Taalvorming in Mali, blogs januari 2015 Mirjam Zaat, Marie Reehorst
Mee naar Mali? 1 januari Voor de mensen die zeiden graag met ons mee te willen een lijst van dingen waar je de eerste dagen tegen moet kunnen: -
-
-
-
Het verkeer in Bamako. Van 4 uur tot kwart voor 9 in een auto zonder veiligheidsgordels tussen tienduizenden andere auto’s om geld te wisselen en nog een paar vage zaken te regelen; en dan als je halverwege op de terugweg bent weer omkeren omdat iemand iets vergeten is; dus weer minstens een uur extra in de file Geld wisselen. Het is al donker en we lopen met Sadia (een man en onze samenwerkingspartner sinds 2000) en zijn neef met een bedrag in ons tasje dat voor vele Malinezen een jaarsalaris is bij de ‘halles’ van Bamako, een groot gebouw uit de jaren 90, waarnaast en waaronder een groot aantal onwaarschijnlijke telecomachtige winkeltjes zitten en winkels met televisies, haaraccessoires, kappers; keiharde Afrikaanse rap uit grote boxen en een aantal meisjes met strakke Afrikaanse jurken in uitbundige kleuren, die elkaars haar doen en wachten op klandizie. Modder, stof en plassen van een onbekende substantie op de grond, auto’s en scooters hobbelen langs. We gaan naar een vage telefoonwinkel en daar kunnen we gewoon ieder €500 wisselen in CFA. Niemand die er raar van opkijkt. We zouden dit nergens anders durven, niet in Afrika en niet in Europa. Het kan hier gewoon. Wachten. Het leven gaat hier 4 versnellingen naar beneden en op een dag in Bamako zijn we zelf niet de baas van onze eigen tijd. Er komt weer een neef langs of de grand frère of de buurvrouw. Die moeten allemaal begroet, we wachten tot de vrouw van Sadia op haar houtvuurtje water voor thee heeft gekookt, we wachten tot er een auto is om naar de stad te gaan, we wachten op een goed moment om kadootjes te geven. En we willen zelf ook nog een dutje doen, want we kwamen om 3 uur in de nacht hier aan. Gordijnen die overal in Sadia’s huis hangen en die je onmiddellijk in de wasmachine zou willen stoppen.
-
Het dienstmeisje Aminata, die alle vuile werkjes doet en niet beschouwd wordt als deel van het gezin; de vrouw van Sadia die niet mee eet, maar alleen kookt, de borden neerzet en afruimt, iedereen die maar alle afval op de grond flikkert, waar Aminata het dan weer opveegt.
Maar het went, dinsdag zaten we de hele dag in de auto naar Bandiagara. Daar stinkt het minder, zijn we in een hotel met warm water, vulden we oudejaarsdag met vele bezoeken (visites de courteoisie) gevolgd door een knalfeest waar iedereen met elkaar danste. Vandaag naar Sangha, waar de cursus begint op zaterdag. Vandaar blogs verzenden gaat moeilijker, dus afwachten maar wat er voor berichten van ons komen. Mirjam
Waar zijn de Jihadisten ? 1 januari We wandelen door Bandiagara en schudden op straat voortdurend handen met kennissen en petits frères van Sadia. Dat we hier gezien worden geeft mensen hoop. Ze komen weer terug. We zijn op weg naar de verschillende onderwijsinstellingen waar we een beleefdheidsbezoek brengen aan de directeuren. We spreken af om na afloop van onze Formation een inhoudelijk gesprek over de resultaten en de toekomst van het project zullen hebben. De sfeer in de stad is veel relaxter dan vorig jaar. Geen militairen meer te zien. Wel een groep scharrelvarkens die ook op hun dooie gemak over straat lopen en wroeten in de bergen vuilnis. Mirjam en Sadia maken grappen en Mirjam slaat haar sjaal over haar hoofd. Alleen haar ogen zien we nog, en ze zegt: Ou sont les Jihadistes? Sadia moet ontzettend lachen. Later vertelt iemand dat er ook varkensvlees gegeten wordt in de Dogon. Niet alleen door de christenen. Op de kruising staan