40460093-TDC 04-46782A Transportnetten in Nederland: 50 kV en hoger
Arnhem, 30 november 2004 auteur: A.G. Jongepier KEMA T&D Consulting
In opdracht van TenneT bv
auteur: B
A.G. Jongepier 34 blz.
beoordeeld: 1 bijl.
SJ
Utrechtseweg 310, 6812 AR Arnhem. Telefoon (026) 3 56 91 11. Telefax (026) 3 51 56 06.
T. de Zwart
goedgekeurd: J. Knijp
© KEMA Nederland B.V., Arnhem, Nederland. Alle rechten voorbehouden.
Dit document bevat vertrouwelijke informatie. Overdracht van de informatie aan derden zonder schriftelijke toestemming van of namens KEMA Nederland B.V. is verboden. Hetzelfde geldt voor het kopiëren van het document of een gedeelte daarvan. KEMA Nederland B.V. en/of de met haar gelieerde maatschappijen zijn niet aansprakelijk voor enige directe, indirecte, bijkomstige of gevolgschade ontstaan door of bij het gebruik van de informatie of gegevens uit dit document, of door de onmogelijkheid die informatie of gegevens te gebruiken.
-3-
40460093-TDC 04-46782A
INHOUD blz. SAMENVATTING
4
1 1.1 1.2
Inleiding Achtergrond en doelstelling Leeswijzer
7 7 7
2 2.1 2.2
Keuze van de scheidingsmethode Inventarisatie Selectie
8 8 9
3
Effecten op maatschappelijke doelstellingen
12
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Inventarisatie Selectie Leveringszekerheid Facilitering van de markt Kostenefficiëntie Toepasbaarheid van toezicht
12 13 13 17 19 23
4
Keuze van het grensvlak
27
BIJLAGE: ANALYSE VAN SCHEIDINGSMETHODEN
29
-4-
40460093-TDC 04-46782A
SAMENVATTING Elektriciteit wordt over grote en kleine afstanden via elektriciteitsnetten naar afnemers gebracht. Daartoe zijn transport- en distributienetten ontworpen en aangelegd. Transportnetten vervoeren in het algemeen grote hoeveelheden elektriciteit over grote afstanden van een beperkt aantal grote opwekkers naar een beperkt aantal afnemers. Veelal zijn de aangeslotenen op de transportnetten elektriciteitsproducenten of netbeheerders die de elektriciteit verder distribueren. Via distributienetten worden kleinere hoeveelheden elektriciteit verdeeld over een groot aantal kleine afnemers. Tussen de transport- en distributienetten is een beperkt aantal overdrachtspunten. Vanwege bovenstaande mechanismen zijn transport- en distributienetten verschillend van karakter, ontwerp en gebruik. De vraag is welke netten tot een transport- of distributienet behoren en waar de beheergrenzen van de verschillende netbeheerders in Nederland zouden moeten liggen met het oog op een maximale bijdrage aan maatschappelijke doelstellingen. In opdracht van TenneT heeft KEMA daartoe een analyse gemaakt. De analyse geeft antwoord op de volgende vragen: •
Wat is de beste scheidingsmethode om in Nederland transportnetten te onderscheiden van distributienetten?
•
Welk grensvlak in het beheer van transport- en distributienetten draagt maximaal bij aan de maatschappelijke doelstellingen?
Om deze vragen te beantwoorden is de volgende aanpak gevolgd.
Op basis van objectiveerbare en niet-objectiveerbare kenmerken van transport- en distributienetten is een aantal scheidingsmethoden beschouwd. Daaruit blijkt dat scheiding op basis van spanningsniveau (netvlak) duidelijk het meest voldoet, vanwege de eisen die gesteld zijn ten aanzien van helderheid, begrijpelijkheid, toekomstvastheid en internationale consistentie.
-5-
40460093-TDC 04-46782A
Er zijn vier maatschappelijke doelstellingen geselecteerd, in volgorde van belangrijkheid: •
Leveringszekerheid;
•
Facilitering van de markt;
•
Kostenefficiëntie van netbeheerders;
•
Toepasbaarheid van toezicht.
Op basis hiervan is een analyse gemaakt van effecten die optreden en waar de optimale beheergrens tussen transport- en distributienetten moet worden aangebracht. De analyse geeft aan dat leveringszekerheid het meest gebaat is bij het centraal beheren van die netten die redundant zijn opgebouwd en ook als zodanig worden bestuurd, die een interlokale reikwijdte hebben, en die wederzijdse ondersteuning kunnen bieden. Daarmee blijft bij een storing de elektriciteitslevering intact, kunnen eventuele onderbrekingen snel worden gedetecteerd, kan de impact worden beperkt en wordt de hersteltijd van grootschalige onderbrekingen gereduceerd door korte communicatielijnen. Ook blijkt dat facilitering van de markt door netbeheerders gebaat is bij het uniformeren van de aansluitfilosofie en bijbehorende tarieven bij aansluitingen met een aansluitcapaciteit groter dan 10 MVA. Voor aangeslotenen wordt in dat geval het aansluitproces transparanter doordat hierbij slechts één netbeheerder zonder commerciële belangen betrokken is. Ook wordt communicatie in het kader van de systeemdiensten vereenvoudigd als de beheerder van de transportnetten rechtstreeks met grote aangeslotenen kan communiceren in geval van nood. Een integrale ontwerpvisie en –filosofie over meerdere netvlakken kan aanzienlijke kostenbesparingen opleveren. Daarnaast kan het aantal bedrijfsvoeringcentra voor transportnetten worden teruggebracht hetgeen de kostenefficiëntie bevordert. Ook hier gaat het om die netten die samenhang vertonen en elkaar kunnen ondersteunen. Voor de toepasbaarheid van toezicht speelt met name de vergelijkbaarheid van de netten een rol. Dit is van belang bij het benchmarken van netbeheerders: dit wordt eenvoudiger als de beheerde netten beter vergelijkbaar zijn en het beeld niet wordt verstoord door het wel of niet in beheer hebben van een transportnet.
-6-
40460093-TDC 04-46782A
De analyse leidt tot de conclusie dat netten die positief bijdragen aan de vier maatschappelijke doelstellingen zich over het algemeen op een spanningsniveau van 50 kV en hoger bevinden. Natuurlijk zijn uitzonderingen te vinden op deze generieke analyse. Dit betreft met name 20, 23 en 25 kV netten, en kleine stukjes 50 kV net. Deze netdelen veroorzaken in aantallen en belangrijkheid echter slechts een beperkte verstoring van het beeld, zoals is weergegeven in figuur S.1. Deze conclusie is kwalitatief weergegeven in figuur S.1. De maatschappelijke doelstellingen zijn op schaal opgenomen met de weegfactor die KEMA in overleg met TenneT heeft toegekend. Leveringszekerheid kent de hoogste urgentie (40 %); facilitering van de markt weegt voor 30 % mee, kostenefficiëntie voor 20% en de toepasbaarheid van toezicht voor 10%. Hieruit blijkt duidelijk dat in het algemeen het grensvlak tussen transport- en distributienetten op 50 kV niveau dient te worden gelegd.
Figuur S.1 Kwalitatieve distributienetten
weergave
van
het
scheidingsvlak
tussen
transport-
en
Gezien de uitgevoerde analyse is KEMA van mening dat: •
Een scheidingmethode op basis van spanningsniveau het best toepasbaar is;
•
De netten met een spanning van 50 kV en hoger tot de transportnetten dienen te worden gerekend;
•
De netten met een spanning lager dan 50 kV tot de distributienetten dienen te worden gerekend.
-7-
1
INLEIDING
1.1
Achtergrond en doelstelling
40460093-TDC 04-46782A
Elektriciteit wordt via elektriciteitsnetten over grote en kleine afstanden vervoerd. Daartoe zijn transport- en distributienetten ontworpen en aangelegd. Transportnetten vervoeren over het algemeen grote hoeveelheden elektriciteit over grote afstanden van een beperkt aantal grote opwekkers naar een beperkt aantal afnemers. Distributienetten vervoeren over het algemeen kleinere hoeveelheden elektriciteit naar een groot aantal kleine verbruikers. Dit gebeurt via een beperkt aantal koppelingen met transportnetten. Als gevolg van bovenstaande vervoersmechanismen zijn transport- en distributienetten verschillend van karakter, ontwerp en gebruik. De vraag is nu waar de beheergrenzen van de verschillende netbeheerders in Nederland moeten liggen teneinde de bijdrage aan maatschappelijke doelstellingen te maximaliseren. In opdracht van TenneT heeft KEMA daartoe een analyse gepleegd. De analyse geeft antwoord op de volgende vragen: •
Wat is de beste scheidingsmethode om in Nederland transportnetten te onderscheiden van distributienetten?
