ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie is positief over de artistieke kwaliteit van de verrichtingen van Carver. Carver heeft in de afgelopen periode bewezen in een vernieuwde samenstelling, met Beppie Melissen als artistiek leider, de authenticiteit en zeggingskracht van de groep te kunnen waarborgen. De producties vormen een vaste maar enigszins voorspelbare waarde binnen het bestaande aanbod. De artistieke ontwikkeling behoeft extra aandacht. De commissie vindt echter dat de voorgenomen beleidslijnen -nieuwe samenwerkingsverbanden, experiment met teksttheater en verkenning van de zomerbespeling met jonge makers- getuigen van ambitie, zelfreflectie en toekomstbesef. Zij juicht het toe dat Carver alert en actief is in het bestrijden van artistieke verstarring. Overigens is zij van mening dat deze ontwikkelingen plaats moeten vinden binnen het huidige budget. De commissie is van mening dat de relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling voldoende tot uiting komt in de aanvraag. Carver heeft in de loop der jaren een dusdanige relatie opgebouwd met theaters en festivals door het hele land, dat het gezelschap geen problemen heeft bij de afzet van de voorstellingen aan de vlakkevloertheaters. Daarmee is er sprake van een geografische spreiding over het hele land van speelbeurten en publieksbereik. Carver heeft een redelijk groot en trouw publiek, maar richt zich bij iedere productie ook op nieuwe doelgroepen. De groep bereikt dankzij de producties voor de zomerfestivals, op bescheiden schaal een nieuw en jonger publiek. De commissie is van mening dat Carver zich voldoende inspant om bestaand publiek te bereiken en nieuw publiek te trekken. Verder is de commissie van mening dat Carver overtuigende inspanningen verricht als cultureel ondernemer. Haar bedrijfsvoering is uitgekiend en van overhead is niet of nauwelijks sprake doordat dit vrijwel allemaal wordt ingekocht. Op basis van het beleidsplan stelt de commissie vast dat Carver beschikt over een professionele organisatie.
32 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Conclusie en advies Het oordeel van de commissie over de subsidieaanvraag van Carver is positief op grond van haar artistieke reputatie en het vertrouwen in het beleidsplan. Ze denkt dat Carver erin zal slagen om nieuw elan te ontwikkelen voordat artistieke verstarring een feit is. Ook heeft de commissie vertrouwen in de functionele kwaliteit van de instelling. Daarom adviseert zij Carver op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 op basis van het huidige niveau. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
376.984
Gevraagd
420.000
Geadviseerd
375.000
Toegekend
394.156
33 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Caspar Rapak
Stichting Caspar Rapak Inleiding Caspar Rapak maakt theatervoorstellingen waarin beeld en geluid de betekenisdragende elementen vormen. De voorstellingen worden gemaakt voor een groot publiek. De focus is in eerste instantie gericht op het jeugdtheater, maar er worden ook voorstellingen gemaakt die meer op een volwassen publiek gericht zijn. Artistiek leider Peter Zegveld is van origine beeldend kunstenaar en actief op het gebied van performances, geluidskunst, experimentele muziek, animatiefilm, ruimtelijke objecten, installaties en kunstprojecten in de openbare ruimte. In de theatervorm die hij heeft ontwikkeld bundelt hij bovengenoemde disciplines. De zakelijke leiding is in handen van Wouter Overgaauw. Rondom de artistieke kern zijn in de loop der jaren Dick Hauser en Mark Whitelaw aangetrokken. Voor de periode 2009-2012 voorziet de aanvrager vier reguliere producties voor theaters, twee locatieprojecten en een educatieproject. De theaterprojecten zijn familievoorstellingen voor de kleine en de middenzaal. Het locatieproject wordt ontwikkeld voor scholen, gymzalen, straatlocaties en festivals; ‘Pan’ wordt een familievoorstelling voor een groot publiek op een buitenlocatie. ‘Het reizend geluidslaboratorium’ is een educatieproject voor scholen en kan ook in theaters en op locatie gespeeld worden. Caspar Rapak geeft aan dat de structurele subsidie in de lopende kunstenplanperiode de kwaliteit en kwantiteit van de producties gunstig heeft beïnvloed, en vervolgt dat deze groei geleid heeft tot de ambitie om een volgende stap te kunnen zetten en ook producties te maken waarbij meer acteurs betrokken worden, om op die manier tot nog meer verdieping en verbreding te kunnen komen. Aan het NFPK+ wordt een jaarlijks subsidie gevraagd van € 315.000 om de hierboven genoemde zeven projecten te realiseren. Gemiddeld zijn 70 voorstellingen per jaar gepland voor 11.800 bezoekers.
mede door het aan te sluiten bij het Jeugdtheater Plus project. De aanvrager schrijft meer publiek te willen bereiken, maar maakt in de aanvraag onvoldoende helder hoe zij dit voornemen wil realiseren. Het aspect (culturele) diversiteit krijgt in de aanvraag geen specifieke aandacht. De commissie kan zich echter voorstellen dat vanwege de jeugdige doelgroep er een (cultureel) divers publiek wordt bereikt. Caspar Rapak heeft in het buitenland gespeeld en wil dat in 2009-2012 blijven doen. De aanvraag vermeldt echter geen achtergronden en drijfveren daarvoor. De aanvraag getuigt niet van een helder en structureel beleid aangaande internationalisering. Conclusie en advies Op grond van de voorstellingen in de afgelopen jaren en het plan voor de komende jaren is de commissie gematigd positief over de ontwikkeling van Caspar Rapak. De eigenzinnigheid van het werk van Peter Zegveld is echter ontegenzeggelijk onderscheidend in het (jeugd) theateraanbod. De commissie heeft bovendien de verwachting dat Peter Zegveld in staat is zich de komende jaren met hernieuwd elan te werpen op verdieping - in inhoud en vorm van zijn werk. De beoogde uitbreiding van de cast en activiteiten heeft, wat de commissie betreft, echter geen prioriteit. De commissie adviseert Caspar Rapak op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 maar op basis van het plan en de voorstellingen in de afgelopen jaren het subsidiebedrag ten opzichte van de Cultuurnota 2005-2008 te continueren op het huidige niveau. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
150.089
Gevraagd
315.000
Geadviseerd
150.000
Toegekend
157.264
Casper Rapak ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Ze is de afgelopen jaren incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK, ondermeer voor presentaties in het buitenland. Beoordeling De commissie beoordeelt de voorstellingen die Caspar Rapak in de afgelopen periode heeft uitgebracht als wisselend maar per saldo positief. Ze worden soms thematisch oppervlakkig uitgewerkt en de relatie tussen vorm en inhoud is soms weinig gelaagd. Maar desondanks heeft de commissie waardering voor de authenticiteit van het werk en de theaterpersoonlijkheid van Peter Zegveld. In de aanvraag voor de periode 2009-2012 vindt de commissie onvoldoende aanknopingspunten om uitbreiding van de activiteiten en verbreding van de werkwijze te billijken. Er is onvoldoende visie op de ontwikkeling van de theatrale vorm en inhoud geformuleerd. De commissie is niet overtuigd dat het betrekken van meer acteurs bij de voorstellingen, leidt tot (artistieke) verdieping en verbreding. Gezien eerdere voorstellingen heeft de commissie niet het vertrouwen dat de acteurs een plaats in Peter Zegveld’s eigen universum zullen vinden of dat hij in staat is hen daarin te (bege)leiden. Verder slaagt Caspar Rapak er onvoldoende in een heldere visie en een plaatsbepaling ten opzichte van andere groepen in het jeugd- en objecttheater te beschrijven. Caspar Rapak werkt al meerdere jaren samen met Frontaal Theaterbureau. Er is een vast landelijk circuit ontstaan van scholen, schouwburgen, theaters en festivals die haar producties afneemt. Caspar Rapak heeft in de afgelopen jaren haar plek in de theaters bestendigd,
34 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
35 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Compagnie Barrevoet
Stichting Compagnie Barrevoet Inleiding Compagnie Barrevoet maakt fysiek beeldend muzikaal locatietheater. Het gezelschap is sinds 1998 gevestigd op Terschelling en speelde daar sindsdien vrijwel ieder jaar op het Oerolfestival. Daarnaast maakte de groep voorstellingen en projecten die in Nederland, Duitsland en Polen op diverse festivals te zien zijn geweest. De artistieke leiding is in handen van Judith Oost. Samen met collega en medeoprichter Martin de Nooij initieert zij de projecten. Beeld, ritme, surrealiteit en het gebruik van de locatie vormen de kernpunten van de werkwijze van Barrevoet. Taal wordt alleen gebruikt als muzikaal element. Andere elementen uit de dans, mime, butoh, clownerie en commedia dell’arte dienen als bouwstenen. De eerste doelstelling van Barrevoet is het onderzoeken van verschillende vormen van locatietheater en het produceren van multidisciplinaire theaterproducties binnen de sector. In de periode 2009-2012 legt de groep zich volledig toe op het met theater onder de aandacht brengen van cultuurhistorisch erfgoed. In de aanvraag zijn per jaar het soort locaties als uitgangspunten voor de producties beschreven. Een tweede doel is het bereikbaar maken van theater voor een publiek dat niet uit de reguliere schouwburg en festivalbezoekers bestaat. Barrevoet wil gemiddeld twee (locatie)projecten per jaar maken en daarmee zo’n 6.000 mensen bereiken. Hiervoor vraagt het gezelschap € 65.000 aan het Fonds.
Conclusie en advies De commissie is van mening dat Compagnie Barrevoet geen onderscheidend gezelschap is binnen het locatietheater. De prestaties in de afgelopen periode, noch het activiteitenplan voor de komende periode, geven de commissie aanleiding om structurele ondersteuning te overwegen. De commissie is er niet van overtuigd dat het werk een verrijking van het aanbod zal betekenen en adviseert om Compagnie Barrevoet niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Compagnie Barrevoet heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd en werd ook niet incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling Compagnie Barrevoet is er in de afgelopen periode van haar bestaan niet in geslaagd om zich als een belangwekkende locatietheatergroep te profileren. De groep opereert onopvallend en richt zich inhoudelijk meer op onderzoek dan op presentatie. De toegevoegde waarde aan de locaties is te gering. De betekenis voor het (inter)nationale locatietheateraanbod is te beperkt en de uniciteit die de groep claimt lijkt de commissie overdreven. Zij deelt de mening van Barrevoet dat in Nederland veel interessant cultureel historisch erfgoed bestaat. Om vanuit een dergelijke algemene vaststelling interessant locatietheater te maken is het noodzakelijk er een specifiek en artistiek inhoudelijk plan of concept aan te verbinden. Van een theatergroep die in aanmerking meent te komen voor een structurele subsidie verwacht de commissie een heldere uiteenzetting van de inhoudelijke samenhang tussen de activiteiten en een schets van de beoogde artistieke ontwikkeling. Van beide vereisten treft zij in de aanvraag onvoldoende sporen aan. Kernbegrippen als humor en actualiteit krijgen door gebrek aan context weinig betekenis of meerwaarde. De gekozen locaties zijn onderling thematisch willekeurig en worden uiterst summier toegelicht. Namen van de overige artistiek medewerkers ontbreken, waardoor de commissie geen inzicht krijgt in hun (artistieke) inbreng en in het uitvoeringsniveau. De commissie vindt het plan al met al nietszeggend en ontoereikend. Zij heeft daardoor onvoldoende vertrouwen in de werkwijze en authenticiteit van Compagnie Barrevoet.
36 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 65.000
37 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Compagnie Karina Holla
Stichting Schreeuw Inleiding Schreeuw is een Amsterdams mimegezelschap geformeerd rond Karina Holla. Tot de spelerskern behoren Andrea Beugger, Dries van der Post, Natasha Lushetich, Klara Alexova en Jan Barta. Karina Holla noemt zichzelf een vertegenwoordigster van de emotie-mime, die abstract, verhalend en absurd is. De afgelopen jaren werkte Karina Holla steeds vaker met dansers. Muziek is een basiselement in haar voorstellingen. Bij de artistieke doelstelling voor 2009-2012 vermeldt de aanvraag ondermeer het volgende: “Ik - Karina Holla - wil de komende vier jaar in mijn stukken maatschappelijke thema’s aan de orde stellen. Zodat mijn werk verbonden is met wat er in deze tijd gebeurt in de wereld. Maar altijd teruggebracht tot de schaal van individuele mensen: mensen die ondanks alle negatieve krachten om hen heen weigeren zich in de prullenbak te laten gooien. Ik zie het als mijn taak om bij mijn publiek het bewustzijn, emotionele ervaring en mededogen te bevorderen, om vragen te stellen, om het bewustzijn te verruimen, troost te geven aan existentiële eenzaamheid. (...) In de plannen voor de komende jaren stel ik achtereenvolgens onderdrukking, misbruik, uitbuiting en weggegooid worden aan de orde.” Voorstellingen die zich in binnen- en buitenland hebben bewezen wil Karina Holla op het repertoire houden. Met leerlingen van de mimeopleiding wordt een stuk over Buster Keaton gemaakt en uitgebracht op het ITs festival. Karina Holla geeft tevens les aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en verzorgt workshops en lezingen. Schreeuw vraagt € 110.000 subsidie per jaar aan het Fonds en € 40.000 subsidie per jaar aan de gemeente Amsterdam, voor vier producties in Nederland en twee producties in het buitenland.
Conclusie en advies De commissie is niet overtuigd van de artistieke kwaliteit van het werk van Karina Holla. Ze vindt het particulier en niet consistent. De groep werkt in wisselende samenstellingen die de profilering niet ten goede komt. De commissie adviseert Schreeuw niet op de nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Schreeuw heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 subsidie aangevraagd, maar deze is niet toegekend. In de afgelopen jaren heeft de instelling met financiële ondersteuning van het Amsterdams Fonds voor de Kunst, het voormalige FAPK en Prins Bernhard Cultuur Fonds drie nieuwe producties gerealiseerd en speelde zij één reprise in binnen- en buitenland. Beoordeling De commissie vindt de artistieke kwaliteit van de plannen van Schreeuw onvoldoende overtuigend. De artistieke visie is zeer algemeen geformuleerd en de thema’s zijn nogal particulier van aard. Het plan van de instelling levert geen scherp beeld op van de zogenoemde ‘emotie-mime’ en van de plaats die deze inneemt in de bredere context van de mime. Evenmin geeft het plan inzicht in de wijze waarop deze visie en de inhoudelijk zware thema’s, voldoende zeggingskracht en een zekere toegankelijkheid in de theatrale uitwerking zullen krijgen. Er is geen logisch verband aangetoond tussen de genoemde thema’s en de voorgenomen producties voor de komende jaren. De centrale rol die muziek als compositorisch element in het werk zou innemen blijft onderbelicht. De commissie ervaart het werk van Karina Holla als hermetisch en onvoldoende intrigerend. Bovendien verwacht de commissie dat er, door het ontbreken van een coherent artistiek plan voor de komende jaren en door voortdurende wisselingen in het team van medewerkers, geen bijzonder en herkenbaar profiel ontstaat.
38 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 110.000
39 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
De Appel
Stichting Toneelgroep De Appel lnleiding De Appel is een Haags toneelgezelschap dat al meer dan dertig jaar bestaat. Aus Greidanus en Gerrit Dijkstal vormen de directie. De Appel beschikt over een multifunctioneel eigen theater te Scheveningen. De Appel maakt klassiek repertoiretoneel en geniet de laatste jaren veel bekendheid dankzij zogenaamde Theatermarathons (Tantalus en Odysseus). Voor De Appel is het functioneren als ensemble essentieel. Dat betekent dat ook in de repertoirekeuze rekening wordt gehouden met een optimale bezetting vanuit het eigen ensemble. Voor vrijwel iedere groot bezette productie worden ook gastacteurs aangetrokken. De Appel zegt te kiezen voor theater in nauwe verbinding met wat er in de samenleving omgaat. Naar eigen zeggen legt zij haar oor te luisteren in de maatschappij en zet zij dat wat zij hoort, om in theaterverhalen die ingaan op de vragen van deze eeuw: migratie, vreemdelingen, samenleven in een multiculturele context, globalisering, verrechtsing, terrorisme en religiositeit. De Appel zet zich af tegen ‘de obsessie met het multimediale van veel hedendaags theater’. De Appel maakt de komende periode van de langlopende megaproducties de kern en vaste waarde binnen haar repertoire. De marathons vormen de basis van de langetermijnvisie in het artistieke beleid. In de huidige subsidieperiode is De Appel weer begonnen om op beperkte schaal met voorstellingen op tournee te gaan. Dat beleid wil de groep continueren. In dat kader wil zij ook buitenlandse voorstellingen in haar theater vertonen en deelnemen aan het Oerol Festival. De Appel is verder, samen met het Nationale Toneel, Stella Den Haag en Theater aan het Spui, betrokken bij de oprichting van de StadstheaterUnie Den Haag. Dit is te beschouwen als een werkmaatschappij, bedoeld om jonge theatermakers kansen te bieden en onderlinge afspraken te maken, om dat talent te laten doorstromen naar de Haagse gezelschappen. Verder organiseert De Appel een tweejaarlijks festival met Zuid-Afrikaanse partners; een internationale samenwerking met als credo ‘dialoog en uitwisseling’. De Appel maakt jaarlijks 4 producties en speelt 190 voorstellingen. De Appel vraagt € 520.406 per jaar aan het Fonds.
nen; de Argonauten en onze koloniale geschiedenis. Als deze projecten de pijlers van het artistieke programma van de toekomst vormen, verwacht de commissie van een rijpe regisseur en artistiek leider als Aus Greidanus minstens enige inhoudelijke articulatie van de voornemens en de beweegredenen daaromtrent. Een ander punt van kritiek betreft de geconstateerde veranderingen in het artistieke team; het huidig ensemble ondergaat uitbreiding en aanvulling en regisseur/acteur Jules Terlingen verschuift meer naar de achtergrond. Hoewel het hier gaat om ingrijpende veranderingen met directe artistieke gevolgen, motiveert De Appel deze nauwelijks. De commissie beschouwde Jules Terlingen in de afgelopen periode als die van ‘de tweede man’ naast en potentiële opvolger van Aus Greidanus. Hij lijkt nu echter in de coulissen van het gezelschap beland te zijn. Het regie-trio dat de komende jaren het gros van de producties zal regisseren, vindt de commissie artistiek minder interessant en weinig complementair. Gezien de herinrichting van het bestel en de historische stadsrelatie die De Appel heeft met Het Nationale Toneel zou de commissie graag zien dat De Appel de komende periode helder maakt op welke wijze ze complementair is binnen het Haagse theateraanbod en dat actief profileert. Conclusie en advies De Appel heeft bewezen over veerkracht te beschikken en boekt veel succes met haar theatermarathons. De commissie waardeert het gezelschap binnen het aanbod van conventioneel kwaliteitstoneel en vindt de wijze van bespeling van het eigen Appeltheater nog steeds uniek en aanvullend in Nederland. Zij is echter op meerdere punten kritisch over het beleidsplan 2009-2012 en zij hoopt dat De Appel erin slaagt die kritiek te weerleggen. De commissie adviseert om De Appel op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
316.729
Gevraagd
520.406
Geadviseerd
320.000
Toegekend
337.090
De Appel ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie stelt vast dat De Appel, één van de oudgedienden met een roemrucht verleden en succesvol heden, een gevestigde waarde in het bestel en het theaterlandschap vormt. Het gezelschap bedient een groot publiek en werkt consequent vanuit haar eigen huis. De theatermarathons, die onder leiding van Aus Greidanus tot stand kwamen, hebben zeker een nieuwe dimensie toegevoegd; een breed hedendaags publiek ondergaat gretig bijna een half etmaal lang een theater-event. Dit totaalconcept is een succesvol marketinginstrument. Mede daarom plaatst De Appel dergelijke megaprojecten de komende jaren in het hart van de activiteiten en de organisatie. Het toneel van de Appel heeft onmiskenbaar kwaliteit. Het is herkenbaar maar ook voorspelbaar: monumentale vormgeving, gemoderniseerde klassiekers, vast ensemble, smeltkroes van speelstijlen, pathos afgewisseld met commedia. Het zijn volgens de commissie kenmerken van een degelijke en gecultiveerde signatuur. Door haar voorspelbaarheid is De Appel niet meer zo wezenlijk voor de ontwikkeling van het Nederlandse theater. Wel heeft ze haar veerkracht en bestaansrecht in de afgelopen periode opnieuw bewezen. De commissie is niet enthousiast over het beleidsplan 2009-2012. Het is summier en globaal in de informatieverstrekking en roept vooral vraagtekens en twijfel op. Het belangrijkste punt van kritiek betreft niet de continuering van het succesformat van de megaprojecten, maar het ontbreken van een deugdelijke inhoudelijke visie op de projecten die als basis die40 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
41 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
De Brandstichting
Coöperatieve Vereniging De Brandstichting Inleiding De Brandstichting realiseert onder de artistieke leiding van Cees Brandt toegankelijke, muzikale voorstellingen voor peuters en kleuters tot zes jaar voor het circuit van schouwburgen en kleine zalen. Cees Brandt introduceerde naar eigen zeggen zo’n 30 jaar geleden jeugdtheatervoorstellingen voor kleuters van drie tot zes jaar. Beweging, muziek, dans, taal en beeld vormden daarin een zinnenprikkelend geheel. Inmiddels maakt De Brandstichting ook voorstellingen voor kinderen vanaf twee jaar. De aanvrager schrijft in zijn plan het volgende: “Peuters en kleuters hebben zich nog geen mening gevormd over de werkelijkheid, ze zitten vol verwondering, kennen nog geen duidelijk onderscheid tussen fantasie en realiteit, ze zijn met name motorisch op hun wereld georiënteerd en ze hebben een korte spanningsboog. Vandaar dat in de voorstellingen van De Brandstichting alle zintuigen worden aangesproken waardoor de verbeelding en creativiteit van kinderen worden geprikkeld.” De publieksrespons op de voorstellingen van De Brandstichting is dermate goed, dat de relatie met de theaters en schouwburgen al jaren vanzelfsprekend leidt tot boekingen voor een volgend seizoen. Programmeurs weten dat ze met voorstellingen van De Brandstichting volle zalen trekken en bovendien scholen en nieuw publiek aan zich binden. Verder wil de groep gaan werken met meer acteurs op het toneel en zoekt zij samenwerking met jonge makers. De Brandstichting realiseert twee producties per jaar: naast de kleutervoorstellingen voor kinderen van drie tot zes jaar, wordt er jaarlijks ook een peutervoorstelling gemaakt voor kinderen vanaf twee jaar. De Brandstichting vraagt een structureel bedrag van € 280.000 per jaar aan het NFPK+ “om in de toekomst te kunnen blijven doen wat het publiek van ons verwacht.”
dat namen van samenwerkingspartners ontbreken. Hierdoor valt redelijkerwijs niet in te schatten wat deze trajecten bijdragen aan de mogelijke ontwikkeling van de betreffende makers/spelers en van De Brandstichting zelf. De artistieke bewegingsruimte zal sowieso beperkt zijn aangezien de beproefde formule nadrukkelijk niet ter discussie staat. De Brandstichting zal op basis van dit plan geen wezenlijke bijdrage leveren aan de verrijking van het bestaande aanbod van theater voor jonge kinderen. Ook het voornemen om te gaan werken met een grotere cast is gebrekkig gemotiveerd. Het wordt als nieuw beleidsuitgangspunt benoemd, met fikse financiële consequenties. Onduidelijk blijft echter welke artistieke meerwaarde daarmee beoogd is. Bovendien voorzien de plannen feitelijk niet in casts met meer dan twee acteurs. Conclusie en advies De commissie heeft waardering voor het vakman- en ondernemerschap van De Brandstichting. De zeggingskracht en de artistieke ontwikkeling van de producties vindt zij echter onvoldoende. Het voorliggende plan biedt te weinig artistiek perspectief, daarvoor is het te globaal en summier. Er wordt te nadrukkelijk geanticipeerd op wat de markt verwacht en van een verrijking van het bestaande aanbod is geen sprake. De commissie adviseert De Brandstichting niet op te nemen in de Regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
De Brandstichting heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 subsidie aangevraagd, maar deze is niet gehonoreerd. Ze is afgelopen jaren wel incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling De Brandstichting maakt theater voor veel peuters en kleuters. Naar de mening van de commissie doet de instelling dat op een vakmatige en effectieve manier. De jonge toeschouwers krijgen een theatrale totaalervaring voorgeschoteld met live-muziek /geluid, simpele tekst, decortrucs en acteurs die op eenvoudige wijze van rol wisselen en een geolied beeldverhaal vertellen. De commissie constateert dat het artistieke product een grote voorspelbaarheid en een te beperkte gelaagdheid heeft. De zeggingskracht beperkt zich tot de doelgroep. Dat De Brandstichting familievoorstellingen maakt, zoals zij zelf claimt, is volgens de commissie dan ook teveel gezegd. De commissie constateert ook dat er binnen de gehanteerde formule te weinig ontwikkeling en ontwikkelingsperspectief aanwezig is. Zoals in het plan wordt geschreven zal “de beproefde formule van een eenvoudig plot behouden blijven” en vraagt men subsidie aan “om in de toekomst te kunnen blijven doen wat het publiek van ons verwacht”. De Raad voor Cultuur constateerde enkele jaren geleden dezelfde tekortkomingen. De ideeën om in de komende jaren met andere (jonge) makers/spelers te gaan samenwerken overtuigen niet. De commissie stelt vast dat deze werkwijze te summier uitgewerkt is en
42 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 280.174
43 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
De Firma
Stichting Firma Rieks Swarte Inleiding Firma Rieks Swarte (De Firma) is een in Haarlem gevestigd theateratelier. Het team bestaat uit: Rieks Swarte (artistiek leider, vormgever, regisseur, speler), Ina Veen (dagelijkse leiding, artistieke organisatie), Karen Retera (zakelijke leiding en productie), Jacqueline van Eeden (decor en productie) en per 2009: Gienke Deuten (regisseur). Per project worden spelers, makers en andere medewerkers aangetrokken. Rieks Swarte wordt gezien als de grondlegger en promotor van zogenoemde speelgoedvoorstellingen. Deze familievoorstellingen voor een breed publiek zijn volgens eigen zeggen: “groot in het kleine en eenvoudig in de verbeelding.” Ze hebben de kinderfantasie als uitgangspunt en streven ernaar toeschouwers weer te leren kijken als de kinderen die zij ooit waren. Verder zijn kunst, wetenschap en geschiedenis regelmatig terugkerende onderwerpen in de ‘collegevoorstellingen’. De Firma vindt het belangrijk dat voorstellingen op het repertoire blijven staan. De komende periode wil de groep twee voorstellingen hernemen. In samenwerking met de theaters waar de voorstelling speelt, wordt het stuk ook als schoolvoorstelling aangeboden. De groep geeft in het plan aan dat zij de lijn en het niveau van de afgelopen jaren zal voortzetten. Het motto voor de komende jaren luidt: ‘Vooruitzien in verwondering’. De Firma wil in de komende periode zes producties maken. Daarnaast werkt de groep ook voor derden. Dat varieert van het maken van een voorstelling, het ontwerpen van decors, het inrichten van tentoonstellingen en regies, tot het maken van filmpjes en dergelijke. Daarnaast biedt De Firma stagiaires een plek om in de praktijk het vak te leren. De groep vindt ook het mentorschap belangrijk, omdat er in Nederland geen poppenopleiding is en er op de theaterscholen geen aandacht aan wordt besteed. Daarom zal Rieks Swarte de komende periode workshops en lessen geven, onder andere aan het Frank Mohr Instituut. Met ingang van 2009 gaat De Firma zelfstandig opereren, maar de verbinding met de voormalige producent, de Toneelschuur, zal blijven bestaan. De Firma blijft huisgezelschap van de Toneelschuur en het atelier blijft gehuisvest in de studio’s van het theater. De groep vraagt € 341.008 aan bij NFPK+.
acquisitie over te nemen. De commissie is van mening dat dat een goede ontwikkeling zou zijn. Het is nodig meer aandacht te besteden aan marketingstrategie ten behoeve van de verkoop van de voorstellingen en de publiekswerving, gezien de ambitie van de groep het publieksbereik en de publieksinkomsten te verdubbelen. De bedrijfsvoering van De Firma maakt op de commissie een gedegen indruk. De groep krijgt een eigen stichting met een bestuur, een kantoor en productiekern. De commissie gaat ervan uit dat De Toneelschuur De Firma in praktische zin blijft bijstaan. Conclusie en advies De producties van De Firma, die voor een breed publiek toegankelijk zijn, hebben een herkenbare stijl en nemen een unieke plek in binnen het theaterbestel. De commissie heeft vertrouwen in de functionele kwaliteit van de instelling. De commissie is wel van mening dat De Firma een gericht en intensief marketingbeleid moet voeren om de voorstellingen te verkopen en het beoogde publieksbereik te bewerkstelligen. Gezien het bovenstaande adviseert de commissie De Firma op te nemen in de Vierjarige regeling Podiumkunstinstellingen 2009-2012 en ter versterking van haar structurele activiteiten het huidige subsidiebedrag te verhogen. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
255.934
Gevraagd
341.008
Geadviseerd
300.000
Toegekend
315.506
De Firma ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie kent Rieks Swarte als een gedreven vakman en kunstenaar. De Firma heeft een herkenbare stijl en bezit al langere tijd een eigen plek binnen het theaterbestel. De medewerkers en/of coproducenten zijn doorgaans van een kwalitatief hoog niveau. Met het credo ‘Vooruitzien in verwondering’ verwacht de commissie dat de groep doorgaat met het maken van bijzondere producties en het inspireren van andere theatermakers. De invloed van De Firma reikt immers ver. Via het werk voor derden is de handtekening van Rieks Swarte ook buiten het gezelschap zichtbaar. Het beleidsplan lijkt qua activiteiten geen grote veranderingen of nieuwe ambities af te kondigen. De commissie verwacht dan ook dat de groep de lijn en het niveau van de afgelopen jaren zal voortzetten. Veel van de in het plan geopperde ideeën bevinden zich nog in een pril stadium. Ook de komst van veel artistieke medewerkers is nog onzeker. De commissie is positief over de toetreding van Gienke Deuten tot De Firma. Haar stijl van theatermaken, met gebruikmaking van poppen, is met name door de beeldtaal die zij hanteert verwant aan die van De Firma. De Firma biedt haar voorstellingen in eerste instantie zelf aan de theaters en festivals aan. Inmiddels is zij echter ook in gesprek met een aantal impresariaten om een deel van de
44 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
45 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
De Gemeenschap
Stichting De Gemeenschap Inleiding De Gemeenschap is een nieuw Amsterdams mimegezelschap van Ton Heijligers en Roy Peters. De gezelschapskern bestaat verder uit lichtontwerper Coen Jongsma, Aimée Kragt (publiciteit en marketing) en Marten Oosthoek (zakelijk directeur). Heiligers en Peters hebben op verschillende manieren samengewerkt en hebben zich ontwikkeld tot een regie-duo, vermeldt de aanvraag. Een voorbeeld hiervan is hun eindregie van de lunchpauzevoorstelling ‘Schraap’ door Toneelgroep LaLa. De aanvragers beschrijven hun uitgangspunten als volgt: “De Gemeenschap maakt theater dat zich over menselijk gedrag verwondert, theater dat een oordeel uitspreekt, theater dat gelooft dat mensen en hun inzichten kunnen veranderen – en dat kunst die verandering mogelijk maakt. Theater zonder cynisme en agressie, theater dat schoonheid zoekt maar waarin ook plaats is voor wat ‘slechte smaak’ genoemd wordt. In de stukken van De Gemeenschap is vormgeving heel belangrijk. Omdat de regisseurs ook de mimografen en de vormgevers zijn, zal er een voortdurende wisselwerking zijn tussen de verschillende onderdelen van het werk. Vanaf het eerste moment is de vorm onderdeel van het gedachteproces bij het ontstaan van de voorstelling. Ook lichamen zijn vormen. Bewegende vormen. Door een precieze en muzikale compositie wordt de eigenheid en kwetsbaarheid van de speler zichtbaar. Zo wordt de inhoud van de voorstelling op het meest intrinsieke niveau weergegeven: op dat van het lichaam.” De aanvragers karakteriseren Heijligers en Peters als twee ervaren, sterke makers, die van hun verwantschap hun kracht maken, maar die evenzeer hun verschillen koesteren. Roy Peters staat voor streng geordende, dynamische en muzikale voorstellingen, die achter hun eerste verschijningsvorm van zuiver bewegingstheater altijd een maatschappelijke, emotionele lading tonen. Ton Heijligers heeft zich ontwikkeld tot een sterk sociaal bewogen theatermaker, die zich op bijzondere plekken en met een zeer eigenzinnige spelerskeus manifesteert. De Gemeenschap biedt de combinatie van deze twee benaderingen: krachtig, met precisie gemaakt en fraai vormgegeven theater, dat zich onomwonden uitspreekt over menselijke en maatschappelijke dilemma’s, maar dat zich tegelijk nadrukkelijk beroept op mimetradities van ruimte, lichaam en beweging. Een bindende factor is hun liefde voor muziek. De Gemeenschap heeft het voornemen om in de periode 2009-2012 vier theaterproducties te maken en om daarnaast nog een aantal verwante activiteiten te ontplooien. Het gezelschap vraagt op jaarbasis een bedrag aan van € 123.974.
De Gemeenschap ambieert één productie per seizoen uit te brengen en gaat uit van een tournee van 26 voorstellingen. De aanvragers verwijzen voor de haalbaarheid van de prognose van de verkoop naar contacten met een zestal theaters, alsmede naar de netwerken van de leden van De Gemeenschap. Het gezelschap kan de veronderstellingen gezien de fase van de ontwikkeling van de samenwerking nog niet met ervaringen onderstrepen. Conclusie en advies De twee makers van De Gemeenschap hebben als regie-duo onvoldoende voorgeschiedenis om een positief oordeel over de ontwikkelingspotentie van hen als duo-regisseurs te kunnen uitspreken. De geambieerde afzet van voorstellingen van De Gemeenschap is niet gebaseerd op ervaringen en vraagt dus extra aandacht en investering. De commissie adviseert De Gemeenschap niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
De Gemeenschap heeft geen subsidie aangevraagd in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Aanvragen bij het voormalige FAPK van andere instellingen waarin Peters als regisseur en Heijligers als speler werden opgevoerd, zijn deels toegekend, deels afgewezen. Beoordeling De commissie is van mening dat het afzonderlijke werk van de individuele leden van De Gemeenschap overwegend getuigt van vakmanschap en eigenzinnigheid, de zeggingskracht vindt ze echter niet altijd evident. Heijligers en Peters werken al langer op andere terreinen samen, maar pas sinds kort als regie-duo. Hoewel de aanvragers een beeld schetsen van hun onderlinge verschillen, hun gemeenschappelijke fascinaties en de wijze waarop ze juist complementair willen werken, hebben de twee makers als regie-duo naar het oordeel van de commissie nog onvoldoende gemeenschappelijk verleden. De samenwerking van Heijligers en Peters als regie-duo bevindt zich dermate in een beginstadium, dat er onvoldoende zicht op of vertrouwen is in de continue kwaliteit en de potentie van hun artistieke ontwikkeling. De commissie vindt dit initiatief dus nog te prematuur.
46 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 123.974
47 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
De Mug
Stichting Mug met de Gouden Tand Inleiding Mugmetdegoudentand (de Mug) is een klein theatergezelschap uit Amsterdam bestaande uit de vaste kern Marcel Musters en Joan Nederlof. Michiel van Erp en Frank Houtappels hebben zich uit de artistieke leiding teruggetrokken. Het gezelschap heeft actrice Lineke Rijxman gevraagd artistiek adviseur te worden. De Mug maakt actueel theater vanuit een particuliere benadering voor een breed publiek. Naast voorstellingen voor het theater experimenteert de Mug met producties voor televisie en film. Herkenbare onderwerpen in het werk van de Mug zijn het hedendaagse gezin, moeder-kindrelaties en carrièrevrouwen. De thema’s zijn doorspekt met politieke en maatschappelijke gebeurtenissen die daar invloed op hebben. De Mug is in de afgelopen periode succesvol geweest en kiest voor de komende periode dan ook voor een duidelijke voortzetting van de reeds ingeslagen artistiek-inhoudelijke richting. De periode 2009-2012 ziet de Mug als ‘de jaren des onderscheids’. De Mug denkt dat het van belang is dat we meer bewustzijn krijgen over hoe meningen tot stand komen en op welke manier ze onze maatschappelijke werkelijkheid een bepalend gezicht geven. Daarbij vindt zij het essentieel dat het theater onderscheid probeert te maken tussen de ene mening en de andere, tussen werkelijkheid en projectie, tussen verstand en onderbuik, tussen objectiviteit en stemmingmakerij; kortom tussen hoofd- en bijzaak, tussen wat wezenlijk is en wat schijn. Dit betekent een verdieping van het huidige Mugmotto ‘Het is nu’. De Mug wil in de periode 2009-2012 zowel voorstellingen maken over de maatschappelijke werkelijkheid, als een aantal intiemere voorstellingen waarin het persoonlijke verhaal domineert. Daarnaast blijft zij zich richten op het ontwikkelen van multimediale producties en een televisieserie. In 2010 viert de Mug haar 25-jarig jubileum. Voor de periode 2009-2012 vraagt de Mug € 538.574,subsidie per jaar aan het Fonds.
De Mug is gespecialiseerd in actueel maatschappelijk theater vanuit een particuliere benadering en bereikt daarmee over het algemeen een blank, intellectueel publiek van dertigers en veertigers. De commissie constateert dat in de plannen voor 2009-2012 geen visie op verdere publieksontwikkeling is geformuleerd en ziet dat als een gemiste kans. Conclusie en advies De Mug heeft zich in de afgelopen periode in positieve zin weten te heroriënteren op haar artistieke kwaliteiten en heeft daarmee een trouw publiek aan zich gebonden. Met het beleidsplan 2009-2012 gaat de Mug voort op de ingeslagen weg en de commissie verwacht dat de groep zich in de komende periode nog voldoende zal blijven ontwikkelen. De Mug bouwt volgens de commissie gestaag aan een interessant en belangwekkend oeuvre. De commissie mist in het beleidsplan een visie op verdere publieksontwikkeling. De commissie adviseert de Mug op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 en het huidige subsidiebedrag te verhogen ter versterking van haar structurele activiteiten. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
362.945
Gevraagd
538.574
Geadviseerd
447.000
Toegekend
471.066
Mugmetdegoudentand ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2009. Beoordeling De commissie is van mening dat de Mug in de afgelopen periode haar artistieke elan heeft hervonden. De groep heeft de doelstellingen uit het plan voor 2005-2008 waargemaakt. Zij is erin geslaagd meer naar buiten te treden en maatschappij en actualiteit een grotere rol te geven in de voorstellingen. De commissie vindt de Mug een charismatische groep die in iedere voorstelling weer een nieuwe stap probeert te zetten in haar ontwikkeling. Bovendien is het spel van de acteurs van hoge kwaliteit. Mugmetdegoudentand heeft een voor het publiek herkenbaar signatuur. De geplande activiteiten van de Mug vertonen een structureel karakter en dragen opnieuw een duidelijke Mugsignatuur. Ze staan stevig in de steigers wat betreft vorm, inhoud en medewerkers. Het gezelschap wil meer gaan produceren en vindt daar waarschijnlijk ook het publiek voor, gezien zijn huidige populariteit. De groep blijft oog houden voor de artistieke ontwikkeling. Verder experimenteert de Mug met nieuwe methoden om de voorstellingen niet alleen vanuit zichzelf of een eventuele gastauteur te laten ontstaan. Daartoe nodigen de makers bekende schrijvers en publiek uit om mee te denken. De commissie heeft vertrouwen in de plannen die de Mug voor de komende periode ontvouwt. De combinatie van theater en televisie-experimenten hebben in de ogen van de commissie geen prioriteit. De naamsbekendheid van de groep, en dan met name de makers/acteurs Joan Nederlof en Marcel Musters, is vooral te danken aan de televisieseries Hertenkamp en TV7. De Mug heeft mede daardoor geen moeite haar voorstellingen te verkopen of publiek te genereren.
48 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
49 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
De Wetten van Kepler
Stichting De Wetten van Kepler Inleiding De Wetten van Kepler is in 1995 opgericht door Wim Berings, artistiek leider. Ton Driessen is zakelijk leider, het gezelschap is in Den Bosch gevestigd. De voorstellingen zijn multidisciplinair. Taal, beeld en (live) muziek worden ingezet om modern-klassiek wereldrepertoire of eigen creaties, op een impressionistische wijze naar het hier en nu te hertalen. Inzicht bieden in het handelen van de mens gaat daarmee hand in hand. In de aanvraag schrijft De Wetten van Kepler het volgende: “Onze voorstellingen kunnen gezien worden als composities die in hun montage veel aandacht en tijd vragen voor ritme, zuiverheid en detail. Ook kennen ze een technische complexiteit in uitvoering en reproduceerbaarheid. Vanuit compassie wil De Wetten van Kepler reflecteren op de mens en zijn handelswijze. Onze voorstellingen zijn toegankelijk voor een breed publiek, met een accent op jongeren.” De Wetten van Kepler opereert voornamelijk in de vlakkevloertheaters. Het gezelschap heeft de Verkadefabriek als thuisbasis en onderhoudt duurzame relaties met onder andere de Fontys opleiding voor drama. Sinds 2005 maakt Jos van Kan geregeld deel uit van de groep en heeft zich naast Wim Berings als huisreggisseur ontwikkeld. Verder maken Wiebe Gotink (componist, geluidsvormgever) en Kim Zonneveld (regisseur) onderdeel uit van het artistieke team. De Wetten van Kepler gaat jaarlijks drie producties uitbrengen en 110 voorstellingen spelen. Gerekend wordt op 15.000 bezoekers. In 2009-2012 zullen vier grote repertoirestukken uitgebracht worden waarvan er drie reeds bekend zijn: ‘Van de Brug af Gezien’, van Miller, ’Ifigeneia’ van Euripides en ’Tramlijn Begeerte’ van Williams. De Wetten van Kepler geeft, behalve door accenten binnen de voorstellingen, extra ruimte aan jongeren binnen de initiatieven Johannes Speelt en Kepler’s Lab. De Wetten van Kepler vraagt € 457.900 per jaar aan het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+, € 227.300 aan de provincie Brabant en € 60.900 aan de gemeente Den Bosch.
daardoor aan zeggingskracht en oorspronkelijkheid ingeboet. Zo verwordt de ‘Keplerstijl’ meer en meer tot een gekende formule. Op zich is en blijft het interessant om modern wereldrepertoire (Miller, Euripides en Williams) aan te bieden aan de vlakkevloertheaters. De commissie verwacht daarbij dan wel een prikkelende visie op deze beproefde stukken en die ontbreekt in het plan voor de komende jaren. Conclusie en advies De commissie beschouwt De Wetten van Kepler als een theatergroep met een respectabele geschiedenis en een actieve rol in de Brabantse theatercultuur. De artistieke ontwikkeling is echter al geruime tijd gestagneerd en het plan wekt onvoldoende vertrouwen voor de toekomst. De samenwerking tussen Wim Berings en Jos van Kan lijkt geen nieuw artistiek élan of meerwaarde te genereren. Bovendien maken twee rijpe huisregisseurs dit kleine gezelschap topzwaar, waardoor de doorstroming van nieuw talent beperkt wordt. De commissie adviseert De Wetten van Kepler niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
297.262
Gevraagd
457.900
Geadviseerd
0
Toegekend
0
De Wetten van Kepler ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. De provincie Noord-Brabant en de gemeente Den Bosch ondersteunen de instelling structureel. Beoordeling De commissie ziet De Wetten van Kepler als een ondernemende theatergroep met een eigen stijl. Het gezelschap is goed geworteld in Noord-Brabant en heeft een professionele organisatie en dito bedrijfsvoering. Met de geregelde komst van Jos van Kan sinds 2005, kreeg De Wetten van Kepler een nieuwe impuls. Jos van Kan staat bekend als een precieze regisseur die doorgaans interessante artistieke medewerkers aan zijn projecten weet te verbinden. De commissie constateert dat er met de terugkeer van artistiek leider Wim Berings en de vaste verbintenis met Jos van Kan, sprake is van twee huisregisseurs die veel verwantschap en zelfs gelijkenis vertonen. Samen laten zij echter nog maar weinig ruimte voor anderen. Het activiteitenplan illustreert die situatie. De beoogde doorstroming van jonge makers lijkt daardoor te stagneren, inclusief die van Kim Zonneveld, het regietalent uit eigen kweek. De samenwerking met Piet Arfeuille, die wel een andere artistieke kleur aanbracht, kan niet worden voortgezet. De commissie is van oordeel dat de artistieke koers vanaf 2009 weinig nieuwe gezichtspunten biedt en dat De Wetten van Kepler zich in artistiek opzicht onvoldoende doorontwikkelt. Het werk van De Wetten van Kepler heeft binnen de gehanteerde multidisciplinaire kaders een grote voorspelbaarheid en braafheid gekregen. De verhalen die worden verteld, hebben
52 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
53 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
DJT de Reus
Stichting Daarom Inleiding Het Drents Jeugdtheater de Reus (DJT de Reus) is een jeugdtheatergroep in Hoogeveen, met Henk de Reus als artistiek leider. Het gezelschap is in 2003 opgericht op verzoek van Kunst en Cultuur Drenthe. DJT de Reus vertelt moderne en klassieke verhalen die, naar eigen zeggen, een belangrijke bijdrage leveren aan de culturele vorming van kinderen. DJT de Reus zegt zich te onderscheiden van de rest van het culturele veld in het Noorden door de intimiteit van de voorstellingen, de manier van vertellen en de bewuste keuze om in scholen te spelen. Kenmerkend voor de voorstellingen is, in de ogen van de instelling zelf, dat andere disciplines daarin een prominente rol spelen. In eerdere producties was dat bijvoorbeeld beeldende kunst: decor en rekwisieten fungeerden (ook) als zelfstandige kunstobjecten. Een tweede belangrijk element in de voorstellingen is lichtheid en humor. Ook maakt de groep gebruik van nieuwe media. De voorstellingen van DJT de Reus worden primair op scholen gespeeld maar soms ook in een theater. Er is nauwelijks afstand tussen spelers en publiek en kinderen hoeven niet naar de grote stad af te reizen: DJT de Reus komt naar hen toe. DJT de Reus wil jaarlijks twee producties maken. Per productie worden medewerkers ingehuurd, meestal uit Drenthe of uit het Noorden van Nederland. DJT de Reus vraagt € 188.000 per jaar aan het fonds. Daarnaast vraagt zij aan de provincie Drenthe € 80.000 en aan de gemeente Hoogeveen € 10.000.
Conclusie en advies De commissie vindt het beleidsplan en de artistieke kwaliteit van DJT De Reus onvoldoende. Zij erkent de regionale (educatieve) functie en haar belang op dat gebied. Het werk vormt echter geen inhoudelijke aanvulling op het landelijk aanbod en daarom adviseert de commissie DJT De Reus niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
DJT de Reus is met een tweejaarlijkse structurele subsidie van de provincie Drenthe in 2003 van start gegaan. De groep heeft geen subsidie aangevraagd in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling DJT De Reus maakt charmant verteltheater en werkt primair vanuit educatieve doelstellingen. De groep is jong en pril en verricht belangrijk pionierswerk in Drenthe. Tot voor kort ontbrak het Drenthe aan een jeugdtheatergezelschap. Met de oprichting van DJT de Reus is in deze lacune voorzien. De commissie juicht deze ontwikkeling toe en erkent het lokale en regionale belang van deze voorziening. De commissie is echter kritisch over het beleidsplan dat DJT de Reus heeft ingediend. Het plan ontbeert artistieke visie, zeggingskracht en oorspronkelijkheid. Duidelijk is, dat het bestaansrecht van de groep primair functioneel gemotiveerd is. Zij maakt jeugdtheater vanuit vooral een educatief standpunt; de artistieke doelstelling is secundair en krijgt nog te weinig aandacht. De commissie ziet haar oordeel bevestigd in haar bevindingen vanuit het voorstellingsbezoek. De voorstellingen zijn sympathiek en integer, maar eendimensionaal in hun uitwerking en dramaturgisch en spelmatig onvoldoende. DJT De Reus verkeert in een pril stadium van ontwikkeling. In die fase acht de commissie het niet raadzaam al begeleiding te gaan bieden aan nieuwe makers. De groep is nog onvoldoende professioneel georganiseerd om een solide basis te kunnen bieden aan nieuw talent. Ook de stap naar structurele subsidie is te groot. DJT De Reus voegt in het landelijke bestel te weinig eigens en noodzakelijks toe om structurele ondersteuning te rechtvaardigen.
