Tax newsletter
Inhoud Vennootschapsbelasting ► Hoe bekom je 80% bedrijfsvoorheffing korting voor R&D medewerkers? ► Zijn fictieve managementvergoedingen belastbaar aan 309%? ► Buitenlandse betaling op Belgische rekening leidt tot inhouding van Belgische bronheffing
Personenbelasting ► Nieuwe richtlijnen inzake autofiscaliteit
BTW ► BTW-plicht voor bestuurdersvennootschappen ► Definitieve regeling voorschotfacturen ► BTW op prestaties tussen hoofdhuis en vaste inrichtingen bij btw-eenheid
Internationaal nieuws
© VMB Tax Services
8 december 2014
1
Hoe bekom je 80% bedrijfsvoorheffing korting voor R&D medewerkers? De vrijstelling van doorstortingsverplichting van Belgische bedrijfsvoorheffing (BV) voor R&D medewerkers werd vanaf juli 2013 opgetrokken van 75% naar 80%. De Belgische wetgever heeft in 2014 echter de procedure om van deze zgn. BV-korting te kunnen genieten verstrengd. Een belangrijke nieuwigheid is dat projecten op het vlak van ‘wetenschappelijk onderzoek’ met R&D medewerkers als volgt moeten meegedeeld worden aan de Belgische fiscus: ► Alle “nieuwe projecten” hadden reeds gemeld moeten worden sedert 1 januari 2014 ; ► Alle “bestaande projecten” moeten gemeld worden vanaf 1 januari 2015. Het rapporteringsproces als dusdanig verloopt elektronisch via de volgende website van de fiscus: www.belspo.be. Doordat er geen is sprake van een voorafgaande meldingsplicht kan de rapportering ook gebeuren wanneer het project reeds aan de gang is. De keerzijde is wel dat de BV korting enkel kan worden toegepast nadat de melding heeft plaatsgehad. ‘Project’ versus ‘Programma’ rapportering Specifieke ‘projecten’ (b.v. een concrete toepassing) kunnen onmiddellijk meegedeeld worden via de genoemde website. De informatie die aangaande het R&D project moet worden overgemaakt aan de betrokken dienst BELSPO is best omvangrijk: de start- en (verwachte) einddatum van het project, een lijst van alle R&D medewerkers, een gedetailleerde technische omschrijving van het project die minstens 200-400 woorden moet tellen, enz. In het geval van lopende, structurele en periodieke ‘programma’s’ was een elektronische rapportering lange tijd niet mogelijk. Hoewel het vandaag wel mogelijk is, is het sterk aan te bevelen om een persoonlijke afspraak met BELSPO te prikken. BELSPO verkiest immers om het project interactief te bespreken en om met de belastingplichtige een algemeen kader overeen te komen waarbinnen de melding van het programma moet geschieden. Daarom is het raadzaam om sowieso een bespreking met BELSPO vast te leggen alvorens tot elektronische rapportering over te gaan. Vanuit formeel oogpunt moet u tevens weten dat u zeker over het bewijs moet beschikken dat u aan de voornoemde meldingsplicht aan BELSPO heeft voldaan. Optie om BELSPO advies in te winnen Om een maximaal comfort aan de belastingplichtige te kunnen bieden, hebben zowel de fiscus als de belastingplichtige de mogelijkheid om aan BELSPO advies te vragen m.b.t. de vraag of het project wel degelijk als ‘wetenschappelijk onderzoek’ kwalificeert en of de medewerkers wel voldoende gekwalificeerd zijn. BELSPO engageert er zich toe om binnen de 3 maanden te adviseren. Ook is het nuttig om weten dat BELSPO steeds bereid is om, in de loop van zulke adviesfase, met de belastingplichtige rond de tafel te zitten om het dossier te bespreken.