drie politieagenten. Met de oudste hebben we al eerder kennis gemaakt. Weer een zeer geanimeerd gesprek met veel grappen over de veiligheidssituatie in de stad. Niks aan de hand, zeggen ze. Ver in het noorden, in Kidal maar niet hier in de Dogon. De agenten blijven de hele nacht op hun post want op deze oudejaarsavond wordt er flink gedronken in de stad. Alleen vuurwerk is verboden. In het hotel is een groot feest aan de gang. De minister van Decentralisatie heeft iedereen uitgenodigd. Hij is zeker in de zestig, ouder dan ik? Vrienden uit zijn jeugd dansen tot diep in de nacht. Ook de burgemeester zien we dansen. Om 12 uur zie ik bejaarde heren met flessen
champagne op het hoofd swingen op Congolese muziek uit de jaren ’70. Ik ken alle nummers en dit is jeugdsentiment voor mij. Het nieuwe jaar is vol optimisme begonnen. Marie
Cursus en winterjassen 3 januari Vandaag begint de cursus voor de ‘oude’ mensen, de mensen die vorig jaar al de eerste training hebben gevolgd. Gisteravond hebben we geoefend welke namen we nog kennen. Dat viel knap tegen, we gaan dit jaar beter ons best doen. Verder gisteren uitgebreid voorbereid met Sadia overdag en Sadia en Gedeon (verantwoordelijk voor het project in Pays Dogon) in de avond. Het wordt leuk. En zinnig natuurlijk. Verder nieuws: -
-
Het is in de avond en vroege ochtend zo koud dat je een wollen vest aan moet en in de nacht een deken over je heen moet trekken. Zo koud hebben we het in Mali nog nooit gehad. De Harmattan waait, een koude wind in dit seizoen uit het noordoosten, dus uit de Sahara, takken slaan op het dak van ons verblijf. Lijkt wel storm in Nederland Er is ‘Zie ginds komt de stoomboot’ gezongen voor een enorme groep kinderen, die ons volgde bij een wandelingetje naar een van de dorpen van Sangha, Bongo. Zij zongen een welkomstlied voor ons. Hebben we in Nederland wel een welkomstlied, behalve voor Sinterklaas? Ik ben blij dat het filmpje is mislukt dat Sadia van dit evenement maakte. De kinderen hier zijn verpest door de toeristen. Vaak is het enige Frans dat ze kennen ‘Madame donne moi un cadeau’ of ‘un ballon’ of ‘un bic’. Dat laatste vonden de toeristen kennelijk belangrijk. Er zijn hier helaas al drie jaar geen toeristen geweest, maar kennelijk net genoeg witte mensen dat de kleintjes het weer van de grotere leren. Wij doen niet mee, van ons krijgen ze niks.
Eind van de dag Iedereen met dikke winterjassen, mutsen, sjaals in de klas. Ook wij hebben een vestje aan. We werken de hele dag hard, vooral om ervaringen van leerkrachten met l’AMI(l’Approche des Mots Imprimés = taalvorming) naar boven te krijgen. Het lukt, er wordt uitgewisseld, benoemd wat er is gelukt in het afgelopen jaar en wat nog moeilijk is. Over het algemeen lukken de vertelkring en het maken van lijstjes goed, is de sfeer in de klassen beter: meer zelfvertrouwen van de kinderen, meer
communicatie tussen kinderen en tussen kinderen en leerkracht, verlegen kinderen komen makkelijker aan het woord. Eén van de voordelen die de leerkrachten noemden was: als je veel kinderen in de klas hebt (we geven les in een klas waar 124 kinderen uit groep 3 les krijgen in 2 groepen) kun je met l’AMI ze beter uit elkaar houden. Dat herken ik, ik onthoud kinderen ook door hun verhalen. Andere voordelen die genoemd werden: het maakt lesgeven makkelijker, de kinderen zijn meer betrokken, leerkrachten en kinderen komen dichter bij elkaar. Goed dat het Mali net zo werkt als in Nederland! Natuurlijk zijn er ook zaken nog moeizaam gaan. Gebrek aan materiaal wordt veel genoemd: de A4tjes liggen hier niet voor het oprapen en niet elk kind heeft een potlood. Dat gaan we oplossen door elke school na de cursus een pak papier mee te geven en een aantal potloden. Maar andere moeilijke zaken zijn voor morgen: hoe kom je van vertellen naar het schrijven? Hoe gebruik je l’AMI om te leren lezen? Mirjam