54 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 188.000
55 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
DNA
Stichting De Nieuw Amsterdam Inleiding De Nieuw Amsterdam (DNA) is een cultureel divers gezelschap gevestigd in Amsterdam en opgericht in 1986. Met ingang van 2008 is Sabri Saad el Hamus aangesteld als artistiek leider. DNA maakt theaterproducties die over grenzen en culturen (heen) gaan en doet dat met regelmatig terugkerende acteurs die per productie worden aangetrokken. DNA wil toewerken naar een nieuwe ‘vaste’ kern van twee à drie acteurs die per productie aangevuld worden met (gast)acteurs. Het repertoire bestaat uit originele en/of herschreven klassieke toneelteksten en nieuw, speciaal voor DNA geschreven repertoire. De voorstellingen worden gespeeld door een gemengde cast. In de voorstellingen worden thema’s als religie, seks en machtspolitiek uitgewerkt tot een mengsel van fysiek spel en (al dan niet westerse) vertelstructuren. In de komende periode wil DNA langere series in Amsterdam spelen. In Amsterdam Zuidoost werkt DNA nauw samen met Stichting Krater. In de komende periode wil DNA het vijfluik ‘Pax Islamica’ van Sabri Saad el Hamus als marathon uitbrengen, in festivalvorm. Voor grotere voorstellingen met een grotere cast wil DNA de mogelijkheid openhouden voor (en op zoek gaan naar) interessante samenwerkingsverbanden in de vorm van coproducties. Samenwerking uit het verleden met instellingen uit België, Suriname, de Nederlandse Antillen en Zuid-Afrika wordt voortgezet. Het is de bedoeling dat minimaal eenmaal per twee jaar één voorstelling op tournee gaat naar het buitenland. Sinds 1992 heeft het gezelschap een eenjarige fulltime vooropleiding ITS DNA, waar jonge getalenteerde studenten begeleid worden richting vervolgonderwijs en ondersteund worden bij het maken van keuzes. De deelnemers zijn tussen de 17 en 23 jaar. In de laatste twee maanden van het studiejaar wordt toegewerkt naar een theaterproductie die meerdere malen wordt gespeeld in Theater De Engelenbak te Amsterdam. Sabri Saad el Hamus wil het thema van de eindejaarsvoorstellingen meer laten aansluiten bij het door DNA gespeelde repertoire. Het is de bedoeling jaarlijks met ITS DNA een eigen interpretatie van een voorstelling te maken, die op datzelfde moment ook door het ensemble wordt gespeeld. DNA vraagt extra subsidie voor uitbreiding van de vaste kern, om vaker een beroep te kunnen doen op gastregisseurs, voor een verhoging van de honoraria voor schrijvers, vertalers en docenten en om voor iedere productie zalen te huren in Amsterdam. DNA wil de komende periode acht producties realiseren.
zich onder zijn leiding nog moeten bewijzen. De vooropleiding ITS DNA beschouwt de commissie op basis van bewezen kwaliteiten als complementair aan de basisinfrastructuur. De commissie heeft voldoende vertrouwen dat de groep in de komende periode een aanvulling zal vormen op het bestaande aanbod in de basisinfrastructuur en tevens een belangrijke bijdrage zal leveren aan de culturele diversiteit van het Nederlandse podiumkunstenlandschap. Op het gebied van internationalisering vindt de commissie de plannen weinig concreet uitgewerkt. Dat geldt ook voor de verhouding tussen de opleiding en het ensemble. Er worden in het plan weliswaar enkele onderlinge verbanden gelegd, maar volgens de commissie ontbreekt een visie op de wijze waarop de opleiding en het ensemble elkaar structureel zullen versterken. Ook de samenwerkingplannen vindt de commissie nog te weinig concreet. Bij de haalbaarheid van de groei van de publieksopkomst heeft de commissie bedenkingen. Conclusie en advies De commissie vindt dat het beleidsplan van DNA met energie en elan is geschreven. Zij heeft voldoende vertrouwen in de nieuwe artistiek leider als theatermaker. Onder zijn leiding moet DNA zich nog bewijzen en laten zien dat zij een aanvulling vormt op het theaterbestel. De commissie adviseert De Nieuw Amsterdam op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 met handhaving van het huidige subsidieniveau. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
582.112
Gevraagd
632.729
Geadviseerd
580.000
Toegekend
611.048
DNA vraagt € 632.729 aan het NFPK+. DNA ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie is positief over het beleidsplan van DNA waarin de nieuwe artistiek leider Sabri Saad el Hamus laat zien dat hij nadrukkelijk zijn artistieke stempel op de groep wil drukken en tegelijk het huis openstelt voor andere makers. De commissie is verheugd dat DNA zich artistiek meer wil manifesteren temidden van het landelijke aanbod. De commissie is ook positief over de artistieke kwaliteit van het eerdere werk van Sabri Saad el Hamus als acteur en theatermaker. Zij vindt het beleidsplan met energie en elan geschreven. Maar daar waar de nieuwe artistiek leider vooral ervaring heeft als maker, moet in de komende periode vooral duidelijk worden dat hij een theatergroep met succes kan leiden. Sabri Saad el Hamus zal als betrouwbare bindende factor moeten fungeren binnen een organisatie die een opleiding en een ensemble herbergt. Het ambitieniveau is hoog en de verwachtingen eveneens. DNA zal
56 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
57 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Dood Paard
Stichting Dood Paard Inleiding Dood Paard is een kleinschalig acteurscollectief, opgericht in 1993. Het bestaat uit Kuno Bakker, Manja Topper, Oscar van Woensel, Gillis Biesheuvel en Marten Oosthoek als zakelijk leider. Het collectief werkt principieel zonder regisseurs en vormgevers en laat zich bij het maken van voorstellingen inspireren door beeldende kunstenaars, schrijvers en filosofen. De groep bewerkt en vertaalt klassieke teksten en maakt nieuw Nederlands repertoire, met Oscar van Woensel als huisschrijver. Dood Paard bouwt consequent aan een herkenbaar oeuvre en houdt repertoire, genaamd ‘STOCK’. Dood Paard heeft samenwerkingsverbanden met aanverwante groepen als ’t Barre Land, Tg Stan, Cie. De Koe, Maatschappij Discordia, Nieuw West en Monk. Dood Paard speelt veelvuldig in het buitenland. De komende periode zal deze koers niet wezenlijk veranderen. Dood Paard wil met oudere spelers samenwerken als Marjon Brandsma en Tom Jansen en met beginnende makers van Likeminds. Ook wil men de contacten die via de internationale tournees ontstonden (met Tiago Rodrigues, Barbara Horvath en Bernard White) bestendigen. Op korte termijn staat nieuw werk van Oscar van Woensel en van Gerardjan Rijnders (2010) op stapel. Samenwerkingen met de auteurs Willem de Wolf, Hans Aarsman en Rob de Graaf worden voortgezet. Nieuw zijn de plannen voor een jeugdvoorstelling in samenwerking met Paulien Geerlings van Wederzijds. ‘STOCK NEDERLAND’ wordt in de toekomst uitgebreid met voorstellingen van zowel verwante makers, als voorstellingen van gezelschappen die door het contrast een interessante dialoog oproepen. Ook de ‘STOCK abroad’ wordt aangevuld met nieuwe voorstellingen. Jaarlijks worden drie producties gemaakt en toegevoegd aan het repertoire. Dood Paard vraagt € 576.585 per jaar aan het NFPK+ en € 93.863 per jaar aan de gemeente Amsterdam.
ode evident. De commissie is wel van mening dat de internationale plannen concreter moeten worden uitgewerkt. Zij vindt ook dat Dood Paard zich als cultureel ondernemer extra moet inspannen om meer eigen inkomsten te genereren dan in de huidige cultuurnota gerealiseerd werden. De commissie is van mening dat Dood Paard daartoe over een professionele organisatie beschikt, die voldoende garantie geeft ten aanzien van de continuïteit en resultaatgroei. Conclusie en advies De commissie is overtuigd van de artistieke kwaliteit van het werk van Dood Paard en waardeert de actualiteit en vitaliteit van het gezelschap. Het gezelschap geniet ten aanzien van de ketengedachte vertrouwen van de theaters en schouwburgen in het land. (Inter)nationaal heeft Dood Paard een goede naam en dito netwerk. Voor de komende periode staan gerichte plannen op stapel die de samenwerking en programmering voldoende interessant en inspirerend maken. Wel is de commissie van mening dat de internationale plannen concreter vorm moeten krijgen en is zij ook kritisch over het cultureel ondernemerschap van Dood Paard. De commissie adviseert om Dood Paard op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
490.676
Gevraagd
576.585
Geadviseerd
575.000
Toegekend
603.762
Dood Paard ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 en momenteel ook van de gemeente Amsterdam. Het voormalig FAPK heeft de afgelopen jaren het spelen van de voorstellingen in het buitenland incidenteel ondersteund. Beoordeling De commissie is positief over de artistieke kwaliteit van het werk van Dood Paard. Het gezelschap heeft zich doorontwikkeld tot een sterk collectief met een herkenbaar en authentiek profiel. Naar eigen zeggen zijn experiment, engagement en idealisme uitgangspunten van de voorstellingen en de commissie (h)erkent dit. De grenzen van theaterconventies worden steeds vanuit nieuwe invalshoeken opgezocht. De commissie is positief over de samenwerking die het gezelschap zoekt met andere gastacteurs en auteurs en is benieuwd naar de voorgenomen plannen de komende periode ‘STOCK’ uit te breiden met producties van andere makers. De uitstap van Dood Paard richting jeugdtheater beschouwt zij als belangwekkend. Zij is ook van mening dat de relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling goed tot uiting komt in de aanvraag. Het collectief geniet vertrouwen van de theaters en schouwburgen in Nederland en België. Het collectief probeert nieuw publiek te bereiken met een ’theatersoap’ in Frascati en verder door middel van onderwerp gerelateerde projecten rond de voorstellingen. Voor het ontwikkelen van een marketing/ communicatieplan is Dood Paard opgenomen in het expertprogramma van Kunst & Zaken. Internationaal heeft het gezelschap naamsbekendheid verworven. Afgelopen jaren werd veel, 40% van het totaal aantal voorstellingen, in het buitenland opgetreden. Gezien de resultaten uit de huidige cultuurnota en het consequent uitbouwen van het internationale netwerk en ‘STOCK abroad’, lijken de internationale mogelijkheden voor de komende peri-
58 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
59 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Dordt
Stichting Theater van de Verbeelding Inleiding DORDT is een initiatief van stichting Theater van de Verbeelding en de gemeente Dordrecht. Het wordt een theaterhuis voor beeldend locatietheater, waar Lotte van den Berg als artistiek leider projecten gaat realiseren, samen met een steeds wisselende groep makers van verschillende disciplines en achtergronden. Het vaste team bestaat naast Lotte van den Berg uit zakelijk leider Bart Kusters en technisch coördinator Koen van Oosterhout. DORDT claimt de ‘erfenis van Dogtroep’, het gezelschap dat in haar dertig jarig bestaan veel inhoudelijke en praktische expertise heeft opgebouwd omtrent locatietheater. De stichting Theater van de Verbeelding beschikt over veel expertise en internationale netwerken. DORDT krijgt de mogelijkheid om deze expertise en contacten in te zetten om haar plannen te realiseren. In haar visie op de komende jaren schrijft Lotte van den Berg het volgende: “Ik voel de noodzaak om mijn blik te openen en kies ervoor andere landen, culturen en werkelijkheden te bezoeken, te bezien en te bevragen, niet als voyeur, maar daadwerkelijk en met inzet van mijn eigen artistieke identiteit. (...) Met DORDT zet ik een beweging in gang die zal blijven doordenderen gedurende de jaren, zoals een sneeuwbal die van de berg rolt en steeds groter wordt. Een mechaniek van ontmoetingen die niet zonder gevolg kunnen blijven.” Het werk van DORDT wil een dialoog op gang brengen tussen verschillende werelden en werkelijkheden. Het contact dat gelegd wordt met het buitenland zal steeds gevoed zijn vanuit contacten die reeds in de lokale structuren van Dordrecht en omstreken aanwezig zijn. Op deze manier worden bestaande banden verdiept, verstevigd en bevraagd. De komende vier jaar wil DORDT een langetermijnbeweging inzetten in de vorm van een reis. De oude energiecentrale van Dordrecht, met werkplaats en laboratorium, wordt de thuisbasis van DORDT. De oude HBS in Dordrecht zal onderdak bieden aan gasten, medewerkers en kunstenaars die van ver komen. DORDT zal intensief samenwerken met Guy Cassiers van Het Toneelhuis Antwerpen. Verder gaat zij voorstellingen tonen in en waar mogelijk coproduceren met Schouwburg de Kunstmin in Dordrecht, Rotterdamse Schouwburg, Frascati Amsterdam, Stadsschouwburg Utrecht, De Vrede van Utrecht, Theaterfestival Boulevard en Vlaams - Nederlands Huis deBuren in Brussel. DORDT wil jaarlijks 7 activiteiten uitwerken, die in 80 voorstellingen worden gepresenteerd voor in totaal 9625 bezoekers. Met de subsidie van de gemeente Dordrecht, start DORDT verkennende projecten voor Dordrecht en omgeving op. Projectsubsidies van gemeente en provincie maken de inrichting van de werkplaats en het gastenverblijf en specifieke projecten in Dordrecht mogelijk. Voor de buitenlandse expedities is bij verschillende fondsen en bij de EU een aanvraag ingediend. Daarnaast krijgt DORDT bijdragen van coproducenten en partners in de bestemmingslanden. Aan het NFPK+ vraagt DORDT een structurele jaarlijkse bijdrage van € 428.769. De Stichting Theater van de Verbeelding ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Door het voormalige FAPK is incidenteel bijgedragen aan activiteiten waarbij Lotte van den Berg betrokken was.
60 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Beoordeling De commissie beschouwt Lotte van den Berg als een belangwekkende en gedreven jonge maker die met haar aanvraag onderstreept dat ze er aan toe is een eigen gezelschap te leiden. In Dordrecht zoekt zij de confrontatie met een omgeving waarin het maken van kunst niet vanzelfsprekend is. De commissie heeft daar veel waardering voor. In haar voorstellingen gaat DORDT ook internationale contacten aan. Zo wil ze onder meer de stad verbinden met de herkomstlanden van haar bewoners, met landen waar Nederland handelsbetrekkingen mee heeft en landen waar Nederland via militaire missies bij betrokken was. In het beleidsplan staan vooral ideeën die nog uitgewerkt moeten worden. Dit heeft wellicht te maken met de intuïtieve manier van werken van Lotte van den Berg en met de opstartfase waarin DORDT zich bevindt. Door de samenwerking met diverse verwante kunstenaars ontstaat een sterke artistieke keten die in sommige gevallen ook mogelijkheden voor coproductie biedt. Hoewel het initiatief voor DORDT prikkelend is en de geschetste activiteiten nadrukkelijk met elkaar in verbinding staan, spreekt de commissie haar zorg uit over een paar (inhoudelijke) punten uit het plan. De rol van de voormalige Dogtroepleden blijft nagenoeg buiten beschouwing en hun inbreng lijkt zich primair te richten op faciliteren. De grote omvang van de geplande activiteiten en diverse (internationale) samenwerkingen vereisen een gestructureerde werkwijze. Hoewel de inzet van de Dogtroep-ervaring vertrouwen wekt, mist de commissie in het plan de nodige toelichting of uitwerking op dit punt. Verder vraagt de commissie zich af of DORDT in de komende jaren wel voldoende aanwezig en zichtbaar zal zijn in Dordrecht om zich wezenlijk te kunnen verbinden aan de stad. Ook heeft de commissie moeite met de nog onduidelijke invulling van de activiteiten door derden, die zouden moeten plaatsvinden bij afwezigheid van Lotte Van den Berg. Zij adviseert DORDT om niet alles tegelijk en te snel te willen, haar activiteiten enigszins te beperken en zich vooral te concentreren op worteling in haar gezelschap en in de stad. Interculturele onderwerpen en doelgroepen spelen een belangrijke rol in de plannen van DORDT, die zowel in een lokale, nationale als internationale context benaderd en geplaatst zijn. De commissie vindt deze plannen aansprekend, maar vraagt zich af of DORDT de praktische vertaling van de artistieke ideeën helder voor ogen heeft. De uitwerking richting het publiek komt in de plannen onvoldoende uit de verf. De commissie vindt de begrote publieksinkomsten aan de hoge kant. Voor een deel van de activiteiten is geen entree begroot, waardoor voor de niet gratis toegankelijke projecten een substantiële toegangsprijs wordt gevraagd. Dit lijkt eerder drempelverhogend voor toeschouwers die niet vanzelfsprekend naar theater gaan. Conclusie en advies De commissie oordeelt positief over het idee van Theater van de Verbeelding voor het nieuwe gezelschap DORDT. Zij ziet Lotte van den Berg als een belangwekkende maker voor de toekomst. Met haar eigen gezelschap krijgt zij de gelegenheid, gesteund door de ervaring van de Dogtroeporganisatie, haar kwaliteiten als artistiek leider te bewijzen. Het plan voor 2009-2012 is weliswaar niet volledig uitgewerkt, maar de medewerkers en partners wekken vertrouwen en de beoogde activiteiten staan met elkaar in verbinding. Kanttekeningen plaatst de commissie bij de worteling in Dordrecht en de hoeveelheid verschillende activiteiten, met name die door derden. De commissie adviseert om Theater van de Verbeelding/DORDT op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
314.323
Gevraagd
428.769
Geadviseerd
350.000
Toegekend
367.090
61 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Droomtheater
Stichting Droomtheater Inleiding Droomtheater is een kleinschalig cultuuratelier, gevestigd in de Rotterdamse wijk Het Nieuwe Westen en in de wijk Feijenoord. Droomtheater is een vrijwilligersorganisatie waarvan Joanne Oussoren algemeen coördinator is. De instelling werkt aan educatieve programma’s over cultuur-historische tijdsbeelden. Droomtheater heeft als doel ‘middels het maken van theater op basis van dromen en het inspireren van dromers tot theater maken en al hetgeen in de ruimste zin met een en ander verband houdt, daartoe behoort en/of daartoe bevorderlijk kan zijn’ aldus de aanvraag. Droomtheater beoogt het volgende: ‘reanimeren van dichtgeslibde en gestagneerde cognitieve processen; revitaliseren van persoonlijke verbeeldingskracht; tegengaan van het verlies van de persoonlijke identiteit; stimuleren van de reconstructie van de individuele binnenwereld’. Dit wil ze bereiken door ‘vertel- en poppentheater voor kleine groepen van toehoorders en kijkers waarbij dikwijls de nadruk ligt op voorstellingen en video’s gelieerd aan cultuurhistorische tijdsbeelden en interactieve installaties met behulp van moderne mediamiddelen en/of andere spelvormen als ‘nevenactiviteit’ bij festivals of evenementen’. De activiteiten van Droomtheater vinden plaats zowel in de eigen accommodaties als op locaties in de omgeving van droomtheater, zoals basisscholen, buurt- en wijkorganisaties en Locale Cultuur Centra (LCC). Projecten worden stedelijk uitgezet, onder meer bij basisscholen, instellingen voor buitenschoolse opvang, culturele instellingen, evenementen en festivals. Droomtheater wil ook de komende jaren gericht zijn op vernieuwing en vooruitgang, ook wat betreft de keuze voor thema’s. Een aantal thema’s uit de voorgaande jaren wil de stichting voorlopig blijven continueren: 17e Eeuw (Delfshaven), Bezet / bevrijd, Shakespeare, Middeleeuwse Europese literatuur, Jan Klaassen en zijn Europese vrienden, Sprookjes, Oude Grieken en Ruimtevaart In het meerjarenwerkplan 2004–2009 van Droomtheater stonden projecten en activiteiten die moesten leiden tot een ‘Glokaal Poppentheaterpodium’. Nu, in 2008, concludeert de instelling dat dit doel is gerealiseerd. (Inter)nationale poppenspelers en verhalenvertellers komen naar Rotterdam om een voorstelling te geven. Behalve kinderen uit de buurt, wil de stichting ook andere kinderen, Rotterdammers en andere wereldburgers kennis laten maken met het concept van Stichting Droomtheater . In februari 2008 is een tweede Droomtheater aan de andere kant van de Maas geopend. Daar worden nieuwe educatieve activiteiten opgestart voor basisscholen in samenwerking met verschillende kunstenaars. Ook daar is, net als in Het Nieuwe Westen een intensieve betrokkenheid met het opbouwwerk, culturele instellingen en organisaties in de wijk. Naast het maken van eigen werk is het de bedoeling om voorstellingen van andere spelers / makers te gaan verkopen. Droomtheater vraagt aan het NFPK+ € 3.000 per jaar voor vijf projecten met een beoogd bereik van 20.000 toeschouwers.
Beoordeling De commissie stelt vast dat de maatschappelijke en educatieve doelstellingen voor Droomtheater, belangrijker zijn dan de artistieke. De commissie waardeert het initiatief en de betrokkenheid van Droomtheater en de eigenheid van de voorstellingen. Door de lokale situering en - aanpak, slaagt zij erin om de beoogde doelgroep te bereiken en te betrekken. Voor zover de commissie inzicht heeft gekregen in gerealiseerde voorstellingen, ontberen deze naar haar mening artistieke zeggingkracht. Het plan geeft evenmin helder inzicht in de (artistieke) visie op de thema’s en de beoogde voorstellingen. Daarbij zijn de genoemde thema’s zeer uiteenlopend, maar niet op een overtuigende manier aan elkaar verbonden. Hierdoor ontstaat geen coherent beeld van de artistieke visie van Droomtheater in de komende jaren. Concrete informatie over wie de voorstellingen gaan realiseren en wat de werkmethode is, ontbreekt eveneens. Conclusie en advies Het (elementaire) theater van Droomtheater is vooral educatief en niet artistiek. De activiteiten van de stichting spelen zich grotendeels lokaal en -professioneel gezien- ongeprofileerd af. De doelgroep bestaat voornamelijk uit basisschoolleerlingen uit de wijken waar de vestigingen van Droomtheater zich bevinden. De commissie is er niet van overtuigd dat Droomtheater -artistiek gezien- een aanvullende positie inneemt binnen het landelijk theaterbestel of een voorbeeldfunctie vervult. Hierdoor kent ze geen landelijk belang toe aan de groep. De commissie is van mening dat het meer voor de hand ligt dat de (deel)gemeente dit vrijwilligersinitiatief ondersteunt. Vanwege het ontbreken van een duidelijk artistiek profiel en onvoldoende artistieke kwaliteit en zeggingskracht van de voorstellingen, adviseert de commissie om Droomtheater niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Droomtheater heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd. Bij het voormalige FAPK is evenmin eerder subsidie gevraagd.
62 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 3.000
63 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Eigen Werk / Pieter Tiddens
Stichting Eigen Werk Theaterproduktie Inleiding Eigen Werk maakt sinds haar oprichting in 2000 op adhoc basis jeugdtheater onder artistieke leiding van Pieter Tiddens en onder zakelijke leiding van Nicolet Schouten. De eerste vijf jaar waren de voorstellingen zeer divers; de gemeenschappelijke noemer was ’toegankelijk theater voor de allerkleinsten’. Sinds 2005 is Eigen Werk een nieuwe richting ingeslagen met de ontwikkeling van ‘kindercabaret’. Kindercabaret richt zich op kinderen en ouders samen. Volgens Eigen Werk slaat het concept van kindercabaret aan, niet alleen door de brutale en veelzijdige vorm, maar ook doordat kindercabaret door de keuze van thematiek en de verbinding met de actualiteit, inhoudelijk direct aansluit bij de belevingswereld van kinderen én volwassenen. Goed jeugdtheater spreekt altijd zowel het jonge als het volwassen publiek aan, maar kindercabaret gaat echt over de band tussen kinderen en ouders. Pieter Tiddens put direct uit zijn ervaring als vader van een kind in de basisschoolleeftijd. Hij wordt geconfronteerd met ontwikkelingen in de kinderwereld die ook spelen in het leven van andere kinderen en ouders; de nieuwste hypes op het gebied van kleren, vriendschap, spelletjes en internet. Daardoor is kindercabaret herkenbaar en actueel. De directe manier waarop Pieter Tiddens in de voorstellingen met de toeschouwers communiceert, versterkt de band tussen kinderen en ouders, aldus de aanvraag. Eigen Werk breidt haar activiteiten uit naar andere doelgroepen en kondigt kleuter- en pubercabaret aan. Ook ontwikkelt ze een televisieprogramma waarin kindercabaret centraal staat. De groep vraagt € 303.053 subsidie per jaar aan het NFPK+. Jaarlijks zijn twee projecten gepland (een nieuwe voorstelling en een reprise) die gezamenlijk 90 keer spelen voor 12.000 bezoekers. Daarnaast vinden jaarlijks nog 70 workshops ‘Kindercabaret’ plaats voor 1.050 kinderen.
tieke ontwikkeling daaraan ten grondslag ligt. Het plan gaat bijvoorbeeld niet inhoudelijk in op de wens om te werken met meerdere spelers en musici. Het laat onbesproken welke (nieuwe) mogelijkheden dit biedt en evenmin wat dit betekent voor de ontwikkeling en meerwaarde van de groep als zodanig of voor de ontwikkeling van kindercabaret. Ook de uitbreiding van de activiteiten met twee proefvoorstellingen is niet inhoudelijk gemotiveerd. De commissie is van mening dat in een aanvraag voor structurele subsidie langeretermijnperspectieven in artistieke coherentie beschreven horen te staan. Zij constateert dat daarvan in het geval van Eigen Werk geen sprake is. Conclusie en advies Eigen Werk heeft het jeugdtheater aanbod in de afgelopen jaren aangevuld met een zelfontwikkeld format, waar zij zeer succesvol mee is. De plannen van Eigen Werk voor de komende jaren zijn uitsluitend gericht op uitbouw van dit format en besteden te weinig aandacht aan artistieke ontwikkeling en verdieping van een theatergroep. Daardoor vervalt de groep in voorspelbaarheid, stagneert de artistieke ontwikkeling en vormt Eigen Werk geen verrijking van het overige jeugdtheateraanbod. De commissie adviseert om Eigen werk niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Eigen Werk heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 subsidie aangevraagd, maar deze is niet toegekend. In de afgelopen jaren is Eigen Werk incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling Het plan van Eigen Werk getuigt van enthousiasme om het kindercabaret de komende jaren verder te ontwikkelen en naar andere leeftijdsgroepen uit te breiden. De commissie meent dat de cabaretvorm die Eigen Werk gebruikt, daartoe voldoende mogelijkheden biedt. Ook vindt zij de thematische keuzes van Eigen Werk getuigen van een goede voeling met het publiek. De commissie is echter niet overtuigd dat hier sprake is van een complementair genre ten opzichte van de basisinfrastructuur, dat per se structureel ondersteund dient te worden. Kindercabaret en alle afgeleide vormen als kleuter- en pubercabaret zijn in de ogen van de commissie vooral gebaseerd op een sterk format, dat bij Eigen Werk meer en meer een eigen leven gaat leiden. In de achterliggende periode leek Eigen Werk dat format zelf te relativeren met de voorstelling ‘Vooruit dan, nog een keertje kindercabaret’. Niettemin wordt er in de plannen 2009-2012 volledig op ingezet. Vanuit de visie om een groot publiek te bereiken kan de commissie die keuze volgen; inhoudelijk vindt ze het jammer dat de artistieke koers daarmee eenduidig en in zekere zin voorspelbaar wordt. De motivatie van de keuze om per 2009 structureel te willen gaan werken is onduidelijk. Het meerjarenplan beschrijft wel de koers - het ontwikkelen van kindercabaret voor verschillende leeftijdsgroepen -, maar laat niet zien of en zo ja welk idee omtrent de beoogde artis-
64 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 303.053
65 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Female Economy
Female Economy Inleiding Female Economy is twee jaar geleden opgericht door theatermaker Adelheid Roosen en zakelijk leider Mieke Baars. Adelheid Roosen maakt actueel theater over de relatie tussen de Nederlandse (westerse) cultuur en die van de niet-westerse, veelal moslimcultuur. Het bekendste werk van haar hand is de ‘Gesluierde Monologen’. Deze voorstelling heeft landelijk maar ook internationaal veel aandacht gekregen en werd, verspreid over verschillende werelddelen, in het Engels, Turks, Frans en Duits gespeeld. Het doel van Adelheid Roosen is het publiek zijn perceptie te doen kantelen en te laten kijken via een andere invalshoek. “Ik wil dat het westen niet alleen haar eigen kennis en producten over de wereld verspreidt, ik wil dat het westen ook het Arabische, het Turkse en Koerdische ontvangt.” Verder is Adelheid Roosen initiator en eindredacteur van het Zina Platform, een ‘Kunst en Cultuur Platform voor Zachtmoedige Confrontatie van het Dagelijkse soms Rauwe maar Wonderschone Leven’. Thema’s in het werk van Female Economy zijn: identiteit, religie, traditie en cultuur. Alle projecten worden gemaakt en gespeeld door een combinatie van amateurs en professionals, van Nederlanders en moslim-Nederlanders, soms aangevuld met een ‘gastspeler’ zoals Ayaan Hirsi Ali of Naema Tahir. Adelheid Roosen wil met Female Economy de komende periode doorgaan op dezelfde weg, in dialoog met de moslim-Nederlander: “Research doen. Voorstellingen en concepten ontwikkelen. In fel, intens contact met de migranten. Instant. Uitgaand van de noodzakelijk in het moment, met dat, wat natuurlijk voor handen is. […] Reagerend op mijn instinct. Achtervolgend wat er gebeurt in de wijken.” Zij geeft aan niet te kunnen voorspellen wat ze gaat maken over twee jaar, omdat dat afhankelijk is van de ontwikkelingen in de maatschappij. Op het programma staan in ieder geval een Turks-Koerdisch Concert, een toneelvoorstelling over de inburgering van een westerling in de Arabische gemeenschap in Nederland, een project over reinigingsprincipes, een film, een performance-evenement en voorstellingen op maat, gebaseerd op reeds gemaakte voorstellingen. In 2008 is Female Economy een alliantie aangegaan met Toneelgroep Amsterdam. Dankzij zakelijke en publicitaire diensten van dat gezelschap kan Female Economy haar artistieke medewerkers arrangeren. Female Economy vraagt € 447.047 subsidie aan het Fonds.
door haar landelijke bekendheid weet ze veel (media)aandacht te genereren voor haar actueel maatschappelijke en relevante onderwerpen. Roosen bereikt met Female Economy een nieuw cultureel divers publiek, niet alleen als toeschouwer in de zaal, maar ook als participant in het onderzoeksproces, in de maakfase en tijdens de discussies en aanverwante activiteiten. De theaters zien bij de voorstellingen van Female Economy nieuw publiek binnen komen. De commissie stelt dan ook vast dat Female Economy de spreiding van de Nederlandse podiumkunsten verbreedt. Veel van de voorstellingen van het gezelschap worden gespeeld in niet-theatrale omgevingen: moskeeën, buurthuizen, blijf-van-mijn-lijfhuizen, gevangenissen, op congressen, maar ook gewoon in de (kleinere) theaters en op theaterfestivals, zowel nationaal als internationaal. Female Economy wil inhoudelijk voort op de ingeslagen weg, maar heeft een professionaliseringsslag te maken op het gebied van productie en bedrijfsvoering. De commissie ziet in de veelheid en verscheidenheid van activiteiten ook enig risico. Female Economy zal de komende jaren haar evenwicht moeten zien te vinden in de verdeling van energie. De commissie is van mening dat Female Economy juist vanwege de grote arbeidsintensiviteit wellicht iets minder hooi op de vork zou moeten nemen. Wat betreft de verdeling van middelen valt het de commissie op dat het Turks-Koerdisch Concert onevenredig veel beslag legt op het budget. Conclusie en advies De commissie acht Female Economy een aanwinst voor het theaterbestel. De groep heeft kwaliteit en maakt geëngageerd actueel theater over onderwerpen die het maatschappelijke debat bepalen en aandacht verdienen. Female Economy boort nieuwe onderwerpen en vormen aan die nog niet of niet voldoende structureel vertegenwoordigd zijn in het huidige theateraanbod. Zij bereikt daarmee bovendien een aanzienlijk en nieuw publiek van zeer diverse samenstelling. Daarom adviseert de commissie Female Economy op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
447.047
Geadviseerd
350.000
Toegekend
367.503
Female Economy heeft geen subsidie aangevraagd in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Adelheid Roosen is in de afgelopen jaren incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling Female Economy geeft blijk van een intense urgentie om haar voorstellingen en alle daaraan gelieerde activiteiten te ontplooien, omdat zij de noodzaak ervan voor de samenleving hoog acht en omdat zij hierin een persoonlijk getinte verantwoordelijkheid neemt. De behoefte aan dit soort engagement is evident, niet alleen in Nederland maar ook internationaal. Kunst wordt door Female Economy direct teruggekoppeld naar de maatschappij en herbevestigt zo een deel van haar functie en relevantie. De commissie is overtuigd van Female Economy. De voorstellingen ‘Gesluierde Monologen’ en ‘Is.man’ spreken tot de verbeelding, zijn vakkundig gemaakt en getuigen van oorspronkelijkheid en noodzaak. Adelheid Roosen heeft via Female Economy een belangwekkende positie verworven in het theaterlandschap. Zij heeft een eigen ’toon’ ontwikkeld waarmee ze een breed publiek weet te bereiken, zowel ‘wit’ Hollands als Marrokaans en Turks. Mede
66 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0
Gevraagd
67 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Fred Delfgaauw
Stichting Studio Peer Inleiding Studio Peer produceert het werk van poppenspeler en theatermaker Fred Delfgaauw. De voorstellingen worden ontwikkeld in theater Peeriscoop, het eigen huis in Gorinchem. Hier worden ook diverse theatermakers begeleid en educatieve projecten gefaciliteerd. De aanvrager wil deze activiteiten de komende jaren uitbreiden om zo tot een productiehuis voor poppentheater te komen. Volgens de aanvraag heeft Fred Delfgaauw een eigen stijl ontwikkeld, waarbij zijn poppen de ‘monologue interieur’ verbeelden en verklanken. Op fascinerende wijze laat hij illusies ontstaan om ze vervolgens weer te doorbreken om ‘een verhaal te vertellen’. Dat is waar het steeds om gaat, het vertellen van grote verhalen op klein menselijk niveau. Fred Delfgaauw schrijft de voorstellingen voor het merendeel zelf. De voorstellingen zijn bestemd voor een groot en divers publiek. De eigen producties en de voorstellingen van het productiehuis spelen in het eigen theater en op tournee in vlakkevloertheaters en schouwburgen. Voor de komende periode wil Fred Delfgaauw de samenwerking met andere disciplines continueren. Er zijn plannen voor een samenwerkingsproject met jazzpianist Bert van den Brink. Cabaretier Sjaak Bral wordt als schrijver bij dit project betrokken. De voorstelling die hieruit voortkomt, wordt naar verwachting ook gepresenteerd op concertpodia, waardoor een ander publiek bereikt zal worden. Ook is er een plan voor een coproductie met Het Volk, waarbij Aike Dirkzwager regisseert. De voorstelling ‘Minder is Meer’, een jubileumvoorstelling waarin fragmenten van eerder werk te zien zijn, zal in reprise gaan. In samenwerking met Schouwburg De Nieuwe Doelen in Gorinchem, programmeert Fred Delfgaauw diverse andere producties. Studio Peer wil in de periode 2009-2012 drie producties per jaar maken, deels eigen werk van Fred Delfgaauw en deels van jonge talentvolle makers. Studio Peer vraagt € 250.000 per jaar aan het NFPK+.
De commissie is van mening dat Studio Peer haar bedrijfsvoering goed heeft georganiseerd. Er is een eigen theater waarin naast de eigen voorstellingen ook andere voorstellingen worden geprogrammeerd. De kwaliteit van produceren is goed en er is een uitgebreid netwerk van afnemers waardoor Studio Peer een evenwichtige spreiding van speelbeurten en aanzienlijk publieksbereik realiseert. Op basis van de aanvraag stelt de commissie vast dat Studio Peer geen internationale ambities heeft. Conclusie en advies De commissie is positief over de artistieke kwaliteit van het werk van Studio Peer en Fred Delfgaauw. Met het oog op de artistieke ontwikkeling acht de commissie het wenselijk dat Studio Peer reflecteert op de eigen ervaringen en de betekenis daarvan voor de te volgen koers. In de geplande productiehuisfunctie van Studio Peer is al voorzien binnen de basisinfrastructuur. De commissie adviseert Studio Peer op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 en de subsidie te handhaven op het huidige niveau. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
113.897
Gevraagd
250.000
Geadviseerd
115.000
Toegekend
120.670
Studio Peer ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie is positief over de artistieke kwaliteit van het werk van Studio Peer en Fred Delfgaauw. Fred Delfgaauw is een gerenommeerd theatermaker en poppenspeler, die inmiddels een indrukwekkend oeuvre heeft opgebouwd en daarmee een groot en breed publiek weet te boeien en te binden. Het voorliggende plan overtuigt de commissie echter nauwelijks. Het geeft summier inzicht in de plannen voor het eigen werk van Studio Peer, waardoor de commissie zich slechts met moeite een beeld kan vormen van de beoogde ontwikkeling van het werk ten opzichte van bijvoorbeeld het veelvuldig hernemen van eerdere succesvoorstellingen. De samenwerking met makers uit andere disciplines is in de afgelopen jaren geslaagd geweest. De voorgenomen voortzetting daarvan ligt daarom voor de hand. Niettemin mist de commissie in het beleidsplan (kritische) reflectie op de betekenis van deze ervaring voor de inhoudelijke ontwikkeling van Studio Peer. Het idee om structureel jonge talentvolle makers te begeleiden is begrijpelijk, maar tegelijk ook prematuur. De makers zijn niet bij name genoemd en evenmin geeft het plan veel inzicht in de wijze waarop de begeleiding gestalte krijgt. De kwaliteiten en ervaring van Fred Delfgaauw staan buiten kijf en daarmee zal het voor veel jonge makers inspirerend zijn om met hem te werken. Toch vereist een dergelijke uitbreiding van de taken een doordacht en doortimmerd plan, dat er naar de mening van de commissie nu niet ligt. Daarbij is in een dergelijke gespecialiseerde productiehuisfunctie voorzien binnen de basisinfrastructuur, zodat deze activiteiten voor de commissie geen prioriteit hebben.
68 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
69 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Gnaffel
Stichting Theater Gnaffel Inleiding Gnaffel is gevestigd in Zwolle en maakt theater met poppen voor kinderen van vier tot en met twaalf jaar en voor volwassenen. Artistiek leider Elout Hol maakt de poppen zelf. Het zijn mensgrote poppen die in de voorstellingen als gelijkwaardige personages naast de acteurs fungeren. In de voorstellingen staan de mens en zijn blik op de wereld centraal. De poppen zijn een uitvergroting van de werkelijkheid; zij vertonen de menselijke onvolmaaktheden en onhebbelijkheden. Volgens het gezelschap is ‘reizen in fantasie en verwondering’ de inhoudelijke verbinding tussen alle voorstellingen. Gnaffel werkt samen met poppentheaterwerkplaats De Proeve, verzorgt workshops en lessen poppenspel op ArtEZ, Hoge School voor de Kunsten in landsdeel Oost, en maakt voorstellingen waarin jong talent en nieuwe makers de ruimte krijgen ervaring op te doen. Gnaffel wil ook verbinding zoeken met de Noordelijke Hogeschool in Leeuwarden. In de komende periode 2009-2012 wil Gnaffel de artistieke kern uitbreiden met een regisseur. Zij is hierover in gesprek met theatermaker Rob Vriens, met wie ook nu al wordt samengewerkt. Het gezelschap vindt zijn werkwijze en artistieke inbreng goed aansluiten bij de visie en manier van werken van Gnaffel. Door deze uitbreiding krijgt Elout Hol ook meer ruimte om het vakmanschap over te dragen aan jonge makers en spelers. Gnaffel wil nieuwe samenwerkingsverbanden en nieuwe vormgevingsaspecten ontwikkelen. Zij zoekt aan combinaties met andere disciplines, in het bijzonder met klassieke muziek en opera. Er zijn al concrete plannen met het Nederlands Philharmonisch Orkest, het Nederlands Kamer Opera Festival en Schat Kamer Opera, het Nederlands Fluitorkest. Gnaffel doet mee aan diverse lokale en regionale samenwerkingsverbanden voor theater en onderwijs. In de periode 2009-2012 wil Gnaffel vijf nieuwe reisproducties en vijf reprisetournees maken en het aantal speelbeurten fors uitbreiden. Verder worden elf kort lopende projecten ontwikkeld. Gnaffel vraagt € 200.000 aan het NFPK+.
de inspanningen die Gnaffel verricht om de diverse lokale en regionale samenwerkingsverbanden voor theater en onderwijs te versterken. Om zoveel mogelijk publiek te bereiken speelt Gnaffel behalve in het theatercircuit ook op festivals en scholen. Op basis van het beleidsplan stelt de commissie vast dat Gnaffel beschikt over een professionele organisatie en een realistische meerjarenbegroting presenteert. Conclusie en advies De commissie oordeelt positief over de subsidieaanvraag van Gnaffel. Zij waardeert de artistieke prestaties en vindt dat de voorgenomen plannen tot samenwerking met andere regisseurs en disciplines getuigen van een levendige artistieke ambitie. De commissie heeft eveneens vertrouwen in de functionele kwaliteit van de instelling. Daarom adviseert zij Gnaffel op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 en ter versterking van de uitbreiding van haar structurele activiteiten het gevraagde subsidiebedrag toe te kennen. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
103.437
Gevraagd
200.000
Geadviseerd
200.000
Toegekend
210.329
Gnaffel ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie is positief over de artistieke kwaliteit van het werk van Gnaffel, dat volgens haar getuigt van zeggingskracht en authenticiteit en, ondanks de relatief hoge leeftijd van de groep, nog voldoende ontwikkeling vertoont. De voorgenomen samenwerking met muzieken muziektheatergezelschappen waarin poppen een rol gaan spelen, vindt de commissie interessant. Ook op het gebied van publieksontwikkeling en -inkomsten is dit een stap voorwaarts, al ontbreekt in het plan op dit punt echter wel een inhoudelijke uitwerking. De commissie is positief over de voorgenomen structurele samenwerking met Rob Vriens. Door de artistieke inbreng van Vriens en doordat hij een aantal taken van Elout Hol kan overnemen of verlichten, ontstaat er meer stabiliteit in de basis van het gezelschap. Volgens de commissie levert Gnaffel een bijdrage aan een evenwichtige geografische spreiding van standplaatsen van podiumkunstinstellingen over heel Nederland. Zij heeft tevens een belangrijke functie in de lokale en regionale culturele infrastructuur. Daarbij is er sprake van een substantiële bijdrage van de lokale en provinciale overheid. Gnaffel gaat in haar plan voor 2009-2012 in op de relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling. Zij wil een prominente plek innemen in de noordelijke regio door de afzet van haar voorstellingen (drastisch) te vergroten. Deze schaalvergroting lijkt de commissie niet realistisch. De commissie heeft wel vertrouwen in
70 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
71 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Golden Palace
Stichting Golden Palace Inleiding Golden Palace is een Amsterdams mimegezelschap dat in 1997 is opgericht. De groep wordt artistiek geleid door Ingrid Kuijpers en zakelijk door Margreet Huizing. Verder werkt zij met verschillende acteurs op freelancebasis. Het gezelschap maakt naar eigen zeggen tragikomische voorstellingen in een herkenbare speelstijl. Een terugkerend thema bij Golden Palace is de mens als groepsdier. Binnen een groep soortgenoten vinden mensen elkaar in een gemeenschappelijke lotsbestemming, maar worden ook tegenstellingen zichtbaar. Het is een tijdloos onderwerp dat zich goed leent voor de fysieke verbeelding. Voor de komende periode heeft Golden Palace het voornemen geregeld grootschalige producties te maken. Daarmee continueert zij het beleid dat zij heeft ingezet met de productie ‘Alleen voor Grote mensen’. In het beleidsplan voor 2009-2012 heeft de groep de uitgangspunten voor zes geplande voorstellingen beschreven, waarvan één voor de grote zaal en één op locatie. In 2009 gaat Golden Palace, in samenwerking met het Rozentheater, een speciaal programma voor jongeren uitbrengen, bestaande uit workshops voor scholieren, presentaties van verwante makers en een voorstelling. Golden Palace is samen met een aantal andere mimegroepen, Het Veem Theater en Theaterzaken Via Rudolphi, betrokken bij de oprichting van het Werkhuis voor de Mime; een plek van waaruit de zichtbaarheid van het fysieke theater, landelijk en internationaal een stevige impuls krijgt, aldus Golden Palace. Golden Palace wil in 2009-2012 in totaal 6 producties maken en 55 voorstellingen per jaar spelen. Ze vraagt daarvoor € 470.000 subsidie bij het Fonds aan.
Conclusie en advies De commissie is van mening dat Golden Palace een authentieke plaats inneemt in het Nederlands podiumkunstenlandschap en ziet voldoende toekomstperspectief; zowel artistiek inhoudelijk als in de groei van het aantal voorstellingen en publiek. De commissie is positief over het voornemen om in de komende jaren ook groot gemonteerde voorstellingen te maken. Zij is echter van mening dat het gezelschap te zeer afhankelijk is van de structurele subsidie en vindt dat Golden Palace een deel van de financiering via andere bronnen moet kunnen realiseren. De commissie adviseert Golden Palace op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
284.678
Gevraagd
470.000
Geadviseerd
370.000
Toegekend
388.912
Golden Palace ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie stelt vast dat Golden Palace de plek die zij in het landelijke aanbod inneemt, in de afgelopen jaren heeft bestendigd. Zij heeft vertrouwen in de ontwikkelpotentie van het gezelschap. Golden Palace heeft een herkenbare signatuur waarin zang en muziek met sterk fysiek spel samenvallen. Zowel in de voorstellingen als in het voorliggende plan, toont de groep zich in te willen zetten om zich artistiek verder te ontwikkelen. In het plan geeft Golden Palace echter vooral inzicht in wát zij gaat maken, maar articuleert zij niet scherp waaróm, waardoor thematische verstarring op de loer ligt. De activiteiten voor 2009-2012 hebben een coherent karakter. Het plan om voorstellingen in de grote zaal te spelen en dus groter gemonteerd te willen werken, is helder gemotiveerd. Over de eerste grote stap hiertoe, die Golden Palace in 2006 zette met ‘Alleen voor Grote mensen’, is de commissie positief. De voorstellingen van Golden Palace zijn door hun vorm en inhoud toegankelijk voor een breed publiek. De groep heeft in de loop van haar bestaan een solide afnamerelatie ontwikkeld met een groot aantal theaters. Het regelmatig(er) spelen in circuits van de grote zaal en op locatie biedt mogelijkheden om het netwerk verder uit te breiden, alsmede andere publieksgroepen te vinden. Tegelijk stelt de commissie vast dat de groep er in de afgelopen jaren niet in is geslaagd het aantal speelplekken en de omvang van het publiek substantieel uit te breiden. Dit is een aandachtspunt voor de komende periode. In aansluiting op het advies van de Raad voor Cultuur over het plan voor 2005-2008, stelt de commissie vast dat er nauwelijks sprake is van andere financieringsbronnen dan de structurele subsidie. Dit acht de commissie een onwenselijke situatie. Zij vindt dat de groep op dit punt in de komende jaren meer ambitie en ondernemerschap moet ontplooien. De commissie ziet hiertoe onder meer mogelijkheden in het vergroten van het publieksbereik, coproduceren en financiële bijdragen door private instellingen.