© VMB Tax Services
2
Het is inmiddels ook duidelijk welke informatie aan BELSPO moet worden overhandigd om advies van deze instantie te kunnen krijgen, namelijk: ► De volledige identiteit van de belastingplichtige en andere betrokken partijen ; ► Een gedetailleerde beschrijving van het project (zie ook hoger) ; ► De aard van het R&D project (fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling). Ook moet worden gerechtvaardigd waarom het project in kwestie tot één van deze categorieën behoort ; ► De volledige identiteit van alle R&D medewerkers, incl. hun nationaal nummer ; ► Feitelijke elementen die aantonen dat deze medewerkers ook daadwerkelijk zullen worden ingezet voor doeleinden van het R&D project ; ► Alle diploma’s van deze medewerkers. Het advies van BELSPO is bindend. Voor de fiscus is dit advies slechts bindend wanneer deze op dat moment niet in een dispuut met de belastingplichtige is verwikkeld. Het advies is tevens bindend wanneer het negatief is; in dat geval zal de belastingplichtige (ook retroactief) dus niet gerechtigd zijn op BV-korting. Een negatief advies kan dus tot gevolg hebben dat de belastingplichtige nog BV moet bijstorten aan de Administratie. Tegen een BELSPO advies kan nog beroep worden aangetekend bij een fiscale rechtbank van eerste aanlag. Alle R&D dossiers moeten zeer zorgvuldig voorbereid worden De intrinsieke en fundamentele doelstelling van de 80% BV korting bestaat erin om de belastingplichtige de nodige cash-flow zuurstof te geven die hij kan investeren in het eigenlijke R&D proces zelf. Bijgevolg is het niet meer dan logisch dat de Belgische fiscus alle verzoeken tot BV korting grondig nakijkt. Vandaar de noodzaak om over een stevig dossier te beschikken dat zorgvuldig voorbereid en gedocumenteerd moet zijn om gepast te anticiperen op latere vragen van de fiscus.
Zijn fictieve managementvergoedingen belastbaar aan 309%? De aanslag van 309% op geheime commissieloon is de afgelopen jaren zeer regelmatig in het nieuws gekomen. Een recent baanbrekend arrest van het Hof van Cassatie heeft deze materie nog verder gevoed en gekleurd. Deze afzonderlijke aanslag van 309% is verschuldigd wanneer de schuldenaar van een beroepsinkomen nalaat om dit inkomen tijdig te rapporteren op een fiche op naam van de genieter en deze fiche tijdig in te dienen bij de Belgische fiscus. Wanneer een Belgische schuldenaar nalatig was, is hij dus 309% vennootschapsbelasting verschuldigd over het nietgerapporteerde inkomen. Deze aanslag van 309% geeft steeds aanleiding tot een effectieve kost omdat een geheim commissieloon niet afzetbaar is tegen fiscale verliezen en andere tax assets. De aanslag van 309% is niet verschuldigd in de volgende twee omstandigheden: ► De schuldenaar toont aan dat de begunstigde het inkomen op correcte wijze heeft vermeld in een Belgische of buitenlandse aangifte in de inkomstenbelastingen; ► Bij een belastingcontrole wordt met de Belgische fiscus overeengekomen dat de begunstigde vooralsnog belast wordt over het inkomen binnen de standaard aanslagtermijnen.
© VMB Tax Services
3
Hof van Cassatie : ‘fictieve facturen’ mogen aan 309% belast worden! Overeenkomstig een strikte interpretatie van de belastingwet kent de aanslag van 309% ook uitwerking voor zgn. ‘verdoken meerwinst’ (winst die niet in het vermogen van de belastingplichtige terug te vinden is). Het is nooit helemaal duidelijk geweest was precies bedoeld wordt met de notie ‘verdoken meerwinst’. Een schoolvoorbeeld is vanzelfsprekend de omzet van verkopen in het zwart. Een arrest van 20 februari 2014 van het Hof van Cassatie lijkt echter een totaal nieuw licht te werpen op dit begrip. Uit het arrest kan afgeleid worden dat de term ‘verdoken meerwinst’ ook ‘fictieve facturen’ zou omvatten, i.e. facturen waarvan de onderliggende diensten niet aantoonbaar zijn. Het Hof van Cassatie volgt hierbij de redenering dat door zulke fictieve facturen in kosten te boeken, winst die anders belastbaar zou zijn aan 33,99% uit de belastbare basis wordt getild. Het loutere feit dat de fictieve facturen ook daadwerkelijk zijn betaald, doet niets ter zake. Wees vooral voorzichtig met management vergoedingen Omdat er in België geen fiscale consolidatie bestaat op het vlak van vennootschapsbelasting komen sommige groepen van vennootschappen wel eens in de verleiding om winst van de ene vennootschap naar de andere over te hevelen middels de aanrekening van ‘management vergoedingen’. In de praktijk komt het dus wel eens voor dat een factuur m.b.t. management vergoedingen niet onderbouwd kan worden door reële onderliggende diensten die de ene vennootschap aan de andere heeft verleend. Het is tevens algemeen geweten dat de Belgische fiscus nogal kritisch aankijkt tegen ‘management vergoedingen’. Over het algemeen zal de fiscus bij een controle een fictieve managementvergoeding trachten te verwerpen voor doeleinden van vennootschapsbelasting. Het spreekt voor zich dat de Administratie – bij wijze van alternatief en wellicht in functie van de concrete omstandigheden van iedere belastingcontrole – voortaan ook geneigd kan zijn om 309% belasting los te laten op de fictieve management vergoeding in hoofde van de vennootschap die de kost ter zake draagt. Gelet op het toch wel aanzienlijke risico is het ten zeerste aanbevolen dat alle Belgische belastingplichtigen die management vergoedingen (en gelijkaardige kosten) dragen, er voortaan nog meer dan voorheen nauwgezet op toezien dat zij over kwalitatieve documentatie beschikken wat betreft de aard en het bestaan van de onderliggende dienstverlening. Wanneer dit bewijs niet kan worden voorgelegd, zou de fiscale kostprijs wel eens kunnen oplopen tot 309% van een artificiële management vergoeding.