•
Welk grensvlak in het beheer van transport- en distributienetten draagt maximaal bij aan de maatschappelijke doelstellingen?
Dit rapport beschrijft de uitgevoerde analyse en conclusies die daaruit getrokken worden. De analyse is gepleegd met behulp van openbare bronnen en bestaande expertise binnen KEMA. Er is geen nadere informatie bij andere partijen dan KEMA of TenneT ingewonnen.
1.2
Leeswijzer
Het onderscheid tussen transport- en distributienetten zal op basis van een goede scheidingsmethode dienen te gebeuren. Deze keuze wordt in hoofdstuk twee beschreven. Het te bepalen onderscheid tussen transport- en distributienetten dient een bijdrage te leveren aan maatschappelijke doelstellingen. Dit zijn doelstellingen die de maatschappij in het algemeen met de elektriciteitsvoorziening nastreeft. In hoofdstuk drie worden vier maatschappelijke doelstellingen vastgesteld, uitgewerkt en beoordeeld. Zo kan een zinvol grensvlak tussen transport- en distributienetten op basis van een gefundeerde scheidingsmethode worden vastgesteld.
-8-
2
40460093-TDC 04-46782A
KEUZE VAN DE SCHEIDINGSMETHODE
Het onderscheid tussen transport- en distributienetten dient op basis van een scheidingsmethode gemaakt te worden. De scheidingsmethode dient eenduidig, helder, begrijpelijk, toekomstvast en internationaal consistent te zijn. In dit hoofdstuk wordt de keuze voor de scheidingsmethode beschreven.
2.1
Inventarisatie
Om tot een zinvolle, heldere, eenduidige en hanteerbare definitie voor de scheiding van transport- en distributienetten te komen, zijn kenmerken van netten geïnventariseerd. De opsomming is niet uitputtend, maar geeft een algemeen beeld. De opsomming is onder te verdelen in objectiveerbare (tabel 2.1) en niet-objectiveerbare (tabel 2.2) kenmerken.
Transport Hoogspanning
Distributie Laagspanning
Redundante netstructuur
1
Niet-redundante netstructuur
Grootschalige transporten
Kleinschalige transporten
Internationale koppeling
Lokale/regionale koppeling
Uitvoering van systeemdiensten Centrale besturing van het net
Lokale besturing van het net
Onvoorspelbare netbelasting
Voorspelbare netbelasting
Weinig aangeslotenen
Veel aangeslotenen
Grote aansluitingen
Kleine aansluitingen
Kleinere onderbrekingskans
Grotere onderbrekingskans
Grote storingsinvloed op aangeslotenen
Kleine storingsinvloed op aangeslotenen
Veel productievermogen als aangeslotene
Weinig productievermogen als aangeslotene
Maatwerk
Standaard oplossingen
Grote afstanden
Kleine afstanden
Omzetregulering
Maatstafregulering
(nationale) Overheid eigenaar
Holding eigenaar
Voornamelijk bovengrondse infrastructuur
Voornamelijk ondergrondse infrastructuur
Tabel 2.1
1
Objectiveerbare kenmerken van transport- en distributienetten
Redundantie betekent dat er meerdere fysieke wegen zijn om de gewenste transporten uit te voeren. Dankzij de aanwezigheid van voldoende alternatieve routes zal bij uitval van een netcomponent de elektriciteitslevering niet worden onderbroken.
-9-
Transport
40460093-TDC 04-46782A
Distributie
Ruggengraat functie binnen elektriciteitsvoorziening Onafhankelijk / transparant
Verbonden in groep met commerciële activiteiten
Maatschappelijk gedreven
Financieel gedreven
Strategische planning
Tactische planning
Robuust
Adequaat
Effectiviteit
Efficiency
Pro-actief
Reactief
Eenmalig / uniek
Repeterend Lokale werkgelegenheid
Tabel 2.2
Niet-objectiveerbare kenmerken van transport- en distributienetten
Op basis van de niet-objectiveerbare kenmerken in tabel 2.2 is geen zinvolle scheidingsmethode te maken, omdat deze zeer sterk afhankelijk zijn van de invalshoek van betrokkenen. Alleen objectieve kenmerken kunnen worden gebruikt om een scheiding door te voeren.
2.2
Selectie
Nadere evaluatie moet uitwijzen of de geïnventariseerde kenmerken leiden tot een bruikbare scheidingsmethode. Van de fysieke kenmerken valt op voorhand reeds een aantal af omdat deze geen eenduidig beeld geven van de verschillende functies van transport- en distributienetten, zoals bijvoorbeeld lengte van verbindingen. Zo hebben gebieden met een lage aansluitdichtheid vele lange verbindingen op een laag spanningsniveau, terwijl met name de Randstad veel korte verbindingen op 150 kV niveau kent. Daarnaast is een aantal kenmerken samen te vatten, omdat deze een zeer grote samenhang vertonen, zoals het aantal aansluitingen en grootte daarvan. Uiteindelijk zijn de volgende vier onderscheidende methoden geselecteerd: •
Spanningsniveau;
•
Aansluitdichtheid;
•
Netstructuren;
•
Centrale besturing van het net.
Belangrijk is dat de uiteindelijke scheidingsmethode goed toepasbaar is; dit is als volgt gedefinieerd:
- 10 -
40460093-TDC 04-46782A
•
Eenduidig: de scheidingsmethode moet op slechts één manier kunnen worden uitgelegd.
•
Begrijpelijk: de scheidingsmethode moet ook door niet-ingewijden toegepast kunnen worden.
•
Toekomstvast: de scheidingsmethode dient ook op langere termijn bruikbaar te blijven en uitkomsten dienen consistent te blijven.
•
Internationaal
vergelijkbaar:
de
scheidingsmethode
dient
niet
tot
uitzonderingspositie voor Nederland te leiden. De scheidingsmethoden zijn als volgt beoordeeld op toepasbaarheid. Spanningsniveau Eenduidig
Over het spanningsniveau kan geen misverstand bestaan.
Begrijpelijk
Voor iedereen is dit helder en begrijpelijk.
Toekomstvast
Op termijn kan discussie ontstaan wanneer netvlakken (spanningsniveaus) van functie veranderen.
Internationaal
De meeste landen maken onderscheid op basis van spanningsniveau. De grens ligt hierbij over het algemeen op minimaal 63 kV.
Aansluitdichtheid Eenduidig
Over aansluitgrootte kan geen misverstand ontstaan.
Begrijpelijk
Deze methode is voor iedereen helder en begrijpelijk.
Toekomstvast
De grootte van aansluitingen kan veranderen.
Internationaal
Internationaal is deze methode niet eerder toegepast.
Netstructuur Eenduidig
Aanvullende definities zijn noodzakelijk om netstructuren eenduidig te kunnen aanduiden.
Begrijpelijk
Interpretatie door deskundigen en/of aanvullende informatieverzoeken zijn noodzakelijk.
Toekomstvast
Omdat netstructuren kunnen wijzigen, zal de methode geen consistent resultaat opleveren.
Internationaal
Internationaal is deze methode niet eerder toegepast.
een
- 11 -
40460093-TDC 04-46782A
Centrale besturing van het net Eenduidig
Centrale besturing is eerder gevolg dan oorzaak. Daardoor is het niet helder of een net(deel) centraal bestuurd moet worden.
Begrijpelijk
Interpretatie door deskundigen en/of aanvullende informatieverzoeken zijn noodzakelijk.
Toekomstvast
Er is een trend naar steeds meer centrale besturing van het net.
Internationaal
Internationaal is deze methode niet eerder toegepast.
De beoordeling van de potentiële scheidingsmethoden op basis van bovenstaande
Eenduidig
Begrijpelijk
Toekomstvast
Internationaal
toepasbaarheidscriteria staat samengevat in waarderingstabel 2.3. De scheidingsmethoden zijn hierin kwalitatief beoordeeld op een ordinale schaal. De scores hebben de volgende betekenis: ++ = zeer goed; + = goed; 0 = neutraal; - = slecht; -- = zeer slecht.