72 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
73 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Growing up in Public
Stichting Growing up in Public Inleiding Growing Up in Public bestaat sinds 1989 en is geconcentreerd rond drie theatermakers: Daphne de Bruin, Paul Feld en Jeroen Kriek. Met ingang van 2005 is Growing Up in Public veranderd van een collectief naar een organisatie met één artistiek leider, Paul Feld. De directie bestaat uit de artistiek leider en zakelijk leider Manuel Segond von Banchet. Growing Up in Public neemt, in de woorden van de aanvrager, vanuit standplaats Utrecht, in het theatrale landschap stelling voor politiek theater dat op aansprekende wijze een kritisch standpunt inneemt ten aanzien van de eigen samenleving. Met meerdere schrijvers in huis zorgt het gezelschap voor een continue aanwas van nieuw Nederlands toneelrepertoire vanuit de overtuiging dat nieuwe teksten en nieuwe vormen nodig zijn om de actualiteit te duiden. De groep beschrijft het kenmerkende element van haar voorstellingen als een performancestijl die de theaterillusie telkens kan doorbreken om direct met het publiek te communiceren. De toon is licht en laat zich het beste omschrijven als satire. Growing Up in Public wil in de volgende periode voorstellingen maken vanuit drie perspectieven, dat van vrouwen (Daphne de Bruin), van de historie (Paul Feld) en van jongeren (Jeroen Kriek). Met deze perspectieven, de diversiteit aan speelplekken en met de vorm en inhoud van de voorstellingen richt Growing Up in Public zich op gevarieerde publieksgroepen. Centraal in de plannen staat het drieluik Tri-Poli, een cyclus muziektheatervoorstellingen voorzien in 2009, 2011 en 2013; in de woorden van de aanvrager, een biotoop van een fictieve metropool in wording. In dit drieluik komen de drie perspectieven van de makers samen. De groep werkt in deze cyclus met performers waarmee de groep al eerder op projectbasis samenwerkte. Daarnaast blijft de groep ruimte maken voor een aantal (internationale) coproducties. Tevens worden er drie scholierenvoorstellingen gecreëerd. De aanvrager beschrijft haar worteling in stad en regio Utrecht dankzij educatieve projecten, haar betrokkenheid bij de beleidsontwikkeling in de stad, de begeleiding van jonge Utrechtse groepen, de bespeling van Huis aan de Werf en de kleine zaal van de Stadsschouwburg, en de bijdrage aan het Festival aan de Werf. Growing Up in Public streeft ernaar de hand van de makers in alle activiteiten zichtbaar te laten zijn, van marketing, productie en belangenbehartiging tot uitgifte van het eigen nieuwe repertoire. Het belang dat de aanvrager hecht aan talentontwikkeling krijgt vorm in de medewerking van de jonge schrijftalenten Bas Beerendonk en Enver Husicic, de doorlopende workshop voor schrijftalenten ‘De Scènefabriek’, de samenwerking met opleidingsinstituten in Bremen en Marseille en de opname van stagiaires. De groep staat open voor interessante gelegenheidsprojecten in opdracht. Het bescheiden eigen theater in Overvecht, Fort B., beschouwt de groep als inmiddels niet meer weg te denken uit de culturele infrastructuur in de stad. Growing Up in Public vraagt € 490.000 aan het Fonds per jaar en diende ook een aanvraag in bij Utrecht.
mensionaal over en keuzes in montage zijn vaak slordig. Thematisch acht de commissie het werk in opzet te ongenuanceerd en weinig verrassend; de speluitvoering is energiek maar oppervlakkig. De commissie stelt vast dat samenwerking van de drie theatermakers in Growing Up in Public zijn meerwaarde en bestaansrecht heeft verloren. De plannen die de groep formuleert rond het zogenaamde Tri-Poli idee ogen interessant, maar de commissie heeft gezien de resultaten uit de aflopende periode helaas onvoldoende grond voor een positief oordeel over de te verwachten kwaliteit van de voorstellingen en de ontwikkelings-mogelijkheden van de groep als geheel. De commissie waardeert de rol van Growing Up in Public, in het bijzonder die van Paul Feld, in Utrecht. Conclusie en advies De commissie beoordeelt de voorstellingen van Growing Up in Public in de aflopende periode als te weinig belangwekkend en te wisselvallig in kwaliteit. Het gezelschap ontwikkelt zich nauwelijks meer en de artistieke synergie tussen de kernleden is onvoldoende om de structurele ondersteuning langer af te dwingen. De commissie adviseert Growing Up in Public niet op te nemen in de Regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
422.440
Gevraagd
490.000
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Growing Up in Public ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 en van de gemeente Utrecht. Beoordeling De commissie beoordeelt de kwaliteit van de voorstellingen van de verschillende leden van de groep als sterk wisselend en gemiddeld heeft het werk onvoldoende zeggingskracht. Het politiek theater dat de groep nastreeft, is moraliserend waardoor het de beoogde uitwerking mist. De gezelschapskern heeft zich de afgelopen jaren weinig ontwikkeld. De theatrale vorm en schriftuur zijn gekend. De anarchistisch bedoelde stijl komt eendi-
74 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
75 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Handtheater
Stichting Handtheater Inleiding Handtheater is een Amsterdamse theatergroep die tweetalige voorstellingen brengt: in de Nederlandse gebarentaal en in gesproken Nederlands. In Nederland is Handtheater de enige groep die zich in het bijzonder richt tot dove theaterbezoekers. De groep brengt voorstellingen uit in het reguliere theatercircuit, voor een mix van doof en horend publiek in een verhouding van respectievelijk 30 en 70%. De artistieke leiding is in handen van Mieke Julien en John van Gelder (uitvoerend). In de periode 2009-2012 wil Handtheater werken met vier gastregisseurs: filmer Levent Beskardes; Hakim Traïda, die een kindertheaterproductie maakt; schrijver en regisseur Don Duyns en de Belg Kurt Vanmaeckelberghe, die ook in de Belgische theatergroep les Ballets C. de la B. heeft geacteerd. Zij hebben nog niet allemaal ervaring met dit tweetalig theater, maar zien allen veel mogelijkheden. Behalve met gastregisseurs wil Handtheater per project werken met wisselende acteurs in plaats van met een vaste ’troupe’. Zo krijgt jong acteertalent een kans en ontstaat er een gevarieerd palet. Met buitenlandse theatergroepen wisselt Handtheater van gedachten, over wat theater in een gebarentaal is of zou kunnen zijn. Die uitwisseling acht Handtheater noodzakelijk, om te komen tot een verdere ontwikkeling van theater in gebarentaal en tot experimenten op het gebied van tolken en vertalen. Handtheater gaat één productie per jaar maken, die gemiddeld 55 keer zal spelen voor in totaal 5.350 bezoekers. Hiervoor vraagt ze per jaar € 255.000 subsidie bij het Fonds aan.
Conclusie en advies De commissie waardeert de inzet van Handtheater om de dovencultuur via theater en gebarentaal onder de aandacht te brengen en theater te brengen voor een slechthorend/doof publiek. Zij is echter van mening dat Handtheater er in de afgelopen jaren onvoldoende in is geslaagd om de artistieke kwaliteit van haar voorstellingen te verhogen. Op grond van de geplande activiteiten en het gebrek aan samenhang daartussen, heeft de commissie niet de overtuiging dat Handtheater in de komende jaren erin zal slagen de artistieke kwaliteit en profilering dusdanig te verbeteren dat daarmee een artistiek interessante aanvulling op het theateraanbod in Nederland ontstaat en die een vierjarige subsidie rechtvaardigt. De commissie adviseert Handtheater niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. NB De commissie zou het betreuren indien het specialisme dat Handtheater kenmerkt van de podia verdwijnt. Ze dringt aan op een bestuurlijke inspanning om op andere wijze alsnog subsidiemiddelen voor theater dat zich op dove en slechthorende toeschouwers richt, te genereren. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
205.627
Gevraagd
255.000
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Het Handtheater ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie onderkent het maatschappelijk belang van een theatergroep die zich door het inzetten van gebarentaal (mede) richt op doven en slechthorenden. Ook waardeert zij de inzet van Handtheater om de dovencultuur via theater onder de aandacht te brengen. Zij is echter evenzeer van mening dat ook de doelgroep van doven en slechthorenden de mogelijkheid moet hebben om kwalitatief hoogstaand theater te bekijken. Bovendien pretendeert Handtheater tweetalig te zijn. Dus zowel een niet-horend als horend publiek te bedienen. Daar wringt volgens de commissie de schoen. De voorstellingen van Handtheater overtuigen artistiek gezien niet, omdat de makers er tot nu toe niet in slagen om een theatraal interessante verbinding te maken tussen de dramatische handelingen en de vertaling naar of explicatie in gebarentaal. Tot nu toe is er vooral sprake van een intermezzo, een onderbreking van de spanningsboog, waardoor de beleving en ervaring eerder verstoord wordt, dan een meerwaarde krijgt. Verder vindt de commissie de voorstellingen anekdotisch van karakter. De diversiteit aan onderwerpen en thema’s maakt bovendien een willekeurige indruk. Ondanks het kritische advies van de Raad voor Cultuur voor de periode 2005-2008, dat wees op soortgelijke tekortkomingen, is het gezelschap er niet in geslaagd meer stabiliteit aan te brengen in de kwaliteit van de voorstellingen. Het voorliggende plan heeft de commissie er niet van overtuigd dat de artistieke kwaliteit van de voorstellingen in de periode 2009-2012 zal verbeteren. De genoemde Nederlandse regisseurs hebben weliswaar op zich voldoende kwaliteiten, maar geen of beperkte ervaring met de doelgroep. De buitenlandse regisseurs worden onvoldoende geïntroduceerd. Er is bovendien geen sprake van een logische of overtuigend gemotiveerde samenhang in de keuze voor juist deze regisseurs. In de beschreven voorstellingsideeën is evenmin sprake van een consistente artistieke koers.
76 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
77 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Het Blauwe Huis
Stichting Ultramarijn Inleiding Het Blauwe Huis is een initiatief van Stichting Ultramarijn, opgericht door mimespeler Gérard Pillen in 1986. Gérard Pillen geldt als pionier op het gebied van peutertheater; hij was naar eigen zeggen de eerste die professioneel theater maakte voor deze doelgroep. De voorstellingen worden tegenwoordig onder de naam Het Blauwe Huis gespeeld. Gérard Pillen vormt samen met Anna Bilker de artistieke leiding. Het Blauwe Huis maakt avontuurlijk, beeldend en fysiek theater voor kinderen van twee en drie jaar. Het gezelschap verkent de doelgroep ook naar boven (kleuters) en naar beneden (dreumesen). Het Blauwe Huis richt zich op Nederland en Vlaanderen en is gevestigd in Almere. In deze stad en in de provincie Flevoland ziet de groep een ontwikkelfunctie voor zichzelf weggelegd op het gebied van het kunstzinnig peutertheater in Nederland. Het wil daarin nadrukkelijk een voortrekkersrol blijven vervullen door het maken van producties en het doen van onderzoek. Het gezelschap stelt zich ten doel ‘kwalitatief hoogstaande, toegankelijke en spraakmakende voorstellingen te maken voor jonge kinderen’. Hierbij vindt het gezelschap het van belang het peuter- en kleuterpubliek niet te onderschatten, maar zeker ook niet te overschatten: ‘geen theater op de knieën, maar ook niet over de hoofden van de kinderen heen. De voorstellingen moeten aanspreken, prikkelen en uitdagen: zintuiglijk, fysiek, emotioneel en/of cognitief’. Het Blauwe Huis wil in 2012 hét peutertheatergezelschap van Nederland zijn. Gesterkt door het succes en de waardering van de afgelopen jaren wil het in de periode tot 2012 op samenhangende wijze en op regionaal, nationaal en internationaal niveau werken aan verbreding, verdieping én vernieuwing. Het Blauwe Huis werkt vanuit de traditie van de moderne mime. Het object en de ruimte zijn, samen met de beeldende kracht van het lichaam, de voornaamste instrumenten en inspiratiebronnen voor de groep. Het Blauwe Huis gebruikt populaire kinderliteratuur als brontekst of ontwikkelt eigen concepten. In de periode 2009-2012 wil Het Blauwe Huis vijf projecten per jaar ontwikkelen, die zowel productie- als onderzoeksgericht zijn; de groep verwacht ongeveer 22.000 bezoekers. Voor de periode 2009-2012 vraagt Het Blauwe Huis/ Ultramarijn € 261.969 subsidie aan Het Fonds.
Bij theater voor kinderen jonger dan twee jaar, verwacht de commissie meer visie over de beoogde benadering en beeldtaal. Daar komt bij dat Het Blauwe Huis zelf de unieke positie die zij zegt in te nemen ondergraaft, als ze zich allengs op een steeds bredere leeftijdsgroep richt. De commissie merkt tenslotte op dat de grote nadruk op onderzoek opvallend is. Zij meent dat genoemde ontwikkelingsaspecten niet per se los van de reguliere producties uitgewerkt zouden moeten worden. Conclusie en advies De commissie is onvoldoende overtuigd van de kwaliteit en het belang van Het Blauwe Huis. Zij mist bij deze groep artistieke oorspronkelijkheid en een gearticuleerde visie op de doelgroepen. De commissie adviseert Het Blauwe Huis niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Stichting Ultramarijn heeft voor Het Blauwe Huis in het kader van de Cultuurnota 20052008 subsidie aangevraagd, maar deze is niet toegekend. Het Blauwe Huis ontvangt momenteel subsidie van de gemeente Almere en de provincie Flevoland. Het Blauwe Huis is in de afgelopen jaren incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling De commissie onderschrijft de unieke positie en voortrekkersfunctie die Het Blauwe Huis zichzelf toedicht niet. Zij is niet overtuigd van de artistieke kwaliteit van het ‘kunstzinnig peutertheater’ dat Het Blauwe Huis nastreeft. De groep baseert zich grotendeels op bestaande peuterliteratuur waar zij een beperkte authentieke uitspraak tegenover stelt. Bovendien vindt de commissie de (spel)kwaliteit wisselend en de uniciteit van de theatrale bewerkingen en de uitvoering daarvan van geringe toegevoegde waarde voor het peutertheateraanbod. De commissie is van mening dat het beleidsplan een gedegen inhoudelijke visie over het doel en belang van peutertheater ontbeert. De aanvrager biedt geen specifiek zicht op de doelgroep of het eventuele belang van de instelling voor het culturele cv van het jonge kind.
78 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 261.969
79 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Het Huis
Stichting Huis voor Jeugd en Jongerentheater Rotterdam Inleiding De (aangepaste) subsidieaanvraag van het Huis voor Jeugd- en Jongerentheater Rotterdam (Het Huis) is gemaakt door Stichting Het Waterhuis in samenwerking met Stichting Rotjong. Beide gaan formeel fuseren tot Het Huis, indien de subsidieaanvraag wordt gehonoreerd. Rotterdams Lef zal ook in de nieuwe instelling opgaan en Jolanda Spoel, voormalig artistiek leider van R’LEF, krijgt de artistieke en algemene leiding over Het Huis. Samen met Roel Twijnstra als zakelijk leider en Mariëlle van de Griendt als coördinator talentontwikkeling, vormt zij het managementteam. Regisseurs Floris van Delft en Chaouki El Ofir bepalen mede de artistieke signatuur van de voorstellingen. De aanvraag verwoordt de meerwaarde van Het Huis als volgt: “Het nieuwe huis is niet een optelsom van de fusiepartners. Het heeft een nieuw plan ontwikkeld waarbij een heel praktische chemie tussen talentontwikkeling en professioneel jeugdtheater centraal staan. […] Het gezelschap maakt voor haar doelgroep (jeugd en jongeren) cultuuroverstijgend theater dat verbindt en dat tevens een artistieke reactie op de samenleving levert. Daarbij is de integratie van muziek en literatuur een bindende factor voor de artistieke zoektocht naar de taal van onze voorstellingen, een leidend principe voor de makers.” Het Huis gaat voorstellingen produceren die gespeeld worden in schoollokalen en in kleine en middelgrote theaterzalen. Daarnaast richt zij een Studio in die “dé plek in Rotterdam moet worden voor beginnende schrijvers en jonge, getalenteerde spelers en makers”. Jong talent wordt naast ervaren acteurs gecast in de voorstellingen. Repertoireontwikkeling voor jeugd- en jongerentheater is een van de speerpunten. Zowel bestaand repertoire als nieuwe thema’s dienen als inspiratiebron voor nieuwe teksten. Educatie en publieksbereik zullen worden georganiseerd vanuit de afdeling de Koppeling. Het Huis wil per jaar zes producties maken die in totaal 261 keer worden gepresenteerd; landelijk en internationaal, op scholen, in lokale cultuurcentra en in theaters. Internationaal worden in 2009-2012 twee internationale coproducties gemaakt voor de middelgrote zaal; één in Marokko en één in Zuid-Afrika. Structureel zal Het Huis contacten onderhouden met de belangrijkste landen van herkomst van de bewoners van Rotterdam, zoals Marokko, Zuid-Afrika, Suriname en de Nederlandse Antillen. Het Huis ontwikkelt haar plannen voorlopig vanuit Theaterverzamelgebouw De Banier. Het Huis vraagt € 350.000 subsidie per jaar aan het Fonds.
De fusie van het Waterhuis en Rotjong en de opname hierin van Rotterdams Lef, doet inhoudelijk niet geforceerd aan en leidt tot een mooie combinatie van verschillende soorten output. De commissie zet wel vraagtekens bij de directionele rolverdeling zoals die in het aangepaste beleidsplan beoogd is. Een goede afbakening van de verantwoordelijkheden is noodzakelijk. Ook vindt zij de organisatie behoorlijk topzwaar. Het beleidsplan legt een zwaar accent op de organisatie van Het Huis en gaat daarmee voorbij aan de inhoudelijke noodzaak van het initiatief en de motivatie van de initiatiefnemers. Het plan komt daardoor vooral functioneel over, waardoor de commissie nog geen zicht krijgt op de artistieke signatuur en de artistiek-inhoudelijke visie van de groep. De commissie heeft hiervoor, gezien de complexiteit van de fusie en de prille ontwikkelingsfase waarin de organisatie verkeert, wel enig begrip. Zij ontleent aan de reputatie van de betrokken makers het vertrouwen dat Het Huis ook op artistiek vlak zijn toegevoegde waarde ten opzichte van andere jongerentheatergezelschappen zal weten te bewijzen. De commissie heeft de overtuiging dat Het Huis voor dynamiek in het veld gaat zorgen, zowel in Rotterdam als landelijk. De internationale ambities overtuigen de commissie zonder meer, deze zijn goed gemotiveerd en redelijk uitgewerkt. Omdat talentontwikkeling een functie is die primair in het kader van de basisinfrastructuur wordt gesubsidieerd, geeft de commissie aan dit onderdeel van het beleidsplan van Het Huis geen prioriteit. Conclusie en advies De commissie waardeert het plan van Het Huis. Zij is van mening dat een dergelijk initiatief dat maatschappelijk geëngageerd theater maakt vanuit cultureel diverse invalshoeken niet mag ontbreken in een grootstedelijke multiculturele omgeving als Rotterdam. Artistiekinhoudelijk heeft Het Huis op basis van de bewezen kwaliteit van de betrokken makers het vertrouwen van de commissie. De commissie adviseert Het Huis op de nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
102.209
Gevraagd
350.000
Geadviseerd
200.000
Toegekend
209.927
Stichting Het Waterhuis ontvangt momenteel subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie vindt het initiatief voor Het Huis zinvol en relevant en heeft op basis van in het verleden gemaakt werk, vertrouwen in de kwaliteiten van Jolanda Spoel en Roel Twijnstra. De open structuur die Het Huis nastreeft, sluit goed aan bij wat het veld nodig heeft en zal ook de doelgroep aanspreken. Een investering in een goed zichtbaar gezelschap met een cultureel diverse signatuur in een stad als Rotterdam, is op zijn plaats. Het Huis is complementair aan en zelfs vooruitlopend op ontwikkelingen in de basisinfrastructuur.
80 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
81 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Het MUZ
Stichting Het Muztheater Inleiding Het Muztheater (het MUZ), opgericht in 1984 en gevestigd in Zaandam, maakt theater voor jongeren vanaf twaalf jaar. Variatie in speelplek, regie en repertoire, is het kenmerk van het artistieke beleid van het MUZ. Om de doelgroep nog beter te bedienen, wil het MUZ starten met het verbreden van de disciplines met dans, film (multimedia) en muziek. Sinds 2003 werkt het MUZ met een artistieke kern bestaande uit Jan-Willem van Kruyssen (artistiek leider en componist), Ben Harrison (regisseur) en Rick Nanne (educatief medewerker). Theo Fransz en Annemieke Delis zijn vaste regisseurs van het gezelschap. Het MUZ wil samen met een aantal Noord-Hollandse gezelschappen (Aya, Zep en AllAboutUs Filmfactory) een platform oprichten voor talentontwikkeling voor jongeren, waar kleine en grootschalige projecten (ook op internationaal gebied) ontwikkeld kunnen worden. De partners zullen, naast hun eigen producties, regelmatig samen activiteiten ontwikkelen zoals opleidingen voor jonge professionals en jongeren en internationale uitwisselingen. De kruisbestuiving tussen de opleiding, de professionals en de internationale projecten, is het uitgangspunt voor de vorming van het platform. Het platform zal in 2011 van start gaan. Het MUZ ontwikkelt zijn rol van kenniscentrum voor jongerentheater door. Daarom wil ze haar educatieve afdeling uitbreiden. Het MUZ brengt per seizoen twee à drie nieuwe producties, in het theater of op locatie, variërend van drama tot komedie en gemaakt door verschillende regisseurs met nieuw en oud repertoire. Er zijn plannen voor het maken van repertoirevoorstellingen, een locatievoorstelling met jongeren en professionals en kleinschalige flexibele voorstellingen die makkelijk op locatie gespeeld kunnen worden en voor langere tijd op het repertoire kunnen blijven. Verder is er het MUZlab waar jonge makers, nieuwe ideeën kunnen onderzoeken en uitbroeden op momenten dat er niet geproduceerd wordt. Tot slot heeft het MUZ plannen voor een Theater Café. Dit wordt een informeel podium met als doel nieuwe hoogwaardige Europese theaterteksten op een spannende wijze aan een jong publiek te presenteren op diverse plekken in Europa. Het MUZ ondersteunt Jongerentheatergroep Nest die een meerjarige theatercursus aanbiedt en eigen voorstellingen maakt. Ook gaat het MUZ samenwerken met theatergezelschappen in Berlijn, Leipzig en Dresden. Het MUZ vraagt extra subsidie voor uitbreiding van haar educatieve en internationale werk, voor NEST, om voorstellingen te kunnen maken met meerdere acteurs/musici/dansers en voor een ruimer activiteitenbudget. Het MUZ vraagt het Fonds een jaarlijkse subsidie van € 860.000 om haar activiteitenplan te kunnen uitvoeren.
in de geambieerde breedte. Zij wijst in dit verband op het advies van de Raad voor Cultuur over de voornemens van het MUZ over 2005-2008. Daarin gaf de Raad al aan dat het het gezelschap geen duidelijke artistieke (toekomst)visie voor ogen had. Van een instelling als het MUZ, met een lange en grote staat van dienst, verwacht de commissie dat zij bij machte is om binnen vier jaar het artistieke tij ten goede te keren en het vizier scherp weet te stellen. Het MUZ zet in op het zogenaamde platform voor (talent)ontwikkeling, een samenwerkingsverband met andere Noord-Hollandse gezelschappen. De commissie merkt op dat de toekomst van dit platform nog ongewis is. Het plan geeft in onvoldoende mate zicht op de verwachte artistieke meerwaarde en de profilering van het platform ten opzichte van het gezelschap en de andere partners. Functioneel ziet de commissie wel enige voordelen van een dergelijk platform, maar zij tekent aan dat talentontwikkeling primair een taak is van instellingen in de basisinfrastructuur. Het MUZ heeft weliswaar een eigen plek binnen het theaterveld verworven, maar op grond van bovenstaande bedenkingen verwacht de commissie dat het MUZ op basis van dit activiteitenplan in onvoldoende mate een complementaire rol zal kunnen vervullen ten opzichte van het jeugd- en jongerentheater in de basisinfrastructuur. Conclusie en advies De commissie heeft op basis van het beleidsplan onvoldoende zicht op de artistieke visie van het Muz en onvoldoende vertrouwen in de artistieke ontwikkeling van het gezelschap. Zij ziet geen meerwaarde in de breedte van de artistieke staf. De plannen voor het platform voor talentontwikkeling zijn onvoldoende uitgewerkt en stroken niet met de keuze van de minister van OCW om talentontwikkeling binnen de basisinfrastructuur te positioneren. De commisse adviseert daarom het MUZ niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
261.385
Gevraagd
860.000
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Het MUZ ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008, de provincie NoordHolland en de gemeente Zaandam. Beoordeling Het MUZ is in de ogen van de commissie een respectabel jeugdtheatergezelschap. De voorstellingen getuigen doorgaans van vakmanschap. Het MUZ sluit in (beeld)taal en belevingswereld goed aan bij de doelgroep en zet vaak humor als breekijzer in. De oorspronkelijkheid en zeggingskracht van het werk zijn echter niet overtuigend, de voorstellingen worden door de commissie als onvoldoende gelaagd en genuanceerd ervaren. Het meerjarenplan van het MUZ vertrekt vanuit een onvoldoende heldere eigen artistieke identiteit en ontbeert artistieke coherentie en focus. Het plan maakt niet duidelijk wat de programmatische noodzaak van de zeer breed opgezette artistieke structuur is. De commissie vindt de voornemens van het MUZ niet aansprekend en heeft onvoldoende vertrouwen
82 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
83 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Hetpaarddatvliegt
Stichting Het Paard dat Vliegt Inleiding Stichting Het Paard Dat Vliegt (Hetpaarddatvliegt) is een collectief van de theatermakers Annemiek Nienhuis, Loek Beckers en Reem Wittenbols, gevestigd in Eindhoven. Sinds 2001 maakt het collectief vrije voorstellingen en schoolvoorstellingen voor kinderen in de basisschoolleeftijd. In de voorstellingen laten de makers zich naar eigen zeggen inspireren door onderwerpen waar kinderen in het dagelijks leven mee te maken hebben, maar weinig over spreken. De voorstellingen komen tot stand in Het Werkhuis, een plek waar jonge makers kansen krijgen om professioneel te werken, zich te ontwikkelen en zich te laten zien, voor korte of voor langere tijd. Op educatief gebied organiseert het collectief JONGE PAARDENdagen. Tijdens het maken van de voorstellingen worden kinderen uitgenodigd mee te denken over de voorstelling. Het gezelschap speelt nieuw, zelfgeschreven repertoire. De internationale tournees beperken zich tot Vlaanderen. Hetpaarddatvliegt wil in de periode 2009-2012 vier reisvoorstellingen en drie kleine projecten maken. Bij de jaarlijkse voorstelling is het hele collectief als maker, schrijver, regisseur en/of als speler betrokken. Het gezelschap wil de komende jaren SPAN, een theaterwerkplaats voor kinderen opzetten, waarmee op semi-professioneel niveau voorstellingen worden gemaakt. Verder zegt het collectief voor de ontwikkeling van Het Werkhuis op zoek te zijn naar sparringpartners binnen theater en andere disciplines, alsmede ook in het onderwijs, horeca en andere sectoren. ‘Bordje op schoot‘ is een nieuw initiatief van Hetpaarddatvliegt en Afslag Eindhoven, gericht op zowel kinderen als volwassenen. Er wordt in huis gekookt en met het bord op schoot kan gekeken worden naar werk in uitvoering, repetities en try-outs. Hetpaarddatvliegt vraagt structurele subsidie aan om een basis te leggen voor een professionele organisatie en voor de instandhouding en vergroting van de artistieke kwaliteit van haar voorstellingen. Hetpaarddatvliegt vraagt jaarlijks € 125.000.
Conclusie en advies Hetpaarddatvliegt is een enthousiast en bevlogen collectief dat op podia en scholen, met name in de regio Noord Brabant, voet aan de grond heeft gekregen met open en toegankelijk repertoire. De groep heeft zich in artistiek opzicht nog onvoldoende ontwikkeld en ontbeert landelijk belang. De commissie adviseert daarom Hetpaarddatvliegt niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Hetpaarddatvliegt heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd. De groep is de afgelopen jaren incidenteel gesteund door het voormalige FAPK. Beoordeling De commissie heeft waardering voor de activiteiten van Hetpaarddatvliegt. Ze is echter van mening dat de groep nog teveel werkt vanuit een educatief uitgangspunt. Het artistieke uitgangspunt komt op de tweede plaats, getuige ook het beleidsplan dat in onvoldoende mate de artistieke drijfveren verwoordt en voornamelijk operationeel gemotiveerd is. De commissie ervaart het collectief als onvoldoende rijp. De voorstellingen zijn oorspronkelijk maar vertonen naar het oordeel van de commissie een gebrek aan gelaagdheid. In hun idioom en schriftuur zijn ze te relativerend van aard. Daardoor is de zeggingskracht van het werk beperkt. Wel weet de groep het kinderpubliek te boeien met interessante thema’s, gekoppeld aan een open en toegankelijke benadering. In de regio waar de groep werkzaam is, vervult zij dan ook een prominente rol en ook haar zichtbaarheid daarbuiten groeit gestaag. De commissie acht de artistieke betekenis niet zodanig om te kunnen spreken van een landelijk belangwekkende theatergroep, die complementair aan de basisinfrastructuur opereert.
84 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 125.000
85 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Het Syndicaat
Stichting Het Syndicaat Inleiding Het Syndicaat is een Amsterdams theatergezelschap dat teksttoneel maakt voor publiek van zestien jaar en ouder. De kern bestaat uit artistiek leider/regisseur Daniëlle Wagenaar, artistiek adviseur/acteur Niek van der Horst en zakelijk leider Marelie van Rongen. De groep beschrijft zichzelf als gestaag werkend aan de ontwikkeling van nieuw Nederlands repertoire en de begeleiding van jonge schrijvers. Geregeld brengt de groep nieuwe stukken op de planken. De aanvrager kenschetst de eigen rol als volgt: “Het Syndicaat stelt zich als theatergezelschap de taak om de wereld om ons heen te observeren, te bevragen, te confronteren en te ontregelen. Zoals de nar willen wij zijn. Scherp van tong, grappig, hard, troostend en vooral onaantastbaar.” Het Syndicaat stelt universele onderwerpen met een hoge actualiteitswaarde aan de orde. Het wil het publiek bevragen over idealen, maatschappelijke verantwoordelijkheid, naastenliefde, burgerlijkheid en angst. De groep stelt in de afgelopen jaren haar stijl meer emotionaliteit meegegeven te hebben en formuleert als voornemen voor de volgende periode, om die aan te vullen met abstractie en beweging. Ook richt de groep zich allengs op een volwassener doelgroep en laat zij het jeugdtheaterprofiel achter zich. De groep beoogt haar toneel in de komende jaren een grote vitaliteit en energie te geven door absurde spelvormen en tekstloze scènes toe te voegen. Bovendien wil de groep in 2011 een productie maken voor de grote zaal, om een groter gebaar te kunnen maken op meer podiumoppervlak voor een groter publiek. Het Sydicaat werkt ieder seizoen met een thema, waarbinnen alle activiteiten een plaats krijgen. De thema’s die de groep de komende jaren gaat uitwerken zijn Familiebanden en schaamte, Utopie en hel, Verspilling en overvloed en Gemis en overleven. Elk seizoen worden er twee reisvoorstellingen en een locatievoorstelling geproduceerd, vinden de Syndicaatschrijversdagen plaats en wordt jong talent begeleid in het Syndicaathuis. Het gezelschap wil de acteurspool de komende jaren uitbreiden met jong talent, acteurs uit andere disciplines en acteurs met een andere culturele achtergrond. In 2006-2007 hebben Het Syndicaat en Huis aan de Amstel samen de artistieke leiding gevoerd en de programmering verzorgd van het Rozentheater. Door de eigen artistieke ontwikkeling passen de voorstellingen van Het Syndicaat niet meer bij het profiel van het Rozentheater. Vanaf 2009 is Het Syndicaat daarom vast gezelschap van de nieuwe organisatie Frascati/Gasthuis. Het Syndicaat vraagt een jaarlijkse subsidie van € 473.645 van het NFPK+.
gezelschap als maatschappijkritische ‘nar’ enerzijds en de keuze voor meer levensbeschouwelijke-moralistische thema’s anderzijds is niet helder. Het gezelschap beargumenteert niet waarom het twee seizoenen lang afwijkt van haar eerder geformuleerde missie nieuw Nederlands repertoire te produceren. Het voornemen om voor de grote zaal te gaan werken wordt niet artistiek-inhoudelijk gemotiveerd en bovendien ontbreekt een deugdelijk zakelijk plan van aanpak voor een dergelijke onderneming. Door het onheldere profiel is het gezelschap er volgens de commissie onvoldoende in geslaagd een eigen plaats in het land op te bouwen. Dit ondanks extra financiële steun en coaching vanuit het VSB-fonds. Verbetering van de zwakke profilering vergt een duidelijke en overdachte marketingstrategie. Ook daarin schiet het zakelijk deel van het activiteitenplan van Het Syndicaat echter tekort. Daarom heeft de commissie niet alleen weinig vertrouwen in de artistieke kwaliteit van het gezelschap, maar ook in de kwaliteit van haar bedrijfsvoering. Conclusie en advies De commissie is van mening dat Het Syndicaat er in de afgelopen periode onvoldoende in is geslaagd een volwassener artistiek profiel te ontwikkelen en daarmee een eigen plaats in het landschap af te dwingen, die een vierjarige structurele subsidie rechtvaardigt. Het plan voor de periode 2009-2012 wekt zowel artistiek-inhoudelijk als zakelijk-organisatorisch te weinig vertrouwen. De commissie adviseert Het Syndicaat niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
317.267
Gevraagd
473.645
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Het Syndicaat ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling Het Syndicaat staat bekend als een dynamisch gezelschap dat een bijdrage levert aan de ontwikkeling van nieuw Nederlands repertoire. De commissie constateert echter ook dat het gezelschap er in de afgelopen periode onvoldoende in is geslaagd haar artistiek profiel helder te ontwikkelen. De kwaliteit van de geproduceerde teksten en voorstellingen, voor een volwassener publiek dan voorheen, is wisselend. De commissie mist met name de vrije interpretatieruimte die elk werk nodig heeft om als publiek zelf tot de essentie te kunnen doordringen. De zeggingskracht is daardoor beperkt. Zij ervaart de regies van Daniëlle Wagenaar als vakkundig maar ook braaf of moralistisch voor een publiek dat almaar volwassener wordt. De commissie is ook kritisch over het beleidsplan van Het Syndicaat voor 2009-2012. Het gezelschap formuleert geen interessante samenhangende visie op haar huidige en evenmin op de door haar beoogde positie binnen het aanbod. Het verband tussen de rol van het
86 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
87 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Het Toneel Speelt
Stichting Het Toneel Speelt Inleiding Het Toneel Speelt (HTS) brengt sinds de oprichting in 1996 uitsluitend nieuw en klassiek Nederlands repertoire in de grote zaal. Het heeft zijn reputatie aanvankelijk zonder overheidssubsidie opgebouwd. HTS werd opgestart onder leiding van Hans Croiset en Ronald Klamer en valt inmiddels onder directievoering van de laatste. Ronald Klamer is van huis uit dramaturg en regisseur en fungeert als intendant van Het Toneel Speelt. Onder zijn leiding heeft er een accentverschuiving plaatsgevonden richting het modernere nieuwe Nederlandse repertoire. HTS werkt vanuit een compacte productiekern en werft per project extra medewerkers. Vanaf de oprichting is de Stadsschouwburg Amsterdam het premièretheater. Ook is het gezelschap gewoon met de voorstellingen door het hele land te reizen, bijna zonder uitzondering met groot publiekssucces. Haar missie beschrijft HTS als volgt: “Deze tijd heeft behoefte aan kwaliteitstoneel en dan heeft oorspronkelijk Nederlands toneel een streepje voor bij het publiek. Wij willen ervoor zorgen dat nieuwe stukken geschreven en uitgebracht worden, stukken van nu, gespeeld door mensen van nu en bekeken door mensen van nu”. De ontwikkeling van nieuw en jeugdig schrijf- en regietalent voor de grote zaal is een speerpunt in het beleid. Het Toneel Speelt wil de komende vier jaar energie steken in onderzoek en ontwikkeling van minder bekend toneelschrijftalent voor de grote zaal. HTS gaat jaarlijks een Heijermans spelen, zoals men dat in het verleden met Vondel heeft gedaan. Verder hecht zij grote waarde aan onderzoek naar de houdbaarheid van stukken die de laatste 50 jaar zijn geschreven. Met heropvoeringen van dat repertoire bouwt HTS aan een potentiële canon van de moderne toneelliteratuur. HTS continueert het tot nog toe gevoerde beleid met tenminste 2 grotezaalproducties per jaar, die samen, afhankelijk van de afname van de schouwburgen, gemiddeld 100 tot 120 voorstellingen in het land spelen en die samen gemiddeld 16 keer in de Stadsschouwburg Amsterdam staan. Daarnaast wil HTS haar activiteiten uitbreiden richting de middenzaal. HTS vraagt het Fonds € 1.000.000 subsidie.
Ook de samenstelling van de portefeuille met hedendaagse toneelauteurs (De Graaf, Vekemans, Thijs, Barnard en Otten) is onvoldoende inhoudelijk gemotiveerd. HTS geeft niet aan hoe de thema’s en modernere dramaturgie van het nieuwe werk van de interessante jongere auteurs zich zullen verhouden tot het bestaande oeuvre en of er daardoor parallel een andersoortig aanbod zal ontstaan. De commissie constateert dat de wegen van succesauteur Maria Goos en HTS zich voorlopig scheiden. Van enige reflectie op deze ingrijpende verandering is geen sprake. Geen van de auteurs die blijven of komen, genieten een vergelijkbare exclusiviteit of populariteit. HTS zal daardoor, naar de mening van de commissie, aan slagkracht inboeten en lijkt onvoldoende te anticiperen op de gevolgen. De ketengedachte, die HTS eerder in het schouwburgcircuit goed en succesvol uitwerkte, is aangaande het middenzaalcircuit nauwelijks uitgekristalliseerd. Daar komt bij dat de commissie van mening is dat HTS zich juist onderscheidt door zich exclusief op de grote zaal te richten. Dit ten opzichte van andere gezelschappen die nieuw Nederlands repertoire ontwikkelen en/of spelen. Bij het voornemen om in de middenzaal ‘jong’ Nederlands toneelschrijftalent te introduceren, tekent de commissie aan dat dit nadrukkelijk een opdracht voor de instellingen in de basisinfrastructuur is. De plannen van deze instellingen voorzien daar ook daadwerkelijk in. De commissie geeft dan ook geen prioriteit aan de voorgenomen activiteiten van HTS op dat vlak. Conclusie en advies De commissie beschouwt HTS als een belangrijke exponent van het conventionele kwaliteitstoneel en heeft waardering voor de manier waarop het gezelschap het Nederlandse repertoire in het schouwburgcircuit onder de aandacht brengt en promoot. Het beleidsplan is artistiek-inhoudelijk summier gemoiveerd en HTS anticipeert te weinig op de consequenties van het voorgenomen beleid. De talentontwikkeling van schrijvers via het middenzaalcircuit is al goed verankerd in de basisinfrastructuur en krijgt van de commissie daarom geen prioriteit. De commissie adviseert om Het Toneel Speelt op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 en de subsidie op het huidige niveau te handhaven. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
HTS ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling Door consequent vast te houden aan het spelen van Nederlands repertoire van niveau, gespeeld door acteurs van naam en faam, heeft HTS een groot en breed publiek opgebouwd. Naar het oordeel van de commissie is zij daardoor een goed promotor van de Nederlandse toneelschrijftraditie. Artistiek gezien zijn de voorstellingen onderling weinig coherent of opzienbarend. De spelkwaliteit is doorgaans zeer goed. HTS maakt conventioneel kwaliteitstoneel en heeft daarmee een overtuigende plaats in het aanbod veroverd. Vanaf het begin is HTS een aansprekend voorbeeld geweest van cultureel ondernemerschap. Het heeft bewezen risico’s te durven nemen met gevestigde en nieuwe Nederlandse schrijvers en organiseerde schijnbaar moeiteloos uitgebreide schouwburgtournees. De commissie is niet enthousiast over het beleidsplan 2009-2012. Het is zeer summier in de informatieverstrekking en bevat tal van aannames die niet lang stand houden. Er wordt in de plannen onvoldoende aangegeven waarom na Vondel uitgerekend Heijermans tot boegbeeld van de HTS-canon verkozen wordt. Daar komt bij dat een dergelijke repertoirekeuze, in tegenstelling tot wat HTS beweert, juist eigenzinnigheid en talent van de (gast)regisseurs vereist. Er is immers sprake van klassiek repertoire met een rijke opvoeringsgeschiedenis. Om daar iets aan toe te voegen dat meerwaarde heeft, is een herinterpretatie in de actuele context onontkoombaar.
88 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Gevraagd
628.644 1.000.000
Geadviseerd
600.000
Toegekend
628.171
89 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Het Volk
Stichting Toneelgroep Het Volk Inleiding Het Volk is een Haarlems gezelschap, opgericht in 1976. De vaste kern bestaat uit de makers/ spelers Bert Bunschoten, Joep Kruijver, Wigbolt Kruijver en maker/regisseur Aike Dirkzwager. Het Volk maakt oorspronkelijk Nederlands toneel op basis van zelfgeschreven stukken en onderscheidt zich volgens het gezelschap daarmee van veel collega-gezelschappen in het Nederlandse taalgebied. De voorstellingen staan in schouwburgen en vlakkevloertheaters in heel Nederland en België. Jaarlijks biedt Het Volk één productie aan de theaters aan. Volgens de aanvrager nemen theaters per seizoen maar één stuk van het gezelschap af, waardoor Het Volk concurrent van de eigen producties wordt wanneer het meerdere stukken in één seizoen uitbrengt. Succesvolle producties gaan in reprise. De programmering is uitbesteed aan impresariaat Frans van Bronkhorst. De voorstellingen worden, als ze daarvoor geschikt zijn, ook gespeeld op of voor scholen in het voortgezet onderwijs. De zelfgeschreven stukken worden met grote regelmaat door diverse (amateur)toneelgezelschappen in Nederland en Vlaanderen opgevoerd. Het Volk gaat in de komende periode vier tourneevoorstellingen maken en twee zogenoemde specials (lunchvoorstellingen of fin de saisons). In het kader van vernieuwing en verjonging wil Het Volk een beroep kunnen doen op een aantal gastacteurs die het artistieke credo van het gezelschap uit kunnen dragen. Op de begroting wordt jaarlijks voor negen maanden één gastacteur opgevoerd. De komende periode wil Het Volk behalve schrijfopdrachten verstrekken, samenwerkingsverbanden aangaan met andere makers en repertoiretoneel van eigen makelij ontwikkelen. Daarnaast wil Het Volk een tweede boek uitgeven waarin de nog niet eerder gepubliceerde toneelstukken van het gezelschap worden opgenomen. Het Volk vraagt aan het NFPK+ € 278.500 per jaar.
siast te maken voor (haar) toneel. Dit is wenselijk, gezien de geconstateerde vergrijzing van de eigen publieksgroep. Op basis van het beleidsplan stelt de commissie vast dat Het Volk beschikt over een professionele organisatie, die de bedrijfsvoering overtuigend beschrijft en een realistische meerjarenbegroting presenteert. Het Volk blijft organisatorisch streven naar kleinschaligheid. Conclusie en advies De commissie ziet Het Volk als kleine meesters van het literaire volkstoneel. De voorstellingen zijn niet vernieuwend maar nog steeds oorspronkelijk en aanstekelijk en trekken een trouw publiek. De commissie vindt het wenselijk dat Het Volk zich blijft ontwikkelen. De commissie stelt vast dat Het Volk met haar artistieke profiel en verwachte kwaliteit een aanvulling is op het Nederlandse toneelbestel. Ook heeft de commissie vertrouwen in de functionele kwaliteit. Daarom adviseert de commissie Het Volk op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
189.734
Gevraagd
278.500
Geadviseerd
220.000
Toegekend
231.716
Het Volk ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling Het Volk maakt al vele jaren nieuw Nederlands repertoire. De stijl is ambachtelijk en heeft een subtiele ironische ondertoon. De voorstellingen zijn zeker niet vernieuwend maar wel onverminderd oorspronkelijk en kunnen rekenen op een trouw publiek. De commissie is van mening dat Het Volk van artistieke waarde is voor het Nederlandse repertoire dat de kleinburgelijkheid tot volkskunst verheft. Het Volk zal in de komende jaren op dezelfde voet doorgaan. In de huidige subsidieperiode is er van de voorgenomen artistieke ontwikkeling (nieuwe acteurs, nieuwe makers) weinig tot niets terechtgekomen. Het gezelschap heeft voor de komende periode aanstekelijke plannen voor het maken van (co)producties, nieuwe samenwerkingsverbanden, nieuwe stukken en schrijfopdrachten. Ook zullen succesvoorstellingen hernomen worden. Het Volk houdt zogezegd repertoire. De commissie vindt het wenselijk dat Het Volk zich artistiek blijft ontwikkelen en verdiepen of die weg via verjonging moet lopen, betwijfelt zij. De commissie is van mening dat de producties van Het Volk een bijdrage leveren aan de diversiteit van het Nederlandse podiumkunstenlandschap en nog steeds een aanvulling vormen op het aanbod. Het gezelschap speelt in heel Nederland en voor een deel in België en levert daarmee een bijdrage aan een evenwichtige geografische spreiding. De commissie is van mening dat de relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling voldoende tot uiting komt in de aanvraag. Om bestaand publiek te bereiken en nieuw publiek te trekken houdt Het Volk voor- en nabesprekingen bij de voorstellingen en geeft het gezelschap toneelkijkcursussen. Op middelbare scholen probeert Het Volk in het kader van CKV een nieuwe publieksgroep enthou-
90 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
91 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Hotel Modern
Stichting De Bende Inleiding De Bende (Hotel Modern) is een multidisciplinaire theatergroep, opgericht in 1997. Artistieke kernleden zijn de actrices Arlène Hoornweg en Pauline Kalker en beeldend kunstenaar Herman Helle. Hotel Modern heeft naar eigen zeggen binnen het genre poppen- en objecttheater een eigen theatertaal ontwikkeld waarin poppenspel, animatiefilm, beeldende kunst, performance, mime en muziek worden samengesmeed. Het gezelschap ziet zichzelf als een experimentele theatergroep, die door verschillende kunstvormen te combineren de grenzen van de heersende theaterconventies oprekt. Per project worden op freelancebasis toneelspelers, kunstenaars, musici en ontwerpers aangetrokken. Hotel Modern maakt jaarlijks een nieuwe productie, waar gemiddeld zeven maanden aan gewerkt wordt. Succesvolle voorstellingen blijven langdurig op het repertoire. Als de voorstellingen in reprise gaan, wordt het realiseren van een nieuwe productie opgeschoven. Hotel Modern speelt in Nederland in het vlakkevloercircuit, in het buitenland in de kleine en middenzaal en wereldwijd op internationale festivals. In de periode 2009-2012 worden vier nieuwe voorstellingen en een aantal kleine producties uitgebracht. Hotel Modern wil de komende jaren met een flexibel model werken waarbij in het ene jaar bijvoorbeeld twee nieuwe producties worden gemaakt en het volgende jaar ruimte wordt gegeven aan een extra lang onderzoek en het spelen van reprises. Om artistieke ruimte te bieden aan de actualiteit wordt pas na het tot stand brengen van een voorstelling besloten wat de volgende productie zal zijn. In de komende periode wil de groep structureel aandacht besteden aan onderzoek om de artistieke horizon te verbreden en om kiemen van ideeën, technische hoogstandjes en mogelijke samenwerkingen te toetsen en uit te werken. Er wordt actief gezocht naar samenwerking met scenaristen en er wordt onderzoek ingezet naar een grotere rol voor muziek. Hotel Modern vraagt extra subsidie voor het verstevigen en professionaliseren van de organisatie, voor het uitbouwen en ontwikkelen van de artistieke plannen en voor het vaker spelen van voorstellingen buiten Europa. Hotel Modern vraagt aan het NFPK+ € 412.500 per jaar.