Buitenlandse betaling op Belgische rekening leidt tot inhouding van Belgische bronheffing In de praktijk rijst de vraag of roerende voorheffing formaliteiten moeten worden nagekomen bij de betaling van een dividend, interest of royalty inkomen vanuit het buitenland op een Belgische bankrekening. Het Hof van Beroep te Bergen heeft deze vraag recent affirmatief beantwoord. Overeenkomstig de Belgische belastingwetgeving is er in beginsel 25% Belgische roerende voorheffing verschuldigd wanneer een dividend, interest of royalty inkomen wordt toegekend of betaalbaar gesteld in België. De begrippen ‘toekenning’ of ‘betaalbaarstelling’ betekenen
© VMB Tax Services
4
dat het inkomen vatbaar is voor onmiddellijke inning door de begunstigde, zelfs wanneer de materiële betaling pas later zal plaatsgrijpen. Vandaar dat ook accrued interest onder bepaalde voorwaarden onderworpen kan zijn aan formaliteiten op het vlak van roerende voorheffing. Cash betaling op Belgische bankrekening is ‘toekenning’ Op 28 februari 2014 heeft het Hof van Beroep van Bergen bevestigd dat wanneer een dividend wordt betaald op de Belgische bankrekening van de genieter (in casu een Belgische vennootschap), de Belgische bank moet aangezien worden als een ‘tussenpersoon’ voor doeleinden van roerende voorheffing. Dit is ook het geval wanneer de bank optreedt als loutere collecting of paying agent. Hieruit vloeit voort dat de bank de wettelijke verplichting heeft om na te gaan in welke mate roerende voorheffing in België verschuldigd is over dit inkomen. In het voorliggende geval was de Belgische vennootschap (ook al had ze intrinsiek recht op een vrijstelling van roerende voorheffing) vergeten om haar bank de nodige inlichtingen en fiscale attesten te verschaffen om een vrijstelling aan de bron toe te passen. Daarom oordeelde de rechter dat de fiscus de bronheffing vooralsnog terecht heeft ingekohierd ten laste van de Belgische vennootschap. Onnodig te zeggen dat de Belgische fiscus zeer wellicht een gelijkaardige houding zal innemen wat betreft betalingen van interesten en royalty’s vanuit het buitenland op een Belgische bankrekening of bij een andere tussenpersoon in België. Kom tijdig uw verplichtingen inzake Belgische roerende voorheffing (vrijstellingen) na De regelgeving inzake de Belgische roerende voorheffing wordt vaak gepercipieerd als nogal formalistisch. Niettemin onderstreept de voornoemde rechtspraak dat het in het absolute belang van de Belgische begunstigde van een dividend, interest of royalty inkomen is om (zijn/haar Belgische bank toe te laten om) gepast en tijdig alle formaliteiten op het stuk van roerende voorheffing in te vullen. Wanneer deze formaliteiten zijn vervuld: ► is er geen (voorfinanciering van) kost inzake roerende voorheffing, ► is er ook geen risico dat de Belgische fiscus (zelfs 0%) roerende voorheffing bruteert tot maximaal 33,33%, ► is er geen discussie inzake mogelijke toepassing van nalatigheidsrente en ► scoort een belastingplichtige goede punten bij de fiscus omdat hij dan zeer wellicht als een plichtsgetrouwe en vlijtige belastingplichtige zal worden aangemerkt.