Lachen 7 januari Gisteren was een dag waarop de oude en de nieuwe leerkrachten samen waren. We hadden bedacht dat het goed zou zijn als de ‘ouden’ een les zouden voorbereiden voor de ‘nieuwen’. Dat bleek een heel goed idee, het was goed om te zien hoe de ‘oude’ mensen zich al een heleboel eigen hebben gemaakt, de lessen verliepen van heel goed tot zeer acceptabel. En voor de nieuwe mensen was het goed om te zien hoe hun collega’s ‘het’ al kunnen. Ze kregen zin om het zelf ook te kunnen. Vandaag werkten we voor het eerst met de nieuwe groep. Daar kun je mee lachen! Niet dat wij de grapjes altijd begrijpen, maar toch: het geeft een prettige en losse atmosfeer. We deden een ronde waarin iedereen iets over zijn naam vertelde. Sommige uitbarstingen van gelach en geroep begrijp ik, bijvoorbeeld als het gaat om een man met een grote witte tulband op zijn hoofd, die eerst uitgebreid over zijn naam vertelt en dan zegt dat al zijn vrienden hem ‘chapeau’ noemen, omdat hij altijd iets op zijn hoofd heeft. Maar van andere grappen begrijp ik niks, bijvoorbeeld grappen over godsdienst. Veel mensen zijn hier én islamitisch én animistisch of én katholiek én animistisch. Dat lijkt me nog niks om te lachen, maar voor Malinezen is het wel iets om grappen over te maken en elkaar over te
plagen. Gelukkig is het voor zo’n vragenkring niet belangrijk dat ik er iets van snap. Ik lach lekker mee, vraag soms nog een beetje door als ik het bijna denk te begrijpen en geef de volgende de beurt. De heren onderwijsbegeleiders en de mensen met wie we samenwerken in de cursus (Sadia, Gedeon, Sylvestre) logeren allemaal in een logement vlakbij de school. Gisteren zijn we er op bezoek geweest. Die lachen ook heel wat af met elkaar en daar begrijpen we ook driekwart niet van. Ze plagen elkaar, het gaat razendsnel heen en weer. Grappen begrijpen is het allermoeilijkste in een vreemde taal. Twee mensen doen niet mee, een onderwijsbegeleider en de beoogde hulp van Gedeon. Ze spelen in vliegend tempo twee potjes scrabble achter elkaar met heel ingewikkelde Franse woorden en vervoegingen. Een onderwijsbegeleider zet een klein telefoontje met Malinese muziek naast Marie om ons te amuseren. Vandaag hebben we iets gedaan waarvan we zeiden dat we dat never nooit met Nederlandse leerkrachten zouden kunnen doen. Na 10 minuten zou er al opstand uitbreken. Wat deden we: de leerkrachten gingen in vier groepen uit elkaar om met elkaar te brainstormen over de doelen van de verschillende werkvormen, die we vanochtend met hen hadden gedaan. Duurt rustig één uur in die subgroepen van ongeveer 10 personen. En dan komt er een plenaire zoals dat heet: alle groepen hebben een rapporteur en Sylvestre laat dan heel rustig alle rapporteurs het woord doen, schrijft op grote flappen alle doelen, tussendoor wordt er per doel eindeloos gemierenneukt over de precieze formulering. De discussie of ergens het woord ‘mieux’ moest worden toegevoegd duurde 7 minuten. Meer dan 1,5 uur later was het nog niet klaar. Morgen doen we de laatste twee onderdelen. En daarna gaan we een spelletje doen: woesh, boink, zap. Met de eerste groep was dat het enige moment dat ze voluit uitgebreid hebben gelachen, dus met deze groep wordt het echt bal! Mirjam
Waarom leren schrijven? 5 januari De derde dag van de Formation begint in een vol klaslokaal waar alle luiken dicht zijn. Dat is om de woestijnwind, de Harmattan buiten te houden. Iedereen heeft het koud en overal is er stof. Mijn hand is rood als ik over het schrift veeg. In bijna volledige duister probeer ik de gezichten achterin het lokaal te herkennen. De jongere leerkrachten zijn nauwelijks te onderscheiden. Er is geen