publieksontwikkeling goed tot uiting komt in de aanvraag. De premières vinden plaats in Rotterdam. Daar speelt het gezelschap steeds twee weken; daarna volgt een tournee. Het gezelschap probeert zo veel mogelijk speeldata op één speelplek te plannen. Zo kan het profiteren van mond-tot-mondreclame. Dat dat werkt meent de commissie af te kunnen leiden uit het feit dat het beleidsplan vermeldt dat steeds meer theaters een speciale ‘Hotel Modern week’ programmeren, waarin verschillende voorstellingen uit het repertoire gespeeld worden. De internationale expansie van de groep krijgt ondersteuning van de commissie. De commissie vindt dat er sprake is van deugdelijke bedrijfsvoering en heeft vertrouwen in de toekomst van de organisatie. Conclusie en advies De commissie is positief over de artistieke kwaliteiten van Hotel Modern. Dankzij het unieke werk heeft het gezelschap zich een eigen plek binnen het bestel verworven en is zij een goede representant in het buitenland. Daarom adviseert de commissie Hotel Modern op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunsten 2009-2012 en de subsidie te verhogen voor het verstevigen en professionaliseren van de organisatie en het uitbouwen en ontwikkelen van de kernactiviteiten. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
234.232
Gevraagd
412.500
Geadviseerd
410.000
Toegekend
430.428
Hotel Modern ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Hotel Modern heeft de afgelopen jaren incidenteel subsidie ontvangen van het voormalige FAPK ten behoeve van internationale activiteiten. Beoordeling De commissie is positief over de artistieke kwaliteit van Hotel Modern. Het werk heeft oorspronkelijkheid en zeggingskracht. De producties zijn geschikt voor een breed volwassen publiek. Hotel Modern pakt collectieve thema’s uit de wereldgeschiedenis en koppelt deze aan de actualiteit. Het gezelschap heeft een doeltreffende en bijzondere stijlvorm ontwikkeld door maquettes met een vingercamera te filmen en meer dan levensgroot te projecteren. Het gezelschap heeft zich daarmee een eigen plek binnen het bestel verworven. In zijn advies over het beleidsplan 2005-2008 sprak de Raad voor Cultuur het vertrouwen uit dat Hotel Modern haar beeldende kracht zou continueren in de komende producties. Aan deze verwachting heeft het gezelschap voldaan. De commissie vindt de plannen voor de volgende periode helder en doordacht. Uit deze plannen blijkt dat het gezelschap voldoende ideeën heeft voor de komende jaren. Ook blijkt uit het plan dat Hotel Modern én actief zoekt naar inspirerende samenwerkingen én nieuwe ontwikkelingsrichtingen. De commissie is van mening dat de relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en
92 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
93 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Jakop Ahlbom
Stichting Pels Inleiding Stichting Pels is een productiekern rondom mimespeler Jakop Ahlbom. De stichting is gevestigd in Amsterdam. Sinds 2000 maakte Jakop Ahlbom vier voorstellingen. In het begin lag de nadruk op het fysieke en de dans, maar zijn stijl ontwikkelde zich naar een meer theatrale en verhalende vorm. Jakop Ahlbom zoekt de samenwerking op met acteurs, dansers en mimers die bereid zijn alles uit te proberen, die met hun lichaam de fysieke grenzen durven te tarten. De afgelopen jaren is veelvuldig met Reinier Schimmel, Silke Hundertmark, Peter Kádár en Kelly Hirina gewerkt. Daan Ament is vanaf het begin betrokken geweest als decorontwerper. Geluidsontwerper Wim Conradi is vanaf Vielfalt betrokken geweest en blijft dat de komende jaren. Tenslotte zal Jakop Ahlbom de samenwerking met (eind)regisseur/dramaturg Jeroen van den Berg voortzetten. In het plan voor 2009 – 2012 schrijft Jakob Ahlbom dat hij voorstellingen maakt over mensen die in gevecht zijn met zichzelf en de wereld om hen heen. In hun veelal verstoorde persoonlijkheid laten zij uitvergroot zien wat in ieder mens verborgen zit. Jakop Ahlboms fascinatie voor het onderbewuste richt zich vooral op de donkere kant ervan, hij overschrijdt de grenzen van die werkelijkheid, creëert de wereld van het onbewuste en dat geeft hem de gelegenheid een ander perspectief te laten zien. Zijn voorstellingen onderscheiden zich door een heldere verhaallijn, die inzoomen op de psychologie van de personages. Hij smeedt zijn stijl met elementen uit de mime, het toneel, de dans en het illusionisme. Stichting Pels vraagt bij het NFPK+ € 400.118 per jaar aan om in de periode 2009-2012 minimaal drie voorstellingen te maken, waarvan twee voor de middenzaal en een voor de grote zaal. Jakop Ahlbom richt zich daarbij voornamelijk op de regie. Daarnaast biedt de structurele subsidie de mogelijkheid om voorstellingen te hernemen -ook internationaal.
het publieksbereik door een langere speelperiode toch aanzienlijk, ook al omdat men direct reprises inplant en voorstellingen internationaal onder de aandacht weet te brengen. Dat getuigt van goed ondernemerschap. De wens van Jakop Ahlbom om groter gemonteerd te werken, sluit aan bij het bereiken van een groter publiek voor de mime, dat zich nu nog voornamelijk op de vlakke vloer concentreert. Bij de 70 geplande voorstellingen jaarlijks, worden ruim 10.000 bezoekers verwacht. Dat is behoorlijk ambitieus, maar met ‘Vielfalt’ is aangetoond dat dit mogelijk is. Verder getuigt het voornemen om voor de grotezaalvoorstelling eerst een coproductie aan te gaan, in dit geval met het NNT, van realisme én cultureel ondernemerschap. De productiebudgetten en de eigen inkomsten vindt de commissie erg ruim begroot. De commissie is van mening dat het gevraagde budget voor drie producties in vier jaar, waarvan één in coproductie met het NNT, te ruim is en dat het toegekende bedrag de aanvrager in staat moet kunnen stellen om de omschreven ambities te kunnen realiseren. Conclusie en advies Jakop Ahlbom wordt door de commissie gezien als een belangwekkende maker. Hij maakt voorstellingen die zonder meer onderscheidend zijn en een aanzienlijk en aangroeiend publiek trekken. Jakop Ahlbom heeft als regisseur en artistiek leider de potentie om door te kunnen groeien naar een middelgroot mimegezelschap met een breed publieksbereik. De ambities om te internationaliseren zijn helder geponeerd en het werk leent zich daar uitstekend voor. Het beleidsplan voor de komende jaren geeft vertrouwen in de haalbaarheid van die ontwikkelingen. De commissie adviseert om Pels op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012; het geadviseerde bedrag moet de aanvrager in staat kunnen stellen om de omschreven ambities te kunnen realiseren. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
400.118
Geadviseerd
300.000
Toegekend
313.510
Stichting Pels heeft geen subsidie aangevraagd in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 en is incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Pels ontvangt een meerjarige projectsubsidie van het Fonds in de periode 2006-2008. Beoordeling Door een ‘eigen idioom’ is het werk van Jakop Ahlbom opvallend en onderscheidend. Jakop Ahlbom speelt in zijn voorstellingen nadrukkelijk met de (anti)logica van dromen en fantasieën en zo ontstaan er hyperrealistische werelden, die theatertechnisch steeds knap gemonteerd en gemanipuleerd zijn. Een zekere voorspelbaarheid van het artistieke handschrift kan optreden als de inhoudelijkheid -door teveel nadruk op de anekdotiek in de projecten- zou vervlakken. Op basis van de beschrijvingen van de projecten en de collega’s met wie Jakop Ahlbom gaat samenwerken heeft de commissie vertrouwen in het plan. Persoonlijk zet Jakop Ahlbom voorlopig nadrukkelijk in op de ontwikkeling van zijn regisseurs- en artistiek leiderschap, wat in het licht van de ambities om uit te groeien tot een internationaal opererend gezelschap een goede keuze is. In het Nederlandse bestel zijn er, zoals de aanvrager aangeeft, geen grote mimegezelschappen waarbij Jakop Ahlbom zich kan aansluiten. De aanvrager zet in het voorliggende plan voor de komende vier jaar heldere lijnen uit waarmee ze op den duur - na 2012 - kan uitgroeien tot een middelgroot gezelschap. De plek die Jakob Ahlbom de afgelopen jaren heeft verworven, wil de aanvrager de komende periode versterken en hij zet daartoe ook de stap naar de grote zaal met een inhoudelijk interessant en aansprekend project. Jakop Ahlbom heeft de meerjarige projectsubsidie van het voormalig FAPK goed gebruikt. De voorstelling ‘Vielfalt’ heeft voor een doorbraak gezorgd wat betreft naamsbekendheid en publieksbereik. Hoewel de aanvrager minder produceert dan vergelijkbare mimegroepen, is
94 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0
Gevraagd
95 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Kalebas Produkties
Stichting Kalebas Produkties Inleiding Kalebas gebruikt al meer dan twintig jaar verhalen uit de wereldcultuur om theatrale vertelvoorstellingen te maken voor kinderen, jongeren en volwassenen. Drijvende kracht achter Kalebas is acteur en artistiek leider Wijnand Stomp (Mister Anansi). Kalebas heeft sinds 1997 een structurele plaats in het jeugdtheaterbestel en noemt zich het enige gezelschap dat zich volledig richt op theatrale vertelvoorstellingen voor iedereen van 4 tot 104 jaar. Kalebas resideert in Haarlem, maar rekent heel Nederland en het buitenland tot haar afzetgebied. Wijnand Stomp maakt en speelt veel voorstellingen zelf en begeleidt tegenwoordig ook steeds meer makers van buitenaf. Het ‘Huis van Verhalen’ vormt een belangrijk onderdeel van de activiteiten van Kalebas. Hierin verschaft Kalebas onderdak aan de verhalenrijkdom uit alle windstreken, met een accent op de Afro-Caraïbische verteltraditie. Het gaat Wijnand Stomp net zo goed om zijn eigen wortels, als om de tradities van andere mensen. Samen met de vlijtige ‘netwerker’ Anansi, knoopt hij allerlei uiteinden van verschillende vertellingen en culturen aan elkaar tot een ‘WereldWijdWeb’ dat het uitgangspunt vormt voor de komende jaren. In de periode 2009-2012 wil Kalebas 7 uiteenlopende voorstellingen maken die gemiddeld 80 keer spelen voor in totaal 11.300 bezoekers. Kalebas vraagt hiervoor € 395.000 subsidie per jaar aan het Fonds.
Conclusie en advies Kalebas heeft zich in de afgelopen cultuurnotaperiode kwalitatief onvoldoende ontwikkeld. De beleidskeuze voor overdracht van expertise en ervaring, door het inzetten van andere makers en acteurs, heeft onvoldoende resultaat opgeleverd. Verder mist de commissie een heldere artistieke lijn in de grote verscheidenheid aan plannen. Op grond van deze overwegingen is de commissie niet overtuigd dat Kalebas een wezenlijke bijdrage levert aan het jeudtheateraanbod. Zij adviseert Kalebas niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidie Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
136.503
Gevraagd
395.000
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Kalebas ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Door het voormalige FAPK is in de periode 2005 - 2007 incidenteel subsidie verleend voor het realiseren van tournees op de Nederlandse Antillen en Aruba en in Suriname. Beoordeling De commissie heeft waardering voor Wijnand Stomp als acteur: hij ís Mister Anansi. Zij stelt echter wel vast dat Kalebas de verwachtingen die voor de periode 2005-2008 zijn gewekt, onvoldoende heeft ingelost. Het voornemen om met andere makers en acteurs te werken en zo te zorgen voor overdracht van kennis en ervaring is weliswaar uitgevoerd, maar heeft niet geleid tot de gewenste en beoogde verbetering van de artistieke kwaliteit. De voorstellingen zijn wisselvallig van spelkwaliteit en de zeggingskracht is beperkt. De flair die Wijnand Stomp zelf op het toneel tentoonspreidt, ontbreekt in overige producties. Dit valt wellicht te verklaren doordat hij met nieuwe makers en regisseurs experimenteert en zelf zijn nieuwe rol als artistiek aanjager en regisseur - hij maakte zijn regiedebuut in 2005 - binnen Kalebas nog onderzoekt. De commissie stelt verder vast dat Kalebas inmiddels zo’n drie jaar bezig is met de invoering van artistieke beleidsveranderingen, echter zonder aansprekend resultaat. Ook de gastregisseurs kunnen niet bogen op geslaagde voorstellingen. In het plan voor de komende jaren probeert Kalebas meer consistentie aan te brengen in de keuze van vertellers, acteurs en makers. Kalebas laat geregeld gasten terugkomen die verantwoordelijk waren voor de voorstellingen uit de afgelopen periode. De tegenvallende resultaten van de afgelopen jaren meewegende, is de commissie niet overtuigd dat daarmee de artistieke kwaliteit voldoende gewaarborgd is. De commissie constateert voorts dat Kalebas een grote verscheidenheid aan activiteiten opvoert en dat het werkveld van dit gezelschap zich uitstrekt over verschillende werelddelen. Temidden van die vele en diverse activiteiten valt een heldere artistieke lijn moeilijk te ontdekken. De noemer ‘verteltheater’ dekt hier een wel heel gevarieerde lading. Het activiteitenplan houdt bovendien onvoldoende rekening met de complexe organisatorische gevolgen van al die activiteiten. Daardoor is de commissie er ook wat betreft de organisatie onvoldoende van overtuigd dat de kwaliteit gewaarborgd is.
96 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
97 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Kassys
Stichting Kassys Inleiding Kassys is een multidisciplinair theaterinitiatief van Liesbeth Gritter en Mette van der Sijs, opgericht in 1999. De groep ontwikkelt, schrijft, regisseert, filmt, monteert en produceert alles zelf. Gesproken tekst wordt gebruikt, maar is van ondergeschikt belang. In de voorstellingen wordt theater veelal met video gecombineerd. De voorstellingen zijn miniatuurstudies van het menselijk gedrag: het slagen en falen in specifieke situaties en hoe daarmee om te gaan. Kassys spreekt zelf van ‘gluurtoneel’ waarin ze het publiek menselijk gedrag laat observeren. Liesbeth Gritter bedenkt de concepten, regisseert en speelt soms mee. Mette van der Sijs coördineert de projecten en doet de dramaturgie. Mark Walraven is zakelijk leider. Er wordt steeds met wisselende casts van voornamelijk mimespelers gewerkt. Het repertoire van Kassys is met regelmaat te zien in het buitenland. Kassys maakt verder korte films en werkt mee aan tentoonstellingen. Kassys vraagt extra subsidie voor uitbreiding van het dienstverband van de beide artistiek leiders die sinds 2007 fulltime in dienst zijn, voor de optredens buiten Europa en voor het maken van een film. Kassys vraagt €254.961 bij het NFPK+ aan.
Conclusie en advies Het oordeel van de commissie over de subsidieaanvraag van Kassys is positief, op grond van de uniciteit van de voorstellingen en de verworven positie in het (inter)nationale veld. De artistiek-inhoudelijke ontwikkeling van de groep dreigt te stagneren en verdient aandacht. Het beleidsplan is conceptueel maar verder gebrekkig uitgewerkt. De commissie adviseert Kassys op te nemen in de Regeling Vierjarige Podiumkunstinstellingen 2009-2012 maar de subsidie te handhaven op huidig niveau. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
190.188
Gevraagd
254.961
Geadviseerd
190.000
Toegekend
200.079
Kassys ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Kassys werd in de huidige periode incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK voor activiteiten in het buitenland. Beoordeling De commissie stelt vast dat Kassys in de loop der jaren met bijzondere en kenmerkende voorstellingen een vaste plek heeft verworven binnen het Nederlandse mimelandschap. De producties hebben een sterke eigen signatuur en vertonen een verfijnde interactie tussen de toegepaste mediamiddelen. Kassys draagt bij aan de diversiteit van het Nederlandse theateraanbod. De voorstellingen van de laatste jaren ervaart de commissie over het algemeen als vakkundig, maar ook als minder opzienbarend dan in de beginperiode. De commissie constateert dat de voorstellingen langzaamaan volgens een beproefd recept worden gemaakt, met grotere voorspelbaarheid en beperktere zeggingskracht als gevolg. In de huidige dynamiek van de mimesector vindt de commissie meer artistieke ontwikkeling onontbeerlijk. De commissie merkt op dat het beleidsplan sterk conceptueel van aard is, maar tekort schiet in de concrete uitwerking van voornemens en activiteiten. Kassys speelt veel in en buiten Europa. De commissie heeft waardering voor het feit dat de groep is uitgegroeid tot een representatieve exponent van de Nederlandse mimekunst in het buitenland.
98 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
99 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Keesen&Co
Stichting Keesen & Co Inleiding Keesen & Co is een klein toneelgezelschap uit Arnhem dat zijn voorstellingen landelijk in de vlakkevloertheaters speelt. De kern van het gezelschap bestaat uit regisseur Willibrord Keesen en een groep acteurs die in de loop der jaren een ‘losvast’ ensemble zijn gaan vormen: Wim Bouwens, Reinout Bussemaker, Monique Kuijpers, Michiel Nooter en Xander Straat. Het gezelschap speelt veelal nieuwe Nederlandstalige teksten, aangevuld met bestaand klassiek repertoire. De centrale thematiek in de voostellingen is de mens die zich tracht staande te houden in een genadeloos doordraaiende wereld. “Via de voorstellingen delen de regisseur en acteurs met het publiek wat ze waarnemen in het leven en wat hen bevreemdt, fascineert, onthutst, shockeert, tot tranen toe beweegt of in lachen doet uitbarsten.” De teksten worden meestal speciaal voor het gezelschap en op de huid van de acteurs geschreven. Keesen & Co kiest hiervoor consequent schrijvers uit die bereid zijn tot op het bot te gaan, die zichzelf niet sparen en vereisen dat de acteurs en de regisseur ook tot het uiterste gaan. De samenwerking met schrijvers Rob de Graaf en Esther Gerritsen gaat de groep voortzetten. De ontleding van het mechanisme van het menselijk gedrag is en blijft in de periode 20092012 het grote thema in het werk van Keesen & Co. Hierbij wil het gezelschap een extra accent leggen op gedrag in grote groepen, wat om een grotere cast en dus meer financiële middelen vraagt. In totaal wil de groep in de komende periode acht voorstellingen uitbrengen. Tevens streeft het gezelschap naar meer speelbeurten. Keesen & Co vraagt € 528.850 subsidie aan het Fonds.
Conclusie en advies Keesen & Co voert een doordacht en gedegen artistiek beleid en bouwt gestaag aan een eigenzinnig oeuvre. De commissie is positief over de verbreding van het ensemble, ook omdat dat wellicht leidt tot meer ontregeling en artistiek avontuur. De voorstellingen getuigen van hoog niveau en de waardering door publiek en pers is navenant. De groep is van betekenis in de ontwikkeling en het aanbod van kwalitatief hoogstaand nieuw Nederlands repertoire en besteedt aandacht aan de verbetering van de bedrijfsresultaten. De commissie adviseert het Fonds om Keesen & Co op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
303.766
Gevraagd
528.850
Geadviseerd
400.000
Toegekend
420.466
Het gezelschap ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie waardeert de consistente wijze waarop het repertoire van Keesen & Co tot stand komt. Zij beschouwt de groep als een belangwekkende oeuvrebouwer die dankzij de duurzame relaties met schrijvers als Paul Pouveur, Esther Gerritsen en Rob de Graaf een zinvolle bijdrage levert aan het kleinezaalaanbod in het algemeen en aan de Nederlandse toneelschrijfcultuur in het bijzonder. De voorstellingen, of ze nu groot of klein bezet zijn, hebben in veel opzichten een hoog niveau en de waardering door publiek en pers is navenant. Naarmate de voorstellingenreeks vordert, ontwikkelt het ensemblespel zich doorgaans sterk. De keuze om nieuw, jong bloed toe te voegen aan de groep lijkt de commissie verstandig. De commissie is van mening dat de grotere bezettingen zeker uitnodigen tot meer avontuurlijke samenstellingen en mogelijk ook iets meer ontregeling in de voorstellingen. De inhoudelijke motivering voor de schaalvergroting is niet overtuigend. De accentverschuiving in de thematiek is niet opzienbarend, maar omdat de groep met nieuwe schrijfopdrachten voor meer auteurs werkt, verwacht de commissie dat het artistieke handschrift zich niettemin zal doorontwikkelen. De commissie is van mening dat Keesen & Co zorgt voor continuïteit in de aanwezigheid op de verschillende podia. De groep is een welkome gast, de speellijsten zijn kwalitatief en kwantitatief goed. Op het gebied van publieksbereik valt er nog veel te winnen. Er is potentieel een groot publiek voor het werk en de groep geeft in haar plan blijk van extra aandacht op dit punt. Zo zal zij in de periode 2009-2012 meer podia bespelen en structureel voor- of nabesprekingen en inleidingen aanbieden bij de voorstellingen. De groep biedt ook als een van de weinige gezelschappen van Nederland structureel lunchvoorstellingen aan.
100 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
101 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Lange Poten
Stichting Lange Poten Inleiding Lange Poten is een in Amsterdam gevestigde initiatief dat in 2002 is opgericht om de zelfstandige activiteiten van artistiek leider en theatermaker Carla Mulder te realiseren. Lange Poten maakt onderzoekende theatervoorstellingen over de vraag hoe het verleden zich tot de moderne tijd verhoudt. Deze thematiek wordt inhoudelijk en artistiek onderzocht, waaruit vervolgens de producties ontstaan. Het onderzoek vindt plaats over de grenzen van de verschillende media en disciplines heen. Vanaf 2004 vormt het historische visuele erfgoed van de gewone burger en de bijbehorende verhalen het startpunt van de projecten. Lange Poten ontwikkelt hiervoor technieken waarmee de oude visuele media door middel van innovatieve nieuwe toepassingen op een aanstekelijke manier ontsloten worden. Het spel is waar nodig tragisch, dramatisch, luchtig of komisch. De voorstellingen kunnen worden beschouwd als hedendaags teksttoneel waarbij gebruik wordt gemaakt van mediatechnieken. Lange Poten kiest voor nauwe samenwerking met deskundigen die hun sporen in de theaterwereld of aanverwante disciplines hebben verdiend. Tevens beschouwt Lange Poten het als een onderdeel van de projecten om jongeren en ouderen en de diverse bevolkingsgroepen op een participerende manier in contact te brengen met kunst, cultuur en met elkaar. Behalve het gewone theatercircuit lenen de voorstellingen zich voor theater op locatie. In het plan voor 2009-2012 worden vier concrete projecten en hun uitgangspunten genoemd. Naast deze geplande producties wil Lange Poten ook de mogelijkheid hebben om in te spelen op innovatieve ontwikkelingen, technieken en onderzoeken. Hiervoor plant ze twee maanden per jaar in, waarin met studenten van de verschillende vakopleidingen en met specialisten uit de verschillende disciplines wordt samenwerkt. Lange Poten gaat in 2009-2012 vier producties maken en vraagt daarvoor € 50.000 aan bij het Fonds en € 217.292 bij de gemeente Amsterdam. Per productie worden gemiddeld 62 voorstellingen gespeeld (inclusief een reprise) voor ruim 5.960 bezoekers.
Conclusie en advies De commissie vindt het werken vanuit historisch beeldmateriaal in combinatie met nieuwe media technieken op zichzelf interessant. De theatrale vertaling van deze uitgangspunten is in het plan en voorstellingen van Lange Poten te weinig concreet en ontbeert naar haar oordeel vooral zeggingskracht. Het plan biedt verder weinig inzicht in de ontwikkeling van Carla Mulder als theatermaker. De commissie is niet overtuigd dat Lange Poten een aanvullende of onderscheidende rol speelt in de Nederlandse podiumkunsten en zij adviseert daarom Lange Poten niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Lange Poten ontvangt geen subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Sinds 2005 heeft ze voor vier projecten subsidie bij het voormalige FAPK aangevraagd, waarvan de meeste zijn gehonoreerd. Beoordeling De commissie vindt het concept van Lange Poten om historisch (beeld)materiaal als uitgangspunt te gebruiken voor haar projecten interessant. De inzet van moderne mediatechnieken kan bovendien een extra betekenislaag toevoegen aan de voorstellingen. Lange Poten slaagt er echter onvoldoende in een scherpe inhoudelijke en artistieke visie uit te dragen, het concept wordt niet omgezet in een tot de verbeelding sprekend theatraal verhaal. Dat geldt zowel voor de voorstellingen in de lopende als voor de plannen voor de komende periode. Het werk heeft naar de mening van de commissie onvoldoende zeggingskracht. De inhoudelijke uitgangspunten zijn algemeen geformuleerd en lijken daardoor inwisselbaar. De thema’s krijgen nergens urgentie. Tevens geeft het plan te weinig zicht op de (artistieke) medewerkers die bij de projecten betrokken worden. De diverse randactiviteiten en onderzoeksprojecten hebben in het plan onvoldoende verband met de voorstellingsideeën. Carla Mulder geeft te weinig aan welke ontwikkeling haar de komende periode voor ogen staat, haar plannen en ideeën missen artistieke coherentie. Vanwege het ontbreken van een scherp en prikkelend artistiek plan en de onvoldoende overtuigende voorstellingen in de afgelopen jaren, verwacht de commissie dat de betekenis van Lange Poten in het theaterlandschap te gering is.
102 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 50.000
103 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Likeminds
Stichting Likeminds Inleiding Likeminds is een in Amsterdam gevestigde instelling die interculturele, geëngageerde voorstellingen en films ontwikkelt die aansluiten bij de belevingswereld van jongeren en een stem geeft aan de ‘stadscultuur van nu’. Hierbij zijn verschillende makers en spelers betrokken die bij Likeminds de kans krijgen zich te (blijven) ontwikkelen als professionele makers/performers. In de komende beleidsperiode wil Likeminds meer aandacht besteden aan het opleiden van jonge makers. Hiertoe gaat de instelling een opleidingstraject van een jaar verzorgen voor jong talent dat moeilijk instroomt in het reguliere kunstvakonderwijs. Jaarlijks biedt het gezelschap tien jongeren de kans dit traject te volgen. De deelnemers volgen workshops in schrijven, spelen en maken en krijgen begeleiding van theatermakers van Likeminds zelf en van buiten het gezelschap. Verder geven de leden van het gezelschap educatieve workshops op scholen en bij buurt- en jongerencentra om jongeren te stimuleren actief bezig te zijn met theater. Likeminds neemt zich voor samenwerkingsprojecten uit te voeren met andere gezelschappen en heeft voor de komende jaren ondermeer al afspraken met MC, Het Toneel Speelt en De PeerGrouP. Likeminds is een huisgezelschap van het Rozentheater, maar haar thuisbasis is theater De Bitterzoet, waar de groep kleine projecten en presentaties toont. De activiteiten van Likeminds zijn uiteenlopend en afgestemd op de fase van ontwikkeling. Jaarlijks ontwikkelt Likeminds twee grote voorstellingen die op tournee gaan, een solovoorstelling van een van de leden en drie presentaties, waarvan twee met een maker van buiten de groep. Op het gebied van educatie verzorgt de groep één of twee masterworkshops: cursussen van twee weken die worden gegeven door makers die veelal uit het buitenland afkomstig zijn. Verder stelt ze zich ten doel het jaarlijkse festival ‘Likeminds bedankt’ te organiseren, waarin de groep naast nieuw werk alle geslaagde producties en presentaties van het afgelopen jaar presenteert. Vanaf 2009 worden de voorstellingen van Likeminds opgenomen in de ckvtournee van Bekijk ’t. Likeminds vraagt € 175.000 subsidie per jaar voor het totaal van de geplande activiteiten en heeft rekening gehouden met uitbreiding en professionalisering van de organisatie.
De rol die Likeminds vervult, neigt in dat opzicht meer naar een intermediaire en dat maakt de artistieke profilering diffuus. Over de kwaliteit van het werk is de commissie positief. Er zijn voor de komende jaren afspraken gemaakt met degelijke partners en meer en meer lijken (potentiële) partners zich tot Likeminds te wenden voor samenwerking en uitwisseling. Tevens slaagt Likeminds erin om interessante makers aan zich te binden die een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de voorstellingen en de andere activiteiten. De commissie vindt het van belang dat de groep zich in de komende jaren verder kan ontwikkelen en de mogelijkheid krijgt om meer structuur en signatuur aan te brengen in haar activiteiten. De commissie constateert met waardering dat (culturele) diversiteit sterk verankerd is in de organisatie, de activiteiten en het publiek van Likeminds. De organisatie heeft in de afgelopen jaren een stevige organisatorische basis gelegd om haar activiteitenplan voor 2009-2012 uit te kunnen voeren. De commissie is van mening dat de beoogde uitbreiding van de organisatie noodzakelijk is om de geplande activiteiten op een kwalitatief goed niveau te kunnen uitvoeren. Conclusie en advies De commissie is van mening dat Likeminds interessante voorstellingen maakt, geïnspireerd op de grootstedelijke cultuur en die jongeren aanspreken. Likeminds levert een grote bijdrage aan de artistieke en vakmatige ontwikkeling van jonge en nieuwe makers, die door de ‘open’ visie ten aanzien van inhoud en vorm veel ruimte krijgen. Dat dat enigszins ten koste gaat van de scherpte van het artistieke profiel, is een aandachtspunt voor de komende periode. Verder zoekt Likeminds met succes sterke samenwerkingspartners op, waardoor er aan kwaliteit gewonnen wordt. De commissie adviseert om Likeminds op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
175.000
Geadviseerd
175.000
Toegekend
183.850
Likeminds heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 subsidie aangevraagd, maar deze is niet toegekend. De groep is de afgelopen jaren incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling Likeminds heeft na de afwijzing van haar aanvraag voor een plaats in de basisinfrastructuur een ongewijzigde aanvraag ingediend bij het Fonds. De commissie heeft Likeminds, in lijn met het advies van de Raad voor Cultuur, beoordeeld als producerende theaterinstelling. Dat in de geplande activiteiten sprake is van (talent)ontwikkeling van de leden, is inherent aan de gekozen opzet en werkwijze. Likeminds heeft in de afgelopen jaren interessante voorstellingen en projecten gerealiseerd die dicht op de huid van de doelgroep en de makers zitten. Vanuit deze kracht wil de groep zich de komende jaren verder ontwikkelen en profileren. De commissie ziet daar voldoende mogelijkheden voor, hoewel het plan in de uitwerking niet volledig overtuigt. De commissie mist een logische en heldere samenhang tussen de geplande activiteiten en verwachte output aan voorstellingen (en) van talentvolle en potentiële makers. Doordat de artistieke leiding geen specifieke artistieke visie volgt ten aanzien van thema’s, inhoud en vorm, krijgen de betrokken makers de kans ‘eigen’ voorstellingen te realiseren.
104 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0
Gevraagd
105 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Maanlach
Stichting Maanlach Inleiding Stichting Maanlach produceert sinds 1999 jeugdvoorstellingen van Ila van der Pouw en is gevestigd in Schoorl. Volgens de aanvraag speelt Ila van der Pouw als één van de weinige poppenspelers steeds solo. De vaak manshoge poppen groeien tijdens haar voorstellingen uit tot volwaardige medeacteurs. Maanlach schrijft dat Ila van der Pouw de afgelopen zeven jaar een kleine achthonderd voorstellingen heeft gespeeld. “Ila van der Pouw heeft met haar werk een vast publiek weten te veroveren en een uitstekende naam opgebouwd in de provincies Noord- en Zuid-Holland, Limburg, Brabant en Overijssel waar ze ook jaarlijks uitgebreide series schoolvoorstellingen speelt.” In de plannen voor 2009 – 2012 schrijft Maanlach onder meer het volgende: “Wij proberen cultureel te ondernemen zonder artistieke uitverkoop te houden. Maar vooral willen we kinderen op een originele manier kennis laten maken met een aantal écht authentieke fenomenen: Newton, Cobra, de Nederlandse poëzie. In dat werk zie je het onmogelijke mogelijk worden. En die gedachte willen we kinderen meegeven. Níets is onmogelijk.” Het plan is om vanaf 2008 tot 2012 drie voorstellingen te maken rond de thema’s wetenschap, literatuur en beeldende kunst. Met deze producties slaat Ila van der Pouw een nieuwe weg in: waar in het verleden haar eigen vragen, twijfels en opvattingen rond een doorgaans maatschappelijk thema de karakters van haar poppen bepaalden, kiest zij nu voor historische of culturele gegevens die tot op de dag van vandaag hun actualiteit hebben behouden en van invloed zijn op onze wereld. In deze voorstellingen worden, volgens Maanlach, voor poppenspel relatief nieuwe dramaturgische technieken gebruikt, zoals het filmische fenomeen tijdsprong. Aan de drie voorstellingen wordt een educatief project gekoppeld in samenwerking met het centrum voor de kunsten Triade in Den Helder en Technika 10 in Utrecht. De bedrijfsvoering moet, volgens de aanvraag, de komende vier jaar verder worden geprofessionaliseerd. Een creatieve publiciteitsmedewerker staat hoog op de verlanglijst. Sinds 2006 is er belangstelling voor Maanlach uit het buitenland. Maanlach vraagt € 239.400 per jaar aan het NFPK+ en € 30.000 aan de provincie Noord Holland. Het gezelschap heeft jaarlijks vijftig voorstellingen gepland, waarvan ongeveer de helft op scholen en de andere helft als vrije voorstelling. Theaterbureau Prima Rima verzorgt de verkoop van de voorstellingen.
beoogde artistieke ontwikkeling is op het moment dat zij een structurele subsidie aanvraagt. Die verwachting maakt zij met dit plan niet waar. Ten aanzien van de beschreven voorstellingsideeën ontbreekt een inhoudelijke samenhang. Het overkoepelende idee dat ‘niets onmogelijk is’, is onvoldoende traceerbaar als uitgangspunt in het werk voor de komende jaren. Het plan bestaat te veel uit losstaande ideeën over fenomenen en maakt daarmee een inwisselbare indruk. De zeggingskracht van het plan wordt daardoor ondermijnd. Daarbij heeft de commissie niet de verwachting dat het bescheiden ambitieniveau van Maanlach zal zorgen voor voldoende profilering, zodat de zichtbaarheid en de betekenis van dit initiatief beperkt zal blijven. Het aanbod van Maanlach levert in de ogen van de commissie dan ook geen wezenlijke bijdrage aan de Nederlandse podiumkunsten in het algemeen en het jeugd- en poppentheater in het bijzonder. Overigens wijst de commissie op het feit dat het project ‘Newton of de Appel die naar de Maan viel’ al gehonoreerd is met een projectsubsidie van het Fonds. Zo beschouwd zijn er uit het activiteitenplan 2009-2012 nog maar twee nieuwe producties over waarvoor financiering moet worden gevonden. De commissie is van mening dat projectsubsidiering dan een meer geëigende vorm is voor de realisatie van de resterende plannen. Conclusie en advies Hoewel de commissie positief is over Ila van der Pouw als individuele maakster, is de commissie niet enthousiast over het voorliggende plan. Er spreekt te weinig artistieke coherentie uit en Maanlach schetst geen ontwikkelingen die om structurele ondersteuning vragen. De spilfunctie die Ila van der Pouw in Maanlach zou moeten innemen is niet zichtbaar genoeg. Het ambitieniveau is dermate bescheiden dat de commissie meent dat de zichtbaarheid en de betekenis van Maanlach beperkt zullen blijven. Zij verwacht daarom niet dat Maanlach een interessante aanvulling op het landelijk aanbod vormt. Zij adviseert om Maanlach niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Maanlach ontvangt geen subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Sinds 2005 heeft de aanvrager voor twee projecten een subsidieverzoek bij het voormalige FAPK ingediend, waarvan er één is gehonoreerd. Beoordeling De commissie is positief over het vakmanschap van Ila van der Pouw als poppenspeler c.q. manipulator. In combinatie met de betrokkenheid van een aantal goede mensen – Rob Bloemkolk, Gerda Schimmel, Neville Tranter – is er een zekere artistieke kwaliteit van de voorstellingen waarneembaar en te verwachten. Op basis van de plannen voor 2009-2012 is het voor de commissie echter niet vast te stellen of de rol van Ila van der Pouw in artistiek opzicht werkelijk cruciaal is binnen Maanlach. Onduidelijk is of zij aan de inhoudelijke basis van Maanlach staat, of dat het de mensen zijn die zij om zich heen heeft verzameld die artistiek bepalend zijn. Ook haar artistieke inbreng en signatuur komen in het plan niet helder naar voren, net zo min als de meerwaarde van de beoogde samenwerkingen. Van een ervaren speler als Ila van der Pouw verwacht de commissie dat zij in staat is om helder aan te geven wat de artistieke coherentie is en wat de
106 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 239.400
107 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Maatschappij Discordia
Vereniging Maatschappij Discordia Inleiding Vereniging Maatschappij Discordia (Maatschappij Discordia) is een Amsterdams theatercollectief, opgericht in 1984. Het bestaat momenteel uit Jorn Heijdenrijk, Matthias de Koning, Annet Kouwenhoven, Jan Joris Lamers en Miranda Prein. Binnen het collectief is geen vaststaande hiërarchie en geen vooropgestelde taak- of rolverdeling: elk lid draagt volledige verantwoordelijkheid. Maatschappij Discordia onderscheidt zich naar eigen zeggen door zijn gerichtheid op en kennis van het toneel en de kunstpraktijk van de 20e eeuw. Zij overbrugt daarmee de kloof tussen geschiedenis, het theatererfgoed uit het verre verleden, en de toekomst, het op innovatie gerichte theater dat kort van memorie is. Maatschappij Discordia kiest haar repertoire uit het werk van Europese (post)modernisten als Beckett, Bernhard, Perec en Herzberg en actualiseert dat steeds weer. In haar werkwijze sluit zij aan bij het werk van collectieve kunstenaarsinitiatieven uit de avant-garde van de vorige eeuw, zo stelt Maatschappij Discordia zelf in haar beleidsplan. Het werk van Maatschappij Discordia laat bij de uitvoeringen alles zien waaruit de voorstelling is opgebouwd, aldus de aanvraag. De spelers verdwijnen niet van het toneel. De voorstellingen blijven bewaard en worden regelmatig hernomen. Maatschappij Discordia zegt te hechten aan repertoire. Sinds 2001 ontvangt Maatschappij Discordia geen subsidie meer in het kader van de cultuurnota. Desondanks is het theatercollectief op bescheiden schaal actief gebleven met oud en nieuw repertoire, de maandagavondbijeenkomsten van ‘De Eerste Republiek’, de coöperatie ‘Dertien Rijen’ en als producent van de ‘Belgisch Nederlandsche Repertoirevereniging De Vere’. Veel van haar activiteiten ontstaan in coproductie. De ‘vaste’ partners van Maatschappij Discordia zijn Compagnie Marius, tg Stan, ’t Barre Land, Dood Paard, De Roovers en Compagnie De Koe. Het beleidsplan vermeldt dat productiehuis Frascati in Amsterdam geïnteresseerd is in Maatschappij Discordia als vaste bespeler en wil de afzonderlijke leden van het collectief bovendien vragen om begeleiding en advies te geven aan de jonge makers in het productiehuis. Andere theaters die hebben aangegeven dat ze het gezelschap als vaste bespeler willen, zijn de Rotterdamse Schouwburg, Toneelschuur Haarlem, Grand Theatre Groningen, de Monty in Antwerpen, het Kaaitheater in Brussel, Theater Campo in Gent en de Snijzaal in Utrecht. Het gezelschap wil in de komende periode jaarlijks acht projecten realiseren. Het collectief vraagt subsidie aan voor (uitbreiding van) het gezelschap, om ‘Atelier Dertien Rijen’ te kunnen opzetten en uitbouwen en voor de oprichting van een experimentele studio. Maatschappij Discordia vraagt daarvoor € 552.500 aan bij het NFPK+.
dwijnen. De commissie vindt het van belang dat de groep, die als ‘uitvinder’ wordt beschouwd van een belangrijke theatervorm, haar werk in continuïteit kan voortzetten. De commissie hecht verder aan de borging van kennisoverdracht van het gedachtegoed van Maatschappij Discordia. De commissie verwacht dan ook dat de groep zich in de komende periode op dat vlak de nodige inspanningen zal getroosten. Of de plannen rondom de experimentele studio, die nog in ontwikkeling zijn, deel uitmaken van de activiteiten op dit terrein, is aan de groep zelf om binnen haar budgettaire kaders te bepalen. Het beleidsplan geeft geen artistiek-inhoudelijke onderbouwing van de voorgenomen aanvulling van de groep met drie leden. Over de achtergrond van dat voornemen tast de commissie dan ook in het duister. Ook namen worden niet genoemd. Om die reden geeft de commissie geen prioriteit aan dit onderdeel van het beleidsplan. Met belangstelling, maar ook met een kritische blik, zal de commissie de komende jaren volgen in hoeverre de groep met haar specifieke expertise, dynamiek in de theaterwereld teweeg zal brengen en in welke mate dat op het publiek overkomt. De commissie is zich ervan bewust dat de groep theater maakt voor een relatief beperkte publieksgroep van liefhebbers. De commissie wil de groep ruimte geven om weer ‘school te maken’, maar vindt het wel noodzakelijk dat een substantieel grotere publieksgroep dan voorheen hiervan kennis zal nemen. De commissie is van mening dat Maatschappij Discordia zich op het gebied van cultureel ondernemerschap onvoldoende inspant wat betreft het genereren van eigen inkomsten. De beoogde 170 speelbeurten zouden voor een belangrijk deel in de inkomsten moeten kunnen voorzien. De commissie ziet weliswaar aanknopingspunten voor een grotere afzet en publieksbereik, zoals de samenwerking met Theater Frascati, de intentieverklaringen van theaters in Nederland en België en de formule van ‘Atelier Dertien Rijen’ maar mist een doordacht marketingplan. De commissie gaat ervan uit dat Maatschappij Discordia in de komende periode de werving van speelbeurten en het publieksbereik de aandacht zal geven die het nodig heeft. Conclusie en advies Het oordeel van de commissie over de subsidieaanvraag van Maatschappij Discordia is gezien de artistieke meerwaarde ten opzichte van het bestaande aanbod in de basisinfrastructuur en het vertrouwen in het beleidsplan, positief. Daarom adviseert de commissie Maatschappij Discordia op te nemen in de Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. De commissie is van mening dat het collectief hogere eigen inkomsten moet kunnen genereren en dat het gezelschap zich meer moet inspannen om meer en nieuw publiek te bereiken. De commissie geeft geen prioriteit aan de uitbreiding van de groep met drie leden. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd
Maatschappij Discordia heeft subsidie aangevraagd in het kader van de Cultuurnota 20052008, maar deze is niet toegekend. De groep heeft incidenteel subsidie ontvangen van het voormalige FAPK.
Geadviseerd
350.000
Toegekend
363.579
Beoordeling Maatschappij Discordia heeft laten zien dat zij na acht jaar zonder subsidie nog altijd veerkracht vertoont. De commissie is van mening dat het palet van het Nederlandse theaterlandschap mede kleur krijgt door dit theatercollectief, dat een grote authenticiteit bezit. De groep slaat een brug naar de geschiedenis, maar doet dat met oog voor de actualiteit. Deze overtuiging van de commissie wordt nog versterkt door het geïnspireerde beleidsplan. De groep maakt in het plan duidelijk dat de financiële ondergrenzen zijn bereikt. Zonder structurele subsidie zullen de activiteiten van Maatschappij Discordia uiteindelijk toch ver-
108 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 552.5000
109 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
mightysociety
Stichting mightysociety Inleiding Mightysociety is in 2004 opgericht om de migthysociety-cyclus van regisseur en schrijver Eric de Vroedt te produceren. Het betreft hedendaags teksttoneel, dat in zijn vorm varieert van een monoloog op een hotelkamer voor circa vijftien bezoekers tot een theatrale installatie waarin het publiek kan rondlopen en zijn eigen route kan kiezen. Naast de voorstellingen omvat het concept het mightymagazine, de mightysociety-sideshow en mightysociety-previews. Sinds 2004 zijn vijf delen gerealiseerd en in het najaar van 2008 gaat het zesde deel in première. De vier pijlers die het concept volgens de aanvrager kenmerken en onderscheiden zijn: de consequente nadruk op actuele politieke en maatschappelijke kwesties; de artistieke handtekening van de schrijver en regisseur; de combinatie van theater met de wereld van politiek, journalistiek en wetenschap en de intensieve samenwerking met maatschappelijke organisaties en personen. In de komende periode wijdt mightysociety een voorstelling aan de vergrijzing. Verder brengt zij een activistische musical op locatie, gericht tegen een grote entertainment-multinational en maakt zij een fictieve reconstructie van de schrijnende affaire rond het gifschip Probo Koala waarin westers afval, ecologische zorgen, de derde wereld en keihard neo-liberalisme samenkomen. In een stuk over Indonesië ten slotte komen alle hoofdthema’s uit de voorgaande delen samen. Na mightysociety10 zal de reeks in 2012 zijn voltooid en volgt er een retrospectief-event. De aanvrager is in 2007 een alliantie met Toneelgroep Amsterdam aangegaan. Uitgangspunten daarbij zijn talentontwikkeling en doorstroming. De alliantie bestaat enerzijds uit productionele en pr/marketing ondersteuning van de mightysociety-voorstellingen en anderzijds uit het maken van twee voorstellingen in het TA2-programma. Met Festival Over ’t IJ zijn voor 2009 en 2010 afspraken gemaakt. Zo zullen tijdens de festivaleditie van 2009 acht openbare improvisatiesessies worden gehouden voor mightysociety7, die vervolgens gebruikt worden bij het maken van de voorstelling in het najaar. mightysociety8 zal in 2010 tijdens Over ’t IJ worden gespeeld. Mightysociety werkt al enkele jaren samen met een aantal podia, waardoor de voorstellingen veelal in een serie worden getoond en randactiviteiten kunnen worden georganiseerd. Met deze podia zal ook in 2009-2012 worden samengewerkt. Daarnaast zoekt de instelling naar uitbreiding van het aantal speelplekken. In België heeft mightysociety reeds voorstellingen gerealiseerd en gepland. Inmiddels heeft de organisatie de eerste contacten gelegd om de stukken in Duitsland en Groot-Britannië onder de aandacht te brengen. In totaal zijn er voor de periode 2009-2012 vijf activiteiten gepland: mightysociety7, 8, 9 en 10 en een retrospectief event. Mightysociety vraagt daarvoor een jaarlijkse subsidie van € 271.461 van het NFPK+ .
de thema’s op een aanvullende manier belichten en verdiepen. Vanwege het totaalconcept en de wijze waarop dit tot nu toe is uitgevoerd, is er sprake van een bijzondere serie voorstellingen, die als uitingen van nieuw geëngageerd theater van belang zijn voor de ontwikkeling van het hedendaags teksttoneel en het multidisciplinaire theater. Met betrekking tot de ketengedachte, publieksbereik en -ontwikkeling ziet de commissie Mightysociety als een inspirerend voorbeeld voor andere groepen. Er is verder sprake van een deugdelijke bedrijfsvoering, waarbij de alliantie met Toneelgroep Amsterdam het vertrouwen verder versterkt. Op het punt van culturele diversiteit is het beleidsplan cryptisch, zodat onderbelicht blijft wat de groep op dit punt wil. Deel tien van de cyclus (Lost in Translation in Jakarta) besteedt in ieder geval aandacht aan verwante thematiek. Los daarvan verwacht de commissie dat mightysociety het voornoemde thema vorm en inhoud zal geven. De commissie ziet het als positief dat Mightysociety in 2012 wordt afgerond, waarmee Eric de Vroedt een voorschot neemt op nieuwe ontwikkelingen. Conclusie en advies Eric de Vroedt ontwikkelt zich binnen mightysociety in gestaag tempo als schrijver, regisseur en cultureel ondernemer. Het plan voor 2009-2012 gaat op een duidelijke en realistische manier door op de activiteiten die vanaf 2004 zijn ontplooid en die door de commissie van belang worden geacht voor het reliëf in het Nederlandse theaterlandschap. De commissie adviseert om mightysociety op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
271.461
Geadviseerd
270.000
Toegekend
283.652
Mightysociety heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd. Tot nu toe werden de plannen gerealiseerd mede dankzij financiële ondersteuning van het voormalige FAPK. Beoordeling Mightysociety zet de in 2004 ingeslagen weg in 2009-2012 nadrukkelijk en consistent voort. De commissie oordeelt positief over de ontwikkeling en de profilering van Eric de Vroedt in zijn mightysociety-cyclus. De thema’s in de voorstellingen getuigen van politiek en sociaal engagement. De serie levert een belangwekkende bijdrage aan het Nederlandstalig repertoire. Naast de theatervoorstellingen worden er diverse randactiviteiten georganiseerd die
110 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0
Gevraagd
111 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
MONK
Stichting Toneelgezelschap Monk Inleiding MONK is een Amsterdams theatercollectief met een driehoofdige artistieke leiding: Maartje van den Brink, Ellen Goemans en Rutger Kroon. José de Wild is zakelijk leider. MONK bestaat dit seizoen tien jaar. Het gezelschap zoekt en vindt zijn thematiek en aanleidingen voor de producties in gebeurtenissen in de mondiale actualiteit. Vaak ontwikkelt MONK daar zelf de tekst voor. Indien de groep bestaand repertoire gebruikt, wordt de tekst bewust steeds naar deze tijd hertaald. In het plan voor 2009-2012 schrijft MONK het volgende over de thema’s en onderwerpen die men wil behandelen: “We willen de komende jaren onderzoeken wat het begrip kunstenaar in deze wereld nog betekent. We willen graag onderzoeken waar de kunstenaar zelf nog staat, wat zijn of haar functie is in deze maatschappij. Het begrip moraliteit willen we daarin zeker niet overslaan. Dit alles wil niet zeggen dat we nu opeens voorstellingen over kunst gaan maken of louter over kunstenaars. Het is eerder een rode lijn, een gedachte die regelmatig terugkeert en verwerkt wordt in scènes van voorstellingen die verder een heel andere thematiek kunnen hebben.” In de aanvraag noemt MONK ideeën en uitgangspunten voor een groot aantal voorstellingen. MONK wil de komende jaren graag werken met Willem de Wolf, Ali Ben Horsting, Yonina Spijker en met oudere spelers zoals Jack Vecht, Cas Enklaar en Dik Boutkan. De komende tijd wil MONK af en toe ook weer met een spelregisseur werken. MONK wil twee producties per jaar gaan maken met in totaal zestig voorstellingen, waarvan 50% buiten de standplaats en 25% in België. Het gezelschap vraagt bij het NFPK+ en de gemeente Amsterdam gezamenlijk € 296.252 per jaar aan.