Nieuwe richtlijnen inzake autofiscaliteit De Belgische fiscaliteit m.b.t. bedrijfswagens is de afgelopen jaren regelmatig bijgespijkerd. Recente administratieve richtlijnen hebben de impact van sommige van deze wijzigingen verder toegelicht. Utilitaire voertuigen Op basis van de huidige wetgeving is het voordeel van alle aard wegens privé-gebruik van een bedrijfswagen enkel onderworpen aan Belgische sociale zekerheidsbijdragen in hoofde van de werkgever (en dus niet in hoofde van de werknemer). De eigenlijke werkgeversbijdrage is functie van de CO2 uitstoot van de wagen in kwestie. Recente administratieve richtlijnen van de Belgische sociale zekerheidsinstanties verduidelijken dat wanneer een ‘utilitair voertuig’ wordt gebruikt voor woon-werkverkeer er geen sociale zekerheid verschuldigd is. De RSZ verwijst hierbij naar de fiscale definitie van een ‘utilitair voertuig’: een ‘lichte vrachtwagen’ waarvan het voordeel van alle aard dus niet op forfaitaire basis wordt geraamd, maar wel op basis van de werkelijke waarde.
© VMB Tax Services
5
40 dagen regel Net zoals dat het geval is voor fiscale doeleinden, wordt er door de RSZ in het geval van ‘gewone voertuigen’ van uitgegaan dat er sprake is van woon-werkverkeer wanneer wordt aangetoond dat de belastingplichtige ten minste 40 dagen per kalenderjaar een vaste plaats van tewerkstelling heeft bezocht. Kosten m.b.t. privé-gebruik in mindering van verworpen uitgaven Wanneer de bestuurder – werknemer personenbelasting betaalt over een voordeel van alle aard ingevolge het privé-gebruik van een bedrijfswagen, dan wordt dit voordeel van alle aard doorgaans afgetrokken van de verworpen autokosten in hoofde van de vennootschap – werkgever. Doch, de minister van Financiën heeft recent bevestigd dat de werkelijke kosten i.v.m. het privé-gebruik van de wagen in mindering mogen komen van de verworpen autokosten wanneer deze kosten worden bewezen b.v. aan de hand van een kilometeradministratie. Dit oogt zeer aantrekkelijk omdat het reële aantal privé-kilometers niet langer bepalend is voor de berekening van het voordeel van alle aard in de personenbelasting. Vandaar dat menige vennootschap ertoe aangezet zou kunnen worden om een “hoog aantal privé-autokosten” te bewijzen om zodoende de verworpen en in de vennootschapsbelasting belastbare autokosten te beperken. Voorzichtigheid is evenwel aangewezen: inderdaad, wanneer de belastingplichtige b.v. zou aantonen dat de fractie van de privé-kilometers 65% overschrijdt, dan kan die belastingplichtige niet meer teruggrijpen naar het 35% forfait om de input –btw op autokosten af te trekken.
BTW-plicht voor bestuurdersvennootschappen Vanaf 1 januari 2015 wordt de tolerantie opgeheven volgens dewelke rechtspersonen die een bestuursmandaat uitoefenen in een andere rechtspersoon, hun bestuurdersvergoedingen niet aan btw hoeven te onderwerpen. De huidige btw-tolerantie voor bezoldigingen van bestuurder, zaakvoerders en vereffenaars is kan als volgt worden samengevat: ► Natuurlijke personen die optreden als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar, worden voor btw-doeleinden niet geacht een zelfstandige activiteit uit te oefenen wanneer zij handelen in uitoefening van hun statutaire opdracht en optreden als orgaan van de rechtspersoon die zij vertegenwoordigen. Deze prestaties dienen bijgevolg niet aan btw te worden onderworpen; ► Rechtspersonen die een activiteit als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar uitoefenen worden principieel wel als btw-belastingplichtige aangemerkt, maar de btw-administratie laat rechtspersonen die enkel dergelijke activiteiten verrichten echter de keuze om zich al dan niet voor btw-doeleinden te registreren. Indien de rechtspersoon ook andere activiteiten heeft, kan zij ervoor kiezen om over de handelingen in haar hoedanigheid als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar geen btw aan te rekenen. Deze keuze om de activiteiten aan btw te onderwerpen is principieel onherroepelijk en geldt voor alle activiteiten gesteld in deze hoedanigheid. Omdat de Europese Commissie dit keuzestelsel in vraag stelt, trekt de btw-administratie deze tolerantie voor rechtspersonen nu in. Vanaf 1 januari 2015 zullen de bestuurdersbezoldigingen toegekend door een bestuurdersvennootschap in principe steeds aan btw onderworpen zijn, tenzij zij alsnog onder een of ander uitzonderingsregel kunnen vallen (vb het regime voor kleine ondernemingen).