elektriciteit, al hangen hier en daar wel spaarlampen. Vandaag werken we over teksten schrijven en kunnen lezen. Maar kan iedereen wel lezen wat er nu in het donker opgeschreven wordt? De groepjes die gisteren op onderzoek in Sangha zijn geweest lezen hun verslag hardop voor. De opdracht was om gevaarlijke plekken in het dorp te rapporteren en bewoners te interviewen. Twee schrijfvormen die in de hogere klassen als opdracht aan de kinderen gegeven kunnen worden. De plek waar benzine wordt verkocht, de bar van Allye waar klappen vallen, het huis van de menstruerende vrouwen, de latrines die niet gedesinfecteerd zijn, plekken op de markt waar plastic vuilnis ligt waarover je uitglijdt, de katapulten van de kinderen. De heilige plekken zijn vooral gevaarlijk. En de begraafplaats, waar de doden zijn. Ik vraag waarom het daar ook gevaarlijk is. Dat is omdat er geen hek omheen staat en er lopen soms honden. Kinderen en vrouwen mogen er niet komen want de doden leven daar in een andere wereld. De levendige discussie volgt over waarom de kinderen in de dorpen moeten leren schrijven. Dat levert het volgende op: brieven over gebeurtenissen en sms’jes kunnen sturen, instructies lezen en opschrijven, verhalen over de familie en het dagelijks leven in het dorp onthouden voor de jongere generatie, kunnen rekenen en met maten leren omgaan, gebeurtenissen en onderzoeken rapporteren. Sylvestre geeft tot slot nog een aanvulling: de bijbel kunnen lezen. Ik hoor iemand zeggen: kunnen schrijven betekent je competent voelen in het dagelijks lezen. C’est un facteur de l’autonomie. Marie
De herhaling
9 januari Vandaag is de laatste dag van de Formation. Vier niveaugroepen werken nu aan de integratie van l’AMI. Hoe passen ze de werkvormen toe in het officiële programma. Wij denken dat het heel moeilijk is. Er zijn er een aantal die het makkelijk vinden. Maar wat ze doen is toch alleen 3 vragen toevoegen. En niemand heeft tot nu toe schrijven ingevoegd. Op een groot papier maken ze een lesopzet met een specifiek onderwerp. Mirjam gaat bij de leraren van hoogste klassen zitten. Ze zijn met z’n vieren en nog heel onzeker wat ze moeten opschrijven. Ze praten fluisterend tegen elkaar en het gaat heel langzaam. De les van de 3e en 4e klassen gaat over het konijn. We zoeken op verzoek op wat konijnenhok is in het Frans. In de brieven van de kinderen uit Haarlem schreven ze ook over hun konijn. Gelukkig maar dat ze die hier ook blijken te zijn. Dat vroeg ik me al af. Plenair worden alle lesvoorbereidingen voorgelezen en van commentaar voorzien. Bij dat laatste onderdeel vallen we soms half in slaap of kijken elkaar verbaasd aan omdat we er niks van begrijpen. Het gaat vooral over formuleringen en af en toe over inhoud. Wat is het verschil tussen jour en journée. Daarover ontstaat geweldig tumult. Ik zou het niet weten en kom er ook niet achter. Bij de formulering: gekozen onderwerp springt een conseiller op en begint een polemiek over het feit dat de onderwerpen verplicht in het curriculum zijn voorgeschreven. Kiezen kan niet, volgens hem. Het verschil tussen choisir en chercher. Iedereen bemoeit zich ermee en het duurt eindeloos. Sylvestre legt geduldig uit dat het hier alleen een oefenopdracht betreft. Maar het gaat om een verduidelijking, zucht de conseiller. En hij wil ook gelijk hebben. Ik zoek het woord mierenneuker op in mijn woordenboek. Het staat erin en Gideon kent de betekenis. Uiteindelijk wil de groep de formulering niet veranderen. We zijn een kwartier verder. Mirjam fluistert me toe: het is toch wel nuttig, een zinnige woordenwisseling want nu is iedereen weer wakker. Alle deelnemers gaan tevreden naar huis na de officiële afsluiting. Iedereen is tevreden, ik heb het gevoel dat deze laatste cursusdagen de beste zijn die ik tot nu toe heb gegeven in Mali. Het programma zat logisch in elkaar en klopte. We houden even op met werken en gaat de komende 3 dagen wandelen We zullen geen internet hebben onderweg. Marie