Spanningsniveau
++
++
+
++
Aansluitdichtheid
++
++
0
0
Netstructuur
-
-
-
0
Besturing
--
-
--
0
Tabel 2.3
Waardering van toepasbaarheid per scheidingsmethode
Uit bovenstaande waardering van de toepasbaarheid van de scheidingsmethoden blijkt dat spanningsniveau het beste scoort. In het vervolg van dit project zal de scheiding tussen transport- en distributienetten daarom vastgesteld worden op basis van spanningsniveau. Onder meer zal worden geëvalueerd in hoeverre toepassing van een scheiding op basis van spanningsniveau afdoende is of dat deze tot onacceptabele resultaten leidt. Indien dit laatste het geval is, dient alsnog een andere of een additionele methode te worden toegepast.
- 12 -
3
40460093-TDC 04-46782A
EFFECTEN OP MAATSCHAPPELIJKE DOELSTELLINGEN
Het te bepalen onderscheid tussen transport- en distributienetten dient een maximale bijdrage te leveren aan maatschappelijke doelstellingen. Dit zijn doelstellingen die de maatschappij in het algemeen met de elektriciteitsvoorziening nastreeft. In dit hoofdstuk worden de vier meest belangrijke maatschappelijke doelstellingen vastgesteld. Vervolgens wordt het meest zinvolle grensvlak tussen transport- en distributienetten op basis van spanningsniveau vastgesteld.
3.1
Inventarisatie
BV Nederland
Informatievoorziening/beheer
Efficiëntie prikkel
Toepasbaarheid van toezicht
Werkgelegenheid
Politieke sturing
oplossingen
Maatwerk versus standaard
Integriteit
crisismanagement Afhankelijkheid van anderen
Duurzaamheid Bijdrage aan
Eigendom
Kwaliteit van transportdienst
Transparantie
Facilitering van markt
Efficiëntie
De maatschappelijke doelstellingen zijn afgeleid aan de hand van een aantal in dit kader relevant geachte (maatschappelijke) organisaties en hun belangen, zie tabel 3.1 voor het overzicht. De belangen die donkergroen zijn weergegeven wegen zwaar, de lichtgele zijn van kleiner belang en de witte van geen belang.
LTNB Regionale netbeheerders Landelijke politiek Lokale politiek Kleine afnemers Grote afnemers & grootschalige opwekkers Decentrale opwekkers Maatschappelijke groeperingen Toezichthouder
Tabel 3.1
Samenhang tussen maatschappelijke doelstellingen en organisaties
- 13 -
3.2
40460093-TDC 04-46782A
Selectie
De belangen uit Tabel 3.1 zijn gecumuleerd in de volgende vier meest relevante maatschappelijke doelstellingen: •
Leveringszekerheid: Hieronder wordt verstaan continuering van de betrouwbaarheid van netten, kwaliteit van dienstverlening en eventueel ingrijpen in productie van elektriciteit.
•
Facilitering van de markt: Hieronder wordt verstaan het bevorderen van uniformiteit van transport- en aansluittarieven en aansluitfilosofieën.
•
Kostenefficiëntie: Hieronder wordt verstaan de te besparen kosten door netbeheerders.
•
Toepasbaarheid van toezicht: Hieronder wordt het effect verstaan op kwaliteit en efficiëntie van het toezicht zoals dat door de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) wordt uitgeoefend op de beheerders van elektriciteitsnetten.
Aan de hand van de bijdrage aan deze vier maatschappelijke doelstellingen zal de scheiding tussen transport- en distributienetten worden geëvalueerd. In de navolgende paragrafen volgt per maatschappelijke doelstelling een beschrijving van de verwachte effecten. Per maatschappelijke doelstelling resulteert dit in een advies voor een zodanig grensvlak tussen transport- en distributienetten op basis van spanningsniveau dat de bijdrage aan de maatschappelijke doelstellingen maximaal is. Tevens wordt geëvalueerd of een grensvlak op basis van het voorgestelde spanningsniveau tot acceptabele resultaten leidt, of dat een andere of een additionele methode dient te worden toegepast.
3.3
Leveringszekerheid
Leveringszekerheid is een maatstaf voor betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening. Daarbij spelen twee aspecten een grote rol. Ten eerste de betrouwbaarheid van het net, en ten tweede de zekerheid waarmee de elektriciteitsproductie in evenwicht wordt gehouden met de elektriciteitsvraag, op zowel lange als korte termijn.
3.3.1
Evaluatie van effecten
Door het bundelen van het beheer van de transportnetten bij één netbeheerder zullen effecten ontstaan op de volgende aspecten: centralisatie van beheer, netstructuren en centrale bedrijfsvoering.
- 14 -
40460093-TDC 04-46782A
Centralisatie van beheer Door het samenvoegen van transportnetten wordt het beheer van de transportfunctie van de netten in één hand gelegd. De daarbijbehorende coördinatie, samenwerking en integratie leiden tot integraal beheer van het net. Een netbeheerder die alle Nederlandse transportnetten beheert, zal: • meer en betere informatie tot zijn beschikking hebben; • daardoor een beter inzicht hebben in mogelijkheden van reeds bestaande infrastructuur, met name daar waar verschillende netvlakken elkaar kunnen aanvullen; • op basis daarvan een integrale visie op de infrastructuur ontwikkelen, voor zowel middellange als lange termijn ontwikkelingen waardoor meer oplossingsvarianten mogelijk worden. Dit zijn ontwikkelingen zoals inpassing van productie-eenheden, zowel grootschalig als decentraal; grote veranderingen in het verbruikspatroon, zowel in grootte als geografisch; nationale en internationale maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Daarnaast zal het herstel van de elektriciteitsvoorziening bij een storing worden versneld door een gestandaardiseerde wijze van ontwerpen en toepassing van gestandaardiseerde componenten. Op deze wijze kan met een beperkt aantal typen reservecomponenten een grote dekkingsgraad bereikt worden. In geval van noodsituaties of een storing zal dit de hersteltijd van de elektriciteitsvoorziening ten goede komen. Netstructuur De impact van een storing op hoogspanningsniveau is vele malen groter dan op middenspannings- en laagspanningsniveau. Daarom wordt op hoogspanningsniveau een veel lagere kans op onderbreking geaccepteerd2. De NetCode3 stelt zodanige eisen aan hoogspanningsnetten dat de transportdienst bij enkelvoudige storingen niet mag worden onderbroken (het ‘n-1 criterium’). Vanwege de hoge betrouwbaarheidseisen zijn hoogspanningsnetten over het algemeen redundant aangelegd. Dit betekent dat gewenste transporten via meerdere (fysieke) wegen kunnen worden uitgevoerd, dankzij vermaasde netten. Wanneer één beheerder alle transportnetten beheert, kan deze redundantie via het gebruik van andere netvlakken worden geoptimaliseerd. Lagere spanningsniveaus zijn vaak wel redundant uitgevoerd, maar in de meeste gevallen alleen parallel aan elkaar. Voor een significant gedeelte is dit slechts gebeurd in verband met de noodzakelijke transportcapaciteit. Andere routes in geval van storingen zijn daarmee 2
Betrouwbaarheid van elektriciteitsnetten in Nederland in 2003; KEMA, in opdracht van EnergieNed, 4 mei 2004. 3 NetCode, artikel 4.1.4.5 t/m 4.1.4.7, Dienst Toezicht en Uitvoering Energie, per 1 juli 2004.