© VMB Tax Services
6
Vanaf wanneer is er nu btw verschuldigd? Er is voortaan btw verschuldigd op de bestuurdersbezoldigingen in hoofde van de bestuurdersvennootschap wanneer het tijdstip van opeisbaarheid zich voordoet vanaf 1 januari 2015. Voor diensten wordt de btw opeisbaar op het moment waarop de dienst is verricht (i.e. voltooid). Diensten die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen, worden verondersteld te zijn verricht bij het verstrijken van elke periode waarop een afrekening of betaling betrekking heeft. Wanneer (een deel) van de bestuurdersbezoldiging reeds ontvangen wordt vooraleer de dienst wordt verricht, dan is de btw opeisbaar op het tijdstip van ontvangst van de bezoldiging. Wanneer deze vergoeding ontvangen wordt in 2014, ontsnapt deze vergoeding bijgevolg nog aan de heffing van de btw. De btw-administratie preciseert wel dat voor tantièmes de btw opeisbaar wordt op de datum waarop de jaarlijkse algemene vergadering tot de uitkering van tantièmes beslist, ongeacht de datum waarop het boekjaar wordt afgesloten. Nadelige gevolgen Deze beslissing heeft vooral een negatieve impact vennootschappen die geen of slechts een gedeeltelijke recht op btw-aftrek hebben. We denken daarbij aan holdings, immovennootschappen,… Dergelijke vennootschappen zullen voortaan immers 21% btw aangerekend krijgen op de bestuurdersbezoldiging die zij betalen aan de bestuurdersvennootschappen, en zullen deze btw kunnen niet of slechts gedeeltelijk aftrekken. De bestuurdersvennootschappen die hopen om door hun nieuwe btw-statuut een btwherziening in hun voordeel te kunnen verrichten m.b.t. bepaalde investeringen die ze in het verleden hebben gedaan, zullen echter van een kale reis terugkeren. Hoewel zij voortaan een recht op btw-aftrek kunnen doen gelden, lijkt de administratie niet van mening dat zij dit ook kunnen laten gelden voor investeringen uit het verleden aangezien zij toen werden aangemerkt als niet-belastingplichtige. Btw-eenheid als oplossing? Over de bestuurdersvergoedingen zal in principe geen btw verschuldigd zijn wanneer de bestuurdersvennootschap en de vennootschap waarin hij dat mandaat uitoefent, lid zijn van dezelfde btw-eenheid. In de praktijk zal dit de meest voor de hand liggende optimalisatietechniek zijn om de impact van deze maatregel te beperken, maar vanzelfsprekend is het niet in elke situatie mogelijk om beide partijen lid te maken van een btw-eenheid.
Definitieve regeling voorschotfacturen Vanaf 2015 treedt de definitieve btw-regeling in werking met betrekking tot voorschotfacturen. De Belgische btw-administratie heeft voor het uitreiken en het verwerken van voorschotfacturen in enkele toleranties voorzien, ten einde bepaalde praktische problemen te vermijden. Overeenkomstig de wettelijke regels moet een factuur de datum waarop de btw opeisbaar werd vermelden, wanneer deze verschilt van de factuurdatum. In het verleden was deze vereiste niet zo belangrijk, omdat bij voorschotfacturen de uitreiking van de factuur zelf de opeisbaarheid van de btw uitlokte. Sinds 1 januari 2013 wordt de btw echter enkel nog opeisbaar
© VMB Tax Services
7
door de levering van de goederen of de verrichting van de dienstprestatie, dan wel de ontvangst van de betaling als die daaraan voorafgaat. Deze wijzigingen brachten met zich mee dat het volgens de wet niet langer mogelijk was om conforme voorschotfactuur uit te reiken, i.e. een factuur die voorafgaand aan de levering/dienst ertoe strekt om de betaling te vragen. Op dergelijke facturen kan de datum van opeisbaarheid immers nog niet worden vermeld. Om het hoofd te bieden aan enkele praktische problemen inzake de uitreiking van de facturen, de rapportering in de btw-aangiftes, het uitoefenen van de btw-aftrek, enz. treedt vanaf 1 januari 2015 een nieuwe regeling in werking. De administratie heeft reeds laten weten tot 30 juni 2015 soepel te zullen optreden t.a.v. belastingplichtigen die nog niet in staat waren hun computersystemen aan te passen overeenkomstig deze nieuwe regeling. In hoofde van de leverancier