Ongelooflijke, onwaarschijnlijke en wonderlijke verhalen 12 januari We hebben drie dagen heerlijk gewandeld en geklommen als geiten in een bergmassief; we zagen prachtige dorpen met wonderlijke bouwsels. Al wandelend hebben we ook een groot aantal onwaarschijnlijke en ongelooflijke verhalen gehoord van onze gids. En kleine selectie hieronder. 1. Er ligt een enorme steen van duizenden kilo’s op een aantal veel kleinere stenen. Op de vraag hoe dat is ontstaan, is het antwoord dat er mensen waren die hun toverkrachten wilden bewijzen en de steen lieten zweven. Als bewijs van hun krachten zetten ze er een aantal kleinere stenen onder. 2. De Tellem, het volk dat hier woonde voordat de Dogon eeuwen geleden arriveerden, dragen nooit iets op hun hoofd. Er zijn nog twee Tellemdorpen bij de grens met Burkina nu. Het verhaal ging dat de Tellem stenen konden verplaatsen zonder ze te dragen. Serou, onze gids geloofde dat niet. Totdat hij van een ‘commandant’ hoorde dat hij een aantal Tellem het bevel had gegeven om stenen omhoog te dragen. Zo niet dan zouden ze in het gevang worden gegooid. Ze weigerden de stenen te dragen maar knipten met hun vingers en daar vlogen de stenen een voor een vanzelf naar boven. Sindsdien gelooft Serou het wel. 3. Babies die veel huilen doen dat, omdat ze nog niet naar een voorouder, wiens reïncarnatie ze zijn, zijn genoemd. Stukje schors om de pols met de naam van de juiste voorouder en het huilen stopt direct. 4. In de tijd van de Franse overheersing gingen drie gendarmes te paard Sangha af om van elke familie één baby op te eisen, die ze in stukken hakten en aan de paarden voerden. Aangekomen bij de betovergrootvader van Serou, vertelde deze dat hij geen baby had. ‘Dan ga jij eraan’. ‘Goed’, zei de betovergrootvader ’maar ik wil nog even naar binnen’. Dat deed hij, hij sleep zijn mes goed scherp en buiten gekomen sneed hij twee gendarmes de strot af, waarop de derde vluchtte naar Bandiagara. De autoriteiten haalden betovergrootvader op en ook de chef du village. Ze vroegen of hij het had gedaan en waarom. Hij zei dat hij het had gedaan omdat hij meer van mensen dan van paarden hield. Aan de chef du village vroegen ze waarom hij het niet had verhinderd. ‘Omdat ik bang was’, zei deze. Dit herhaalden ze drie dagen. De heren gaven elke dag hetzelfde antwoord. Op de derde dag zeiden de Fransen tegen de chef du village: ‘Jij ben de chef niet meer, want een bangerd willen we niet als chef’ en ze benoemden de betovergrootvader tot chef du village. Vanaf die tijd levert de familie van Serou de chef du village. 5. En de meest recente: Er wilden drie jihadisten bij Douentza Pays Dogon in met een jeep. Maar de Dogon hebben ook hun krachten en stuurden drie slangen op hen af. Jihadisten dood, hun auto staat er nog steeds als bewijs. Verder hebben we nog oorlogsbijen, wonderbaarlijke genezingen door traditionele geneesheren (van die verhalen wordt Marie acuut misselijk en boos), kogels die drie dagen blijven vliegen, hyena’s, die als ze zitten groter zijn dan mensen. Je hoort nog eens wat… Morgen weer aan het werk. Mirjam