Conclusie en advies De commissie vindt het ingediende beleidsplan inhoudelijk te mager en ongericht. In het plan ontbreekt de artistieke overtuigingskracht en een heldere koers. De visie op het wel of niet werken met een regisseur is ambivalent en illustreert de ongerichtheid. Op grond van het plan en de gerealiseerde voorstellingen in de afgelopen jaren is de commissie niet overtuigd dat MONK structureel een interessante en bijzondere bijdrage zal leveren aan de podiumkunsten in Nederland. De commissie adviseert daarom de groep niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
MONK heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 aangevraagd, maar deze is niet toegekend. Het gezelschap ontvangt in de periode 2005-2008 jaarlijks € 195.600 structureel subsidie van de gemeente Amsterdam. Beoordeling MONK beschikt over een ruim bemeten artistieke leiding en heeft een zekere staat van dienst. Tegen die achtergrond is het ingediende beleidsplan teleurstellend, terwijl ook de gerealiseerde voorstellingen kwalitatief niet uitblinken in zeggingskracht. De commissie vindt de verwoording van het artistieke kernidee en de werkwijze in de plannen van MONK te algemeen en vrijblijvend. De aan de actualiteit ontleende thema’s worden nauwelijks in relatie gebracht met een eigen, helder wereld- of mensbeeld. Er is naar de vaststelling van de commissie sprake van praktisch engagement, maar dit komt onvoldoende tot uiting in de aanvraag. Het onderzoek naar de functie van de kunstenaar in de huidige maatschappij dat MONK centraal stelt, klinkt obligaat en maakt de drijfveren van de groep onhelder. Waarom de groep de komende jaren per se met de genoemde acteurs wil werken is voor de commissie ook niet duidelijk. Evenmin is helder en overtuigend onderbouwd waarom MONK de komende jaren (af en toe) met een spelregisseur gaat samenwerken en wie men daarvoor op het oog heeft. Het zijn majeure artistieke beslissingen die de commissie helder en inhoudelijk uitgewerkt had willen zien. Het feitelijke ambitieniveau is bovendien te beperkt; het gezelschap vraagt meer subsidie aan dan het de afgelopen jaren structureel van de gemeente Amsterdam heeft ontvangen, maar gaat effectief minder producties maken en nauwelijks meer spelen.
112 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 296.252
113 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Munganga
Stichting Munganga Inleiding Munganga is in 1987 in Nederland opgericht door vier Braziliaanse theatermakers van wie er twee de huidige artistieke kern vormen: Carlos Lagoeiro en Cláudia Maoli. Het theater van Munganga heeft zijn oorsprong in het dictatoriale Brazilië van de jaren zeventig. Carlos Lagoeiro en Cláudia Maoli lieten zich inspireren door de ideeën van de pedagoog Paulo Freire, die zich sterk maakte voor een ‘pedagogie van de onderdrukten’, en van Augusto Boal, pionier op het gebied van het ‘community theatre’. Carlos Lagoeiro en Cláudia Maoli werkten met kinderen en volwassenen in achterstandswijken. Munganga vindt zijn bestaansreden in het geven van voorstellingen voor een groeiend en gevarieerd jong publiek en wil het repertoire zowel inhoudelijk als artistiek blijven vernieuwen. De fysieke acteerstijl van het gezelschap ontwikkelt zich verder door samenwerking met choreografen en makers uit de hoek van de mime en de dans. Het werk van Munganga is gebaseerd op drie pijlers: maatschappelijk engagement, psychologisch inlevingsvermogen en een poëtische blik die ruimte geeft aan de magie van een verhalende wereld én aan de schoonheid van het dagelijks bestaan. In het verleden stond in elke voorstelling tenminste één van deze pijlers centraal. In de komende periode wil de groep onderzoeken hoe de drie pijlers elkaar kunnen versterken. De groep brengt theater waarin spel, tekst, muziek, dans en beeldende vormgeving samenkomen en werkt met maskers, poppen, objecten en ‘magische’ beelden. In de aanvraag zijn de ideeën voor vier nieuwe producties in de periode 2009-2012 vermeld, alsmede de beoogde doelgroep en in een enkel geval ook de makers met wie wordt samengewerkt. Tevens staat er een langlopend project onder de titel ‘Het verhaal van de Bijlmermeer’ in Amsterdam Zuidoost gepland. Munganga geeft voorstellingen en educatieve projecten in theaters, scholen, musea, asielzoekerscentra en andere speelplekken verspreid over het gehele land. De voorstellingen vinden ook hun weg naar België, Italië en Frankrijk, de Nederlandse Antillen, Japan, Brazilië en Pakistan. Per jaar wordt één nieuwe voorstelling uitgebracht en één voorstelling in reprise genomen. Munganga vraagt aan het NFPK+ € 285.000 per jaar voor één nieuwe productie en één langlopend project met gemiddeld 62 voorstellingen per jaar.
vullende artistieke expertise te betrekken. De voorstellingsideeën zijn op zich interessant en de groep heeft door de vorm van haar voorstellingen een eigenzinnigheid die aanspreekt. De zeggingskracht moet zich echter doorontwikkelen, anders verliest Munganga haar bestaansrecht. De commissie is positief over het voornemen om voorstellingen in reprise te nemen. De groep kan haar zichtbaarheid hiermee vergroten en kan mede door de verschillende leeftijdsgroepen een breder en groter publiek opbouwen en vasthouden. Ook het spelen op ongebruikelijke locaties geeft een meerwaarde aan de voorstellingen en trekt bovendien een andersoortig publiek. De commissie is ervan overtuigd dat de inspanningen van de afgelopen jaren om tot nieuwe circuits door te dringen nu hun vruchten zullen afwerpen. Door de achtergrond van de makers, de onderwerpen die zij kiezen, en het publieksbereik, is de bijdrage van de groep aan een cultureel divers theaterklimaat evident. Gezien de succesvolle optredens in diverse landen over de wereld en het feit dat de voorstellingen zich goed lenen om voor een internationaal publiek, vindt de commissie het een gemiste kans dat Munganga zich niet nadrukkelijker internationaal profileert. Conclusie en advies De commissie is positief over de kwaliteiten van Munganga. Wel is ze van mening dat de groep zich nadrukkelijker en bewuster dient te focussen op haar artistieke ontwikkeling. De commissie constateert dat de groep voornemens op dat punt heeft, maar stelt vast dat de groep nog te weinig concreet is over de te zetten stappen. De voorstellingsplannen voor de komende jaren zijn goed gekozen en passen bij de signatuur van de groep en het publiek dat zij wil bereiken. De commissie ziet goede internationale mogelijkheden voor Munganga en denkt dat de groep zich op dat punt veel beter zou moeten profileren. De commissie adviseert Munganga op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 op basis van het huidige subsidieniveau. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
206.946
Gevraagd
285.000
Geadviseerd
210.000
Toegekend
220.935
Munganga ontvangt momenteel subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Door het voormalige FAPK is incidenteel subsidie verleend voor internationale activiteiten. Beoordeling De commissie stelt vast dat Munganga in de afgelopen jaren gestaag is doorgegaan op de ingeslagen weg. De voorstellingen waren niet allemaal succesvol, maar over het geheel is de commissie positief over de artistieke kwaliteit. Op de artistieke ontwikkeling is volgens de commissie nog wat af te dingen. In de evaluatie van de afgelopen jaren heeft Munganga niet scherp in beeld gebracht welke stappen tot welke resultaten geleid hebben, zowel met betrekking tot de uiteindelijke voorstellingen als wat betreft het maakproces. De Raad voor Cultuur wees de groep in zijn advies over de aanvraag voor 2005-2008 op soortgelijke tekortkomingen. Niettemin wringt ook het plan voor de komende jaren nog steeds op dit punt. Munganga geeft aan dat men ‘de zoektocht naar kwaliteitsverbetering wil voortzetten’, maar biedt weinig concreet inzicht in de wijze waarop de makers dat denken te realiseren en wie zij met dat doel bij de producties betrekken. De commissie vindt het dringend nodig dat Munganga in de komende jaren echt werk gaat maken van meer artistieke ontwikkeling en adviseert aan-
114 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
115 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
’n Meeuw
Stichting ’n Meeuw Inleiding ’n Meeuw is in 1998 opgericht en maakt theaterproducties met en voor jonge mensen. Het werk van ’n Meeuw wordt zowel in het noorden als landelijk afgezet. Het gezelschap is gevestigd in Leeuwarden en is gelieerd aan de Jeugdtheaterschool van Friesland. Artistiek leider Hilde Mulder is tevens artistiek leider van deze jeugdtheaterschool. De artistieke signatuur van ’n Meeuw is volgens de instelling: fysiek theater, geëngageerd en humoristisch, met een uitgekiende vormgeving, geïnspireerd op de regio en met een landelijk niveau. De voorstellingen worden gemaakt door professionele regisseurs en vormgevers en zijn bedoeld voor een breed jongerenpubliek vanaf twaalf jaar. In de komende periode wil ’n Meeuw doorgroeien naar een productiehuis voor podiumkunsten voor Fries talent vanaf twaalf jaar, waar jongeren podiumervaring kunnen opdoen door het uitbrengen van professionele theaterproducties en cross-over producties waarin verschillende podiumdisciplines samenkomen. Aan de basis van dit plan staan het artistieke beleid van de afgelopen jaren en de stijl van de jongerenvoorstellingen zoals ’n Meeuw die tot dusver uitbracht. ’n Meeuw zegt zich in te zetten om een brede pool van professionals aan zich te binden op het gebied van muziek, dans en theater, die affiniteit hebben met het werken met jongeren. ’n Meeuw wil daarbij met name jonge podiumkunstenaars van de landelijke kunstvakopleidingen betrekken die afkomstig zijn uit Friesland. Incidenteel en structureel wordt samengewerkt met partners (kunstopleidingen, podia en festivals, voortgezet onderwijs) en organisaties op het gebied van theater, muziek en dans. ’n Meeuw is naar eigen zeggen al in gesprek met partners. Met het samenbrengen van de disciplines beoogt zij artistieke kruisbestuiving te bereiken. ’n Meeuw wil met deze samenwerking een voorbeeldfunctie vervullen zowel binnen de regio als landelijk. Om meer talentvolle jongeren bij de producties te betrekken en om een groter en breder (jongeren)publiek te bereiken wordt het aantal producties uitgebreid. ’n Meeuw wil jaarlijks één voorstelling voor de kleine en middelgrote zaal maken, één festival- of locatievoorstelling en twee kleine laboratoriumproducties waarbij het experiment voorop staat. De laboratoriumproducties kunnen ook een voorstudie zijn voor een festivalproductie of een kleine zaalvoorstelling. ’n Meeuw vraagt per jaar aan het NFPK+ € 240.000, aan de provincie Friesland € 120.000 en aan de gemeente Leeuwarden € 20.000.
Conclusie en advies De commissie constateert dat talentontwikkeling een taak is die primair en structureel ondergebracht is in de basisinfrastructuur. De commissie is er bovendien niet van overtuigd dat de groep een meerwaarde heeft binnen het landelijk theaterbestel. De commissie adviseert om ’n Meeuw niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
’n Meeuw heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 subsidie aangevraagd, maar deze is niet toegekend. Beoordeling ’n Meeuw heeft het voornemen om door te groeien naar een productiehuis voor Fries talent vanaf twaalf jaar. Het betreft hier een activiteit in het kader van talentontwikkeling. Met de invoering van de nieuwe subsidiesystematiek is deze functie ondergebracht bij de productiehuizen in de basisinfrastructuur. Deze functie is naar het oordeel van de commissie verder ook gewaarborgd bij diverse zogenaamde stads-/regiogezelschappen, productiehuizen en jeugdtheatergroepen. De commissie van het Fonds acht het om voornoemde beleidsredenen ongewenst een productiehuis voor Fries talent vanaf twaalf jaar te subsidiëren. De commissie onderkent dat het Fries de tweede officiële taal van Nederland is. Dat neemt niet weg dat zij de landelijke uitstraling en betekenis van de instelling te gering vindt. De groep richt zich primair op de provincie Friesland. De meerwaarde van de instelling ten opzichte van het landelijke aanbod is te gering. Het ligt volgens de commissie meer voor de hand dat de provincie of gemeente dit initiatief ondersteunt.
116 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 240.000
117 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Nieuw West
Stichting Plotloos Drama Inleiding Nieuw West is het Amsterdamse gezelschap van acteur, mimespeler en theatermaker Marien Jongewaard. Rob de Graaf schrijft doorgaans de teksten. Nieuw West maakt producties voor de vlakkevloerzalen en op locatie. De producties zijn volgens het beleidsplan ‘onderzoekend, vaak rauw en provocerend. Het is zeer lichamelijk en tegelijk speelt de taal, als voertuig van de verbeelding, een grote rol’. Nieuw West maakt naast de eigen stukken ook coproducties met andere makers. De Vlaamse regisseur Joachim Robberecht zal de komende jaren in een aantal producties met Marien Jongewaard samenwerken. Jetse Batelaan heeft de wens uitgesproken om voor één of meer van de producties van het RO-Theater nauw met Marien Jongewaard te willen samenwerken. Er is een plan voor een voorstelling met Truus Bronkhorst. Verder blijft Nieuw West samenwerken met schrijver Rob de Graaf en met acteurs zoals Cas Enklaar, Servaes Nelissen en Marja Kok. Muziek speelt een even belangrijke rol in de producties van Nieuw West als spel, tekst of toneelbeeld. De samenwerking met componist Huba de Graaff wordt in de komende periode voortgezet. Nieuw West is ook in gesprek met de Veenfabriek. Een ander samenwerkingsverband is dat met De Warme Winkel. De makers en acteurs van dit collectief worden bij een aantal initiatieven van Nieuw West betrokken. Nieuw West maakt jaarlijks één tot twee producties. Voor de periode 2009-2012 heeft de groep € 206.827 per jaar aangevraagd bij het Fonds.
Conclusie en advies Het oordeel van de commissie over de subsidieaanvraag van Nieuw West is gezien haar artistieke prestaties positief. De voornemens in het beleidsplan ogen geïnspireerd. De commissie vindt Marien Jongewaard en Rob de Graaf een onverminderd belangwekkende combinatie. Ook in de voorgenomen samenwerkingen met andere makers ziet de commissie potentie. Daarom adviseert de commissie Nieuw West op te nemen in de Vierjarige regeling Podiumkunstinstellingen 2009-2012. De commissie benadrukt dat de subsidieverhoging voor een aanzienlijk deel dient te worden aangewend voor initiatieven die de marginalisering van de groep moeten tegengaan: verhoging van de afzet, publieksbereik en eigen inkomsten. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
142.173
Gevraagd
206.827
Geadviseerd
205.000
Toegekend
215.044
Nieuw West ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Nieuw West heeft de afgelopen jaren incidenteel subsidie ontvangen van het voormalige FAPK. Beoordeling De commissie is positief over de artistieke kwaliteit van het werk van Nieuw West. De groep heeft zijn kwaliteit bewezen en levert een belangrijke bijdrage aan de diversiteit van het Nederlandse theaterlandschap; de commissie vindt dat de voorstellingen van hoge kwaliteit en zeggingskracht getuigen. Ze zijn onverminderd indringend en dragen het authentieke stempel van Marien Jongewaard. De commissie vindt de combinatie van Jongewaard met auteur Rob de Graaf nog steeds belangwekkend en in ontwikkeling. Het voorliggende beleidsplan is geschreven vanuit de onverminderde kracht van Marien Jongewaard en geeft het beeld van continuering van staand beleid in de komende jaren. De plannen maken op de commissie een geïnspireerde indruk. De voorgenomen samenwerkingen zijn interessant en wekken vertrouwen. De verbreding richting jongere in mime geïnteresseerde regisseurs (Robberecht en Batelaan) draagt bij aan wederzijdse kennisoverdracht en borgt de mime voor de toekomst. Het beleidsplan besteedt de nodige aandacht aan de keten van scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling. De commissie constateert dat de voorstellingen weliswaar bij een vast circuit van theaters worden afgezet, maar dat van een structurele groei geen sprake is. Het gemiddelde publieksbereik per voorstelling is marginaal. De inspanningen van Nieuw West om het publieksbereik te vergroten hebben in de afgelopen jaren nauwelijks effect gesorteerd. De instelling wijt deze stagnatie mede aan het niet honoreren van de subsidieverhoging in de periode 2005-2008, waardoor voornemens op dit terrein niet konden worden gerealiseerd. De commissie vindt het eerder een kwestie van prioriteiten stellen en spreekt haar zorg uit over deze marginalisering van Nieuw West. Of de in het plan geschetste afzetvergroting voor 2009-2012 met de daarbij behorende verhoging van het publieksbereik zal worden gerealiseerd, acht zij niet vanzelfsprekend. Nieuw West dient daarom sterk in te zetten op activiteiten die beogen de eigen inkomsten, het publieksbereik en de afzet structureel te verhogen.
118 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
119 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Orkater
Stichting Orkater Inleiding Orkater is een middelgroot muziektheatergezelschap, geformeerd rond een groep theatermakers onder leiding van Marc van Warmerdam en Nicolien Luttels. Het combineren van theater en muziek (nieuw geschreven en nieuw gecomponeerd) is de levensader van het gezelschap. Met grote en kleine, laagdrempelige en complexe producties trekt het een breed publiek van gemiddeld tegen de 60.000 bezoekers per jaar in schouwburgen, op locatie, in vlakkevloertheaters en in festivaltenten, verspreid over het land. De elf vaste theatermakers zijn Ria Marks, Titus Tiel Groenestege, Alex van Warmerdam, Geert Lageveen, Leopold Witte, Gijs de Lange, Beppe Costa, Vincent van Warmerdam, Gijs Scholten van Aschat, Porgy Franssen en Dirk Groeneveld. Zij zijn gegroepeerd in vijf artistieke kernen, die elk in een grote mate van collectiviteit hun voorstellingen ontwikkelen. De makers van Orkater vormen gezamenlijk de adviesraad. De voorstellingen van schrijver/regisseur Alex van Warmerdam worden binnen Orkater geproduceerd maar uitgebracht onder de naam De Mexicaanse Hond. Onder de noemer De Nieuwkomers maken sinds 2006 nieuwe muziektheatermakers (onder anderen Susies Haarlok en The Sadists) in het kielzog van Orkater hun eigen producties. De producties hebben, hoezeer de makers onderling ook verschillen, naar eigen zeggen een herkenbare Orkatersignatuur. Orkater wil haar publieksactiviteiten uitbreiden en haar publiek met 20 tot 25% doen toenemen. Daarvoor heeft het gezelschap meer budget nodig. Orkater is van zins om gemiddeld zes producties per jaar te maken en vraagt aan het Fonds € 1.687.992 per jaar aan.
manier waarop Orkater de ketengedachte implementeert in wat zij onderneemt, wekt vertrouwen. De commissie is echter van mening dat het uitbrengen van nog meer producties in de huidige ‘marktsituatie’ niet de juiste benadering is. Ze adviseert om vooral te investeren in kwaliteit in plaats van kwantiteit en binnen het activiteitenplan heldere keuzes te maken. De commissie geeft geen prioriteit aan het vergroten van de output. Naar eigen zeggen kon Orkater om financiële redenen niet alle beleidsvoornemens 20052008 realiseren. Er konden geen vrije compositieopdrachten worden verstrekt, de gemiddelde productietijd was beperkt en de muzikale onderbezetting per productie helaas vaker regel dan uitzondering. Internationaal werd er op bescheiden schaal en voornamelijk op uitnodiging geopereerd. De commissie wil enige budgettaire ruimte scheppen om dit beleid de komende periode alsnog nader vorm te geven. Conclusie en advies De commissie beschouwt Orkater als een veelkantig en hoogstaand muziektheatergezelschap dat complementair aan instellingen in de basisinfrastructuur voor interessant landelijk aanbod zorgt. Zij wenst dat de groep zich artistiek blijft ontplooien, maar geeft geen prioriteit aan vergroting van de output. Wel acht zij een verhoging van het budget gerechtvaardigd om het project De Nieuwkomers te kunnen continueren. De commissie adviseert om Orkater op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 20092012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
1.292.478
Gevraagd
1.687.992
Geadviseerd
1.470.000
Toegekend
1.547.369
Orkater onvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 en wordt ten behoeve van De Nieuwkomers incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling Het versterken van de muzikale component was een van de belangrijkste doelen die Orkater zich voor de periode 2005-2008 had gesteld. De commissie stelt vast dat die missie geslaagd is. Tot 2005 werd het gezelschap muzikaal gedragen door de componisten Beppe Costa en Vincent van Warmerdam. Het artistieke spectrum is inmiddels veelkleuriger, mede dankzij de samenwerking met gerenommeerde componisten en ook door de inbreng van de jonge talenten als Susies Haarlok en The Sadists. Deze jonge makers krijgen de ruimte om zich te ontwikkelen, zowel zelfstandig als ingebed in de bestaande structuur. Orkater laat daarmee zien dat zij een professionele organisatie vormt en boekt daarmee succes. De commissie vindt De Nieuwkomers een belangrijk initiatief dat in een behoefte voorziet. Van Orkater als geheel constateert zij dat het gezelschap complementair is ten opzichte van instellingen in de basisinfrastructuur en een eigen positie inneemt in het landelijk bestel. De artistieke kwaliteit van de producties is goed. De commissie is echter wel van mening dat Orkater het aan haar stand verplicht is om zich te blijven ontwikkelen en de grenzen van het muziektheater, waar ze een grondlegger van is, te blijven verleggen. In het beleidsplan van Orkater ontbreekt een beschrijving van de eigen stijlkenmerken of artistieke thema’s. De commissie ervaart dat als een gemis, omdat zij (zelf)reflectie als een essentieel instrument beschouwt om artistieke verstarring te voorkomen. Het lukt Orkater tot nu toe om een breed en groot publiek te bereiken en te binden. Orkater is inmiddels een sterk merk. Met name via het werk van de Nieuwkomers probeert het gezelschap het jongere publiek te bereiken. Orkater heeft dankzij onderzoek een goed en volledig beeld van haar publieksprofiel. De acties die de groep wil ondernemen om het publieksbereik substantieel te vergroten maken een doordachte indruk. De pragmatische
120 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
121 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Onafhankelijk Toneel / Opera O.T.
Coöperatieve Vereniging Onafhankelijk Toneel U.A. Deze aanvraag is voor co-advies voorgelegd aan de commissie Muziektheater Inleiding Het Onafhankelijk Toneel / Opera O.T. (O.T.), sinds 1973 gevestigd in Rotterdam, staat onder de artistieke leiding van het driemanschap Gerrit Timmers, Ton Lutgerink en Mirjam Koen en de zakelijke leiding van Corry Prinsen. Ooit begonnen als een experimenteel toneelgezelschap, brengt O.T. sinds een tiental jaren repertoiretoneel, Arabischtalige voorstellingen, familievoorstellingen, dansvoorstellingen, voorstellingen met jonge amateurs, beeldende voorstellingen en opera. O.T. heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een middelgroot theatergezelschap met een ondersteunend team van 15 vaste medewerkers en een mooi eigen huis: het multifunctionele O.T. Theater met 150-180 zitplaatsen. O.T. vindt dat de tijd aangebroken is om structureel te investeren in doorstroming. In de nieuwe periode stelt O.T. zich ten doel om zich te profileren als een multidisciplinair tweede stadsgezelschap, met een jong ensemble, dat zoals steeds bij alle activiteiten betrokken wordt, werkend vanuit het eigen huis. Op termijn zou er een opvolger uit het ensemble moeten voortkomen. O.T. wil een plek zijn met een duidelijk herkenbare identiteit, die openheid, dynamiek, betrokkenheid en toegankelijkheid uitstraalt; een gezelschap en een theaterhuis dat zich qua omvang bevindt tussen de vlakkevloergezelschappen en de grote voorzieningen. O.T wil zes producties per jaar gaan maken. De theatervoorstellingen spelen thuis of gaan op tournee in de grote(re) zalen van het vlakkevloercircuit en langs schouwburgen. De opera’s gaan op tournee langs schouwburgen. O.T. vraagt € 1.567.414 aan bij het Fonds.
commissie het niet raadzaam dat O.T. met boekbewerkingen het schouwburgcircuit opzoekt. Zij geeft dan ook geen prioriteit aan dit beleidsvoornemen. De (inter)nationale activiteiten van Opera O.T. zijn volgens de commissie wel aanvullend; een bijdrage aan de ontwikkeling daarvan acht zij dan ook gerechtvaardigd. O.T heeft zoals steeds een goed oog voor de ketengedachte: de groep gaat met alle voorstellingen op tournee, in de diverse circuits en op maat, uitgezonderd de jongerenvoorstellingen en de presentaties van het Amicifestival. De laatste jaren behaalt men goede publiekscijfers; de speellijsten hebben niveau. De activiteiten op het terrein van educatie, randprogrammering en doelgroepenbeleid wil O.T. in aangepaste vorm ook laten plaatsvinden in de tourneetheaters. Er is besloten om er een traditie van te maken om het seizoen te openen met het brengen van een reprise van een succes. De commissie ziet hierin genoeg bewijzen voor goed ondernemerschap. Conclusie en advies De commissie is enthousiast over het veelkantige artistieke profiel van O.T. en over de kwaliteit van haar producties. Het beleidsplan schetst een aantal interessante nieuwe wegen die de leiding de komende jaren wil inslaan. Over de invulling van het nieuwe ensemble is de commissie kritisch. Zij geeft geen prioriteit aan de plannen voor de grote zaal omdat zij deze te weinig complementair acht aan wat zich in de basisinfrastructuur ontwikkelt. Wel acht zij een financiële impuls voor de opera-ambities gerechtvaardigd. De commissie adviseert om O.T. op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
1.567.414
Geadviseerd
1.200.000
Toegekend
1.260.702
O.T. ontvangt momenteel subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling O.T. wordt geleid door gerespecteerde makers, die regelmatig belangwekkende producties de wereld inbrengen, nog steeds ambitieus zijn en een oprechte interesse tonen in de Arabische cultuur. De commissie vindt het meerkantige artistieke profiel van het gezelschap interessant en denkt dat O.T. een goede weg gevonden heeft om zich gedifferentieerd te positioneren en profileren. Het eigen theaterhuis beschouwt zij als een aanwinst voor de lokale en landelijke infrastructuur. In het beleidsplan 2005-2008 geeft O.T. op heldere en samenhangende wijze zijn toekomstvisie weer. De commissie juicht het toe dat O.T. zich nadrukkelijker richt op in- en doorstroming, maar verbaast zich over het feit dat het nieuwe jonge ensemble zonder enige vernoeming van acteurs gelanceerd wordt. Omdat deze beleidswending toch een plotselinge breuk met de geschiedenis van O.T. betekent, is een inhoudelijke motivering wenselijk. Deze wordt node gemist. De artistieke generatiekloof tussen leiding en ensemble, die door deze wending ontstaat, wordt ook niet in relatie gebracht tot een eventueel andere repertoirekeuze of werkwijze, die de signatuur van het gezelschap mogelijk zal veranderen. De constructie om aan deze wending een opvolgingstraject te koppelen komt op de commissie geforceerd over. Dat het jonge ensemble op basis van de samenstelling en in samenwerking met de afdeling educatie voor de lokale interculturele dwarsverbanden moet gaan zorgen, lijkt een interessant experiment. De commissie vindt dit in het plan echter nog niet concreet uitgewerkt. Omdat O.T. zich werkelijk wenst te onderscheiden van gezelschappen die inmiddels tot de basisinfrastructuur behoren, of daaraan minstens complementair wil en moet zijn, vindt de
122 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
931.968
Gevraagd
123 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Parels voor de Zwijnen
Stichting Parels voor de Zwijnen Inleiding Parels voor de Zwijnen (Parels) is een klein, in Amsterdam gevestigd theatergezelschap geleid door Saskia Huybrechtse. Parels werkt doorgaans met een combinatie van professionele en niet-professionele spelers. De instelling omschrijft haar voorstellingen als nieuwerwetse volksstukken over kleine personages met een grote tragiek. Parels vindt haar thematiek in het gewone leven, dat ’te mooi is om aan voorbij te gaan’. Parels is van mening dat je maatschappelijke structuren blootlegt door te focussen op het ‘normale’ leven. Op die manier wil Parels de transformatieprocessen van ons land laten zien. De voorstellingen van Parels komen tot stand na een uitgebreid vooronderzoek, gevolgd door een intensief improvisatieproces. Saskia Huybrechtse schrijft de teksten zelf op basis van de improvisaties, aangevuld met autobiografisch en fictief materiaal. Zij blijft dicht bij de authenticiteit van de spelers. Saskia Huyrechtse wil zich de komende jaren meer gaan concentreren op haar taak als artistiek leider. Zij zal, zo schrijft zij in het beleidsplan, minder zelf regisseren maar vooral de artistieke lijnen uitzetten en de inhoudelijke kaders voor de realisatie van de producties vormgeven. Inhoudelijk vindt er nog een aantal verschuivingen plaats: in de thematiek van de voorstellingen, in de bronteksten en in de casting. Parels speelt niet op een podium maar tussen het publiek, dat zo onderdeel en deelgenoot is van de handeling. Parels werkt samen met festival Over het IJ, Noorderpark, De Harmonie, Pand Noord en M-Lab. Ze wil in de verdere toekomst, 2012-2016, een laboratorium ‘kunst en samenleving’ inrichten, waarin ze kennis en ervaring over kan dragen op een nieuwe generatie theatermakers. Parels gaat in de periode 2009-2012 4 theatervoorstellingen maken die naar verwachting elk 30 keer worden gespeeld voor in totaal 5.750 bezoekers. Parels vraagt aan het Fonds € 212.827 subsidie per jaar.
gebrekkig onderbouwd. Ook de motivering van Parels’ inhoudelijke keuzes, zoals die voor de gastregisseurs, is onvoldoende. Het beleidsplan verschaft geen inzicht in de verdere ontwikkeling van de artistieke profilering van de groep. De commissie is derhalve niet overtuigd dat door de beschreven veranderingen de beoogde verdieping en artistieke meerwaarde ontstaat. Conclusie en advies De commissie is van mening dat de beleidsvoornemens die Parels in haar plan voor de periode 2009-2012 aankondigt het artistiek profiel van de groep teveel wijzigen. Het plan geeft onvoldoende vertrouwen dat de wijzigingen doordacht ingevoerd worden en tot een artistieke meerwaarde leiden. De commissie adviseert om Parels voor de Zwijnen niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Parels ontvangt geen subsidie in het kader van de Cultuurnota. Sinds 2002 heeft Parels incidenteel subsidieaanvragen gehonoreerd gezien door het voormalige FAPK. Beoordeling De commissie is niet positief over de in het plan beschreven ontwikkelingen en veranderingen in de werkwijze van Parels voor de Zwijnen. De projecten van Parels hebben zich tot nu toe onderscheiden dankzij een duidelijk persoonlijk stempel van Saskia Huybrechtse als bedenker en maker. Tevens vormde de zoektocht naar en de dramatisering van authentieke verhalen een belangrijke basis van het werk, dat in samenwerking tussen professionals en amateurs tot stand kwam. Op al die terreinen worden veranderingen aangekondigd en doorgevoerd: Huybrechtse regisseert voorlopig zelf niet, de toekomstige voorstellingen worden deels op bestaande teksten gebaseerd en vaker door professionele acteurs gespeeld. De commissie vindt dat de aanvrager zich onvoldoende rekenschap geeft van de (artistieke) implicaties van deze ontwikkelingen. Het beleidsplan gaat niet in op de beweegredenen achter deze vorm van koerswijziging, zodat de commissie daarover in het duister tast. Met name de keuze zich voortaan op bestaande teksten te baseren en relatief meer met professionele acteurs te werken, lijkt op gespannen voet te staan met de oorspronkelijke community-arts benadering van Parels, die veel dichter op de huid van de mensen in de wijk zat. Het werk verkreeg zijn authenticiteit en zeggingskracht juist in die spontane, semi-professionele context, die nu verlaten wordt. De alternatieve plannen staan nog aan het begin van de ontwikkelingsfase en worden
124 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 212.827
125 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
PeerGrouP
Stichting PeerGrouP Inleiding De PeerGrouP is een locatietheatergezelschap, opgericht in 2000 en gevestigd in Veenhuizen. De artistieke kern bestaat uit Sjoerd Wagenaar (artistiek leider), Elles Kiers en Henry Alles. Vanaf 2009 gaat Floris van Delft als regisseur en sparringpartner deel uit maken van de artistieke kern. De PeerGrouP voelt een diepe verbondenheid met het leven en werken op het platteland. Het gezelschap werkt graag in situ, vanuit wat de locatie te bieden heeft. Het werk van De PeerGrouP bevindt zich op het snijvlak van verschillende disciplines. Het gezelschap probeert verbindingen te leggen met mensen uit de directe omgeving en past ideeën en methoden uit de community art toe. In de voorstellingen spelen met regelmaat naast professionals ook amateurs mee. Het publiek wordt op een actieve manier betrokken bij de voorstellingen. Het visuele aspect speelt in en om de voorstellingen heen een belangrijke rol. In de artistieke kern is beeldende kunst sterk vertegenwoordigd. Bij het werk van kookkunstenares Elles Kiers speelt niet alleen de zintuiglijke ervaring een rol maar ook de sociale impact van het gezamenlijk eten. De PeerGrouP is naar eigen zeggen in de huidige periode gegroeid. Inmiddels zijn er drie onderdelen met een eigen doel en werkwijze: de Mobiele Theaterwerkplaats PeerJonG en de Afleiding. In 2009 zal de Mobiele Werkplaats in Giethoorn geplaatst worden om op zoek te gaan naar het Giethoorn uit de film ‘Fanfare’ van Bert Haanstra. PeerJonG bestaat onder andere uit een jongerengroep (15-21 jaar) die een jaarprogramma draait en twee jongerenvoorstellingen ontwikkelt en een educatieve dienst. De Afleiding vormt een kenniscentrum voor locatietheater en is bedoeld voor ervaren theatermakers die zich willen specialiseren op het gebied van locatietheater. Onder de noemer research en development maakt de artistieke kern ruimte voor theatraal onderzoek. Jaarlijks wordt één project gedaan met een korte werkperiode en met aandacht voor experiment en het zoeken naar de grenzen van het theatrale. De PeerGrouP wil jaarlijks acht producties/projecten maken. Jaarlijks wordt één grote voorstelling in coproductie gemaakt. Afspraken daaromtrent zijn al gemaakt met Firma Rieks Swarte en zijn in voorbereiding met het Noord Nederlands Orkest. Verder gaat De PeerGrouP de komende jaren wellicht met het NNT en Tryater coproduceren. Samenwerking op kleinere regionale schaal vindt plaats onder de naam Station Noord. In 2009 organiseert het gezelschap Northern Stage in Newcastle een festival met site specific theatre waar de PeerGrouP met het ‘Noabersproject’ optreedt. Met John Malpede van het Los Angeles Poverty Department (LAPD) bereidt de groep een project voor dat zich deels in de VS afspeelt en deels in Nederland. De PeerGrouP vraagt extra subsidie voor uitbreiding van het artistieke team, aanstelling van een vaste productieleider en een vaste pr-medewerker en om de onderdelen ‘PeerJonG’ en ‘De Afleiding’ te continueren. De PeerGrouP vraagt € 375.000 per jaar aan bij het NFPK+. De PeerGrouP ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008.
simpel en effectief en past erg goed bij de inhoudelijke uitgangspunten van de groep. De commissie is van mening dat de betrokkenheid van de lokale bevolking er zeker door vergroot kan worden en denkt dat de community art benadering van de PeerGrouP zo een extra dimensie krijgt. Volgens de commissie heeft de PeerGrouP een belangrijke functie in de regionale culturele infrastructuur. Bovendien levert de aanvrager een bijdrage aan een evenwichtigere geografische spreiding van standplaatsen van podiumkunstinstellingen over heel Nederland. De commissie geeft geen prioriteit aan het onderdeel talentontwikkeling bij ‘Peerjong’. Subsidiëring van talentontwikkeling, ook op het gebied van locatietheater, zal plaats vinden binnen de basisinfrastructuur. De commissie is van mening dat de relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling voldoende tot uiting komt in de aanvraag. De PeerGrouP vormt zelf de schakels in de keten door het werken op locatie. Het beleidsplan geeft tevens blijk van strategische samenwerkingsverbanden. Zo worden jongerenvoorstellingen uitgezet via de netwerken van Kunst en Cultuur Drenthe en CJP. Schoolvoorstellingen worden aangeboden via Frontaal Theaterbureau. De PeerGrouP gaat coproducties aan met gezelschappen die duidelijk een eigen publiek hebben opgebouwd. De groep zorgt ervoor dat locatievoorstellingen worden aangeboden via schouwburgen, die vervolgens hun vaste publiek uitnodigen iets unieks buiten de schouwburg te zien. De PeerGrouP heeft daarover al gesprekken gevoerd met de Harmonie in Leeuwarden en in 2008 vinden gesprekken plaats met de Groningse Stadsschouwburg en Theater de Kolk in Assen. De PeerGrouP deelt het financiële risico van de grote jaarlijkse coproductie met de coproducent, die de groep bovendien in contact brengt met nieuw publiek. Ook door het werken op steeds andere locaties, bouwt het gezelschap op tal van plaatsen aan een bescheiden netwerk van geïnteresseerden. Het educatieve aanbod en het maken van voorstellingen voor en door jongeren spelen eveneens een belangrijke rol bij het vergroten van bereik en het ontwikkelen van nieuw jong publiek. De commissie vindt deze manier van werken en organiseren getuigen van goed cultureel ondernemerschap. Zij tekent echter ook aan dat de groep, door de explosieve groei die men voor ogen heeft, een te zwaar beroep doet op subsidies. In dat opzicht moet De PeerGrouP meer werk maken van het ondernemerschap. De commissie is van mening dat het voorgenomen ‘Noabersproject’ op het festival in Newcastle in 2009 geen prioriteit heeft. Het is een eenmalige gebeurtenis die daarom niet onder de noemer internationalisering geschaard kan worden. Conclusie en advies Het oordeel van de commissie over de subsidieaanvraag van De PeerGrouP is gezien de artistieke prestaties positief. Ook heeft de commissie vertrouwen in de functionele kwaliteit van de instelling. Daarom adviseert zij De PeerGrouP op te nemen in de Regeling Vierjarige Podiumkunstinstellingen 2009-2012 en het subsidiebedrag te verhogen ter versterking van haar structurele activiteiten. De commissie geeft geen prioriteit aan de internationale plannen en de voornemens ten aanzien van talentontwikkeling. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
208.450
Gevraagd
375.000
Geadviseerd
300.000
Toegekend
313.964
Beoordeling De commissie is positief over de aanvraag van de PeerGrouP. De locatieproducties met hun regionale thema’s leveren een belangrijke bijdrage aan de diversiteit van het Nederlandse podiumkunstenlandschap. Ook binnen het locatietheater neemt de PeerGrouP een eigen plek in. De commissie verwacht dat de uitbreiding van het artistieke team met Floris van Delft en de plannen voor coproducties een artistieke meerwaarde opleveren. Het concept van De Mobiele Theaterwerkplaats, waarmee de groep tijdelijk neerstrijkt op een locatie, is
126 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
127 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Powerboat
Stichting Powerboat Inleiding Powerboat is opgericht in 2001 door actrice en theatermaker Fokka Deelen en ontwerper Bas Kortmann. In het beleidsplan 2009-2012 omschrijft Powerboat haar voorstellingen ondermeer als ‘hyper-actueel’ en de gekozen theatervorm ‘interactivistisch’. Powerboat wil sociale onderwerpen aankaarten en aanzetten tot reflectie en actie. Het publiek fungeert daarbij als coproducent. Powerboat kwalificeert zichzelf in eerste instantie als een experimenteel theatergezelschap. Het experiment richt zich primair op het ontwikkelen van nieuwe theatervormen en een andere, directe relatie tot bezoekers. Volgens de groep is die ontwikkeling de komende jaren essentieel voor het vitaal houden van de theatersector. Powerboat benadrukt dat experiment en toegankelijkheid hand in hand kunnen gaan. Powerboat kiest voor ‘ontmoetingen’ als overkoepelend hoofdthema in de komende jaren. Subthema’s zijn ‘sporen’, ‘liefde’ en ‘de ander’. De groep wil mensen en disciplines verbinden door middel van tijdelijke samenwerkingen met kunstinstellingen, onderwijsinstellingen en verschillende collega-makers. De komende vier jaar ligt de nadruk op het verder ontwikkelen van artistieke kracht, door spelers op te leiden in workshops (Powerstudio’s) en het doorontwikkelen van inhoudelijke kracht, door met creatieven en onderzoekers samen te werken (Theaterlaboratorium). De groep streeft ernaar om een ensemble op freelancebasis op te bouwen, aangevuld met specialisten. Powerboat wil vier grote voorstellingen maken met meer ruimte voor samenwerking en onderzoek. Vanuit financiële overwegingen en omwille van artistieke groeimogelijkheden onderzoekt de groep bij elk project de mogelijkheden van een coproductie, maar zij gaat ervan uit dat zij zelfstandig produceert. Powerboat wil groeien van 35 naar 55 voorstellingen per jaar, waarvan 20 in Rotterdam. Powerboat vraagt aan het NFPK+ een subsidie van € 80.000 per jaar. In de begroting gaat ze tevens uit van continuering (en verhoging) van de gemeentelijke subsidie van € 160.000.
torium en een cursusaanbod professioneel ervaringstheater waarmee ze andere spelers en makers wil bereiken. Ook op dit punt is het plan, naar de mening van de commissie, echter onvoldoende concreet wat betreft de uitwerking en het beoogde resultaat. Bovendien is Powerboat zelf nog zo zoekende, dat kennisoverdracht nauwelijks op zijn plaats is. Conclusie en advies Het experimentele ervaringstheater van Powerboat kent een sterk theoretische benadering, die echter in opzet en uitwerking zwak is. De directe impact van het zogenaamde ‘interactivisme’ op de ontwikkeling van de podiumkunsten, in het bijzonder het ervaringstheater, beschouwt de commissie als marginaal. De artistieke kwaliteit van zowel het activiteitenplan als de voorstellingen beoordeelt de commissie als onvoldoende. Op grond van deze bemerkingen adviseert de commissie om Powerboat niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Powerboat heeft geen aanvraag ingediend voor een subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Bij het voormalige FAPK is in de afgelopen jaren incidenteel projectsubsidie aangevraagd, maar deze zijn niet gehonoreerd. Beoordeling Het activiteitenplan van Powerboat is naar het oordeel van de commissie vooral een beschrijving van experimenten, omwille van het experimenteren zelf. Het valt de commissie op dat Powerboat niet duidelijk is over de wijze waarop zij experimenten uitvoert, noch in (project)plannen noch in een lijstje met ‘gedroomde’ onderzoeksvragen. De commissie mist bij de verschillende thema’s een helder geformuleerde onderzoeksvraag en een beargumenteerde keuze voor een onderzoeksmethode. Juist van een groep die zichzelf als specialist in experimenteel ervaringstheater beschouwt, zou een degelijke en uitgekristalliseerde aanpak verwacht mogen worden. Op basis van de tot nu toe gerealiseerde projecten, is de commissie er niet van overtuigd dat het werk van Powerboat voldoende belangwekkend of aanvullend is voor de ontwikkeling van het Nederlandse theater in het algemeen en deze vorm van ervaringstheater in het bijzonder. De sterk theoretische benadering wordt onvoldoende vertaald naar een theatraal interessante ervaring of wisselwerking. Het ‘interactivisme’ levert weinig aantoonbare meerwaarde op. De commissie is dan ook negatief over de artistieke kwaliteit van de voorstellingen Het plan legt een accent op de overdracht van de eigen ervaringen en onderzoeksresultaten. De groep zet in op talentontwikkeling door het initiëren en inrichten van een theaterlabora-
128 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 80.000
129 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
PTa - Platform Theaterauteurs
Stichting Platform Onafhankelijke Theaterauteurs Inleiding Platform Onafhankelijke Theaterauteurs (PTa) is in 2002 opgericht voor en door toneelschrijvers. Artistiek leider is Marian Boyer. Overige medewerkers zijn de dramaturgen Ditte Pelgrom, Sandra Tromp Meesters en Joris van der Meer, productieleider Ricky Middendorp en zakelijk leider Gerard Kogelman. Het Platform Theaterauteurs noemt zich in de aanvraag hèt productiehuis voor de hedendaagse theatertekst. Het richt zich specifiek op veelbelovende en gevestigde schrijvers zonder vaste groep of productiekern. PTa biedt hun een vaste plek met een toepasselijk testprogramma, dat voor meerdere jaren wordt aangeboden. Hieruit komen nieuwe, uitgebreid beproefde theaterteksten voort, die worden afgezet bij passende productiepartners. PTa schetst de werkwijze als volgt. Startpunt is het verlenen van een vrije schrijfopdracht die in huis bij PTa wordt ontwikkeld. Na succesvolle afronding wordt het stuk in productie genomen bij externe productiekernen en gezelschappen. Als de opdrachtfase afgesloten is, blijft het PTa-programma voor de schrijver beschikbaar, zowel inhoudelijk als praktisch. Ook kan een voortgezette samenwerking worden vertaald in een vervolgopdracht. Waar in andere kernen de schrijver wordt ‘besteld’, bestelt de Platform-schrijver zelf het veld dat nodig is om zijn ideeën theatraal te verwezenlijken. Het PTa stelt zich ten doel te zorgen voor maatwerk in talentontwikkeling, gericht op kwaliteitsverhoging; contact tussen schrijvers onderling en andere makers; maatwerk tussen schrijvers en afnemers; kennisverdieping, -toetsing en -verbreding; vergroting van de speelruimte van schrijvers in de Nederlandse theaterpraktijk; vergroting van hun afzetgebied door internationale samenwerkingen; praktische bijdragen aan de culturele en maatschappelijke dialoog. Een en ander wordt vertaald naar een waaier van activiteiten zoals schrijfopdrachten inclusief begeleiding, leesdagen, proefweken, workshops, De Toneelschrijfdagen en het project Schrijf je stad. PTa heeft, naar eigen zeggen, in de wildgroei van nieuw Nederlands repertoire een structurerende, stimulerende en samenbindende taak op zich genomen. Het Platform Onafhankelijke Theaterauteurs vraagt structureel € 121.000 aan NFPK+.