- 15 -
40460093-TDC 04-46782A
uitgesloten. Ook de bedrijfvoeringsfilosofie (beveiliging) laat dit niet toe. Aanpassing van de beveiliging zou een kostbare aangelegenheid zijn vanwege de enorme aantallen, terwijl de bijdrage aan de betrouwbaarheid gering is; bij benadering een vermindering van twee à drie minuten jaarlijkse uitvalduur. Op dit moment wordt de betrouwbaarheid van de netten beoordeeld per netvlak. Door transportnetten onder te brengen bij één enkele LTNB wordt het aantal mogelijkheden tot aanpassing en optimalisatie van de netten uitgebreid. Daardoor kunnen meer oplossingen worden beschouwd waaruit een optimale keuze ten behoeve van betrouwbaarheid kan worden gemaakt. Centrale bedrijfsvoering Centrale bedrijfsvoering is zinvol voor die netten die elkaar kunnen ondersteunen. Daarbij gaat het om netten van verschillend spanningsniveau die geografisch overlappend zijn, redundant zijn uitgevoerd en vermaasd kunnen worden bedreven. Eén centraal bedrijfsvoeringscentrum heeft beter zicht op benutting van deze mogelijkheden, en momentane regionale en lokale belastingen en productie en ontwikkeling daarvan. Door een centrale bewaking van het transportnet zullen verstoringen beter gecoördineerd worden. Door een centrale bedrijfsvoering kan op het moment van een storing direct en adequaat gereageerd worden zonder onnodig tijdverlies door overleg tussen verschillende bedrijfsvoeringscentra van verschillende netbeheerders. De bedrijfsvoering zal minder coördinatie behoeven. Hierdoor wordt uitbreiding van een storing snel en effectief beperkt, en zal het herstel van de elektriciteitsvoorziening versneld worden. Het bedrijfsvoeringscentrum heeft meer mogelijkheden ter beschikking om meer robuuste oplossingen te creëren, zoals het gebruiken van interregionale koppelingen in plaats van alleen het transportnet bij overbelasting of uitval van netcomponenten. Hierdoor kan het aantal verstoringen, duur en impact daarvan worden beperkt. Ook in geval van onbalanssituaties kan via centrale bedrijfsvoering beter op ontwikkelingen ingespeeld worden. In dergelijke situaties kunnen centraal bewustere en optimalere keuzes gemaakt worden, zoals bijvoorbeeld het in- of afschakelen van afnemers en productie, hetgeen leidt tot minder onderbrekingen met minder impact.
- 16 -
3.3.2
40460093-TDC 04-46782A
Vertaling naar spanningsniveau
Over het algemeen zijn netten met een spanning van 50 kV en hoger bewust redundant ontworpen, gebouwd en bedreven. Deze netten kunnen elkaar ondersteunen door de meerdere geografische wegen om transporten uit te voeren. Op lagere spanningsniveaus is over het algemeen de redundantie alleen aanwezig in de vorm van meerdere parallelle verbindingen langs hetzelfde tracé. Ook laat de transportcapaciteit op lagere spanningsniveaus ondersteuning aan hogere spanningsniveaus slechts in specifieke gevallen toe. Als gevolg van redundantie in netten, centrale besturing en beheer; is het zinvol om netten met een spanning van 50 kV en hoger als transportnet te beschouwen. Deze conclusie en de sporadische uitzonderingen daarop zijn kwalitatief weergegeven in figuur 3.1. Figuur 3.1
3.3.3
Voorgesteld grensvlak op basis van de maximale bijdrage aan de maatschappelijke doelstelling Leveringszekerheid
Uitzonderingen
Nederland kent een aantal 50 kV netten dat zeer lokaal is en niet ondersteund wordt door c.q. kan ondersteunen aan een hoger spanningsniveau. Het gaat hierbij om netten rondom Tilburg, Nijmegen, Arnhem, Apeldoorn, Goeree-Overflakkee en Voorne Putten. Dit betreft bij benadering slechts 20% van alle knooppunten op 50 kV niveau en 30% van de gehele netlengte op 50 kV niveau. Indeling van deze netdelen bij het transportnet kan desondanks gunstig zijn vanwege het tegengaan van versnippering van het beheer en helderheid naar aangeslotenen. Nederland kent een aantal 25 kV netten dat redundant is aangelegd. Deze netten verkrijgen redundantie als gevolg van meerdere geografische wegen en meerdere parallelle circuits. Deze voorzien echter slechts drie zeer lokale gebieden: de stad Den Haag, de stad Rotterdam en het havengebied, en het gebied tussen Zoetermeer en Delft. Vanwege hun lokale functie kunnen deze netten geen ondersteuning bieden aan hogere spanningsniveaus en kunnen zij dientengevolge niet bijdragen aan vergroting van de leveringszekerheid indien ze als transportnetten zouden worden beschouwd. De 25 kV netten dienen dan ook te worden ingedeeld bij distributienetten.
- 17 -
40460093-TDC 04-46782A
Daarnaast is een aantal 10 kV netten in Nederland redundant uitgevoerd. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om zogenaamde “transportverbindingen”, “stamvoedingen” en “inkoopstations” in Limburg en Brabant. Voorzover KEMA kan nagaan is hier slechts sprake van redundantie door middel van parallelle verbindingen op hetzelfde tracé, en kunnen deze als gevolg van de beveiligingsfilosofie, niet als vermaasde netten worden bedreven.Voorgesteld wordt derhalve deze 10 kV netten in te delen bij distributienetten.
3.4
Facilitering van de markt
Met de maatschappelijke doelstelling “facilitering van de markt” wordt gedoeld op verdere bevordering van marktwerking op de geliberaliseerde energiemarkt. Voor een goede marktwerking is het essentieel dat marktpartijen vertrouwen hebben in de non-discriminatoire en transparante werking van het netbeheer. De maatschappelijke doelstelling is dan ook een samenstel van begrippen zoals bevordering van toegang, transparantie, informatievoorziening en –beheer, en beperkt tot dat deel van de markt waar netbeheerders op opereren.
3.4.1
Evaluatie van effecten
In huidige regelgeving4 wordt onderscheid gemaakt tussen aansluitingen op basis van het aangevraagde aansluitvermogen. Aansluitingen met een vermogen kleiner dan 10 MVA vallen conform TarievenCode in de standaardtarieven. Aanvragers die een aansluiting wensen met een vermogen groter dan 10 MVA, kunnen vanwege de grootte van de aansluiting niet met een standaardaansluiting worden aangesloten. Bij aansluitingen met een aansluitcapaciteit van meer dan 3 MVA mag de aanvrager de netbeheerder verzoeken af te wijken van de standaardaansluiting en maatwerk te leveren. Dergelijke grote vermogens kunnen niet overal op dezelfde standaardwijze aangesloten worden, omdat de beschikbare transportcapaciteit dit niet toelaat. De netbeheerder moet daarom op zoek naar die aansluitlocatie en –configuratie die technisch mogelijk is en voldoet aan de wensen van de aangeslotene. Voor deze grote aansluitingen geldt een aansluittarief gebaseerd op voorcalculatorische projectkosten.
4
TarievenCode, Dienst Toezicht en Uitvoering Energie, per 2 juni 2004.
- 18 -
40460093-TDC 04-46782A
In de huidige situatie worden aanvragers van meerdere maatwerkaansluitingen verspreid door het land bij verschillende netbeheerders geconfronteerd met verschillende aansluitprocessen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een industriële afnemer met meerdere vestigingen of een windparkexploitant van meerdere windparken. Niet alleen tarieven verschillen, ook de aansluitfilosofie en uiteindelijke technische en financiële uitwerking door netbeheerders verschilt. De verschillende netbeheerders moeten tegenover de aanvragers verantwoorden waarom de lokale netsituatie leidt tot verschillende aansluitingsmogelijkheden en andere tarieven. Dit is voor aanvragers niet transparant en kan leiden tot twijfel of een en ander wel non-discriminatoir verloopt. Eén uniforme aansluitfilosofie per aansluitcategorie en een uniform aansluitproces, juist in die gevallen die buiten de gereguleerde tarieven vallen, is voor grotere aangeslotenen zeer gewenst. De transparantie op de markt wordt bevorderd door de betreffende netten bij één netbeheerder bijeen te brengen. Daarnaast biedt het hebben van één beheerder van transportnetten ook in geval van extreme situaties voordelen vanuit het oogpunt van facilitering van de markt. Hierbij moet gedacht worden aan grootschalige storingen of koelwaterproblematiek. In dergelijke situaties worden alle grote aangeslotenen die een ondersteunende bijdrage kunnen leveren door slechts één netbeheerder benaderd. De uniformiteit van de informatievoorziening wordt hierdoor gewaarborgd en communicatie zal sneller verlopen. Volgens huidige regelgeving5 heeft een aangeslotene die een bijdrage moet kunnen leveren aan het oplossen van knelpunten in het transportnet een aansluitcapaciteit van minimaal 60 MW. Doordat de beheerder van transportnetten de netten bestuurt waarop ook grootschalige producenten zijn aangesloten zal de Regel- en Reservemarkt beter worden gefaciliteerd. Eén enkele beheerder van transportnetten heeft immers beter zicht op de meest urgente en effectieve ingrepen en kan transportknelpunten zo eenvoudiger en goedkoper oplossen. Neveneffect van overgang naar één landelijke transportnetbeheerder is verdergaande scheiding van commerciële en gereguleerde partijen. Denk hierbij aan grootschalige producenten en leveringsbedrijven, die nu in sommige gevallen tot hetzelfde energiebedrijf behoren als de netbeheerder bij wie ze aangesloten zijn. Met één landelijke netbeheerder neemt de transparantie toe, hetgeen het vertrouwen in de marktwerking ten goede zal komen.