of dienstverrichter Om te vermijden dat een leverancier eerst een ‘betalingsverzoek’ zou moeten sturen en pas na de betaling te hebben ontvangen een conforme factuur zou kunnen uitreiken, biedt de btwadministratie deze twee opties aan: ► Indien het belastbaar feit zich voordoet binnen de zeven dagen na de uitreiking van de factuur, wordt de voorschotfactuur zowieso als een conforme factuur beschouwd, zelfs wanneer deze de datum van opeisbaarheid niet vermeldt. ► Indien het belastbaar feit zich niet voordoet binnen de zeven dagen, wordt de voorschotfactuur nog steeds beschouwd als een conforme factuur, mits deze ook de vermoedelijke datum van opeisbaarheid van de btw vermeldt (vb de ultieme betalingsdatum of de geplande datum van de levering). Er is geen correctie nodig wanneer deze datum achteraf niet blijkt overeen te stemmen met de effectieve datum van opeisbaarheid. Indien de voorschotfactuur geen vermoedelijke datum van opeisbaarheid vermeldde en de termijn van zeven dagen werd overschreden, moet weliswaar worden gecorrigeerd. Deze voorschotfactuur mag ook onmiddellijk in de btw-aangifte worden opgenomen. Er moet dus niet worden gewacht tot de btw effectief opeisbaar is geworden. Deze tolerantie m.b.t. de opname in de btw-aangifte geldt echter niet voor intracommunautaire leveringen van goederen of diensten: ► Voorschotfacturen m.b.t. intracommunautaire leveringen van goederen moeten verplicht worden opgenomen in de btw-aangifte en IC-listing m.b.t. de maand waarin de levering heeft plaatsgevonden (i.e. wanneer de goederen zijn aangekomen) ► Voorschotfacturen m.b.t. intracommunautaire diensten moeten verplicht worden opgenomen in de btw-aangifte en de IC-listing m.b.t. de periode waarin de btw opeisbaar is geworden (i.e. ontvangst van de voorafbetaling) of het belastbaar feit (i.e. verrichten van de dienst) zich heeft voorgedaan. In hoofde van de klant Overeenkomstig de wettelijke regels kan de klant zijn recht op btw-aftrek slechts uitoefenen nadat de btw opeisbaar is geworden en nadat hij in het bezit is van een conforme factuur. De administratie zal echter toelaten dat de klant zijn recht op aftrek al uitoefent in de btwaangifte m.b.t. de periode waarin de voorschotfactuur werd uitgereikt, zonder dat hij moet bewijzen dat op het einde van deze periode de btw reeds opeisbaar was geworden. Indien de klant dit bewijs binnen een termijn van drie maanden vanaf het einde van de maand waarin de voorschotfactuur werd uitgereikt kan voorleggen, moet er geen regularisatie gebeuren. Indien
© VMB Tax Services
8
de belasting echter niet opeisbaar is geworden bij het verstrijken van deze termijn, dient de klant de btw te regulariseren in het voordeel van de staat (rooster 61) in de btw-aangifte m.b.t. de maand of het kwartaal waarin deze termijn verstreken is. Bij ontvangst van een credit-nota moet dit echter onmiddellijk worden gecorrigeerd. Voor voorschotfacturen m.b.t. handelingen waarvoor de klant zelf de btw dient te voldoen (verlegging van heffing), laat de administratie toe dat de klant de btw onmiddellijk voldoet en aftrekt bij ontvangst van de factuur, zonder inachtname van bovenstaande termijn van drie maanden. Het is in dit geval echter niet toegelaten om reeds een teruggave van btw te vragen voordat de btw opeisbaar is geworden (behalve bij intracommunautaire handelingen). Enkele praktische aanbevelingen ► Zorg ervoor dat u voorschotfacturen afzonderlijk kan identificeren in uw boekhouding, zowel voor verkopen als aankopen; ► Vermeld de vermoedelijke datum van de opeisbaarheid van de btw op al uw voorschotfacturen; ► Volg bij ontvangen voorschotfacturen op wanneer de btw opeisbaar wordt en corrigeer tijdig de afgetrokken btw indien de termijn van 3 maanden wordt overschreden; ► Verifieer bij het aanvragen van een btw-teruggaaf of de btw eventueel betrekking heeft op voorschotfacturen waarvoor u verlegging van heffing hebt toegepast; ► Zorg dat uw externe accountant of belastingconsulent over de relevante gegevens beschikt om dit correct voor u te verwerken.