Verder bespeurt de commissie een aantal lacunes in het plan. PTa maakt niet voldoende helder welke visie zij heeft op (de essentie van) toneelschrijven en evenmin hoe zij haar structurerende, stimulerende en samenbindende taak ziet binnen het geheel van toneelschrijfinitiatieven en het huidige repertoire- aanbod. Conclusie en advies De talentontwikkeling van theaterauteurs is een taak die primair en structureel ondergebracht is in de basisinfrastructuur. Voor de productie van nieuw Nederlands repertoire nemen zowel door het Fonds gesubsidieerde instellingen als de productiehuizen, stadsgezelschappen en cultuurfondsen in de basisinfrastructuur hun verantwoordelijkheid. De commissie adviseert dan ook om het Platform Onafhankelijke Theaterauteurs niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Het Platform Onafhankelijke Theaterauteurs is de afgelopen periode incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling De commissie acht de ontwikkeling van nieuwe Nederlandse theaterteksten van groot belang. Zij heeft waardering voor het initiatief en de werkzaamheden van Platform Onafhankelijke Theaterauteurs. Het niveau van de artistieke begeleiding bij de ontwikkeling van nieuwe theaterteksten is vertrouwenwekkend. Met de invoering van de nieuwe subsidiesystematiek is onder andere de talentontwikkeling van toneelschrijvers ondergebracht in de productiehuizen van de basisinfrastructuur. De Nederlandse toneelschrijfkunst en de praktijk die daar aan verbonden is, zijn naar het oordeel van de commissie verder ook gewaarborgd bij diverse zogenaamde stadsgezelschappen en cultuurfondsen van de basisinfrastructuur en bij diverse instellingen die het Fonds toelaat tot de vierjarige subsidieregeling. De commissie acht het om voornoemde beleidsredenen en in het kader van de regeling ongewenst een productiehuis voor hedendaagse theaterteksten te subsidiëren. De commissie raadt PTa aan samenwerking te zoeken met instellingen uit de basisinfrastructuur.
130 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 121.000
131 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Schweigman &
Stichting Stuim Inleiding Stichting Stuim is opgericht in 2006 om het werk van performer en maker Boukje Schweigman een vaste plaats in het theaterbestel te geven. Sinds haar afstudeervoorstelling ‘Benen’ in 2003 heeft Boukje Schweigman in vier jaar tijd elf voorstellingen gemaakt. Afwisselend als (solo)performer en als regisseur ging zij daarbij vruchtbare samenwerkingsverbanden aan, zowel met kunstenaars en performers van haar eigen generatie als met gevestigde namen uit diverse disciplines. Schweigman heeft diverse voorstellingen op locatie gemaakt voor zomerfestivals en theaters. Inmiddels begint haar werk ook in het buitenland naam te maken, getuige de succesvolle tournee van ‘Wervel’ in 2007 door het Midden-Oosten. Schweigman zegt ernaar te streven haar publiek ontvankelijk te maken door het stimuleren van verwondering en door het creëren van een fysieke ervaring. Livemuziek speelt in haar voorstellingen een grote rol. Tempo, ritme en dynamiek zijn bepalende elementen. Naar eigen zeggen is Schweigman recentelijk zeer geïnspireerd door andere culturen en door de ontmoetingen daarmee. Zij ziet theater als een manier van bruggen bouwen, omdat het appelleert aan een universele laag van beleving die voorbij taal en cultuur gaat. Zij gaat in de komende periode op zoek naar de wisselwerking tussen het universeel menselijke (het hebben van een lichaam, pijn, angst en verlangen naar liefde), het cultureel bepaalde (waarden, normen en omgangsvormen) en het hoogstpersoonlijk individuele. De komende jaren zet Schweigman de samenwerking voort met onder anderen de vormgevers Theun Mosk en Kim Arntzen, spelers Toon Kuijpers, Ibelissa Guardia en Jaap Flier, muzikanten Jelte van Andel, Karim Eharruyen, Louis Lanzing en Paul Koek, en dramaturg Bas van Peijpe. Daarnaast zoekt zij nieuwe input van nieuwe mensen, om zo haar theatertaal te blijven ontwikkelen. In samenwerking met De Veenfabriek start Schweigman in 2009 met het meerjarige project Onze Stad. De eerste drie edities daarvan staan in het teken van het onderzoek naar verhalen, locaties en theatraal diner. In het vierde jaar worden deze drie elementen samengebracht. Het plan gaat uit van vier grotere voorstellingen, waarvan twee op locatie en twee in het vlakkevloercircuit. Ook voorziet het in een museale installatie, twee tournees in het Verre- en het Midden-Oosten of Zuid-Amerika, en twee workshops in het buitenland, waarvan één waarschijnlijk in Iran. Samen met andere groepen, Het Veemtheater en Theaterzaken Via Rudolphi is Stuim betrokken bij de ontwikkeling van het Werkhuis voor de Mime. Bestaande contacten met festivals en nationale en internationale podia worden bestendigd en/of uitgebouwd. Vanaf 2008 worden alle voorstellingen onder de noemer ‘Schweigman&’ uitgebracht.
De commissie stelt vragen bij de grote hoeveelheid activiteiten die Schweigman wil ontplooien en spreekt haar voorkeur uit voor een concentratie op kwaliteit boven kwantiteit. Internationalisering en interculturele nieuwsgierigheid maken op natuurlijke wijze onderdeel uit van de keuzerichting van Schweigman. De plannen voor de voortzetting en uitbreiding van het spelen in het Midden-Oosten zijn realistisch en haalbaar beschreven. De plannen voor een andere internationale tournee zijn echter nog weinig concreet. De commissie ziet de samenwerking met Theaterzaken Via Rudolphi als vertrouwenwekkend. De voornemens ten aanzien van het vergroten van het publieksbereik zijn realistisch en bouwen voort op de verworvenheden van de afgelopen jaren. De commissie is positief over het voornemen ouder en recent werk te tonen in minifestivals. Conclusie en advies Boukje Schweigman heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld tot een productieve en interessante performer en regisseur. De commissie adviseert Schweigman de productie enigszins te beperken en heeft, mede door de gedreven, heldere plannen, vertrouwen in de kwaliteit van het toekomstige werk van Schweigman en haar ontwikkelingspotentie. De commissie adviseert om Stuim (Schweigman&) op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd
406.987
Geadviseerd
350.000
Toegekend
367.674
Stuim heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd en werd in de afgelopen periode incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Stuim vraagt jaarlijks € 406.987 aan het NFPK+. Beoordeling Boukje Schweigman heeft in de afgelopen jaren naar het oordeel van de commissie geslaagde producties gemaakt met een herkenbaar, eigen idioom; gelaagd theater met een bewust langzame hartenklop. De maakster toont veel ambitie en heeft zich snel ontwikkeld. Alles wijst op het ontstaan van een interessant oeuvre. De aanvraag is helder in analyse en reflectie. De commissie oordeelt positief over de plannen en over de keuze van de makers waarmee Schweigman gaat werken. Ook de overige partners en contacten wekken vertrouwen.
132 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
133 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Speeltheater Holland
Stichting Speeltheater Holland Inleiding Speeltheater Holland werd ruim dertig jaar geleden opgericht en is gevestigd in Edam. De artistieke leiding is in handen van Onny Huisink en Saskia Janse. Margreet Jongens is zakelijk leider. Het gezelschap maakt middelgrotezaalvoorstellingen voor kinderen in de leeftijd van vier tot twaalf jaar. De voorstellingen zijn multidisciplinair, waarbij het poppenspel een centrale rol speelt. De keuze voor vormgeving, poppenspeltechniek en speelstijl wordt bij elke productie bepaald door thematiek en inhoud. Alle decors, poppen en rekwisieten worden in eigen huis ontworpen en uitgevoerd. Speeltheater Holland heeft een eigen theater in Edam waar zowel school- als vrije voorstellingen gespeeld worden. Naast het maken van voorstellingen wil Speeltheater Holland werken aan de kwaliteitsverbetering van poppentheatermakers en -spelers. Speeltheater Holland coacht en begeleidt jonge spelers en regisseurs en wil jonge poppenspelers afkomstig van een productiehuis een plaats bieden. Ook gaat zij in de komende jaren zelf talent scouten en koesteren en reserveert daarvoor tijd, geld en ruimte. Speeltheater Holland heeft contacten met het Ostadetheater en theater Bellevue. Deze theaters bieden veel aandacht aan jonge poppentheatermakers en zijn als speelplek interessant. Verder wil zij samenwerken met het LAB en het Veem theater. Ten slotte gaat zij in gesprek met de Toneelscholen in Maastricht en Arnhem over de mogelijkheid poppenspel een onderdeel of keuzevak te laten worden in het leerplan. In de komende jaren staat een tournee gepland in de Verenigde Staten en Canada. In het kader van het samenwerkingsverband met als werktitel ‘Connecting Stories’ werkt Speeltheater Holland met jeugdtheatermakers uit Nederland, de Verenigde Staten en het MiddenOosten. In de komende periode hopen de makers met dit project tot één of meerdere producties of zelfs tot een festival te komen. Speeltheater Holland maakt jaarlijks één tot twee nieuwe producties en met regelmaat locatievoorstellingen. De voorstellingen spelen in Nederland, Vlaanderen en het buitenland. Het gezelschap vraagt extra subsidie voor het begeleiden van jong talent, voor een tournee door de Verenigde Staten en Canada, om meer aandacht te kunnen besteden aan publiciteit en om extra tijd te kunnen uittrekken voor nevenactiviteiten bij een aantal vaste theaters in de regio. Speeltheater Holland vraagt € 614.325 subsidie bij het NFPK+ .
infrastructuur. Daarbij is er sprake van een substantiële bijdrage van de provinciale overheid. De commissie vindt dat Speeltheater Holland voldoende inspanningen levert om bestaand publiek te bereiken en nieuw publiek te trekken. Conclusie en advies De commissie is enthousiast over Speeltheater Holland gezien de artistieke prestaties en de bewezen meerwaarde voor het genre. Ook heeft de commissie vertrouwen in de functionele kwaliteit van de instelling. De commissie adviseert Speeltheater Holland op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 en het huidige subsidiebedrag te verhogen ter versterking van haar structurele activiteiten. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
493.492
Gevraagd
614.325
Geadviseerd
612.500
Toegekend
644.661
Speeltheater Holland ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 en van de provincie Noord- Holland. Beoordeling De commissie heeft veel waardering voor de hoge kwaliteit en het vakmanschap van de voorstellingen van Speeltheater Holland. Het gezelschap neemt een centrale positie in binnen het poppen- en objecttheater en zorgt voor hoogstaand aanbod. De commissie is tevens onder de indruk van de professionele wijze waarop Speeltheater Holland een bredere verantwoordelijkheid voor het genre op zich neemt door niet alleen jonge spelers te begeleiden maar tevens aandacht te besteden aan de vorming van regisseurs en makers, nadat zij een traject bij een productiehuis hebben doorlopen. De groep is tevens een sterke representant van het genre in het buitenland. Ze beschikt over een fijnmazig en solide netwerk en voert als een van de weinige gezelschappen een duurzaam internationaal beleid. De commissie is van mening dat de relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling voldoende tot uiting komt in de aanvraag. Inmiddels heeft Speeltheater Holland een belangrijke functie in de regionale, nationale en internationale culturele
134 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
135 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Suver Nuver
Stichting Suver Nuver Inleiding Suver Nuver, opgericht in 1987, is een Amsterdamse mimegroep waarvan Peer van den Berg, Dette Glashouwer en Henk Zwart gezamenlijk de artistieke leiding vormen. Marie-Anne Rudolphi van Theaterzaken Via Rudolphi (TVR) is de zakelijk leider. Het gezelschap maakt gebruik van meerdere regisseurs waar een consistente relatie mee wordt opgebouwd. In de huidige cultuurnotaperiode heeft Suver Nuver gewerkt met Ola Mafalaani, Moniek Merkx, Gerardjan Rijnders, Maarten Lok, Jetse Batelaan, Alix Adams en Titus Tiel Groenestege. “…Suver Nuver’s werk is altijd anders. Bizar theater dat ontroert en aan het denken zet. Ongepolijst maar gedetailleerd. Toevallig zijn Peer, Henk en Dette drie Friezen die gebruik maken van hun gemeenschappelijke afkomst, de taal, de benauwdheid en het calvinistische...” In de toekomst wil de groep nieuwe samenwerkingsverbanden initiëren en bestaande continueren, naast het ondernemen van multiculturele ontmoetingen. Theater maken met ‘anderen’ vindt de groep van wezenlijk belang voor het wederzijds begrip over afkomst, cultuur en humor. Suver Nuver consolideert de komende jaren het maken van voorstellingen voor de vlakkevloertheaters en gaat een alliantie aan met Theater Bellevue. Voorts plant Suver Nuver enkele locatie- en zomerfestivalvoorstellingen. ‘Snoah’s’ (Suver Nuver Ontvangt Aan Huis) zijn voorstellingen die worden voorbereid via laboratoriumprojecten. Tevens is Suver Nuver samen met het Veem theater en de andere mimegroepen van Theaterzaken Via Rudolphi betrokken bij het ‘Werkhuis voor de Mime’. “Door de bundeling van de verschillende functies van de deelnemende partners (werkplaats, productiehuis, producentschap, gezelschap/theatermaker, podium, impresariaat, deskundigheidsbevordering, educatie e.d.) in één pand ontstaat een broedplaatsachtige setting, waar groepen autonoom kunnen werken en functioneren terwijl er tegelijkertijd een stimulerende omgeving heerst voor het aangaan van onderlinge samenwerking.” Voor de totstandkoming van het Huis van de Mime wordt gezocht naar een passende nieuwe locatie, waarvoor een subsidieaanvraag bij het AFK is ingediend. Suver Nuver vraagt bij het Fonds op jaarbasis € 485.000 aan voor circa 2 producties met totaal 90 voorstellingen met een verwacht bereik van 11.000 toeschouwers.
Conclusie en advies De commissie constateert bij Suver Nuver artistieke stilstand en een stagnatie in de samenwerking. Het werk heeft inmiddels veel aan zeggingskracht ingeboet. De Raad heeft zich eerder (in 2000 en 2004) kritisch en vergelijkbaar uitgelaten. Het voorliggende plan wekt te weinig vertrouwen om te kunnen geloven dat Suver Nuver zichzelf opnieuw weet uit te vinden, daarvoor is het teveel op consolidatie van bekende paden gericht. De commissie adviseert Suver Nuver niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
427.987
Gevraagd
485.000
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Suver Nuver ontvangt sinds langere tijd subsidie uit de Cultuurnota. Beoordeling De commissie is, in het verlengde van de kanttekeningen die de Raad voor Cultuur in haar adviezen in 2000 en 2004 plaatste, kritisch over de artistieke ontwikkeling van Suver Nuver in de afgelopen jaren. Zij constateert dat deze ‘punkers onder de mimers’ zichzelf overleefd hebben. De vernieuwende schokgolven die hun werk dikwijls typeerden zijn het afgelopen decennium afgetopt en hebben hun kracht verloren. Daardoor maken de voorstellingen inmiddels een gekende en zelfs gemakzuchtige indruk en valt de beperkte zeggingskracht des te meer op. Helaas komt daar in de periode 2009-2012 weinig voor in de plaats. Het beleidsplan mist overtuigende projecten of een heldere hernieuwde artistieke missie of richting. De lijst van gastregisseurs die de projecten begeleiden maakt een willekeurige indruk en wordt te weinig gemotiveerd vanuit de eigen kracht en artistieke identiteit.
136 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
137 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
’t Barre Land
Stichting ’t Barre Land Inleiding ’t Barre Land is een Utrechts toneelgezelschap dat zichzelf toneelspelersensemble noemt. De kern bestaat uit Floortje Bakkeren, Vincent van den Berg, Margijn Bosch, Florian Diepenbrock, Anouk Driessen, Michiel Johannes Jansen, Peter Kolpa, Ingejan Ligthart Schenk, Martijn Nieuwerf, Simone Scholts en Czeslaw de Wijs. Sinds de eerste voorstelling in 1990 opereert ’t Barre Land als collectief. Beslissingen over repertoire en organisatie worden samen genomen. Het gezelschap heeft een voorliefde voor klassieke, complexe toneelstukken. De leden vertalen en bewerken de meeste stukken zelf. Veel van de voorstellingen van ’t Barre Land blijven op het repertoire. Er wordt aan doorgewerkt en de stukken worden opnieuw getoond als de gelegenheid zich voordoet. Het atelier van ’t Barre Land is de voormalige Snijzaal Diergeneeskunde in Utrecht. Soms spelen de voorstellingen in eigen huis, maar meestal zijn de producties te zien in het vlakkevloercircuit. ’t Barre Land wil zich de komende jaren als een avant-garde gezelschap profileren. In de tijdelijke repertoirevereniging Dertien Rijen werkt ’t Barre Land herhaaldelijk samen met verwante gezelschappen als Dood Paard, Maatschappij Discordia en Cie. Marius. Dertien Rijen neemt voor een periode van enkele weken een schouwburg of toneelzaal ‘in bezit’. Er zijn plannen voor twintig nieuwe stukken in de periode 2009-2012, naast de stukken die al op het repertoire staan. Om de (artistieke) ambities te realiseren wil ’t Barre Land het ensemble uitbreiden met een toneelspeler en de kantoorbezetting uitbreiden met een halve formatieplaats. Het gezelschap zegt behoefte te hebben aan realistische productiebudgetten. ’t Barre Land vraagt € 534.933 bij het NFPK+. ’t Barre Land ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie vindt het voor de veelkleurigheid van het palet van het Nederlandse theater van belang dat het repertoire waarvan ’t Barre land zich bedient, op de Nederlandse podia te zien is. ’t Barre Land neemt binnen het lokale en landelijke theateraanbod een plaats van betekenis in. Na een lastige periode, waarin de geest er een beetje uit leek te zijn, heeft de groep zich enigszins hervonden. De voorstellingen hebben een wisselende spelkwaliteit, maar zijn intellectueel nog steeds prikkelend. Enige tijd geleden heeft de groep enkele gezichtsbepalende leden zien vertrekken. De resterende leden zetten de artistieke koers uit voor de komende jaren. De commissie constateert dat ’t Barre Land in het beleidsplan slechts zijdelings ingaat op deze ingrijpende ontwikkelingen. In het plan is mager uitgewerkt hoe de groep zich anno 2009 als avant-gardegezelschap wil profileren. Bovendien heeft de commissie in het plan geen artistieke motivering aangetroffen voor de wens tot uitbereiding van de groep. De commissie heeft de indruk dat het plan wel in een richting voorziet maar dat de groep zelf nog onvoldoende zicht heeft op een helder collectief doel. Zij vindt het nodig dat ’t Barre Land zich hiervan rekenschap geeft en een doordachte artistieke ontwikkelingsrichting kiest. Verder vindt de commissie dat ’t Barre Land meer aandacht zou moeten besteden aan het publieksbereik. Het is evident dat de groep intieme, geëngageerde voorstellingen maakt waar geen grote mensenmassa’s op af komen. Het plan gaat er daarentegen vanuit dat het publieksbereik met ongeveer de helft zal toenemen, zonder dat de groep daar doordachte strategieën tegenover stelt. De commissie vindt juist dat de groep bij haar specifieke en niet
138 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
eenvoudige repertoirekeuze moet waken voor marginalisering. De commissie is positief over het voornemen van de groep om veel voorstellingen op het repertoire te houden en over de samenwerkingen met verwante gezelschappen. Conclusie en advies De commissie is van oordeel dat ’t Barre land als Utrechts toneelspelersensemble pur sang een geheel eigen plaats inneemt in het theaterbestel. Het beleidsplan geeft aanleiding tot kritiek op de geringe artistieke ontwikkeling en de beperkte zelfreflectie van de groep. Op dit vlak staat ’t Barre Land de komende periode voor de opgave zich te hervinden en te verbeteren. De commissie adviseert ’t Barre land op te nemen in de Vierjarige regeling Podiumkunstinstellingen 2009-2012 en de subsiside te handhaven op huidig niveau. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
456.025
Gevraagd
534.933
Geadviseerd
455.000
Toegekend
478.042
139 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
’t Woud Ensemble
Stichting ’t Woud Ensemble Inleiding ’t Woud Ensemble maakt festival-theatervoorstellingen op binnen- en buitenlocaties, op basis van klassiek toneelrepertoire. De groep werd in 2005 opgericht door Margien van Doesen en Jos van Hulst, van huis uit acteurs maar met een brede belangstelling die verder reikt dan hun eigen professie. ’t Woud Ensemble formuleert als doelen voor de komende jaren: “Publieksvoorstellingen maken op locatie vanuit een optimistisch mens- en wereldbeeld. Professionalisering van de organisatie leidend tot continuïteit. Festivals een structureel aanbod doen van voorstellingen gebaseerd op klassiek toneelrepertoire.” Elke voorstelling moet volgens ’t Woud Ensemble een reflectie zijn op wat zich afspeelt in de samenleving. Om deze verbondenheid extra gestalte te geven wordt voor ieder project inhoudelijk nauw samengewerkt met andere, veelal maatschappelijke organisaties. Per seizoen wordt 1 (zomer)productie ontwikkeld die ongeveer 30 speelbeurten heeft en gemiddeld een kleine 4.000 festivalbezoekers moet trekken. De repertoirekeuze voor de komende jaren is: ‘Maat voor maat’, ‘Woudduivel’, ‘Andorra’ en ‘Wat u wilt’. Enkele van de regisseurs die hier voor gevraagd worden, zijn Jeroen van den Berg, Victoria H. Meirik en Ira Judkovskaja. ’t Woud Ensemble is een strategische en artistieke alliantie aangegaan met Festival Karavaan en beschouwt het Over het IJ Festival als vaste producerende partner. De instelling vraagt een subsidie van € 205.000 per jaar. Tot nu toe werden de plannen gerealiseerd dankzij financiële ondersteuning van het voormalige FAPK. Festival Karavaan en Over het IJ Festival treden tot 2009 op als coproducenten met subsidies van het VSBfonds en stichting DOEN.
Conclusie en advies Hoewel de ideeën van ’t Woud Ensemble in de kern potentie hebben, vindt de commissie het plan en het werk nog onvoldoende getuigen van een eigen artistieke identiteit. De onderbouwing van de repertoirekeuze is zwak en de noodzakelijke inhoudelijke visie op locatietheater of acteren op locatie, ontbreekt. De commissie vindt ’t Woud Ensemble een interessant initiatief maar acht de groep artistiek nog te onvolwassen om voor een vierjarige subsidie in aanmerking te komen. De commissie adviseert ’t Woud Ensemble daarom niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Beoordeling Het artistiek profiel van ’t Woud Ensemble is te weinig uitgesproken. De groep kan bogen op enkele succesvolle zomerproducties maar nog niet op een oeuvre waarvan de oorspronkelijkheid en zeggingskracht de commissie overtuigt. Zij ziet haar oordeel op dit punt geïllustreerd door het plan van de instelling, waarin de artistieke visie oppervlakkig en clichématig onderbouwd is. De beschreven kijk op locatietheater is weliswaar wat specifieker, maar niettemin nog onvoldoende gearticuleerd. Het plan maakt niet inzichtelijk wat de specifieke relatie tussen gekozen stukken en de locatie(s) is of welke theatrale meerwaarde de combinatie van beiden oplevert. De commissie vindt het bovendien opvallend, zeker voor een groep die geleid wordt door acteurs, dat een visie op ‘acteren op locatie’ ontbreekt. De repertoirekeuze vindt de commissie in potentie interessant. Deze kan een inhoudelijke aanvulling betekenen op het zomerfestivalaanbod. De principiële keuze om op basis van verregaande bewerkingen te ensceneren wordt echter onvoldoende toegelicht. Het publieksbereik, geschat op 4.000 toeschouwers op jaarbasis, is te beperkt om nu al als complementair beschouwd te worden ten opzichte van het reguliere schouwburgaanbod, zoals de aanvrager doet.
140 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 205.000
141 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Teatro Luna Blou (Elektra Blou)
Stichting Elektra Blou Inleiding Teatro Luna Blou opende in juni 2003 officieel haar deuren in Willemstad, Curaçao. Norman de Palm is momenteel nog algemeen directeur, maar zal die taak in de komende twee jaar gaan overdragen. Hij is de grote inspirator en grondlegger van dit overzeese initiatief. De doelstelling van teatro Luna Blou luidt: “Het stimuleren en bevorderen van een bloeiend cultureel klimaat op Curaçao; het vergroten van de cultuurparticipatie van de lokale bevolking door middel van creatie en presentatie van een breed cultureel aanbod voor zowel de bewoners als bezoekers van het eilandgebied.” De voedingsbodem voor cultuurbeleving en -participatie op Curaçao is niet ideaal, volgens teatro Luna Blou. Er is een groot gebrek aan culturele infrastructuur. In een dergelijke context moet teatro Luna Blou een brede rol vervullen. Het moet initiëren en produceren, artistiek ontwikkelen en cultureel ondernemen en een basis leggen voor de toekomst door middel van werkplaatsproducties en cultuureducatieve activiteiten. In en vanuit teatro Luna Blou en theaterwerkplaats La Tentashon programmeert het een grote variatie aan kunstdisciplines. Als productiehuis heeft het een concrete producerende rol op het gebied van podiumkunsten en vervult het vanuit de educatieve afdeling een actieve cultuureducatieve functie. Tevens stimuleert het (inter)nationale uitwisseling en ondersteunt het discours en debat over de Antilliaanse cultuur binnen de Caraïbische en Europese context. In haar activiteiten voor de komende jaren onderscheidt Teatro Luna Blou vier taakgebieden: cultuureducatieve activiteiten; een theaterwerkplaats met vier à vijf jaarlijkse producties voor en door Curaçaose jeugd en jongeren en zes jaarlijkse afleveringen van Luna Yen, het open podium; een productiehuis voor de eigen producties en co-producties met theatergezelschappen op Curaçao en van elders; de programmering van het professionele podium in teatro Luna Blou, op het amateurpodium in La Tentashon en elders op het eiland, met lokale, nationale en internationale voorstellingen op het gebied van toneel, hedendaagse dans, muziek, cabaret en artistieke film. Teatro Luna Blou vraagt € 140.000 subsidie aan het Fonds. De gemiddelde output per jaar en het bereik zijn lastig uit de aanvraag af te leiden.
FAPK en Stichting Doen dermate goed aangewend dat het inmiddels een factor van kwalitatieve en kwantitatieve betekenis op de Nederlandse Antillen is geworden. Teatro Luna Blou is met zo’n 40.000 bezoekers per jaar (inclusief schoolvoorstellingen) succesvol te noemen. Om dit succes en de relatief hoge bezettingsgraad te bestendigen en de minder publieksgerichte voorstellingen verder te kunnen ontwikkelen, wil teatro Luna Blou de marketing en communicatie verbeteren en de formatie uitbreiden zodat genoemde kerntaken door professionele medewerkers kunnen worden uitgevoerd in plaats van door stagiaires. De commissie vindt echter, gezien het sterk lokale karakter van de instelling en omdat een aanzienlijk deel van de activiteiten niet binnen de reikwijdte van de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 valt, dat het Fonds niet primair voor deze kosten verantwoordelijk is. Van internationalisering is in de aanvraag geen sprake, maar sommige producties zijn wel op tournee geweest op de andere eilanden van de Nederlandse Antillen en Aruba en in Nederland. De commissie acht het raadzaam als het Fonds samen met het ministerie van OCW en de Raad voor Cultuur bekijkt of uitbreiding van de basisinfrastructuur naar de overzeese gebiedsdelen mogelijk is. Een groot deel van de taken die teatro Luna Blou uitvoert, valt immers in Nederland in de basisinfrastructuur. Conclusie en advies De commissie is overtuigd van het belang van een instelling als teatro Luna Blou op de Nederlandse Antillen en Aruba, waar de lokale culturele infrastructuur nog schraal is en impulsen behoeft. Vanwege dat belang adviseert de commissie om teatro Luna Blou op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 om een specifieke bijdrage te leveren aan de activiteiten voor zover die binnen de regeling vallen. Het gaat daarbij om het (co)produceren en laten reizen van voorstellingen alsmede de deelactiviteiten die binnen La Tentashon plaatsvinden. De subsidie is niet bestemd voor programmering van podiumkunst en film. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
140.000
Geadviseerd
100.000
Toegekend
104.511
Teatro Luna Blou heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd. Zij ontving in de periode 2006-2008 wel een subsidie van het voormalige FAPK. Beoordeling Teatro Luna Blou is een gedreven culturele organisatie die zich vooralsnog in de beginfase van een bredere (lokale) culturele ontginning bevindt. De commissie gelooft in de kwaliteiten van Norman de Palm en vindt zijn vele activiteiten van groot belang voor de culturele infrastructuur op de Nederlandse Antillen (en Aruba). Die lokale culturele infrastructuur is immers nog beperkt, net als het aantal mensen dat professioneel met podiumkunsten bezig is. De commissie constateert dat de activiteiten van teatro Luna Blou een beperkt artistiek doel dienen; zij vervullen primair een brede culturele functie. In het plan ontbreekt een inhoudelijke uitwerking van de rol en het profiel van de beoogd artistiek leider. Er is volgens de commissie eerder sprake van artistieke coördinatie dan van artistiek leiderschap. Bijna alle activiteiten staan nog in het teken van (talent)ontwikkeling, programmering en cultuurparticipatie. De infrastructuur op de Nederlandse Antillen en Aruba is kennelijk zo schraal dat de hele keten onderdak vindt bij teatro Luna Blou. Het initiatief is nog vrij recent, maar heeft de eerder toegekende meerjarige ondersteuning van het voormalige
142 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0
Gevraagd
143 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
The Glasshouse
Stichting The Glasshouse Inleiding The Glasshouse is een theatercollectief van de interdisciplinaire theatermakers Kees Roorda en Catherine Henegan. De zakelijke leiding en verkoop is in handen van Wilma Kuite van Bureau Alles voor de Kunsten. The Glasshouse concentreert zich volgens de aanvraag op de kernbegrippen openheid, vitaliteit, experiment en persoonlijk engagement. De groep wil voorstellingen maken die de schokkende en indringende verhalen van onze tijd vertellen, waarbij de toeschouwer wordt geprikkeld om zich actief te verhouden tot de onmogelijke (re)constructie van het complete ware verhaal. The Glasshouse baseert zich op de rauwe, vitale poëzie van onze samenleving: verhalen over morele dilemma’s en menselijke tekortkomingen. Dit gebeurt altijd vanuit compassie met de worstelende mens die naar erkenning en warmte snakt; de aanvrager noemt de voorstellingen ‘documents humains’. The Glasshouse zegt aan structurele ondersteuning toe te zijn om in vertrouwen en continuïteit te kunnen werken, de artistieke ambities uit te bouwen, duurzamere en verdiepende werkrelaties aan te gaan, het publieksbereik te kunnen vergroten en de organisatie te professionaliseren. De aanvrager wil structurelere relaties aangaan met de theaters. The Glasshouse wordt een van de huisgezelschappen van Theater Bellevue en kan zo een vast hoofdstedelijk publiek opbouwen. Het gezelschap wil inspelen op de ambitie van Bellevue om een jonger publiek te trekken door een avontuurlijk educatief programma aan te bieden. Ruimere financiële mogelijkheden maken de geplande internationale samenwerking met het land van herkomst van Henegan, Zuid-Afrika, meer solide. The Glasshouse realiseert zich dat het wat betreft educatie, marketing en publiciteit nog maar aan het begin staat. Sinds de samenwerking met het Bureau Alles voor de Kunsten is een gemiddelde tournee naar eigen zeggen echter al gegroeid. Het spelen op festivals is een andere manier om nieuw publiek te bereiken. In de komende periode gaat Roorda ieder jaar een nieuwe tekst ontwikkelen voor de middelgrote zaal en uitbrengen bij The Glasshouse. Deze stukken gaan al dan niet in coproductie spelen door het land en zijn voor een groot publiek bedoeld. Daarnaast zal Roorda zich nadrukkelijk bezig houden met het schrijven van opiniërende stukken over theater en maatschappij. Verder is de samenwerking met kunstenaars uit verschillende disciplines één van de pijlers van The Glasshouse: met Theatergroep Space, met Ulrike Quade, dramaturgen Inès Sauer en Cecile Brommer, vormgever Stefano Ododardi, en acteurs Titus Muizelaar, Erik de Vries, Hein van der Heyden, Heidi Arts, Loes Haverkort, Astrid van Eck, Marina Kaptijn en Thomas de Bres. The Glasshouse wil twee producties per jaar uitbrengen in het vlakkevloercircuit, waarvan één in coproductie. De groep vraagt om een jaarlijks bedrag van € 233.251 aan het NFPK+.
moederland, belangrijke facetten aan het gezamenlijke werk toe. Het gezelschap spreidt een consistente artistieke visie tentoon, die in wisselende vormen uitwerking krijgt. Met name door de interdisciplinariteit van het werk is The Glasshouse aanvullend ten opzichte van het landelijke aanbod. De organisatie van The Glasshouse is compact en flexibel. In het begin van haar ontwikkeling werd The Glasshouse ondersteund door Productiehuis Brabant en Huis aan de Werf. De commissie waardeert de samenwerking met Bellevue als een zelfstandige vervolgstap en heeft vertrouwen in de relatie met Alles voor de Kunsten. Niettemin wijst zij er op dat verdere professionalisering van de organisatie intensieve aandacht behoeft. The Glasshouse heeft een vanzelfsprekende aandacht voor culturele diversiteit en sterke internationale mogelijkheden door de banden die het gezelschap heeft met Zuid-Afrika. Conclusie en advies De commissie ziet in The Glasshouse een eigenzinnige groep met een grote (inter)nationale ambitie en potentie. Het gezelschap geeft blijk van een consistente artistieke visie, die wisselende vormen kan aannemen. De groep kan een zinvolle bijdrage leveren aan het interdisciplinaire genre. De commissie adviseert The Glasshouse op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
233.251
Geadviseerd
230.000
Toegekend
241.467
The Glasshouse heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd. Wel werd de groep incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling De commissie is van mening dat The Glasshouse een eigenzinnige groep is die onderdak biedt aan makers met veel potentie en ambitie. Kees Roorda is een sterk toneelschrijver, met persoonlijke, onconventionele ideeën. Binnen het palet van het Nederlandse theater neemt hij een eigen plek in. De commissie is nog niet volledig overtuigd van zijn regisseurscapaciteiten, maar ziet genoeg kansen dat hij die in de komende periode verder zal ontwikkelen. Catharine Henegans bijdragen voegen, dankzij haar beeldtaal en de intense relatie met haar
144 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0
Gevraagd
145 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
The Lunatics
Stichting The Pigthing Inleiding Stichting The Pigthing (The Lunatics) maakt al ongeveer 15 jaar non-verbaal beeldend locatietheater. De groep is formeel gevestigd in Utrecht. Per project verzamelt artistiek leider Koos Hogeweg makers om zich heen. The Lunatics laat zich bij het maken van haar voorstellingen inspireren door de natuur, maatschappelijke thema’s en menselijke hartstochten. The Lunatics wil innovatief theater maken op niet alledaagse plekken, met een zowel nationaal als internationaal draagvlak. In haar aanvraag schrijft ze: “The Lunatics heeft een eigen ‘handtekening’ ontwikkeld door een nieuwe beeldtaal te scheppen in een interdisciplinair proces van makers met uiteenlopende specialismen (bewegingsspel, muziek, licht, kostuum, decor/mobiele objecten) en special effects (water, vuur & lucht).” The Lunatics speelde de afgelopen jaren veel in het buitenland. Sinds 2005 gaat zij internationale samenwerkingsprojecten aan met als doel artistieke uitwisseling te stimuleren en interculturele ervaringen op te doen. In de komende jaren wil The Lunatics zich met coproducties vooral op Europa richten. Uitwisseling en samenwerking zal plaats vinden op basis van gelijkwaardigheid, wederzijdse interesse en gezamenlijke doelstellingen. Doel van The Lunatics is uit te groeien tot een internationaal opererend, toonaangevend beeldend locatietheatergezelschap dat zich kan meten met het beste wat Europa op dat gebied te bieden heeft. Om de ketengedachte te optimaliseren, zal vooral in het begin van de keten geïnvesteerd moeten worden, stelt The Lunatics in haar activiteitenplan. De wijze waarop beeldend locatietheater tot stand komt vereist volgens The Lunatics een bredere vaste kern. “De grootste bedreiging voor The Lunatics in de nabije toekomst is niet het gebrek aan kwaliteit maar het gebrek aan capaciteit. Door de vaste kern uit te breiden met nieuw talent en meer tijd te steken in onderzoek en ontwikkeling kan de groep de kwaliteit consolideren en tegelijkertijd nieuwe kansen om te groeien beter benutten. Innovatie wordt de motor voor een verdere ontwikkeling.” In de komende periode zal The Lunatics vier theater-op-locatievoorstellingen maken, waarvan twee een sterke focus hebben op Europa. Daarnaast staan twaalf zogenoemde Triple F producties op stapel, een nieuw geïntegreerd ontwikkelingsprogramma met als hoofdtaak nieuwe disciplines, nieuwe ideeën en nieuw talent binnen te halen. Gemiddeld speelt The Lunatics tachtig voorstellingen per jaar voor in totaal 36.000 bezoekers. Voor de locatietheatervoorstellingen is The Lunatics in overleg met Stichting Utrechts Landschap en Dienst Landelijk Gebied. Verder wordt samenwerking nagestreefd met de Vrede van Utrecht, Dienst Stadspromotie en de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. The Lunatics vraagt het NFPK+ om structurele ondersteuning van € 365.000 per jaar.
spreken uit de plannen worden onvoldoende weerspiegeld in de actie. Iets dergelijks constateerde ook de Raad voor Cultuur in zijn advies voor de Cultuurnota 2005 – 2008. De zelfreflectie en -kritiek die de groep in het plan verwoordt is helder, maar het tempo waarin eventuele verbeteringen (bijvoorbeeld op dramaturgisch vlak) zich voltrekken is traag. De voorstellingen van The Lunatics zijn soms theatraal spectaculair maar de zeggingskracht en de diepgang die de groep nastreeft, worden via de voorstellingen niet voelbaar. De commissie constateert een gebrek aan vakmanschap en ziet dat als de achilleshiel van de groep. Het meerjarenplan van The Lunatics vermeldt de inzet van meer beeldgerichte dramaturgen, die intensief bij het maakproces betrokken worden. Dit zijn, in de optiek van de commissie, goede voornemens maar de gerealiseerde voorstellingen geven de commissie onvoldoende vertrouwen dat de artistieke kwaliteit van het werk van The Lunatics zich alsnog voorspoedig zal ontwikkelen. Ook de ideeën om de artistieke verdieping en samenhang, door innovatie, onderzoek en experiment, binnen de zogenoemde Triple F activiteiten te organiseren, overtuigen de commissie niet. De doelstellingen van deze activiteiten zijn in algemene termen verwoord en weinig concreet beschreven. Ook is niet duidelijk wat het te verwachten resultaat is en op welke manier ’triple F’ activiteiten hun weg gaan vinden naar de beschreven voorstellingen. Conclusie en advies De commissie stelt vast dat The Lunatics er, ondanks een actieve zoektocht naar verandering en verbetering, al geruime tijd niet in slaagt de kwaliteit en zeggingskracht van de voorstellingen te verbeteren. De zelfanalyse van de groep is scherp, maar haar vakmanschap schiet tekort. De commissie is er niet van overtuigd dat de stappen die The Lunatics in de komende jaren wil zetten, zullen leiden tot noodzakelijke verbeteringen. De commissie adviseert The Lunatics niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 20092012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
205.831
Gevraagd
365.000
Geadviseerd
0
Toegekend
0
The Lunatics ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie erkent dat The Lunatics (inter)nationaal een plek binnen het beeldend locatietheater heeft verworven. De beeldtaal die de groep creëert in een interdisciplinair proces van makers met uiteenlopende specialismen is weliswaar niet uniek maar wel herkenbaar. Ook heeft zij waardering voor de manier waarop The Lunatics de sociale betrokkenheid omzet in creativiteit. ‘Fuel for fools’, noemt de groep het, met gezonde zelfspot. Anderzijds constateert de commissie echter dat het de groep al enige jaren niet lukt om zich artistiek gezien wezenlijk door te ontwikkelen. Tot nu toe ontbreekt het de voorstellingen te vaak aan een goede afstemming tussen beeld en verhaal, tussen theorie en praktijk. De dramatische spanningboog van de voorstellingen is vaak grillig en versnipperd. De grote thema’s die
146 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
147 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Theater Adhoc
Stichting Theater Adhoc Inleiding Theater Adhoc is ontstaan in 1985 en is sinds 2002 gevestigd in Arnhem. Jan van den Berg en Hannie van den Bergh maken deel uit van de kern van het collectief. Theater Adhoc maakt voorstellingen en projecten over actuele ontwikkelingen in de wetenschap, op basis van oorspronkelijk onderzoek en in nauwe samenwerking met wetenschappers uit binnen- en buitenland. Het gezelschap schrijft: “Met de nieuwsgierigheid van een ontdekkingsreiziger, de grondigheid van een wetenschapper, de verbeeldingskracht van een kunstenaar en de empathie van een acteur (danser en muzikant), maken wij actuele, sociaal-wetenschappelijke kwesties op theatrale wijze inzichtelijk en communicatief. Dat doen we onder het motto ‘Reality is too interesting to leave it to the realists’. Als motief formuleert het gezelschap: “Onze keuze voor de combinatie van podiumkunsten, actualiteitsanalyse en wetenschap komt voort uit een fascinatie voor de schoonheid en de troost van het niet-weten.” Het artistieke team van Theater Adhoc is met ingang van januari 2008 uitgebreid met choreografe en danseres JiHyun Youn, componist en zanger Najib Cherradi-Hasseni en multimedia-kunstenaar en digitaalontwerper Yvon Muller. In de komende periode wil Theater Adhoc met dit vaste ensemble werken om in continuïteit haar karakteristieke, interdisciplinaire vormentaal verder te ontwikkelen. Het divers samengestelde ensemble en de variëteit aan disciplines worden, zo schrijft Theater Adhoc, bijeengehouden door de dramaturgie van het LinkTheater. Een redactie van kritisch-betrokken adviseurs houdt een scherp oog op de artistieke ontwikkeling van het werk van de groep. Theater Adhoc wil ook in de periode 2009-2012 voorstellingen creëren waarin actuele, sociaal-wetenschappelijke ontwikkelingen worden verbeeld. Het gezelschap heeft het voornemen de ontwikkelde onderzoeksmethodiek en theatertaal verder te exploreren. Het gezelschap noemt contra-intuïtie daarbij de centrale dramaturgische notie: het paradoxale inzicht dat de natuur er in diepste wezen een volstrekt andere logica op nahoudt dan de mens zelf. De groep heeft diverse voorstellingen en onderzoekstrajecten gepland. Theater Adhoc wil jaarlijks twee voorstellingen maken waarvan één reisvoorstelling die 25 keer gespreid over heel Nederland gespeeld wordt en 10 maal in het buitenland, en één laboratoriumvoorstelling die ontwikkeld wordt bij Gasthuis Frascati en vervolgens in Rotterdam en Arnhem gespeeld wordt, in totaal 10 maal. Theater Adhoc vraagt een jaarlijkse structurele subsidie aan van € 235.000.
trale uitwerking bestaat er daarom onvoldoende vertrouwen in het plan. De samenwerking dient zich naar het oordeel van de commissie eerst (verder) te bewijzen, alvorens er geïnvesteerd kan worden in een continue ontwikkeling ervan voor een langere periode. Conclusie en advies De commissie heeft op basis van de voorstellingen van Theater Adhoc in de afgelopen periode onvoldoende vertrouwen in de kwaliteit van de theatrale uitwerking van de gekozen wetenschappelijke thema’s. De commissie acht de synergie van het recent uitgebreide artistieke team nog onvoldoende aangetoond in producties en onvoldoende beschreven in de aanvraag. De commissie adviseert de instelling niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
104.732
Gevraagd
235.000
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Theater Adhoc ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie acht de werkwijze van Theater Adhoc in de afgelopen jaren onvoldoende overtuigend om positief te oordelen over de te verwachten kwaliteit van de voorstellingen in de komende periode. De commissie oordeelt negatief over de kwaliteit van de theatrale uitwerking van de wetenschappelijke thema’s, die als eenduidig en te elementair worden beoordeeld. Verder wordt de wetenschappelijke materie in de voorstellingen van Theater Adhoc naar het oordeel van de commissie te veel gesimplificeerd. De commissie heeft onvoldoende vertrouwen in de ontwikkelingspotentie van de groep in de beoogde samenstelling. De commissie betreurt dat in het interdisciplinaire ensemble voor de komende periode geen andere ‘acterende verteller of vertellende acteur’ dan Van den Berg voorkomt. Theater Adhoc wil haar artistieke team uitbreiden, maar maakt in het plan onvoldoende helder wat de synergie is van de maker/onderzoeker Van den Berg met de drie nieuw aangetrokken leden en vooral welke theatrale beeldtaal er in relatie tot de onderwerpen ontwikkeld wordt. In relatie tot het bestaande oordeel over de kwaliteit van de thea-
148 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
149 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
thEAter EA
Stichting Ea Inleiding ThEAter EA (EA) is in december 2002 opgericht om de theaterambities van regisseur en artistiek leider Tarkan Köroglu te verwezenlijken. In de vijf jaar dat de stichting inmiddels bestaat, zijn negen producties gepresenteerd. EA ziet als kenmerken voor zijn voorstellingen dat zij veelzijdige verhalen vertellen en universele vragen opwerpen. EA en zijn artistiek leider zijn internationaal, intellectueel en niet-religieus georiënteerd. De voorstellingen zijn, zo stelt EA, politiek-filosofisch, genuanceerd en literair geïnspireerd. EA werkt met eeuwenoude thema’s, zoals het gevaar van religie en de absurditeit van het bestaan, maar legt altijd een verbinding met de actualiteit. EA confronteert de toeschouwers met zijn emoties, zijn spiritualiteit en zijn rationele overwegingen. EA wil zich niet profileren als een theatergroep die primair op basis van de cultureel diverse achtergrond functioneert. Voor de komende cultuurplanperiode heeft EA groei-ambities, zowel qua aantal medewerkers als het aantal voorstellingen en op het gebied van het publieksbereik. ThEAter EA wil elk seizoen drie voorstellingen in verschillende formats en circuits uitbrengen. Hiervoor vraagt zij € 390.000 per jaar aan het NFPK+. Daarnaast vraagt zij € 105.000 van de gemeente Utrecht en € 95.000 van de provincie Utrecht.
Conclusie en advies Het werk dat EA de afgelopen jaren maakte kwalificeert de commissie nog als onvoldoende rijp. Regisseur Tarkan Köroglu weet zijn thema’s nog onvoldoende tastbaar en prangend te maken. Volgens de commissie is bij EA sprake van oprecht engagement en interessant repertoire, maar vakmatig ontbreekt het Tarkan Köroglu nog aan goede spel- en tekstregie. ThEAter EA heeft zeker potentie, maar de aanvraag voor structurele ondersteuning is prematuur. De commissie adviseert om EA niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
ThEAter EA heeft geen subsidie aangevraagd in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Wel heeft zij in de afgelopen jaren projectsubsidie bij het voormalige FAPK aangevraagd en gehonoreerd gezien. Beoordeling De voorstellingen van EA getuigen van artistieke kwaliteit; zowel wat betreft de keuzes van teksten en thema’s, als in de gekozen vorm, die veelal verhalend is. De voorstellingen kunnen vanwege deze kwaliteiten een breed publiek aanspreken. De commissie vindt de zeggingskracht van de voorstellingen echter te gering. De (repertoire) keuzes van Tarkan Köroglu getuigen van een - maatschappelijk - engagement dat in de voorstellingen echter veelal onderbelicht blijft. Zijn centrale thema’s, de absurditeit van het bestaan en het gevaar van religie, komen in zijn voorstellingen noch kritisch, noch met verhelderende inzichten aan de orde. De gekozen stijlvormen ogen minutieus en verzorgd, maar werken vooral sferisch (of filmisch) en versterken de dramatiek onvoldoende. Het werk oogt gepolijst maar mist scherpte. Daar komt bij dat de gemiddelde spelkwaliteit van de voorstellingen de commissie niet overtuigt. Dit hangt voor een deel samen met de keuze of beschikbaarheid van spelers, maar zeker ook met spelregie en tekstbehandeling. Voor deze aspecten is de regisseur nochtans eindverantwoordelijk. In het plan voor 2009-2012 reflecteert ThEAter EA nauwelijks op deze punten, waardoor niet duidelijk is of Tarkan Köroglu zich hiervan bewust is. De artistieke ontwikkeling van EA wordt nu vooral functioneel zichtbaar gemaakt in de schets van de verschillende soorten voorstellingen: middelgrote, kleinschalige voorstellingen en wildcard-projecten. De uitgangspunten voor deze projecten staan weliswaar kernachtig beschreven in het plan, maar de opzet en wijze van verwezenlijking zijn onvoldoende concreet gemaakt. Verder noemt Tarkan Köroglu weinig artistieke medewerkers met wie hij die projecten gaat uitvoeren. EA komt daardoor op de commissie nog teveel over als een onrijpe productiekern van een jonge en ambitieuze regisseur met een interessante repertoirekeuze. De commissie is van mening dat het werk van EA nu nog onvoldragen is, maar wel de potentie heeft om zich in positieve zin te onderscheiden.