5
NetCode en SysteemCode, Dienst Toezicht en Uitvoering Energie, per 1 juli 2004.
- 19 -
3.4.2
40460093-TDC 04-46782A
Vertaling naar spanningsniveau
Grote aansluitingen (groter dan 10 MVA) dienen op een uniforme wijze behandeld en gefactureerd te worden. Grote aangeslotenen dienen daarnaast op een uniforme wijze bij te kunnen dragen aan het oplossen van transportknelpunten. Conform de Net- en TarievenCode bevinden deze grote aangeslotenen zich op een spanningsniveau van minimaal 25 kV. Omdat 25 kV netten slechts in bepaalde regio’s liggen, worden grote aansluitingen in praktijk gerealiseerd op een spanningsniveau van minimaal 50 kV. Daarom is het in dit geval zinvol om netten met een spanning van 50 kV en hoger als transportnet te beschouwen. Deze conclusie en het kleine aantal uitzonderingen daarop zijn kwalitatief weergegeven in figuur 3.2. Figuur 3.2
3.4.3
Voorgesteld grensvlak op basis van de maximale bijdrage aan de maatschappelijke doelstelling Facilitering van de markt
Uitzonderingen
In het verleden zijn aansluitingen groter dan 10 MVA mogelijk aangesloten op een lager spanningsniveau dan 25 kV. Vanwege de beperkte transportcapaciteit op de lagere spanningsniveaus zal dit een beperkt aantal aangeslotenen betreffen met een aansluitcapaciteit die niet veel groter is dan 10 MVA. Het algemene beeld wordt daardoor niet significant verstoord.
3.5
Kostenefficiëntie
Elke netbeheerder in Nederland is verantwoordelijk voor zijn netdeel en mag binnen de ruimte gegeven door regelgeving zelf bepalen hoe zijn netdeel beheerd wordt. De te bepalen scheiding van transport- en distributienetten dient een positief effect te hebben op de gezamenlijke kosten die de netbeheerders maken, en uiteindelijk leiden tot verlaagde tarieven voor de aangeslotenen.6 6
Zie voor een nadere financiële onderbouwing het rapport: “Synergie effecten bij het samenvoegen van het beheer van de elektrische transportnetten”; referentie 40310131-TDC 03-38915A; door KEMA T&D Consulting; 28 januari 2004.
- 20 -
3.5.1
40460093-TDC 04-46782A
Evaluatie van effecten
De netbeheerders maken aanzienlijke kosten voor het instandhouden, uitbreiden en gebruiken van de netten. Een scheiding tussen transport- en distributienetten leidt tot effecten op de kosten ten behoeve van: •
netontwerp en –planning;
•
bedrijfsvoering en afstemming;
•
onderhoud, vervanging en nieuwbouw;
•
nieuwe overdrachtspunten tussen transport- en distributienetten.
Netontwerp en -planning Een netbeheerder die alle Nederlandse transportnetten beheert, kan maximaal gebruik maken van de mogelijkheden van techniek en infrastructuur om de ontwikkelingen te faciliteren en in te passen in de reeds bestaande elektrische infrastructuur. Daarbij moet met name worden gedacht aan het integraal ontwerpen en beheren van de netten, waardoor verzwaringen in gedeelten van het net kunnen worden vermeden of beperkt. Door gebruik te maken van koppelingen tussen verschillende netvlakken kunnen aanzienlijke besparingen worden bereikt. Tevens zal deze netbeheerder een beter risicoprofiel bezitten, waardoor deze zich beter in kan dekken tegen mogelijke scenario’s door hetzij financieringsconstructies hetzij alternatieve gebruiksmogelijkheden. Naar verwachting zijn hier besparingen haalbaar tot enkele tientallen miljoenen EURO per jaar. Bedrijfsvoering en afstemming Een landelijk transportnet kan worden bestuurd vanuit één bedrijfsvoeringcentrum, in plaats vanuit de huidige acht centra in Arnhem (Continuon en TenneT), Middelburg (DNWB), Nederweert (Essent), Rotterdam (Eneco), Utrecht (Eneco), Voorburg (TZH) en Zwolle (Essent). De bedrijfsvoering zelf zal minder coördinatie behoeven omdat minder netbeheerders zijn betrokken en communicatielijnen kort kunnen zijn. Doordat de landelijke transportnetbeheerder het gehele transportnet in beheer heeft, kunnen betere afwegingen worden gemaakt ten aanzien van het bedrijven van het net. Tevens kan de blindvermogenshuishouding, noodzakelijk voor het handhaven van een goede spanningskwaliteit, geoptimaliseerd worden over de gezamenlijke netvlakken in plaats van de huidige beperkte mogelijkheden. Dit houdt een substantiële financiële reductie in van investeringen en beheerskosten. Daar staat tegenover dat een investering moet worden gedaan om voor de distributienetten een
- 21 -
40460093-TDC 04-46782A
nieuwe coördinatie van storingsmeldingen en bedrijfsvoering in te richten. Naar verwachting bedragen de mogelijke uiteindelijke besparingen enkele miljoenen EURO per jaar, waarbij de noodzakelijke extra investeringen zijn inbegrepen. Onderhoud, vervanging en nieuwbouw Op het gebied van onderhoud en vervanging zullen met name voordelen te behalen zijn, indien die netdelen samengevoegd kunnen worden, die •
een beperkte omvang per netbeheerder hebben; én
•
over overeenkomende eigenschappen beschikken; met name aangaande componenten met overeenkomende uitvoering en complexiteit;
•
overeenkomende werkwijzen en procedures hebben.
De toename van de te beheren componenten door de transportnetbeheerder biedt de mogelijkheid om op basis van risicomanagement en standaardisatie van technologie en beleid een eenduidig en transparant onderhoud- en vervangingsbeleid op te stellen. Met dit beleid kan onderhoud beter afgestemd worden op de behoefte en kunnen betere keuzes gemaakt worden ten aanzien van het vervangingstijdstip. Dit leidt tot een reductie van de onderhouds- en vervangingskosten. Door de schaalvergroting ontstaan naast inkoopvoordelen ook mogelijkheden om de (onderhouds)werkzaamheden efficiënter uit te voeren en meer marktconform aan te besteden. Onderhoudswerkzaamheden kunnen op geschiktere tijdstippen worden uitgevoerd omdat beter gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden (redundantie) van het net. Hierdoor wordt het aantal en de impact van transportknelpunten gereduceerd. Voorts kunnen door een uniforme aanpak en standaardisatie de inspanning en kosten beperkt worden bij de realisatie van nieuwbouw. Consequentie is tevens, dat ten aanzien van reserve materieel een uniform (kostenbesparend) beleid gevoerd kan worden. Dit zal leiden tot besparingen in de orde van een tiental miljoenen EURO per jaar. Nieuwe overdrachtspunten tussen transport- en distributienetten Het aantal overdrachtspunten tussen de distributienetbeheerders en de landelijke transportnetbeheerder neemt aanzienlijk toe, omdat de grens tussen de netbeheerders op een grensvlak komt te liggen met meer overdrachtspunten. Door de verplaatsing van de beheergrens dienen afspraken gemaakt te worden omtrent het gebruik van bestaande (gedeelde) voorzieningen binnen één schakelstation. Voorstaande leidt naast organisatorische maatregelen tot eenmalige investeringen voor comptabele meetinrichtingen
- 22 -
40460093-TDC 04-46782A
(overdrachtspunten) en het aanbrengen van nieuwe scheidingen (beheer) tussen transporten distributienetten binnen de bestaande hoogspanningsstations. Dit leidt tot eenmalige investeringen van circa 20 miljoen EURO.