BTW op prestaties tussen hoofdhuis en vaste inrichting bij btw-eenheid? Recent heeft het Hof van Justitie beslist dat in sommige situaties interne prestaties tussen het hoofdhuis en haar vaste inrichting belastbaar zijn met btw. Met name wanneer slechts één van beide deel uitmaakt van een btw-eenheid, dienen het hoofdhuis en de vaste inrichting als afzonderlijke belastingplichtigen worden aangemerkt. In het verleden oordeelde het Hof van Justitie dat transacties tussen een hoofdhuis en een vaste inrichting buiten het toepassingsgebied van de btw vielen, omdat beide inrichtingen deel uitmaakten van dezelfde juridische entiteit, en dus dezelfde belastingplichtige. Recent oordeelde het Hof van Justitie echter dat een hoofdhuis dat diensten doorrekende aan een vaste inrichting die in haar land deel uitmaakt van een btw-eenheid werd geacht deze diensten te verstrekken aan de btw-eenheid. Bijgevolg verstrekt het hoofdhuis in dergelijk geval een btw-belastbare dienst aan een afzonderlijke belastingplichtige. Bij de beoordeling van het feit of er bij een prestatie sprake is van één dan wel twee betrokken belastingplichtigen, primeert het concept van de btw-eenheid dus op dat van de juridische entiteit. Hieruit kan o.i. dus worden afgeleid dat deze visie ook kan worden toegepast op de omgekeerde situatie waar enkel het hoofdhuis deel uitmaakt van de btw-eenheid. Dit arrest kan dus verrijkende gevolgen hebben op het vlak van facturatie, de verschuldigdheid van btw en het recht op btw-aftrek. Impact in België Hoewel dit arrest heel zeker een belangrijk principe-arrest is, lijkt de impact in de praktijk in België ons redelijk beperkt. De Belgische btw-wetgeving bevatte reeds een regel die stelde
© VMB Tax Services
9
dat een dienst die verstrekt werd door een btw-plichtige die gevestigd is buiten België voor zijn vaste inrichting die lid is van een Belgische btw-eenheid belastbaar is voor btw-doeleinden. Deze bepaling werd in het leven geroepen om ‘channeling’ te voorkomen. Deze structuur zou immers kunnen worden toegepast om in het buitenland diensten aan te kopen zonder btw en deze vrij van btw door te rekenen, wat bijzonder interessant is wanneer de leden van de btweenheid geen volledig recht op btw-aftrek hebben. Via Parlementaire Vragen en de Circulaire ter zake werd echter verduidelijkt dat deze regel enkel zou worden toegepast wanneer er sprake was van misbruik, en met name wanneer de diensten verder werden doorgerekend binnen de btw-eenheid. Het standpunt van het Hof van Justitie gaat echter veel verder. De opportuniteit? Gelukkig biedt dit arrest ook enkele opportuniteiten. Doordat de doorrekening van kosten in deze context voortaan aan btw onderworpen is, kan dit een positieve invloed hebben op het recht op btw-aftrek van een gemengde belastingplichtige. Eventueel kan dit zelfs aanleiding geven tot een recuperatie van historische niet-aftrekbare btw (mits inachtname van de herzieningstermijn). Vanzelfsprekend zal elk dossier echter individueel moeten worden geëvalueerd.
Internationaal nieuws Frankrijk
Extra focus op substance-over-form test - De Franse fiscus besteed meer aandacht aan de substance-over-form test wanneer hij internationale bedrijfsstructuren onder de loep neemt. Dat zal met name vooral het geval zijn wanneer toepassing gemaakt wordt van een Franse anti-misbruikbepaling als blijkt dat de belastingplichtige de bedrijfsstructuur vooral op het getouw heeft gezet met het oog op belastingontwijking. Meer nog, wanneer de Franse fiscus aantoont dat er inderdaad sprake is van misbruik, zijn stevige sancties die kunnen oplopen tot 80% verschuldigd. Bovendien zal het dossier dan ook zeer waarschijnlijk worden doorverwezen naar een Anti Misbruik Comité. Merk op dat laatstgenoemde zeer vermoedelijk tot “rechtsmisbruik” zal besluiten wanneer wordt aangetoond dat de structuur niet is bekleed met enig personeel, kantoor of enigerlei werkelijke economische substantie.