150 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 390.000
151 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Theater Kwark
Stichting Kindertheater Kwark Inleiding Theater Kwark (Kwark) is een jeugd- en jongerentheatergroep in Middelburg. François Vervaet en Oscar Postema zijn de vaste theatermakers c.q. spelers van de groep. Per productie trekt Kwark freelancers (regisseurs, acteurs en vormgevers) aan en verstrekt schrijfopdrachten. “In de afgelopen jaren hebben we min of meer een ‘Kwarkfamilie’ weten op te bouwen. Dit is erg belangrijk omdat er op deze manier een club van mensen ontstaat die elkaar begrijpen en aanvoelen. Kwark maakt al tien jaar eigen producties en wil theater maken dat op een volwassen manier omgaat met persoonlijke keuzes en dilemma’s: ‘Kwarkistiek theater’. Aanvankelijk richtte Kwark zich op jongeren van de basisschool; nu richt Kwark zich ook op de eerste groepen uit het voortgezet onderwijs. De voorstellingen worden gespeeld op scholen en in theaters, in de provincie Zeeland en indien mogelijk ook daarbuiten. Kwark wil in de periode 2009-2012 een paar flinke stappen voorwaarts zetten, kwalitatief (verbreding en verdieping) en kwantitatief (vergroting). Kwark speelt voor de jeugdige doelgroep omdat deze aan het begin staat van de cultuurparticipatie. Meerjarige subsidie is dus op meerdere vlakken een goede investering, volgens Kwark. Op termijn wil Kwark het takenpakket uitbreiden en een productiehuis voor Zeeuws jeugdtheater vormen. Kwark vraagt gemiddeld € 107.500 subsidie per jaar aan het Fonds en evenveel aan de provincie Zeeland. Jaarlijks wordt gemiddeld 1,5 productie ontwikkeld.
bureau niet goed rijmen met de beoogde profilering als zelfstandig gezelschap. Het lijkt er sterk op dat Kwark het begrip productiehuis, namelijk primair een plek voor talentontwikkeling, misinterpreteert. Productiehuizen worden overigens niet door het Fonds gesubsidieerd maar in de BIS. Conclusie en advies De adviescommissie is niet overtuigd van de kwaliteit of potentie van Kwark. De artistieke visie op de eigen identiteit ontbreekt, de projectplannen zijn onrijp, niet artistiek gefundeerd en op personeel vlak te oningevuld. Hierdoor wekt Kwark te weinig vertrouwen om een vierjarige subsidie te rechtvaardigen. De ambitie om uit te groeien tot een productiehuis voor Zeeuws jeugdtheater moet het Fonds volgens de commissie op beleidsgronden afwijzen. De commissie is van mening dat de voorstellingen geen aanvulling vormen op het landelijk aanbod en adviseert om Kwark niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunsten 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Hoewel Kwark al ruim tien jaar bestaat, heeft de groep niet eerder een meerjarige aanvraag ingediend. Wel richtte Theater Kwark zich een aantal malen tot het Fonds voor projectsubsidie. In 2005 heeft Kwark met steun van het voormalig FAPK een productie gerealiseerd. Kwark heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd. Ze is in de afgelopen jaren incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling De commissie is van mening dat Theater Kwark geen overtuigend plan voor de periode 2009-2012 heeft ingediend. Juist van een groep die na een flinke aanloopperiode - tien jaar besluit om “structureel te gaan” wordt een heldere en oorspronkelijke artistieke visie en bijbehorend activiteitenplan verwacht. Kwark is in feite een productiekern rond twee acteurs. Juist omdat het hier acteurs betreft, zou een inhoudelijke motivatie van hun keuze voor bepaalde regisseurs of schrijvers zeker niet misstaan. De verwoorde visie op wat de kern van hun makerschap is, ’theater als vlucht uit de werkelijkheid’, is te algemeen, ook voor jeugd- en jongerentheater. De voorliggende plannen zijn bijna zonder uitzondering vooral anekdotisch van aard en zeer wisselend van bron en thema. Een artistieke lijn in de repertoireschets wordt niet aangereikt en valt ook niet te ontdekken. François Vervaet en Oscar Postema zijn duidelijk nog aan het ‘brainstormen’ en met veel mensen (optioneel) in contact. Wat betreft de ontwikkeling van nieuwe toneelteksten is er volgens de commissie sprake van een zeer krap tijdspad. De uitbreiding (verdieping, verbreding en vergroting) wordt primair functioneel en instrumenteel - en dus nergens inhoudelijk - gemotiveerd en is bovendien zeer optimistisch berekend. Binnen de schrale Zeeuwse infrastructuur doet Kwark goed werk door tot in de dorpskernen te geraken maar landelijk gezien speelt Kwark kwalitatief geen rol van betekenis in het aanbod. Het ontbreken van structureel financieel draagvlak door de Provincie bevreemdt de commissie. De ambitie om door te groeien naar een Zeeuws productiehuis voor jeugdtheater kan het
152 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 107.500
153 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Theater Nomade
Stichting Nomade Inleiding Theater Nomade is in 1984 opgericht door Ab Gietelink die sindsdien artistiek leider, initiator en organisator is van alle activiteiten van de groep. Het werk wordt de afgelopen tien jaar gekenmerkt door de volgende aspecten: locatieprojecten op monumentale locaties, klassiekers in historische enscenering, documentaire en verhalende stijl, actueel politiek engagement en nieuwe multidisciplinaire vormen. In de aanvraag stelt Theater Nomade dat Gietelinks interesse niet primair uitgaat naar speelstijl en psychologisch conflict. “Zijn fascinatie en vakmanschap concentreren zich op de poëzie van de tekst, betekenisgeving van het kunstwerk, de integratie van de locatie, postmoderne montage en het creatieve gebruik van verschillende disciplines om een bijzonder verhaal te vertellen.” De makers willen met de historische stukken op locatie de historische verbeeldingskracht van het publiek prikkelen en ze een gedroomde historische reis laten maken. Vanuit zijn politieke engagement bekritiseert Gietelink dominante denkstructuren. Dat kan bij het publiek zowel ongemakkelijk werken als openheid creëren. Theater Nomade geeft zelf aan dat het werk door zijn historische enscenering wellicht conservatief oogt, maar benadrukt dat het op zeer kritische wijze het dominante wereldbeeld bevraagt en alternatieve perspectieven geeft. Theater Nomade heeft voor de uitvoering van haar locatieprojecten de afgelopen jaren een uitgebreid netwerk van schouwburgen, musea, culturele instellingen en locaties opgebouwd. De voorstellingen worden circa zestig keer gespeeld op uiteenlopende locaties, verspreid over het hele land. Soms worden ze ook doorgespeeld in vlakkevloertheaters. Theater Nomade wil de artistieke lijn van de afgelopen jaren uitbouwen en versterken, maar ook nieuwe initiatieven ontwikkelen. Het gezelschap wil vanaf 2009 met behulp van een goede impresario komen tot een flinke uitbouw van zaalvoorstellingen, naast de locatieprojecten. Er is volgens Theater Nomade een forse markt voor de zaalproducties in de kleinere provinciesteden. De groep meent dat de verwachting gerechtvaardigd is dat haar publiek boven de 10.000 bezoekers kan uitstijgen. In de voorlopige voorstellingsplannen voor 2009-2012 zijn de uitgangspunten voor drie grote locatieprojecten en drie kleinere, actuele documentaire voorstellingen beschreven. Theater Nomade vraagt een subsidie van € 200.000 per jaar aan het Fonds.
gemotiveerd, maar getuigt van een wel erg optimistisch beeld van die markt. Over de inhoudelijke relatie met de locatievoorstellingen, waar de kleinezaalvoorstellingen kennelijk uit voort komen, blijft het plan vaag, zodat de commissie daarover in het duister tast. De commissie beschouwt Ab Gietelink overigens wel als een succesvolle en fanatieke cultureel ondernemer. Zijn gezelschap trekt een breed zomerpubliek en heeft medewerking c.q. goodwill van co-producerende partners. Deze positieve punten wegen echter niet op tegen de artistieke tekortkomingen van Theater Nomade en haar activiteitenplan. Conclusie en advies De artistieke kwaliteit van het werk van Theater Nomade wordt door de commissie onvoldoende bevonden. De toekomstplannen wekken te weinig vertrouwen omdat ze artistiekinhoudelijk niet overtuigen. De commissie adviseert om Theater Nomade niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Theater Nomade heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 subsidie aangevraagd, maar deze is niet toegekend. In de afgelopen jaren heeft het gezelschap voor verschillende projecten een subsidieaanvraag bij het NFPK+ en het voormalige FAPK ingediend. Geen van de aanvragen is gehonoreerd. Theater Nomade ontving wel een bijdrage van het voormalige FPPM. Beoordeling De commissie is negatief over de artistieke kwaliteit van de projecten van Theater Nomade. De artistieke ontwikkeling en betekenis van de voorstellingen is te beperkt. De relatie die de aanvrager legt tussen actualiteit en klassiek repertoire doet geforceerd en weinig genuanceerd aan. Dit concept wordt bovendien iedere voorstelling herhaald. De commissie kwalificeert het spelniveau als onvoldoende. Wat de instelling locatietheater noemt, is naar haar oordeel theater op locatie, en als zodanig in artistiek opzicht minder interessant. De commissie is verder van mening dat de aanvraag een overtuigende artistieke visie op de (kleine)zaalvoorstellingen ontbeert. De keuze om ook theater te gaan maken voor de kleine zaal is een belangrijke toevoeging aan de huidige activiteiten. Deze uitbreiding van afzetmogelijkheden wordt in het activiteitenplan vooral met argumenten ten aanzien van de markt
154 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 200.000
155 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Theater RAST
Stichting RAST Nederlands-Turks Theater Atelier Inleiding Stichting RAST-Nederlands-Turks Theater Atelier is een gezelschap uit Amsterdam (Nieuw West) met een internationale ambitie. Saban Ol en Celil Toksöz zijn de artistiek leiders. Gert de Boer is zakelijk leider. De Turks-Koerdische en de Nederlandse cultuur spelen een centrale rol in de thematiek van de voorstellingen, met als uitgangspunten in de laatste jaren de interculturele dialoog en de confrontatie van culturen. RAST-voorstellingen reflecteren op vraagstukken in de hedendaagse multiculturele en multireligieuze samenleving door onderwerpen als migratie, minderheden, religieus fanatisme, manvrouwverhoudingen, eerwraak en de zoektocht naar identiteit in de hedendaagse jongerencultuur. RAST wil in de komende periode blijven werken vanuit het activiteitendrieluik van theaterproducties, talentontwikkeling en internationalisering. Zij wil de eigen signatuur verder ontwikkelen en legt een aantal nieuwe accenten: artistieke ontwikkeling en verdieping in de theaterproducties; experiment en zoektocht naar nieuw repertoire, regie- en acteurstalent; begeleiding van toptalenten; verbreding van de basis van het jongerentheaterproject in het onderwijs en de coproducties; en een plan voor uitwisseling met internationale jongerentheaterfestivals en een theaterschool in Turkije. Centraal in het werk van RAST staat het (laten) schrijven van nieuwe toneelteksten en het bewerken en actualiseren van bestaande toneelteksten uit andere, mediterrane of Balkantradities. Een ander kenmerk van de groep is de aandacht voor tekstimprovisaties met acteurs of jongeren. De producties worden gemaakt voor volwassenen en jongeren, voor de kleine en grote zaal, in het eigen productiehuis met partners uit binnen- en buitenland. Naast de eigen producties heeft RAST een talentontwikkelingstraject 5 o’Clock Class West (5OCCW) ontwikkeld voor theatertalent in Amsterdam Nieuw West. Dit traject wordt gesubsidieerd door de gemeente Amsterdam. In de periode 2009-2012 gaat RAST vier producties van de eigen artistiek leiders/regisseurs maken voor de kleine zaal en vier experimentele studiovoorstellingen, waarvan enkele in coproductie met Podium Mozaïek. Verder brengt ze twee internationale coproducties voor de grote zaal uit en twee kleine internationale producties. In de aanvraag zijn (aanzetten tot) ideeën voor de producties beschreven. De gevraagde verhoging van het budget is bestemd voor het vergroten van het aantal producties en voor intensivering van internationale activiteiten. Verder wil RAST het artistieke team versterken door de huisontwerper/theatervakman Dirk Blom en huisvormgever/beeldend kunstenaar Bülent Evren een vaste aanstelling te geven. Ook wil RAST een dramaturg en een artistiek projectleider voor 5OCCW aantrekken, alsmede een fulltime pr-medewerker. Het gezelschap heeft gemiddeld 79 voorstellingen per jaar gepland, waarvan 17 in het buitenland.
2012 ontbreekt een scherpe focus op de kernactiviteit: het produceren van voorstellingen van hoge artistieke kwaliteit. De organisatie is naar de mening van de commissie te klein om alle activiteiten, verdeeld over verschillende landen, op een kwalitatief goed niveau te kunnen uitvoeren. Daarbij acht ze het totaal van de geplande activiteiten niet passend bij de omvang van de publieksgroep. Deze groep weet RAST nu goed te bereiken, maar als het gezelschap nog meer activiteiten organiseert, gaan deze elkaar lokaal beconcurreren. RAST heeft de afgelopen periode terecht waardering geoogst voor haar pionierswerk. Nu is het zaak om te consolideren en te professionaliseren. De leiding van RAST lijkt dat wel in te zien maar maakt in haar plan (nog) geen duidelijke keuze voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. Het plan voor 2009-2012 maakt onvoldoende inzichtelijk wat de complementariteit van de verschillende activiteiten en de artistieke signatuur van de artistiek leiders is. De commissie vindt het noodzakelijk dat RAST zich hier bewust van is. Het talentontwikkelingstraject 5OCCW wordt weliswaar door de gemeente Amsterdam gefinancierd maar de commissie wil toch opmerken dat er nauwelijks een relatie met de de professionele activiteiten van RAST bestaat, zodat de meerwaarde in haar ontbreekt. Aan de grotezaalprojecten en de experimentele studioprojecten, waarvoor nog substantiële aanvullende financiering benodigd is, geeft zij geen prioriteit. De commissie meent dat de productionele omvang daarvan te complex is voor een kleine organisatie als RAST. RAST heeft zowel in Nederland als internationaal een sterk netwerk opgebouwd om haar doelgroep te bereiken. Daaraan ontleent de commissie het vertrouwen dat het bereik in de komende jaren uitgebreid wordt. Internationalisering maakt op een natuurlijke maar nog bescheiden wijze onderdeel uit van de activiteiten en plannen van RAST. Het opgebouwde netwerk geeft ook vertrouwen op dit punt. Conclusie en advies De commissie is positief over de artistieke ontwikkeling die RAST in de afgelopen jaren heeft doorgemaakt, maar is van mening dat de beide regisseurs zich nog onvoldoende complementair profileren. Ook mist zij een focus in de veelheid aan activiteiten. Zij adviseert derhalve dat de groep de hoeveelheid en complexiteit van haar activiteiten aanpast aan de maat van de organisatie en zich met name richt op haar kernactiviteit, het maken van voorstellingen. De commissie adviseert RAST op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 en ten behoeve van verdere professionalisering en groter publieksbereik het budget te verhogen. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
290.546
Gevraagd
435.000
Geadviseerd
385.000
Toegekend
405.142
RAST ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. RAST vraagt aan het NFPK+ een jaarlijkse subsidie van € 435.000. Beoordeling De commissie is positief over de artistieke ontwikkeling die RAST de afgelopen periode heeft getoond. Hoewel zij niet alle voorstellingen van de laatste jaren positief beoordeelde, constateert zij wel een kwalitatieve groei en een steviger artistiek profiel. De thema’s die RAST aansnijdt zijn relevant en actueel. De omvang van de geplande activiteiten baart de commissie zorgen. In het plan voor 2009-
156 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
157 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Theater Terra
Stichting Poppentheater Kollektief Inleiding Theater Terra is dertig jaar geleden door Theo Terra opgericht als het Poppentheater Kollektief, waar de verbeelding het moest winnen van het woord. De verbeelding deelt inmiddels de macht met muziek, liedjes en het woord. De voorstellingen van Theater Terra zijn vaak gebaseerd op bekende kinderboeken. Theater Terra speelt, na het succes van ‘Kikker’ in 2004, vooral in de grote zalen en trekt zeer veel publiek. Zij ziet het als haar missie om het poppenspel voortdurend te blijven ontwikkelen en verfijnen. Daarom wil het gezelschap de komende jaren meer tijd en geld vrijmaken voor experiment en om jonge acteurs het poppenspel te leren. In haar activiteitenplan stelt zij ook de continuïteit te willen waarborgen door voor een groot publiek toegankelijke, maar visueel en inhoudelijk hoogstaande voorstellingen te (blijven) produceren, in Nederland én in het buitenland. In de komende jaren continueert zij daarom de activiteiten in de grote zaal; ‘langdurende tournees die de basis verbreden en verdiepen en aldus een voedingsbodem creëren voor nieuwe artistieke ontwikkelingen’. De jaarlijks te produceren grotezaalvoorstellingen krijgen tevens een reprise in het seizoen erop. De eerstvolgende grotezaalvoorstelling is ‘Kikker en zijn Vriendjes’. Om op structurele basis aan ontwikkeling te kunnen blijven werken, heeft Theater Terra het voornemen jaarlijks ook nog twee kleinezaalvoorstellingen te maken. De kleine zaal maakt het mogelijk om op kleine schaal en tegen lagere uitkoopsommen uitvoering te geven aan oefeningen en experimenten met nieuwe technieken, nieuwe decors, poppen en ideeën. Ook wil Theater Terra een ‘popleiding’ starten in samenwerking met het Albeda College in Dordrecht. Een internationale tournee betekent meer en langer spelen, waardoor Theater Terra meer mensen langer aan zich kan binden, zodat die mensen de technieken van het poppenspel en de beeldtaal van Theater Terra beter leren en verfijnen, aldus de aanvraag. Om de volgende stap te zetten wil Theater Terra zich meten met de internationale top. Zo wil zij op tournee in Duitsland en Frankrijk, maar ook China en Pakistan behoren tot de reisdoelen. Theater Terra heeft daartoe de wil en de artistieke en zakelijke mogelijkheden, maar geeft aan nog wel financiële middelen nodig te hebben om dergelijke ambities waar te kunnen maken. De planning voorziet erin om geregeld een voor de internationale markt nieuwe grotezaalvoorstelling op tournee te laten gaan in het buitenland. Theater Terra vraagt € 600.000 subsidie per jaar aan het Fonds.
plooien geen prioriteit. Zij is er niet van overtuigd dat de beoogde impulsen niet ook binnen de reguliere activiteiten opgezocht kunnen worden. Het plan voor een interne opleiding staat te veel ten dienste van de eigen cast en producties van Theater Terra. Bovendien biedt de basisinfrastructuur plaats aan een productiehuis voor poppen- en objecttheater, waar ook de talentontwikkeling een plaats heeft. De commissie is van mening dat de relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling uitstekend tot uiting komt in het werk en de aanvraag van Theater Terra; in haar producties houdt zij rekening met mogelijke afzet en zij onderhoudt strategische samenwerkingsverbanden met passende podia. Theater Terra is te zien geweest in theaters en op festivals in het buitenland, waaronder de Verenigde Staten, Canada, Frankrijk en Duitsland. De commissie vindt dit positief en staat achter het voornemen van Theater Terra om zich nadrukkelijker in het buitenland te profileren. De organisatie kan grootschalige tournees aan en de voorstellingen zijn prima geschikt voor de internationale podia. De focus op nabijgelegen landen als Duitsland en Frankrijk vindt de commissie goed. Wel stelt de commissie vast dat voor de (uitbreiding van de) internationale activiteiten de aangevraagde subsidie aanzienlijk hoger is dan de inkomsten die er tegenover staan. Gezien de resultaten in de afgelopen jaren, vindt de commissie dat Theater Terra op dit punt meer cultureel ondernemerschap moet tonen. De commissie wil derhalve slechts een deel van de internationale inspanningen van Theater Terra ondersteunen. Theater Terra bereikt jaarlijks een groot jeugdig publiek. Gezien dit grote bereik zou de commissie het wenselijk vinden als Theater Terra meer aandacht zou besteden in haar meerjarenplan en publieksbenadering aan het bereiken van cultureel divers publiek. Conclusie en advies De commissie is van mening dat Theater Terra in de afgelopen dertig jaar een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van het poppentheater voor de jeugd. Zowel wat betreft inhoud als vorm heeft Theater Terra het genre vernieuwd en het tevens toegankelijk gemaakt voor een groot en breed publiek. Theater Terra heeft daardoor een duidelijk herkenbare plek verworven in het jeugdtheaterbestel. De commissie geeft geen prioriteit aan een aantal nieuwe beleidslijnen zoals onderzoek, talentontwikkeling en experiment maar wil wel een bescheiden impuls geven aan de intensivering van het internationale beleid. De commissie adviseert om Theater Terra op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s)
Theater Terra ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling Theater Terra heeft volgens de commissie in de afgelopen dertig jaar vaste voet aan de grond gekregen in het jeugdtheaterbestel. Het gezelschap heeft het poppentheater zowel inhoudelijk als qua vorm gemoderniseerd, uitgediept en naar een hoger niveau getild. In de afgelopen jaren heeft het gezelschap laten zien succesvolle voorstellingen op basis van bekende jeugdliteratuur voor de grote zaal te kunnen maken en daarmee een zeer groot en breed publiek aan te spreken. De commissie plaatst een kanttekening bij de oorspronkelijkheid en dramatische kwaliteit van de geldende benadering. De voorstellingen hebben daarbij vaak een dunne verhaallijn en beperkte gelaagdheid. Over het algemeen beschouwt de commissie de kwaliteit van het werk echter als voldoende. Theater Terra heeft zich sinds de succesvoorstelling ‘Kikker’ duidelijk doen gelden en kan klaarblijkelijk concurreren met vrije producenten. Theater Terra wil zich blijven toeleggen op verdere artistieke ontwikkeling, experiment en kennisoverdracht. De commissie geeft aan de activiteiten die Theater Terra daartoe wil ont-
158 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
217.925
Gevraagd
600.000
Geadviseerd
250.000
Toegekend
260.309
159 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Theatergroep Delta
Stichting Delta voor muziek en theater Inleiding Theatergroep Delta bestaat sinds 1988 en is gevestigd in Amsterdam. De artistieke kern wordt gevormd door oprichter en regisseur Anis de Jong en conceptmaker Marcel van Kempen. De uitvoerende kern bestaat uit actrice Nel Lekatompessy en muzikant Rudy Tuhusula. De makers hebben een Molukse afkomst maar zoeken verbreding in de publieksgroep via festivals en buitenlocaties. Ook richt Theatergroep Delta zich tegenwoordig meer op een volwassen doelgroep dan op jeugd en wil het zijn oorsprong als amateurgezelschap blijven eren door beginnende acteurs en makers te trainen en te begeleiden.Theatergroep Delta werkt met wisselende artistieke contacten (schrijvers, acteurs en muzikanten). Per productie stelt de groep op basis van het inhoudelijke concept en de artistieke uitgangspunten een ploeg samen. Over de gehanteerde speelstijl zegt de instelling dat zij zich de verteltraditie eigen heeft gemaakt en daardoor een verhalende speelstijl heeft ontwikkeld die wordt verweven met toneelmatige handelingen en dialogen. De instelling zegt met het regelmatig doorbreken van de zogenoemde ‘vierde theaterwand’ een direct appel op de toeschouwer te doen en het publiek op die manier deelgenoot te maken van het verhaal. Dat daagt het publiek uit zich tot de gepresenteerde thematiek te verhouden. Deze speelstijl leent zich, zo stelt de instelling, voor het spelen ‘op locatie’, omdat hier per definitie sprake is van een directere confrontatie. Livemuziek en zang, gebaseerd op de uit de Molukken overgeleverde muzikale traditie, en de ontwikkeling daarvan, loopt als een emotionele onderstroom door alle voorstellingen heen. Theatergroep Delta vraagt € 336.318 subsidie per jaar aan het Fonds voor 60 voorstellingen met een beoogd publieksbereik van circa 7.000 mensen.
De commissie wijst ten slotte op het feit dat ook de Raad voor Cultuur in 2005 een kritisch advies aan de groep heeft gericht. Delta heeft daarmee te weinig gedaan. De toegevoegde waarde die Delta had in het theaterbestel, is daardoor verloren gegaan. Conclusie en advies Het activiteitenplan van Theatergroep Delta overtuigt de commissie niet: noch artistiekinhoudelijk, noch organisatorisch. Het plan maakt een ongeïnspireerde indruk. De commissie is van mening dat Theatergroep Delta niet langer een structurele aanvullende bijdrage levert aan het landelijk theateraanbod en adviseert daarom om de groep niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
218.899
Gevraagd
336.318
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Theatergroep Delta ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling De commissie vindt het plan van Theatergroep Delta voor de periode 2009-2012 niet overtuigen: het ontbeert een oorspronkelijke of persoonlijke visie en artistieke gedachte. Ze heeft in het plan tevergeefs gezocht naar enige context, richting of een artistiek inhoudelijke noodzaak. Het succes van de productie ‘De Vrouwen van Kamp Westkapelle’, doet aan dat oordeel weinig af. Gezien de culturele achtergrond van de makers en de bestaansgeschiedenis van de groep (twintig jaar), vindt de commissie het een gemis dat er inhoudelijk zo weinig wezenlijks (‘reageren op berichten uit de samenleving’) vermeld wordt. Zeker op het gebied van het ‘multiculturaliseringsproces’, waar Theatergroep Delta haar focus op richt. De projecten die voor 2009 gepland staan, reiken niet verder dan thematische voornemens; bijvoorbeeld ‘rituelen’ en ‘gelukszoekers’. Op welke manier het beoogde locatietheater, dat overigens meer theater op locatie is, bijdraagt aan een oeuvre, stijlontwikkeling of inhoudelijke verdieping blijft onbenoemd. De verschuiving in doelgroep die Theatergroep Delta beoogt, van jeugd naar theater voor volwassenen, vereist volgens de commissie ook dat er gerichte aandacht besteed wordt aan de positionering van de groep ten opzichte van andere groepen en de festivalmarkt. De commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat Delta zich op te veel vlakken, onder meer circuitvorming, publieksgroepen en repertoireontwikkeling en met weinig inspiratie aan het (her)oriënteren is.
160 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
161 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Theatergroep Suburbia
Stichting Suburbia Inleiding Suburbia is in 2003 opgericht met als doel het stadsgezelschap van Almere te worden. Artistiek leider Albert Lubbers maakt vanaf zijn debuut in 1977 werk dat gekenmerkt wordt door een groot respect voor de toneelschrijver. Albert Lubbers werkte eerder veelvuldig bij Het Nationale Toneel en Het Toneel Speelt en was sterk verbonden met het toneelwerk van Karst Woudstra en Lars Noren. Suburbia wil theaterbezoek vanzelfsprekend maken voor alle Almeerders. Om daar en in de provincie Flevoland een plek te veroveren kiest het gezelschap voor repertoire dat op het eerste zicht en zonder voorkennis te begrijpen is. De aanvrager noemt het voorstellingen die met beide benen in de wereld staan en die een beroep doen op iets gemeenschappelijks dat onder het publiek leeft. Het gezelschap wordt gesteund door de plaatselijke overheid, die hecht aan een volledig en eigen cultureel aanbod in het belang van de leefbaarheid en levendigheid van de stad. Het gezelschap plant ieder jaar drie verschillende soorten projecten: een kleinschalige productie op wisselende locaties in Almere of elders in Flevoland, een langlopende, laagdrempelige zomervoorstelling op Stadslandgoed De Kemphaan, en een artistiek hoogwaardige reisvoorstelling voor de middenzaal in de winter. Voor deze laatstgenoemde voorstelling geeft Suburbia de voorkeur aan wat zij als kleinburgerlijk repertoire aanduidt: teksten die gaan over vervreemding, onbehagen, materialisme en sociaal isolement. Het gezelschap wil Nederlandse auteurs stimuleren met schrijfopdrachten. Suburbia ziet het als doel van het driesporenbeleid om de mensen die naar één van de locatieproducties komen, ’s winters ook naar de schouwburg te lokken. Albert Lubbers zal minimaal twee producties per jaar regisseren. Daarnaast wordt de samenwerking met gastregisseur Julia Bless voortgezet. Het gezelschap heeft het voornemen de organisatie uit te breiden met een bureaumedewerker, een dramaturg en een educatief medewerker. Ook wil men de aanstelling van de productieleider en de publiciteitsmedewerker verruimen. Het gezelschap betrekt samen met BonteHond een nieuw pand en wil in de komende periode een verdergaande samenwerking met dit gezelschap onderzoeken. Suburbia vraagt € 250.000 van het NFPK+, naast € 135.000 van de provincie en € 90.000 van de gemeente.
tweede regisseur complementair is. Daar staat tegenover dat er een duidelijke behoefte zichtbaar is bij het publiek aan het soort theater dat Suburbia aanbiedt en aan de toegankelijke wijze waarop zij dat doet. Het gezelschap verzet de bakens van het kleinezalencircuit naar een circuit van (regionale) schouwburgen. Dat brengt een zeker risico met zich mee, maar de speellijst voor het seizoen 2008/2009 van het gezelschap wekt op dat punt vertrouwen. Het circuit van juist kleinere schouwburgen dat Suburbia bespeelt, beschouwt de commissie als aanvullend op de landelijke spreidingsgedachte. Suburbia gaat sterke banden aan met andere instellingen in Almere. Recent werd de samenwerking met landgoed De Kemphaan voor vijf jaar vastgelegd. Schouwburg Almere ondersteunt Suburbia met publiciteitsacties, kaartverkoop en technische voorzieningen. Om de positie in het lokale, regionale en landelijke podiumkunstenbestel te versterken, heeft Suburbia zich voor de periode 2009- 2012 een aantal doelen gesteld: het vergroten van de publieksaantallen, de naamsbekendheid en de betrokkenheid van het publiek bij het gezelschap. Het plan getuigt van een gedegen aanpak op dit gebied. Culturele diversiteit en internationalisering zijn geen onderwerpen van betekenis in de aanvraag. Conclusie en advies De commissie heeft waardering voor de consistente en doordachte aanpak die Suburbia zowel artistiek als organisatorisch hanteert om haar positie als stadsgezelschap van Almere verder uit te bouwen. De commissie heeft vertrouwen in het vakmanschap en de visie van artistiek leider en regisseur Albert Lubbers. De commissie adviseert om Suburbia op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
250.000
Geadviseerd
250.000
Toegekend
262.548
Suburbia heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd. In de afgelopen jaren werd de groep incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Het Fonds participeert tot en met 2008 in een miniconvenant met Flevoland en Almere met als primair doel om aldaar de artistiek-inhoudelijke en productionale ontwikkeling van culturele initiatieven met een landelijke uitstraling te stimuleren. In het kader van die regeling ontvangt Suburbia ook een meerjarige subsidie van het Fonds, aangevuld met eenzelfde bedrag van gemeente en provincie. Beoordeling De commissie beoordeelt Suburbia als een gezelschap dat met een goede neus voor modern repertoire en met goede acteurs werkt in een sterke spelregie. Binnen het conventionele teksttoneel maakt de groep voorstellingen die intelligent en inhoudelijk van opzet en uitvoering zijn. De keuze van het repertoire is consistent, de inhoud is aantrekkelijk. Artistiek leider Albert Lubbers toont vakmanschap en visie en is naar het oordeel van de commissie in staat de ambities van Suburbia voor de komende periode waar te maken. In de aanvraag komen de drijfveren van de makers en de beoogde artistieke signatuur van de groep minder aan de orde. Suburbia maakt ook niet helder in welke mate het werk van de
162 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0
Gevraagd
163 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Toneelgroep Alaska
Stichting Uitzicht Inleiding Toneelgroep Alaska is sinds vijf jaar de theatergroep rond schrijver en regisseur Marijke Schermer. Dramaturg Laura Minderhoud en decor- en geluidsontwerper Richard Jansen zijn andere belangrijke artistieke medewerkers. De groep heeft sinds 2005 een verbond met Hengelo, maar is daarnaast ook gedeeltelijk thuis in Amsterdam, aangezien het volgens de aanvrager niet realistisch is om full-time als gezelschap in Hengelo te opereren. De aanvrager heeft als uitgangspunt dat zijn theater zich in de wereld moet manifesteren. Marijke Schermer verbindt het toneelschrijven met haar interesse in politiek, maatschappij en actualiteit. Theater zoekt de waarheid op alle daartoe gegeven manieren: via argumentatie, bewijsvoering, satirische overdrijving en schoonheid. De ambitie is de actualiteit te ontstijgen door de literaire waarde en de zeggingskracht in groter perspectief. De aanvrager beschrijft de combinatie van schrijven en regisseren als de ultieme vorm van theatermaken en plaatst kanttekeningen bij de noodzaak een toneeltekst te (her)interpreteren. Door het regisseren van andermans stukken en locatieprojecten beoogt Marijke Schermer zich als regisseur te ontwikkelen. Verder heeft het gezelschap behoefte aan meer mogelijkheden voor vormgeving en ook letterlijk meer ruimte; een belangrijk motief voor een tweejaarlijkse grootschalige Twentse locatievoorstelling, mogelijk in samenwerking met het festival Over ’t IJ, waarvan de eerste in oktober 2008 zal plaatsvinden. De voorgenomen projecten zijn bewust summier beschreven. Het gaat naast de bovengenoemde locatieprojecten om vier reizende voorstellingen voor de kleine en middenzaal en twee kleine regionale voorstellingen in Twente en de rest van Overijssel. Het gezelschap heeft het voornemen de organisatie te verstevigen en een aantal langdurige samenwerkingen aan te gaan. Er zal een vaste zakelijk leider en een bureaumedewerker worden aangesteld. Bureau Berbee zal de verkoop doen en voor de marketing wordt samenwerking gezocht met Maes Okhuijsen. De marketing zal een integraal onderdeel van het hele artistieke proces worden. De groep vraagt voor de periode 2009-2012 een subsidie aan van € 300.000 bij het NFPK+, en daarnaast een structurele subsidie van € 45.000 bij de gemeente Hengelo en bij de provincie Overijssel.
Alaska heeft zowel Hengelo als Amsterdam als thuisbasis. De wijze waarop Alaska haar positie in Twente wil uitwerken, is realistisch. Ook de geplande samenwerking met het Over ’t IJ festival past goed in de manier waarop de groep haar publieksbereik wil vergroten. Naar de inschatting van de commissie vormt deze geografische spagaat ook een belemmering voor een heldere profilering. In de aanvraag ontbreekt echter een visie op de inhoudelijke en praktische consequenties van de dubbele thuisbasis. Conclusie en advies Marijke Schermer vervult als schrijver en enige regisseur de spilfunctie binnen Alaska. Gezien de achterblijvende ontwikkeling als regisseur en de beperkte zeggingskracht van de voorstellingen die daarvan het gevolg is, heeft de commissie onvoldoende vertrouwen in de ontwikkelingspotentie van de groep voor de komende periode. De commissie adviseert de subsidieaanvraag niet te honoreren en Alaska niet toe te laten tot de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
In 2004 vroeg Toneelgroep Alaska subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008, maar deze aanvraag is niet gehonoreerd. Voor de periode 2006-2008 verleende het FAPK een meerjarig programmasubsidie. Beoordeling De commissie heeft waardering voor Marijke Schermer als toneelschrijver. Haar teksten getuigen van persoonlijk maatschappelijk engagement en zijn goed speelbaar, zij het dat de dramaturgische opbouw verbetering behoeft. Daarentegen beoordeelt de commissie haar ontwikkeling als regisseur als onvoldoende. Ze constateert dat Marijke Schermer te weinig in staat is haar eigen teksten een overtuigende theatrale zeggingskracht mee te geven. Als regisseur schiet zij naar het oordeel van de commissie tekort in de theatrale verbeelding en vorm; zij ontbeert daarin vakmanschap en oorspronkelijkheid. De voorstellingen blijven daardoor teveel op theoretisch niveau steken. De commissie constateert bovendien dat het plan voor de komende periode een weinig diepgaande evaluatie bevat van de regies in de afgelopen periode. Het plan geeft evenmin blijk van een duidelijke visie op de ontwikkeling als regisseur die Marijke Schermer voor ogen heeft, anders dan een verbreding van het artistieke palet. De commissie heeft dan ook onvoldoende vertrouwen in de ontwikkeling van Schermer als regisseur in de komende periode.
164 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 300.000
165 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Toneelgroep Dapper
Stichting Toneelgroep Dapper Inleiding Toneelgroep Dapper, gevestigd in Arnhem, heeft als doelstelling het ’toegankelijk maken van hedendaags theater voor een breed en gevarieerd publiek om daarmee een brugfunctie te vervullen tussen repertoiretoneel en experimentele theatervormen’. De groep maakt in haar voorstellingen geen gebruik van gesproken tekst. Verhaal, boodschap, symboliek en sfeer worden uitgedragen door middel van beweging, muziek, klanken, geuren, beelden en technieken. De groep maakt zowel intiem theater op de schaal van een bungalowtent als grote installaties op dorpspleinen. De voorstellingen worden vaak uitgevoerd op ongewone locaties, zoals in kerken of op tijdelijk te gebruiken terreinen, maar kunnen ook in theaters staan. De groep verzorgt alle aspecten van de voorstelling zelf: conceptontwikkeling, productie, uitvoering van de installaties en decors, marketing en publiciteit. Dapper schrijft in haar aanvraag de komende vier jaar minimaal twee voorstellingen per jaar te willen uitbrengen: een laboratoriumvoorstelling en een locatievoorstelling. Onder de noemer ‘La Cabine Silence’ worden in de laboratoriumvoorstelling de grenzen opgezocht van het onmogelijke door toepassingen en combinaties van theater, kunstdisciplines en techniek. De presentaties in een gesloten kubus (La Cabine) dienen als toets van de resultaten van het experiment en als voorstudie voor de grote locatievoorstellingen. De locatievoorstellingen krijgen het thema ‘De grote helden’. De groep beoogt in de locatievoorstellingen drijfveren en motieven van legendarische volkshelden te gebruiken om een actueel maatschappelijk thema onder de aandacht te brengen. De grote locatievoorstellingen zullen in eerste instantie in de regio Arnhem worden uitgevoerd en zijn geschikt voor jong en oud. Deze voorstellingen worden later omgevormd tot theatervoorstellingen. Dapper vraagt een jaarlijkse subsidie aan het NFPK+ van € 100.000 voor de periode 20092012 om de organisatie verder te professionaliseren. Het belang van de beoogde professionalisering is volgens de instelling gelegen in de artistieke continuïteit, de artistieke ontplooiing en de verbetering van publieksbereik en publieksontwikkeling. Dapper heeft niet eerder (structurele) subsidie aangevraagd bij de landelijke overheid. De gemeente Arnhem heeft de groep een structurele subsidie toegekend voor de algemene kosten.
breed interpreteert. De groep kiest er blijkens de aanvraag voor haar eigen positie in de regio te versterken door het aanstellen van een zakelijke en pr-medewerker. In de aanvraag vermeldt de groep echter niet op welke inhoudelijke wijze zij die ambitie wil realiseren. Zij beschrijft geen duidelijke stappen voor de versterking van de regionale positie en noemt evenmin partners voor regionale samenwerking. Ook op het punt van de uitwerking van het voornemen om reisvoorstellingen buiten de eigen regio te spelen, is de aanvraag onvoldoende concreet. Conclusie en advies Het werk van Toneelgroep Dapper is te weinig onderscheidend en van onvoldoende kwaliteit om van landelijk belang geacht te worden. De aanvraag wekt niet de verwachting dat de groep in de nabije toekomst een interessante aanvulling vormt op het genre. De commissie adviseert om Toneelgroep Dapper niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Beoordeling Dapper maakt tot nu toe voorstellingen volgens een concept dat ook van vergelijkbare groepen bekend is, waarbij doorgaans sprake is van enig gebrek aan aandacht voor dramaturgie, mise-en-scène en spel, maar wat wordt gecompenseerd door de poëzie of de kracht van de beelden. Deze compenserende kwaliteiten ontbreken echter in het werk van Dapper. De subsidieaanvraag geeft de commissie onvoldoende vertrouwen dat de kwaliteit van het werk in de komende periode aanzienlijk zal verbeteren. Het plan geeft geen blijk van serieuze en kritische reflectie op de tot nu toe gerealiseerde voorstellingen. Evenmin beschrijft het helder en duidelijk wat de voorstellingen qua inhoud en vorm kenmerkt. Uit de aanvraag wordt niet duidelijk wat de door de groep genoemde ‘brugfunctie’ tussen repertoiretoneel en experimentele theatervormen inhoudt en hoe de groep die realiseert. De groep formuleert in haar toekomstplannen geen heldere visie op de eigen artistieke ontwikkeling of op de thema’s die zij aan de orde wil stellen. De commissie heeft daarom onvoldoende vertrouwen in de te verwachten kwaliteit van de voorstellingen die Dapper de komende jaren wil gaan produceren. Dapper neemt naar eigen zeggen lokaal en regionaal een eigen positie in dankzij het ontbreken van een gezelschap van hetzelfde profiel. De groep omschrijft dat profiel als ‘beeldend locatietheater’, waarbij dient te worden opgemerkt dat de groep de term ‘locatie’ zeer
166 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 100.000
167 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Ulrike Quade
Stichting Bewegingsalarm Inleiding Stichting Bewegingsalarm produceert poppen- en objecttheater; artistiek leidster Ulrike Quade is verantwoordelijk voor idee, concept en uitvoering van de voorstellingen. Ulrike Quade laat zich voor de inhoud van het werk veelal inspireren door actuele thematiek en door persoonlijke fascinaties. Terugkerende thema’s zijn angst voor bedreiging van de lichamelijke integriteit en de positie van personen die door de maatschappij als afwijkend worden gezien. Met haar voorstellingen wil Bewegingsalarm existentiële vragen en thema’s aanraken. In haar omgang met poppen vervagen de grenzen tussen object en subject en dit leidt tot een subtiel spel met identiteiten. Volgens de aanvraag heeft Ulrike Quade zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot vormvernieuwer van het beeldend theater met poppen. De vorm die zij kiest is een synthese van verschillende theater- en kunstvormen: gesproken taal, dans, performance, muziek, beeldende kunst, video en film. Ulrike Quade werkt vanuit een sterk scenografische invulling van de ruimte en begeeft zich daarmee op het snijvlak van uitvoerende podiumkunst en scenografie. Als doel voor de komende periode formuleert Ulrike Quade de ontwikkeling en aanscherping van haar eigen auteurschap. Daarom initieert zij samenwerkingen met (inter)nationale kunstenaars uit andere disciplines. Zij heeft de wens om verschillende `talen’ te spreken: muziek, dans, beeldende kunst en film en wil zich verder ontwikkelen in de rol als regisseur. In het maakproces wil zij zoveel mogelijk zelf op de planken staan, om vervolgens de uitvoering aan andere spelers en dansers over te dragen. Dit is mede het gevolg van het groter en complexer worden van voorstellingen in aantallen spelers en in scenografie. Ulrike Quade wil elk jaar een nieuwe voorstelling maken. Eigen aan haar scheppingsproces is dat aan elke voorstelling een studie voorafgaat. Bewegingsalarm heeft als organisatie een bescheiden omvang. Capaciteit voor de zakelijke leiding, de verkoop van de voorstellingen en voor de publiciteit en marketing, wordt per project ingekocht. Vanwege de omvang van de producties wenst Bewegingsalarm een parttime productieleider aan te nemen voor organisatorische en productionele zaken. Ulrike Quade vindt het verder belangrijk haar kennis en ervaring te delen met andere (jonge) poppentheatermakers. Sinds 2005 werkt ze samen met De Proeve, Werkplaats voor Poppen- en Objecttheater. Bewegingsalarm vraagt € 244.995 bij het NFPK+.
samenwerking met Duda Paiva in het plan ontbreekt. Bewegingsalarm bezit de kwaliteit om voorstellingen voor een internationaal publiek te maken. Buitenlandse speelbeurten leiden vaak tot waardevolle contacten en nieuwe artistieke samenwerkingen. Hoewel het poppentheater een ‘kleine’ discipline is, geldt dat van Ulrike Quade als een belangrijk exportprodukt voor het Nederlandse theater. Gezien de verhouding tussen het aantal Nederlandse en het aantal buitenlandse voorstellingen, lijkt haar belang voor of rol binnen de Nederlandse podiumkunsten op het eerste gezicht beperkt. Door haar betrokkenheid bij bijvoorbeeld de poppentheaterwerkplaats De Proeve draagt ze echter op een wezenlijke manier bij aan de ontwikkeling van het (poppen)theater in Nederland. Niettemin acht de commissie versterking wenselijk van de positie van Bewegingsalarm in termen van het aantal speelbeurten in Nederland. Er zijn genoeg gerenommeerde theaters die het gezelschap graag zouden willen programmeren. Het plan geeft echter te weinig blijk van inzet op dit punt in de komende jaren. De commissie plaatst ten slotte kanttekeningen bij de organisatie van Bewegingsalarm. Capaciteit voor de zakelijke leiding en impresario in Nederland worden op projectbasis betrokken. De commissie vraagt zich af of dit, gezien het aantal (inter)nationale activiteiten, voldoende is. Zij acht professionalisering op dit punt wenselijk. Tevens constateert ze dat de eigen inkomsten niet realistisch begroot zijn. Conclusie en advies Urike Quade heeft met Bewegingsalarm de afgelopen jaren aangetoond een interessante en ook internationaal succesvolle en relevante maker te zijn van poppen- en objecttheater. De commissie heeft waardering voor haar bijzondere plannen voor de komende periode. Op het gebied van de bedrijfsvoering acht de commissie enige professionalisering wenselijk. De commissie adviseert om Bewegingsalarm op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
244.995
Geadviseerd
245.000
Toegekend
257.935
Bewegingsalarm heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 subsidie aangevraagd, maar deze is niet toegekend. Sinds 2005 is Bewegingsalarm incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling Ulrike Quade heeft volgens de commissie de afgelopen jaren aangetoond een vernieuwende en interessante maker te zijn, die een zeer eigen idioom op het gebied van poppentheater heeft ontwikkeld. Haar voorstellingen zijn nationaal en internationaal goed ontvangen. Het werk van Ulrike Quade biedt artistiek-inhoudelijk goede ontwikkelingsmogelijkheden. De commissie vindt de plannen voor de komende jaren bijzonder. Ze zijn veelzijdig, concreet ingevuld en getuigen van grote internationale ambities. De beoogde samenwerkingen wekken vertrouwen en bieden goede mogelijkheden voor de verdere ontwikkeling van Ulrike Quade en Bewegingsalarm. De talentvolle artistieke leiding gaat maken èn spelen en draagt over, waarmee de groep een bijzondere invulling geeft aan de artistieke continuïteit. De commissie plaatst als kanttekening dat de reflectie op het ontbinden van de (succesvolle)
168 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0
Gevraagd
169 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Unieke Zaken
Stichting UZ Inleiding Unieke Zaken, opgericht in 1990, is een in Alkmaar gevestigd jeugdtheatergezelschap. De artistieke leiding is in handen van Peter Bolten en Mirjam Morsch. Unieke Zaken werkt vanuit de mime. Beweging, muziek, beeld, spel, handeling en (weinig) tekst worden door en naast elkaar gebruikt. De stijl is absurdistisch/surrealistisch met humor. Livemuziek speelt een grote rol in de voorstellingen van Unieke Zaken. De voorstellingen worden in samenwerking met gastregisseurs en spelers gemaakt en gebaseerd op originele verhalen, anekdotes, een schilderij of een foto. Unieke Zaken ziet in elke productie één grote ontdekkingstocht. “Ook elk kind is een ontdekkingsreiziger: Waar kom ik vandaan, Waar ga ik naar toe, Hoe hard kan ik vallen, Hoe hoog kan ik vliegen? Ontdekken maakt ons tot mens en onze nieuwsgierigheid is noodzakelijk om te (over)leven.” In de periode 2009-2012 maakt Unieke Zaken zeven nieuwe producties die allemaal in de regio Alkmaar in première gaan, in Theater De Vest en op het theaterfestival Karavaan. Verder gaat de groep intensief samenwerken met één school in Alkmaar: leerlingen wonen repetities en try-outs bij, hebben voorbesprekingen op school en nabesprekingen met spelers en regisseur en nemen deel aan educatieve activiteiten en workshops. Unieke Zaken speelt 75% van haar voorstellingen op scholen en 25% als vrije voorstelling. Het gezelschap maakt ongeveer twee producties per jaar, die tussen de 80 en 120 keer gespeeld worden. De plannen voor 2009-2012 staan in het teken van ontdekkers en uitvinders. Unieke Zaken vraagt voor de periode 2009-2012 € 389.000 per jaar aan het Fonds en € 61.250 aan de provincie Noord-Holland, voor in totaal zeven producties met samen 600 speelbeurten en naar verwachting 100.000 bezoekers.