3.5.2
Vertaling naar spanningsniveau
Kostenbesparingen met betrekking tot integraal beheer en centrale bedrijfsvoering kunnen met name bereikt worden bij netten met een redundant karakter. Ook ten aanzien van onderhoud en vervanging gaat het om die netten en componenten met overeenkomende eigenschappen. Het gaat hierbij beide om netten met een spanningsniveau van 50 kV en hoger. Een uitbreiding van het transportnet naar lagere spanningsniveaus levert naar verwachting geen verdere synergievoordelen op (mogelijk zelfs nadelen), omdat het toegepaste materieel voor de lagere spanning (lager dan 50 kV) afwijkend is met betrekking tot de complexiteit, regelgeving, werkwijzen en uitvoering van het toegepaste materieel. De aantallen componenten op de lagere spanningsniveaus vanaf 10 kV nemen zodanig toe dat een regionale spreiding van beheer en onderhoudsregimes en –planningen noodzakelijk blijft. Figuur 3.3 Voorgesteld grensvlak op basis van de maximale bijdrage aan de maatschappelijke doelstelling Kostenefficiëntie Daarom is het in dit geval zinvol om netten met een spanning van 50 kV en hoger als transportnet te beschouwen. Deze conclusie en de uitzonderingen daarop zijn kwalitatief weergegeven in figuur 3.3.
3.5.3
Uitzonderingen
Eén van de argumenten om netten met een spanningsniveau van 50 kV en hoger samen te voegen is het combineren van relatief kleine populaties tot één grote populatie, waardoor synergievoordelen behaald kunnen worden. Ook de 25 kV netten kunnen in principe onder
- 23 -
40460093-TDC 04-46782A
dit criterium tot de transportnetten worden gerekend. Echter, het 25 kV net betreft een zeer kleine populatie, met name geconcentreerd rond Rotterdam, Delft en Den Haag. Deze 25 kV netten zijn reeds ondergebracht bij één netbeheerder (ENECO). Onderbrengen bij de transportnetbeheerder leidt derhalve niet tot een verdere bundeling van de 25 kV netten. Voorts lettend op de sterk lokaal/regionaal georiënteerde functionaliteit van het 25 kV net, wordt geen toename van de kostenefficiëntie verwacht door het toekennen van de 25 kV netten aan het transportnet.
3.6
Toepasbaarheid van toezicht
Omdat netbeheer een natuurlijk monopolie is, zijn verschillende toezichtmechanismen in werking gesteld teneinde netbeheerders conform de wet efficiënt te laten werken. De vraag is hier of een (gewijzigde) scheiding tussen transport- en distributienetbeheerders effect heeft op de kwaliteit en efficiëntie van het toezicht zoals dat door de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) wordt uitgeoefend op beheerders van elektriciteitsnetten. De toepasbaarheid van toezicht kent twee aspecten: 1. handhaving van wetten en regels; 2.
3.6.1
regulering van tarieven en omzetten.
Evaluatie van effecten
Handhaving Het eerste aspect, de handhaving van wetten en regels, staat los van iedere te bepalen scheiding tussen transport- en distributienetten. Immers, iedereen dient zich aan de wet te houden, ook iedere netbeheerder. Ten behoeve van de handhaving van wetten en regels zal de toezichthouder informatie verzamelen en analyseren. Ook dit proces verloopt onafhankelijk van de netbeheerders. Het toepassingsgebied blijft generiek, en maakt geen onderscheid tussen transport- en distributienetten. Ook toezicht op de aanvullende taakstelling van de netbeheerder van de landelijke transportnetten (Elektriciteitswet artikel 16 lid 2) wordt niet beïnvloed omdat dit niet gekoppeld is aan enig net. Handhaving van wetten en regels wordt dus niet beïnvloed door enige scheiding tussen transport- en distributienetten. Regulering Regulering van netbeheerders, in het bijzonder van de tarieven en omzetten, wordt voor een belangrijk deel vorm gegeven door benchmarking. Benchmarking houdt in dat netbeheerders onderling vergeleken worden op basis van functionele en/of technische kenmerken.
- 24 -
40460093-TDC 04-46782A
Functionele kenmerken zijn met name de voorziening aan vergelijkbare aantallen en categorieën aangeslotenen. Technische kenmerken zijn met name spanningsniveaus en netstructuren. De uitkomsten van de benchmark zijn bepalend voor besluiten en maatregelen van DTe. De kwaliteit van de benchmark wordt bepaald door de onderlinge vergelijkbaarheid: maatregelen mogen niet gebaseerd zijn op een vergelijking van appels met peren. Op dit moment is de beheerder van de landelijke transportnetten uitgesloten van de benchmark, gezien zijn unieke positie binnen de Nederlandse context. De overige netbeheerders zijn op basis van functionele en technische criteria onderling beperkt vergelijkbaar. Vanwege de lange levensduur van de betrokken assets (35 - 55 jaar) heeft iedere netbeheerder te maken met de historische opbouw van en investeringen in zijn net als onvermijdbare basis voor toekomstige ontwikkelingen. Een net dat tegenwoordig als inefficiënt wordt beschouwd, kan niet eenvoudig en snel worden aangepast. Omdat diverse netbeheerders in het verleden verschillende strategische en technische keuzes hebben gemaakt kan een benchmark pas goed plaatsvinden indien de functies, structuren en technieken enigszins gestandaardiseerd zijn. Ook het voorhanden zijn van voldoende vergelijkingsmateriaal is van groot belang. De consequentie hiervan is dat slechts de niet-redundante netten die direct een groot aantal kleine aangeslotenen voorzien van elektriciteit vergelijkbaar zijn. Alle netten en netdelen die deze distributienetten aan elkaar koppelen en/of grotere aansluitingen hebben zijn zeer specifiek in functie en structuur. Soms zijn deze netten en netdelen redundant uitgevoerd en bedreven, soms zijn deze redundant uitgevoerd maar radiaal bedreven. Soms worden distributienetten rechtstreeks door transformatoren aangesloten op een hoger spanningsniveau, bijvoorbeeld in Brabant en Gelderland. In andere gevallen is juist een net op hetzelfde spanningsniveau aangelegd, bijvoorbeeld in Limburg. In een groot aantal gevallen vindt transformatie plaats van 150 kV naar 10 kV niveau, in een significant aantal andere gevallen zijn juist tussenliggende spanningsniveaus (20 kV, 23 kV, 25 kV, 50 kV) geïntroduceerd. Voorbeelden van dit laatste zijn met name te vinden in de provincies Noord en Zuid Holland, Utrecht en Zeeland. Kortom, dit leidt in de praktijk mede tot bediscussieerbare uitkomsten uit de benchmark, en betwisting van de daaruit volgende besluiten en maatregelen van DTe. Door een expliciete scheiding tussen transport- en distributienetten te bepalen en de beheergrens te verschuiven zodanig dat één beheerder van de transportnetten ontstaat, verbetert de onderlinge vergelijkbaarheid van de beheerders van de distributienetten. Deze zullen in de toekomstige situatie allen distributienetten beheren waardoor zij functioneel en
- 25 -
40460093-TDC 04-46782A
technisch meer overeenkomsten vertonen. De benchmark wordt dan niet langer verstoord doordat enkele netbeheerders wel en andere geen transportnet beheren. De huidige beheerder van de landelijke transportnetten is nu van de Nederlandse benchmark uitgesloten. Als de beheergrens tussen transport- en distributienetten verschuift, wordt het niet te benchmarken deel van de Nederlandse netten vergroot. In de internationale context kan de beheerder van de transportnetten beter vergelijkbaar worden omdat deze een grotere netlengte en meer spanningsniveaus beheert. Overheid en landelijk transportnetbeheerder moeten gezamenlijk zoeken naar een adequate wijze om ook in die situatie de landelijk transportnetbeheerder te prikkelen om efficiënt te opereren.