Frankrijk
Transfer pricing documentatieverplichtingen worden uitgebreid - Ingevolge Franse belastingwetgeving uit 2014 zijn de documentatieverplichtingen op het vlak van transfer pricing uitgebreid: voortaan moeten vennootschappen die in Frankrijk aanwezig zijn ook melding maken van eventuele rulings waarvan de Groep in het buitenland geniet. Bovendien moet de Groep aan de Franse fiscus meedelen wat de sleutelaspecten zijn van haar transfer pricing politiek. Dit moet gebeuren als bijlage bij de ingediende aangifte in de vennootschapsbelasting of binnen de 6 maand na de vorige balansdatum. Wanneer aan deze meldingsplicht niet wordt tegemoet gekomen, zullen sancties worden opgelegd.
Nederland
EHJ besluit dat Nederlandse fiscale eenheid wetgeving indruist tegen Europese vrijheid van vestiging - Op 12 juni 2014 heeft het Europese Hof van Justitie (EHJ) besloten dat er niet-gerechtvaardigde beperkingen aan de vrijheid van vestiging worden opgelegd wanneer de Nederlandse vennootschapsbelastingwetgeving een fiscale eenheid verbiedt omdat (i) de aandelen van zustervennootschappen worden gehouden door een gemeenschappelijke
© VMB Tax Services
10
moedervennootschap met fiscale residentie in een andere EU – Lidstaat dan Nederland en zonder vaste inrichting in Nederland of (ii) wanneer een onrechtstreekse verbonden vennootschap wordt gehouden via één of meer buitenlandse vennootschappen. Nederland
Nieuw Belastingakkoord voorgesteld tussen Nederland en Curacao - Op 10 juni 2014 is een wetsvoorstel neergelegd ter vervanging van het bestaande Belastingakkoord tussen Nederland en Curacao. Mits goedkeuring zal het nieuwe Akkoord in werking treden vanaf 2015. Het nieuwe Akkoord is gebaseerd op het OESO Modelverdrag en voorziet o.m. in een maximale bronheffing over dividenden van 15% wanneer “actieve” vennootschappen betrokken zijn. In geval van een minimumdeelneming van 10% is zulke bronheffing zelfs tot 0% te reduceren. Niettemin moet opgemerkt worden dat deze verlaagde bronheffing pas toegepast kan worden wanneer aan een antimisbruikbepaling wordt beantwoord. Nederland heeft gelijkaardige antimisbruikbepalingen opgenomen in een aantal andere recente dubbelbelastingverdragen waaronder het nieuwe verdrag met Japan.
Portugal
Madeira's International Business Centre licentieperiode verlengd - De Europese Commissie (EC)heeft haar goedkeuring gegeven aan een verlenging van de looptijd van licenties om te kunnen werken onder het International Business Centre (IBC) voorkeurregime van Madeira wat momenteel loopt tot 31 december 2014. Mits naleving van een aantal voorwaarden, kunnen vennootschappen die vallen onder dit IBC regime tot 31 december 2020 genieten van een verlaagd 5% belastingtarief over inkomsten uit transacties die zijn aangegaan met niet-inwoners. Bovendien is er een vrijstelling van bronheffing over interesten, royalty’s en service fees en een vrijstelling van kapitaalbelasting en registratiekosten. In 2007 heeft de EC het huidige IBC regime reeds verenigbaar verklaard met de Europese wetgeving. In november 2013 is er overigens reeds een verlenging toegestaan om licenties te verlenen tot 30 juni 2014. De nieuwe verlenging waar de EC nu mee instemt, maakt het mogelijk om licenties af te leveren tot einde 2014 wat concreet betekent dat vennootschappen onder het IBC regime kunnen vallen tot 2020.
© VMB Tax Services
11
Wouter Brackx Partner – Tax Services T +32 (0)470 106 171 E
[email protected]
Kurt De Haen Partner – Tax Services T +32 (0)475 242 087 E
[email protected]
De inhoud van deze publicatie is niet bedoeld als advies m.b.t. een specifieke casus. Indien u van plan bent om bepaalde acties te ondernemen op basis van de inhoud van deze publicatie, gelieve dan contact met uw VMB contactpersoon op te nemen voor gepast professioneel advies.
© VMB Tax Services
12
Antwerpen Entrepotkaai 3 2000 Antwerpen Belgium T +32 (0)3 237 65 60
Brussel Koning Albert I Laan 64 1780 Wemmel Belgium T +32 (0)2 460 09 60
Noord-Limburg Leopoldlaan 100 3900 Overpelt Belgium T +32 (0)11 64 11 34
Hasselt Kempische Steenweg 301 / bus 2 3500 Hasselt Belgium T +32 (0)11 42 50 22
Kempen Nieuwstraat 61 2400 Mol Belgium T +32 (0)14 34 63 34
© VMB Tax Services
13