Conclusie en advies De voorstellingen van Unieke Zaken zijn visueel aantrekkelijk maar inhoudelijk te oppervlakkig. Ze hebben onvoldoende zeggingskracht en onderscheiden zich daardoor onvoldoende van de rest van het landelijk aanbod. Het voorliggende plan is primair op kwantitatieve groei van de organisatie gericht, de langetermijnvisie op de artistieke ontwikkeling ontbreekt. De nieuwe plannen zijn inhoudelijk summier uitgewerkt en lijken daardoor inwisselbaar. Verder ontbeert het plan een zelfkritische evaluatie van de artistieke visie en positionering van het gezelschap. Hierdoor is de commissie niet overtuigd dat Unieke Zaken een interessante aanvulling zal vormen op het beschikbare aanbod van jeugdtheatergroepen. Op grond daarvan adviseert de commissie om Unieke Zaken niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
157.731
Gevraagd
389.000
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Unieke Zaken heeft in de periode 2005-2008 voor het eerst structurele subsidie ontvangen in het kader van de Cultuurnota. Beoordeling Door de mimische en muzikale benadering die Unieke Zaken kiest voor de theatrale uitwerking van haar voorstellingen, is ze in principe anders dan (de meeste) andere jeugdtheatergezelschappen. Deze positie weet zij echter onvoldoende uit te buiten. Het werk is visueel aantrekkelijk maar in zijn zeggingskracht beperkt. De commissie vindt de artistieke kwaliteit van de voorstellingen van Unieke Zaken onvoldoende. De toegepaste vormentaal blokkeert de eventuele inhoudelijke gelaagdheid, zodat de voorstellingen overkomen als te simplistisch en stereotiep. De commissie begrijpt de keuze om alle komende projecten vanuit een breed thema te lanceren en het perspectief in de voorstellingen te kantelen, van sukkels naar helden. Het plan geeft blijk van een constante stroom van speelse ideeën, maar maakt niet duidelijk waarom juist deze onderwerpen/titels zijn gekozen. Ook zijn de ideeën onvoldoende vertaald naar theatrale concepten. De beoogde intensivering van activiteiten wordt inhoudelijk niet gemotiveerd. De commissie is niet overtuigd dat Unieke Zaken met haar activiteiten een aanvulling vormt op het jeugdtheater in de basisinfrastructuur in de komende periode. Uit de evaluatie van de groep over de afgelopen jaren, wordt het de commissie evenmin duidelijk wat de bijdrage is geweest aan de artistieke ontwikkeling van het jeugdtheater in bredere zin. Zij is van mening dat een langetermijnvisie ook in het plan 2009 - 2012 ontbreekt. Het plan van Unieke Zaken lijkt verder vooral gericht op het bereiken van een zo groot mogelijk publiek tegen (relatief) lage kosten. Hoewel dit een legitieme strategische overweging is, gaat Unieke Zaken daarmee te veel voorbij aan de vereiste artistieke ontwikkeling van de groep.
170 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
171 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Urban Myth
Stichting Urban Myth Inleiding Urban Myth is een in 2003 opgericht Amsterdams theatergezelschap waarvan de artistieke leiding in handen is van Jörgen Tjon A Fong. In het plan voor 2009-2012 omschrijft Urban Myth haar missie als volgt: “Beeldend en geëngageerd teksttheater produceren, dat in vorm en inhoud vernieuwend is en in verbinding staat met de actualiteit, en theatrale events organiseren die een jong publiek wél aanspreken.” Urban Myth heeft zich daarbij in de afgelopen jaren vooral gericht op urbane jongeren, met name in Amsterdam. Per seizoen kiest Urban Myth een thema dat als kapstok dient voor cultuurmakers om hun werk aan op te hangen. Genoemde thema’s voor de komende jaren zijn ‘We’re watching you!’, ‘Nieuwe Klassiekers’, ‘(Schijn)heilig’ en ‘Decadent’. De activiteiten van Urban Myth nemen diverse vormen aan die niet per se theaterpodium-gerelateerd zijn. Naast voorstellingen organiseert Urban Myth talkshows, debatten en performance-avonden rond het gekozen thema. Hiertoe heeft zij in 2005 ook een redactie in het leven geroepen. De rol van deze redactie is “het blootleggen van nieuwe trends, interesses en opvattingen over maatschappelijke issues”, aldus Urban Myth. “Bovendien zijn zij creatief in het koppelen van inhoud aan vorm waardoor er in samenwerking met de artistiek leider een voor de doelgroep aansprekend seizoensprogramma ontwikkeld kan worden.” Het theaterrepertoire varieert van bewerkte klassiekers tot nieuw geschreven materiaal. Verder richt Urban Myth zich vooral op een jong publiek (16-35 jaar). Zij maakt gebruik van hun ‘vaardigheid om te schakelen tussen verschillende vormen en inhoud’. Bij een belangrijk deel van de activiteiten werkt de groep samen met de Stadsschouwburg Amsterdam. Urban Myth vraagt zowel bij het NFPK+ als bij de gemeente Amsterdam een jaarlijks subsidie van € 225.000 aan. De plannen omvatten jaarlijks drie talkshows/debatten, twee performance-avonden en drie voorstellingen: één die op tournee gaat en bestemd is voor de middelgrote zaal; één voor de kleine zaal en gebaseerd op een populair wetenschappelijk thema en één onderzoeksproject. Al deze activiteiten tezamen leveren jaarlijks 58 voorstellingen op voor naar schatting 3.490 bezoekers.
van zogenoemde cultuurmakers. Die begeleiding lijkt voornamelijk te bestaan uit het bieden van een podium of productiemiddelen onder de verzamelnaam Urban Myth. Inhoudelijk is dat in de ogen van de commissie te mager. De ambities ten aanzien van de verwachte publieksaantallen stellen teleur in het licht van de omvang van de doelgroep in Amsterdam. De samenwerking met de Stadsschouwburg is een goed voorbeeld van de ketengedachte. Urban Myth maakt echter niet duidelijk wat de ‘opbrengst’ van deze samenwerking tot dusver was en welke vervolgafspraken gemaakt zijn. In het plan wordt evenmin concreet omschreven op welke wijze de (rand)activiteiten naar andere gemeenten worden gebracht om daar de publieksgroep te gaan bereiken die in Amsterdam inmiddels vanzelfsprekend lijkt. Conclusie en advies De commissie heeft onvoldoende vertrouwen in de plannen van Urban Myth. De artistieke kwaliteit van de leiding en van de voorstellingen overtuigt de commissie niet. De aanvraag richt zich voornamelijk op vorm- en organisatorische aspecten, maar ontbeert een prikkelende artistieke visie. De door Urban Myth beschreven stappen op weg naar verdere ontwikkeling in de komende jaren zijn op alle niveau’s te weinig concreet uitgewerkt. De commissie adviseert om Urban Myth niet voor te dragen voor opname in de regeling Vierjarig subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
Urban Myth heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 subsidie aangevraagd, maar deze aanvraag is niet gehonoreerd. Urban Myth is in de afgelopen jaren incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling Het feit dat de activiteiten van Urban Myth uiteenlopende verschijningsvormen hebben, zoals events, debatten en voorstellingen, maakt het lastig de artistieke kwaliteit van de groep integraal te beoordelen. De commissie kiest ervoor Tjon A Fong als acteur, regisseur en artistiek leider te beoordelen en niet in zijn rol als creatief organisator van events en debatavonden. De commissie vindt het te waarderen dat Urban Myth er de afgelopen jaren in is geslaagd om een – zij het bescheiden -publiek naar haar activiteiten te krijgen dat niet vanzelfsprekend het theater bezoekt. De commissie vindt de kwaliteit van de gerealiseerde voorstellingen en activiteiten in de afgelopen jaren echter wisselend en matig. De producties ontberen diepgang en de dramaturgie en het vakmanschap zijn onvoldoende. Urban Myth heeft als voornemen de komende jaren zijn stijl te gaan uitdiepen en verfijnen, maar een kritische reflectie op de kwaliteit van de artistieke output van de afgelopen periode ontbreekt. Ook mist de commissie een concrete uitwerking van de wijze waarop, met wie en met welke artistieke doelen. De plannen gaan met name over het bereiken van publiek en het ontdekken en begeleiden
172 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 225.000
173 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
V.I.G.
Stichting Vier Jaargetijden Inleiding Stichting Vier Jaargetijden (V.I.G.) is in 2003 opgericht door acteur en theatermaker Raymi Sambo en is gevestigd in Amsterdam. De zakelijke leiding is in handen van Joop van Bemmelen. Raymi Sambo is geïnteresseerd in de groep ‘nieuwe Nederlanders’ en hun strijd om een plaats in Nederland te veroveren. V.I.G. zegt eigentijds theater te maken dat klassieke theatertradities gebruikt in combinatie met expressievormen uit de urban en global city. Zowel in de thematiek als in de vormgeving wordt gezocht naar nieuwe mengculturen. V.I.G. zoekt de interactie met het publiek, focust primair op de fysieke kant van het personage en maakt uitgebreid gebruik van de ruimte, aldus het beleidsplan. V.I.G. omschrijft zichzelf als een cultureel divers theatergezelschap dat (theatrale) projecten wil realiseren, die qua inhoud en vorm gericht zijn op een publiek vanaf 14 jaar. In de periode 2009-2012 wil de groep vier nieuwe voorstellingen uitbrengen. Deze voorstellingen moeten veelvuldig door Nederland gaan toeren. De groep streeft naar een afzet van minimaal veertig voorstellingen per productie, in de kleine en middelgrote theaters in Nederland. Twee van de vier producties zijn met name gericht op incidenten uit het buitenland die invloed hebben (gehad) op de Nederlandse maatschappij. In dit ‘buitenlandse’ traject wil V.I.G. op zoek gaan naar parallellen in thema’s die de groep aansnijdt in de ‘eigen’ voorstellingen. De groep wenst zich nadrukkelijk open te stellen ‘als doorstroomplek voor met name acteurs en schrijvers’ en wil zich zo onderscheiden van ‘andere productiehuizen’. Raymi Sambo zoekt een nauwe samenwerking met Gerardjan Rijnders op. Daarnaast streeft de groep naar een groter bereik van scholen, waarvoor in de toekomst een samenwerking met stichting Bekijk ’t wordt gestart. V.I.G. verzorgt dan nagesprekken over thema, inhoud, stijl van spelen en de verschillende artistieke expressievormen. V.I.G. vraagt aan het Fonds € 176.275 subsidie per jaar, voor gemiddeld vierenveertig voorstellingen met een bereik van 7.000 bezoekers.
Het plan om een productiehuis onder te brengen bij V.I.G. krijgt van de commissie geen prioriteit, omdat die functie primair thuishoort binnen de basisinfrastructuur. De commissie vindt dat V.I.G. zich op stedelijk niveau goed probeert te verhouden tot collega’s die zich eveneens richten op een jong, cultureel divers en urbaan publiek. Tegelijk stelt de commissie vast dat deze instellingen - mede door de jarenlange ervaring - beter in staat zijn om hun artistieke ideeën te verwoorden en reeds overtuigender hebben aangetoond in staat te zijn kwalitatief interessant aanbod te creëren. Conclusie en advies De commissie heeft waardering voor de doelstellingen en drijfveren van V.I.G. maar vindt de artistieke uitgangspunten echter onvoldoende coherent en aansprekend, waardoor artistieke oorspronkelijkheid en zeggingskracht in het werk en de plannen ontbreken. In een stad en een bestel waar andere instellingen zich nadrukkelijk op dezelfde doelgroepen richten, is het op basis van het plan niet aannemelijk dat V.I.G. zich aanvullend kan onderscheiden. De commissie adviseert V.I.G. niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
V.I.G. heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd. Ze is de afgelopen jaren incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling V.I.G. wil eigentijds, cultureel divers theater maken dat zich ook richt op een nieuwe generatie nieuwe Nederlanders: die missie spreekt helder uit het plan en is in de ogen van de commissie lovenswaardig. De artistieke uitgangspunten van V.I.G zijn echter in zeer algemene termen geformuleerd, waardoor de commissie weinig artistieke oorspronkelijkheid uit de aanvraag vindt spreken. Het opgebouwde oeuvre is nog niet dermate groot of aansprekend dat vanuit de praktijk het tegendeel overtuigend bewezen kan worden. Raymi Sambo wordt als een goede acteur en energieke persoonlijkheid beschouwd, maar ook als een onervaren regisseur en artistiek leider. De commissie merkt over de plannen op dat deze nogal anekdotisch van aard en beperkt ingevuld zijn. Op zich past de anekdotiek bij de artistieke opvatting van V.I.G., maar de commissie verwacht van de aanvrager dat hij in staat is om ook de gelaagdheid van het werk te schetsen. Omdat de projecten nog behoorlijk speculatief zijn, spreken ze onvoldoende voor zichzelf en valt er geen coherente artistieke lijn uit te destilleren. Het als overkoepelend gebrachte integratiethema is maar op een beperkt deel van de plannen van toepassing. De belangrijke rol van Gerardjan Rijnders als (ondermeer) dramaturg is niet inhoudelijk gemotiveerd.
174 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 176.275
175 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Vis à Vis
Stichting Vis à Vis Inleiding Theatergezelschap Vis à Vis maakt buitentheater voor een breed publiek. Het gezelschap werd 17 jaar geleden opgericht en heeft naar eigen zeggen het grootschalige buitentheater mede uitgevonden en op de kaart gezet. De artistieke kern bestaat uit artistiek leider Arjen Anker, Marinus Vroom en Marianne Seine. Het gezelschap heeft zich onlangs gevestigd in Almere/Flevoland om aldaar het regionale aanbod te verrijken. Rode draad in het oeuvre van Vis à Vis is de vraag waar het naartoe moet met de zogenaamde ‘beschaving’. De voorstellingen zijn vrijwel tekstloos. Vis à Vis streeft naar een combinatie van kwaliteit, toegankelijkheid en vernieuwing en zegt theater te maken dat het publiek raakt. Humor staat daarin dicht naast ontroering. De nagestreefde Real Virtuality - een geloofwaardige fantasiewereld - plaatst de groep op het grensgebied tussen film en theater. Vis à Vis wil de komende periode elke twee jaar één grote buitenproductie op één locatie maken en daaromheen een veelzijdige en professionele publiciteitscampagne organiseren. Met deze nieuwe opzet wil zij meer publiek werven dan mogelijk is met een reizende productie langs de zomerfestivals. Vis à Vis kiest voor de locaties Almere/Flevoland, Rotterdam en Utrecht. Zij wil investeren in de voorwaarden om in deze grootse montages met een maatschappelijk thema compromisloos de kwaliteit na te jagen. De beoogde coproducties ‘Second Nature’ in regie van Jos Thie en ‘Don Quichotte’ in regie van Moniek Merkx, verbeelden in bizarre en komische maar evenzeer poëtische en ontroerende scenario’s de gevolgen van de op handen zijnde vergrijzing, de denkbare uitwassen van het (digitale) second life, en een samenleving zonder CO2-uitstoot. Daarnaast wil Vis à Vis vanuit Almere nieuwe activiteiten ontwikkelen. Zij zet educatieve projecten voor scholieren in om de regionale binding met Flevoland en Almere te versterken. Daarnaast biedt zij haar expertise en faciliteiten aan voor ‘masterclasses’ aan kunstvakopleidingen, om daarmee de dynamiek in het beeldend locatietheater te stimuleren. Tevens wil Vis à Vis participeren in activiteiten van een productiehuis voor beeldend locatietheater. Vis à Vis vraagt voor de periode 2009-2012 een jaarlijkse bijdrage van € 450.000 aan het Fonds. Vis à Vis ontvangt momenteel subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008.
kertijd dient Vis à Vis voor haar eigen artistieke herkenbaarheid zorg te dragen. De kwalitatieve omslag die Vis à Vis in het buitentheater wil maken door langer te werken aan de producties en niet meer met de voorstellingen te reizen, vindt de commissie in dat opzicht ook een verstandige keuze. Het plan verwoordt helder hoe de evaluatie over de afgelopen periode de groep tot deze keuze heeft gebracht. Wel plaatst de commissie een kanttekening bij de zeer ruim bemeten voorbereidingstijd; het is onduidelijk waar deze op gebaseerd is en komt op haar buitenproportioneel over. Daarnaast vindt zij de artistieke organisatie topzwaar en de opvoering van risicovoorziening op alle posten niet wenselijk. De commissie vindt het plan van Vis à Vis summier uitgewerkt waar het gaat om de masterclasses aan kunstvakopleidingen en de bijdrage aan de ontwikkeling van een productiehuis voor beeldend locatietheater. Hoewel de commissie van mening is dat een dergelijke ontwikkelingsplek voor grootschalig buitentheater nodig is, stelt zij vast dat deze taken tot de basisinfrastructuur behoren. De commissie geeft daar dan ook geen prioriteit aan. De commissie beoordeelt de financiële en organisatorische situatie van Vis à Vis vooralsnog als stabiel. In de afgelopen jaren is veel energie, tijd en geld gestoken in de vestiging op het ‘landje’ in Almere. Deze verhuizing wordt door de commissie gewaardeerd, omdat hij op een zinvolle manier bijdraagt aan de geografische spreiding van instellingen en de ontwikkeling van de infrastructuur in Flevoland. Bovendien hebben alle betrokken partijen de intentie uitgesproken een structurele relatie in de periode 2009-2012 aan te willen gaan, zodat ook wat dat betreft de stabiliteit verzekerd is. Vis à Vis streeft naar een combinatie van kwaliteit, toegankelijkheid en vernieuwing. Deze drie elementen zijn voor Vis à Vis onlosmakelijk verbonden en nodig om een breed publiek aan te spreken. Vis à Vis richt zich op een mix van geroutineerde theaterbezoekers en publiek dat doorgaans niet geneigd is theater te bezoeken. Omdat Vis à Vis nu haar eigen ‘podium’ creëert, zal zij landelijke marketing en publiciteit moeten verzorgen om een groot regionaal en landelijk publieksbereik te genereren. De in het plan ontvouwde ideeën voor de publiciteit en het aantrekken van een (ervaren) medewerker daarvoor liggen voor de hand, maar vormen volgens de commissie niet per se een garantie voor succes. Op dit punt behoeft het plan daarom wel enige verbetering, zeker gezien het feit dat de keuze voor één tweejaarlijkse locatieproductie het programmerings- en bedrijfsrisico aanzienlijk vergroot. Er zijn immers geen mogelijkheden om (artistieke) tegenslagen op te vangen en bijvoorbeeld weersfactoren kunnen zeer bepalend zijn voor de hoeveelheid publiek en daarmee samenhangende inkomsten. Ten slotte merkt de commissie op dat de koers die Vis à Vis de komende jaren gaat varen geen ruimte laat voor internationale ambities.
Beoordeling Vis à Vis werkt naar de mening van de commissie gestaag aan een onderscheidend oeuvre en behoort al vele jaren tot de zomertheatergroepen die met regelmatig (publieks)succes het aanbod mede bepalen. Het vakmanschap en de ideeën overtuigen door hun authenticiteit, hoewel ze soms enigszins moralistisch aandoen. De voorstellingen worden gekenmerkt door een aanstekelijke fantasiewereld en een verzorgd beeldverhaal. De mens speelt de hoofdrol, niet de machine. De commissie vindt het verstandig dat de groep steeds met (eind)regisseurs werkt die in de montage nog dramaturgische inbreng hebben. Het moment waarop er in het maakproces sprake is van praktische dramaturgie en regie is echter vaak laat gekozen. De voorstellingen hebben daardoor geregeld een wisselvallige, wat simplistische spanningsopbouw met een eenduidige betekenis. De commissie constateert bovendien dat de spelkwaliteit doorgaans weinig verheffend is. De geplande samenwerking met Moniek Merkx van Max en met Jos Thie van het Stadstheater Utrecht, kunnen resulteren in een positieve ontwikkeling voor Vis à Vis, mits beide regisseurs tijdig inhoudelijk betrokken worden. De groep erkent hiermee dat de kracht van Vis à Vis meer in het concept en de technische uitvoering schuilt. Tegelij-
176 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
177 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Conclusie en advies Binnen het (grootschalig) buitentheater neemt Vis à Vis al geruime tijd een eigen en volwassen plaats in. Vanaf 2009 vestigt zij zich in Almere. Zelfreflectie heeft geleid tot een hernieuwde koers waarin de opvallendste wijziging is dat de groep voortaan geen ‘reizende’ voorstellingen meer maakt, maar lang op één locatie gaat spelen. De commissie vindt dat deze voornemens goed doordacht zijn en effect kunnen sorteren. Het uitbrengen van slechts twee nieuwe producties in de gehele periode 2009-2012 brengt wel een zeker risico met zich mee, dat in het beleidsplan bedrijfsmatig niet goed genoeg wordt ondervangen. De commissie verwacht dat de coproducerende regisseurs en hun gezelschappen een belangrijke stempel zullen drukken op de voorstellingen en positief zullen bijdragen aan de artistieke kwaliteit. De commissie adviseert om Vis à Vis op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
315.134
Gevraagd
450.000
Geadviseerd
375.000
Toegekend
394.369
178 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
179 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Warner & Consorten
Stichting Prima Materia Inleiding Stichting Prima Materia (Warner & Consorten) is een Zaans kunstenaarscollectief dat sinds 1993 locatievoorstellingen, community theatre, choreografisch objecttheater voor kleine theaters en optredens voor musea maakt. Centraal in het werk van Warner & Consorten staat het optreden in de openbare ruimte, de zogenoemde streetarts. De groep staat onder de artistieke leiding van Warner van Wely. Warner & Consorten zegt te werken als geleid collectief: “De artistiek leider geeft aanzetten, begeleidt en bundelt, maar de medewerkers maken het materiaal. Dit model is niet te verenigen met het repertoiremodel of het productiekernmodel. Als we aan het werk gaan ligt de strategie vast, maar niet het resultaat. Het optreden vindt zijn vorm tijdens het interactieve maakproces. De medewerkers blijven autonoom als kunstenaar. Het publiek ziet een optreden dat van de mensen is die het spelen; op straat geen slecht principe.” Warner & Consorten beheerst een breed scala van verschillende soorten optredens. Het werk gaat over de aarde en veel minder over de mens. Er is geen verhaal, er zijn geen karakters in conflict. Het werk wil ‘plezier in wanorde scheppen’. De groep kent ‘economisch’ twee soorten voorstellingen: namelijk die zij zelf maken en vervolgens verkopen en voorstellingen op verzoek van en in overleg met opdrachtgevers voor hun locaties. Verder heeft de groep plannen om in de komende vier jaar te werken aan de profilering van straatkunst in Nederland, ondermeer door een jaarlijks symposium te organiseren, een stad rijp te maken voor een Nederlands festival voor straatkunsten en voorbereidingen te treffen voor een Nederlandse associatie voor straatkunsten. Warner & Consorten wenst deze activiteiten in een zogenoemd laboratorium onder te brengen. Warner & Consorten vraagt aan het Fonds € 507.000 per jaar voor 80 voorstellingen met een beoogd bereik van 40.300 toeschouwers.
& Consorten is mede daardoor beperkt. Het beleidsplan geeft in concreto weinig prijs over de wijze waarop de producties worden verkocht. Festivals zijn de grootste afnemers van de voorstellingen van Warner & Consorten maar (vaste) afname afspraken ontbreken. Conclusie en advies De commissie is op grond van de voorstellingen van Warner & Consorten in de afgelopen jaren en het beleidsplan voor 2009-2012, niet overtuigd dat de instelling nog een interessante bijdrage zal leveren aan de ontwikkeling van het beeldend locatietheater in Nederland en het buitenland. De artistieke ontwikkeling is al jaren te gering en de commissie verwacht niet, vanwege het ontbreken van een heldere visie op dit punt, dat daar de komende jaren verandering in komt. Verder is ze van mening dat Warner & Consorten in het plan onvoldoende reden geeft om te verwachten dat de groep er in zal slagen om haar zichtbaarheid in Nederland en het buitenland te vergroten. De commissie adviseert om Warner & Consorten niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
210.476
Gevraagd
507.000
Geadviseerd
0
Toegekend
0
Warner & Consorten ontvangt subsidie in het kader van de Cultuurnota 2005-2008. In de afgelopen jaren heeft Warner & Consorten incidenteel een subsidie van het voormalige FAPK ontvangen om producties in het buitenland te kunnen presenteren. Beoordeling De commissie constateert met zorg dat Warner & Consorten, die zoveel expertise op het vlak van beeldend locatietheater in huis heeft, zo’n groot gebrek aan artistieke ontwikkeling laat zien. De gehanteerde beeldtaal van Warner & Consorten en haar principes van het optreden in de openbare ruimte, lijken in het afgelopen decennium nauwelijks te zijn veranderd en geëvolueerd. Het voorliggende plan is vooral vaktheoretisch van aard en benadert het wezen van een uitingsvorm als ‘streetarts’ vooral functioneel en te weinig artistiek. De concrete plannen komen weinig doordacht of uitgewerkt over. De breedte van een collectief als Warner & Consorten, het belang dat de groep hecht aan de ‘streetarts’ en de ambities die zij in het kader van het zogenoemde laboratorium heeft geformuleerd, scheppen een verwachtingspatroon dat in de ogen van de commissie geenszins kan worden waargemaakt. In vervolg op de negatieve kritiek in het advies van de Raad voor Cultuur ten tijde van de Cultuurnota 20052008, stelt de commissie vast dat de doelstellingen omtrent het vergroten van de impact van de voorstellingen, onvoldoende zijn gerealiseerd. De commissie is van mening dat Warner & Consorten te zeer voortborduurt op wat de groep al jaren doet. Ook is de afzetmarkt voor de producten van instellingen zoals Warner & Consorten flink gegroeid door de toename van het aantal zomerfestivals. Hiervan lijkt Warner & Consorten echter nauwelijks te profiteren. De zichtbaarheid en dus de positie en betekenis van Warner
180 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
181 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
WdW (Willem de Wolf)
Stichting WdW Inleiding WdW is een initiatief van Willem de Wolf. Na twintig jaar met Ton Kas voorstellingen te hebben gemaakt, is deze duo samenwerking in 2005 gestaakt. Willem de Wolf schrijft dat hij een onafhankelijk theatermaker wil zijn, in plaats van incidenteel bij een gezelschap horen. Hij mist vooral een gezelschapoverschrijdend ‘huis’, waar de ruimte en middelen aanwezig zijn om met de theaterkunst bezig te zijn en waar een doorlopend artistiek inhoudelijk gesprek plaatsvindt. In de periode 2009-2012 wordt jaarlijks een voorstelling over nieuwe morele dilemma’s gemaakt, die zijn gebaseerd op gesprekken. WdW wil zich in zijn voorstellingen ‘op een politieke manier met theater bezighouden. In plaats van het theater onder druk van de getallen, meer en meer tot laagdrempelige – al dan niet sociaalgeëngageerde - recreatieruimte te maken, zou het theater de plek voor kunst, mogelijkheidszin en agitatie moeten zijn en blijven’. Voor de cultuurnota 2009-2012 wordt het ene jaar een autonome productie en in het andere jaar een coproductie met een geestverwant theatergezelschap gemaakt. Voor zijn eigen productie spreekt en werkt WdW met bijvoorbeeld een reclameregisseur of een andere specialist uit de commerciële wereld. Voor de coproductie legt WdW teksten en ideeën voor aan de gezelschappen met wie goede connecties zijn opgebouwd. Jaarlijks zullen de producties vijfentwintig keer spelen, waarvan vijftien keer buiten Amsterdam. De afgelopen jaren werkte Willem de Wolf successvol samen met tg STAN, Cie. De Koe, Dood Paard, Maatschappij Discordia, Mug met de Gouden Tand en Monk. Hij deed mee aan een coproductie van Carver/Onafhankelijk Toneel en aan de voorstelling ‘Onomatopee’. Verder schreef hij ‘Bazel’ voor Dood Paard en maakte hij de tekst voor de voorstelling ‘Sleep, Fuck, Die’ van MGA (MimeGroepAmsterdam). WdW vraagt jaarlijks € 42.630 aan het NFPK+.
Conclusie en advies Willem de Wolf schrijft in zijn aanvraag dat zijn subsidieverzoek eigenlijk een basisuitkering is en de commissie is het daarmee eens. Het plan van WdW biedt onvoldoende houvast om een vierjarig subsidie te rechtvaardigen. Het schetst geen artistieke visie of ontwikkeling en de motivering om vanuit een onafhankelijke positie te moeten opereren binnen het bestaande theaterlandschap ontbreekt. Daardoor is het plan te particulier en te vrijblijvend. De commissie onderkent dat voor de podiumkunsten een regeling voor basisstipendia ontbreekt. De commissie adviseert WdW niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
WdW heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd. Beoordeling De commissie is van mening dat WdW er niet in slaagt om de kwaliteiten van Willem de Wolf in een dwingende context te plaatsen voor de periode 2009-2012. De doelstelling van het plan lijkt vooralsnog het creëren van een vaste inkomensbasis voor Willem de Wolf. Hij zou dan niet langer afhankelijk zijn van aanbiedingen van andere gezelschappen, maar onafhankelijk teksten kunnen ontwikkelen en (co)produceren. De commissie is geenszins overtuigd van de noodzaak voor deze constructie. Het plan maakt niet helder hoe en in welke mate de oprichting van WdW bijdraagt tot Willem de Wolfs artistieke ontwikkeling en waarom de genoemde projecten niet ook onder andersoortige gunstige omstandigheden tot ontwikkeling kunnen komen. Ook wordt er geen enkele artistieke lijn of - doel geschetst. De plannen die Willem de Wolf voor ogen heeft zijn goed op hun plek bij bestaande gezelschappen waar hij bovendien al samenwerkingsverbanden mee heeft. In het verlengde van het te beperkte draagvlak van het artistieke plan is de commissie van mening dat het zakelijke - en organisatorische plan eveneens onvoldoende is onderbouwd. Er wordt geen inzicht gegeven hoe WdW het (co)produceren gaat organiseren en hoe het publiek of theaters bereikt worden.
182 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 42.630
183 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Werktuig
Stichting Werktuig Inleiding Stichting Theatergroep Werktuig (TG Werktuig) maakt theaterprojecten voor jongeren. TG Werktuig opereert op het snijpunt van theater en onderwijs en geeft laagopgeleide jongeren een actieve rol bij haar projecten. De theaterprojecten van TG Werktuig gaan over persoonlijke grenzen en over grenzen met een bredere maatschappelijke context. TG Werktuig wil jongeren verder laten kijken dan hun eigen leefwereld. De groep combineert theatervoorstellingen, die naar eigen zeggen gemaakt worden vanuit artistieke uitgangspunten, met educatieve programma’s. Deze zijn gericht op jongeren met uiteenlopende culturele achtergronden, afkomstig van het vmbo en het speciaal onderwijs. De educatieve component geeft de voorstellingen een extra dimensie en leert de jongeren met theater om te gaan, aldus de instelling. TG Werktuig betrekt de doelgroep bij de ontwikkeling van het project om zich te laten inspireren en om feedback te krijgen. Voor het ontwikkelen van repertoire wil TG Werktuig schrijfopdrachten verlenen aan auteurs. De groep werkt met theatermakers die geïnteresseerd zijn in de artistieke uitgangspunten van TG Werktuig, haar manier van werken en haar doelgroep. Zij maken bij TG Werktuig professionele kleinschalige voorstellingen voor een specifieke doelgroep. TG Werktuig gaat de komende periode de grenzen van haar eigen discipline overschrijden, bijvoorbeeld door meer video- en computertechnieken in de voorstellingen toe te passen. De artistieke raad bestaat uit Liselotte Hesp, Tjyying Liu en Sandra Moonen. Verder maakt een aantal freelance-acteurs deel uit van de spelersgroep. Makers als Dick van den Heuvel en Pepijn Cladder, waar TG Werktuig recent mee werkte, zijn de komende periode opnieuw betrokken bij de groep. Verder is TG Werktuig in gesprek met Jef van Gestel, Michiel de Regt, Karen Claes en Janna de Lathouder. TG Werktuig maakt jaarlijks één voorstelling. De voorstellingen staan meerdere seizoenen op het repertoire. Naast de reguliere voorstellingen wil TG Werktuig kortere labprojecten ontwikkelen. Verder zet TG Werktuig een aantal projecten in het kader van De Brede School op. Het gaat daarbij om drama- en videoworkshops. De groep vraagt vierjarige subsidie aan bij het Fonds omwille van meer financiële zekerheid. Het aangevraagde subsidiebedrag is € 48.000.
laagopgeleide jongeren met theater benadert. Door consequent op scholen te spelen slaagt TG Werktuig er goed in om deze groep te bereiken. De bedenkingen van de commissie ten aanzien van het beleidsplan wegen evenwel zwaarder. Conclusie en advies De commissie is er gelet op de aanvraag niet van overtuigd dat TG Werktuig in artistiek opzicht een aanvulling vormt binnen het landelijk theaterbestel. Vanwege het ontbreken van een herkenbaar artistiek profiel en een uitgesproken artistieke visie adviseert de commissie om Theatergroep Werktuig niet op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006) Gevraagd Geadviseerd
0
Toegekend
0
TG Werktuig heeft de afgelopen jaren incidenteel subsidie ontvangen van het voormalige FAPK. Beoordeling De commissie constateert dat TG Werktuig theater maakt vanuit een educatief in plaats van een artistiek uitgangspunt. Dat op zichzelf is geen reden de aanvraag negatief te beoordelen. Als de instelling een heldere en consequente, en volgens de commissie interessante, artistieke langetermijnvisie formuleert, is er ruimte voor een positieve benadering. Het beleidsplan van TG Werktuig mist echter naar het oordeel van de commissie artistieke visie en noodzaak. TG Werktuig neemt de belevingswereld van de doelgroep als uitgangspunt en formuleert daarnaast geen artistieke uitgangspunten. De keuze van de regisseurs en auteurs wordt wel gemotiveerd; de namen die TG Werktuig in dat verband noemt, vindt de commissie interessant. Het traject van de schrijfopdrachten wordt niet nader uitgewerkt, terwijl dit nu juist een specifieke werkwijze vereist. Bij afwezigheid van een duidelijke artistieke lijn van TG Werktuig is het voor de commissie moeilijk in te schatten wat de meerwaarde zal zijn van de genoemde regisseurs en de schrijfopdrachten ten opzichte van het bleke artistieke profiel en voor de doelgroep van TG Werktuig. De commissie heeft zeker waardering voor de wijze waarop TG Werktuig de doelgroep van
184 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0 48.000
185 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
Wunderbaum
Acteursgroep Wunderbaum Inleiding Wunderbaum is een collectief opererend theatergezelschap dat bestaat uit zes leden: de acteurs Maartje Remmers, Marleen Scholten, Matijs Jansen, Walter Bart en Wine Dierickx, en vormgever Maarten van Otterdijk. Na het afstuderen in 2001 aan de Toneelacademie Maastricht bood Johan Simons hen de gelegenheid zich te ontwikkelen onder de vleugels van ZT Hollandia en vanaf 2005 bij NTGent als acteurscollectief dat locatievoorstellingen maakt over brandende maatschappelijke kwesties. In 2005 deden Productiehuis Rotterdam en de Rotterdamse Schouwburg hun het aanbod de locatievoorstellingen niet alleen in Gent maar ook in Rotterdam te produceren en te spelen. Vanaf 2001 heeft Wunderbaum een film en twaalf theaterproducties gemaakt, waarvan negen op locatie. Wunderbaum presenteert zich in het plan als een Nederlandse, internationaal georiënteerde acteursgroep met Rotterdam als thuishaven, maar met de bedoeling om van daaruit te reizen, naar Amsterdam, Gent, Antwerpen en verschillende Europese steden. Een voorstelling van Wunderbaum ontstaat meestal vanuit een grote nieuwsgierigheid naar opkomende fenomenen in de maatschappij. De groep probeert tendensen aan te voelen en het onderliggende thema bloot te leggen. In de keuze van de thematiek acht ze twee dingen belangrijk: de maatschappelijke relevantie van de thema’s en de persoonlijke betrokkenheid daarbij van de acteurs zelf. Als uitgangspunten voor haar beleid in de komende periode noemt Wunderbaum onder andere de keuze van en de omgang met maatschappelijk geïnspireerde thema’s, vormkeuzes die de energie van een rockconcert beogen, een hernieuwde keuze voor locatietheater aangevuld met de ambitie om te werken voor de grote zaal, een weloverwogen stedelijk, Nederlandstalig en internationaal speelbeleid, een intensief doelgericht publiekswervings- en communicatiebeleid en een evenwichtig projectenplan. De groep is van plan in de komende periode zes nieuwe locatievoorstellingen te maken en twee nieuwe grotezaalproducties. Locatieprojecten die concreet genoemd worden in de aanvraag, zijn een samenwerking met de Hongaarse groep Kretakör, een project in Linz over depressiviteit en het gevoel dat de belangrijke gebeurtenissen zich ergens anders afspelen, en een voorstelling in Vinex-wijken over de dubbelzinnige sfeer van de veilige buitenwijk. Johan Simons zal in 2010 betrokken zijn bij een grotezaalvoorstelling. De groep onderzoekt de mogelijkheid Tom Lanoye de tekst voor de tweede grotezaalvoorstelling te laten schrijven op basis van improvisaties van de groep. Daarnaast maken individuele leden ook enkele kleinere Wunderbaum-projecten. De groep houdt vast aan het concept om de locatievoorstellingen alleen in de vier genoemde steden te spelen, en dat overal minimaal twee weken. De groep wil de publiekscapaciteit op locatie vergroten, en aan de hand van het thema gerichte publiekswerving verzorgen. Het plan spreekt van meer dan een verdubbeling van het publieksbereik. Wunderbaum vraagt voor de periode 2009-2012 € 405.683 per jaar aan het NFPK+ .
NTGent, de afgelopen periode zetelde ze bij Productiehuis Rotterdam. De lijn naar een zelfstandige organisatie beoordeelt de commissie als positief. Sterker nog, de commissie had verwacht dat Wunderbaum nu reeds voor een zelfstandiger bestaan zou opteren. De kwaliteit van de aanvraag blijft achter bij de verwachtingen die de groep de afgelopen jaren op artistiek terrein heeft geschapen. Een heldere plaatsbepaling ontbreekt en concrete thema’s voor de komende periode zijn voor een groot deel nog niet bekend. De commissie is verheugd dat de groep inzet op het werken met regisseurs en schrijvers; deze kunnen acteurs prikkelen en stimuleren nieuwe registers aan te slaan en een gerichte dramaturgie van de voorstellingen bewerkstelligen. De vooronderstellingen over het publieksbereik zijn ambitieus. Zo heeft de groep plannen specifieke doelgroepen te benaderen die een relatie hebben met het thema van de voorstellingen. De producties van Wunderbaum kunnen vanwege hun actuele inhoud en de redelijk toegankelijke vorm een breed publiek aanspreken. De commissie verwacht hierdoor en door de samenwerking met een aantal theaters en de inbedding bij Productiehuis Rotterdam dat de ambitieuze plannen met betrekking tot publieksbereik gerealiseerd kunnen worden. Wunderbaum stelt zich te willen verhouden tot de Rotterdamse samenleving. In dit licht beschouwt de commissie het ontbreken van een concrete visie met betrekking tot culturele diversiteit als een gemis. Op basis van de contacten in de afgelopen jaren heeft Wunderbaum een internationaal netwerk opgebouwd, dat het de komende jaren kan benutten en verder uitbouwen. Ongeveer de helft van de activiteiten van het gezelschap vindt plaats in het buitenland, grotendeels in België. Het is onduidelijk hoe de relatie van Wunderbaum met NTGent wordt na het vertrek van Johan Simons en welke (financiële) consequenties daaraan verbonden zijn. Conclusie en advies Wunderbaum heeft in de afgelopen jaren naam gemaakt met bijzondere voorstellingen. De commissie heeft voldoende vertrouwen in de te verwachten kwaliteit en de ontwikkelingspotentie van Wunderbaum in de komende periode. De commissie is daarbij benieuwd hoe het gezelschap zich wat betreft bedrijfsvoering en op het gebied van internationale contacten in zelfstandigheid gaat ontwikkelen. De commissie adviseert Wunderbaum op te nemen in de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
405.683
Geadviseerd
380.000
Toegekend
396.839
Wunderbaum heeft in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 geen subsidie aangevraagd en werd in de afgelopen periode incidenteel ondersteund door het voormalige FAPK. Beoordeling Wunderbaum heeft in de afgelopen jaren een aantal bijzondere projecten gerealiseerd. De voorstellingen zijn in hun vorm onderling onderscheidend maar tegelijk is er steeds een Wunderbaum-signatuur waarneembaar. De muziek in de voorstellingen zorgt bijna altijd voor een extra laag. De groep heeft naam gemaakt onder de hoede van ZT Hollandia en
186 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
0
Gevraagd
187 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
ZEP
Stichting ZEP-projecten Inleiding ZEP-projecten (ZEP) is sinds 1998 een theaterproductiekern in Amsterdam rond regisseur Peter Pluymaekers. ZEP werkt volgens het concept “Low Culture, High Level: rauwe, directe en toegankelijke voorstellingen met een literaire inslag.” ZEP beschrijft haar voorstellingen als actuele thema’s die gedoopt zijn in een mix van directe straatcultuur en met klassieke teksten als ingrediënten. Pluymaekers wil met zijn voorstellingen een onbevooroordeeld, niet elitair, toegankelijk en actueel maatschappijbeeld neerzetten. ZEP vindt dat de mix van de klassieke literaire theatertraditie met hedendaagse jongerencultuuruitingen de voorstellingen uniek maken in het landelijke theateraanbod. Op zoek naar cross-overs tussen verschillende disciplines werkt Peter Pluymaekers graag samen met experts in hun vakgebied, zoals in de afgelopen seizoenen met Pascal Griffioen (alias Def P). ZEP werkt met een multiculturele cast van professionele, zowel jonge als oudere en meer ervaren acteurs. Ook de onderwerpen zijn cultureel divers, aldus het plan. De voorstellingen reizen door het hele land en worden bezocht door een cultureel divers jong publiek van twaalf tot twintig jaar. ZEP speelt niet op scholen, want het gezelschap vindt een bezoek aan het theater een belangrijke ervaring voor jongeren en hecht eraan om de drempel daarvan te verlagen. Bovendien wil ZEP ook voor volwassenen bereikbaar blijven. ZEP wil in de komende periode livemuziek en beweging een grotere rol laten spelen in de voorstellingen en een onderzoek naar een daarbij behorende fysieke speelstijl continueren. De groep vraagt een verhoging van de subsidie voor uitbreiding van de activiteiten. ZEP wil de komende periode acht grotezaalproducties realiseren. Verder wil ZEP in vier kleinere producties met jonge makers de grenzen van beeldend– en performancetheater onderzoeken. Samen met Muztheater en Aya wordt hiervoor een platform voor talentontwikkeling opgericht, waarbij in samenwerking met andere groepen en jonge makers een kwalitatief hoogstaand aanbod van jeugd- en jongerentheater geproduceerd wordt voor schouwburgen en theaters. ZEP vraagt voor de periode 2009-2012 een jaarlijks bedrag aan van € 360.000 bij NFPK+.
ZEP begeleidt de voorstellingen met workshops, inleidingen en nagesprekken in theaters en op middelbare scholen. ZEP heeft waardevolle relaties opgebouwd met scholen en docenten en werkt intensief samen met educatiemedewerkers van de theaters. Jaarlijks organiseert zij met een aantal Amsterdamse scholen grootschalige educatieprojecten voor het vmbo. Door het succes van deze projecten heeft ZEP deze werkwijze uitgebreid naar andere steden waaronder Utrecht, Leiden en Alphen a/d Rijn. ZEP kan een voortrekkersrol spelen in het afstemmen van het aanbod en het vergroten van publieksbereik. De commissie waardeert dat ZEP samen met de podia een gestructureerde aanpak ontwikkelt in het benaderen van scholen, individuele jongeren en nieuw intercultureel publiek. De commissie constateert op grond hiervan dat ZEP gerichte inspanningen verricht om bestaand en nieuw publiek te trekken. De plannen voor het platform voor talentontwikkeling hebben geen prioriteit bij de commissie. Functioneel ziet de commissie wel enige voordelen van een dergelijk platform maar zij tekent ook aan dat talentontwikkeling primair gewaarborgd is binnen de basisinfrastructuur. Conclusie en advies De commissie is weliswaar kritisch over het gebrek aan diepgang in de voorstellingen van ZEP en over de in het beleidsplan geformuleerde artistieke drijfveren, maar vindt het zwaarder wegen dat de groep in vakkundig opgezette producties actuele maatschappelijke thema’s onder de aandacht brengt van een groot en cultureel divers publiek. Ook heeft de commissie vertrouwen in de functionele kwaliteit van de instelling. De plannen voor het platform voor talentontwikkeling krijgen van de commissie geen prioriteit: subsidiëring van talentontwikkeling vindt primair plaats binnen de basisinfrastructuur. De commissie adviseert ZEP op te nemen in de Vierjarige regeling Podiumkunstinstellingen 2009-2012 en het huidige subsidiebedrag te verhogen ter versterking van haar structurele activiteiten. Financieel overzicht (subsidiebedragen per jaar in euro’s) Huidige cultuurnotasubsidie (prijspeil 2006)
206.931
Gevraagd
360.000
Geadviseerd
270.000
Toegekend
284.022
ZEP ontvangt subsidie in het kade van de Cultuurnota 2005-2008. Beoordeling ZEP maakt toegankelijke voorstellingen die altijd goed aansluiten bij de doelgroep. Ze zijn vakbekwaam geregisseerd, strak gemonteerd en de acteerprestaties zijn vaak goed. In de producties snijdt ZEP actuele maatschappelijke thema’s aan, die echter niet erg diepgaand uitgewerkt worden. De commissie erkent het belang dat de voorstellingen van ZEP aftrek vinden bij een groot, cultureel divers en jong publiek. Zij is van mening dat ZEP daardoor een bijdrage levert aan de diversiteit van het Nederlandse podiumkunstenlandschap. In dat opzicht heeft de groep een aanvullende rol ten opzichte van de instellingen in de basisinfrastructuur. Niettemin vindt de commissie dat de groep een minimale bijdrage levert aan de verdieping van het Nederlandse theaterrepertoire voor jongeren. Dat ziet zij als een gemiste kans omdat boeien en beïnvloeden goed samen kunnen gaan. Verder vindt zij dat het beleidsplan voor wat betreft de beschrijving van de artistieke drijfveren weliswaar voldoende informatie bevat, maar weinig artistieke coherentie laat zien. ZEP heeft een vaste relatie met veel schouwburgen en podia in het land. Samen met de theaters wordt besproken op welke wijze het publiek bereikt kan worden. Vanaf 2008 worden de voorstellingen verkocht in samenwerking met impresario Frans van Bronkhorst. Het is al merkbaar dat door deze samenwerking het aantal speelbeurten is toegenomen en dat de zaalbezetting hoger is.
188 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012
189 nfpk + | Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009 – 2012