3.6.2
Vertaling naar spanningsniveau
In praktijk kunnen met name de netten met een spanning van 10 kV en lager onderling vergeleken worden, omdat deze qua structuur en wijze van bedrijfsvoering op dezelfde wijze zijn ontworpen. Bijkomende factor is dat netten met een spanningsniveau van 10 kV en lager in geheel Nederland worden toegepast. Voor de spanningsniveaus van 50 kV en hoger worden vaker redundante netstructuren toegepast, waardoor deze zeer specifiek in ontwerp, structuur en wijze van bedrijfsvoering zijn. Deze netten zijn wel weer in grote aantallen aangelegd. De netstructuur is daar echter zo specifiek en situationeel bepaald, dat enige vergelijking binnen de Nederlandse context niet mogelijk is. Dit pleit ervoor om vanuit het oogpunt van toepasbaarheid van toezicht de netten met een spanning hoger dan 10 kV tot transportnet te rekenen, en de netten van 10 kV en lager tot distributienet. Deze conclusie en de uitzonderingen daarop zijn kwalitatief weergegeven in figuur 3.4.
- 26 -
3.6.3
40460093-TDC 04-46782A
Uitzonderingen Indien de grens tussen transport- en distributienetten wordt gelegd op 50 kV en hoger, blijft een aantal netbeheerders beheerder van een onvergelijkbaar netdeel (20 kV, 23 kV en 25 kV). Vanuit het oogpunt van toepasbaarheid van toezicht leidt dit tot negatieve randverschijnselen. De spanningsniveaus 20 kV, 23 kV en 25 kV zijn in slechts zeer specifieke gevallen aangelegd zodat de effecten van toekenning tot het distributienet eventueel kunnen worden verwaarloosd.
Figuur 3.4 Voorgesteld grensvlak op basis van de maximale bijdrage aan de maatschappelijke doelstelling Toepasbaarheid van toezicht
- 27 -
4
40460093-TDC 04-46782A
KEUZE VAN HET GRENSVLAK
Het te bepalen onderscheid tussen transport- en distributienetten dient op basis van een gefundeerde en toepasbare scheidingsmethode te gebeuren. Als mogelijke scheidingsmethode zijn onderzocht: spanningsniveau, aansluitdichtheid, netstructuren en centrale besturing van het net. Gebleken is dat een scheiding op basis van spanningsniveau het best voldoet aan de toepasbaarheidscriteria. Een scheiding op basis van spanningsniveau is namelijk eenduidig, leidt tot begrijpelijke consequenties, is toekomstvast en consistent in de internationale context. Het te bepalen onderscheid tussen transport- en distributienetten dient een bijdrage te leveren aan maatschappelijke doelstellingen. Dit zijn doelstellingen die de maatschappij in het algemeen met het energiebeleid en de elektriciteitsvoorziening nastreeft. In dit project zijn vier maatschappelijke doelstellingen vastgesteld: leveringszekerheid, facilitering van de markt, kostenefficiëntie en de toepasbaarheid van toezicht. Door het effect van een scheiding tussen transport- en distributienetten op deze maatschappelijke doelstellingen te beoordelen, kan een zinvolle scheiding tussen transport- en distributienetten op basis van spanningsniveau worden vastgesteld. De maatschappelijke doelstellingen hebben verschillende urgenties. Hiertoe zijn in samenspraak met TenneT de volgende weegfactoren aan de doelstellingen toegekend: •
Leveringszekerheid / betrouwbaarheid: weegfactor 40%;
•
Facilitering van de markt: weegfactor 30%;
•
Kostenefficiëntie: weegfactor 20%;
•
Toepasbaarheid van toezicht: weegfactor 10%.
Uit de analyse van de effecten op de maatschappelijke doelstellingen is het volgende beeld ontstaan. De netten die positieve effecten hebben op de maatschappelijke doelstellingen, bevinden zich over het algemeen op een spanningsniveau van 50 kV en hoger. Op deze analyse zijn natuurlijk uitzonderingen te vinden. Dit betreft met name de 20, 23 en 25 kV netten, en kleine stukjes 50 kV net. Deze netdelen veroorzaken in aantallen en belangrijkheid echter slechts een beperkte verstoring van het beeld zoals uit figuur 4.1 blijkt. In deze figuur is het scheidingsvlak op basis van spanningsniveau weergegeven en zijn de maatschappelijke doelstellingen geschaald conform de toegekende weegfactor.
- 28 -
Figuur 4.1 Kwalitatieve distributienetten
weergave
van
het
40460093-TDC 04-46782A
scheidingsvlak
tussen
transport-
en
KEMA is dan ook van mening dat: •
Een scheidingsmethode op basis van spanningsniveau het best toepasbaar is;
•
De netten met een spanning van 50 kV en hoger tot de transportnetten dienen te worden gerekend;
•
De netten met een spanning lager dan 50 kV tot de distributienetten dienen te worden gerekend.
- 29 -
40460093-TDC 04-46782A
BIJLAGE: ANALYSE VAN SCHEIDINGSMETHODEN In deze bijlage is de onderliggende analyse van scheidingsmethoden opgenomen waar hoofdstuk 2 naar verwijst. De vier gekozen scheidingsmethoden spanningsniveau, aansluitdichtheid, netstructuren en centrale besturing van het net, worden individueel en geïsoleerd beschouwd. Daarbij wordt onderzocht wat de effecten op de maatschappelijke doelstellingen zijn.
1
Spanningsniveau
Doel van deze methode is om op basis van spanningsniveau onderscheid te maken. 1.1 Leveringszekerheid De leveringszekerheid wordt in eerste instantie bepaald door de gehanteerde planning- en ontwerpfilosofie, eisen vanuit de regelgeving en de inrichting van de beheerorganisatie. De scheidingsgrens van transport en distributie op basis van spanningsniveau heeft hierop geen directe invloed.7 1.2 Facilitering van de markt Omdat de netten met een spanning lager dan 220 kV in beheer zijn bij diverse netbeheerders worden aangeslotenen geconfronteerd met een diverse toegangsprocessen. Niet alleen de tarieven verschillen, ook de aansluitfilosofie van de netbeheerders verschilt om in lokaal verschillende omstandigheden maatwerkoplossingen te leveren. Uniforme aansluittarieven per spanningsniveau en een uniform aansluitproces, juist als het gaat om maatwerk, is voor de grotere aangeslotenen (> 10 MVA) zeer gewenst. Conform de Tarievencode bevinden deze aangeslotenen zich op een spanningsniveau van minimaal 25 kV. 1.3 Kostenefficiëntie Door het vergroten van de te beheren netten nemen de mogelijkheden van een netbeheerder toe om efficiënt te werken. Dit komt in zeer belangrijke mate door de mogelijkheid van optimalisatie van planning en bedrijfsvoering over zoveel mogelijk netten en
7
Indirecte effecten worden merkbaar indien wijziging van de beheergrenzen leidt tot aanpassing van de netten en besturing. Deze indirecte effecten worden beschreven in de desbetreffende paragrafen: netstructuur en centrale besturing.
- 30 -
40460093-TDC 04-46782A
netdelen. Dit komt onder meer tot uitdrukking in ontwerpfilosofie, netstructuren, en congestion management. Dit effect blijft beperkt tot die netten die functionele samenhang met elkaar vertonen. De beheerorganisatie van een netbeheerder is een direct gevolg van de spanningsniveaus van de te beheren netten. Dit beïnvloedt het beleid ten aanzien van veiligheid en milieu, en de daaraan verbonden ontwerp- en onderhoudsfilosofieën en het instandhouden van de benodigde kennis. Concentratie kan leiden tot synergie en daardoor tot kostenbesparingen. Tussen componenten voor hogere en lagere spanning bestaat een verschil in normering en regelgeving, ten aanzien van ontwerp, uitvoering en beproeving. Van origine treedt in Nederland een kentering in complexiteit en uitvoeringsvorm van schakelmaterieel op voor een spanningsniveau van 50 kV en hoger. Voor kabels is het beeld minder helder, maar de trend is vergelijkbaar. De grens ligt hier op 30 kV en hoger. Tot aan een bepaald spanningsniveau zal, in de Nederlandse verhoudingen met de Nederlandse aantallen, sprake zijn van positieve synergie effecten. Bij een spanningsniveau van 20 kV en hoger zijn de netten zo klein dat concentratie van beheer zinvol kan zijn. Hoe lager de scheidingsgrens, hoe meer formele overdrachtspunten tussen netbeheerders moeten worden ingericht, hetgeen leidt tot steeds substantiëlere kosten. 1.4 Toepasbaarheid van toezicht Verschuiving van de scheidingsgrens tussen transport en distributie naar een lager spanningsniveau leidt tot een betere vergelijkbaarheid van de distributienetten. Daarmee wordt het toezicht vereenvoudigd. De Landelijke Transportnetbeheerder blijft een bijzonderheid, omdat deze binnen de Nederlandse context uniek is.