Waar zijn de Jihadisten 2 15 januari Een van de verhalen die ons verteld worden gaat over de onneembare Dogondorpen tegen de rotswanden. Onbereikbaar voor vijanden uit de vlakte. Dat is al eeuwen zo. In de tijd van de slavernij kwamen de Arabieren er nooit omhoog. Met een gids klauteren we meer dan een uur over rotsblokken stijl naar boven. Als de Jihadisten zouden komen worden ze verjaagd door stenen naar beneden te gooien. Hun terreinwagens kunnen niets beginnen in dit gebied. En bovendien kent iedereen elkaar hier onderweg. Die komt uit dat dorp en is de petit frère van die of die. Als hier iemand loopt die er niet hoort valt dat direct op. Op de terugweg rijden we door een dorp met een nieuw schoolgebouw. De discussie tussen de gids en zijn vriend gaat over de rijke dorpsbewoner die aan zijn eigen dorp een Koranschool heeft geschonken. Dat is geen ontwikkeling vinden ze, maar alleen verwennerij. Daar help je het dorp niet mee. Daarmee kunnen ze geen geld leren verdienen. En waarom de Dogon die animist zijn er soms voor kiezen om op de Islam over te stappen? Dat is ook economie. De prijs van de kippen is namelijk de laatste jaren dramatisch gestegen. Sinds handelaren uit Bamako hebben ontdekt dat de prijs van kippen hier laag is komen ze op de motor en kopen grote aantallen op. Maar het bloed van de kippen wordt hier gebruikt om te offeren. Om geluk te hebben in het leven of ziektes af te wenden. Als je 10 kinderen hebt moet je 20 kippen offeren. Ik weet niet of dit elk jaar moet gebeuren. Ik ging per ongeluk bijna op een steen zitten waar kippenbloed op wordt geofferd en waar de overledenen worden neergelegd voordat ze omhoog gehesen worden in de rotswand. Er zijn ook dorpen waar ze hondjes offeren. Hele dorpen zitten vol met schattige puppy’s. We weten niet hoe groot het hondje dan moet zijn. Als je Islamiet wordt hoeft dit allemaal niet meer. Dat scheelt een hoop geld. Volgens ons kan het tegengaan van het toerisme hier een voedingsbodem voor Jihadisten worden. De jonge jongens zijn werkloos en willen graag verdienen. De oude generatie heeft nooit iets anders gekend dan bezoekers aan de Dogoncultuur. Al meer dan 50 jaar bestaat er toerisme in dit gebied. De Campements, de onderkomens voor trekkers die we tegenkomen onderweg zien er troosteloos. Na de 3 daagse wandeltocht zitten we met een biertje op het dak. Onverwachts zie ik opeens drie dames volledig in het zwart met alleen een spleetje voor de ogen door Sangha lopen. Dat zagen we
niet eerder. We vragen om ons heen hoe dat zit. Het gaat om slechts enkele families in een deel van het dorp. Die wonen er al lang en het zijn Wahabisten. “Die mensen bestaan gewoon, on s’en fou” En we kregen ook antwoord op onze vraag wat de vrouwen in hemelsnaam een hele week doen in die menstruatiehuisjes. Ze koken daar voor zichzelf en gaan wel naar hun uienveldjes. Maar ze slapen niet thuis, niet met hun man. Ze zitten daar misschien toch iets rustiger dan thuis, denk ik. En het betreft alleen de vrouwen die animist zijn. Marie
Emmers 21 januari Ik ben weer terug en zoek in huis een emmer om mijn schoenen in te wassen, het rode stof eraf. Ik kan er maar één vinden, een goedkope gele met een heel dun hengseltje. Hier kan een mens leven met maar één emmer in huis. We hoeven er niet de afwas in te doen en de was; hij is niet nodig om warm water in te transporteren om je haren te wassen; of koud water om je veldje mee te bewateren. Je hoeft er geen knollen in te bewaren of (in een ijzeren exemplaar) houtskool. De baby hoeft er ook niet in of je voeten om ze met een borstel flink schoon te boenen. We zijn weer terug. Geen stof meer, geen koude douche, wel bruine boterhammen met kaas, fietsen en de verwarming op hoog. Mirjam