2
Aansluitdichtheid
Het transportnet kenmerkt zich door het verbinden van een beperkt aantal opwekkers en verbruikers, die een groot vermogen aanbieden of vragen. In het distributienet is het aantal aangeslotenen vele malen groter, maar het vermogen per aangeslotene beduidend lager. Een methode om transport- en distributienetten te scheiden is het inventariseren van het aantal en/of de omvang van aangeslotenen per station.
- 31 -
40460093-TDC 04-46782A
Een scheidingsgrens op basis van het aantal aansluitingen is niet zinvol, omdat deze zeer regionaal bepaald is en geen relatie heeft met de functionele kenmerken van een transportof distributienet (bijvoorbeeld stedelijk versus landelijk gebied) 2.1 Leveringszekerheid De leveringszekerheid wordt in eerste instantie bepaald door de gehanteerde planning- en ontwerpfilosofie, eisen vanuit de regelgeving en de inrichting van de beheerorganisatie. De scheidingsgrens van transport en distributie op basis van aansluitdichtheid heeft hierop geen directe invloed.8 2.2 Facilitering van de markt Indien de scheidingsgrens op basis van aansluitgrootte wordt gesteld op 10 MVA, dan worden alle aangeslotenen met een maatwerk aansluiting conform de TarievenCode geconfronteerd met uniforme aansluittarieven en -filosofie. Een lagere grens leidt niet tot verdere positieve effecten. Een hogere grens leidt tot niet-uniforme aansluittarieven en – filosofie voor maatwerkaansluitingen. 2.3 Kostenefficiëntie Door vergroting van de te beheren netten nemen de mogelijkheden van een netbeheerder toe om efficiënt te werken. Dit komt in zeer belangrijke mate door de mogelijkheid van optimalisatie van planning en bedrijfsvoering over zoveel mogelijk netten en netdelen. Dit komt onder meer tot uitdrukking in ontwerpfilosofie, netstructuren, en congestion management. Dit effect blijft beperkt tot die netten die functionele samenhang met elkaar vertonen. Het is efficiënt om de gestandaardiseerde aansluitprocessen (kleiner dan 10 MVA) en de maatwerkaansluitprocessen (groter dan 10 MVA) bij verschillende organisaties onder te brengen. Hoe lager de scheidingsgrens, hoe meer formele overdrachtspunten tussen netbeheerders moeten worden ingericht, hetgeen leidt tot steeds substantiëlere kosten.
8
Indirecte effecten worden merkbaar indien wijziging van de beheergrenzen leidt tot aanpassing van de netten en besturing. Deze indirecte effecten worden beschreven in de desbetreffende paragrafen: netstructuur en centrale besturing.
- 32 -
40460093-TDC 04-46782A
2.4 Toepasbaarheid van toezicht Vaststelling van de scheidingsgrens tussen transport en distributie op basis van aansluitdichtheid leidt tot een betere functionele vergelijkbaarheid van de distributienetbeheerders. Daarmee wordt het toezicht vereenvoudigd. De beheerder van de transportnetten blijft een bijzonderheid, omdat deze binnen de Nederlandse context uniek is.
3
Netstructuren
Deze methode beoordeelt op grond van de netstructuur of een net als transport- of distributienet wordt beschouwd. Bepalend is of het net vermaasd of radiaal bedreven wordt. 3.1 Leveringszekerheid De betrouwbaarheidseisen voor netten van 110 kV en hoger zijn vastgelegd in de Netcode. Indien ook netten of netdelen met een lagere spanning dan 110 kV aan deze eisen dienen te voldoen, zal de betrouwbaarheid voor aangeslotenen (niet zijnde netbeheerders) toenemen. 3.2 Facilitering van de markt De scheidingsgrens van transport en distributie op basis van netstructuren heeft hierop geen directe invloed. 3.3 Kostenefficiëntie Integrale planning en optimalisatie van het transportnet leiden tot een adequatere benutting, instandhouding en uitbreiding van het net. Dit heeft positieve gevolgen in zowel de strategische sfeer (planning van uitbreidingen, ontwerpfilosofie, gebruik van spanningsniveaus) als in de operationele sfeer (congestion management). 3.4 Toepasbaarheid van toezicht Vaststelling van de scheidingsgrens tussen transport en distributie op basis van netstructuren leidt tot een betere functionele vergelijkbaarheid van de distributienetbeheerders. Daarmee wordt het toezicht vereenvoudigd. De Landelijke Transportnetbeheerder blijft een bijzonderheid, omdat deze binnen de Nederlandse context uniek is.
- 33 -
40460093-TDC 04-46782A
4 Centrale besturing van het net Deze methode beoordeelt op grond van de bedrijfsvoering of een net als transport- of distributienet wordt beschouwd. Bepalend is of netcomponenten op afstand bestuurd of gemonitord worden. 4.1 Leveringszekerheid Door een betere regie en kortere communicatielijnen kunnen grootschalige storingen beter worden voorkomen of beperkt, en zal het herstel van de voorziening sneller kunnen geschieden. Afhandeling door een enkele transportnetbeheerder leidt door een snellere en betere afstemming tot een kortere hersteltijd. Dit is beperkt tot dat niveau waar centrale afstemming tussen regio’s noodzakelijk is. 4.2
Facilitering van de markt
De scheidingsgrens van transport en distributie op basis van centrale besturing heeft hierop geen directe invloed. 4.3 Kostenefficiëntie Momenteel zijn acht besturingscentra actief. Door dit onder te brengen bij een Landelijke Transportnetbeheerder wordt een grote efficiencyslag gemaakt. Bovendien nemen de vrijheidsgraden van de LTNB toe, waardoor congestion management effectiever en efficiënter uitgevoerd kan worden. 4.4 Toepasbaarheid van toezicht Vaststelling van de scheidingsgrens tussen transport- en distributienetten op basis van centrale besturing leidt tot een betere functionele vergelijkbaarheid van de distributienetbeheerders. Daarmee wordt het toezicht vereenvoudigd. De Landelijke Transportnetbeheerder blijft een bijzonderheid, omdat deze binnen de Nederlandse context uniek is.
- 34 -
5
40460093-TDC 04-46782A
Internationale inventarisatie
Na een korte analyse van de meeste landen in Europa blijkt dat tegen een scheiding tussen transport- en distributienetten overal verschillend wordt aangekeken. In een aantal landen (bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk) is voor zover bekend geen wettelijke grens vastgesteld ten aanzien van de scheiding tussen transport- en distributienetten. Er zijn wel praktische beheergrenzen. In Frankrijk is RTE aangesteld als beheerder van de transportnetten (in praktijk 63 kV en hoger). In Zwitserland is een ontwikkeling gaande om de 220 en 380 kV netten onder te brengen bij één netbeheerder (SwissGrid). Ook sommige gedeelten van de 150 kV netten gaan waarschijnlijk onder dit beheer vallen. In andere landen is wel een wettelijke grens vastgelegd ten aanzien van de scheiding tussen transport- en distributienetten. In België behoren netten met een spanning van 70 kV en hoger, en in de gewesten Wallonië en Brussel zelfs 30 kV en hoger, tot het transportnet. In Italië behoren netten met een spanning hoger dan 220 kV, en netdelen en verbindingen die daarmee een functionele samenhang vertonen, tot het transportnet. In Spanje is men momenteel bezig de verantwoordelijkheid van de landelijke netbeheerder REE uit te breiden tot en met 110 kV. In Groot-Brittannië heeft men ook een formeel transportnet gedefinieerd: 275 kV en hoger, en in Schotland ook 132 kV. Samenvattend luidt de conclusie dat, indien grenzen zijn gedefinieerd tussen transport- en distributienetten, deze grenzen vrijwel uitsluitend zijn gerelateerd aan het spanningsniveau, en meestal historisch bepaald zijn of een eenvoudige voortzetting daarvan. Praktisch gesproken zijn in de internationale context transportnetten de netten met een spanningsniveau van 63 kV en hoger.